Gepubliceerd: 21 september 2007
Indiener(s): Guusje ter Horst (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA)
Onderwerpen: bestuur bestuursrecht financiƫn inkomensbeleid organisatie en beleid recht staatsrecht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31387-4.html
ID: 31387-4

31 387
Regeling van de rechtspositie van de vice-president van de Raad van State, de staatsraden en de staatsraden in buitengewone dienst, alsmede van de president en de overige leden van de Algemene Rekenkamer, alsmede van de Nationale ombudsman en de substituut-ombudsmannen (Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman)

nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 21 september 2007 en het nader rapport d.d. 6 maart 2008, aangeboden aan de Koningin door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 28 augustus 2007, nr. 07.002635, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot regeling van de rechtspositie van de vice-president van de Raad van State, de staatsraden en de staatsraden in buitengewone dienst, alsmede van de president en de overige leden van de Algemene Rekenkamer, alsmede van de Nationale ombudsman en de substituut-ombudsmannen (Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman), met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel regelt de rechtspositie van de leden van de Raad van State, de leden van de Algemene Rekenkamer en de Nationale Ombudsman en de substituut-ombudsmannen. Deze drie Hoge Colleges van Staat verschillen onderling in niet geringe mate in onder meer functies, samenstelling en omvang. Voor ieder van de colleges zou om die reden een eigen wettelijke regeling kunnen worden getroffen met betrekking tot de rechtspositie van hun leden. De Raad van State merkt op dat, ook al vindt nu regeling van de rechtspositie in één wet plaats, het niettemin aanbeveling verdient in de toelichting expliciet duidelijk te maken dat ook in de toekomst differentiaties in de rechtsposities van de leden van de onderscheiden colleges, die verband houden met verschillen in posities en verantwoordelijkheden, kunnen worden aangebracht.

De Raad adviseert de memorie van toelichting op dit punt aan te vullen.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 28 augustus 2007, nr. 07 002635, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 21 september 2007, No. W04.07 0314/I, bied ik U hierbij aan.

1. De Raad van State adviseert in de toelichting expliciet duidelijk te maken dat ook in de toekomst differentiaties in de rechtspositie van de leden van de onderscheiden colleges, die verband houden met verschillen in posities en verantwoordelijkheden, kunnen worden aangebracht. De toelichting is overeenkomstig aangevuld.

2. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om het wetsvoorstel aan te passen aan het voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen en enige andere wetten in verband met de wijziging van de hoogte van de bezoldiging van de ministers, de minister-president, de staatssecretarissen, de leden van de Raad van State, de leden van de Algemene Rekenkamer en de Nationale ombudsman, zoals gewijzigd bij nota van wijziging (Kamerstukken II 2005/06, 30 426, nr. 8).

Daarin is een koppeling opgenomen van de door de commissie Rechtspositie politieke ambtsdragers (commissie Dijkstal) genoemde topfuncties bij de Hoge Colleges van Staat aan het ministerssalaris. Nu het onderhavige voorstel van wet eveneens bepalingen bevat over de bezoldiging van de topfuncties bij de Hoge Colleges van Staat, is in artikel 1, eerste tot en met derde lid, dezelfde beloningsstructuur opgenomen als in voormelde nota van wijziging.

Het kabinet vindt dat de bezoldiging van de hoogste functies (vice-president Raad van State, president Algemene Rekenkamer, Nationale ombudsman) gelijk moet zijn aan de bezoldiging van ministers, zoals dat thans eveneens het geval is. In het verlengde daarvan vindt het kabinet dat de bezoldiging van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de overige leden van de Raad van State en de Algemene Rekenkamer en de substituut-ombudsman, conform het voorstel van de commissie Dijkstal procentueel gekoppeld moet zijn aan het ministerssalaris (respectievelijk 90% en 85%).

Voor het geval het voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen en enige andere wetten later in werking treedt dan het onderhavige voorstel van wet, is een wetstechnische afstemmingsbepaling opgenomen. In dat geval gelden de vaste salarisbedragen, zoals neergelegd in het Besluit van 14 november 2007, houdende aanpassing van de schadeloosstelling van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en de bezoldigingsbedragen van ministers en staatssecretarissen en van leden van de Hoge Colleges van Staat in verband met de aanpassing per 1 januari 2007, 1 april 2008 en 1 april 2009 van de salarissen van het rijkspersoneel (Stb. 2007, 464).

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.