Vastgesteld 29 mei 2009
De vaste commissie voor Economische Zaken1 en de vaste commissie voor Financiën2 hebben op 23 april 2009 overleg gevoerd met minister Van der Hoeven van Economische Zaken en staatssecretaris Heemskerk van Economische Zaken over:
– de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 27 maart 2009 met een reactie op het bericht van De Nederlandsche Bank inzake dalende kredietverlening aan bedrijven door Nederlandse banken (31 371, nr. 156);
– de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 21 oktober 2008 over de verruiming van het EZ-kredietinstrumentarium (31 371, nr. 24);
– de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 22 april 2009 met de antwoorden op de aanvullende vragen over kredietverstrekking MKB (31 371, nr. 169).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
Voorzitter: Timmer Griffier: De Veth
Vragen en opmerkingen uit de commissies
De voorzitter: Ik heet iedereen van harte welkom. De SP-fractie heeft laten weten dat zij afhankelijk van het verloop van dit algemeen overleg bij de regeling van werkzaamheden een VAO zal aanvragen.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Een van de vele tragische gevolgen van het gebrek aan toezicht op de financiële wereld is dat steeds meer ondernemers problemen ondervinden van de opdrogende stroom van kredieten. Ik krijg er e-mails over en gisteren bleek dat dit ook geldt voor al mijn collega’s en voor de MKB Servicedesk. Ook voor de crisis kreeg ik wel eens klachten, maar de huidige hoeveelheid is fors hoger. Dat is geen toeval. Minister Van der Hoeven lijkt het met mij eens te zijn. Zij had het maanden geleden al over een bedroevende opstelling van de banken en zei met hen een stevig gesprek te gaan voeren. Hoe is dat gesprek gegaan? Vindt de minister de opstelling van de banken nog steeds bedroevend en, als zij de opstelling van de banken bedroevend vindt, wat gaat zij dan doen om deze opstelling te veranderen? Tegenwoordig hebben wij tenslotte nogal wat te zeggen bij een aantal banken.
Gisteren kwam duidelijk naar voren dat ons bedrijfsleven grote behoefte heeft aan een intermediair tussen ondernemers en banken, aangezien de twee partijen een fors communicatieprobleem hebben. Deze intermediair zou vooraan in het traject, namelijk voor de daadwerkelijke kredietaanvraag, een rol moeten spelen, zodat ondernemers niet met lege handen de grote bankgebouwen hoeven te verlaten. Ook is er behoefte aan een centraal meldpunt voor problemen met kredietverstrekking. Laten wij die zaken combineren: én een meldpunt voor problemen, én een intermediair die vooraf helpt met de kredietaanvraag en met de vertaling van ondernemerstaal in bankierstaal. Het melden van het probleem door ondernemers is dan niet het eind, maar het begin van een aanvraag.
Ook werd gisteren gepleit voor een regeling waarbij de overheid voor meer garant staat dan nu het geval is, zelfs tot 100%. Daarbij moet het dan wel gaan om bedrijven die in de kern gezond zijn, maar door de crisis in de problemen zijn gekomen. Laten wij nou zo’n regeling gehad hebben. Sterker nog, wij hebben een aparte bank gehad voor dergelijke regelingen, namelijk de Nationale Investeringsbank. Deze bank stond voor 5 tot 10% garant en nam een eigen risico. De rest werd gedaan door de overheid. De SP heeft al eerder gepleit voor de heroprichting van de staatsbank, die in de jaren negentig tijdens het hoogtepunt van de privatiseringsdrang door minister Zalm werd verkwanseld. Is de minister al overtuigd van de meerwaarde van de heroprichting van zo’n bank? Daarmee zouden wij aanmerkelijk verdergaan dan met de huidige garantie voor de ondernemersfinanciering. De huidige garantie is een stap in de goede richting, maar legt alsnog 50% van het risico bij de banken die, zoals zij zelf zeggen, terughoudender zijn geworden. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden.
De afgelopen tijd is wel duidelijk geworden dat voor het verstrekken van geld forse expertise vereist is. Ik heb de minister daarom eerder gevraagd wat zij vindt van het initiatief van bijvoorbeeld de gemeente Hengelo om zelf kredieten te gaan verstrekken of garant te staan voor 80% van de kredieten. Laat ik vooropstellen dat gemeenten zoals Hengelo ondernemers in tijden van nood wel te hulp schieten, maar dat ik grote twijfels heb bij deze noodgreep. Er is immers nogal wat expertise vereist en ik weet niet of de gemeente daar wel het geëigende instituut voor is. Sterker nog, de reeds eerder genoemde Nationale Investeringsbank heeft al jaren geleden ervoor geijverd om een einde te maken aan dit soort lokale initiatieven. Hoe denkt de minister over deze risico’s?
Ik vraag mij af in hoeverre de uitgebreide kredietinstrumenten en borgstellingsregelingen nu werkelijk worden gebruikt. Blijven zij op de plank liggen of vindt een verschuiving plaats naar een bepaalde groep die nu meer dan anders gebruikmaakt van bepaalde regelingen? Wij kunnen wel het plafond verhogen en maatregelen bedenken, maar als daar niets mee gebeurt, leidt het natuurlijk tot niets. Het gekke is dat de cijfers laten zien dat de kredietverstrekking op peil blijft. Het niveau van de uitstaande kredieten stijgt zelfs alweer. Dit is in tegenstelling met hetgeen wij te horen hebben gekregen.
Meer banken hebben de afgelopen jaren gebruikgemaakt van special purpose vehicles: onderneminkjes onder de paraplu van de bank waaraan uitstaande kredieten worden doorverkocht. De bank hoeft deze uitstaande kredieten dan niet op de balans te zetten, waardoor de balanspositie fors verbetert. Deze bedrijfjes financierden deze constructie echter met kortlopende kredieten. Daarvoor is de markt opgedroogd, waardoor de banken deze kredieten hebben moeten terugkopen. Daardoor lijkt uit de balansen van de banken te blijken dat de afgelopen maanden fors kredieten zijn verstrekt. Het bedrag voor uitstaande kredieten is immers hoger, maar het gaat daarbij eigenlijk om het opnieuw op de balans zetten van reeds eerder verstrekte kredieten. Weet het kabinet in hoeverre hiervan sprake is?
Tijdens de hoorzitting werd al door diverse collega’s gesuggereerd dat veel verzoeken van ondernemers om financiering al in een eerste adviesgesprek met de bank sneuvelen. Van die eerste gesprekken houden banken geen gegevens bij. Er wordt dus niet bijgehouden hoeveel ondernemers nul op het rekest krijgen. Vindt de minister het een goed idee om aan de banken te laten weten dat zij voortaan ook deze initiële verzoeken van ondernemers dienen bij te houden?
Gisteren hoorden wij de woordvoerder van ABN AMRO zeggen dat het percentage afgewezen kredieten in ieder geval de 20% niet overschrijdt. Exacte cijfers konden de bankiers niet geven. Is de minister in staat om de Kamerleden wel exacte cijfers te geven?
Mevrouw Smeets (PvdA): Ik vind het initiatief van Hengelo goed. Volgens mij maakt deze gemeente gebruik van het microkrediet dat door de rijksoverheid ter beschikking is gesteld. Als dat het geval is, hebben wij daar toch zeker geen probleem mee.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Dat is niet zoals ik het heb begrepen. Volgens mij heeft de gemeente Hengelo in samenspraak met een aantal banken – volgens mij zijn de Rabobank, de ING en ABN AMRO daarbij betrokken – het initiatief genomen om garant te staan voor 80% van de door deze banken verstrekte kredieten. De rijksoverheid staat garant voor 50%. Ik heb niet begrepen dat dit via een aparte regeling verloopt.
Mevrouw Smeets (PvdA): Voorzitter. Vandaag spreken wij met beide bewindslieden van Economische Zaken omdat de Partij van de Arbeid en de andere partijen aan deze tafel zich zorgen maken over de haperende kredietverstrekkingen aan het middenen kleinbedrijf. Gisteren hebben wij een rondetafelgesprek gehad met de bancaire sector en met het bedrijfsleven. De uitkomst van dat gesprek stemde mij somber. Het beeld dat ik daaraan heb overgehouden is een beeld van een enorme mismatch in de beleving van de kredietverstrekking. Ik wil in dit algemeen overleg de ene noch de andere partij de zwarte piet toespelen. Wel wil ik van beide bewindslieden horen wat zij kunnen doen aan de afspraken over de garantieregelingen om gezonde bedrijven te helpen om investeringen te doen of hun liquiditeitspositie weer op orde te brengen. Tenslotte is het departement van Economische Zaken er voor het bedrijfsleven. Dat heeft de minister nog eens onderstreept in haar interview met Elsevier van deze week.
Minister Van der Hoeven: Niet «van» het bedrijfsleven.
Mevrouw Smeets (PvdA): Nee, ik zei ook «voor».
Op 6 maart jongstleden heeft de minister met de banken een gesprek gevoerd over de kredietverlening. In dat gesprek hebben de banken aangegeven dat zij de intentie hebben om gebruik te maken van de beschikbare garantieregelingen. Deze garantieregelingen zijn sinds het uitbreken van de crisis in Nederland door dit kabinet verruimd. Er zijn meer mogelijkheden gekomen. Graag hoor ik van de minister of de op 6 maart uitgesproken intentie ook tot feiten heeft geleid. Een van de garantieregelingen die het in het afgelopen jaar ontzettend goed hebben gedaan, is het BBMKB (Besluit borgstellingskrediet mkb). Dat is in 2009 geheel omgeslagen. Volgens de vice-voorzitter van MKB-Nederland krijgen bedrijven van banken te horen dat zij het BBMKB niet gebruiken of niet nodig hebben. Waarom wordt zo weinig gebruikgemaakt van het BBMKB? Waarom heeft de verruiming van het BBMKB, die in oktober heeft plaatsgevonden, nog onvoldoende effect? Wat gaat deze minister doen om dat vlot te trekken? Het was opmerkelijk dat de banken gisteren tijdens het rondetafelgesprek zeiden dat deze regeling veel te complex zou zijn en dat de administratieve lasten rondom het BBMKB enorm zouden zijn. Ik kijk maar meteen naar de staatssecretaris, die daarvoor verantwoordelijk is. Dat verwondert mij wel, want in 2005 is het BBMKB vereenvoudigd. Met de toenmalige staatssecretaris is een convenant getekend en daarna heb ik de banken nooit meer horen klagen. Ra, ra, hoe kan dat? Kunnen de bewindslieden daarop nader ingaan?
De regeling Groeifaciliteit is er al sinds het begin van 2007. Toen is 119 mln. ter beschikking gesteld. In het eerste kwartaal van 2009 is pas 3,3 mln. benut. Dat is hartstikke weinig. Hoe kan dat?
De regeling Garantie Ondernemingsfinanciering heeft deze minister pas onlangs gelanceerd. Hoe gaan de banken van deze regeling gebruikmaken en kunnen wij daarin inzicht krijgen?
Er doen zich grote problemen voor met het Besluit borgstelling scheepsnieuwbouw (BBS). Via deze regeling wordt geen geld verstrekt. Dat is in deze tijd onverkoopbaar. De minister heeft op Kamervragen van de ChristenUnie geantwoord dat naar een oplossing wordt gezocht. Naar ik meen krijgt de Kamer hierover in april definitief antwoord. Wat kunnen wij de scheepsbouwers vandaag melden?
De NMa vraagt in haar rapport van maart of wij er niet voor moeten zorgen dat de banknummers kunnen worden behouden. Een mkb’er die ontevreden is en graag naar een andere bank wil overstappen, zit vast aan het banknummer. Daar zouden wij iets aan moeten doen. Dat is echt niet iets wat de minister of de staatssecretaris van vandaag op morgen kan regelen, maar kunnen wij hiermee wel een begin maken?
Mkb’ers moeten een zogenaamde tijdelijke opslag voor de basisrente betalen. Grote bedrijven hoeven dat niet te doen. De NMa heeft gezegd dat zij de argumenten van de banken voor het laten betalen van een opslag door mkb’ers niet steekhoudend vindt. Mijn fractie wil banken en bedrijven oproepen om niet te wachten tot het vijf voor twaalf is. Wij moeten een soort early warning systeem krijgen. In een recentelijk gepubliceerde mkb-brochure van de PvdA pleit de PvdA voor zogenaamde interventieteams. Dat houdt in dat deskundigen banken op tijd bezoeken om te bekijken wat binnen een paar maanden aan kredietverlening nodig is en welke problemen daarbij worden voorzien. In Limburg zijn deze interventieteams actief. Dat wordt geïnitieerd door de provincie en door de regionale ontwikkelingsmaatschappij, de Limburgse Ontwikkelings- en Investeringsmaatschappij (LIOF). Dat gaat daar echt heel goed. In het voortraject wordt heel goede hulp geboden. Wat vinden de bewindspersonen van dit idee en is daarbij een rol ter stimulering weggelegd?
De Vereniging van Nederlandse Banken heeft samen met VNO-NCW en MKB-Nederland een soort meldpunt voor brancheorganisaties in het leven geroepen, maar dat werkt niet. Kunnen wij niet toch een meldpunt oprichten, opdat wij inzicht krijgen in hoe een en ander functioneert? Ik verwacht niet zozeer dat de overheid nu weer aan zet is, maar moeten die partijen dat niet doen? Gisteren werd mij wel duidelijk dat vooral de partijen weer bij elkaar gebracht moeten worden.
Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): Voorzitter. Ik citeer: «faillissement in aantocht», «het gaat niet goed met ons bedrijf», «als het zo doorgaat, gaan wij failliet», «banken zijn na de forse overheidssubsidie nog steeds niet in staat de markt te voorzien van kredieten», «opdrachtgevers twijfelen massaal en krijgen ook geen krediet», «mijn bedrijf met vijftien man personeel staat op omvallen» et cetera. Dit zijn citaten uit de schrijnende mails die ik dagelijks in mijn mailbox vind. Het bedrijfsleven doet een zwaar beroep op de banken om te blijven financieren. Zijn dit allemaal incidenten, of krijgt het langzamerhand een structureel karakter? Welke signalen krijgt de minister eigenlijk in dit verband? Worden die bijgehouden en is er een soort centraal meldpunt? Is het wenselijk om al deze emoties te verzamelen?
De minister zegt in haar brief dat op dit moment een lichte tendens van een afnemende groei van de kredietverlening is te bespeuren. De banken nemen daarbij een sleutelpositie in. Het CDA verzoekt de banken om hun taak op een adequate wijze ter hand te nemen en ervoor te zorgen dat er continuïteit is in de kredietverlening en spreekt hen daarop ook aan. De signalen die erop duiden dat de banken deze taak niet op zich nemen, neemt de fractie van het CDA erg serieus en moeten aan een goed onderzoek worden onderworpen. Wij beseffen dat het stilvallen van de groei in de kredietverlening twee kanten heeft. Bedrijven die door de conjuncturele neergang in zwaarder weer terecht zijn gekomen en op het vlak van de continuïteit duidelijk een heel ander risicoprofiel hebben, kun je ook niet financieren. Dat is heel moeilijk. De banken kunnen na het uitbreken van de kredietcrisis zelf heel lastig aan geld komen en hebben door de dure financiering zelf liquiditeitsproblemen.
Is het juist dat banken de prijsstijgingen doorberekenen aan de klanten, met daarbovenop een extra risicopremie? Is er dus sprake van een oplopende marge tussen de inleen- en de uitleentarieven? Moeten de bedrijven die gaan betalen? Gezien de economische conjunctuur is het begrijpelijk dat banken heel zorgvuldig met kredietverstrekking omgaan, maar is er geen sprake van een echt doorgeschoten risicoaversie bij banken? Hoe kijkt de minister daartegen aan? Als banken bereid zijn om te financieren, hanteren zij dan zoveel zwaardere voorwaarden dat de bedrijven daar eigenlijk nauwelijks meer aan kunnen voldoen, waardoor zij geen financiering meer aanvragen? De crisis in de financiële sector heeft ertoe geleid dat de markt van banken hogere buffers eist. Deze ontwikkeling kan ertoe leiden dat banken extra kapitaal nodig hebben voor het verhogen van deze buffers. Als zij dat doen, is onvoldoende geld beschikbaar voor kredietverstrekking. De banken komen daardoor zelf in de liquiditeitsproblemen. Deelt de minister deze opvatting?
Hebben de banken op dit moment voldoende kapitaal beschikbaar om de kredietverstrekking op gang te houden? Het kabinet heeft een aantal maatregelen genomen om de kredietverlening aan bedrijven op gang te houden. Naast de overname en kapitaalinjecties in banken en garantieregelingen voor onderlinge bancaire leningen, noem ik de uitbreiding van de borgstellingsregeling en alle andere regelingen. Er is maar liefst 2,4 mld. extra beschikbaar om bedrijven te helpen. Ook hierover heb ik een aantal vragen. Wij hebben trouwens gevraagd om een brief waaruit blijkt hoeveel nu exact gebruik wordt gemaakt van deze regelingen. Deze brief hebben wij nog niet ontvangen, maar die wil ik alsnog graag ontvangen. Oh, mij blijkt nu dat de Kamer deze brief wel heeft gekregen. Een aantal vragen stel ik dan wellicht dubbel. Mijn excuus daarvoor. Kan de minister zeggen hoe vaak gebruik wordt gemaakt van het BBMKB? Ons bereiken berichten dat er zeker in het jaar 2008 een forse onderuitputting is geweest. Wat is de stand van zaken nu? Zijn de voorwaarden voor deze borgstellingsregeling aangepast? Zijn deze verzwaard of verzwakt? Vele banken hebben kritiek op deze borgstelling omdat zij erg veel rompslomp en administratieve lasten met zich brengt. Is het niet mogelijk om deze borgstellingsregeling op een veel simpeler wijze aan banken ter beschikking te stellen?
Hoeveel wordt tot op heden gebruikgemaakt van de regeling Garantie Ondernemingsfinanciering? Dit gaat tot maar liefst 50 mln. per onderneming. Welk type ondernemingen komt hiervoor eigenlijk in aanmerking? Tijdens de hoorzitting van gisteren is gesproken over de gebrekkige communicatie en regelgeving. Kennelijk is niet duidelijk wat allemaal wel beschikbaar is. Wat kan de minister daaraan doen? Hoe kijkt de minister aan tegen een intermediair tussen banken en bedrijven omdat zij elkaars taal niet spreken?
Voor de regeling Groeifaciliteit is 119 mln. beschikbaar. Dit geld is bedoeld voor risicodragend kapitaal. Regionale ontwikkelingsmaatschappijen hebben van oudsher de taak om te participeren. Zij zouden risicodragend kapitaal kunnen investeren. Op dit moment hebben de regionale ontwikkelingsmaatschappijen misschien onvoldoende geld. Misschien kunnen zij tijdelijk mogelijkheden creëren om extra in bedrijven te financieren. Is de minister bereid om, als kapitaaluitbreiding binnen de regionale ontwikkelingsmaatschappijen nuttig en noodzakelijk is, hierover met de ontwikkelingsmaatschappijen te praten? Is het volgens de minister mogelijk dat de Europese financieringsbank, de EIB, de regionale ontwikkelingsmaatschappijen extra geld verstrekt?
De voorzitter: De brief met de antwoorden op de aanvullende vragen over de kredietverstrekking mkb heeft de Kamer op 22 april bereikt.
De heer Van der Ham (D66): Voorzitter. Het probleem van kredietverstrekking houdt natuurlijk ook ons bezig. Bij het beoordelen daarvan moeten wij er wel voor oppassen dat de normale effecten van een lagere economische groei niet zomaar aan deze crisis worden toegeschreven. Banken zijn in het verleden ook wel eens te onvoorzichtig geweest en hebben risico’s onderschat. Nu wordt het kapitaal herprijsd. Dat moet gebeuren en naar onze mening zo min mogelijk met tussenkomst van de overheid. Wij moeten wel constateren dat zij daarbij soms dreigen door te slaan en soms ook al doorslaan. Dat heeft de minister ook gezien. Ik vind het van belang om hiermee te beginnen, want niet alle handen op knippen zijn onterecht. Er mag best wel voorzichtig worden opgetreden door banken.
Hetzelfde geldt ook een beetje voor de analyse van de verminderde kredietverstrekking. De minister zegt dat het allemaal wel meevalt. Het aantal verstrekte kredieten daalt niet, maar groeit minder hard. Het lijkt mij belangrijk om te weten wat de oorzaken zijn van die verminderde groei. Ligt het probleem aan de vraagkant of aan de aanbodkant van de kredietverstrekking?
In haar brief spreekt de minister vooral over de situatie van de afgelopen tijd. Ik meen dat het vandaag vooral van belang is om naar de toekomst te kijken. Wij willen straks niet achter de feiten aanlopen. Is onderzocht of de verminderde groei zal doorzetten en of deze in de toekomst kan doorslaan naar een daling? Er is een aantal maatregelen aangekondigd om ervoor te zorgen dat ondernemers toch kredieten kunnen ontvangen. Ik heb nog niet zoveel gehoord over de effecten van die maatregelen. Wat wordt daarvan verwacht? Het BBMKB is bijvoorbeeld verruimd. Dat is hartstikke goed, maar wat zijn daarvan de effecten op het bedrijfsleven? Tijdens de hoorzitting van 22 april is gebleken dat er nogal wat problemen zijn met deze maatregel. De banken vinden de regeling te ingewikkeld en zeggen dat deze gepaard gaat met veel administratieve rompslomp. Mevrouw Scholtes van de Rabobank gaf aan dat deze problemen al bij de minister van Economische Zaken zijn aangekaart. Welke stappen worden momenteel ondernomen om op deze reactie een goed antwoord te geven?
Ondernemers merken de terughoudendheid bij de banken en zijn bovendien erg slecht geïnformeerd over de mogelijkheden van de verschillende regelingen. Heeft de minister deze geluiden al eerder gehoord? Wat is zij van plan om daaraan te doen? De minister heeft ook toegezegd beter te zullen communiceren met het bedrijfsleven, opdat bedrijven de nieuwe regelingen weten te vinden. Hoe kan het dan dat ik gisteren in de Volkskrant las dat nog geen enkel bedrijf gebruik heeft gemaakt van de regeling Garantie Ondernemingsfinanciering? In dit artikel staat ook dat de minister denkt dat de banken de regeling nog moeten leren kennen. Zijn de banken dan onvoldoende voorgelicht? Hoe wil de minister ervoor zorgen dat zowel de banken als de bedrijven deze regeling in de toekomst wel kunnen vinden?
De minister heeft een gezamenlijke werkgroep ingesteld van het bedrijfsleven en de overheid. Zij heeft toegezegd om de Kamer voor het zomerreces te informeren over de uitkomsten van die werkgroep. Ik vind dat een erg lange periode. Is het mogelijk om een tussentijdse stand van zaken van deze werkgroep te krijgen? De ING heeft enige tijd geleden een kapitaalinjectie gekregen om kredieten aan bedrijven en banken te kunnen verstrekken. Ik wil graag weten hoe dat nu precies geschiedt. Heeft de ING sinds die tijd al meer kredieten verstrekt? Ook op Europees niveau wordt de crisis bestreden. De ECB heeft de rente verlaagd. Toch zien wij dat de rente in Nederland even hoog blijft. De banken berekenen dus een hoge risico-opslag. Wat is de reactie van de minister daarop? Is dit een redelijke opslag of slaan de banken hierbij door?
Het is in mijn ogen erg belangrijk dat de kredieten van de Europese Investeringsbank (EIB) actief naar Nederland worden gehaald. De ING heeft ervoor gezorgd dat voor het mkb een bedrag van 300 mln. beschikbaar wordt gesteld. De Rabobank krijgt waarschijnlijk in juni een soortgelijk bedrag. Ik vind dat natuurlijk erg goed, maar weet de minister ook of andere banken bezig zijn om ervoor te zorgen dat de EIB meer kredieten beschikbaar stelt? Is zij bijvoorbeeld bereid om banken door middel van voorlichting te stimuleren om van deze regeling gebruik te maken?
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Voorzitter. Deze week vernam ik dat de orderportefeuille van het Nederlandse bedrijfsleven de laatste maanden met gemiddeld 17% is verminderd. In sectoren zoals de industrie of de bouw slinkt het ordervolume soms zelfs met meer dan 30%. Deze cijfers bewijzen dat de problemen in de bancaire wereld tot een crisis in de ondernemingswereld hebben geleid, een crisis die werkgevers en werknemers nu echt goed voelen. De ChristenUnie kijkt met grote zorg naar deze stijgende vraaguitval en de toenemende liquiditeitsproblemen waar bedrijven mee te kampen hebben. De opstelling van banken is essentieel voor de continuïteit van bedrijven. Mijn algemene indruk is dat de regels voor kredietverlening tijdenlang ruim zijn toegepast. Nu passen banken de regels bij het verstrekken van kredieten ogenschijnlijk wel strikt toe.
Ondernemers merken dat banken bijvoorbeeld om hogere aanbetalingen vragen en hogere rentetarieven hanteren. Ook kreeg ik een voorbeeld van een innovatief project, waarbij banken zelfs tijdens het proces steeds strikter criteria en bovendien aanvullende criteria gingen hanteren. In deze neerwaartse spiraal mogen wij ook van banken verwachten dat zij bedrijven die op zichzelf gezond zijn maar door de crisis in de problemen komen, op basis van een vertrouwensrelatie tegemoet komen. Het gaat nadrukkelijk om continuïteits- of verliesfinanciering van op zichzelf gezonde bedrijven die niet failliet mogen gaan in het belang van de Nederlandse economie en de werkgelegenheid. Ziet de minister deze verantwoordelijkheid van banken ook? Bevordert zij dat banken de continuïteit van bedrijven blijven ondersteunen?
Gisteren heb ik tijdens de hoorzitting aan de banken gevraagd of zij zelf bekijken op welke manier zij gezonde bedrijven die nu even in de problemen zitten, tegemoet kunnen komen. Ik kreeg daar echt geen antwoord op. Zij hadden het almaar over de individuele cliënt. Dat vind ik eigenlijk te weinig. In het rondetafelgesprek met vertegenwoordigende organisaties van ondernemers vernamen wij dat banken soms zijn overgegaan tot een eenzijdige aanpassing van de kredietovereenkomst. Dit is een opmerkelijke ontwikkeling, gezien het opgebouwde vertrouwen tussen bank en ondernemer. Wat vindt de minister van dit signaal?
De kredietverzekering biedt al tijden een belangrijke basis voor ondernemers om de onderlinge risico’s af te dekken en is in de afgelopen jaren vooral gebruikt om de investeringen voor het uitbreiden van activiteiten te financieren. Dat is dus de groei. In deze tijden wordt de kredietwaardigheid van bedrijven echter extra goed bekeken en kunnen bedrijven in moeilijkheden komen door vergaande risicobeperking en mindere jaarcijfers. Deelt de minister deze zorgen? Wat is de stand van zaken bij de herbeoordelingstrajecten door Atradius? Worden op deze manier in 2009 gedwongen faillissementen van gezonde bedrijven zo veel mogelijk voorkomen? De verruiming van de borgstellingsregeling voor het mkb kan een effectieve maatregel zijn om moeizame kredietverlening op gang te krijgen. De signalen zijn echter dat lokale kantoren en regiokantoren van banken niet geheel bekend zijn met het verruimde BBMKB, terwijl bedrijven er juist van uitgaan dat zij onder bepaalde voorwaarden op borgstelling door de overheid kunnen rekenen. Bovendien kunnen de kredietfaciliteiten beter worden benut. Hoe zit het volgens de minister met de bekendheid van deze regeling? Waarom geven sommige bankkantoren nul op het rekest? Welke mogelijkheden hebben ondernemers wanneer een bank in hun ogen onterecht geen aanvraag voor een borgstellingskrediet wil doen?
Gisteren hebben de vertegenwoordigers van de ondernemers naar voren gebracht dat zij iets zien in een soort intermediair. Mijn collega’s hebben hier al over gesproken. Welke rol ziet de minister weggelegd voor een eventuele intermediair die al vroeg in het traject van pas kan komen?
Verder wijs ik op het voorstel om het eigen vermogen in verband met het ondernemersrisico naar een normaal bancair niveau te brengen. Ik hoor graag van de minister hoe zij over dit voorstel denkt. Dat is ingebracht door de banken. Zij voorzien daarmee een aantal verbeteringen. Een van die verbeteringen is dat de ondernemer iets meer risico kan gaan dragen en dat mogelijkheden moeten worden gecreëerd om het eigen vermogen in te brengen. De ChristenUnie vindt dat het niet mag voorkomen dat ondernemers straks hun eigen huis moeten gaan inzetten waardoor de kans bestaat dat het hele gezin op straat komt te staan. Dat kan niet de bedoeling zijn.
Ik zeg dank voor de antwoorden op mijn vragen over het Besluit borgstelling scheepsnieuwbouw. Ondanks een nu nog gevulde orderportefeuille ondervindt ook de scheepsbouw problemen, vooral omdat er nauwelijks tot geen nieuwe orders binnenkomen. De scheepsbouw zal dit pas in het begin van 2010 echt gaan merken. Het is belangrijk dat de Nederlandse scheepsbouw de internationale voorsprong, vooral op het gebied van technologische hoogstaande schepen, vasthoudt. De minister zegt uiterlijk april de regeling tot stand te hebben gebracht. Het heeft lang geduurd, maar het is van groot belang om vooruit te kijken. De werven moeten zo snel mogelijk aanspraak kunnen gaan maken op deze regeling. Wat zijn de verwachtingen van de minister? Zal zij zich ervoor inzetten dat de werven kort na het tot stand komen van de regeling hiervan gebruik kunnen maken? Hoe bevordert de minister dat banken ook daadwerkelijk maximaal meewerken aan deze borgstellingsregeling? De minister heeft gezegd dat de banken een aantal voorstellen voor aanpassing hebben ingediend. Gisteren heb ik de banken gevraagd of zij er meteen nadat de minister deze regeling heeft geïmplementeerd, voortvarend voor zullen zorgen dat meer scheepsbouwwerven hiervan gebruik kunnen maken. Ik vond dat ik op deze vraag een slap antwoord kreeg.
De heer Van der Vlies (SGP): Voorzitter. Kredietverstrekking is natuurlijk een van de belangrijke instrumenten om de economie draaiende te houden en te stimuleren. Dat is duidelijk. Die kunnen wij niet missen. De kredietverstrekking is ingezakt. De omstandigheden kennen wij allemaal en die hoef ik niet nog een keer onder woorden te brengen. De vraag is natuurlijk hoe wij weer vaart krijgen in deze zaak. De banken zeggen dat de kredietverlening weer op gang gekomen is en dat gezonde bedrijven niks te vrezen hebben. Maar het bedrijfsleven klaagt ook bij mijn fractie nog steeds dat het nog altijd moeilijk is om aan krediet te komen, ook voor gezonde bedrijven. Van waar nu toch die discrepantie?
Mijn fractie begrijpt dat de banken kritischer zijn geworden door de omstandigheden waarin zij terecht zijn gekomen. Dat moet natuurlijk niet doorslaan, maar maat houden. En dat moet te beargumenteren zijn. De officiële cijfers over het percentage van afgewezen kredietaanvragen zijn gebaseerd op de offertes en duiden niet op een substantiële toename van het aantal afwijzingen. Afwijzingen in het stadium daarvoor worden niet in de officiële cijfers opgenomen, maar dat is wel het stadium waarin bedrijven tegen een afwijzing aanlopen. Erkent de minister dit gat tussen de cijfers en de werkelijkheid en zo ja, wat betekent dit dan? In hoeverre speelt het gegeven een rol dat ongebruikte kredieten zoals niet volledig benutte rekening-courantkredieten tegenwoordig ook op de bankbalans gezet moeten worden? Dat is een intern voorschrift. Kan dit de genoemde discrepantie niet verklaren?
Het Rijk moet de garantieregelingen die er zijn natuurlijk optimaliseren om de reële economie te stimuleren en om ons zo snel mogelijk uit de recessie te halen. Eén van de regelingen is het BBMKB. Dit straalt vertrouwen uit, maar het loopt toch geen storm. Er wordt geduid op de complexiteit in de uitvoeringspraktijk en men vraagt zich af of de voorwaarden wel precies aansluiten bij de praktijk. Mijn vragen concentreren zich op de participatie via vermogensposities van ondernemers en meerderheidsaandeelhouders en op de looptijd en de terugbetalingstermijnen. Mevrouw Ortega sprak al over de bekendheid met de extra faciliteiten binnen deze regeling. Misschien wil de minister op al deze punten even reageren.
De exportkredietverzekering is ook een belangrijk instrument. Deze is uitgebreid. Dat is prima, maar kan elke handelsorganisatie daar nu voldoende van profiteren? Voor Nederland, een exporterend land en handelsland, is dat natuurlijk cruciaal. Naar mijn idee is nog wel een slag te slaan bij de kleinere transacties, die veel voorkomen. Ik denk hierbij even aan de land- en tuinbouwsector. Daar wordt het tot nu toe door wegvallende exportkredietverzekeringen alleen maar moeilijker.
Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): Ik deel de mening van de heer Van der Vlies over de exportkredietverzekering. Krijgt ook de heer Van der Vlies zo veel signalen van de markt die erop wijzen dat de mogelijkheden op dit terrein onvoldoende zijn, dat banken echt en masse de exportkredietverzekeringen niet regelen, dat daardoor financieringsproblemen ontstaan en dat onze export daardoor achteruitloopt?
De heer Van der Vlies (SGP): Ja, helaas krijg ik die signalen. Die zijn van de importantie en impact die mevrouw Blanksma formuleert. Dat moeten wij niet willen, want een en ander is van cruciaal belang voor de exporterende sector die voor onze betalingsbalans zo essentieel is. Wij zijn op dat terrein de tweede natie ter wereld. Wij hebben een intensieve bedrijfstak die erg op de export is aangewezen. Die stagneert nu. Dat moet dus zo snel mogelijk worden opgelost.
Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): Op dit dossier is het niet vijf voor twaalf, maar vijf over twaalf. Wij zouden de minister samen kunnen oproepen om aanpassingen op de zeer korte termijn te realiseren.
De heer Van der Vlies (SGP): Dank voor deze steun. Dat is precies mijn inzet.
De borgstelling voor de scheepsbouw is al door enkelen aangehaald. De orderportefeuille raakt leeg. Hierbij moet naar de lange termijn worden gekeken omdat de omlooptijden in deze sector lang zijn. Duitsland steekt via door de staat geborgde kredietverlening miljarden in deze sector. Wij kennen de praktijk in Frankrijk. Onze scheepsbouwindustrie moet deze boot niet missen. Daarom moet onze overheid een tandje bij zetten. Ik vraag echt om inzet op dit terrein, anders loopt het helemaal fout.
Ik sluit mij aan bij de vragen die zijn gesteld over de EIB, de lange procedures en de doorlooptijden en bij de vragen over de regeling Groeifaciliteit.
De heer Elias (VVD): Voorzitter. Er komen veel klachten uit de markt, en dat wordt ondersteund door het meldpunt van het mkb. Tegelijkertijd zeggen de banken dat er niks aan de hand is. Wat blijkt? Zij registreren de eerste intake niet en hun product is nauwelijks transparant. Het lijkt er eigenlijk op dat de banken niet leren van hetgeen de commissie-Maas ons en hun heeft voorgehouden, namelijk: stel de klant weer centraal, praat met de klant en doe dat allemaal een stuk beter. Het kan volgens onze fractie niet waar zijn – maar dat is het wel – dat banken de reactie van bedrijven niet snappen, terwijl zij in hun eigen voorportaal al worden weggestuurd en dat zelf niet weten. Mijn excuus voor de vergelijking, maar wij zitten in de eindexamentijd. Deze minister is ook minister van Onderwijs geweest. Dat doet mij er een beetje aan denken dat je alle kinderen die minder dan een zeven gemiddeld hebben voor hun schoolonderzoek naar huis stuurt en zegt dat zij niet mee mogen doen aan het schriftelijk eindexamen om na afloop met grote tevredenheid vast te stellen dat er zo bijzonder veel kinderen geslaagd zijn. Ziet de minister het voor zichzelf weggelegd om de banken wakker te schudden? Men zal begrijpen dat de VVD dat niet wil laten gebeuren door de minister op de stoel van de bankier te zetten. Ziet de minister iets in deze balanceeract?
Ik zeg toch iets over het BBMKB. De klachten en de suggesties van de banken op dit vlak neem ik serieus. In de brief van de minister van 21 oktober 2008 wordt in een bijzin gesproken over een verlaging van de verkrijgingskosten. Dat wordt niet verder uitgewerkt. De bankiers hebben er gisteren tijdens het rondetafelgesprek op gewezen dat zij graag een aantal wijzigingen willen zien. Zij willen niet meer dat up front, dus in één keer bij het begin, wordt afgerekend. Ook willen zij graag een lager tarief dan 3%. Is dat redelijk of bespreekbaar? Waar denkt de minister zelf aan?
Banken vragen om meer souplesse in het BBMKB inzake de persoonlijke zekerheidsstelling, juist als de omvang van het bedrijf in het geding is en het dus voor de betrokken ondernemer of de dga minder gebruikelijk is of moeilijker wordt om volledig persoonlijk zekerheidstelling te verschaffen. Je kunt je afvragen waarom een overheid nog meer zekerheden zou willen dan een bank. Die vraag lijkt niet irreëel. Dit punt is gisteren naar voren gebracht. Is de minister bereid om op dit vlak een versoepeling aan te brengen? De banken hebben erop gewezen dat zij daarmee gediend zouden zijn. Wellicht brengt dat de kredietverstrekking wat meer op gang.
De overheid is geen bank. De gemeente Hengelo is geen bank. Banken zijn zelf het best in staat om risico’s te beoordelen. Dat is hun werk. Gisteren gaven zij zelf in het gesprek toe dat de regels naar hun mening niet gewijzigd zijn en niet gewijzigd hoeven te worden, maar dat zij niet langer meer door een «roze bril» – ik citeer nu een van de directeuren – naar de markt kijken en aanmerkelijk kritischer zijn. Daardoor wordt moeizamer krediet verstrekt, alle regelingen ten spijt. Daar zit een element van marktmechanisme in. Wij kunnen dat moeilijk beoordelen. De minister schrijft in haar brief dat banken voorzichtiger zijn. Dat hebben wij gezien. Zijn ze te voorzichtig? Dat weten wij eigenlijk niet. Dat is voor ons moeilijk te beoordelen. Maar toch, als wij vinden dat het de rol en de verantwoordelijkheid van banken is en hoort te blijven dat zij de beoordelaars en de kredietverschaffers zijn, wat wil de minister dan binnen dat uitgangspunt nog doen om de kredietverleningsmachine van wat meer smeerolie te voorzien? De bedrijven klagen immers niet voor niks. Dat is de andere kant van het verhaal. Ook mijn mailbox puilt natuurlijk uit.
Een van de bankiers opperde gisteren dat er binnen de regelingen sprake moet kunnen zijn van een staatsgarantie bij verliesfinanciering. Hoe kijkt de minister daartegen aan? Is zij het met de VVD-fractie eens dat een verliesfinanciering met een staatsgarantie van 100%, zoals nota bene door ABN AMRO gisteren werd gesuggereerd, volstrekt uit den boze is? Ik denk dat dit wel de laatste bank is van wie deze suggestie afkomstig zou behoren te zijn. Eén punt lijkt daarbij wel reëel: er zou een te strakke uitleg van het verlies- en winstbegrip bestaan binnen het besproken BBMKB. Bij acute uitval van de vraag bij sommige ondernemers is natuurlijk krediet nodig, want de ondernemer heeft dan geen inkomsten, maar moet wel de salarissen betalen. De bank financiert zo’n overlevingskrediet – zo noem ik het maar even – maar zou met het BBMKB niet of amper geholpen zijn omdat daar een element van verliesfinanciering in zit, wat via het BBMKB niet zou mogen. Ik weet niet precies hoe het zit. Graag een reactie van de minister.
Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): Ik wil graag een nuancering aanbrengen. Ik was gisteren ook bij de hoorzitting. De heer Elias noemde de uitspraak van de ABN AMRO om verliesfinancieringen met 100% garantie te regelen, maar deze uitspraak is in het debat heel sterk genuanceerd omdat daarbij werd gesproken over continuïteitsfinanciering en niet over verliesfinanciering. Er werd geen enkele oproep aan de Staat gedaan om onverantwoorde risico’s te nemen om bedrijven coûte que coûte in de stijgers te zetten. Ik wil dit echt heel graag nuanceren. Geen enkele bank heeft gevraagd om risico’s te lopen die onverantwoord zijn.
De heer Elias (VVD): Nou, dan moet mevrouw Blanksma echt de Handelingen maar eens lezen. Ik heb de aantekeningen bij me.
Voorzitter. Ons bereiken geluiden vanuit de markt om een soort nationale investeringsbank, een NIB nieuwe stijl, op te richten. Ik heb begrepen dat Rob van Gijzel in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van Brainport Eindhoven ons meldt dat door het bedrijfsleven wordt gebroed op dit soort initiatieven. Weet de minister daarvan en zo ja, wat vindt zij daarvan?
Wat vindt de minister van het Global Financial Stability Report van afgelopen dinsdag? Dat is een somber verhaal dat wijst op minder krediet verderop in het jaar en wellicht ook nog daarna. Graag hoor ik daarop een korte reactie van de minister.
Mevrouw Smeets (PvdA): Dat is een interessant idee van Rob van Gijzel, burgemeester van Eindhoven. Is de VVD voor een nationale investeringsbank?
De heer Elias (VVD): De plannen zijn niet uitgewerkt. Ik heb begrepen dat wordt gedacht en gesproken over een initiatief van het bedrijfsleven zelf. Dat is een heel belangrijk element. Ik kan mij voorstellen dat deze plannen eerst verder ontwikkeld moeten worden en dat de minister daar ook wat over zegt. Dat het bedrijfsleven daarbij zelf de broek hoog moet ophouden, staat voor ons voorop. Als de overheid dan helemaal aan het eind voor 5 of 10% ook nog iets moet doen, dan kan dat bespreekbaar zijn. Maar dan moeten wij het in die richting zoeken.
Mevrouw Smeets (PvdA): Oké, waarvan akte. De VVD kan daar dus op dat moment haar goedkeuring aan geven. Dank u.
De heer Elias (VVD): Nee, ik zei dat het moet worden uitgewerkt. In die richting kan het wel eens een redelijk idee zijn. Mevrouw Smeets moet mij niet vastpinnen op iets wat ik niet heb gezegd.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Het is mij totaal niet duidelijk wat de heer Elias nu eigenlijk voorstaat. Bij de Nationale Investeringsbank was juist sprake van een volledige garantie door de Staat. De investeringsbank nam zelf 5 tot 10% risico. Dat was juist een staatsinstelling. Nu zegt de heer Elias dat het bedrijfsleven zelf met een nationale investeringsbank moet komen. Wat is er dan nog nationaal aan die investeringsbank?
De heer Elias gaf net in zijn betoog aan dat de Staat absoluut niet moet gaan bankieren. Dat kan ik mij heel goed voorstellen, want die minister Zalm van de VVD heeft de bank die wij hadden inderdaad verkwanseld. Die bank zorgde er juist voor dat bedrijven door slechte tijden heen gesleept werden, die zorgde er juist voor dat wij dit soort crises niet hadden. Omdat hij meende dat die crises er niet meer zouden komen, dacht hij dat die bank wel geprivatiseerd kon worden. Hoe kan de heer Elias nu zeggen dat de banken prima zelf al hun risico’s kunnen inschatten terwijl wij hier al een aantal maanden in een forse economische crisis zitten, juist omdat zij die risico’s niet kunnen inschatten?
De heer Elias (VVD): De werktitel is «nationale investeringsbank». Wij zien wel waar men mee komt. Verder denk ik dat de banken inmiddels wel hebben ingezien, zij het naar mijn mening nog wel enigszins onvoldoende, dat zij grote fouten hebben gemaakt. Daarvoor hebben zij zich ook geëxcuseerd. Dat is iets heel anders dan ineens vinden dat wij die banken niet meer ten principale de rol moeten gunnen die zij behoren te hebben in ons economisch systeem.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Volgens mij weet mijnheer Elias niet precies wat hij zelf wil. Ik heb de bankiers geen sorry horen zeggen.
Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): Ik heb ook gelezen over de ideeën die leven bij de burgemeester van Eindhoven. Hij pleit er met name voor om het risico van de handelstransacties af te dekken. Als er onvoldoende financieringsmogelijkheden zijn, zouden transacties geregeld moeten worden. Dat zou dan een soort bank moeten doen. Dat is zijn intentie. Ik heb daar zelf een moeilijk gevoel bij, maar wat vindt de VVD daarvan? Dat betekent dat je impliciet of expliciet handelstransacties, dus bedrijven, gaat steunen die bijvoorbeeld in Japan of in China zitten. Wij gaan dan met ons geld daar garanties geven. Is de heer Elias daar een voorstander van?
De heer Elias (VVD): Het gaat om een allereerste idee dat hij aan verschillende Kamerleden voorlegt. Ik vind het veel te vroeg om daar allerlei uitspraken over te doen. Men denkt na over een of ander initiatief dat uit het bedrijfsleven zelf komt. Ik vermoed dat zij helemaal aan het eind van de rit ook nog iets van Economische Zaken willen. Ik heb gezegd dat ik daarin geïnteresseerd ben en dat ik daar eens naar wil kijken. Niet meer en niet minder.
Minister Van der Hoeven: Mevrouw de voorzitter. Laat ik beginnen met u te feliciteren met uw eerste optreden als voorzitter van deze vaste Kamercommissie!
Voordat ik op de vragen inga, wil ik zeggen dat ik blij ben dat dit overleg wordt gevoerd. In dit overleg wordt namelijk duidelijk dat door het bedrijfsleven gekeken wordt naar het probleem van de kredietverstrekking. Bekijk je het vanuit de financiële sector, dan heb je een heel andere aanvliegroute. Dat geeft eigenlijk al aan dat je te maken hebt met minimaal twee werkelijkheden. Dat is ook door een aantal leden in deze commissie gezegd. Als je alleen maar kijkt naar de macro-invalshoek, naar de statistieken en de toegekende en geweigerde kredieten, dan zie je een heel andere werkelijkheid dan wanneer je naar de micro-invalshoek kijkt, naar de individuele bedrijven. Dat zijn degenen die zich vanaf vorig jaar oktober bij mij hebben gemeld en die zich ook bij de Kamerleden melden. Zij krijgen te maken met het feit dat bij hun eerste contact al wordt gezegd «Nou, daar komt u niet voor in aanmerking,» en «Een borgstellingsregeling? Nee, daar beginnen wij niet aan.» Ik vind het van belang dat ook dit heel andere beeld naar voren komt. Dat sluit namelijk aan bij de beleving van heel veel mensen in het bedrijfsleven.
Er zijn twee dingen. Je moet niet uitkomen op jij-bakken. Dat heeft geen zin. Dat er sprake is van een risicoaversie bij de banken, kan echt niet worden ontkend. De overheid moet ook niet hals over kop op allerlei punten gaan ingrijpen. Ik ben het zeer eens met hetgeen daarover is gezegd door de heren Elias en Van der Ham. Je moet rekening houden met de normale effecten die optreden in een kredietcrisis, want die zijn er. Er wordt ook minder geïnvesteerd. Je moet pas ingrijpen als er sprake is van marktfalen. Je kunt de banken wel wakker schudden, maar je kunt niet op hun stoel gaan zitten. Een overheid is geen bankier. Dat geldt voor elke overheid. Of dat nu de provincie, de gemeente of het Rijk is: de overheid is geen bankier. Wij hebben er natuurlijk wel voor gezorgd dat de financiële sector, de ruggengraat van de economie, overeind is gebleven. Dat is verbonden met een aantal voorwaarden die door de Europese Commissie zijn gesteld. Een bank is echter een financiële onderneming en dat betekent dat zij niet het volledige risico van de transacties die zij uitvoert, bij de overheid kan neerleggen. Dat kan natuurlijk niet. Banken moeten kunnen beoordelen. Dat is waar. Zij moeten kredieten kunnen verlenen. Het gaat erom wat de overheid binnen de mogelijkheden die zij heeft kan doen om dat te bevorderen.
Dat wilde ik eigenlijk even kwijt voordat ik aan de beantwoording begon. Ik heb al even aangegeven wat ik ga doen. Ik ga in ieder geval in op de vragen hoe groot het probleem is bij de kredietverlening aan bedrijven, wat wij doen om de kredietverlening te versterken, of dit tot het gewenste resultaat leidt, of de maatregelen werken en of eventuele alternatieven een mogelijkheid bieden. De staatssecretaris zal specifiek ingaan op de exportkredietverzekering, op de microfinanciering, op de casus Hengelo en op het meenemen van het rekeningnummer bij overstappen.
Het is inderdaad niet gemakkelijk. De bedrijven geven signalen aan de Kamer af, maar ook aan mij. Uit het macrobeeld blijkt dat de cijfers van De Nederlandsche Bank betrouwbaar zijn. Ik heb dat ook in mijn brief geschreven. Het gaat dan om het volume en de voorwaarden van de kredietverlening. De banken scherpen de voorwaarden aan, al meer kwartalen achter elkaar. Bij de laatste meting, in het eerste kwartaal van 2009, werd door 100% van de banken aangegeven dat zij dat doen.
Hoe moet je daarnaar kijken? In een laagconjunctuur is een terugvallende kredietgroei normaal. Bedrijven vragen minder krediet aan. Zij investeren minder als gevolg van teruglopende afzetmogelijkheden. En er wordt door banken in een laagconjunctuur kritischer bekeken aan wie en tegen welke voorwaarden zij krediet geven. Ook dat is van belang, want wij hebben gezien wat er gebeurt als banken te grote risico’s nemen. Dat gaat ook niet goed. Het is ook waar dat er bedrijven zijn die door de recessie failliet zullen gaan. Ook daar moeten wij de ogen niet voor dichtdoen. Banken achten de risico’s soms te groot en bedrijven zijn soms ook heel erg zwak. Dat zij dan omvallen, is helaas onvermijdelijk. Dat kun je niet overeind houden.
Er is echter wel iets bijzonders aan de hand. Je ziet dat van de crisis in de financiële sector een extra negatieve invloed uitgaat op de kredietverlening. De oorzaak daarvan is dat banken worden geconfronteerd met de hogere buffereisen die door de financiële markten aan hen worden gesteld. Dat betekent inderdaad dat zij minder geld hebben om kredieten te verstrekken en dat zij minder risico’s willen aangaan. Daarmee is de huidige situatie echt heel anders dan in een andere periode van laagconjunctuur. Je ziet immers dat er een extra effect is aan de aanbodzijde. Er is dan ook reden om de kredietverlening scherper te volgen dan normaal. Ik zal dat ook blijven doen. Banken willen ook in de kern gezonde bedrijven of rendabele activiteiten niet altijd financieren, of alleen onder prohibitieve voorwaarden. En dat is onwenselijk. Dat wil ik hier echt uitspreken. Wij hebben daar een aantal maatregelen tegen genomen, maar ik wil ook dat wij dat blijven monitoren.
Mevrouw Blanksma vroeg of deze risicoaversie is doorgeschoten. In sommige incidentele gevallen, waarvan ik de klachten ook ken, lijkt dat wel het geval te zijn. Of dat over de hele linie zo is kan ik niet zeggen. Dat zou niet reëel zijn. Ook door de grote vraaguitval bij veel bedrijven is het voor banken moeilijk om vast te stellen of er nog wel sprake is van een business case. Dit brengt mij bij de vraag van mevrouw Gesthuizen over de special product vehicles: is bij ons bekend in hoeverre het bedrag aan kredietverlening wordt opgepompt door de herfinanciering? De cijfers van De Nederlandsche Bank corrigeren voor het plaatsen van leningen buiten de balans of voor het weer terugnemen van die leningen. De gecorrigeerde cijfers zijn voor de afgelopen maanden als volgt: oktober 2008 0,3%, november 2008 0,1%, december 2008 – 0,7% (seizoenseffect), januari 2009 1,3%, februari 2009 0,9%. Ik heb het nu over de groei van maand tot maand van kredieten aan bedrijven, inclusief de securitisatie. Er is dus wel groei, maar deze neemt af. Het cijfer van maart verschijnt eind april. Dat zijn de cijfers die ik op dit moment heb.
Mevrouw Blanksma vroeg of er een oplopende marge was tussen de in- en uitleentarieven van de banken, hoe dat precies zit en waarom de rente niet daalt, terwijl de ECB de rente verlaagd heeft. Banken moeten zich op verschillende markten funden: de interbancaire geldmarkt, de spaargeldmarkt en de markt voor bankobligaties. Op de interbancaire geldmarkt gelden tarieven die op de ECB-rente gebaseerd zijn. De ECB-rente is inderdaad gedaald. Tarieven op de markten voor spaargeld en obligaties zijn echter gestegen. De banken geven aan dat hun gemiddelde fundingskosten zodoende zijn gestegen. De inleentarieven liggen daarom nu hoger. De uitleentarieven zijn in sommige gevallen gestegen, maar gemiddeld is dat niet het geval. Er is dus geen eenduidig beeld. Voor kredieten lager dan 1 mln. zijn de tarieven gedaald sinds het uitbreken van de kredietcrisis in september 2008. Volgens De Nederlandsche Bank geldt dat voor alle looptijden. Dat zou ook gelden voor kredieten boven de 1 mln. Ik houd dit bij, want ik ben erg nieuwsgierig hoe dit zich in de komende periode ontwikkelt.
Door verschillende woordvoerders werd gevraagd hoe het zit met de omvang van de afwijzingen van de kredietaanvragen. Dat houd ik niet bij. Het EIM heeft in december de zogenaamde Financieringsmonitor MKB uitgebracht. Daaruit bleek dat in 2008 12% is afgewezen. Dat is ongeveer hetzelfde als in 2005, toen was het 11%. Bedrijven geven aan dat de situatie verslechterd is, maar dat er geen sprake is van een schokkende ontwikkeling. Ik houd die Financieringsmonitor bij en laat dat onderzoek regelmatig herhalen. Ik heb het dan wel over de kredieten die zijn afgewezen. Ik heb het niet over de kredietaanvragers die niet verder zijn gekomen dan het eerste gesprek. Daar kom ik straks op terug. Om het bijhouden daarvan door de banken te laten doen, is lastig. Veel gesprekken hebben namelijk een oriënterend karakter. Soms heeft een ondernemer zijn plan zelfs nauwelijks rond. Dan is het toch de vraag wat je wel en niet meetelt. Ik wil twee dingen doen. In de eerste plaats wil ik het EIM-onderzoek over de Financieringsmonitor MKB herhalen voor het eerste halfjaar van 2009 en later voor het tweede halfjaar van 2009. In de tweede plaats wil ik de registratie van afwijzingen graag als aandachtspunt inbrengen bij het nationaal meldpunt. Men moet dat ergens kwijt. Als ik het verplicht bij de banken neerleg, krijg ik weer gedoe over administratieve lasten. Dan krijg ik ruzie met de staatssecretaris en met de Kamer; dat gaat dus niet. Als wij het als aandachtspunt bij het nationaal meldpunt neerleggen, denk ik dat het op de goede plek ligt. Daar zal ik straks ook nog op terugkomen.
In reactie op de heer Elias zeg ik dat het Global Financial Stability Report van het IMF een krimp van de kredietverlening voorspelt voor de eurozone als geheel. Voor Nederland staat er geen voorspelling in. Ik heb al aangegeven dat ik de kredietverlening nauwgezet in de gaten houd. Als de kredietverlening zich in Nederland slecht ontwikkelt, wil ik uiteraard ook weten wat daarvan de oorzaken zijn.
Wij hebben enkele maatregelen genomen voor het overeind houden van de banken. Zo hebben zij de mogelijkheid om hun buffers op peil te houden. Dat is voor iedereen van belang. Ik heb veel gesprekken gevoerd met bedrijven en banken. De vraag is natuurlijk welke aanvullende maatregelen passend en effectief zijn. Wij hebben een aantal dingen gedaan: het vergroten van de liquiditeit, het versneld betalen door de overheid, het geven van meer tijd om btw te betalen, het geven van de mogelijkheid tot versnelde afschrijving en het investeren in innovatie en duurzaamheid. Nu gaat het vooral over het gebruik van de garantstelling op kredieten via het BBMKB, de GO (garantie ondernemingsfinanciering), de EKV en de microfinanciering. Uiteraard zijn wij bezig om samen met Financiën EIB-financiering binnen te halen voor Nederlandse bedrijven. Dat is prima gedaan door ING. Ik weet dat er voor de Rabobank op dit moment ook zaken in de pijplijn zitten. Ik denk dat het van belang is dat meerdere banken hieraan meedoen. Het betekent ook dat er voor individuele grotere bedrijven, bijvoorbeeld ASML, goede hoop is dat ook de EIB gaat instappen als vervolg op de lening. Ik denk dus dat het goed is dat wij hiermee verdergaan.
Ik vind het echt noodzakelijk dat het BBMBK en de GO worden gebruikt. Twee punten zijn van belang. In de eerste plaats hebben de banken tegenover mij op 6 maart het commitment uitgesproken om de regeling echt te gaan gebruiken. Daar houd ik ze aan, want ik vind echt dat het moet. Wat hebben wij eraan om een regeling te maken die niet gebruikt wordt door diegenen die dat moeten doen? Het tweede punt is het verbeteren van de voorlichting. Dat gaat in de richting van de bedrijven en de banken. Op dit moment wordt een campagne gestart die met name gericht is op boekhouders, accountants en adviseurs van bedrijven. Op die manier willen wij er meer bekendheid aan geven. De initiatieven die er al liggen zal ik daarin meenemen.
Toen mevrouw Smeets vroeg of het niet veel te ingewikkeld is, dacht ik bij mezelf «hoe kan dat nu?» Wij hebben enkele malen per jaar overleg met de banken over de uitvoering van de regeling. Ingewikkeldheid heb ik tot nu toe nog niet gezien. De benutting van het BBMKB is gestegen van 350 mln. naar 600 mln. per jaar. Dat wijst toch niet op grote problemen. Er zijn wel drie faciliteiten die het wat complexer maken. Dat zijn de speciale segmenten, zoals starters en innovatieve bedrijven. Die willen wij extra faciliteren. De banken hebben natuurlijk ook ervaren dat zij iets moeten doen aan die bijzondere faciliteiten voor die segmenten. Waar je kunt vereenvoudigen, moet je dat doen. Dat zal ik ook zeker doen.
In reactie op de heer Van der Ham zeg ik welke aanpassingen zijn gevraagd: openstellen voor de zorgsector en inbrengen van het vermogen van de dga. Dat wordt op dit moment besproken. Het is de bedoeling dat ik daar eind mei verder mee ben. Ik laat dat uiteraard aan de Kamer weten.
Dan kom ik op het borgstellingkrediet voor de scheepsbouw. Ook de banken geven hierbij een aantal knelpunten aan. Men wil daarvoor een andere inhoud. Ik ben daarover op dit moment in gesprek. Ik wil een garantstelling die voor de banken acceptabel is, maar die wel de scheepsbouw helpt, want daarvoor is het bedoeld. Dat betekent dat ik onder andere kijk naar de hoogte en de onvoorwaardelijkheid van de garantie. Dat zijn de twee knelpunten waarom het gaat. Ik had gehoopt om dit eind april rond te hebben, maar er is nu in mei een gesprek gepland tussen mij en de banken. Daarin zal met name dit onderdeel, maar ook de andere aanpassingen aan de orde komen. Ik wil uiteraard dat dit gewoon geregeld wordt. Nu zijn de orderportefeuilles nog vol. De scheepsbouw is een sector waarop wij ongelooflijk trots kunnen zijn. In de afgelopen jaren heeft deze sector zich zonder overheidssteun -behoudens innovatiesubsidies – uit een enorm dal omhoog weten te worstelen. Ik tref over de hele wereld scheepsbouwers aan. Het kan dus niet zo zijn dat hier een tik wordt uitgedeeld. Ik ben zeer gemotiveerd om dit onderwerp zo snel mogelijk af te handelen, zodat wij een regeling hebben die hanteerbaar is voor de banken, maar die tot de gewenste oplossingen leidt voor de scheepsbouw.
Op dit moment bespreken wij welke knelpunten zich bij de duurzame energieprojecten voordoen en wat wij daaraan kunnen doen. Het doel van de regeling is natuurlijk dat het werkt. De markt moet zijn werk doen. Je grijpt alleen in als er specifieke knelpunten zijn. De bestaande financieringsinstrumenten zijn bestemd voor gezonde bedrijven die voor banken toch iets te riskant zijn. Dat zijn vaak bedrijven die willen groeien, maar waarbij als gevolg van de investeringen die daarvoor nodig zijn de verhouding tussen het eigen vermogen en het vreemd vermogen uit balans is geraakt. Ik weet dat het maar een deel van de bedrijven betreft, maar dat zijn wel de bedrijven waarvan wij het moeten hebben. Juist voor de regelingen die wij hebben, met name het BBMKB inclusief de uitbreiding groeifaciliteit, geldt dat de teruglopende conjunctuur een negatieve invloed heeft op het gebruik van de regeling en in laagconjunctuur is er minder behoefte aan en wordt er minder geïnvesteerd. De regelingen worden veel gebruikt voor groei-investeringen en bedrijfsoverdracht: die zijn inderdaad fors teruggevallen.
Belemmeringen moeten wij oplossen. Ik heb aangegeven op welke manier wij dat moeten doen. Ik heb vooraf met het mkb en VNO besproken waaraan zij behoefte hebben. Zij hebben juist behoefte aan garantieregelingen als het BBMKB en de GO. Er zijn positieve geluiden, maar wij moeten echt in de gaten houden of wij er al zijn. Ik houd de vinger aan de pols. Als blijkt dat het onvoldoende is, grijpen wij in.
Mevrouw Smeets vroeg waarom er zo weinig gebruik wordt gemaakt van de BBMKB-regeling. Ik heb daarvoor zojuist al een reden aangegeven. De verruiming wordt echter wel gebruikt. Met name starters maken er veel gebruik van. Een op de vijf kredieten die onder het BBMKB wordt verleend, betreft een krediet als gevolg van de verruimde regeling. Je ziet wel dat het BBMKB meeademt met de conjunctuur; dat is nu eenmaal een feit.
De heer Elias vroeg of de borgstellingsprovisie in het BBMKB niet verlaagd kan worden vanwege de uitzonderlijke omstandigheden en of de betaling kan worden uitgesteld. Het BBMKB is niet kostendekkend. Gemiddeld wordt er elk jaar op de BBMKB-portefeuille 1,25% verlies geleden. Ik denk dat als gevolg van de recessie de verliezen dit jaar wel wat groter zullen zijn. Als je dan de premie gaat verlagen, nemen die verliezen toe. Ik wil echter wel die vraag in samenspraak met de banken serieus onderzoeken. Ik wuif het niet weg en wil er verder naar kijken. Bij latere betaling moeten banken geen extra administratieve lasten krijgen; dan spannen wij het paard achter de wagen.
Gaat men de GO-regeling wel gebruiken? Er komen per dag vijf tot tien telefoontjes binnen van bedrijven en banken over casussen. Dat loopt dus. Er is veel voorlichting over gegeven aan banken en er is veel vraag naar. Begin mei worden de eerste garanties besproken. Dan kan ik de Kamer aangeven of alle lopende aanvragen inderdaad tot een toekenning hebben geleid. Het zijn overigens geen gemakkelijke projecten. De doorlooptijd is echt langer dan een paar dagen; soms wel een aantal weken. Mevrouw Smeets vroeg waarom er zo weinig gebruik van wordt gemaakt. Het wordt gebruikt voor risicokapitaal en voor aandelen in achtergestelde leningen. Dat betekent dat er door de mindere groei van de investeringen en bedrijfsoverdrachten, minder gebruik van en aanspraak op die regeling wordt gemaakt. Die groeifaciliteit wordt om die redenen minder gebruikt. Dat wil niet zeggen dat je ze moet afschaffen. Als de situatie verandert en de investeringen weer doorgaan en de bedrijfsoverdrachten weer aan de orde zijn, heb je die groeifaciliteit nodig. Ik wil dit zeker in het assortiment houden, als ik dat zo mag zeggen, al is het maar voor een niet al te grote groep bedrijven. Sinds kort zijn wij begonnen met spotjes om via een reclamecampagne een en ander onder de aandacht te brengen. Het aantal vragen dat binnenkomt bij het bedrijvencontactcentrum stijgt behoorlijk. De site antwoordvoorbedrijven.nl wordt met zo’n 40 000 bezoekers per week goed bezocht. Dat betekent dat de bekendheid van de regelingen toeneemt.
Mevrouw Gesthuizen had het over de 100%-garantiestelling, bijvoorbeeld via het NIB. Dat gaan wij dus echt niet doen. Wij zijn geen bankier. Wij gaan niet alle prikkels weghalen, want dan kunnen wij beter zelf bankier gaan spelen en dat gaan wij dus niet doen. Er moet een prikkel zijn om zorgvuldig te bankieren. Het NIB behandelde slechts een beperkt deel van het totaal van de leningen, met name dat wat met achtergestelde leningen te maken had. Dat is geen oplossing voor het mkb. Met de borgstellingregeling voor het mkb is er al een hogere garantie. Dan praten wij al over 90% van het ongedekte deel van de regeling. Ik denk dus dat wij dit niet moeten gaan doen.
Door verschillende woordvoerders is gesproken over de intermediair. Ik vind het een heel interessante gedachte. Ik vind wel dat het initiatief bij het bedrijfsleven moet liggen. Het moet privaat vormgegeven worden, niet publiek. Ik denk dat ik daarmee aansluit bij de vragen die door de Kamer zijn gesteld. Ik wil het ook graag laten aansluiten bij de bestaande structuren, zoals Antwoord voor bedrijven. Ik wil het ook graag laten aansluiten bij een eventueel meldpunt. Ik ga contact opnemen met MKB-Nederland over de manier waarop wij dat het beste kunnen vormgeven. Ik vind dat het privaat moet worden opgepakt met ondersteuning van de overheid. Tot dat laatste ben ik uiteraard bereid.
De interventieteams zie ik als een variant op de intermediair. Ik wil er best naar kijken, maar wij moeten ervoor oppassen dat wij de zaken niet dubbelop gaan doen. Ik vind het een goed initiatief. Het komt van de banken in Limburg. Ik vind het prima dat men daar die verantwoordelijkheid neemt. Ook hier geldt dat het aanknopingspunt bij de private sector moet liggen. Ik zal het meenemen in het overleg met MKB-Nederland. Maar ik herhaal dat wij het niet dubbelop moeten gaan doen; dat lijkt me niet verstandig.
Als nieuwe initiatieven nodig zijn, wat ik niet uitsluit, is de eerste vraag wat de kapitaalmarkt zelf kan doen. Daarna maak je een analyse van de knelpunten. Daar ben ik op dit moment mee bezig, samen met MKB-Nederland en de banken. Dat zijn die werkgroepen waarover ik sprak. Iets nieuws moet zo veel mogelijk aansluiten bij bestaande instrumenten en infrastructuren, bij de banken en bij SenterNovem. Als wij de GO-regeling willen aanpassen, moeten wij dat doen in samenspraak met en aanhakend bij datgene wat wij hebben. Wij moeten geen nieuw instrument maken. Ik voel er meer voor om iets aan te passen dan om iets nieuws te bedenken. Naar eventuele nieuwe zaken als een industriebank, een nieuwe NIB en een mkb-fonds ga je pas kijken als je het andere pad hebt afgelopen.
Dat brengt me op het voorstel van de heer Van Gijzel. Dat betreft dus problemen die banken ondervinden bij de financiering bij de verkoop van kapitaalgoederen. Daarvoor zouden hoge rentepercentages worden gevraagd. Ik heb voorgesteld om desbetreffende casussen door te nemen op problemen en te bekijken welke oplossingen daarbij passen. Dat hoeft van mij zeker niet het oprichten van een bank te zijn. Dat is hartstikke ingewikkeld. Je moet bekijken hoe dat simpeler kan. Als een klant met een matige kredietwaardigheid gefinancierd moet worden, kan ik mij goed voorstellen dat daarvoor een hoge risicopremie gevraagd wordt. Dat lijkt me alleszins logisch.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik neem aan dat de minister niet verder ingaat op een nationale investeringsbank. Ik wil toch nog iets vragen. Ik zie toch weer het doorgeslagen vertrouwen en geloof in marktwerking naar voren komen. Gezien de problemen die er nu met de diverse regelingen zijn, verwacht ik niet zo veel heil van alle nog op te tuigen regelingen. Er is onmiskenbaar geen wil bij de banken – en dat kan gedeeltelijk terecht genoemd worden – om risico’s aan te gaan omdat er sprake is van een economische crisis. Of de kredietcrisis of de economische crisis die daarvan het gevolg is daarvan de oorzaak is, maakt niet zo veel uit: problemen zijn problemen. De banken lopen het risico en denken nu eenmaal als commerciële instellingen: zij willen winst maken. De overheid heeft als het goed is oog voor meer belangen zoals werkgelegenheid, het voortbestaan van onderzoek en ontwikkeling en economische groei in algemene zin. De voormalige NIB sleepte heel wat bedrijven door crises heen. Is de minister het met mij eens dat de reden die toen door de minister van Financiën werd gegeven, namelijk «wij zullen niet meer zulke dramatische crises krijgen als er zijn geweest», een verkeerde reden was? Is zij het met mij eens dat de privatisering van de bank veel meer was ingegeven door ideologie dan dat deze gebaseerd was op een goede analyse van de werkelijkheid?
De voorzitter: Ik geef even mevrouw Blanksma het woord, want zij moet weg.
Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): Ja, ik moet naar een spoeddebat. Ik ben heel benieuwd of de minister nog ingaat op de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen. Ik zal haar antwoord net niet kunnen horen en dat vind ik heel jammer. Gaat zij het positief omarmen?
Minister Van der Hoeven: Laat ik de eerste vraag van mevrouw Blanksma behandelen. Wij hebben vier ROM’s. Daarmee zijn wij in gesprek. Je ziet dat ze een rol spelen in participaties tot 2,5 mln. Ze verlenen geen krediet, want daarvoor zijn de banken en hebben wij de regelingen. De ROM’s doen overigens wel mee met de groeifaciliteiten, bijvoorbeeld in de vorm van participaties. Dat ga ik zeker met hen bespreken, maar zij gaan niet voor bank spelen, want het zijn geen banken.
Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): Het belangrijkste is dat zij voldoende armslag hebben om hun participatievermogen in bedrijven te kunnen realiseren. Wij hebben een palet aan Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen. Die zijn niet allemaal op gelijke wijze gekapitaliseerd. De een kan gemakkelijker zo’n taak op zich nemen dan de ander. Is er voldoende kapitaal om die activiteit te kunnen exploiteren?
Minister Van der Hoeven: Ik heb binnenkort een overleg met de directeuren van de vier Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen. Dit punt staat dan op de agenda. Ook hier geldt: schoenmaker houdt u bij uw leest. Een Regionale Ontwikkelingsmaatschappij is geen bank die kredieten verstrekt. Zij moet zich houden aan haar participatietaak en daarbinnen moeten ze bekijken of ze voldoende armslag heeft.
Ik voel helemaal niets voor wat mevrouw Gesthuizen zegt. Ik voel er niets voor om op een gegeven ogenblik die taak weer over te nemen. Wij hebben te maken met marktordening. Daarin laat je een aantal zaken over aan de markt. Laten wij ons niets wijs maken: die bedrijven willen ook winst maken. Daarvoor zijn ze bedrijven geworden en daarvoor zijn het ondernemers. Als zij niet in staat zijn hun onderneming zodanig te leiden dat ze winst maken, moeten zij zich afvragen of ze nog wel moeten blijven bestaan. Juist in een crisissituatie en in een recessie zal een aantal bedrijven het niet redden. Je moet als bedrijf zelf de tering naar de nering zetten. Een bedrijf moet zelf bekijken hoe de verhouding eruit ziet tussen eigen en vreemd vermogen. Een bedrijf moet zelf bekijken of het niet te snel groeit en of de kosten niet uit de klauwen lopen. Dat moeten ze zelf doen! Dat is het risico van de ondernemer. Ik ben het ermee eens dat je daar hulp bij nodig hebt in een aantal gevallen. De banken spelen daarbij een rol, net als de overheid als er sprake is van marktfalen. Ik ga echter niet het socialistische idee van mevrouw Gesthuizen overnemen om de hele bankensector te nationaliseren. Wij hebben genoeg gedaan. Wij hebben de sector overeind gehouden. Dat moest ook want het is de financiële ruggengraat van onze economie. Vanuit Europa wordt heel nauw toegezien of wij ons daaraan houden en of wij geen rare dingen doen rondom staatssteun. Wat mevrouw Gesthuizen heeft voorgesteld gaan wij niet doen.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik wil wel opmerken dat juist met name het lid Wijn in de tijd van de privatisering van de NIB nog erg kritische vragen had. Hij vroeg zich af of die taak wel zomaar geprivatiseerd zou mogen worden. Ik heb de minister echter een heel simpele vraag gesteld. Is zij het met mij eens dat de reden die destijds werd gegeven, namelijk dat er geen crises meer zouden komen en wij dus geen NIB meer nodig hadden, een beetje een domme redenering was?
Minister Van der Hoeven: De NIB had een bepaalde en beperkte taak rondom achtergestelde leningen. De NIB had geen uitgebreide taak waar veel bedrijven gebruik van maakten. Als ik me niet vergis, kwamen er ongeveer 30 of 40 bedrijven voor in aanmerking. Wij hebben nu met een heel andere situatie te maken. Ik vind dat je de huidige crisis – want die ontken ik niet – met de juiste instrumenten tegemoet moet treden. Als blijkt dat instrumenten niet voldoende zijn, ben ik de eerste om aan te geven dat het anders moet, maar het moet wel passen bij de huidige stand van zaken.
Dan kom ik op de NMa en de tijdelijke opslag. De NMa ziet twee mogelijke verklaringen voor het voortbestaan van de opslag aan het mkb. Bedrijven kunnen geen vuist maken tegen de individuele marktmacht van banken. De grootste drie banken hebben 85% van de markt in handen. Dat levert mogelijk volggedrag op. Als de ene bank iets doet, volgen de anderen misschien. Dan is er echter geen sprake van overtreding van de Mededingingswet. Het rapport geeft wel het belang aan van voldoende concurrentie op de bankmarkt, zeg ik ook tegen mevrouw Gesthuizen. Daar ziet de NMa op toe en dat wordt ook meegewogen bij toekomstige mogelijke fusieverzoeken. De NMa roept in een rapport daarnaast de banken op om tegenover mkb-bedrijven transparanter te zijn over alle aspecten die een rol spelen bij kredietverlening en de kosten daarvan. Ik ben het daar zeer mee eens. Bedrijven hebben zelf ook de rol om zich kritischer op te stellen tegenover hun bank. In mijn gesprekken met het mkb zal ik daarop wijzen. Ik mijn gesprekken met de banken zal ik op die andere aspecten ingaan.
Ik ben het overigens eens met wat onder andere door de heer Maas gezegd is en waar de heer Elias aan refereerde. Kortheidshalve laat ik het hier maar even bij.
Staatssecretaris Heemskerk: Voorzitter. Ik dank de woordvoerders voor hun inbreng.
Ik zou het onverstandig vinden als wij collectief Hengelo gaan beschuldigen van verkeerde dingen, zeker met deze nieuwe voorzitter die ook ik graag welkom heet. Hengelo is een van de vijf gebieden waar een borgstellingspilot loopt voor kredieten tot € 35 000. Er geldt 80% borgstelling voor banken en 4% premie. De pilot is een vervanging van het Besluit bijstand zelfstandigen (Bbz) en biedt mensen de stap naar onafhankelijkheid. In andere delen van Nederland, dus buiten deze vijf gebieden, speelt Qredits die rol. Ik mocht in Roosendaal een krediet via Qredits uitreiken aan een mevrouw die een moeilijk kredietverleden had en daardoor niet voor krediet in aanmerking kwam bij banken. Zij kon daarmee haar kapperszaak op een betere plek uitbreiden. Het is zo mooi als iemand ondanks een moeilijk verleden een stap kan zetten om een droom daadwerkelijk waar te maken. In dat aspect faalt de markt. De overheid is daar op twee manieren ingestapt en ik denk dat er verwarring is over Hengelo. Het is niet de bedoeling om daar op de stoel van de bankier te gaan zitten.
De minister heeft al iets gezegd over het overstappen. Een markt werkt pas goed als transparant is wat er voor welke prijs te koop is. Als het je niet bevalt, moet je kunnen overstappen en de mededingingsregels moeten gehandhaafd worden. Er zijn geen overtredingen van de Mededingingswet geconstateerd in het rapport over de banken. Er is wel geconstateerd dat er meer inzicht geboden kan worden in die markt. Een eventuele nummerportabiliteit kan daarbij helpen. Dan kun je je bankrekeningnummer meenemen naar je nieuwe bank. Ik heb al eerder in een AO gerefereerd aan de overstapservice die banken bieden. Daar zitten Europese aspecten aan, zoals een Europees bankrekeningnummer. Ik zal de minister van Financiën vragen om de Kamer nog eens een update te geven over de overstapservice.
Ik wil er wel op wijzen dat overstappen juist in de financiële sector niet zo aantrekkelijk is. Reputatieaspecten spelen een grote rol in de financiële sector. Juist oude klanten worden er in moeilijke tijden doorheen gesleept. Banken zijn wat gemakkelijker met nieuwe klanten. Nu ik niet meer bij een bank werk, is mijn advies om als bedrijf onderpanden terug te vragen als het goed gaat. Als het slecht gaat, kun je die onderpanden weer aanbieden. Dat is veel effectiever dan van bank naar bank hoppen. Dat is het totaalpakket waarnaar gekeken wordt.
Export is cruciaal voor Nederland. Als de wereldeconomie instort, krijgen de exporteurs helaas ook klappen te verwerken. Zij krijgen te maken met vormen van protectionisme. Aan de handelskant valt het nog mee, zoals ik in een brief aan de Kamer heb aangegeven. In het financieel protectionisme zie ik grotere risico’s. Banken trekken zich terug op hun thuismarkten of in nationale bedrijven. Dat is lastig voor Nederlandse exporteurs en investeerders in bijvoorbeeld China omdat daar minder Nederlandse banken zitten. Het is ook lastig voor landen die een minder goede banksector hebben. Kijk naar wat er gebeurt in Oost-Europa of in ontwikkelingslanden. In die zin zie ik financieel protectionisme als een risico in de komende tijden. Daarmee krijgen ook de exporteurs te maken en daarin speelt de exportkredietverzekering een belangrijke rol.
Wat hebben wij gedaan? De overheid heeft de limieten niet verlaagd. Commerciële partijen hebben dat wel gedaan. Door de limieten in stand te houden waar de risico’s toenemen, faciliteren wij exporteurs. Wij hebben ook een aantal zaken uitgebreid. In het eerste crisispakket dat naar de Kamer is gestuurd, is dat uiteengezet. Wij hebben de EKV uitgebreid voor de ééntransactiepolissen – polissen op individuele transacties – op Oost-Europa en Rusland omdat je zag dat die markt wegviel. Tot nu toe is er in dit jaar voor ongeveer 100 mln. van die regeling gebruikgemaakt. De regeling staat nog niet open voor Oost-Europese landen die lid zijn van de Europese Unie. Daarvoor moet namelijk een ontheffing worden verkregen van de Europese Commissie en die wordt alleen verstrekt als exporteurs en kredietverzekeraars verklaren dat er geen dekkingsmogelijkheden meer zijn in die markt. Die verklaringen zijn nog niet ontvangen door de Staat. Dat verbaast mij eigenlijk en ik zal nog eens een aansporing geven om dat wel te doen.
De risicoafdracht tussen de Staat en Atradius is op het staatsgedeelte aangepast. Atradius is de belangrijkste speler, maar er zijn er vier en in die zin is het dus een behoorlijk concurrerende markt. Het is nu mogelijk dat de Staat ook voor kleine transacties op de minder risicovolle markten een herverzekering verstrekt. De grens was 250 mln. en is nu verlaagd tot 100 mln. Dat is een antwoord op de terugtrekkende markt. Wij kijken ook naar de fundingproblematiek van banken voor de grotere kapitaalsgoederentransacties door een overheidsgarantie te verstrekken ten behoeve van partijen in de kapitaalmarkt. Het kan voor hen daardoor aantrekkelijker zijn om te participeren in exportfinanciering. Die regeling wordt momenteel uitgewerkt. Het is allemaal vrij technisch en complex daarom zal ik het nog een keer uitschrijven.
Mevrouw Ortega stelde een vraag over de herbeoordeling van de limieten door Atradius. Dat is in november 2008 geweest. Wij hebben daar een debat over gehad en over de vraag of er een zwarte lijst was. Het kabinet is natuurlijk tegen zwarte lijsten. In november 2008 zijn 20 000 limieten ingetrokken. 2000 bedrijven hebben gereclameerd en hebben hun financiële gegevens nog eens overlegd. 1000 bedrijven zijn vervolgens hersteld. Ook andere kredietverzekeraars kijken natuurlijk kritischer. Dat is een doorgaand proces. Ze moeten dat ook doen, want je ziet dat kredietverzekeraars nu op veel zaken verlies maken. Ze blijven dus riskante dingen doen, anders zouden ze geen verlies maken. Uit gesprekken tussen het ministerie van EZ, het ministerie van Financiën, de bedrijven en de belangenbehartigers blijkt dat er wel begrip is voor wat Atradis gedaan heeft. De communicatie en de aanpak van Atradius had echter echt veel beter gekund. Dat staat buiten kijf en wij hebben Atradius daarop aangesproken.
De heer Van der Vlies en mevrouw Blanksma vroegen of wij niet meer moeten doen voor de agrarische sector; inderdaad een kracht van Nederland als exportland. De maatregelen in het januaripakket – extra dekking voor Oost-Europa en de garanties voor de funding op de kapitaalmarkt – zijn niet exclusief voor bepaalde sectoren genomen, maar voor alle sectoren. Ze zijn dus ook gericht op de agrarische sector. Kassenbouwers zijn juist geholpen met de uitbreiding van de EKV naar Oost-Europa en Rusland. Voor de leveranties van voedingsmiddelen en andere consumptiegoederen zal gebruik gemaakt worden van omzetpolissen, waarop ook een verruiming is. Ik krijg wel signalen dat de exportkredietverzekeringsmarkt moeilijk loopt. Daarom zijn er gesprekken gaande tussen het ministerie van Financiën en het ministerie van EZ en de kredietverzekeraars over een mogelijke rol van de overheid op het terrein van de private kortlopende omzetpolissen. Wij kijken ook naar de dekking van het werkkapitaal. De Kamer krijgt daarover een voorstel als wij overtuigd zijn van de toegevoegde waarde die de Staat heeft. Ik zeg dat met enige terughoudendheid. Natuurlijk is het prettig als de Staat allerlei exportkredietverzekeringen overneemt en allerlei extra garanties geeft, maar dat kan fors in de papieren lopen. Ik ben zeer kritisch op het zomaar aangaan van allerlei garanties in landen en sectoren waarin private partijen het ook niet willen doen. Zo kan ik het ook: private partijen willen bijna alle risico’s afstoten naar de Staat. Omdat de export zo belangrijk is en omdat andere landen ook bepaalde dingen doen, kijk ik er heel kritisch naar, samen met de minister van Financiën. De Kamer krijgt de conclusies daarvan toegestuurd.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Ik dank de bewindspersonen voor hun antwoorden. De minister zegt dat de cijfers van DNB gecorrigeerd zijn voor het op de balans plaatsen van bepaalde kredieten. Ik zou het wel prettig vinden als ik van haar het overzicht dat ze net voorlas op schrift zou kunnen krijgen. Ik zou wel uitgelegd willen krijgen hoe precies wordt gecorrigeerd. Dat zou mijn inzicht vergroten en dan weten wij hoe het zit met die special purpose vehicles, want ergens zit een gat.
Minister Van der Hoeven: Ik zeg dit meteen toe.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Dank u. Ik dank de minister ook voor haar toezegging over de EIM-onderzoeksmonitor. Ik moet heel eerlijk zeggen dat een aantal mensen van MKB-Nederland toch wel een beetje moest lachen om de gegevens van 2008; die zijn eigenlijk verouderd. Ik heb een heel dik mapje over de EKV met veel mails van bedrijven en brancheverenigingen. Die bedrijven hebben de ervaring dat als zij bij Financiën over die EKV gaan praten en Atradius daarbij ook aan tafel zit, er gezegd wordt dat er geen probleem is want er is altijd nog wel een bepaalde supermarkt in Moskou waarvoor nog dekking is. Er zijn juist heel veel individuele bedrijven die tegen een muur aan lopen. Daarvoor is de dekking verlaagd en zij kunnen gewoon niet meer exporteren. Ik wijs erop dat in veel landen om ons heen inmiddels wel van alles door de overheid is geregeld. Ik zou EZ willen vragen er bij Financiën nog eens wat druk op te zetten.
Mevrouw Smeets (PvdA): Voorzitter. Ik dank de bewindspersonen voor hun antwoorden en voor het gevoel van meeleven met de ondernemer dat zij uitstralen. Zij zien dat er een wezenlijk probleem is. Ik ben blij dat de minister gemotiveerd is om de scheepsbouw erdoorheen te trekken. De staatssecretaris is al zes jaar geen bankier meer. Hij zegt wel dat hij vanuit zijn verleden weet wat er speelt, maar er is veel veranderd. Oude relaties worden er ook niet doorheen gesleept. Ik krijg genoeg verhalen te horen waaruit dat blijkt. Dat wilde ik wel even kwijt. De minister heeft gezegd dat zij in het gesprek met de banken en het meldpunt de interventieteams ter sprake zal brengen. Ik zie EZ ook eigenlijk als een soort formateur van die coalities. EZ moet daarin de stimulans geven. Ik vraag me wel af wanneer de minister dat gesprek met de banken heeft. Zij heeft op 6 maart een gesprek gehad en toen hebben de banken allerlei intenties uitgesproken om de zaak ten goede te doen keren, maar wanneer is het vervolggesprek?
De heer Van der Ham (D66): Voorzitter. Ik heb veel verstandige dingen uit de monden van de bewindspersonen gehoord. Zij proberen het evenwicht te behouden door aan de ene kant recht te doen aan goede investeringen die soms worden gestuit door te veel faalangst bij banken en aan de andere kant hebben zij geen overspannen verwachtingen van wat die banken zouden moeten doen. Wij zitten in een recessie. Dat heeft een zelfreinigend effect op de markt. Er zijn bedrijven die failliet moeten gaan. Ik zag de ontsteltenis bij mevrouw Gesthuizen, die daarvan schrok. Dat is een cultuurclash. Soms is dat heel erg nuttig voor een samenleving. Ik begrijp dat de regering er wel degelijk iets aan wil doen als het echt doorslaat.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Mijn schrik was gebaseerd op het feit dat de minister van Economische Zaken zei dat bedrijven die het niet redden het blijkbaar niet goed genoeg doen, terwijl wij juist constateren dat gezonde bedrijven niet aan krediet kunnen komen. Zij worden die crisis in gesleept en dat is niet hun eigen schuld.
De heer Van der Ham (D66): Ik ben geen pion van de regering, maar op dit punt geef ik de minister gelijk. Aan bedrijven die objectief goed investeren en mooie producten leveren willen de regering en D66 steun verlenen of wij willen de banken oproepen hen te steunen. Er zijn echter ook heel veel bedrijven die op het randje zitten. Die moet je durven laten omvallen. Dat is het zelfreinigend vermogen van de markt en dat moet je zijn gang laten gaan. Er zijn wat toezeggingen gedaan over brieven en evaluaties die wij gaan krijgen, bijvoorbeeld over de garantie ondernemingsfinanciering. Daar kijken wij naar uit. Ik hoop dat de regering in de tussentijd de informatievoorziening opplust zodat er daadwerkelijk gebruik van wordt gemaakt. Ik had nog een vraag gesteld over de Europese Investeringsbank. Zijn andere banken ook bezig om te zorgen dat de EIB meer kredieten beschikbaar stelt? Op dat punt heb ik nog geen antwoord gekregen.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Voorzitter. Ik wil de bewindspersonen bedanken voor het beantwoorden van de vragen. De ChristenUnie is enthousiast over de manier waarop de bewindspersonen omgaan met deze problematiek. Ze zetten hier heel nauwgezet en uitgebalanceerd op in. De minister heeft aangegeven dat zij scherp toeziet op de kredietverlening en het hele proces goed monitort. Ze heeft ook iets gezegd over gezonde bedrijven. Ik had het daar in mijn eigen bijdrage ook al over. Ik bedoel dan bedrijven waarvan zowel de solvabiliteit als de liquiditeit perfect in orde is. Dit soort bedrijven moet wel de mogelijkheid krijgen om de moeilijke situatie te overbruggen. De minister wil ook niet dat dit soort gezonde bedrijven omvalt. Ik meende gehoord te hebben dat zij hiervoor ook maatregelen heeft genomen. Ik wil graag weten wat voor maatregelen dat zijn.
In dit kader wil ik toch nog eens aandacht vragen voor de eenzijdige aanpassing van de kredietovereenkomst. Ik weet dat banken de risico’s lopen en risico’s herbeoordelen. Toch wil ik aan de minister vragen of zij in het overleg met de banken hier nog aandacht voor vraagt en dit nogmaals bespreekbaar maakt. Ik vind het jammer dat er weer vertraging is opgetreden, maar ik heb er alle vertrouwen in dat het goed komt met de scheepsbouw en dat de minister dit voortvarend gaat monitoren.
De heer Van der Vlies (SGP): Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor hun antwoorden. Ik heb voor beiden nog een vraag. De minister straalde enthousiasme en engagement uit over de garantiestelling voor de scheepsbouw. Ik daag haar uit – in alle vriendelijkheid gezegd uiteraard – om als zij in mei een gesprek heeft ervoor te zorgen dat er een concurrerend pakket komt ten opzichte van de relevante scheepsbouwlanden. Daar zal het op springen. Als je bekijkt wat Duitsland en Frankrijk doen, zullen wij de concurrentiekracht moeten onderbouwen en opvijzelen, anders gaan wij de slag mogelijkerwijs verliezen en dat zou jammer zijn.
De staatssecretaris sprak over de exportkredietgarantie voor de agrarische sector. Hij heeft er gewag van gemaakt dat overleg wordt gevoerd en dat de conclusies naar de Kamer komen. Mijn simpele vraag is: wanneer? Vanwege de aard van de problematiek kan dat niet lang meer duren.
De heer Elias (VVD): Voorzitter. De overheid is geen bank. Dat hebben wij de minister nadrukkelijk ook horen zeggen. Wel zal de overheid het maximale doen om binnen dat uitgangspunt smeerolie in de kredietverlening te krijgen en ook een beetje te duwen, te sleuren en te trekken. Wat ons betreft blijft de minister drukken bij de banken om hen ertoe te bewegen de tekenen des tijds beter te gaan verstaan. Zij moeten meer aandacht krijgen voor de klant, beter communiceren en beter snappen hoe de samenleving naar hen kijkt. Wat dat betreft vond ik de bijeenkomst van gisteren wel interessant.
De staatssecretaris heeft Atradius aan het jasje getrokken, maar wat was het resultaat? Wanneer komt hij eventueel met zijn voorstel over de private kortlopende omzetpolissen? Ook de kwestie rond de agrarische sector heeft voor de VVD-fractie grote prioriteit.
Minister Van der Hoeven: Voorzitter. De vraag van mevrouw Gesthuizen heb ik al beantwoord en ik heb haar een toezegging gedaan.
Dan kom ik op de opmerking van mevrouw Smeets over EZ als formateur van coalities. Van de ene kant ben ik het daarmee eens, maar aan de andere kant niet. Ik voel meer voor de rol van informateur. Uiteindelijk moeten ze het zelf doen. Het heeft ook te maken met marktordening en met die verantwoordelijkheden.
Tegen de heer Elias zeg ik dat ik het oliespuitje zal gebruiken waar dat mogelijk is.
Over het vervolggesprek met de banken zal ik de Kamer informeren. Wat mij betreft is dat in mei gepland. In de tussentijd vindt een aantal vervolggesprekken plaats met de banken, ook op het niveau van de directeur-generaal Ondernemen & Innovatie, mevrouw Bergkamp. Ook de heer Landheer zit daarbij. Het is dus niet zo dat er niets gebeurt. Wij bekijken uiteraard ook of er op het punt van de administratieve lasten nog iets moet gebeuren. Wij hebben in ieder geval het digitaal melden al mogelijk gemaakt. Er hoeft verder slechts een borgstelling gemeld te worden voor het verkrijgen van de staatsgarantie. Er is geen toetsing vooraf. Alleen bij verliesdeclaratie wordt het bancaire dossier opgevraagd en getoetst. Daarnaast zijn er nog een aantal andere zaken. Het bleek overigens wel dat de banken zelf interne bankprocedures hebben geschapen met betrekking tot het BBMKB. Dat punt neem ik ook mee, want daar kan misschien ook zelf wel wat gesaneerd worden door de banken.
De heer Van der Ham heeft gelijk. Je moet geen overspannen verwachtingen hebben. Er zit geen aan- en uitknop op die crisis. In het kader van de facilitering en de randvoorwaardelijke sfeer creëren wij een aantal mogelijkheden. De economie heeft ook een zelfreinigend vermogen. Je ziet dat na een enorme hausse een aantal dingen gebeuren die je echt niet kunt voorkomen.
Informatie over het gebruik van de EIB heb ik gegeven. Samen met Financiën proberen wij verdere financiering voor Nederlandse bedrijven binnen te halen. Ik houd uiteraard in de gaten wat er met die eerste lening van 300 mln. aan ING gedaan wordt, want die is specifiek voor het mkb bedoeld. De Rabobank zit in de wachtkamer. Ik heb ook begrepen dat het voor individuele grotere bedrijven mogelijk is dat de EIB instapt. Daarvoor houd ik de vinger aan de pols.
Het signaal van mevrouw Ortega over de eenzijdige aanpassing van de kredietvoorwaarden door de banken heb ik ook gehoord. Ik heb ook gehoord dat ze dat zelf hebben gezegd bij de hoorzitting in de Kamer. Ik stel dat verder aan de orde in de vervolggesprekken die ik heb.
Dan kom ik op de garantiestelling voor de scheepsbouw en het concurrerende aspect ten aanzien van andere landen. Ik zal daar zeer zeker naar kijken, maar ik kijk natuurlijk wel naar het totaalpakket. Wij hebben namelijk ook een aantal innovatieregelingen specifiek voor de scheepsbouw gecreëerd om op die manier het level playing field op het punt van de concurrentie te verstevigen. Wij moeten daarbij natuurlijk altijd het verhaal van de staatssteun in de gaten houden. Deze kwestie heb ik zeer goed op mijn netvlies staan. Als ik daar uit ben, zal ik de Kamer daar uiteraard over informeren.
Ik ben het eens met de heer Elias over de tekenen des tijds. Die moet je altijd verstaan. In het rapport van de commissie-Maas wordt de term «klant» toch nog vooral uitgelegd als «individuele consument». De mkb’ers krijgen niet altijd de aparte aandacht die ze verdienen. Ik ben blij dat juist in dit overleg aan de orde is gekomen dat dit een punt is.
In reactie op mevrouw Ortega zeg ik dat het BBMKB ook gebruikt kan worden voor een tijdelijke verliesfinanciering. Er is een voorwaarde: een bedrijf moet voldoende continuïteitsperspectief hebben. Dat sluit niet uit dat als er sprake is van tijdelijke verliezen het BBMKB wel kan worden toegepast, bijvoorbeeld bij een reorganisatieplan dat gefinancierd moet worden om de recessie door te komen. Het kan wel, maar een bedrijf moet voldoende continuïteitsperspectief hebben, anders gaat het feest niet door.
Staatssecretaris Heemskerk: Voorzitter. In reactie op de opmerking van mevrouw Smeets zeg ik dat er zeker iets is veranderd sinds 2003. Wij leerden altijd het voorbeeld van Joop van den Ende. Hij begon als clown en ging er bijna aan onderdoor met TV10. Daarna werd het Endemol en was het een fantastische klant. Hij ging niet weg omdat juist in de moeilijke tijden de bank ook niet was weggelopen. Dat is de kunst en de les. Het causale verband tussen mijn vertrek bij de bank en de veranderingen daarna ... Ik heb daar nuttige dingen gedaan, maar ik was niet zo nuttig dat ik dit allemaal had kunnen voorkomen.
De heer Van der Ham (D66): Hij begon als timmerman volgens mij. Daarna werd hij pas clown.
Staatssecretaris Heemskerk: Laten wij hopen dat het causale verband met het feit dat er nu twee oud-bewindspersonen zitten wel de goede kant op werkt voor een bredere publieke afweging en de klantgerichtheid.
Dan kom ik op de EKV. De woordvoerders merkten op dat er in andere landen van alles gebeurt en vroegen mij of ik Atradius wel aan het jasje heb getrokken. Juist omdat wij meteen met Atradius zijn gaan spreken, is de communicatie verbeterd. 2000 bedrijven hebben gereclameerd en 1000 daarvan zijn hersteld. Het aan het jasje trekken heeft dus geholpen. Ik herhaal dat zwarte lijsten not done zijn.
Mevrouw Gesthuizen zegt dat andere landen van alles doen, maar mijn stelling is dat wij ook heel veel extra doen. Waar marktpartijen hun landenlimieten verlagen, houdt de Staat ze in stand. Je doet meer aan de risicokant. Wij hebben het aantal landen uitgebreid en de omvang voor de herverzekering verlaagd en daarmee hebben wij extra ruimte geboden. Wij kijken naar een overheidsgarantie die helpt bij de funding van kapitaalgoederentransacties. Dat zijn allemaal dingen die wij nu al extra doen.
Tegen de heer Van der Vlies zeg ik dat hij in juni bericht krijgt over de mogelijke overheidsrol bij kortlopende omzetpolissen en de eventuele dekking van werkkapitaal. Wij bekijken ook wat andere landen daarin doen; Denemarken en Frankrijk doen bijvoorbeeld wat. Behalve dat ik wil weten wat de ambtenaren, de verzekeraars en het bedrijfsleven ervan vinden, wil ik er wel een second opinion op laten uitvoeren. Ik wil echt drie keer nadenken voordat wij als overheid onverantwoorde risico’s in onze boeken nemen. Het wordt nog zwaar weer en je bent als Staat zomaar een paar honderd miljoen op een transactie in een land kwijt. Dan zal de Kamer ook aan mij en aan de heer Bos vragen hoe wij met de belastingcenten zijn omgegaan.
– De minister van EZ stuurt de Kamer voor eind mei een brief waarin een aantal onderwerpen aan de orde komt, waaronder de complexiteit van de regelingen, de intermediair, de aanvraag garantieregelingen en de vervolgafspraak met de banken.
– De staatssecretaris van EZ vraagt aan de minister van Financiën om de Kamer een update te sturen over de overstapservice van de banken.
– De staatssecretaris van EZ stuurt de Kamer voor eind juni een brief over de EKV.
De voorzitter: Mevrouw Gesthuizen heeft al iets aangekondigd. Misschien kan zij zeggen wat zij gaat doen?
Mevrouw Gesthuizen (SP): Het VAO is aangemeld bij de regeling van werkzaamheden. Dat was een vooraankondiging. Ik ben wel voornemens om een VAO aan te vragen voor vandaag.
De voorzitter: Ik bedank de beide bewindspersonen en hun ambtelijke ondersteuners en het publiek op de publieke tribune voor hun aanwezigheid. Ik sluit de vergadering.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Timmer (PvdA),voorzitter, Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Vos (PvdA), De Rouwe (CDA) en Elias (VVD).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Jan Jacob van Dijk (CDA), Sap (GroenLinks), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Besselink (PvdA), Kalma (PvdA), Dam (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Atsma (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Madlener (PVV), Nicolaï (VVD), Gerkens (SP), Thieme (PvdD), Heerts (PvdA), Uitslag (CDA), Weekers (VVD) en Blom (PvdA).
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Blok (VVD), voorzitter, Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Kalma (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (ChristenUnie), Van der Burg (VVD), Tony van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Linhard (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Tang (PvdA), Vos (PvdA), Bashir (SP) en Sap (GroenLinks)
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Remkes (VVD), Pieper (CDA), Aptroot (VVD), Jan de Vries (CDA), Van Hijum (CDA), Mastwijk (CDA), Elias (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Van der Veen (PvdA), Smilde (CDA), Anker (ChristenUnie), Nicolaï (VVD), De Roon (PVV), Kuiken (PvdA), Smeets (PvdA), Karabulut (SP), Thieme (PvdD), Heijnen (PvdA), Roefs (PvdA), Van Gerven (SP) en Vendrik (GroenLinks).