Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).
Hieronder is opgenomen het nader rapport d.d. 19 november 2007, aangeboden aan de Koningin door de minister van Justitie.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 5 oktober 2007, nr. 07.003213, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 18 oktober, nr. w03.07.0351/II, bied ik U hierbij aan.
Het ontwerp geeft de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.
Wel heeft de Raad van State in een ambtelijk door te geven kanttekening in overweging gegeven de noodzaak van een citeertitel te motiveren. Na overweging is vastgesteld dat de noodzaak van een citeertitel voor deze wijzigingsregeling, gelet op Ar. 184, tweede lid, niet is gebleken. Om die reden is artikel VI, dat de citeertitel bevatte, geschrapt.
Ik moge U verzoeken het hierbij gewijzigde voorstel van wet en de memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De tekst van artikel VI luidde: Deze wet wordt aangehaald als: Aanpassing Uitvoeringswetten Bewijsverdrag 1970 en Rechtsvorderingsverdragen 1954 en 1905 aan Uitvoeringswet EG-bewijsverordening.