Vastgesteld 10 december 2008
De vaste commissie voor Financiën1 heeft op 27 november 2008 onderling overleg gevoerd over:
– de brief van de minister van Financiën d.d. 3 november 2008 over vertrouwelijke informatieverstrekking tijdens de kredietcrisis (31 371, nr. 36).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand woordelijk geredigeerd verslag uit.
Voorzitter: Irrgang Griffier: Berck
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Vendrik (GroenLinks): Voorzitter. Helaas moet ik mijn aanwezigheid bij dit algemeen overleg beperken tot een halfuur, omdat er zieken zijn bij de GroenLinksfractie.
Er ligt een brief voor van de minister van Financiën. Die brief bevat een concrete agenda, waarin staat op welke wijze de minister de Kamer in voorkomende situaties informeert over maatregelen inzake de kredietcrisis. Deze brief is mijns inziens niet voldoende. Er ligt een aangenomen motie van mij en de heer Irrgang. In deze motie wordt gevraagd aan het Presidium om in overleg te treden met de minister van Financiën, opdat de informatiepositie van de Kamer versterkt wordt. Ik vind dat met de brief van de minister van Financiën geen uitvoering wordt gegeven aan die motie. Daarom moet de commissie niet akkoord gaan met het voorstel van de minister. Er dient een nieuw gesprek met de minister plaats te vinden over de versterking van de informatiepositie van de Kamer.
Er is een loket van 200 mld. aan staatsgarantie geopend voor interbancair krediet en er is een loket voor 20 mld. aan kapitaalinjecties geopend voor financiële instellingen. Beide loketten zijn nog steeds open. Wij worden als het goed is, binnenkort geïnformeerd over de laatste ontwikkelingen aan het front, zoals de toestemming die de minister van Financiën lijkt te gaan geven voor een garantie aan Leaseplan inzake een interbancaire lening. Wij worden tot op heden stelselmatig achteraf geïnformeerd over deze acties. Uit de brief van de minister van Financiën blijkt niet dat hij van plan is, hiervan af te wijken. Dit betekent dat de Staat der Nederlanden doorgaat met het verstrekken van garanties dan wel met het leveren van kapitaalinjecties, zonder dat de Kamer vooraf in de gelegenheid is om daar bezwaar tegen aan te tekenen. Dit blijft de kern van mijn kritiek. Ik vind dat de Kamer, conform het budgetrecht, in de gelegenheid moet zijn om op tijd op de hoogte te raken van het voornemen van de minister van Financiën om gebruik te maken van een van beide instrumenten. Dit moet desnoods vertrouwelijk gebeuren. Ik vind dat de Tweede Kamer in de gelegenheid moet zijn om daar vooraf een oordeel over te geven. Of fracties daar gebruik van maken, is aan henzelf. Wat mij betreft is dit ook actueel, want het voorgenomen besluit om Leaseplan een garantie te verstekken op een aan te vragen interbancair krediet roept bij mij heel veel vragen op. Ik vind dat ik in de gelegenheid moet zijn om op tijd de minister van Financiën op de hoogte te brengen van mijn standpunt. Als dat standpunt door een Kamermeerderheid gesteund wordt, dan heeft hij een probleem.
Dit is de essentie van de positieversterking van het parlement die ik met de motie heb nagestreefd en dit is nu precies het punt dat ontbreekt in de brief van de minister. Ik pleit ervoor, de brief niet voor akkoord aan te nemen. Ik pleit er juist voor om op dit punt nadere afspraken te maken met de minister van Financiën.
Mevrouw Vos (PvdA): Voorzitter. Ik vervang de heer Tang. Ik heb de brief gelezen, maar ik heb de motie daar helaas niet bij betrokken. Ik ga akkoord met de manier waarop de Kamer geïnformeerd moet worden in deze uitzonderlijke situaties. In de brief staat wel een aantal vaagheden, en daar heb ik een aantal vragen over. Het is goed om daarover te spreken en een en ander nader te preciseren, zoals de duur van de crisis. Wij weten gewoon niet hoe lang de crisis gaat duren. Ik wil graag meer informatie hebben over de werkwijze van het kabinet in de komende periode, want de situatie dat de Kamer achteraf wordt geïnformeerd kan natuurlijk geen jaren, misschien zelfs wel de gehele kabinetsperiode, duren.
Ik begrijp heel goed dat de Kamer haar controlerende taak achteraf moet vervullen bij een aantal besluiten die bedrijfsgevoelige informatie bevatten. Ik steun het verzoek van de heer Vendrik om de werkwijze verder te bespreken. Ik begrijp ook de bezwaren tegen Leaseplan. Wat mij betreft zou er iets meer moeten worden gezegd over de aard van de beslissingen waar wij echt alleen maar achteraf over zouden moeten besluiten. Ik zie echter niet in waarom wij niet eerder vertrouwelijk geïnformeerd kunnen worden, bijvoorbeeld over Leaseplan. De PvdA-fractie heeft daar ook een aantal vragen over.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA): Voorzitter. Er heeft een debat plaatsgevonden toen de Staat eigenaar werd van Fortis en ABN AMRO. Ik heb tijdens dit debat al gezegd dat wij de motie-Vendrik/Irrgang niet zouden steunen. Er is een groot onderscheid tussen hetgeen het kabinet moet doen en hetgeen het parlement moet doen. Het kabinet regeert, het parlement controleert. De fractieleiders zijn een uur of twee van tevoren op de hoogte gesteld van een aantal van die injecties. Ik kan daar niets mee, want ik kan geen nee zeggen en ik kan geen ja zeggen. Ik heb daar dus niets aan. Ik wil het daarom eigenlijk liever niet weten, want dan heb ik mijn handen vrij als ik daarna de regering in een debat ter verantwoording roep.
Ik vind Leaseplan een heel slecht voorbeeld. Ik heb tegen de pers gezegd dat dit niet het eerste bedrijf was waar ik aan dacht. En dan druk ik mij voorzichtig uit. Wij hebben echter de gehele regeling en de aangepaste versie ervan gezien. Het is onze fout dat wij niet hebben gekeken hoe ruim die regeling was. Wij kunnen dan zeggen dat wij vooraf geïnformeerd willen worden als zo’n verzoek gedaan wordt, maar de regeling ligt er, of dat verzoek ingewilligd wordt of niet. Wij hadden er al veel eerder over moeten spreken, maar wij hebben pas volgende week een algemeen overleg hierover met de minister van Financiën.
Er is nog een ander punt: wat gaat er gebeuren met ABN AMRO/Fortis? Dit speelde vorige week. De besprekingen zijn al een tijd aan de gang. Ik kan mij voorstellen dat in dit soort gevallen het parlement wat eerder ingelicht wordt, omdat daar al een hele stap in de besluitvorming is gezet. Daarbij is echter wel de moeilijkheid dat het buitengewoon gevoelige informatie kan betreffen, zeker als er beursfondsen bij betrokken zijn. De algemene regel dat wij coûte que coûte van tevoren geïnformeerd moeten worden over bijvoorbeeld de injectie van 10 mld. in ING gaat niet op. Ik kan vooraf nee zeggen, maar dat is niet de taak van de Kamer. Ik beoordeel dit dan liever naderhand bij de controle.
De heer Tony van Dijck (PVV): Het valt mij op dat in het geval van Leaseplan de heer De Nerée het boetekleed aantrekt, omdat het de eigen stomme schuld van de Kamer is geweest dat zij niet goed naar de regeling gekeken heeft en daardoor niet heeft opgemerkt dat die zo ruimhartig was opgesteld. De heer De Nerée kan toch niet de schuld op zich nemen dat de Kamer niet kritisch genoeg gekeken heeft naar een regeling die van het kabinet komt? Het kabinet heeft die regeling opgesteld en het kabinet heeft een fout gemaakt door die regeling zo ruimhartig op te stellen.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA): Ik zeg dat de regeling als zodanig naar de Kamer is gestuurd. Er is nog een stuk bij gekomen waarin wordt aangegeven hoe de regeling wordt toegepast. Er is ook aangegeven welke tarieven er gevraagd zouden worden voor de toepassing van de regeling. Het kabinet heeft de regeling gemaakt en wij hadden daarover in het algemeen kunnen debatteren met het kabinet. Wij hadden ook een AO of een spoed-AO kunnen houden over de ruimte van de regeling, want wij hebben ook spoeddebatten over te kleine goudvissenkommen. Ik werp het verre van mij om nu een bedrijf aan de paal te slaan, omdat het gebruik heeft gemaakt van een regeling die zo ruim is, dat het bedrijf er gebruik van kan maken.
De heer Tony van Dijck (PVV): Draai het eens om. Als wij vooraf waren ingelicht over de staatsgarantie aan Leaseplan, bijvoorbeeld een week voordat minister Bos die toezegging zou doen aan Leaseplan, dan hadden wij kunnen zeggen dat een omissie in de regeling was geslopen. Dan hadden wij kunnen aangeven dat de regeling moet worden aangescherpt, omdat Leaseplan niet in aanmerking zou moeten komen voor zo’n regeling. De aanpassing zou vervolgens plaatsgevonden hebben, waarna minister Bos tegen Leaseplan had kunnen zeggen dat het niet voor de regeling in aanmerking komt.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA): Die mening ben ik dus niet toegedaan. Ik heb over de regeling gezegd wat ik wilde zeggen. That’s it.
De heer Vendrik (GroenLinks): De heer De Nerée suggereert ten onrechte dat ik voorstel om te breken met het beginsel «de regering regeert, de Kamer controleert». Uiteraard moet de regering regeren. Wij kunnen alleen maar spreken over plannen waar een heel kabinet achter staat. Het springende punt hier is dat wij in de afgelopen weken voortdurend geconfronteerd zijn geweest met onherroepelijke besluiten. Dat is het probleem. Het probleem is dat wij slechts achteraf een oordeel kunnen geven dat ofwel materieel eigenlijk geen enkele betekenis heeft ofwel de Kamer onmiddellijk in de positie brengt om de minister van Financiën naar huis te sturen. Dat laatste is het geval indien de Kamer een andere mening heeft dan de minister van Financiën.
Dit is niet conform de geest van het begrotingsrecht. Het is niet voor niets dat een besluit van het kabinet om een uitgave te doen, normaliter eerst door de Kamer moet worden goedgekeurd voordat de betreffende uitgave kan worden gedaan. Daar gaat het over: over de onherroepelijkheid van besluiten met zeer grote financiële gevolgen. Dat is het punt waar ik een procedure voor wil. Voor de rest hoef ik nergens vertrouwelijk over geïnformeerd te worden, zolang maar recht wordt gedaan aan de positie van de Kamer. Met andere woorden: zolang een besluit nog herroepen kan worden. Dat is het punt.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA): De heer Vendrik heeft een punt. Wij worden daar inderdaad mee geconfronteerd. Dat heb ik ook gezegd. Daarom wilde ik ook eigenlijk niets weten, want wij kunnen daar weinig aan doen. Maar als wij dan iets zou willen doen, dan moeten wij van tevoren praten over de mogelijkheid voor de regering om injecties te geven aan bedrijven die essentieel zijn voor het financiële systeem in Nederland. Dat is de discussie. Die gaat niet over een individueel bedrijf. De discussie die moet worden gevoerd, gaat over de garantiestelling van 200 mld. en over het bedrag van 20 mld. En of het in een bepaald bedrijf gestoken wordt of niet, dat kun je tijdens die discussies aan de orde stellen door te zeggen: ik wil het inkaderen, en onder die voorwaarden. En voor de rest is het «de regering regeert en het parlement controleert».
De heer Vendrik (GroenLinks): Wij zullen een andere keer over Leaseplan praten. Maar als het gaat over die garantieregeling en leaseplan, dan zit daar precies het springende punt. Er is niet voor niets voor gekozen om zowel de regeling van 20 mld. als de regeling van 200 mld. heel ruim op te zetten. Dat snap ik ook. De condities die gesteld worden aan die regelingen, zijn vrij minimaal, juist om een minister handelingsruimte te geven, omdat het voor hem ook nieuw is. Dat vind ik allemaal prima. Er kan sprake zijn van onvoorziene situaties zijn die je niet wilt goedkeuren. Daarover kunnen wij van mening verschillen. Juist daarom, en vanwege de ruimte die in de regeling zit en het enorme bedrag dat daaronder hangt, moeten wij daarover op tijd een oordeel kunnen geven. Dat is dus voordat in een voorkomende situatie een garantie wordt afgegeven.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA): Ik heb al gezegd dat wij kunnen praten over de omvang van het bedrag en over de voorwaarden waaronder die bedragen ter beschikking gesteld worden. Dat hebben wij niet gedaan, althans volgens de heer Vendrik niet specifiek genoeg. Daar kunnen immers voorwaarden aan verbonden worden. Maar specifiek gaan kijken als de regeling toegepast wordt bij bedrijven, daarvan zeg ik: de regering regeert en het parlement controleert. Ik wil niet in de situatie gebracht worden dat wij van tevoren een telefoontje krijgen waarop wij alleen maar ja of nee kunnen zeggen. Zeg je «ik wil het niet», dan valt er een bedrijf om. Zeg je «ik wil het wel», dan heb je vuile handen. Daar komt het dan immers op neer. Dan moet je het ook nog een keer gaan verdedigen in je fractie en wordt daar gezegd: wie heeft dat goed kunnen vinden? Dan vind ik dat de hele zaak omgedraaid wordt. Wij controleren, en dat doen wij als fractie nadat het kabinet een besluit heeft genomen, en niet nadat een individueel lid van een fractie tegen iets heeft gestemd. Dat gebeurt overigens meestal onder geheimhoudingsplicht.
De heer Weekers (VVD): Ik vind het, eerlijk gezegd, een lastige kwestie. In het debat heb ik aangegeven dat ik niet voor de motie stemde met als argument dat de regering regeert en de Kamer controleert. Ik zie uiteraard dat het budgetrecht van de Kamer is geschonden. Dat hoort niet. Dat voelt erg ongemakkelijk. Tegelijkertijd realiseer ik mij dat, wanneer zich een noodsituatie voordoet, er heel snel gehandeld moet worden en dat de Kamer daar dan onmogelijk op een fatsoenlijke manier bij betrokken kan worden om haar zegen daar al dan niet over te geven.
Ik denk dat er een onderscheid moet worden gemaakt. Er kan sprake zijn van een echte noodsituatie waarvan je zegt: nood breekt wet, de regering moet de ruimte hebben. Ik wil zelf ook nog eens nadenken over de vraag of je daar tot een alternatieve constructie kunt komen. Verder zouden wij een goede discussie moeten hebben over het beleidskader. Ik noem het voorbeeld van Leaseplan. Ik ben er ook buitengewoon ongelukkig mee dat de regeling kennelijk zo breed is dat dit mogelijk is. Zo had ik de zaak in elk geval niet bedoeld en ook niet gelezen. Daar praten wij volgende week over met de minister.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA): Het was ook niet het eerste bedrijf waar ik aan dacht.
De heer Weekers (VVD): De minister heeft met zijn brief een poging gedaan om ons te informeren. Ik heb niets aan een e-mail of een sms’je aan de fractievoorzitter vlak voordat er een persconferentie wordt gehouden. Ik moet, achteraf constaterend, erkennen dat ik wel prijs heb gesteld op het gesprek dat wij afgelopen vrijdag hebben gehad. Toen zijn wij echt goed geïnformeerd voordat de zaak naar buiten ging. Daar betrof het uiteindelijk ook mededelingen die de Kamer nog kan terugdraaien. Dat is natuurlijk wel een wezenlijk verschil. Ik vind niet dat de Kamer zich moet bemoeien met elke individuele beslissing naar aanleiding van de vraag of een bepaald bedrijf wel of niet geholpen moet worden, maar zij moet zich wel een oordeel kunnen vormen over de bedoelde doelgroep. Die discussie zullen wij volgende week in elk geval met de minister voeren.
Kunnen wij de brief van de minister voor kennisgeving aannemen? Gelet ook op mijn stemgedrag naar aanleiding van de motie-Vendrik/Irrgang ga ik akkoord met de brief. Uiteindelijk moeten de indieners van de motie en degenen die daarvoor hebben gestemd aangeven of zij met deze brief kunnen leven.
De heer Tony van Dijck (PVV): Ik zit er ook wat meer in dan de heer Vendrik zonder het credo «de regering regeert en de Kamer controleert» te ondermijnen. Dat vinden wij ook een groot goed. Maar het gaat nu om zo veel zaken die zo veel impact hebben op de begroting en de samenleving en om zulke grote bedragen, dat ik het gevoel heb dat het kabinet ons veel te veel voor een voldongen feit stelt en dat het echt onomkeerbare stappen neemt. Wij kunnen alleen nog maar zeggen: minister, wij sturen u naar huis. Maar als wij dat in deze tijd zouden doen, dan zijn we misschien nog verder van huis. Dan is het dus slikken of stikken, en dat idee bevalt me niet.
Nogmaals, ten aanzien van die kapitaalinjecties heb ik altijd gezegd: ja, natuurlijk worden wij heel kort van tevoren geïnformeerd, want het gaat om beursgevoelige informatie. Dan snap ik wel dat wij niet of heel kort van te voren worden geïnformeerd. Het gaat echter ook om andere zaken zoals de staatsgaranties die op zich niet beursgevoelig zijn, die best wat langer van tevoren kunnen worden aangekondigd. Je kunt zeggen dat Leaseplan een verkeerd voorbeeld is, maar ik vind het juist heel typerend dat er misschien wel Kamerbreed wordt gezegd: je bent gek, je gaat Leaseplan niet supporten voor 1,5 mld., dat is niet eens een bank!
De heer De Nerée tot Babberich (CDA): Het is wel een bank.
De heer Tony van Dijck (PVV): Het is op papier een bank. Ik wil alleen maar zeggen: als het Kamerbreed was uitgemeten, dan had de minister misschien die regeling aangescherpt. Misschien heeft hij dat zelf ook niet ingezien. Maar nu worden wij geconfronteerd met die breed geformuleerde regeling en heeft iedereen, misschien wel inclusief de minister, het nakijken. Dat vind ik geen goede ontwikkeling. Ik respecteer het credo, ik respecteer het ook als het om beursgevoelige informatie gaat, maar voor mijn gevoel worden wij veel te veel voor een voldongen feit geplaatst. Wij moeten uit de krant vernemen wat er allemaal gebeurd is.
De voorzitter: Ik zal tot slot zelf als het Kamerlid Irrgang namens de SP-fractie iets over de brief van de minister zeggen. Om deze brief werd gevraagd toen wij geconfronteerd werden met de eerste ingreep van de minister van Financiën bij Fortis. Dat betrof toen nog een gedeeltelijke nationalisatie. Daar werden wij door overvallen. Het is sinds de 19de eeuw goed gebruik dat er geen euro door de Nederlandse overheid wordt uitgegeven zonder voorafgaande goedkeuring door het parlement. Dat is toen niet gebeurd. Dat is ook de daaropvolgende keren, bij de volledige nationalisatie van Fortis, bij ING en bij Aegon, niet gebeurd. De Kamer heeft er unaniem begrip voor getoond dat het gezien de omstandigheden niet anders kon, maar heeft al bij de eerste keer gezegd dat het wel iets ongemakkelijks heeft dat hiermee in feite in strijd met de Comptabiliteitswet is gehandeld. Het minste wat toch had moeten kunnen gebeuren, is dat de fractievoorzitters vertrouwelijk waren geïnformeerd. Dat is toen door een groot deel van de Kamer gezegd. Dat is vervolgens ook gebeurd.
Dan blijkt ook onmiddellijk wat de tekortkomingen daarvan zijn, want het komt er in de praktijk op neer dat de fractievoorzitter of de financieel woordvoerder of allebei vijf minuten of een kwartier van tevoren een conceptpersbericht krijgen toegestuurd. Dat maakt dus uiteindelijk niet zo heel veel uit voor de rol van het parlement. Daar zou toch een oplossing voor moeten worden gevonden, gegeven de omstandigheden die natuurlijk wel noodzakelijk maken dat de regering kan regeren in deze kredietcrisis. Daar komt ook de motie-Vendrik/Irrgang vandaan die door de Kamer is aangenomen.
De minister doet in zijn brief feitelijk niet meer dan nog eens op een rijtje zetten wat nu de gang van zaken is. In die brief wordt niet meer gezegd en die is, wat mij betreft, dus ook niet een voldoende afhandeling van de aangenomen motie-Vendrik/Irrgang. De heer Vendrik heeft de suggestie gedaan om de positie van de Kamer door middel van een vertrouwelijk overleg iets te versterken. Dat kan een oplossing zijn, maar ik zeg eerlijk dat ik daar ook wel heel veel tekortkomingen aan zie, al is het maar omdat hier vaak pas op het allerlaatste moment sprake is van een doorbraak. Dan zou je dus eigenlijk om vijf voor twaalf een vertrouwelijk overleg moeten hebben. Dan worden we min of meer met een voldongen feit geconfronteerd waartegen wij ja of nee moeten zeggen. Ik vind dat dus ook niet ideaal.
Maar er moet wel worden gekeken hoe de rol van de Kamer versterkt kan worden. In de Scandinavische landen had het parlement in de jaren negentig een versterkte rol. Er was een apart bureau dat toezicht hield op bestedingen. In Nederland gaat het nu al om meer dan 30 mld. aan gemeenschapsgeld. Het is voor ons heel moeilijk om te controleren of de minister zijn werk goed doet. Ik wil dus aan de mogelijkheid denken dat de Kamer bijvoorbeeld iemand van het Bureau Onderzoek Rijksuitgaven bij het ministerie van Financiën laat meelopen om te kijken wat daar gebeurt en de Kamer te informeren over de wijze waarop de minister en zijn ondersteuning miljardenbeslissingen nemen over ondernemingen. Dat zal dan ook achteraf zijn.
Ik steun de suggestie van de heer Vendrik om te kijken of nog een apart gesprek met de minister mogelijk is over de wijze waarop het toezicht van het parlement op deze situatie kan worden versterkt.
Mevrouw Vos (PvdA): De indieners van de motie geven een aantal opties, omdat zij de informatievoorziening niet voldoende vinden. Ik denk overigens dat die met een aantal aanscherpingen best voldoende zou kunnen zijn. Is het dan niet handig om bij dat gesprek met de minister een aantal suggesties voor een betere informatievoorziening op tafel te leggen? Ik hoor nu twee voorstellen. Over het voorstel om een spion naar Financiën te sturen, heb ik zo mijn twijfels. Wij moeten tijdens dat gesprek wel wat alternatieven hebben, anders blijft het volgens mij bij zo’n gesprek. Nogmaals, ik denk dat wij met een aantal verscherpingen en verduidelijkingen wel tevreden kunnen zijn.
De voorzitter: Ik ben benieuwd aan welke verscherpingen en verduidelijkingen mevrouw Vos dan denkt. Die kunnen wij dan in het gesprek met de minister bespreken. De heer Vendrik heeft ook een suggestie gedaan. Daar zie ik wel wat nadelen aan. Mijn voorstel is niet om een spion naar Financiën te sturen, want een spion werkt undercover terwijl dit gewoon iemand is die namens de Kamer bij Financiën aanwezig is. Die suggestie zouden wij ook kunnen bespreken met de minister. Wat mij betreft, beschouwen wij deze brief dus niet als een voldoende afdoening van de motie inzake de informatie aan en de rol van de Kamer.
De heer Vendrik (GroenLinks): Ik geloof dat wij nog steeds een meningsverschil hebben. Misschien kunnen wij dat meningsverschil gewoon maar even laten bestaan. Volgende week woensdag zal van 14.00 tot 16.30 uur een overleg met de minister van Financiën plaatsvinden. Het zou mijn voorkeur hebben om daaraan voorafgaand met de minister te spreken over dit specifieke punt en de brief die hij heeft geschreven. Wij kunnen het wel weer via het Presidium spelen, zoals de motie oproept, maar ik denk dat dat onverstandig is. Dat is nu allemaal even te ingewikkeld. Tijdens dat gesprek kan iedereen zijn voorstellen doen. Dat horen wij wel van de minister van Financiën waar de brief volgens hem nog ruimte biedt voor verbetering. Als dat niet geval is, dan zien wij elkaar in de plenaire zaal voor het indienen van moties. Dan zien we wel waar een Kamermeerderheid zich over uitspreekt. Dat is mijn concrete voorstel.
Het is mijn voorstel om dat gesprek in het openbaar voorafgaand aan het overleg te laten plaatsvinden. Ik stel voor om het gesprek van 13.00 uur tot 14.00 uur te houden. Als de minister kan uiteraard!
De heer Weekers (VVD): Het lijkt me een uitstekend idee om daar met de minister van gedachten over te wisselen. Ik ben niet zo kapot van de voorstellen die ik nu gehoord heb. Ik zal er zelf ook nog even over nadenken, omdat er wel een zeker ongemakkelijk gevoel bestaat. Ik vraag de indieners van de motie respectievelijk de mensen die de motie hebben gesteund om vooraf wat voorstellen te laten circuleren, zodat wij ook weten waar wij het over hebben. Dat zal het gesprek met de minister ook vergemakkelijken. Als immers zou blijken dat er voor bepaalde voorstellen wat meer steun bestaat in de Kamer, dan zal de minister ook wat gemakkelijker over te halen zijn. Dat is beter dan wanneer wij bijvoorbeeld op woensdag tijdens het gesprek met de minister worden geconfronteerd met allerlei nieuwe suggesties.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA): Ik wil dit voorstel steunen. De motie is door een meerderheid van de Kamer aangenomen. Dat is een fact of life. Met de brief wordt niet helemaal tegemoet gekomen aan datgene wat in de motie gevraagd is. Daarom mag deze brief niet voor kennisgeving worden aangenomen. Het is inderdaad goed als degenen die voor de motie gestemd hebben, kijken welke mogelijkheden er zijn om de informatiepositie van de Kamer te versterken. Dan kunnen wij daarover met de minister praten. Als daar goede zaken uitkomen, kunnen wij daar met ons allen over beslissen.
Ik wil niet zeggen dat ik tevreden ben met de gang van zaken. Wij worden immers opeens geconfronteerd met 20 mld. Dat is een behoorlijk bedrag waarmee het begrotingsrecht van de Kamer wordt uitgehold. Dat is helemaal juist. Ik hoop overigens niet dat er nog veel ingrepen nodig zijn, want dat zou ik nog erger vinden.
De voorzitter: Ik concludeer dat de vaste commissie voor Financiën van mening is dat de motie met de brief van de minister niet voldoende is afgedaan. Zij zal proberen om, voorafgaand aan het algemeen overleg op 3 december met de minister over de kredietcrisis, daarover een gesprek met de minister te organiseren. De indieners en bij voorkeur ook de partijen die voor de motie hebben gestemd, zullen proberen om vooraf nog wat opties onder de commissieleden te verspreiden, opdat het gesprek met de minister beter kan worden voorbereid.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Blok (VVD), voorzitter, Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Kalma (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (ChristenUnie), Van der Burg (VVD), Tony van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Heerts (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Tang (PvdA), Vos (PvdA), Bashir (SP) en Sap (GroenLinks).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Remkes (VVD), Jonker (CDA), Aptroot (VVD), Jan de Vries (CDA), Van Hijum (CDA), Mastwijk (CDA), De Krom (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Van der Veen (PvdA), Smilde (CDA), Anker (ChristenUnie), De Roon (PVV), Van Dam (PvdA), Smeets (PvdA), Karabulut (SP), Thieme (PvdD), Heijnen (PvdA), Roefs (PvdA), Van Gerven (SP) en Vendrik (GroenLinks).