Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de mogelijkheid te openen dat gebreken in een besluit hangende het beroep bij de bestuursrechter worden hersteld;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Algemene wet bestuursrecht wordt gewijzigd als volgt:
Na artikel 8:13 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Indien beroep wordt ingesteld tegen een besluit waartegen reeds een hoger beroep aanhangig is, verwijst de rechtbank de bij haar aanhangig gemaakte zaak naar de bestuursrechter die het hoger beroep behandelt.
Na artikel 8:51 wordt een nieuwe afdeling ingevoegd, luidende:
AFDELING 8.2.2A BESTUURLIJKE LUS
1. De rechtbank kan het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
2. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het bestuursorgaan het gebrek kan herstellen. Zij kan deze termijn verlengen.
1. Het bestuursorgaan deelt de rechtbank zo spoedig mogelijk mede of het gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen.
2. Gaat het bestuursorgaan over tot herstel van het gebrek, dan deelt het de rechtbank zo spoedig mogelijk mede op welke wijze het gebrek is hersteld.
3. De rechtbank zendt de mededeling, bedoeld in het tweede lid, zo spoedig mogelijk aan partijen.
4. Partijen kunnen binnen vier weken na verzending van de mededeling, bedoeld in het derde lid, schriftelijk hun zienswijze daarover naar voren brengen. De rechtbank kan deze termijn verlengen.
De rechtbank deelt partijen mede op welke wijze het beroep verder wordt behandeld binnen vier weken na:
a. ontvangst van de mededeling van het bestuursorgaan dat het geen gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen;
b. het ongebruikt verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 8:51a, tweede lid;
c. ontvangst van de zienswijzen; of
d. het ongebruikt verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 8:51b, vierde lid;
Artikel 8:57 komt te luiden:
1. Is het beroep reeds ter zitting behandeld, dan bepaalt de rechtbank na toepassing van artikel 8:51a dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft indien:
a. het bestuursorgaan heeft medegedeeld dat het geen gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen of
b. de termijn, bedoeld in artikel 8:51a, tweede lid, ongebruikt is verstreken.
2. Is het beroep reeds ter zitting behandeld, dan kan de rechtbank na toepassing van artikel 8:51a bepalen dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft indien:
a. partijen hun zienswijzen over de wijze waarop het gebrek is hersteld, naar voren hebben gebracht; of
b. de termijn, bedoeld in artikel 8:51b, vierde lid, ongebruikt is verstreken, tenzij partijen daardoor kunnen worden benadeeld.
3. De rechtbank kan ook bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft indien partijen daarvoor toestemming hebben gegeven.
4. Als de rechtbank bepaalt dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, sluit zij het onderzoek.
Artikel 8:64, vijfde lid, komt te luiden:
5. De bestuursrechter kan bepalen dat de nadere zitting achterwege blijft. Artikel 8:57 is van overeenkomstige toepassing.
Na artikel 8:80 wordt een nieuwe afdeling ingevoegd, luidende:
AFDELING 8.2.7 TUSSENUITSPRAAK
1. Als de rechtbank artikel 8:51a toepast, doet zij een tussenuitspraak.
2. De tussenuitspraak vermeldt zoveel mogelijk op welke wijze het gebrek kan worden hersteld.
3. De artikelen 8:77, 8:78 en 8:79 zijn van overeenkomstige toepassing.
1. De rechtbank kan de tussenuitspraak ook doen voordat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de rechtbank te verschijnen.
2. De rechtbank kan de tussenuitspraak ook mondeling doen. Artikel 8:67, tweede tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3. De rechtbank kan zo nodig een voorlopige voorziening treffen. In dat geval bepaalt de bestuursrechter wanneer de voorlopige voorziening vervalt.
4. De voorlopige voorziening, bedoeld in het derde lid, vervalt in ieder geval zodra:
a. het beroep is ingetrokken; of
b. de rechtbank uitspraak, bedoeld in artikel 8:66, eerste lid, heeft gedaan, tenzij bij die uitspraak een ander tijdstip is bepaald.
In artikel 27h, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt onder verlettering van de onderdelen d en e tot e en f een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:80a van die wet;
De Beroepswet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 17 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «en 8:13» vervangen door: , 8:13 en 8:51a, eerste lid.
2. Toegevoegd wordt een zesde lid, luidende:
6. De Centrale Raad van Beroep kan het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
In artikel 18, tweede lid, wordt, onder verlettering van de onderdelen d en e tot e en f, een onderdeel tussengevoegd, luidende:
d. een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:80a van die wet,
Artikel 21 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt na «»8:41» tussengevoegd: 8:51a, eerste lid.
2. Toegevoegd wordt een zesde lid, luidende:
6. De Centrale Raad van Beroep kan het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
De Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 19 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «en 8:13» vervangen door: , 8:13 en 8:51a, eerste lid,.
2. Toegevoegd wordt een zesde lid, luidende:
6. Het College kan het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
In artikel 20, derde lid, wordt, onder verlettering van de onderdelen d en e tot e en f, een onderdeel tussengevoegd, luidende:
d. een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:80a van die wet,
Artikel 22 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt na «»8:41» tussengevoegd: 8:51a, eerste lid.
2. Toegevoegd wordt een zesde lid, luidende:
6. Het College kan het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
De Wet op de Raad van State wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 36 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «en 8:13» vervangen door: , 8:13 en 8:51a, eerste lid.
2. Toegevoegd wordt een zesde lid, luidende:
6. De Afdeling kan het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
In artikel 37, tweede lid, wordt, onder verlettering van de onderdelen d en e tot e en f, een onderdeel tussengevoegd, luidende:
d. een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:80a van die wet,
1. In artikel 39, eerste lid, wordt na «8:41» tussengevoegd: 8:51a, eerste lid.
2. Toegevoegd wordt een zesde lid, luidende:
6. De Afdeling kan het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
De artikelen 6.6 tot en met 6.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vervallen.
Artikel 20:5a van de Wet milieubeheer wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid komt te luiden als volgt:
2. De toepassing van artikel 8:51, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in een aanhangige zaak over een nationaal toewijzingsbesluit als bedoeld in artikel 16.29, eerste lid, geschiedt binnen achttien weken na afloop van de voor dat besluit geldende beroepstermijn.
2. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde en vierde lid.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Deze wet wordt aangehaald als: Wet Vermeij, Koopmans, Neppérus bestuurlijke lus Awb.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De minister van Justitie,
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,