Gepubliceerd: 4 april 2008
Indiener(s): Nebahat Albayrak (staatssecretaris justitie) (PvdA)
Onderwerpen: burgerlijk recht economie markttoezicht recht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31334-4.html
ID: 31334-4

31 334
Uitvoering van richtlijn nr. 2007/63/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 november 2007 tot wijziging van Richtlijn nr. 78/855/EEG van de Raad en Richtlijn nr. 82/891/EEG van de Raad wat betreft de verplichte opstelling van een verslag van een onafhankelijke deskundige bij fusies of splitsingen van naamloze vennootschappen

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 4 april 2008

De vaste commissie voor Justitie1 belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

1. Algemeen

2. Administratieve lasten

3. Artikelen

1. Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Ofschoon genoemde leden kunnen instemmen met het wetsvoorstel, blijven er een aantal vragen.

Zij constateren dat de regering er uitdrukkelijk voor heeft gekozen om de richtlijn ook toe te passen op de BV. Kan de regering aangeven waarom zij dan niet de kans heeft gegrepen om de richtlijn ook toe te passen op andere rechtsvormen, zoals coöperaties of de toekomstige maatschappelijke ondernemingen, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Voorts vragen deze leden of de regering kan bevestigen dat de richtlijn van toepassing is op alle soorten fusies en splitsingen van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW).

De leden van de CDA-fractie constateren dat de accountant een belangrijke rol vervult tijdens de fusie of splitsing omdat deze onderzoek behoort te doen naar het fusie-splitsingvoorstel en tevens geacht wordt zich een oordeel te vormen over de verschillende verklaringen van het bestuur over de ruilverhoudingen van de aandelen. Deze leden zijn van mening dat dit onderzoek niet moet worden onderschat, aangezien het een belangrijke aanwijzing kan zijn voor aandeelhouders of zij voldoende aandelen verkrijgen bij een splitsing of fusie. Nu mogelijk de controlerende taak van de accountant kan verdwijnen vragen de leden van de CDA-fractie hoe aandeelhouders dan aan informatie betreffende de ruilverhouding kunnen komen. Met name kleine aandeelhouders hebben hierbij een informatieachterstand, zo menen deze leden. Zij vragen of de regering dit probleem erkent en hoe zij hiermee zal omgaan. Voorts vragen de leden van de CDA-fractie of de verdwijning van de controlerende taak van de accountant ook gevolgen heeft voor andere belanghebbende zoals werknemers en crediteuren.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben daarover nog enkele vragen. Zij merken op dat thans de besturen van de desbetreffende vennootschappen, ten behoeve van een voorgenomen fusie of splitsing, een fusievoorstel opstellen met een toelichting daarop. In dat fusievoorstel moet onder andere worden ingegaan op de redenen voor de fusie of splitsing en op de verwachte gevolgen daarvan. Ten behoeve van de aandeelhouders wordt dit fusievoorstel onderzocht door een accountant en moet deze zijn oordeel geven of de ruilverhouding van aandelen redelijk is. De leden van de SP-fractie hebben begrepen dat voorliggend wetsvoorstel het nu mogelijk maakt om af te zien van het accountantsonderzoek- en verklaring indien alle aandeelhouders van de betrokken vennootschappen daarmee instemmen. Deze leden vragen of dit niet de deur openzet naar allerlei fraudeconstructies. Zij zijn van merken op dat de regering daar in de memorie van toelichting geen aandacht aan heeft besteed. De leden van de SP-fractie vragen de regering daarom dit alsnog te doen en mogelijke fraudeconstructies te onderzoeken.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel ter uitvoering van de richtlijn inzake de verplichte opstelling van een verslag van een onafhankelijke deskundige bij fusies of splitsingen van naamloze vennootschappen. Deze leden onderschrijven het belang van het verminderen van administratieve lasten bij fusies en splitsingen van naamloze vennootschappen. Dit wetsvoorstel, dat het mogelijk maakt om af te zien van het onderzoek van het fusievoorstel en de verklaring over de ruilverhouding door een accountant, onder de voorwaarde dat alle aandeelhouders van de betrokken vennootschappen daarmee instemmen, zal daaraan, volgens deze leden, een bijdrage leveren. Zij hebben nog een drietal vragen in navolging van het commentaar van VNO-NCW in haar brief d.d. 13 maart jl. (just08-214) en het advies van de Gecombineerde Commissie Vennootschapsrecht van de Nederlandse Orde van Advocaten en de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie d.d. 7 maart jl. (just08-192) dat de Kamer recent heeft mogen ontvangen.

2. Administratieve lasten

De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre aandeelhouders er in de praktijk voor zullen kiezen om de accountantsverklaring achterwege te laten. Zoals deze leden eerder al stelden, vervult de accountantsverklaring een belangrijke rol in het fusie- en splitsingsproces. Deze leden vragen wat de reële verwachting van de regering is ten aanzien van het gebruik van de regeling. In hoeverre zal de doelstelling van dit wetsvoorstel, namelijk de reductie van de administratieve lasten, geen lege huls blijken te zijn, zo vragen zij.

De leden van de PvdA-fractie vragen waarin het verschil in de kostenberekening is gelegen. Deze wijzen erop dat daar waar de Europese Commissie heeft berekend, dat het achterwege laten van een deskundigenverslag een kostenbesparing van € 3500,– oplevert, later in de memorie van toelichting en kostenbesparing wordt vermeld van € 125,– bij het niet laten opstellen van een accountverklaring. Moeten deze leden de conclusie trekken dat een deskundigenverslag iets anders is dan een accountverklaring of heeft de Europese Commissie met de terminologie«deskundigenverklaring» iets anders voor ogen gehad dan een accountverklaring? Welke berekening kunnen betrokken partijen als realistisch beschouwen voor de situatie in Nederland, zo vragen deze leden.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat deze richtlijn is opgesteld om de administratieve lasten te verminderen. Deze leden vragen of de regering van mening is dat, met een besparing van slechts € 212 500,– per jaar (€ 125,– per accountantsverklaring), deze doelstelling bereikt is. Voorts vragen zij of deze richtlijn voor de Nederlandse NV’s en BV’s een substantiële toegevoegde waarde heeft om de lasten te verminderen. Zij vragen of er andere redenen dan de lastenverlichting zijn, waarop deze richtlijn kan steunen.

De leden van de SP-fractie merken op dat het afschaffen van de accountantsverklaring een besparing op administratieve lasten moet opleveren. De Europese Commissie schat dat de kosten voor de accountantsverklaring zo’n € 3500. De regering schat die kosten op € 125. Kan de regering dit grote verschil verklaren, zo vragen de leden van de SP-fractie. Bovendien vragen deze leden of de regering inzichtelijk kan maken wat gemiddeld genomen de totale kosten zijn van een fusie of splitsing.

3. Artikelen

De leden van de CDA-fractie constateren dat – alhoewel de Europese regelgeving daartoe wel de ruimte laat – de regering er uitdrukkelijk voor gekozen heeft om de accountantsverklaring nog altijd verplicht te stellen in geval de eigen vermogens van de verdwijnende vennootschappen tenminste even groot zijn als het nominaal gestorte bedrag op de aandelen met bijbetaling volgens de ruilverhouding. Deze leden vragen wat daarvan de reden is. Zij vragen of hier geen sprake is van een nationale kop op de Europese regelgeving. Zij vragen of het – gezien ook de beoogde flexibilisering van het ondernemingsrecht – niet in de rede ligt om deze verplichting ook af te schaffen. De leden van de CDA-fractie vragen de aandacht voor het eerder genoemde commentaar van de Gecombineerde Commissie Vennootschapsrecht, waarin deze commissie wijst op het feit dat artikel 2:327 (voor de fusie) en artikel 2:334z (voor de splitsing) wel blijven gelden. Ook de Commissie kan zich in de praktijk niet voorstellen dat de op grond van deze artikelen vereiste toelichtingen door het bestuur worden gemaakt zonder samenspraak met de accountant. Vanuit die optiek zal er in de praktijk geen sprake blijken te zijn van een echte lastenverlichting. Heeft de regering overwogen om bovengenoemde artikelen te schrappen, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Voorts constateren deze leden dat aandeelhouders ook buiten vergadering kunnen instemmen. Deze leden vragen hoe dit wordt vormgegeven. Kunnen zij ook via email of andere «moderne» technieken stemmen?

Ten aanzien van de verhouding tot de artikelen 2:328, lid 3 en artikel 2:334aa, lid 4 BW merken de leden van de CDA-fractie op dat de thans te implementeren wijzigingen in de derde en zesde richtlijn niet consistent lijken met de tweede volzin van artikel 10, lid 1 resp. artikel 8, lid 1 van die richtlijnen zelf. Deze leden vragen hoe de regering deze inconsistentie beoordeeld en of zij het noodzakelijk acht om in Brussel aan te dringen op aanpassing van de richtlijnen.

Voorts vragen de leden van de CDA-fractie waarom in de artikelen 2:328, lid 6, 2:334aa, lid 7 en 2:334cc BW gesproken wordt over «de» aandeelhouders, terwijl de richtlijn het heeft over «alle» aandeelhouders. Verdient het niet de voorkeur om nauwkeuriger bij de tekst van de richtlijn aan te sluiten, zo vragen deze leden.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de eerder genoemde brief van het VNO-NCW over dit wetsvoorstel. Deze leden ontvangen graag een reactie op deze brief en de daarin vervatte vragen. Zij vragen of de regering met VNO-NCW constateert dat er inconsistentie bestaat tussen dit ter implementatie voorgelegde wetsvoorstel en de tweede volzin van artikel 10 lid 1 resp. artikel 8 lid 1 van de derde en zesde richtlijn, waaruit voortvloeit dat iedere bij de fusie of splitsing betrokken NV een eigen deskundige moet inschakelen tenzij de rechter toestemming geeft om slechts één gezamenlijke deskundige in te schakelen.

Ook de leden van de VVD-fractie vragen met VNO-NCW hoe de artikelen 2:328 lid 3 BW en 2:334aa lid 4 BW zich tot elkaar verhouden. Kan de regering nader ingaan op de wenselijkheid ook de mogelijkheid te realiseren dat met instemming van alle aandeelhouders kan worden besloten tot het aanstellen van één gezamenlijke deskundige, zo vragen deze leden. Vervolgens wijzen deze leden erop dat VNO-NCW een nationale kop signaleert omdat Nederland geen gebruik heeft gemaakt van de door de richtlijn geboden mogelijkheid om de accountantsverklaring inzake de eigen vermogens of de waarde van aandelen en de ruilverhouding niet te verplichten. Volgens artikel 2:238 lid 1 BW (oud) blijft de bovengenoemde accountantsverklaring noodzakelijk. Dit terwijl artikel 23 lid 4 van de derde richtlijn en artikel 27 lid 3 van de tweede richtlijn de ruimte lijken te geven om geen accountantsverklaring te eisen. De leden van de VVD-fractie van de vragen de regering nader inzicht te geven in de motivering geen gebruik te maken van deze ruimte. Welke afwegingen liggen hieraan ten grondslag, zo vragen deze leden. Is de regering met de leden van de VVD-fractie en VNO-NCW van mening dat het voorkeur verdiend hier de mogelijkheid te scheppen af te wijken van deze verplichting met instemming van alle aandeelhouders? Zo neen, waarom niet? Zo ja, op welke wijze zal de regering dit in het voorliggende wetsvoorstel aanpassen?

Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie of de regering voornemens is de wetstechnische punten waar de Gecombineerde Commissie Vennootschapsrecht in haar reeds eerder aangehaalde advies op wijst, aan te passen. Deze leden ontvangen graag ook een reactie van de regering op het commentaar van deze commissie dat er in de praktijk geen sprake zal blijken te zijn van de met het wetsvoorstel beoogde lastenverlichting.

De voorzitter van de commissie,

De Pater-van der Meer

Adjunct-griffier van de commissie,

Beuker


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), De Wit (SP), Van der Staaij (SGP), Kamp (VVD), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Velzen (SP), Azough (GL), Timmer (PvdA), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), De Roon (PVV), Pechtold (D66), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA) en Anker (CU).

Plv. leden: Sterk (CDA), Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Weekers (VVD), Smeets (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Jager (CDA), Jonker (CDA), Roemer (SP), De Vries (CDA), Abel (SP), Halsema (GL), Dijsselbloem (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Fritsma (PVV), Koşer Kaya (D66), Gill’ard (PvdA), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Vacature (algemeen), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Slob (CU).