Kamerstuk 31371-290

Verslag van een algemeen overleg

Kredietcrisis

Gepubliceerd: 11 december 2009
Indiener(s): Anja Timmer (PvdA)
Onderwerpen: financiƫn organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31371-290.html
ID: 31371-290

31 371
Kredietcrisis

nr. 290
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 11 december 2009

De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 12 november 2009 overleg gevoerd met minister Van der Hoeven en staatssecretaris Heemskerk over:

– de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 7 oktober 2009 over oneigenlijke concurrentie en protectionisme; gelijke kansen voor bedrijfsleven (ten behoeve van AO d.d. 8 oktober) (31 371, nr. 262);

– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 5 november 2009 van minister Verhagen over reactie op verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken over het handelsverdrag tussen de EU en Zuid-Korea (21 501-02, nr. 932).

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Timmer

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Franke

Voorzitter: Vos

Griffier: De Veth

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Ten Broeke, Gesthuizen, Van der Ham, Ten Hoopen en Vos,

en minister Van der Hoeven en staatssecretaris Heemskerk, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministerie.

De voorzitter: Ik heet alle aanwezigen van harte welkom.

De heer Ten Hoopen (CDA): Voorzitter. De CDA-fractie heeft ongeveer drie weken geleden om een spoeddebat gevraagd over protectionisme. Dat heeft zij gedaan omdat nogal veel bedrijven klachten hebben over de concurrentiestrijd, die niet eerlijk verloopt. Ik las vanmorgen in de krant: Nederlandse exporteurs staan in de kou. De overheden geven hun eigen bedrijven staatssteun, belemmeren import of zorgen ervoor dat de energieprijs kunstmatig laag is. Vaak gaat het natuurlijk om grijze gebieden, om overheidssteun vermomd als lening of milieusubsidie of om een ander beleidsinstrument. Ik vond het uitermate teleurstellend dat alleen de VVD steun gaf voor het houden van een spoeddebat, waardoor het uiteindelijk niet is gehouden. Dit is temeer teleurstellend omdat aandacht voor dit onderwerp urgent is. Nederland verdient voor 70% zijn boterham in het buitenland. Wij onderkennen niet dat dit sluipende proces echt moet worden gekeerd. Het is goed dat wij nu een algemeen overleg voeren met de minister en de staatssecretaris.

De golf van protectionisme ontstaat vooral doordat veel landen in een diepe economische recessie zitten. De druk op de overheid om bedrijven te helpen en om werkgelegenheid te beschermen, is daarom groot. Dat is echter desastreus voor de Nederlandse economie. Nederland is door zijn open economie afhankelijk van het buitenland. Wij verdienen 70% van onze welvaart door de verkoop van producten en diensten over de gehele wereld. Ook Nederland bevindt zich in een diepe recessie, maar hierdoor komt de klap bij onze bedrijven extra hard aan. Nadat de CDA-fractie het spoeddebat had aangevraagd, is zij bestookt door bedrijven die door protectionisme getroffen zijn. Dat geeft aan hoe groot het probleem is. Ik heb hier een lijst van veertien klachten die ik graag aan de minister en de staatssecretaris overhandig. Ik zal er vier uitpakken en die als voorbeeld geven.

1. Het postbedrijf TNT heeft nog steeds te maken met een ongelijk speelveld. De inzet van de regering heeft nog niet geleid tot een daadwerkelijke verandering op het gebied van protectionisme, btw-tarieven en het minimumloon in Duitsland en Groot-Brittannië. 2. Duitsland wilde Opel 4,5 mld. steun geven, of aan Magna, maar nu ook eventueel aan GM. En dan zwijg ik nog over de miljardensteun die mogelijk in Spanje en Groot-Brittannië wordt gegeven om de vestigingen van Opel daar overeind te houden. De druk op mevrouw Kroes, de eurocommissaris, om hiermee akkoord te gaan, is ongekend groot. Deze zaak kent een precedentwerking. Daarmee verzwakt de Commissie uiteindelijk haar positie. 3. Frankrijk kent een door de overheid vastgesteld stroomtarief. Daardoor betalen Franse bedrijven minder voor hun stroom dan de Nederlandse. Dit dreigt tot 2015 in stand te blijven. Dat is zeer nadelig voor de Nederlandse energie-intensieve bedrijven. 4. De waarde van de Chinese munt is gekoppeld aan de dollar. De yuan is daardoor heel laag. Dat is twee keer fout voor het Nederlandse bedrijfsleven. Op onze exportmarkten worden wij namelijk beconcurreerd door zeer lage prijzen en op onze thuismarkt worden wij op een oneigenlijke manier beconcurreerd. Hierdoor ontstaat oneerlijke concurrentie voor de Nederlandse bedrijven op de exportmarkt en de thuismarkt.

De CDA-fractie beseft dat de feiten niet altijd geheel duidelijk zijn. Niet alle voorbeelden zijn in strijd met de regels van de EU of kunnen worden aangemerkt als staatssteun volgens de regels van de WTO. Dit is voor bedrijven vaak heel moeilijk vast te stellen, omdat zij geen gedetailleerde kennis hebben van de ingewikkelde regelingen van andere landen. Wij willen het kabinet vragen om hier proactief mee om te gaan en mee te denken met de bedrijven om dit sluimerende protectionisme tegen te gaan. Vervolgens ziet het CDA graag dat het kabinet de mogelijkheden die het heeft, optimaal benut. Gaat het om een bedrijf buiten Europa, dan kan Nederland samen met de EU optrekken en de steun aankaarten bij de WTO. Die organisatie kan ingrijpen als het gaat om een intern Europees probleem. Dan moet het kabinet ook maar aan de bel trekken bij commissaris Kroes, die stevige bevoegdheden heeft op het gebied van het mogelijk terugvorderen van staatssteun. Ook kan het heel zinvol zijn om de ambassades en de bilaterale contacten in Brussel daarvoor te gebruiken. Ik vraag dan ook aan de minister en staatssecretaris hoe zich dit verhoudt tot het inkrimpen van de ambassades.

Het bestaande Crash Team Oneerlijke Concurrentie kan daarbij een eerste aanspreekpunt zijn en een heel belangrijke rol spelen. De CDA-fractie heeft de indruk dat het Crash Team beter kan functioneren. De naamsbekendheid onder bedrijven is gering. Het aantal klachten dat sinds 2005 is opgelost, is te beperkt. Wij vragen ons af of de economische diplomatie van het Crash Team wel voldoende is. Kent het team de zaken ook? Kaart het team bijvoorbeeld ook de zaken aan bij de Commissie of bij de WTO? Hoe vaak is dat met succes gedaan? De CDA-fractie wil dat het Crash Team de organisatie in Nederland wordt waarbij ondernemingen terecht kunnen als zij met staatssteun te maken krijgen. Dat moet dan het eerste aanspreekpunt zijn. Wij vragen de minister dan ook om maatregelen te nemen om dit team een flinke impuls te geven. Wij willen ook graag dat het team de vijftien gevallen van protectionisme die nu bekend zijn, proactief oppakt.

In sommige gevallen is er sprake van protectionisme, maar ook van bijvoorbeeld beleidsconcurrentie. Als een ander land bijvoorbeeld een ruimhartige innovatiesubsidie heeft verstrekt, kan dat voor een ongelijk speelveld zorgen, maar dat hoeft geen onrechtmatig protectionisme te zijn. De CDA-fractie zou het goed vinden als het kabinet in zo’n situatie bekijkt wat het kan doen. Nederland is niet gebaat bij protectionisme, want dat leidt vaak tot een domino-effect, waardoor Nederland, een handelsland, zich uiteindelijk voor de voeten loopt. Wij moeten wel open afwegen of wij een ander beleid kunnen matchen. Dat was immers ook een van de argumenten van het kabinet voor de verlaging van de vennootschapsbelasting. Dat betekent dat wij concurrentie kunnen bieden op de wereldmarkt.

De heer Ten Broeke (VVD): De heer Ten Hoopen sprak zojuist over het Crash Team. Ik ben het van harte met hem eens, maar alleen oproepen tot een nieuwe impuls vind ik te vaag. Ik weet dat het Crash Team misschien niet bekend genoeg is bij ondernemers. Dat geldt trouwens niet alleen voor het Crash Team. Ik doe het volgende voorstel, dat in lijn is met een motie die mijn collega Elias bij de behandeling van de begroting van Economische Zaken heeft ingediend. Misschien moeten wij de Crash Teams gewoon Kroes-teams noemen. Dat scheelt al. Ik stel voor dat deze teams werkelijk als een soort aanklagers en opspoorders gaan opereren. Met andere woorden: de Crash Teams moeten de mogelijkheid krijgen om onderzoek naar de bewijslast te doen. Komen er klachten binnen, dan kunnen zij die helemaal uitspitten. Als zij daarvoor extra mankracht en extra bevoegdheden nodig hebben, dan moet de minister daar maar gewoon voor zorgen. Het lijkt mij essentieel dat er een soort vliegende brigade komt voor de bedrijven die klachten hebben, zeker tegen de achtergrond van het feit dat de Europese Commissie zelf al aangeeft dat het inderdaad heel lastig is om dit soort zaken aan te brengen bij de Europese Commissie. Daar moet je echt voor hebben doorgeleerd. Ik vraag de heer Ten Hoopen of wij hierbij samen kunnen optrekken. Laten wij de minister oproepen om de Crash Teams uit te breiden, niet alleen in aantal en in mankracht, maar ook in bevoegdheden. Dan worden deze teams een soort openbare aanklagers op het gebied van valse concurrentie.

De heer Ten Hoopen (CDA): Mijn bedoeling is om ervoor te zorgen dat het Crash Team effectief wordt. Op welke manier dat kan, hoor ik graag van de minister. Ik ben er niet voor om ongebreideld nieuwe ambtelijke diensten in te richten. Mij gaat het om de effectiviteit. Hoe wij die kunnen bereiken, hoor ik graag.

De heer Ten Broeke (VVD): Dit zijn geen nieuwe ambtenaren, maar politieagenten voor de wereldhandel, en dan voor Nederland. Eerlijk gezegd, kunnen wij er daar op dit moment wel een paar extra van gebruiken. Als de heer Ten Hoopen nou gewoon de conclusie uit zijn eigen woorden trekt, dan moet hij nu durven voorstellen om daarvoor extra mankracht ter beschikking te stellen. Dan halen we daarvoor maar elders ambtenaren weg die op dit moment subsidies zitten uit te delen.

Voorzitter. De heer Ten Hoopen schetste inderdaad, en volkomen terecht, een beeld van grote urgentie voor het Nederlands bedrijfsleven. Het Nederlands bedrijfsleven heeft als geen ander baat bij een open economie en een vrije wereldhandel. Beide bewindspersonen zeggen dat met enige regelmaat. Misschien is het goed om deze week, de week waarin wij de val van de Berlijnse Muur herdenken, nog eens te schetsen waarom de voordelen daarvan zo ongelooflijk groot zijn. Ik heb laatst eens gekeken naar een onderzoek waaruit bleek dat in 1800 de levensstandaard van de gemiddelde Europeaan omgerekend niet wezenlijk anders was dan die in het jaar nul. Met de industriële revolutie kwam er economische vrijheid en vandaag de dag is de gemiddelde Europeaan vijftien keer rijker dan in 1820, leeft hij drie keer zo lang en kan hij, of kon hij tot voor kort, zijn kinderen ook nog een betere toekomst beloven. De revolutie die leidde tot een vrije economie, een zelfstandige mens en een wereldhandel hebben ontzettend veel zegeningen gebracht. Die moeten ook door de huidige catharsis van deze economische crisis heen zichtbaar blijven. Een wereldhandel die in 25 jaar maar liefst met 300% is gegroeid, deed het gemiddelde inkomen van de wereldburgers met 50% stijgen en halveerde de extreme armoede op deze wereld. De val van de Berlijnse Muur, eerder deze week herdacht, was daarbij een enorme katalysator. Als wij in staat zijn om nu nog tariefmuren te laten vallen, zullen wij de armoede voorgoed uit deze wereld kunnen bannen. Dat is het perspectief van een vrije wereldhandel.

Er zijn vele recessies en crises geweest, maar dit is de eerste mondiale crisis. Er is dus geen vluchten meer. Geen enkele regio blijft gespaard of kan de ander eruit trekken. Zolang wij niet met een ander hemellichaam handel kunnen drijven, zullen wij er hier en nu met elkaar uit moeten komen. Alle signalen zijn echter ongunstig. Protectionisme neemt hand over hand toe. Een wereldhandelsdeal, de Doha-ronde, lijkt verder weg dan ooit. En wat doet Nederland? Nederland kan simpelweg niet meespelen met grote landen en hun diepe zakken. Dat weten wij al heel lang. Onze zakken zijn gewoon niet diep genoeg. De bodem van de schatkist is sowieso al te zien. Een oproep tot nationaal chauvinisme is dan leeg en zelfs gevaarlijk. Gezond chauvinisme mag, maar wanneer bereik je de grens? De open houding in de economie is het enige dat Nederland uiteindelijk kan redden. Daar moet Nederland voor op de bres. Nederland is in de top tien van exporterende landen naar een lagere plaats afgezakt en dreigt zelfs uit die top tien te verdwijnen. Het is tijd om die daling een halt toe te roepen.

Andere landen nemen enorme steunmaatregelen. De heer Ten Hoopen noemde er al een paar. Wij zien dat in de scheepsbouw in Spanje, maar ook in Polen en zelfs in Duitsland worden ruimhartig financieringsinstrumenten gebruikt. Op het gebied van de landbouw zien wij het zowel in Duitsland als in Frankrijk. 160 mln. wordt even uitgedeeld aan Franse boeren. Overal worden «soft loan»-condities gesteld. Subsidies en leningen worden verstrekt, wederom in Duitsland, maar ook in Italië, Denemarken, Portugal en Polen. De Nordic loans zijn hier al vaker besproken. Ook buiten Europa komt dit voor. Ik noem de Chinese staatsverstrengeling bij de financiering van bedrijven en projecten. Overal zien wij ruimhartige exportkredietverzekeringen, alleen in andere landen schijnen ze te werken. In Duitsland krijgen non-ferro bedrijven 40 mln. energiesubsidie. Zo kan ik wel doorgaan. Net zoals in het eerdere debat over protectionisme ligt ook nu een brief voor van de minister waarin een beeld wordt geschetst van protectionistische maatregelen. Eigenlijk staat daarin: het valt nog wel mee. Dat is althans mijn conclusie over de wat sussende bewoordingen van de minister. Wat doet Nederland? Nederland agendeert dit bij de G20. Maar wat zijn de antwoorden? Wat zijn de resultaten? Waar zijn de cijfers? In de periode tussen november 2008 en dit voorjaar zijn 70 handelsbelemmerende maatregelen genomen door minimaal zeventien landen van de G20. Waarop staat de teller ondertussen? Hoeveel concrete klachten zijn binnengekomen bij het Crash Team Oneerlijke Concurrentie naar aanleiding van crisismaatregelen in het buitenland?

Wat kunnen wij werkelijk doen om dit probleem te tackelen? Er zijn twee smaken. 1. Protectionistische maatregelen worden in de kiem gesmoord of 2. Nederland schuift verder op in de richting van protectionisme om een antwoord te geven op maatregelen waar we last van ondervinden. Het is evident dat de VVD zal pleiten voor de eerste oplossing. De laatste oplossing is een race to the bottom. Dan is het oog om oog, tand om tand. Daar leidt het nationale chauvinisme uiteindelijk toe. Dat is een gevaar dat ons land en het bedrijfsleven wezenlijk bedreigt.

Dat brengt me nog even op een ander probleem: de kredietverstrekking aan bedrijven. Ik zag vanochtend in De Telegraaf dat de minister de heer Hermans heeft aangesteld als een soort duvelstoejager naar de banken. Dat is prachtig, maar tegelijkertijd liggen er enorme kredieten te wachten op bedrijven die daar amper van weten. Ik verwijs naar het FME-onderzoek op dat terrein. Ongeveer 25% van de ondernemingen weet werkelijk dat deze kredieten verleend kunnen worden. Ik noem er even een paar. Interbancaire leningen: het plafond is 200 mld., benut is 48 mld. De Atradius exportkredietverzekering: het plafond is 18 mld., benut is 5,3 mld. Dan het Besluit borgstellingsregeling MKB: het plafond is 745 mln., benut is 342 mln. De garantiestelling ondernemingsfinanciering: het plafond is 1,5 mld., benut is 88,5 mln. Ik kan zo nog wel doorgaan. Wat doet de minister om er voor het eind van het jaar voor te zorgen dat bedrijven van deze regelingen weten en ervan gebruikmaken?

Wij kunnen allerlei maatregelen nemen, maar hier komt het juist aan op de kust van de onthouding. Eén maatregel ligt echter het meest voor de hand. Daarmee kunnen wij het grootste effect bereiken. Dat is vasthouden aan de kandidatuur van mevrouw Kroes; wij moeten ervoor zorgen dat wij haar termijn verlengen. Er zijn goede precedenten op dat gebied. Als dit kabinet één ding kan doen om eraan bij te dragen dat een vrije wereldhandel, in ieder geval in Europa, een forse ondersteuning krijgt, dan is dat mevrouw Kroes een tweede termijn gunnen.

De voorzitter: Dank u, ook namens mevrouw Kroes.

De heer Ten Hoopen (CDA): Je kunt wel aan de kandidatuur vasthouden, maar wij weten dat het niet mededinging wordt, maar bijvoorbeeld toerisme. Zou de heer Ten Broeke ook dan de kandidatuur willen handhaven?

De heer Ten Broeke (VVD): Als de heer Ten Hoopen nu al weet dat de inzet van dit kabinet zal leiden tot een commissaris voor toerisme, dan weten wij hoe succesvol die is geweest. Ik weet hoe de staatssecretaris hecht aan toerisme, vooral in eigen land. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat mevrouw Kroes niet op die post kan blijven zitten. Er zijn vele precedenten op dat vlak. Allerlei redenen die ook uit de kringen van het kabinet naar voren worden gebracht – de politieke kleur zou daarbij geen rol spelen – zijn volgens mij totale onzin. Allemaal leugens.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Vandaag voeren wij een debat over protectionisme. Waarom voeren wij dat debat? De aanleiding is een bericht in Het Financieele Dagblad met de kop «Industrie heeft veel last van Nordic loans». Dit soort koppen leidt onmiddellijk tot klaroengeschal en tromgeroffel bij verschillende leden van de Kamer en het kabinet. «Waar dat mogelijk is, ondersteunen wij het Nederlandse bedrijfsleven op alle fronten bij het bestrijden van protectionistische maatregelen in het buitenland», aldus een strijdbaar ministerie van Economische Zaken. Het wapengekletter was echter voor een aantal collega’s niet luid genoeg. Dat heeft mij verbaasd. De brief van het kabinet in reactie op de berichten rond de Nordic loans liet mijns inziens niets aan onduidelijkheid over, waardoor een fundamenteel debat over de crisis en protectionisme niet in alle ijl gevoerd hoefde te worden. Maar het zij zo. Men reageert zoals men reageert. Gelukkig hebben wij nu een overleg en kunnen wij de bewindspersonen en elkaar bevragen in een overleg met ruime spreektijd. Gelukkig inderdaad, want het is een listig onderwerp.

Protectionisme bedreigt de wereldhandel, maar wanneer spreken wij over protectionisme en wiens belangen zijn in het geding? De wereldhandel is geen doel op zichzelf. Laten wij daarom goed bekijken hoe de zaak in elkaar steekt. Dan zien wij dat de veldslag tegen protectionisme al over lijkt voordat deze goed en wel begonnen is. Uit de brief die het kabinet ten behoeve van dit AO heeft gestuurd, blijkt namelijk dat er geen extra meldingen binnenkomen bij de taskforce protectionisme en dat het wel meevalt met die Nordic loans. Ik citeer: de Nordic Investment Bank (NIB) is vergelijkbaar met de Wereldbank of de Europese Investeringsbank. Met de EIB verstrekken wij, aldus het kabinet, ook vanuit Europa een soortgelijke financiering. Ik concludeer dus niets bijzonders. Wel waarschuwen de bewindspersonen steeds voor de protectionistische kramp. Een pleidooi dat ik dit voorjaar hield voor het steunen van ons eigen bedrijfsleven leverde mij de titel «economisch nationalist» op. Dat kwam uit de mond van de minister van Economische Zaken. Wat ik dan wel bijzonder vind, zijn de uitlatingen van de staatssecretaris van Defensie tijdens een VNO/NCW-bijeenkomst begin oktober. «Koop Hollandse waar», konden wij uit de mond van de staatssecretaris van Defensie optekenen.

De heer Van der Ham (D66): Schande!

Mevrouw Gesthuizen (SP): De heer Van der Ham leidt mij af, voorzitter, maar what’s new. Beschouwen de bewindspersonen die hier aanwezig zijn, deze oproep van hun collega van Defensie als beleid dat is bedoeld om de Nederlandse bedrijven te bevoordelen ten opzichte van de buitenlandse bedrijven? Het lijkt erop dat het kabinet met twee monden spreekt. De ene keer moet protectionisme met vuur en zwaard bestreden worden. De andere keer wordt opgeroepen tot het kopen van Hollandse waar. Naar welke mond moeten wij luisteren? Ik wil niet flauw zijn en de oproep van de staatssecretaris om in het eigen land op vakantie te gaan herhalen, maar ook toen werd in feite opgeroepen tot het kopen van Nederlandse waar. Het Biesbos-brandje werd weliswaar gesust met allerlei woordspelingen en grapjes, maar het was toch een oproep.

Valt het woord «protectionisme», dan schalt het kabinet op zijn klaroen. Alleen weet het kabinet dan niet of het de aanval of de aftocht moet blazen. Ondertussen worden goede regelingen zoals de exportkredietverzekering, die nodig moest worden uitgebreid om onze export op peil te houden, eindeloos vertraagd ingezet, met alle negatieve gevolgen voor ons bedrijfsleven van dien.

Ik begon mijn termijn met te stellen dat dit debat over protectionisme niet op hoge toon gevoerd moet worden en dat wij bovendien geen overhaaste conclusies moeten trekken. Mijns inziens gaat het om één cruciaal punt: wat is protectionisme, wanneer is het onwenselijk en wat beogen wij met het voorkomen van protectionisme? Gaat het hier om een gezamenlijk belang van alle landen die delen in de wereldhandel? Gaat het om het eigenbelang van Nederland? Of gaat het om de belangen van de gevestigde orde, de belangen van de rijke geïndustrialiseerde landen? In antwoord op schriftelijke vragen van mij aan de staatssecretaris van Defensie zegt hij hierover: Nederland heeft een open economie en is gebaat bij vrije handel en een open internationale concurrentie. Dat suggereert dat de strijd tegen protectionisme wordt gevoerd om het Nederlandse bedrijfsleven een voordeel te geven. Is dat inderdaad het doel dat het kabinet voor ogen heeft met het voorkomen van protectionisme?

In de antwoorden op onze Kamervragen aan de staatssecretaris van Defensie geeft het kabinet aan dat geen eenduidige definitie van «protectionisme» te geven is. Het kabinet duikt bij monde van de staatssecretaris van Defensie weg achter de internationale spelregels van de Europese Unie en de WTO. Dat deed het kabinet ook in de brief van 15 september 2009 naar aanleiding van de motie van de heer Ten Hoopen en mijzelf. In de kabinetsbrief ten behoeve van dit AO durft het kabinet een stapje verder te gaan. Protectionisme wordt gelijkgesteld aan investerings- en handelsbelemmerende maatregelen. Wij waarderen het dat het kabinet durft uit te spreken wat het ziet als protectionisme. Maar durft het kabinet ook verder te gaan? Je zou bijvoorbeeld aan de hand van deze definitie kunnen zeggen dat het beleid van de Nederlandse staat inzake loonmatiging concurrentievervalsend werkt ten opzichte van andere landen. Ziet het kabinet dat ook zo? En zo nee, waarom dan niet?

Het kabinet geeft in zijn brief aan dat het gebruik heeft gemaakt van de tijdelijke extra ruimte in het EU-staatssteunkader door het invoeren van een tijdelijke aanvullende staatskredietverzekering. Hierover heb ik een vraag aan de bewindspersonen. Geven de tijdelijk verruimde staatssteunkaders nog mogelijkheden voor andere vormen van staatssteun? De tijdelijke ruimte staat bijvoorbeeld ook toe dat individuele ondernemingen onder voorwaarden een subsidie van €500 000 kunnen krijgen. Andere landen zetten deze regeling in. Waarom doet Nederland dat niet? In het algemeen zou het kabinet kunnen onderzoeken of de verruiming van de Europese regels nog meer mogelijkheden biedt om Nederlandse bedrijven met behulp van staatsgaranties of staatsverzekeringen door de crisis te helpen. Andere landen hebben deze verruiming al ingevuld. Waarom doet Nederland dit niet nader?

De tijdelijke kaders inzake staatssteun verruimen het bedrag waarvoor de overheid garant mag staan tot 1,5 mln. In de GO-regeling (garantie ondernemingsfinanciering) mag de overheid echter garant staan tot 150 mln. Op welke wijze is dat verenigbaar met de eisen uit Europa? Of valt dit dan juist onder die € 500 000 subsidiegrens?

Het debat over protectionisme heeft een sterk morele lading. De tegenstanders van protectionisme lijken moreel superieur. Zij doen alsof zij het beste voor hebben met alle landen die meedoen aan de wereldhandel, maar schijn bedriegt. Nederland heeft een open, op export georiënteerde economie. De minister van Defensie is zo eerlijk om toe te geven dat het appel tegen protectionisme erop is gericht om de positie van de Nederlandse industrie te bevorderen. Ik daag het kabinet uit om verder te denken. Laten wij wel wezen: als bijvoorbeeld de Duitsers hun auto-industrie stimuleren met staatssteun, dan varen alle landen daar wel bij. De auto-industrie wordt gezien als essentieel voor de Duitse economie. Dat kan zelfs voor de Europese Unie een reden zijn om staatssteun toe te staan. Tienduizenden banen in Duitsland zouden behouden kunnen worden. En dan heb ik het nog niet eens over de banen bij alle toeleveranciers. Van het behoud van dit bedrijfsleven heeft niet alleen Duitsland voordeel, maar ook Nederland en andere Europese landen hebben er baat bij als de motor van de Europese economie blijft draaien.

Kabinet, berg uw klaroen diep weg als er weer eens een kop over protectionisme in de krant staat. Laten wij eens nadenken over de vraag welke vormen van staatssteun wanneer schadelijk zijn voor onze eigen economie of voor die van andere landen. Ik vraag het kabinet om een brief waarin het zijn eigen visie op dit vraagstuk formuleert zonder daarbij weg te duiken achter Europese regelgeving.

De heer Ten Broeke (VVD): Laten we even de casus Opel nemen. Mevrouw Gesthuizen zegt dat de steun prima is omdat daarmee tienduizenden Duitse banen worden behouden. Maar wat zegt zij dan tegen de Belgische fabriek? Die wordt gesloten, terwijl de efficiency en de productie daar aanmerkelijk beter zijn dan in de Duitse zusterbedrijven.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Dat punt maakt de heer Ten Broeke terecht. Ik heb niet gezegd dat het alleen maar goed is. Ik zeg alleen dat de medaille een keerzijde heeft en dat er ook een positieve zijde is. Als staatssteun wordt gegeven in een economie die erg belangrijk is voor de Europese economie, zoals de Duitse, en daardoor worden tienduizenden banen behouden, dan is dat dus niet alleen maar negatief. Ik denk dat je dat bij je overwegingen moet betrekken.

De heer Ten Broeke (VVD): Dat klinkt alweer een stuk genuanceerder.

Mevrouw Gesthuizen breekt net als ik een staf over de chauvinistische uitspraken van de staatssecretaris van Defensie, maar wij moeten toch wel erkennen dat de markt voor defensie een ander type markt is dan al die andere markten. Helaas is er een totale verwevenheid met de nationale economie; er is geen interne markt op het gebied van defensie.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik hoorde geen vraag, maar dat is inderdaad waar. Dat beaamt de staatssecretaris ook in zijn brief. Hij zegt dat wij hierbij niet te maken hebben met een volledig gelijk speelveld. Dit soort zaken geeft aan dat het niet zo zwart-wit is. Op welke markt kun je wel spreken van een volledig gelijk speelveld? Inderdaad, de defensiegerelateerde industrie is heel specifiek. Gelukkig maar. Ik vind het ook heel goed dat nationale overheden daarbij een dikke vinger in de pap hebben. Ergens worden echter de grenzen opgezocht. Bij het bedrijfsleven zijn de opmerkingen van de staatssecretaris zo aangekomen dat op de website van VNO-NCW staat dat de staatssecretaris ertoe oproept om, als het even kan, onder de aanbestedingsregels uit te komen zodat Nederlandse bedrijven de opdracht gegund wordt. Zo wordt het dus wel opgevat, en zoals de heer Ten Broeke nu reageert op het handelen van de Duitse regering, kunnen andere landen ook op deze oproep reageren.

De heer Van der Ham (D66): Voorzitter. 60% van ons bedrijfsleven is afhankelijk van de export. Nederland is het tweede exportland van de EU en heeft een open economie. Protectionisme is dus altijd in ons nadeel. Het is echter ook voor andere delen van de wereld van groot belang dat met protectionistische maatregelen wordt gebroken. Als wij het bruto nationaal product in Afrika kunnen laten stijgen met maar een paar procenten door Afrika meer export toe te staan, zou de opbrengst daarvan het bedrag dat wij in de vorm van ontwikkelingshulp aan dat continent geven, overtroeven. Handel is dus ook sociaal.

Natuurlijk moet de overheid proberen om voor Nederlandse bedrijven een zo goed mogelijk uitgangspunt te creëren, zodat zij kunnen concurreren op de internationale markt. De vraag is hoe je dat doet. Doe je dat door werkloosheid te verbergen met deeltijd-WW, door banken en pensioenfondsen te vertellen dat zij vooral in Nederland moeten investeren, door, zoals de staatssecretaris van Defensie blijmoedig vertelde, waar mogelijk de regels voor aanbesteding te omzeilen en Nederlandse waar te kopen? Naar onze mening doe je dat zo niet. Staatssecretaris Heemskerk gaf aan dat Nederlandse bedrijven, werknemers en consumenten het meest hebben aan open markten. Misschien moet hij dat nog eens uitleggen aan zijn collega-staatssecretaris van Defensie – Jack het lek, maar vanaf nu Jack protect! – en proberen om hem ervan te overtuigen dat dit toch niet goed is. Nederland moet zich aantrekkelijk maken door te investeren in de juiste zaken, door te verleiden met kwaliteit en efficiency, innovatie, hervorming, ontwikkeling, een flexibele arbeidsmarkt, een goed opgeleide bevolking. Dat zijn uiteindelijk manieren waarop wij bedrijven naar Nederland krijgen en hier houden.

De minister geeft in haar brief aan dat het wel meevalt met het protectionisme. Steunpakketten voor de crisis zijn immers op elkaar afgestemd. Dat zou goed nieuws zijn, maar feit is dat het reflex «eigen banen eerst» toch overal weer de kop opsteekt. Dat zie je bij Duitsland en Opel, je ziet het bij Amerika en het stimuleringsfonds met de clausule Buy American, en je ziet het zelfs bij de EU die de heffing op schoenen uit Azië verlengt. De staatssecretaris heeft zich daar overigens met succes tegen verzet.

Wij steunen de inspanningen van het Crash Team en van het kabinet om oneerlijke concurrentie in andere landen aan de kaak te stellen. Hoe succesvol is deze diplomatie? Het team doet goed werk, maar wel vaak als het leed al geleden is. Wat doet dit kabinet om te voorkomen dat protectionistische maatregelen worden genomen in andere landen of om ervoor te zorgen dat deze worden teruggedraaid? Kan de minister voorbeelden geven? Wat heeft de minister bijvoorbeeld gedaan toen Duitsland steun aan Opel koppelde aan het openhouden van fabrieken in eigen land? Is er een gesprekje met Berlijn gevoerd? Een telefoontje naar Brussel? Wij hopen toch op beide. Ook op onszelf moeten wij kritisch blijven. Ik vraag de staatssecretaris daarom wat hij bedoelde met zijn uitspraken dat de voedsel- en chemie-industrie in Nederland moet worden behouden. Wat voor steun wil hij daaraan koppelen?

Wij steunen de uitgebreide exportkredietverzekering en de tijdelijke aanvullende staatskredietverzekering, hoewel vraagtekens te plaatsen zijn bij de uiteindelijke effectiviteit ervan. Kunnen zij behulpzaam zijn? Na een crisis veroorzaakt door te veel kredieten zal de kredietverlening zeker verminderen, maar dat mag niet doorschieten in opdrogen. De kredietdesk voor een second opinion is daarom een goed initiatief. Ik wil daarbij natuurlijk wel benadrukken dat de markt voor kredietverleningen een nieuw evenwicht moet vinden en dat het heel reinigend kan zijn dat voor sommige zaken geen kredieten worden verstrekt.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik hoorde de heer Van der Ham vragen wat de bewindspersonen hebben gedaan toen Duitsland de steunmaatregel voor Opel optuigde. In dezelfde zin vroeg hij: wat gaan wij doen om de Nederlandse chemie voor ons land te behouden? Wat wil hij nou eigenlijk? Aan de ene kant moeten wij een grote mond opzetten tegen landen die staatssteun geven, maar tegelijkertijd wil hij ervoor zorgen dat de Nederlandse industrie zich kan handhaven gelet op onze werkgelegenheid.

De heer Van der Ham (D66): Ik zal het nog een keer voorlezen: ook op onszelf moeten wij kritisch blijven. Ik vraag de staatssecretaris daarom wat hij bedoelde met die uitspraak. We gaan toch geen steun geven?

Mevrouw Gesthuizen (SP): Dan heb ik het verkeerd begrepen.

De heer Van der Ham (D66): Voorzitter. Wij zijn blij met het vrijhandelsakkoord met Zuid-Korea. Dat vind ik een goede ontwikkeling.

Ten slotte val ik de heer Ten Broeke van harte bij: onze grootste vriendin op het gebied van de vrije handel is mevrouw Kroes. Ik hoop dat deze minister haar feminiene solidariteit met haar uitspreekt en zegt dat het toch mooi zou zijn als zij daar zou kunnen blijven. Overigens, ik ken de staatssecretaris als een metroman, dus hij heeft die feminiene kant ook.

Voorzitter: Ten Hoopen

Mevrouw Vos (PvdA): Voorzitter. De PvdA-fractie deelt de zorgen van de aanvragers van dit debat over protectionisme. De heer Ten Broeke gaf een mooie historische vergelijking. De econoom Ricardo, die volgens mij in alle klassieke boekjes voorkomt, zei: ook al zou elk land protectionistisch zijn, dan nog is het beter voor jezelf om dat niet te zijn. Uiteindelijk word je daar rijker van. De heer Van der Ham heeft al cijfers aangereikt die daarop duiden. Wij hebben een open economie. Gisteren is een onderzoek gepresenteerd door het ministerie en het CBS over de betekenis van buitenlandse handel voor en van buitenlandse bedrijven in ons land. Het lijkt ook mij dat het voor Nederland cruciaal is dat wij geen protectionisme bedrijven, ook al gebeurt er van alles en kunnen wij niet in één keer alle protectionistische maatregelen in de landen om ons heen stoppen. Een protectionistische maatregel heeft een domino-effect. Het optreden van de collega van de heer Ten Broeke was tekenend. De heer Aptroot riep ertoe op om Oostenrijk en Zwitserland als vakantieland te boycotten omdat deze landen ons vrachtverkeer niet door hun tunnels laten rijden. Dat is dus ook een verkapte vorm van protectionisme. Dat heeft een domino-effect. Ik vind het heel begrijpelijk. Ik ken de emoties van de heer Aptroot in dezen, maar dat moeten wij dus niet hebben.

De PvdA-fractie is bijzonder ingenomen met het werk dat mevrouw Kroes doet in Europa. Als er iemand is, of zij nu Nederlandse is of niet, die probeert om handelsbeperkende maatregelen tegen te gaan en een eerlijke markt voor elkaar te krijgen, dan is het wel mevrouw Kroes. Ik ben dan ook benieuwd naar het standpunt van het kabinet over eventuele steun voor mevrouw Kroes, het liefst op die post. Laten wij hierop hoog inzetten.

De staatssecretaris heeft gepleit voor antidumpingsmaatregelen, bijvoorbeeld door het instellen van EU-invoertarieven voor goedkope schoenen uit China en Vietnam. Zijn deze antidumpingsmaatregelen niet ook een vorm van protectionisme door Europa? Hoe zit het met de invoertarieven op goedkope gloeilampen? Dat wordt ook heel erg belangrijk als wij willen dat men een totaal ander soort peertjes in de lamp gaat draaien.

Ik ben benieuwd of er al wat meer bekend is over de perspectieven op de nieuwe Doha-ronde. Die is vorig jaar niet helemaal goed verlopen. Ik kan mij nog herinneren dat de staatssecretaris erg teleurgesteld thuiskwam. Zijn er misschien vorderingen te melden?

Mijn fractie is ook erg benieuwd naar de ontwikkelingslanden. Protectionisme is in principe hartstikke fout, maar er zijn ook wetenschappers en ontwikkelingslanden die hebben bewezen dat soms een klein beetje bescherming van de markt goed is voor de ontwikkeling in een land. Ik ben benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris daarop. Is nog iets meer te zeggen in het kader van de volgende Doha-ronde?

De Nordic loans waren de aanleiding voor dit debat. De brief leek mij duidelijk. Kunnen ook Nederlandse bedrijven gebruikmaken van deze leningen? Dan zou het helemaal onzin zijn dat dit protectionisme is. Wij hebben in Nederland ook van allerlei dingen: het BBMKB (Besluit borgstellingskrediet MKB), de groeifaciliteit, de EKV (exportkredietverzekering), de WBSO (Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk), de kenniswerkersregeling. Dat zijn allemaal regelingen en subsidies voor allerlei projecten. Dat heet toch ook geen protectionisme? Het is inderdaad de vraag of dit net zo effectief is als de vergelijkbare regelingen die de landen om ons heen toepassen. Ik neem aan dat de minister en staatssecretaris daarop inzetten. Wellicht hebben zij daar nog wat meer over te zeggen.

Ik kom net uit een debat over de begroting van Europa. De plannen van de Commissie en van Nederland om in te zetten op een drastische verandering in de begrotingssystematiek in Europa, betekenen ook dat wij aan de landbouwsubsidies moeten komen. Ik ben benieuwd naar de reactie van de minister van EZ, en wellicht ook van de heer Ten Hoopen, inzake de bereidheid om daarover te praten. Ook dat is immers een vorm van protectionisme die niet goed is voor ons en die zeker niet goed is voor ontwikkelingslanden.

Het Crash Team van EZ is actief. Uit de brief van de minister blijkt dat meer klachten zijn ontvangen. Is er nou sprake van substantieel meer meldingen van oneerlijke concurrentie, vergeleken met vorig jaar, of is dat nog niet te zeggen omdat de Crash Teams nog niet zo lang bestaan? Ik ben ook benieuwd wat er gebeurt met de resultaten van de Crash Teams. Zij verzamelen klachten van bedrijven en melden deze bij mevrouw Kroes, die overigens goed werk doet. Wat gebeurt er met die klachten? Wordt hierover teruggerapporteerd? Welke mogelijkheden zien de minister en staatssecretaris nog om het nakend protectionisme te keren en in welke gremia en fora gaat Nederland nu nog meer invloed uitoefenen?

De heer Ten Broeke (VVD): Ik ben er natuurlijk uitermate gelukkig mee dat de economiewoordvoerder van de Partij van de Arbeid zich hier in alle openheid durft uit te spreken voor het handhaven van mevrouw Kroes op haar post en dat zij dat niet doet, zoals de heer Van der Ham, vanwege een vrouwelijke solidariteit. De PvdA doet dit puur op basis van het feit dat zij de prestaties van deze commissaris goed vindt.

Is mevrouw Vos de enige in haar fractie die dat vindt of geldt dit voor de hele fractie? Welk zegenrijk werk zou zij in dezen nog bij haar eigen afvaardiging in het kabinet kunnen doen? Dat zou het politieke front in Nederland behoorlijk verbreden. De VVD, D66 en zelfs de ChristenUnie hebben zich al hiervoor uitgesproken. De SP was niet negatief; toch ook al een winstpuntje. En GroenLinks. Met de steun van de PvdA erbij moet het gaan lukken, lijkt mij.

Mevrouw Vos (PvdA): We hebben er in de fractie nog niet over gesproken, maar ik zal mijn mening dat ik dat goed vind en mijn redenen daarvoor overbrengen. Ik zeg het inderdaad niet omdat mevrouw Kroes een vrouw is, maar wel omdat ik haar een van de beste commissarissen voor mededinging vind die wij de afgelopen jaren hebben gehad. Het is dus een persoonlijke missie.

De heer Van der Ham (D66): Heel goed, ik hoop dat u zult doen wat u zegt. Ik steun mevrouw Kroes overigens omdat zij de enige vent in de Commissie is.

Mevrouw Vos (PvdA): Je hoeft geen vent te zijn om sterk te zijn.

De heer Van der Ham (D66): Dat bedoel ik inhoudelijk.

Voorzitter: Vos

Minister Van der Hoeven: Voorzitter. De staatssecretaris en ik hebben een taakverdeling afgesproken. Ik zal aangeven wat wij doen om de spelregels te bewaken. Daarna ga ik in op de Europese component. De staatssecretaris gaat in op de mondiale component. Ik zal ook een aantal opmerkingen maken over de ruimte binnen de Europese kaders, die door de landen verschillend wordt ingevuld. Daar zal ik voorbeelden van geven.

Vorig jaar konden wij zien dat de financiële crisis haar effect op de economie niet zou missen. Net als veel andere landen heeft Nederland een aantal uitzonderlijke maatregelen genomen. Je ziet dat de aanpak waarvoor Nederland heeft gekozen, in lijn is met hetgeen veel andere Europese landen doen. Ik denk ook dat dit goed is. Wij zullen inderdaad bijzonder alert op protectionisme moeten zijn, want juist in een tijd van crisis hebben landen de neiging om hun eigen industrieën te bevoordelen. Het vermijden van protectionisme en het tegengaan van verstoringen binnen de Europese markt zijn dus van groot belang.

Het herstel van de Nederlandse economie begint bij het herstel van de wereldeconomie en bij het herstel van de wereldhandel. De Kamerleden hebben gelijk als zij opmerken dat Nederland het juist moet hebben van de open wereldmarkt. Lukt het dan om helemaal weg te blijven van protectionistische maatregelen? Het is maar hoe je ertegen aankijkt. Wij hebben maatregelen genomen die wij uitstekend vinden, maar waar het buitenland een vraagteken bij zet. Toen het ging over de maatregelen die men in Duitsland nam bij de bescherming van de auto-industrie, zeiden Nederland en een aantal automotive industrieën: heel goed, wij profiteren daarvan. Duitsland heeft toen niet voor niets gevraagd wat Nederland zou doen, want Nederland zou immers van zijn maatregelen profiteren. Dat heb je in een gebied met open grenzen. Daar is natuurlijk niks mis mee. Dat gebeurt in een open interne markt zoals wij die in Europa hebben. Eerlijk gezegd, vond ik de interventie van de heer Ten Broeke, die daarop inging zonder het voorbeeld te noemen, terecht. Als er echter oneerlijke marktkansen zijn of als markten bewust worden afgesloten, dan leidt dat tot oneerlijke concurrentie. Dat is slecht voor ons bedrijfsleven. Als je daarover klachten hoort, kun je daar gezamenlijk mee omgaan. Wij moeten die klachten dus wel horen, anders wordt het lastig om daar iets aan te doen.

De EU-regels. Ik was een beetje getroffen door de opmerking van mevrouw Gesthuizen, die vroeg om een extra brief waarin het kabinet zich niet langer zou verschuilen achter de Europese afspraken. Ja, hallo! Wat is dit nu voor flauwekul? Wij hebben binnen de Europese kaders een aantal afspraken gemaakt. Dat is geen kwestie van verschuilen. Wij hebben afspraken gemaakt en daar moeten wij ons aan houden. Ik heb dan ook geen zin om dat in een brief op te schrijven. Dat hebben wij de Kamer al kenbaar gemaakt in andere brieven en interventies. Het is juist de bedoeling dat je je houdt aan de gemaakte afspraken. Als wij ons niet houden aan de afspraken die binnen de Europese kaders zijn gemaakt, bijvoorbeeld op het punt van de staatssteun, dan worden wij erop aangesproken door mevrouw Kroes. En terecht. Zo hoort dat ook. Nederland heeft de Commissie vanaf het begin bij het uitoefenen van deze rol sterk ondersteund. Dan moeten wij nu geen brief gaan schrijven waarin wij daarvan afwijken. Dat kan niet.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik denk dat de minister en ik het op één punt met elkaar eens zijn. Als je protectionismeafspraken maakt die met de wereldhandel of met de interne markt te maken hebben, dan moet je dat op centraal niveau doen. Anders heeft het geen zin. Je moet dat ook laten doen door een instituut dat boven de landen staat. Dat klopt. Op een aantal vlakken zijn wij het met elkaar eens, maar tegelijkertijd merken wij dat de fracties of woordvoerders verschillende opvattingen over protectionisme hebben. Wat de een protectionisme noemt, moet volgens de ander nog net kunnen. De minister wijst daar ook zelf op. Daarom meen ik dat het van belang is dat er ook in Nederland een soort richtlijn wordt opgesteld waaruit blijkt waar wij ons nu precies aan gaan houden.

Minister Van der Hoeven: Dat is heel simpel. We houden ons aan wat we in Europa met elkaar hebben afgesproken. Wij houden ons aan datgene wat wij binnen de WTO met elkaar hebben afgesproken. Wij bekijken wat wij binnen die gestelde grenzen kunnen doen ten gunste van onze industrie, net zoals andere landen dat doen. Daarbovenop zit een Europese Commissie die je op de vingers tikt als je buiten het boekje gaat. In Nederland hebben wij de NMa, die bedrijven op de vingers tikt als zij buiten hun boekje gaan. Zo hoort het ook. Natuurlijk is er altijd een grijs gebied. Dat erken ik best wel. Dat maakt het erg moeilijk. Dan is het de vraag hoe je tegen een bepaalde situatie aankijkt. Ik heb van de heer Ten Hoopen een lijst met voorbeelden gekregen. Op een aantal van deze voorbeelden zullen de staatssecretaris en ik ingaan. Ook daaruit blijkt dat sommige dingen wel kunnen en niet onder protectionisme vallen, terwijl deze zaken door het desbetreffende bedrijf in Nederland of in België wel als protectionistisch worden ervaren. Ik kom daar zo meteen op terug.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik wilde vragen of het altijd duidelijk is, maar dat blijkt dus niet het geval te zijn. Ik begrijp dat de minister het niet wenselijk vindt om het aan te geven omdat er al EU-regels en WTO-regels zijn. Daarnaast zegt zij dat zij het niet kan aangeven omdat er een grijs gebied is. Een en ander moet dus eigenlijk ook ad hoc bepaald kunnen worden.

Minister Van der Hoeven: Nee, dat is niet juist. Met het grijze gebied heb ik willen zeggen dat door de een anders wordt geoordeeld dan door de ander. Een bedrijf dat in Nederland gebruik kan maken van de WBSO-regeling (Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk) zal dat prima vinden, terwijl een bedrijf in België, dat deze WBSO-regeling niet heeft, dan denkt «daar doen zij iets waardoor dat bedrijf zijn innovatie wel overeind kan houden, terwijl ik dat niet kan en dat vind ik niks». Toch is dat geen protectionisme, want dat past binnen de kaders die er zijn.

Mevrouw Gesthuizen (SP): En toch is dit nu precies de clou van de zaak. Blijkbaar is er op dat punt dus geen supranationale overeenstemming. Daarom meen ik dat het van belang is, maar goed, u bent de minister.

Minister Van der Hoeven: Er is wel overeenstemming, want wij hebben de verruimingen van onze regelingen moeten voorleggen aan de Europese Commissie in Brussel. Ik zal daar zo nog een paar voorbeelden van geven. Zo hoort het ook. Dat bedrijven in andere landen dat niet altijd leuk vinden omdat zij vinden dat hun concurrent daardoor een voordeel heeft, is iets anders. Supranationaal zijn die zaken afgehecht en geaccordeerd. Ik denk ook dat het goed is om het op die manier te doen. Anders ga je terug naar de situatie zoals die vroeger was, toen wij nog geen interne markt hadden en toen er geen Europese scheidsrechter was. Dat willen we toch niet. Ik zal dus niet dat soort extra brieven opstellen.

Is het van belang dat de Europese Commissie krachtig toeziet op het naleven van die verruimde regels? Ik denk dat de Commissie heel goed heeft opgetreden inzake de lening aan de Franse auto-industrie door de Franse overheid. Dat is prima geweest. De Commissie is ook zeer alert op de ontwikkelingen bij Opel. Ik ben het ermee eens dat beslissingen over fabriekssluitingen of ontslagen op bedrijfseconomische gronden moeten worden genomen en niet op basis van politieke druk of op basis van het feit dat een overheid met leningen bijspringt. Let wel, deze staatssteun is in de Europese Unie niet verboden. Je moet je alleen aan de spelregels houden. Daar gaat het om. De verruiming van het steunkader heeft de mogelijkheden die je hebt, tijdelijk vergroot. Dat is niet ideaal, maar gelet op de situatie waarin wij ons bevinden, was die wel onvermijdelijk. De kern van het geheel is de tijdelijkheid. De nieuwe Europese Commissie, in welke samenstelling dan ook, zal heel snel moeten werken aan een exitstrategie. Die tijdelijkheid mag immers niet zo lang duren dat het vanzelfsprekend is dat zij blijft. Dat leidt immers tot oneerlijke concurrentieverhoudingen en dat wil men niet.

Op dit moment wordt nog steeds met de geldbuidel gezwaaid om vestigingen van Opel in het eigen land te steunen. Of dat nu in Duitsland is, in Spanje, in Groot-Brittannië of waar dan ook. De druk op de Commissie is daarbij inderdaad ongelooflijk groot. Op het moment dat de Commissie haar rug hierbij niet recht houdt, heeft juist deze zaak een precedentwerking die de positie van de Europese Commissie enorm verzwakt. Dat geef ik de Kamer op een briefje. Dat levert geen vrienden op in Europa, maar het zorgt er wel voor dat Europa verder kan. De afgelopen maanden heeft de Commissie duidelijk gemaakt hoe zij daartegenover staat. Mij lijkt dat wij de Commissie de steun moeten geven die wij haar kunnen geven. Ik doe dat op dit punt, bijvoorbeeld op de vergaderingen van de Raad voor Concurrentievermogen. Daar is op uitdrukkelijk verzoek van Nederland in de conclusies opgenomen dat welke oplossing dan ook niet mag vallen onder de norm protectionisme. Dat soort zaken is van belang. Iedereen heeft dat onderschreven. Het is dus niet zozeer belangrijk welke telefoontjes ik pleeg, maar wel wat ik doe waar de commissarissen zelf bij zitten en dat ik probeer om mijn collega’s ervan te overtuigen dat zij in diezelfde lijn moeten denken. Dat levert namelijk resultaat op. Overigens, als ik ook maar denk dat mevrouw Kroes op dit punt een beetje gaat zwabberen ... ik heb haar 06-nummer.

De heer Ten Broeke (VVD): Heel goed dat de minister haar 06-nummer heeft. Het is jammer dat het kabinet dit 06-nummer niet in mei heeft gebeld om duidelijk te maken wat het met de kandidatuur aan wilde. Tot op de dag van vandaag heeft het dat nog steeds niet gedaan. Er zijn een paar ministers van PvdA-huize in het kabinet die wel helderheid hebben gegeven. Volgens hen is het niet uitgesloten dat de Nederlandse commissaris op haar post kan blijven. Durft deze minister dat hier ook te zeggen? Ik heb dat nog uit geen enkele CDA-mond gehoord.

Minister Van der Hoeven: Ik weet niet wat u allemaal gehoord hebt. Ik lees ook wel eens dingen in de krant, maar het gaat nu om iets heel anders. Het gaat nu om de invulling van de post van president van Europa, de post van de secretaris-generaal en de post van de hoge vertegenwoordiger. Daar zal alles op wachten. Nederland gaat net als de vorige keer inzetten op een zware post. Daarna blijkt wel om welke persoon het gaat. Je moet de zaken niet in de verkeerde volgorde behandelen. Ik heb daar verder niks over te zeggen. Het belangrijkste is wat het kabinet doet en dat is nu niet aan de orde, want daarover is nog geen standpunt over ingenomen.

Een ander punt ging over defensie en de uitspraken van mijn collega van Defensie. Ook daarvoor geldt dat de zaak iets ingewikkelder is dan werd aangegeven. Juist op het gebied van defensie zijn er inderdaad geen open internationale concurrentie en een gelijk speelveld. Zolang dat niet het geval is, is het van belang dat de Nederlandse overheid bijdraagt aan het positioneren van de Nederlandse defensiegerelateerde industrie in de internationale netwerken, voor ontwikkeling, productie en instandhouding van het defensiematerieel. Uiteraard wordt daarbij de Europese regelgeving in acht genomen. Dat is niet nieuw. Dat is in 2006 – 2007 opgenomen in de defensie-industriestrategie, die is ontwikkeld door het ministerie van Defensie en het ministerie van Economische Zaken samen. Bij de onderhandelingen over de defensierichtlijn heb ik ook bij commissaris McCreevy de positie van het MKB en de toeleveranciers onder de aandacht gebracht. Nu is die richtlijn afgekaart en komt het neer op een goede implementatie. Uiteraard zul je binnen de kaders die er zijn ook de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven in ogenschouw moeten nemen. Daar is niks mis mee. Als ik dat niet had gedaan, wat had de Kamer dan gewild? Dat de positie van het MKB in Nederland was weggevaagd en dat alles was gegaan naar de grote industrieën in Frankrijk en Duitsland? Dat kunt u toch niet menen.

De heer Ten Hoopen sprak over het stroomtarief. Ik denk dat hij doelt op het zogenaamde tarif de retour. Dat lijkt inderdaad een stap terug op het gebied van de interne elektriciteitsmarkt. Samen met de Europese Commissie ben ik daar echt bezorgd over. Het bevoordeelt immers bepaalde grote bedrijven die geografisch gebonden zijn aan Frankrijk.

Het is dan ook niet voor niks dat de Commissie hier een aantal onderzoeken naar doet. Dit soort retourtjes horen niet meer. Die passen niet in een gelijk speelveld. Dat moeten wij dus niet hebben. Ik heb begrepen dat Frankrijk nu onder druk van de Commissie aan het schuiven is en de tarieven slechts voor een beperkte overgangssituatie laat gelden. Ik constateer wel dat de elektriciteitsprijzen in Nederland, Duitsland en Frankrijk naar elkaar toe groeien. Dat heeft vooral te maken met de inspanningen die worden gepleegd met het doel om één markt te realiseren voor deze regio van Europa. Op dit moment – maar wat is op dit moment – is de elektriciteit in Frankrijk overigens duurder dan in Nederland. Een jaarcontract voor 2010 is in Frankrijk volgens de beursnoteringen € 2,94 per megawattuur duurder. Een jaarcontract voor 2011 is € 0,77 per megawattuur duurder. Los daarvan vind ik de systematiek van het tarif de retour niet de juiste systematiek. Daar maakt de Commissie zich dan ook sterk voor.

Bedrijven vinden het vaak lastig om vast te stellen of de steun in strijd is met de regels van de Europese Unie en/of van de WTO. De heer Ten Hoopen vroeg wat wij daaraan gaan doen. Ik snap dat men dat lastig vindt. De website van de Europese Commissie biedt in ieder geval veel duidelijkheid over de EU-regels over staatssteun. Ondervinden bedrijven specifieke problemen, dan kunnen zij dat melden. Het is mogelijk om een eenvoudig klachtenformulier van deze website te downloaden. Elk bedrijf kan dat invullen. Een klacht indienen is dus echt geen probleem. Zij hoeven geen uitgebreide analyse naar de Commissie te sturen om een klacht te kunnen indienen. Dat is formeel, dat begrijp ik wel. Daarnaast is er het Crash Team. Dat team kan in een vroeg stadium zeker meedenken met bedrijven en helpen als er sprake blijkt te zijn van acties die niet mogen. De staatssecretaris zal hier zo meteen nog verder op ingaan.

Bedrijven die in het buitenland barrières tegenkomen, kunnen die melden bij de EU-markttoegangsteams ter plekke. Die teams zullen zich ook buigen over de WTO-conformiteit van maatregelen en zullen waar mogelijk actie ondernemen. Ik proefde een beetje dat de heer Ten Hoopen vindt dat Nederland zulke klachten van het bedrijfsleven dan maar moet overnemen en daar zelf over moet klagen bij de Commissie. Dat is niet juist. Als een bedrijf een klacht heeft, is het de verantwoordelijkheid van het bedrijf om die klacht te formuleren en hem daar in te dienen waar het bedrijf denkt dat dit het best kan. Als het een klacht is die in Nederland kan worden opgepakt, kan dat bijvoorbeeld bij de NMa. Het kan ook bij ons. Wij zullen zo’n klacht altijd doorspelen naar de NMa. Het is echter niet aan een ministerie om op te treden als een aanklager uit naam van individuele bedrijven. Er moet ook een heldere verantwoordelijkheid zijn van bedrijven zelf. Het is anders als het over sectoren gaat. Uit de voorbeelden die ik heb gehoord, heb ik echter de indruk dat het over specifieke bedrijven gaat. Ik verwacht van bedrijven dat ze hun eigen verantwoordelijkheid nemen.

De heer Ten Hoopen (CDA): Ik deel met de minister dat de primaire verantwoordelijkheid ligt bij het bedrijfsleven. Ik kan me echter heel goed voorstellen dat de minister signalen krijgt, sectoraal of over sectoren heen, om eens te bekijken wat er gebeurt. In dat geval kan het ministerie steun geven aan wat in Brussel afgekaart moet worden. Ik bedoel dat niet langs de lijn van allerlei officiële regels.

Minister Van der Hoeven: Ja, natuurlijk.

De heer Ten Hoopen (CDA): We moeten dit proces echt met elkaar zien te keren. Het ministerie kan steun geven aan de branches, om ervoor te zorgen dat signalen op de juiste plek terechtkomen en de voortgang wordt bewaakt. De activiteiten moeten complementair zijn om het proces tegen te gaan, ten behoeve van een open markt.

Minister Van der Hoeven: Zeker.

De heer Ten Hoopen (CDA): Dus we doen het complementair.

Minister Van der Hoeven: Daarop is het antwoord volmondig ja.

De heer Ten Broeke (VVD): Dat is toch onvoldoende wat ons betreft. Ik vraag de minister niet om als de officiële aanklager te gaan functioneren, maar wel om zaken op te sporen. Ik zou bijna zeggen dat zij het OM is. Zij kan het vergaren van de bewijslast wel degelijk van de bedrijven overnemen, of meenemen. Dat gebeurt op dit moment te weinig. De Commissie geeft zelf al aan dat het buitengewoon lastig is voor kleinere bedrijven om hun zaak hard te maken. Zij hebben geen staven met juristen in dienst om dat te doen, maar de minister heeft die wel. De minister kan het heel makkelijk doen. Het zou een geweldige impuls geven als bedrijven hierbij geholpen werden. De minister moet dan echt iets verder gaan dan zeggen dat zij een en ander ondersteunt, maar daar verder geen concrete inhoud aan geven.

Minister Van der Hoeven: Ik heb opgeschreven wat de heer Ten Broeke zei toen hij daar een vraag over stelde aan de heer Ten Hoopen. Hij heeft toen wel degelijk de woorden «opspoorder» en «aanklager» gebruikt. Dat gaat niet. Als hij echter zegt: zorg ervoor dat bedrijven door het Crash Team ondersteund kunnen worden, ook bij het vinden van de juiste toegangen en van de juiste mensen die de zaken moeten aankaarten, dan zeg ik ja. Het overnemen van het zoeken naar bewijslast gaat wel heel erg ver. Het leidt er namelijk toe dat iemand iets neerlegt en zegt: zoek het maar voor mij uit. Dat gaat natuurlijk niet. Een ministerie of land krijgt die informatie niet los. De Commissie heeft echter wel bevoegdheden om die zaken bij andere lidstaten af te dwingen. Dat is een bevoegdheid die ik niet heb. Als de heer Ten Broeke zegt dat het Crash Team actiever en bekender moet worden, dan laat ik de reactie daarop aan de staatssecretaris over, anders ben ik het gras voor zijn voeten aan het wegmaaien en dat wil ik niet. Het probleem is dat de heer Ten Broeke niet bij de begrotingsbehandeling aanwezig was. Daar hebben we namelijk een bepaalde taakafspraak gemaakt. Het Crash Team ligt bij de staatssecretaris.

Ik kom bij de nationale ruimte en de bedrijfsconcurrentie. Als bedrijven merken dat landen zich niet aan de spelregels van de interne markt en de staatssteun houden, kan er melding gemaakt worden; dat heb ik al gezegd. Ik heb ook gezegd dat er, zelfs als landen zich aan de regels houden, waar we van uitgaan, verschillen in benadering zijn. Er is ruimte voor een nationale invulling. Je kunt op deze manier ook komen tot maatwerk. De mate waarin en de manier waarop landen hun bedrijven helpen, verschilt. Zolang andere landen zich aan de regels houden, kun je hen daar niet op aanspreken. Je moet wel zorgen voor een sterke concurrentiepositie voor je eigen bedrijven, zodat je ze daar waar mogelijk door de crisis heen helpt. We horen wel vaker wat andere landen allemaal doen. Het is dan alsof wij hier niets doen. De heer Ten Broeke kan over de deeltijd-WW denken hoe hij wil, maar die heeft er wel voor gezorgd dat heel veel mensen hun baan niet verloren, wat anders tijdelijk wel het geval zou zijn geweest. Dan hadden ze tijdelijk achter de geraniums gezeten, en de vraag is of tijdelijk niet voor altijd was geworden. Hoe langer je namelijk uit het arbeidsproces weg bent, hoe minder interessant het wordt om erin terug komen. We hebben niet voor niets de garantieregeling op het gebied van kredietverlening ingesteld, met extra middelen voor innovatie en het verruimde staatssteunkader met de nieuwe regeling voor de exportkredietverzekering. Daarop zal de staatssecretaris overigens verder ingaan. Met de heer Ten Broeke wil ik natuurlijk ook graag dat de regelingen beter worden gebruikt, maar het is mijn eerste taak om ervoor te zorgen dat de regelingen er komen en de belemmeringen om ervan gebruik te maken, worden weggenomen. We hebben het convenant met de banken gesloten, omdat duidelijk was dat binnen de banken de informatie over de verruimde regeling lang niet bekend was, en zeker niet bij alle bijkantoren. Daarom zijn we ook met de kredietdesk begonnen, en ben ik erg blij dat Loek Hermans bereid is om het boegbeeld te zijn waar de Kamer, bij monde van met name de PvdA-fractie, om heeft gevraagd. Ik zal samen met de heer Hermans bekijken op welke manier we een en ander kunnen steunen vanuit het departement. Ik praat dan over financiële steun en dat soort zaken. Dan kun je namelijk gaan werken aan de relatie met het midden- en kleinbedrijf. Als je een krediet nodig hebt en je kredietwaardig bent, mag het niet zo zijn dat je het niet krijgt omdat de banken de kredietgarantie weigeren. Dat kan niet.

We bekijken ook, samen met VNO-NCW en MKB-Nederland, hoe we een fonds kunnen vormen met institutionele beleggers, ten behoeve van het mkb, conform de motie Ten Hoopen. Ik hoop dat we dat voor het eind van het jaar afgerond hebben. Dit zijn nieuwe dingen. Als nog blijkt dat bepaalde zaken aangepast moeten worden of dat we nog op een andere manier ruimer gebruik moeten maken van de staatssteunregels, bijvoorbeeld voor tijdelijke verruiming, dan doen we dat. We moeten echter wel iets doen wat helpt. Ik ben het met de Kamer eens dat zaken niet op de plank moeten blijven liggen, vandaar de twee dingen die we hebben gedaan. Tegelijkertijd werken we samen met de banken aan campagnes, voorlichtingsbijeenkomsten en wat dies meer zij, om de bekendheid te vergroten. Het kan namelijk niet zo zijn dat een bedrijf geen gebruik kan maken van de regelingen, omdat het daarmee niet bekend is.

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter ...

De voorzitter: Hebt u een toelichtende vraag, of is het iets wat ook naar de tweede termijn kan? Ik wil de staatssecretaris namelijk ook nog het woord geven.

De heer Ten Broeke (VVD): Het is een toelichtende vraag, als u dat beter vindt. Ik heb hier zojuist een vraag over gesteld en daar komt volgens mij geen helder antwoord op. We kunnen het nu direct uitkaarten, wat mij betreft. Dat scheelt misschien weer in de tweede termijn. Ik heb de minister zojuist het lijstje gegeven. Ik heb haar de onderuitputting gegeven en dat deed ik ten opzichte van de plafonds die voor het einde van 2009 gelden. Dat zijn dus regelingen die verlopen. We zitten met een onderuitputting van gemiddeld zo’n 50%. We kennen de enquête van de FME, waaruit blijkt dat ondernemers er eigenlijk helemaal niets van weten. Het is prachtig dat de minister de financiële instellingen, de bancaire sector en de vermogensbeheerders erop aanspreekt, maar dit kan de minister zelf. Zij moet zichzelf eigenlijk de doelstelling opleggen dat er voor het eind van het jaar geen ondernemers meer bestaan die hier niet van weten, en dat de ondernemers bovendien weten wat ze ermee kunnen. We moeten echt meer doen.

Minister Van der Hoeven: Hier wreekt zich iets, namelijk dat de heer Ten Broeke de begrotingsbehandeling van Economische Zaken niet heeft meegemaakt. Daarbij is uitgebreid over deze zaak gesproken. Er zijn voorstellen ingediend van de zijde van de Kamer, onder andere over het boegbeeld en de kredietdesk. Die voorstellen voer ik uit, juist om een antwoord te kunnen geven op de vragen die de heer Ten Broeke hier herhaalt. Ik ben het dus niet oneens met die vragen; ik ben het ermee eens. Waar ik het echter niet mee eens ben, is dat de heer Ten Broeke doet alsof ik niets heb gedaan. Dat is niet juist. Mede naar aanleiding van de debatten in de Tweede Kamer is een aantal zaken in een stroomversnelling gekomen. Wat we verder kunnen doen is bijvoorbeeld de kredietdesk faciliteren met een financiële ondersteuning, zodat men zijn werk goed kan doen. Ja, dat doen we wel. Het gaat mij er niet om dat regelingen uitgeput worden. Het kan ook zijn dat er op een gegeven moment geen behoefte aan is. Bedrijven die er behoefte aan hebben, moeten echter wel de weg weten te vinden naar de regelingen. In dat kader pak ik ook de opmerking op van de heer Ten Broeke over het FME-onderzoek. Natuurlijk doe ik dat.

Ik zal mijn betoog wat indikken, voorzitter. De heer Ten Hoopen sprak over het matchen van beleidskeuzes in andere landen. Dat kan toch nooit een doel op zichzelf zijn? We hebben op een gegeven ogenblik de keuze gemaakt voor een ruime deeltijd-WW, ruimer dan die in België, en voor kennisdetachering, die in Duitsland en België niet mogelijk is. Ook hebben we gekozen voor extra middelen om via de WBSO de innovaties op peil te houden, wat in Duitsland en België niet mogelijk is. Daar hebben wij onze euro’s aan uitgegeven. Je kunt niet én het meeste geld uitgeven aan innovatie én aan infrastructuur én aan re-integratie én aan onderwijs. Dat gaat niet. Je zult daar keuzes in moeten maken en die hebben wij gemaakt. Soms gaan onze keuzes minder ver dan die van andere landen. We hebben een regeling die inderdaad minder ruim is dan in sommige andere landen. Zij is wel weer ruimer dan in sommige andere lidstaten, maar als je echt een heel genereuze regeling treft, gaat dat toch eigenlijk alleen ten koste van een goede werking van de arbeidsmarkt? Dat is ook niet de bedoeling.

Mevrouw Gesthuizen vroeg of loonmatiging geen protectionisme is. Nee. Het streven is om de loonkosten te beheersen. Dat leidt wel tot behoud van concurrentievermogen en tot behoud van banen. Verbetering van de concurrentiepositie is prima. Daarbij is echt geen sprake van benadeling van andere landen. Ook buitenlandse bedrijven in Nederland profiteren van bijvoorbeeld de loonmatiging. Er is dus een level playing field.

Mevrouw Gesthuizen vroeg ook waarom we in Nederland niet meer gebruikmaken van de staatssteunkaders. We hebben het oude staatssteunkader aangepast. We hebben gebruikgemaakt van de mogelijkheid om steun te verlenen tot een bedrag van € 500 000 in drie jaar. Die regeling geldt tot en met 31 december 2010 en is aangemeld bij en goedgekeurd door de Europese Commissie. Dat is niet hetzelfde als het geven van subsidies. We hebben een kader gecreëerd waarvan alle overheden gebruik kunnen maken, om bedrijven in de huidige crisis te helpen. Het is dus een mogelijkheid waarvan gebruik kan worden gemaakt. Bij Economische Zaken gebruiken we die mogelijkheid bij de regeling Pieken in de Delta, bij 2gthere en bij Package4growth. Op 2 oktober heeft de Commissie de Nederlandse regeling Exportkredietverzekering goedgekeurd. Ik heb al gezegd dat ik open sta voor nadere maatregelen als die nodig zijn. Ook daarvoor geldt echter dat je een euro maar één keer kunt uitgeven. De eventuele maatregelen moeten dus een duidelijke meerwaarde hebben, anders moeten we ze niet treffen.

Voorzitter, ik denk dat ik het hierbij kan laten.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik heb heel eventjes zitten nadenken en ik heb mijn vraag over de defensie-industrie nog zitten herkauwen. Als ik de minister goed begrijp, zegt zij: we mogen ons bedrijfsleven beschermen als er geen gelijk speelveld is. Kan zij mij een speelveld, een markt, noemen die zo glad is als een biljartlaken en waarop protectie is toegestaan? De post? De energiemarkt?

Minister Van der Hoeven: Ik dacht dat mevrouw Gesthuizen een vraag over de defensie-industrie aan mij ging stellen.

Mevrouw Gesthuizen (SP): In het kader van de defensiegerelateerde industrie zei de minister: we hebben daar niet te maken met een gelijk speelveld, dus dan is protectie wel toegestaan. Kan de minister mij dan eens een markt noemen die zo glad is als een biljartlaken? De post? De energiemarkt?

Minister Van der Hoeven: Ik heb niet aangegeven dat er sprake mag zijn van protectionisme. Ik heb aangegeven dat je op een gegeven moment moet opkomen voor de belangen van je eigen industrie. Bij de defensie-industrie gebeurt dat in het kader van onze mkb-defensieindustrie. We hebben namelijk geen grootschalige defensie-industrie zoals Duitsland, Frankrijk en Spanje. Onze defensie-industrie is op mkb-formaat. Als die buitenspel wordt gezet omdat de defensierichtlijn zodanig wordt vormgegeven dat alleen grote landen er een rol in kunnen spelen, moet je ervoor opkomen. Op vragen over TNT en de post zal de staatssecretaris ingaan.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Uiteraard, maar er zijn wel meer industrieën in Nederland die vooral draaien op het mkb. Dit is nu precies het punt dat ik daarstraks wilde maken. Hier gaat de minister zelf zwabberen. Als puntje bij paaltje komt, zijn er uitzonderingen mogelijk en worden er excuses gezocht. Tegen die willekeur maakt de SP-fractie bezwaar. Soms heeft de industrie in arme landen daar last van en soms ons eigen bedrijfsleven. Er wordt met twee maten gemeten. Waar het de minister zint, maakt zij uitzonderingen en staat zij protectionisme toe. Waar het haar niet zint, maakt zij geen uitzonderingen. Daar maak ik bezwaar tegen. Daarom zou ik het prettig vinden als de minister zelf met een brief zou komen waarin zij aangeeft wat voor haar protectionisme is en wat niet. Tegen dit soort willekeur, waarbij ministers dan wel hun ambtenarenapparaat zelf mogen uitmaken of een sector wordt geholpen, maken wij bezwaar.

Minister Van der Hoeven: Ik stel voor dat mevrouw Gesthuizen de grote broek die zij aantrekt een beetje nader definieert, en dat zij met voorbeelden komt. Dat lijkt me veel verstandiger dan dat zij dit soort gratuite opmerkingen maakt.

Staatssecretaris Heemskerk: Voorzitter. Dank voor de vragen in eerste termijn. De Kamer gaat natuurlijk zelf over de orde van de agenda, maar het feit dat dit geen spoeddebat is maar een AO, geeft ons de mogelijkheid om wat dieper in te gaan op de materie. Ik had me ook erg verheugd op een debat met de PVV. Ik was helemaal gewapend om te laten zien dat de zogenaamde vrijheid waar de PVV voor staat, zeer schadelijk is voor iedereen die werkt in de Rotterdamse haven, en de Nederlandse economie en de wereldeconomie geen goed doet. Helaas ontbreekt de meest protectionistische partij echter in dit debat over protectionisme. De meeste leden van de commissie zijn het er, soms meer en soms minder, over eens dat handel en open markten de motor zijn voor het herstel van de wereldeconomie. De G20 hebben dat signaal uitgedragen en Nederland blijft zich er zeer actief voor inzetten. Nederland heeft daar als kleine, open economie het meeste profijt van. «Small country, big business», zeg ik vaak op mijn missies. Ook bij het aantrekken van buitenlandse bedrijven heeft Nederland er profijt van. Mevrouw Vos wees daarop en het CBS heeft er ook onderzoek naar gedaan. Buitenlandse bedrijven zorgen voor binnenlandse banen die beter betalen! Ook daarom is het van belang om buitenlandse bedrijven naar Nederland te halen.

Afgelopen week is het vijfde reguliere monitoringsrapport van de Europese Commissie uitgekomen, over de handelsbeperkende maatregelen. In dat rapport staan twee hoofdconclusies. De eerste is dat de wereldhandel zich langzaam lijkt te herstellen. De tweede is dat een wijdverspreid, systematisch toenemen van protectionisme is voorkomen. Stop dus de crisis; laten we ook bekijken wat er wel goed gaat. We hebben geleerd van de jaren 30 en we hebben daarnaar gehandeld. De crisis is niet in die mate voorgekomen, maar niet alle G20-landen houden zich aan de toezegging om af te zien van handelsverstorende maatregelen. Nederland blijft alert, de EU blijft alert en de WTO komt met voortgangsrapportages. Die zijn nog niet uit, maar ik kan een tipje van de sluier oplichten. We hebben informeel vernomen van het WTO-secretariaat dat de conclusies van de WTO in hoofdlijnen overeenkomen met die van de Europese Commissie: de wereldhandel lijkt zich langzaam te herstellen en systematische escalatie van protectionisme doet zich niet voor. Een andere waarschuwer is echter Simon Evenett, van de Global Trade Alert. Hij kijkt niet naar de maatregelen, maar naar de aankondigingen, en hij is bezorgder. Hij zegt dat er in grote delen van de verhandelde productlijnen met de handelsbelemmeringen wellicht extra maatregelen kunnen komen. Waakzaamheid blijft dus geboden.

De heer Ten Broeke vroeg om cijfers. Hoe staat de teller? Onderzoek van de Europese Commissie laat zien dat er sinds oktober 2008 223 handelsverstorende maatregelen zijn genomen. Dat is ongeveer 5% van de EU-export. Sinds augustus 2009 is er sprake van een afvlakking. Ook daarbij kijk ik toch maar even naar de positieve kant. Publieke rapportages en peer pressure blijken te werken, net als economische diplomatie. Maatregelen van vorig jaar zijn niet teruggedraaid. We blijven alert en we ondernemen actie waar mogelijk.

Het is buitengewoon innovatief dat de Nederlandse overheid op een heel slimme manier onderzoekers en uitvinders die in private bedrijven werkten, onder een publieke paraplu brengt. De heer Van der Ham sprak over de deeltijd-WW. Als je in Amerika je baan verliest, moet je in een auto gaan slapen. Misschien is dat de kant die hij op wil. In Nederland kiezen wij voor deeltijd-WW, waaraan wij scholing koppelen. Dat zijn allemaal vormen van beleidsconcurrentie die de pijn verzachten. Het zit in de fiscale en de sociale wetgeving en soms ook in de vormgeving van subsidies en financiering. Dat is de positieve kant. Het je echt niet houden aan staatssteunregels en aan WTO-regels is echt protectionisme. Daar hebben we ons Crash Team voor. Ik zal daar een paar dingen over zeggen, maar ik zal eerst nog ingaan op de concrete klachten van de heer Ten Hoopen.

De voorzitter: Voordat u dat gaat doen, heeft de heer Ten Broeke een vraag over de cijfers.

De heer Ten Broeke (VVD): Ja, over de cijfers en het al dan niet geruststellend zijn van het beeld. Volgens mij is dat helemaal niet geruststellend. De staatssecretaris zegt dat er sinds oktober 232 maatregelen genomen zijn die uiteindelijk 5% van de EU-export betreffen. Dat is gewoon ontzettend fors. De staatssecretaris zegt dat het nu afvlakt. Dat betekent dat alles wat al stond gewoon blijft staan en dat het iets minder snel groeit. Dat vind ik geen succes; het aantal moet terug. Als je alleen al de WTO-maatregelen die toegestaan zijn bij elkaar optelt, kom je al op een bedrag waarmee de handel wordt teruggedrukt van ongeveer 350 mld. per jaar. Aan Opel kunnen we ook zien dat er heel veel mogelijk is in Europa. We zien het ook op landbouwgebied: 10% van de totale landbouwsteun mag je in je eigen land uitgeven. Dat is echt fors. De staatssecretaris zegt dat hij ontzettend blij is met de deeltijd-WW. Daarbij kijkt hij weer naar de VS en dat is natuurlijk belachelijk. Vergelijk de Nederlandse situatie dan met die in Duitsland en België. De Kurzarbeit in Duitsland is veel sneller ingevoerd, heeft niet allerlei nare scholingsverplichtingen en heeft dus veel sneller effect gehad, even los van hoe je er ideologisch over denkt. Vanuit beleidsconcurrentieel perspectief heeft Nederland met de deeltijd-WW dus alleen nadeel ondervonden ten opzichte van zijn twee buren. Ook in België is het namelijk, met de DOP-regeling, veel sneller gegaan. De staatssecretaris moet dus niet naar Amerika zeilen om een spookbeeld op te roepen. Hij moet kijken naar de landen naast ons, waarmee we echt concurreren en waarheen we moeten exporteren. Dan zal hij zien dat het beeld helemaal niet zo gunstig is, overigens ook niet op het geaggregeerde niveau van de cijfers. Ik kan zijn geruststellende woorden dus werkelijk niet volgen.

De voorzitter: Hebt u nog een vraag of wilde u dit punt gewoon maken?

De heer Ten Broeke (VVD): De staatssecretaris zegt dat waakzaamheid is geboden. Dat is toch geen antwoord? Ik wil graag een scherper antwoord. Wat doet hij? Waar gaat het dan heen met die waakzaamheid van hem?

Staatssecretaris Heemskerk: Nu, daar was ik precies aan toe. Ik zei dat de trend de goede kant op buigt. Het is natuurlijk een verkeerde trend dat er handelsverstorende maatregelen zijn genomen. Daar treden we tegen op, maar laten we ook onze zegeningen tellen. De wereldhandel trekt een beetje aan en de grote fouten uit de jaren 30 zijn gelukkig niet herhaald. Dat was de teneur van mijn inleiding.

De heer Van der Ham (D66): De staatssecretaris sprak mij aan over Amerika. Daar heeft de heer Ten Broeke al het nodige over gezegd. Het was ook een beetje onzin, een rare vergelijking. Tegelijkertijd mag ik toch van de staatssecretaris van Economische Zaken vragen dat hij weet dat zo’n deeltijd-WW, die op korte termijn iets kan bijdragen, een dilemma in zich bergt. Het kan namelijk best zo zijn dat bedrijven moeten omvallen, omdat ze gewoon niet sterk genoeg zijn, waarna de werknemers wellicht weer ergens anders aan de slag kunnen. Het moet juist voor het ministerie van Economische Zaken een dilemma zijn om dit soort regelingen op te tuigen, omdat ze de economische dynamiek op een bepaalde manier kunnen beperken.

Staatssecretaris Heemskerk: Het debat over de vormgeving van de deeltijd-WW is vaker met de Kamer gevoerd. De regeling is vooral op verzoek van het bedrijfsleven zelf tot stand gekomen. Ik denk dat het goed is dat er even lucht komt. Het is heel belangrijk dat er niet te snel afscheid wordt genomen van mensen als dat niet per se hoeft. Als bedrijven failliet gaan, gaan ze failliet en moeten we ervoor zorgen dat de werknemers zo snel mogelijk aan andere banen geholpen worden. Als het echt nodig is, deinst het kabinet er ook niet voor terug om, zoals bij DSB, heel stevig te blijven en er vervolgens alles aan te doen om de spaarders en de werknemers te ondersteunen. Het is echter goed dat we een deeltijd-WW hebben, vooral omdat die gekoppeld is aan de scholing van werknemers.

Ik ga verder met de twee voorbeelden waarnaar de heer Ten Hoopen vroeg, te weten TNT en de wisselkoers. TNT is nu juist zo’n voorbeeld waarbij de economische theorie misschien is dat je helemaal niets moet doen: als ze in Duitsland in het water springen, doen ze dat maar, maar wij springen er niet in. Wij hebben er toch voor gekozen om ons te verzetten tegen de manier waarop in Duitsland sprake was van een groot voordeel voor het bestaande nationale postbedrijf, dat ten koste ging van nieuwkomers. Dat gold vooral voor de manier waarop de btw was geregeld en de manier waarop men een minimumloon invoerde. We zijn een diplomatieke strijd aangegaan, voor en achter de grenzen, en bilateraal maar ook via de Europese Commissie. Het is misschien het inzicht van Duitsland zelf geweest of de diplomatie, maar ten aanzien van de btw zijn echt verbeteringen opgetreden. Dat geldt ook in het Verenigd Koninkrijk. Ten aanzien van het minimumloon heeft de Duitse regering twee keer een rechtszaak verloren. Tegen die uitspraak is nu ook in cassatie gegaan. Mevrouw Gesthuizen vroeg naar de toekomst van het minimumloon. Die is nu aan het nieuwe kabinet. Ik weet niet of dat de route bewandelt van het oude kabinet om op een andere manier een minimumloon te introduceren. Dit is typisch een voorbeeld van een economische theorie aan de ene kant, terwijl aan de andere kant Duitsland en Engeland zich niet aan de regels houden. Wij hadden daarop de postmarkt in Nederland open kunnen gooien, want als wij dat op een sociaal verantwoorde manier doen, met bovendien de introductie van een nieuwe cao voor de nieuwkomers, doen we het goed. We hebben daar echter toch mee gewacht, ook vanuit buitenlandse optiek, omdat ik het belangrijk vond om het signaal te geven aan het VK en Duitsland dat ook zij zich netjes aan de spelregels moeten houden.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter, mag één punt maken?

De voorzitter: Mevrouw Gesthuizen, heel even.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik wil ook verder niets vragen. Ik wil alleen via u tegen de staatssecretaris zeggen dat ik daarover geen vraag heb gesteld en dat ik hem in december spreek over de post.

Staatssecretaris Heemskerk: Ik zie er zoals altijd naar uit.

De heer Ten Hoopen vroeg of wisselkoersen gebruikt worden om concurrentievoordeel te creëren, met name in China. Ik zal eerst een paar algemene zaken zeggen over wisselkoersen en het bewust inzetten daarvan om de eigen concurrentiepositie te verbeteren. Over het algemeen is dat geen succesvolle aanpak en ook geen langdurig houdbare. In ieder geval doen wij dat vanuit Europa natuurlijk niet. Er is ook een keerzijde. Als de Chinese munt te goedkoop is, zou je ook kunnen zeggen dat de euro te duur is en we daar iets aan moeten doen. Nee, daaraan gaan we niets doen. Wij kijken naar de prijsstabiliteit in Europa. Moet je nu de Chinezen bekritiseren en beoordelen, zoals de nieuwe minister van Financiën in de VS heeft gedaan? Economen hebben ook veel kritiek. Het is controversieel en politiek riskant om zo vol tegen de Chinezen in te gaan. Het is ook lastig om een oordeel te geven over het niveau van een munt, maar het IMF en anderen wijzen op het grote risico van macro-economische onevenwichtigheden. Dat is iets anders dan te zeggen dat de handel wordt verstoord door wisselkoerseffecten. Over onevenwichtigheden hebben het kabinet, de Europese Commissie en de ECB gezegd dat ze een bron van zorg zijn, die we echter niet oplossen met wisselkoersbeleid als antwoord van Europa aan de Chinezen.

De heer Ten Hoopen (CDA): Daar zijn we het wel over eens, maar als resultaat daarvan zijn er lagere prijzen. Dat kan behoorlijk belemmerend werken c.q. protectionistisch werken ten behoeve van de Chinese handel.

Staatssecretaris Heemskerk: Lage Chinese prijzen en een kunstmatig lage munt geven een concurrentievoordeel, maar de vraag is wat je eraan doet.

Over het Crash Team heeft de minister al een aantal dingen gezegd. Ook daarbij geldt: ere wie ere toekomt. Het vorige kabinet – dat zeg ik ook tegen de heer Ten Broeke – heeft het Crash Team in 2005 opgezet en bekendgemaakt onder ondernemend Nederland via de Dutch Trade Board, de EVD, de Exportborrels, de brancheorganisaties, de internationale directies bij de verschillende ministeries, het postennetwerk en de eigen website. Op tal van terreinen brengen we het Crash Team onder de aandacht. Ik blijf dat ook nu weer doen. Ik vind overigens ook dat echte ondernemers, als ze een probleem hebben, ondernemend zouden moeten zijn en op zoek zouden moeten gaan naar een instantie die kan helpen. In het kader daarvan brengen we ook het nut van ambassades onder de aandacht in de campagne Loop eens binnen in het buitenland. We doen dat allemaal om de Crash Teams onder de aandacht te brengen. Zaken worden in zo’n Crash Team zo snel mogelijk bekeken door een team van experts. Interventies vinden plaats via het postennetwerk, inclusief de permanente vertegenwoordigingen. Waar nodig wordt er op het allerhoogste politieke niveau geïntervenieerd. Denk bijvoorbeeld aan de zaak van Eureko in Polen. Denk ook aan de Sachalin-zaak van Shell. Het is echter iets anders om de zaak over te nemen. Wij kunnen natuurlijk niet naar Poetin voor Shell. Ik weet ook niet of de heer Ten Broeke dat bedoelt. Het Crash Team opereert heel actief en ook redelijk succesvol. Sinds de oprichting in 2005 zijn er bijna 160 zaken gemeld. Daarvan zijn er 20 succesvol afgerond en werden 30 zaken teruggetrokken. Bijna de helft van de klachten had betrekking op EU-lidstaten en werd verder afgehandeld via SOLVIT. Van de bijna 160 zaken zijn er 50 nog in behandeling. Successen zijn bijvoorbeeld geboekt ten aanzien van de discriminerende belastingen in Nieuw-Zeeland en ten aanzien van Franse douanestatistieken die bedrijfsvertrouwelijke informatie op straat legden. Het lukt echter niet altijd. Door een Nederlandse metaalfabrikant werden illegale subsidies door de Spaanse overheid naar voren gebracht, omdat er een sterk vermoeden was van oneerlijke concurrentie. Daarvoor is de bewijsvoering niet sluitend gekregen. De overheid heeft wel meegekeken met de bewijsvoering.

Het verbaast mij dat het aantal klachten over protectionisme sinds het begin van de crisis niet zijn toegenomen. In die zin beschouw ik het stuk van de FME als een uitnodiging om met de FME te bespreken hoe de leden erop kunnen worden gewezen wat het Crash Team en de overheid voor het Nederlandse bedrijfsleven kunnen betekenen. We zetten ons er namelijk graag voor in om misstanden bilateraal en multilateraal en voor en achter de schermen aan de orde te stellen.

Dan de Nordic loans. De Nordic Investment Bank kan daarmee werken, net zoals de Europese investeringsbank dat in Nederland doet. In de brief merkte ik overigens al op dat de NIB in de Scandinavische landen al sinds de jaren 70 opereert. Dit is dus niet opeens een ongelooflijke vorm van belemmering dan wel protectionisme in deze crisistijd. Nordic loans vormen een voorbeeld van de manier waarop landen hun eigen instrumenten ontwikkelen om het bedrijfsleven binnen de spelregels te ondersteunen.

Ik kan de Kamer vertellen dat er buitengewoon veel buitenlandse bedrijven jaloers zijn op alle nuttige dingen die collega Koenders doet voor het exporterende bedrijfsleven, bijvoorbeeld naar de ontwikkelingslanden. Denk aan het ORIO-instrument. Ze vinden het af en toe jammer dat het in hun landen niet op deze wijze gebeurt. We gaan er lekker mee door. We zetten ons volop in voor de Hollandpromotie, of het nu is via Lekker weg in eigen land of via trade dinners in het buitenland. De minister-president reed in een Spyker van Abu Dhabi naar Dubai en vervolgens hebben de Arabieren in Spijker geïnvesteerd. Iedereen doet het op zijn eigen manier. Ik ben op een bakfiets van www.bakfiets.nl een receptie in Turkije binnengereden: ik in de bakfiets en de Turkse minister van Handel achter het stuur!

De heer Van der Ham (D66): Bent u gearresteerd?

Staatssecretaris Heemskerk: Nee, dat was een Italiaan.

Een aantal leden heeft gesproken over de EKV. We hebben op dat gebied veel gedaan. In eerste instantie hebben zich daarbij wel de nodige problemen voorgedaan. Opeens werden door Atradius aan de commerciële kant sectoren dan wel landen uitgesloten zonder een goede aankondiging. Dat kan niet; we zijn tegen zwarte lijsten en dat heb ik ook laten weten. Juist in deze moeilijke tijden moeten we elkaar niet voor verrassingen plaatsen. Atradius heeft mij maandag, toen ik sprak op de Atradius exporteursmiddag, nog eens gezegd dat het niet meer zal voorkomen. We weten elkaar beter te vinden. We hebben een aantal maatregelen bekendgemaakt rondom de EKV, zoals uitbreiding van de werkkapitaaldekking, versoepeling van het landenbeleid, instandhouding van het landenbeleid waar de risico’s zijn toegenomen via de Tijdelijke Aanvullende Staats Kredietverzekering en de mogelijkheid om verlaagde limieten of limieten die lager zijn vastgesteld dan gevraagd, alsnog te verhogen met een herverzekering bij de Staat.

De heer Ten Broeke vroeg of de capaciteit een probleem vormt en moet worden uitgebreid. Nee, die is vooralsnog geen probleem. We hebben 10 mld. in de boeken, 8 mld. wordt gebruikt en ongeveer 4 mld. wordt daarvan ieder jaar vernieuwd. We zitten dus niet in de problemen. Maandag heb ik ook een nieuwe maatregel bekendgemaakt, waarmee kapitaalverschaffers aan banken een aanspraak kunnen doen op een garantstelling door de overheid, waardoor de funding voor banken voor exportfinanciering aantrekkelijker wordt. Dit moet het exporterend bedrijfsleven helpen. Helaas was die maatregel blijkbaar zo complex dat ik hem niet heb teruggezien op de voorpagina van De Telegraaf, maar hij helpt exporteurs en hij is goedgekeurd door Europa.

Antidumping is protectionisme en daar verzetten we ons tegen. Gelukkig is de antidumpingsmaatregel voor de schone, groene spaarlamp van tafel. Ik beloof mevrouw Vos om me ook maximaal in te zetten voor goedkope schoenen uit China en Vietnam. Wij verdienen nog steeds goed in de schoenensector, omdat wij nog steeds aan marketing, design en distributie doen maar de productie in Vietnam gebeurt. Laat het weer tegen een redelijke prijs terugkomen in Vietnam. Dat land wordt nu dubbel gestraft. Het houdt de antidumping en het verliest zijn preferenties omdat het beter gaat met het land. Zo moeten we het niet doen. We willen ook dat Vietnam minder ontwikkelingssamenwerkingsgelden krijgt en meer handel gaat drijven.

De heer Ten Hoopen vroeg naar de bezuinigingen op ambassades. Het is goed dat de Europese lidstaten meer gaan samenwerken onder leiding van de buitenlandse hoge vertegenwoordiger. Wij willen de invulling van de ambassades vooral in stand houden op het gebied van de bilaterale economische diplomatie. Ik heb zeer veel vertrouwen in Franse collega’s, maar ik denk dat een Nederlandse diplomaat net iets harder loopt voor de belangen van een Nederlandse baggeraar. De bilaterale economische diplomatie blijft dus een kerntaak. Zij wordt meer een kerntaak van de buitenlandse posten dan algemene ambtsberichten, interessante politieke beschouwingen of de positie van de Europese Commissie en van de Europese Unie in de WTO. Dat zou veel meer gezamenlijk kunnen gebeuren.

Mevrouw Vos vroeg hoe het staat met Doha. Mijn indruk is dat de Amerikaanse regering de volgende volgorde van prioriteiten gesteld heeft: 1. binnenlandse gezondheidszorg, 2. Kopenhagen – dat wordt nog ontzettend hard trekken – en 3. Doha. Wij blijven ons inzetten voor een Doha-ronde. We hebben met de Europese ministers van Handel afgesproken om begin december allemaal naar Genève te gaan. Ik werd zelfs opgebeld met de vraag of ik echt drie dagen kom. Ja, ik kom drie dagen, want het signaal dat wij daar zijn en bilateraal praten over het bereiken van een doorbraak, willen we met alle Europese handelsministers afgeven. We hebben als Europa veel te winnen, omdat het een ontwikkelingsronde is om de markttoegang voor de allerarmste landen verder te verbeteren, niet alleen naar Europa, maar ook naar de VS.

Mijn laatste opmerking is dat ik denk dat een perfect gelijk speelveld niet bestaat. Voor een deel komt dat door slimme beleidsconcurrentie. Die moeten we ook in stand houden als wij een voorsprong hebben. Echt oneerlijke concurrentie en fout protectionisme bestrijden de minister en ik echter op alle mogelijke fronten voor het Nederlandse bedrijfsleven.

De voorzitter: We hebben heel kort tijd voor een tweede termijn van een halve minuut per spreker. Probeert u zich te beperken tot uw hoofdpunt.

De heer Ten Hoopen (CDA): Voorzitter. Ik heb er twee, als u mij dat toestaat. Het eerste punt is de open economie. Nederland is daarin heel bijzonder. Protectionisme drukt de levensader van Nederland dicht. Ik vraag de minister en de staatssecretaris dus om realiteitszin. Niet: nou, we zien wel. Nee, realiteitszin. Zij moeten alert zijn, erbovenop zitten en resultaten boeken.

Mijn tweede punt betreft de spelregels. Ik begrijp dat men zich aan de spelregels wil houden, maar binnen de EU van 27 landen moet het principe van gelijke monniken, gelijke kappen gelden. Er moet dus gelijk worden gehandhaafd voor alle 27 landen.

Mijn laatste punt is het Crash Team. Dat is natuurlijk actief en geeft voorlichting, maar ik vraag de regering ons te laten weten waaruit die proactiviteit dan bestaat.

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Ik heb drie puntjes, als u mij toestaat. Ik begin met de Crash Teams. Ik ben er onvoldoende van overtuigd dat door die teams alles op alles wordt gezet. Misschien heeft de regering die intentie wel, maar er is meer mogelijk. Ik heb nog eens naar de motie-Elias gekeken. Daarin staat niets over een aanklager, hoewel ik zelf van mening ben dat we een heel eind kunnen komen zonder zelf in de rechtszaal te gaan staan voor de bedrijven. Dat kunnen ze dan misschien zelf. In de motie gaat het over opsporen. De minister van Economische Zaken sloot zojuist niet uit dat ze dat wilde. Ik vraag de bewindslieden dus om hier nog eens goed naar te kijken. Het gaat om het nationale belang van het vrij houden van de open handel. Ik denk dat Crash Teams echt meer kunnen doen. De staatssecretaris moet, als hij dan toch in gesprek gaat met de FME, ook de moed hebben om te zeggen dat de enquête over vier maanden nog eens moet worden gehouden en dat hij in ieder geval een verdubbeling garandeert van het aantal ondernemers dat ervan weet en ervan gebruikmaakt. Dan levert de staatssecretaris boter bij de vis.

Een punt dat ik in eerste termijn kort heb aangeroerd, is het protectionisme onder andere vlag, bijvoorbeeld de groene vlag. Kijk naar wat er nu met palmolie gebeurt. We stimuleren in dit land biobrandstoffen met allerlei regelingen, terwijl we als Europa hebben gezegd dat bijmengen ...

De voorzitter: Ik wil graag een vraag, geen verhaal.

De heer Ten Broeke (VVD): Ja, die komt eraan. We hebben met bijmengen de situatie laten ontstaan dat er nu massaal biobrandstoffen worden geproduceerd. Voor palmolie, dat een relatief duurzaam goed is, bestaan nu nieuwe restricties. Dat kost banen in Rotterdam, terwijl wij hier regelingen zitten uit te vaardigen om boeren iets nieuws te laten doen. Zouden de bewindslieden daar eens naar willen kijken?

Tot slot de staatssteun.

De voorzitter: U moet het nu kort houden, want we moeten zo de zaal uit.

De heer Ten Broeke (VVD): We zijn ook iets later begonnen; wij moesten ook wachten.

De voorzitter: Eén vraag graag.

De heer Ten Broeke (VVD): Dan laat ik het hierbij.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Ik blijf vasthouden aan de behoefte aan een brief van het kabinet met een definitie van protectionisme, maar ik ken de minister inmiddels. Zij laat in woord en beeld zien dat zij hiervoor niets voelt. Ik overweeg dus hierover een VAO aan te vragen, ook omdat het antwoord van de minister op mijn vraag naar loonmatiging laat zien dat er nogal wat is af te dingen op de houding van het kabinet. Buitenlandse bedrijven hebben ook voordeel van lage lonen in Nederland. De Chinese schoenenfabrikant moet zich dus maar in Nederland vestigen. Dat zal aanzienlijk schelen in de loonkosten voor dat bedrijf.

Ik heb twee korte vragen. In hoeverre zijn de grenzen bereikt van de € 500 000 die op Europees niveau zijn toegestaan? Wat is nog meer wenselijk?

Wat betreft de EKV wil ik weten of bekend is in hoeveel procent van de gevallen de dekking volledig is verdwenen in plaats van verlaagd.

De heer Van der Ham (D66): Voorzitter. Kortheidshalve kan ik aansluiten bij de heer Ten Hoopen. Misschien kan in bepaalde gevallen uit onderzoek blijken dat er nog niet echt iets aan de hand is, maar intussen gebeurt er natuurlijk wel iets in en buiten Europa, waar we heel erg bovenop moeten zitten. Ik steun dus zijn oproep.

Ik had ook een vraag gesteld over de opmerking van gisteren op www.telegraaf.nl van de staatssecretaris over de voedselindustrie en de chemische industrie. Hij zegt dat die ondersteund moeten worden. Hoe wil hij dat doen? Hij gaat toch geen fout maken?

Minister Van der Hoeven: Voorzitter. Realiteitszin en alertheid: ja. Het is inderdaad noodzakelijk om voortdurend op je qui-vive te blijven, zowel in EU-verband als in WTO-verband. Dat zeggen wij graag toe. Signalen die binnenkomen, worden uiteraard opgepakt. Dat is verder geen probleem.

De motie-Elias waaraan de heer Ten Broeke refereert, is afgewezen; zij werd niet gesteund door de Kamer en ik ga haar dus niet uitvoeren. De motie is wat mij betreft van de baan.

Wat niet van de baan is, is het gesprek met de FME. Daarover hebben wij eerder gesproken en er is zowel door de staatssecretaris als door mijzelf nog aan gerefereerd. Wij gaan het gesprek aan, want ik wil bijvoorbeeld weten wat de FME zelf doet.

Wat betreft de biobrandstoffen hebben we natuurlijk de mogelijkheid van kleinschalige biomassa in de SDE-regeling; misschien doelt de heer Ten Broeke daarop. Ik denk dat het verstandig is om biobrandstoffen en biomassa aan de orde te laten komen in het gesprek over de SDE-regeling dat binnenkort gaat plaatsvinden. Daar hoort het thuis.

Mevrouw Gesthuizen vroeg om een brief over protectionisme. Ik heb duidelijk aangegeven dat er geen eenduidige definitie van protectionisme bestaat. Belemmerende handelsmaatregelen moet je altijd tegengaan. Er is in ieder geval sprake van protectionisme als de internationaal overeengekomen spelregels van de EU en de WTO worden overtreden. Een brief waarnaar de Kamer eventueel vraagt, zal niet meer opleveren dan dit antwoord.

Mevrouw Gesthuizen vroeg ook naar de grens van €500 000. Laten we eens even bezien hoe het werkt en hoe het uitpakt. Als het nodig is dat we er op een andere manier mee omgaan of zaken gaan verruimen, bekijk ik dat op het moment dat het aan de orde is. Daarmee bedoel ik overigens niet de €500 000; dat kan natuurlijk niet. Op dit moment zijn deze verruimingen gedaan. Laten we eerst eens bekijken hoe ze uitpakken. Ik ben echter nooit te beroerd om mijn mening hierover bij te stellen en te bekijken wat we meer kunnen doen.

Staatssecretaris Heemskerk: Voorzitter. Dank voor de tweede termijn. Ik zie de oproep van de heer Ten Hoopen om realistisch en proactief te zijn vooral als een aanmoediging.

Mevrouw Gesthuizen vroeg naar de nullimieten. Dat is een risicovol pad dat andere landen wel bewandelen. Terwijl een exportkredietverzekeraar geen limiet verstrekt en het risico dus niet in de boeken wil nemen, gaat de staat zaken wel herverzekeren. Dat is overigens ook risicovol voor de exporteur zelf, want als hij nat gaat, heeft hij altijd een eigen risico. Wij hebben dus juist gekozen voor andere routes om exporteurs te ondersteunen. Het herverzekeren van commerciële transacties waarop commerciële herverzekeraars zelf nul risico willen lopen, is buitengewoon ...

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik vroeg alleen maar naar een percentage. Kent de staatssecretaris dat?

Staatssecretaris Heemskerk: We hebben dat niet bijgehouden, omdat we die route dus vooralsnog niet op willen.

De heer Van der Ham vroeg naar voedsel en chemie. Ik heb verwezen naar een initiatief om binnen de Netherlands Foreign Investment Agency een aparte acquisitie-unit op te stellen, om in het voedselcluster en in het chemiecluster, waarin je consolidatie ziet, hoofdkantoren, distributiekantoren of R&D-activiteiten naar Nederland te brengen en hier te behouden. We willen proactiever optreden in die ketens. Ik zal de Kamer daarover op een gepast moment schriftelijk informeren.

Volgens mij vinden we de Crash Teams allemaal vreselijk belangrijk. Ik ga met de FME in gesprek. Ik zal vragen wat wij kunnen doen, maar ook wat de FME zelf kan doen om de bekendheid van de Crash Teams te vergroten. Ik zeg de heer Ten Broeke toe dat ik hem schriftelijk zal informeren over de uitkomst van dat gesprek.

De voorzitter: Ik zal de toezeggingen niet herhalen. Ik dank de minister, de staatssecretaris en de medewerkers. Ik sluit de vergadering.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Timmer (PvdA), voorzitter, Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), ondervoorzitter, Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Vos (PvdA), De Rouwe (CDA) en Elias (VVD).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Jan Jacob van Dijk (CDA), Sap (GroenLinks), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Boelhouwer (PvdA), Kalma (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Atsma (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Bosma (PVV), Meeuwis (VVD), Van Dam (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD), Heerts (PvdA), Uitslag (CDA) en Weekers (VVD).