Ontvangen 12 mei 2010
Het voorstel van wet (nr. 5) wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I komt artikel 21a als volgt te luiden:
Artikel 21a
1. De gemeenteraad stelt basistarieven vast voor het verlenen van huishoudelijke verzorging.
2. De basistarieven worden vastgesteld:
a. op basis van reële kostprijzen van de onderscheidenlijke vormen van huishoudelijke verzorging; en
b. uitgaande van inzet van personeel door de aanbieder tegen arbeidsvoorwaarden die passen bij de vereiste vaardigheden benodigd voor het leveren van huishoudelijke verzorging.
3. Het college van burgemeester en wethouders neemt bij het aangaan van overeenkomsten met derden over het verlenen van huishoudelijke verzorging de door de gemeenteraad vastgestelde basistarieven in acht.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de vaststelling van de in het eerste lid bedoelde basistarieven en de in het tweede lid bedoelde arbeidsvoorwaarden.
B
Artikel II vervalt.
A
Met deze nota van wijziging wordt het vaststellen van tarieven die oorspronkelijk neergelegd was bij de Minister, na verplichte advisering bij de Nza, neergelegd bij de gemeenteraad. De tarieven worden dientengevolge lokaal vastgesteld. Hiermee krijgen de gemeenten meer verantwoordelijkheid en kan rekening worden gehouden met lokale verschillen. De gemeenten moeten hierbij wel rekening houden met landelijk vastgestelde voorwaarden om te voorkomen dat gemeenten onder de kostprijs gaan zitten en dus te kort schieten. Daarom wordt in het tweede lid van artikel 21a van de WMO vastgelegd dat tarieven worden vastgesteld op basis van de reële kostprijs uitgaande van het inzetten van personeel met de noodzakelijke vaardigheden/functie-eisen. Dit zal nader worden geregeld in een AmvB op basis van het vierde lid van artikel 21a van de WMO. In deze AmvB dient opgenomen te worden dat de gewenste kwaliteit van huishoudelijke zorg een specifieke deskundigheid eist die past bij thuishulpen in minimaal functiewaarderingsgroep 15 (FWG 3.0) Bij een lagere indeling verricht iemand enkel en alleen huishoudelijke taken zonder dat er sprake is van een signaalfunctie. Deze signaalfunctie is wel opgenomen in het kwaliteitskader voor huishoudelijke zorg. Deze kwaliteitscriteria moeten worden doorgetrokken in de taak functieomschrijving van de werknemers. Op deze manier wordt in de regelgeving de minimale functieschaal voor het in te zetten personeel voor huishoudelijke verzorging verankerd. Deze verankering is een voorwaarde om reële kostprijzen te kunnen vaststellen uitgaande van fatsoenlijke salarissen voor gekwalificeerde medewerkers. Het is nog geen garantie dat dat laatste ook gebeurt. Het is aan te raden dat gemeenten in hun bestek of subsidieverordening vastleggen dat gewerkt moet worden met huishoudelijk verzorgenden op minimaal FWG15 met bijbehorende salariëring. De tarieven worden voorgesteld door het college van B&W en vastgesteld door de gemeenteraad. De tarieven worden vastgesteld voor de perioden waarvoor een relatie tussen gemeente en leverancier wordt aangegaan en kunnen jaarlijks worden geïndexeerd. Voordeel van locale tarieven op basis van minimale vaardigheden voor het personeel is dat je hiermee concurrentie op overhead uitlokt en thuiszorginstellingen een stimulans geeft om te bezuinigen op management en organisatiekosten.
In artikel 21a worden het eerste, tweede en vierde lid aangepast in verband met vorenstaande.
B
Artikel II komt te vervallen. De NZA is ingevolge het onder A voorgestelde artikel 21a van de WMO niet meer betrokken bij de vaststelling van de basistarieven voor huishoudelijke verzorging. De wijziging van artikel 16 van de Wet marktordening gezondheidszorg is daarom niet meer nodig.
Kant