Vastgesteld 12 mei 2011
De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 heeft op 6 april 2011 overleg gevoerd met viceminister-president, minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over:
– het EU-voorstel d.d. 2 februari 2011 inzake het Groenboek Modernisering Europese markt voor overheidsopdrachten COM(2011)15 (2011Z02007);
– de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 16 februari 2011 inzake de Reactie van de minister van EL&I op het voorstel van prof. dr. Jan Telgen voor een inkoopwet waarbij de minister refereert aan de nieuwe Aanbestedingswet (32 440, nr. 9);
– de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 28 maart 2011 inzake de Kabinetsreactie Groenboek modernisering EU-beleid overheidsopdrachten (31 144, nr. 8).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
Van der Ham
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
Franke
Voorzitter: Dijksma
Griffier: Blacquière
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Ziengs, Ortega-Martijn, Van Bemmel, Verburg, Verhoeven, Gesthuizen, Dijkgraaf en Dijksma,
en minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
De voorzitter: Goedemorgen. Aan de orde is het algemeen overleg over aanbesteden.
De heer Ziengs (VVD): Voorzitter. We spreken vandaag over het Europese voorstel voor een nieuwe aanbestedingswet. Daarnaast wil ik stilstaan bij de reactie van Jan Telgen op de door de minister voorgestelde wijzigingen van de Nederlandse wet.
Over de basis van het Europese voorstel ben ik zeer tevreden. Ik heb van de minister vernomen dat hij ook veel enthousiaste reacties gekregen heeft vanuit het bedrijfsleven. Dat is misschien een vingerwijzing; ik hoop dat het zo is. In het stuk wordt veel aandacht gevraagd voor het midden- en kleinbedrijf bij aanbestedingen. Het is van belang om stevig door te pakken. Het voorstel zal waarschijnlijk in 2012 tot Europese regelgeving leiden. Dat loopt zo'n beetje gelijk met de behandeling van het Nederlandse wetsvoorstel. Daar ga ik nu verder op in.
Het Nederlandse wetsvoorstel ligt er al een paar jaar. We hebben enorm veel vertraging gehad: het is terugverwezen door de Eerste Kamer, er is een nieuw wetsvoorstel gekomen en er zijn aanpassingen geweest. Voor ondernemend Nederland is het van belang dat we nu echt doorpakken. Dan moeten we natuurlijk wel voldoen aan de Europese norm. Kan de minister een overzicht geven van hoe het Nederlandse wetsvoorstel zich gaat verhouden tot de Europese richtlijn?; dat noemen ze geloof ik een «convergentietabel». We willen het wetsvoorstel natuurlijk niet over een jaar alweer moeten aanpassen.
Ik maak enkele opmerkingen over het Groenboek voor Europese aanbestedingen. De basis is goed – er is veel aandacht voor het midden- en kleinbedrijf – maar toch keer ik even terug naar de basis. Aanbesteden betekent volgens mij dat de overheid bij de markt inkoopt door een vraag uit te zetten. Hierdoor kan zij producten en diensten voor de beste prijs en van de beste kwaliteit aankopen. Dat lijkt mij in ieder geval de basis van het aanbesteden. Je kunt zo veel regels verzinnen als je wilt, maar als het daarbij misgaat, houdt het op. En er gaat regelmatig wat mis. Bij aanbestedende diensten is vaak te weinig kennis en professionaliteit aanwezig. Er zijn voorbeelden te over. Ik kreeg er onlangs een toegestuurd. Er moesten computers aangekocht worden door een Provinciehuis. In de aanbesteding stond dat men op de bouwplek moest verschijnen met een bouwhelm en dat er vervolgens schriklint rondom de bouwplaats geplaatst moest worden. Daar kun je helemaal niets mee.
De ondernemer moet zeker weten dat hij te maken heeft met een professionele aanbesteder. Ik denk aan een expertisecentrum. Er hoeft niets nieuws opgetuigd te worden. Er zijn allerlei instanties, zoals PIANOo, die gezaghebbend kunnen zijn, die expertise in huis hebben en die een loketfunctie kunnen vervullen voor ondernemers die constateren dat er eigenlijk heel rare dingen gebeuren bij een aanbesteding. Zo'n instantie moet op korte termijn snel kunnen handelen en ervoor kunnen zorgen dat de aanbesteding niet al voorbij is voordat ingegrepen is. Je kunt het op Europees niveau op dezelfde manier doen: geen instantie optuigen, maar zaken low budget of, sterker nog, «op nul» organiseren.
We zijn stevig bezig geweest met duurzaam inkopen. Mijn collega René Leegte heeft er eerder iets over gezegd in een AO. Duurzaam inkopen bleek ontzettend duur, omdat er enorm veel eisen aan gesteld werden. Het was een beetje het paard achter de wagen spannen. Er ligt inmiddels een rapport van Actal waaruit blijkt dat de administratieve lasten van duurzaam inkopen in Nederland 500 mln. bedragen. Als je dat door de bank genomen omrekent naar de rest van Europa, geeft dat een besparing van miljarden. Daar moet even goed naar worden gekeken. We vinden duurzaam inkopen prima, maar leg het niet vast in de wet.
Let er bij aanbestedingen op dat men niet vastloopt in producteisen. De producteisen die door de vorige minister zijn vastgelegd, belemmeren de innovatie. Door innovatie zijn namelijk vaak al heel andere dingen ontwikkeld, die veel goedkoper zijn en beter werken. Jan Telgen zegt: ik wil vrijheid, blijheid. Dat zou mij als liberaal moeten aanspreken, maar de professionele inkoper moet het bepalen. Het is goed als er een wettelijk kader komt. Daar kan de proportionaliteitsgids voor dienen. Daarmee kunnen we in ieder geval bewerkstelligen dat de professionaliteit van de aanbestedende dienst verbetert.
Ik begrijp dat ik door mijn spreektijd heen ben. Ik bewaar de rest voor tweede termijn.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank de regering voor haar reactie op het Groenboek. De ChristenUnie-fractie staat hier voor een groot deel achter. Ik wil vandaag enkele woorden wijden aan de nota van wijziging.
Ik begin met de proportionaliteit en de toegang tot het mkb. De discussie over het proportionaliteitsbeginsel speelt zowel boven als onder de Europese grens. Aanbestedende diensten zijn niet altijd duidelijk over de criteria en eisen voor omvang. Vaak zie je nog te zware geschiktheidseisen, buitenproportionele omzeteisen of extreme bankgaranties. In de brief benoemt de minister dit probleem ook. De vraag is echter of het in de praktijk beter wordt. Dit blijft toch vaak afhankelijk van de kennis en kunde van de inkoper of van de overwegingen van efficiency door de inkoper. Daardoor wordt toch weer gekozen voor clustering van opdrachten. In de nota van wijziging worden meer uniformiteit en meer proportionaliteit onder de Europese drempels aangekondigd. Maar hoe zit het boven de Europese drempels?
De minister zet niet in op extra regels op Europees niveau. Hoe komen deze doelen wél tot stand? Wat zou volgens de minister bijvoorbeeld onder de toets van proportionaliteit moeten vallen? De minister vindt het opknippen van opdrachten de verantwoordelijkheid van de aanbestedende dienst en wil dit niet in regelgeving vatten. In de praktijk zal hierdoor bundeling van opdrachten blijven bestaan. Hoe wordt dan wel onnodige opschaling van overheidsinkoop tegengegaan?
Ook is de minister voor het ophogen van de Europese drempel. De ChristenUnie-fractie kan zich daarin vinden. Dat heeft grotendeels te maken met de hoge kosten die moeten worden gemaakt boven de drempels. Zowel boven als onder de drempels komen soms extreem hoge tenderkosten voor. Deze hoge kosten werken afschrikwekkend voor bedrijven, waardoor soms onvoldoende concurrentie overblijft. Hoe wil de minister dit probleem aanpakken? Vaak zijn die tenderkosten heel erg hoog. Ik heb een casuïstiek gezien van tenderkosten die op iets van 13 mln. uitkwamen, waarvan 2 mln. zijn vergoed. Dit soort tenderkosten schrikt bepaalde ondernemers af van aanbesteden.
De heer Ziengs (VVD): Ik sprak net over een versterking van bijvoorbeeld een expertisecentrum. Zou dat een oplossing kunnen zijn voor het probleem dat u hier schetst?
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Dat is een mogelijkheid. Ik ben echter ook benieuwd naar de ideeën van de minister.
De minister stelt verruiming voor van mogelijkheden voor aanbestedende diensten om externe beleidsdoelen te betrekken. De ChristenUnie-fractie vindt ook dat innovatie, sociale doelen en milieudoelen niet in het Europees inkoopbeleid moeten worden vastgelegd. Maar veel ondernemers zijn jaren bezig met voorbereidingen op duurzaam inkoopbeleid. Zij grijpen de kans om te investeren en te innoveren op duurzame thema’s. Alleen al discussie over onze minimum inkoopcriteria houdt innovatieve ondernemers soms tegen. De ChristenUnie-fractie vindt dat het minimum niet ter discussie mag staan. Juist doelcriteria, bijvoorbeeld op het gebied van energiereductie of het sociaal vlak, kunnen meer ruimte geven aan innovatie zonder extra regels. Hoe wil de minister naast minimumcriteria ook doelcriteria voor maatschappelijke prestaties beter benutten? Wil hij daarover in overleg gaan met de brancheverenigingen? Binnen EMVI (economisch meest voordelige inschrijving) moet een weging tussen criteria plaatsvinden en geldt niet alleen de laagste prijs. Hoe wordt voorkomen dat uiteindelijk toch weer op de laagste prijs wordt geselecteerd binnen EMVI? Op welke manier krijgt ook het mkb een eerlijke kans binnen EMVI? Verantwoording over criteria kan namelijk extra administratieve lasten met zich meebrengen.
De heer Van Bemmel (PVV): Voorzitter. Aanbesteden moet simpeler, daar zijn we het allemaal over eens. Het zou zo simpel moeten zijn dat er in beginsel geen expertisecentrum meer nodig is, zeg ik tegen collega Ziengs. Geen vuistdikke dossiers meer, geen ellenlange procedures en voorschriften, geen eindeloze herhalingen van het iedere keer opnieuw invoeren van alle bedrijfsgegevens, geen belachelijke omzeteisen. Kortom, het is tijd voor een vergaande vereenvoudiging.
Ik begin met het onversneden PVV-geluid. Iedereen weet het onderhand al, maar ik zeg het nog maar eens: wij wensen geen bemoeienis van de EU met de Nederlandse aanbestedingsprocedures. Want hoewel in het EU-Groenbroek wordt gesproken over modernisering en vereenvoudiging van procedures, hebben wij niet het gevoel dat het die kant op gaat.
Eerst maar eens even een glimlach voor de minister van de PVV. De drempelwaarden worden verhoogd, waardoor er een betere balans ontstaat tussen de baten en lasten. Een glimlach van ons is zuinig, omdat wij als PVV pleiten voor – ik herhaal het nog een keer – 100% onafhankelijkheid van EU-procedures. De toegang van het midden- en kleinbedrijf tot overheidsopdrachten wordt vaak beperkt door onredelijke of te hoge eisen. Er is op dit punt een motie aangenomen van mijn gewaardeerde PVV-collega Van Vliet, waarin wordt gevraagd om een soepelere procedure.
Ik vraag de minister naar de digitale kluis, een soort database van ondernemers waar we, pak «m beet, tien jaar de gegevens van alle ondernemers bewaren, zodat deze niet iedere keer bij een ander ministerie helemaal opnieuw ingevuld hoeven te worden.
Ik maak mij ook zorgen over het clusteren van opdrachten. Ik begrijp dat veel ministeries clusteren. Daardoor kom je snel boven de drempel en val je alsnog onder de EU-procedures. Dat is een onwenselijke ontwikkeling.
Dan de doelstellingen in het kader van de Europa 2020-strategie. Ik blijf benadrukken dat de PVV absoluut niet tegen duurzaamheid is, maar wel tegen betutteling, die gedwongen tot een soort nepduurzaamheid moet gaan leiden. Je kunt spreken van marktgestuurde duurzaamheid oftewel duurzaamheidskolchozen, om maar even aan de vroegere Sovjet-Unie te denken. Op 8 februari stond een artikel van mijn collega De Mos en VVD-collega Leegte in De Telegraaf met de titel: «Duurzaam is vooral duur». De duurzame criteria van de overheid kosten het bedrijfsleven een half miljard aan administratieve lasten en andere bijkomende kosten per jaar. Actal betitelt deze inkoopcriteria als «afvinklijsten» en «een papieren werkelijkheid». Hoe ziet de minister dit in het kader van de duurzaamheidscriteria voor aanbesteden?
In Europa – ik zeg het er maar even bij – zit men daar absoluut niet mee. Ik citeer uit het Groenboek: «De EU-wetgeving inzake overheidsopdrachten biedt tevens de mogelijkheid om aankopen die beantwoorden aan de Europa 2020-doelstellingen, te stimuleren, en om aanbestedende diensten zowel op Europees als nationaal niveau verplichtingen op te leggen met betrekking tot de vraag of zij aanschaffen, teneinde ervoor te zorgen dat de aanbestedingsstrategie en de overheden stroken met de overkoepelende beleidsdoelstellingen.» Ik citeer verder: «De EU heeft GGP-criteria ...» – dat betreft groen aanbesteden – «... ontwikkeld voor achttien categorieën producten en diensten. Er volgen er meer.» Ik weet niet goed of dit een belofte is of een dreigement.
Wel zijn wij erg positief over het voorstel van professor Telgen; een goede inkoopwet brengt innovatie. De overgang van ellenlange procedures naar een principle-based wet heeft onze instemming. Ook geeft professor Telgen aan geen Europese procedurevoorschriften voor de nationale aanbestedingen onder de drempelbedragen te wensen. Zoals gezegd, is onze inzet een zo hoog mogelijke drempel.
Kleinere gemeenten verschuilen zich vanwege onervarenheid en angst om fouten te maken vaak achter een veelheid van regels en voorschriften. Dit is een onwenselijke ontwikkeling. Ik krijg graag een reactie van de minister hierop.
In zijn algemeenheid heb ik een glimlach over voor de voorstellen van de minister. Op naar minder regels en procedures. Het wordt tijd voor een nieuwe slogan: laten we hier minder tijd aan besteden!
Mevrouw Verburg (CDA): Voorzitter. Ik heb veel waardering voor de kabinetsreactie op het Groenboek aanbesteden van de Europese Commissie. Het is goed dat er aandacht is voor eenvoudige procedures, meer transparantie en betere werkbaarheid en effectiviteit. Dat is cruciaal. We kunnen proberen om dat te regelen in wet- en regelgeving en met expertisecentra, maar waar het uiteindelijk om gaat, is dat inkopers, de mensen die de verantwoordelijkheid dragen voor de besluiten rond aanbesteden, weten waar ze het over hebben. Zij moeten de verantwoordelijkheid kunnen dragen en waarmaken. De integriteit en de bereidheid om verantwoording af te leggen, moeten goed ontwikkeld zijn. Daarom vind ik het plan van professor Telgen goed. Het bestaat niet dat je het allemaal pakt in wet- en regelgeving, want dan ontstaat er een geweldige bush aan regels en gejuridiseer. Het gaat om mensen, integriteit, maatwerk, eenvoud, transparantie en de bereidheid tot verantwoordingsaflegging.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik wist dat dit punt in het debat opgebracht zou worden. Ik plaats er vraagtekens bij. Ik heb ook kennisgenomen van het plan van professor Telgen. Daar zit in theorie ontzettend veel moois in en ik zou ook willen dat de wereld zo in elkaar zat. Maar hebben wij niet juist die aanbestedingsregels omdat keer op keer is gebleken dat het niet goed gaat? Hebben we die regels dus ook niet nodig om integriteit af te dwingen? Ik wil het op harde regels kunnen controleren.
Mevrouw Verburg (CDA): Integriteit valt nauwelijks af te dwingen. Je kunt veel dikke boeken schrijven en dan nog heb je nog niet eens een begin van wat je allemaal zou moeten opschrijven. Het gaat om de houding van mensen. Dan kan het op papier allemaal kloppen, maar in de praktijk nog vreselijk zijn. Ik wijs mevrouw Gesthuizen op de eerste aanbesteding voor de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Dat klopte allemaal op papier maar in de praktijk zeiden veel mensen: zo moeten we het niet willen. Ik pleit ervoor om rekening te houden met de menselijke factor. Ik pleit er niet voor om het plan van professor Telgen over te nemen – ik ben realist in die zin – maar zijn pleidooi voor de menselijke maat en verantwoordelijkheid, spreekt mij aan en mogen we hier niet wegpoetsen.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik ben blij met deze nuancering, want echt professionele inkopers hebben volgens mij niet zo veel behoefte aan die regels. Het gaat erom dat we ook te maken hebben met mensen die nog niet zo goed weten waar Abraham de mosterd haalt. Die hebben juist regels nodig.
Mevrouw Verburg (CDA): Dit vind ik een wel heel gewaagde stelling voor een afgevaardigde van de SP! Zo ken ik mevrouw Gesthuizen niet, maar hoor ik haar graag vaker. Mensen die het klappen van de zweep kennen, hebben het niet nodig, maar het is een soort cursus voor mensen die er nog niet zo goed in zijn. Ik houd het bij de verantwoordelijkheid van mensen, het belang van integriteit en daarnaast een aantal basisregels.
Voorzitter. In de kabinetsreactie en overigens ook in het Europese Groenboek staan goede dingen voor het mkb, en toch zal de praktijk uitwijzen dat mkb’ers en daarbinnen zzp’ers nog niet helemaal de adem kunnen opbrengen om aan een aanbestedingsprocedure mee te doen. Bundeling is natuurlijk mogelijk. Ik ben geen voorstander van een expertisecentrum, maar ik kan mij voorstellen dat Syntens, in zijn nieuwe samenwerkingsconstructie met de Kamers van Koophandel, van tijd tot tijd een handreiking kan doen. Misschien past dit in de nieuwe rol die Syntens zou kunnen spelen in de nieuwe setting. Ik krijg graag een reactie van de minister.
De heer Verhoeven (D66): Ik schrik me een hoedje! Zegt mevrouw Verburg nu dat de nieuwe Ondernemerspleinconstructie van de Kamer van Koophandel en Syntens zich ook nog eens moet gaan bemoeien met het aanbesteden? Denkt zij werkelijk dat het daar beter van wordt, dat ondernemers daar wat aan hebben?
Mevrouw Verburg (CDA): Ik ken de rabiate opvatting van D66 over de Kamers van Koophandel. Ik geloof dat er binnen de nieuwe, afgeslankte, effectieve en toegespitste rol die de Kamers van Koophandel samen met Syntens en andere organisaties gaan vervullen op het Ondernemersplein, een mogelijkheid is om een handje toe te steken. Ik pleit niet voor nieuwe expertisecentra, maar ik ben wel voor dat beetje extra hulp.
De heer Verhoeven (D66): We hebben het over 100 mld. per jaar. Mevrouw Verburg heeft het over integriteit. Vervolgens stelt zij voor dat een verplicht instituut erop toeziet dat zo’n grote markt goed geleid wordt. Denkt zij nu echt dat ondernemers in het midden- en kleinbedrijf en de zzp’ers over wie zij spreekt, daarop zitten te wachten?
Mevrouw Verburg (CDA): Ik kijk even naar de oren van de heer Verhoeven, want hij zit naast mij, maar heeft blijkbaar slecht geluisterd. Dat is namelijk helemaal niet waar ik voor gepleit heb. Ik wil alleen dat zzp’ers en mkb’ers een opkontje kunnen krijgen als ze er behoefte aan hebben.
Voorzitter. Ik vraag de minister of het niet mogelijk is te werken met hogere drempels. Hoe gaat hij clustering voorkomen? Ik zie daar problemen mee. Ik wil van de minister horen hoe hij daarover denkt en hoe hij de problemen die ik daarbij zie, gaat voorkomen.
De gehandicaptenzorg vraagt zich af of het aanbevelingswaardig zou zijn om een motivatieplicht in te stellen bij onverplicht aanbesteden. Ik aarzel daarover. Ik denk niet zozeer aan verplichten, maar ik vraag mij wel af hoe er bij een aanbesteding sprake is van transparantie en verantwoording afleggen.
Ik heb nog een vraag over het ILO-verdrag 94. Moet bij aanbesteding geen labour clause opgenomen worden? Krijgt dat voldoende aandacht in het Groenboek en hoe kijkt de minister daartegenaan?
Ik ben er erg voor om te experimenteren met innovatieve aanbesteding, maar eigenlijk moeten innovatie en verduurzaming bij een aanbesteding vaste onderdelen zijn van het kader van waaruit een inkoper of een aanbesteder werkt. Wordt dat nu weer niet een heel nieuwe taaie toestand? Innovatie en verduurzaming zijn de motoren voor economische ontwikkeling. Die zouden bij aanbesteding een belangrijke rol moeten spelen.
Is het mogelijk om een soort omgekeerde bewijslast op de integriteitsverklaring voor ondernemers toe te passen, zodat ondernemers niet zelf hoeven aan te tonen dat ze integer zijn, maar ze integer zijn totdat het tegendeel is gebleken?
De creatieve beroepen vormen een van de topsectoren in het beleid van de regering. Dat is zeer terecht. Kunnen creatieve beroepen, zoals ontwerper of architect, niet onder het 2B-regime vallen als het gaat om de aanbestedingsregels?
Ten slotte wens ik de minister veel succes bij het effectief bereiken van de 25% minder regeldruk vanuit Europa. Daar kunnen het Groenboek en de implementatie ervan een belangrijke rol bij spelen.
De heer Verhoeven (D66): Voorzitter. Overheden zetten jaarlijks voor 100 mld. aan opdrachten in de markt. Dat is van groot belang voor alle bedrijven: zzp’ers, het midden- en kleinbedrijf, multinationals, gevestigde bedrijven en nieuwkomers; in de bouw, in de catering, in de reclame, in de beveiliging. Overheden besteden deze opdrachten aan met als doel om een goede en eerlijke keuze te maken op een transparante wijze. Een opdracht geef je niet aan de eerste de beste, niet aan je beste vriendje, maar aan de beste aanbieder.
Te lang was de grootste de beste. Gemeenten en ministeries bundelden hun opdrachten namelijk tot megapakketten met mega-eisen op het gebied van omzet, schaal en ervaring. Bovendien ging de opdracht ook heel vaak naar de laagste bieder. «Massa is kassa», heb ik veel gemeenteambtenaren in die zin horen zeggen. Goedkoop, duurkoop, denk ik dan. Deze praktijk bevoordeelde de grote bedrijven en het mkb stond buitenspel.
Er stoort een mobiele telefoon, voorzitter. Ik ben het niet. Het is de stoorzender hier naast me, mevrouw Verburg!
De voorzitter: Ik stel vast dat we toch met respect over elkaar blijven spreken, mijnheer Verhoeven.
De heer Verhoeven (D66): Het was zonder meer zo bedoeld, met een laagje humor eroverheen. Maar als het niet overkwam, excuus daarvoor, voorzitter.
De voorzitter: Ik snap het wel, maar de luisteraars thuis misschien niet.
De heer Verhoeven (D66): Daar hebt u gelijk in. Excuses.
Voorzitter. Vandaag bespreken we het Europese Groenboek. Tegelijk is de Nederlandse aanbestedingswet aan de orde. Kijkend naar de kabinetsinzet op die twee punten, ziet D66 drie verbeterpunten.
Ten eerste moet het eerlijker. Er moet een gelijk speelveld komen, elk bedrijf moet een eerlijke kans krijgen en het clusteren van opdrachten moet dus ook echt afgelopen zijn.
Ten tweede moet het eenvoudiger. Die papierwinkel moet echt beperkt worden. Dat kan door de eigen verklaring – daar zien we veel in – en door in de juiste fase van het proces om de juiste informatie te vragen. Ik ben benieuwd wat de minister vindt van het idee van een aanbestedingspaspoort. Één nummer waaraan alle eerstegraadsinformatie van een bedrijf gekoppeld is, zodat alle informatie zichtbaar wordt als je dat nummer invoert en je dus niet steeds opnieuw dezelfde dingen hoeft in te vullen. Ten derde moet het doelgerichter. Geen omzet-, schaal- en referentie-eisen meer, maar gerichte criteria om duurzaam, maatschappelijk, sociaal en innovatief ondernemerschap te stimuleren. Ik loop deze punten even langs waar het gaat om de inzet van het kabinet.
Dit kabinet wil het clusteren beperken, maar als het erop aankomt, wil het kabinet dat niet Europees afdwingen en het in de Nederlandse wet toch maar toestaan als er een objectieve reden wordt gegeven. Ook kosten kunnen zo’n objectieve reden zijn. Zo verandert er uiteindelijk natuurlijk helemaal niets. Ik krijg graag een eerlijke reactie van de minister, want ik wil weten of er nu daadwerkelijk iets gedaan gaat worden aan dat clusteren. Voor D66 is aanbesteden ook geen bezuinigingsmethode. Het is een manier om de beste aanbieder een kans te geven in een eerlijke en doorzichtige markt. Ziet het kabinet dit ook zo?
De doelen van het Europese Groenboek zijn efficiëntie, modernisering en vereenvoudiging. Er staat een aantal goede dingen in. Ook in de kabinetsreactie staat een aantal goede dingen die wij steunen. Ik denk bijvoorbeeld aan het optrekken van de Europese aanbestedingsgrenzen. Dat is een goede zaak. We moeten alleen niet vergeten dat ook onder die grenzen een heleboel misgaat. Vaak zegt men: «het is een Europese aangelegenheid; zo ingewikkeld», maar juist in de lokale aanbestedingssituaties gaat een heleboel mis. We zijn ook voorstander van een meer concurrentiegerichte dialoog en van meer communicatie tussen aanbieder en opdrachtnemer in het aanbestedingstraject. Dat moet gewoon kunnen.
Echte toegang voor het mkb vraagt om proportionaliteit. Dat betekent: redelijke eisen stellen aan het bedrijf waarmee je zaken wilt doen. Nederland roept dat dus ook in de voorgestelde kabinetsreactie aan Europa. Maar als we in Nederland blijven clusteren, houden we disproportionele eisen in stand. Grote opdrachten in stand houden, betekent ook grote eisen op het gebied van omzet en schaal. Daar moeten we vanaf. Waarom doet het kabinet niets als puntje bij paaltje komt? Waarom wel iets zeggen, maar als de mogelijkheid er is, toch weer niets doen? Daar heeft het mkb niets aan.
De heer Ziengs (VVD): Zou je clusteren kunnen voorkomen als je het specifiek benoemt in de proportionaliteitsgids en een status geeft in de wet?
De heer Verhoeven (D66): De heer Ziengs spreekt over dingen als een expertisecentrum en een proportionaliteitsgids. In dat soort dingen geloof ik niet zo. Ik geloof in het signaal dat het kabinet kan afgeven aan Europa door een wet te maken. Dit kabinet vindt het belangrijk dat er niet meer geclusterd wordt, maar iets afdwingen, sanctioneren of hard maken doet het niet. Dat ze eigenlijk op dezelfde manier kunnen doorgaan als nu is het signaal aan lagere overheden, provincies, waterschappen, hogescholen. Daar wil ik vanaf. In die zin sluit ik mij aan bij het pleidooi van mevrouw Verburg voor een cultuurverandering. Het moet een hard signaal zijn, bij wet, en niets met gidsen of expertisecentra, want dan verandert er helemaal niets. We hebben het over 100 mld.; heel belangrijk voor het mkb, heel belangrijk voor zzp’ers, heel belangrijk voor ondernemers.
De heer Ziengs (VVD): Ik stelde voor om in de wet een verwijzing op te nemen naar de proportionaliteitsgids. Dan hoef je niet alles expliciet te benoemen in de wet, maar staat het in de proportionaliteitsgids. Dat middel kun je steeds opnieuw aanpassen. Daarmee maak je het gemakkelijker. Volgens mij kunt u daar alleen maar voor zijn.
De heer Verhoeven (D66): Ik ben er niet fel op tegen maar het gaat me niet ver genoeg. Maar bent u er geen voorstander van om te zeggen: clusteren kan gewoon niet meer en ook als het argument kostenbesparing is, staan we het niet toe? Op dat punt zou de VVD moeten laten zien waar ze staat.
Voorzitter. Aanbesteden is ook een manier om sociaal-maatschappelijk en duurzaam ondernemen af te dwingen. Het gaat dan om doelen die gericht zijn op de bedrijfsvoering en niet zozeer op het product zelf. Ook innovatie kun je via aanbesteden afdwingen: de overheid als launching customer. Net als het kabinet wil D66 dit niet Europees verplichten. Het is aan de aanbesteder zelf. We willen wel van de minister weten hoe hij een duurzame bedrijfsvoering zo veel mogelijk gaat belonen. Hoe wil hij innovatieve bedrijven stimuleren bij het aanbesteden?
Aanbesteden is een typisch praktijkonderwerp. We kunnen veel vastleggen en bepalen, in Nederland en in Europa, maar uiteindelijk is de dienst of de ambtenaar zeer bepalend bij het aanbesteden. Met name op de schaal van de lagere overheid gaat het om een cultuurverandering, een gedragsverandering, een andere manier van werken op de werkvloer. Het kabinet moet duidelijke signalen geven dat het echt niet meer op de huidige manier voort wil. Hoe gaat het kabinet serieus werk maken van de cultuurverandering, een duidelijk signaal afgeven?
Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Het is heel lang geleden dat wij hebben gesproken over aanbesteden. Dat is erg jammer en ook een beetje vreemd, want overal waar je komt en ondernemers spreekt, gaat het over aanbestedingen, het feit dat zij moeilijk voor overheidsopdrachten in aanmerking komen, dat er ontzettend veel bureaucratie mee gemoeid gaat, dat ze steeds maar buiten de boot vallen en dat ze met hun innovatieve oplossingen, ideeën en producten maar moeilijk mee kunnen dingen naar overheidsopdrachten. Het is een belangrijk probleem dat je zo snel mogelijk moet oppakken, omdat er veel winst te behalen valt, zowel voor het kabinet als voor onze economie, want voor onze ondernemers.
Tegen de heer Verhoeven en mevrouw Verburg zeg ik dat de echte stoorzender waar wij mee te maken hebben, de tunnelvisie is dat je met groter altijd goedkoper uit bent. Dat is feitelijk niet waar. Het is echter tot op de dag van vandaag het mantra van veel aanbestedende overheidsdiensten dat je met groter, clusteren, stapelen et cetera altijd goedkoper uit bent. Dat is niet zo. Ik kom daar straks op terug.
Ik heb in het SP-plan Hart voor de zaak verschillende ondernemers aan het woord gelaten. Vertalers, die over het algemeen zelfstandigen zijn, zeggen bijvoorbeeld dat ze, sinds de overheid met aanbestedingen werkt, bijvoorbeeld het ministerie van Veiligheid en Justitie, als kleine zelfstandige helemaal niet meer aan de bak komen. De overheid wil nu zaken doen met een bureau. Dan moeten die vertalers voor een bureau gaan werken en gaat de helft van hun loon daaraan op. Het is dan niet meer te doen. De echt goede vertalers, die ook in de private markt terechtkunnen, willen helemaal niet meer voor de overheid werken. Zo ben je penny wise, pound foolish. Je snijdt jezelf ermee in de vingers. Er zijn voorbeelden van rechtszaken waarbij geen tolk beschikbaar was, gewoon omdat het niet geregeld was door de bureaus. Allemaal overbodige bureaucratie.
Het woord «aanbesteding» heeft de afgelopen jaren helaas een negatieve connotatie gekregen. Aanbestedingen zijn het winkelwagentje van de supermarkt dat door de winkel rijdt. Ik zeg bewust «door de winkel» niet «door de supermarkt», want we moeten het juist niet alleen bij de grote ketens halen. We hebben regels nodig, ook al ga ik ervan uit dat er integriteit is of in ieder geval moet zijn bij overheidsinkopers, maar de kennis is er gewoon niet altijd. Ik herhaal het nog maar eens: goede, professionele inkopers hebben geen last van goede regels. Zij passen de regels zoals wij ze hier willen opstellen, al uit zichzelf toe. We hebben die regels juist voor slechte tijden. Dat geldt over het algemeen voor wetgeving.
Het is ook belangrijk om regels te hebben voor concurrentie. Verschillende leden hebben daar al op gewezen. We kennen allemaal nog de voorbeelden uit het verleden waarin niet integer werd geopereerd door de overheid en vriendjespolitiek werd toegepast. We hebben dus regels nodig om concurrentie goed te regelen. Maar concurrentie kan ook doorschieten. Als we de overheid dwingen om in alle sectoren die we kunnen bedenken, concurrentie toe te laten of af te dwingen, zijn we uiteindelijk verder van huis dan we willen.
Ik geef een paar voorbeelden. Voor de SP gelden de volgende principes. We willen geen aanbesteding op plekken waarvan we vinden dat er geen marktwerking hoort te zijn, bijvoorbeeld in de zorg, het onderwijs en het openbaar vervoer; ik herhaal het hier nog maar eens. Als de overheid daar toch private partijen wil inzetten, en dat is natuurlijk vaak nodig, dan kan dat heel goed via een subsidierelatie. Dat heeft mijn voormalig fractievoorzitter Agnes Kant laten zien met haar initiatiefwetsvoorstel. Zij toonde aan dat er prima met een subsidierelatie kon worden gefinancierd in bijvoorbeeld de thuiszorg.
Het is belangrijk dat de overheid ervoor zorgt dat door haar aanbestedingsprocedure niet 99% van het bedrijfsleven buiten de boot valt. En 99% van het bedrijfsleven is gewoon het kleinbedrijf. Het woord «clusteren» is al vaak gevallen. Als je clustert, met grote opdrachten werkt en alles op een hoop schuift, ben je aanvankelijk misschien goedkoper uit, maar uiteindelijk veel duurder, want je helpt de concurrentie die je goed wilt regelen, juist om zeep. Het is bovendien belangrijk dat de overheid er steeds aan denkt dat zij zelf ook bepaalde expertise in huis houdt. Daarom is de balans van alle belang.
Ik ben blij dat we vandaag kunnen spreken over het Groenboek aanbesteden. Binnenkort spreken we hopelijk ook over de aanbestedingswet. Over het Groenboek maak ik een paar korte opmerkingen. Ook de Europese dimensie is namelijk belangrijk. De interne markt levert iedereen veel voordeel op en daar hoort een overheid bij die geen eigen bedrijven voortrekt ten opzichte van die uit andere lidstaten. Echter, Europese regels om dat te voorkomen, hoeven niet in het verlengde te liggen of precies dezelfde te zijn als de nationale regels. Is het kabinet het daarmee eens? Zo ja, hoe is het in zijn reactie daarmee omgegaan? Zo nee, ziet het kabinet dan niet het risico dat al te gedetailleerde regels op Europees niveau niet meer de speelruimte laten om de nationale aanbestedingspraktijk stelselmatig te verbeteren, en deze speelruimte ook onnodig verkleint? In het verlengde daarvan begrijpen we de wens van het kabinet niet om de aanbestedingsregels vast te leggen in een verordening in plaats van in een richtlijn.
Specifiek punt hierbij nog is de relatie tussen de aanbesteding en de zogeheten diensten van algemeen economisch belang. Wie herinnert zich niet de discussies over de thuiszorg, de schoolboeken of, vorige week nog, de ambulances? Allemaal zaken die duidelijk op het terrein van de overheid liggen en door haar volledig worden gefinancierd, maar toch tegen de aanbestedingsregels oplopen. Past het allereerst niet bij vrijheid van lidstaten om zelf te kiezen voor marktwerking in overheidssectoren en om de aanbestedingsregels via een richtlijn te regelen, zodat gedwongen vermarkting wordt voorkomen?
Tot slot was het vorige kabinet heel tevreden met het Verdrag van Lissabon, waar het een protocol aan wist te hechten waarin de speciale positie van publieke diensten nog eens werd benadrukt. Kan het kabinet aangeven hoe dit protocol van invloed zal zijn op de aanpassing van de richtlijn?
De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. In de ideale wereld zijn er geen maximumsnelheden, flitspalen, hinderlijke haaientanden of stoplichten. Iedereen rijdt dan volgens het principe dat je iemand anders niet in gevaar brengt. Maar helaas bestaat deze ideale wereld niet. Mensen kunnen zich egoïstisch gedragen en zijn vaak niet in staat of bereid om een goede inschatting van de verkeerssituatie te maken. Daarom zijn regels nodig. In dit licht beziet de SGP-fractie de huidige aanbestedingspraktijk en het initiatief van de heer Telgen, hoogleraar inkoopmanagement.
Een korte en krachtige inkoopwet heeft ook onze sympathie. Het zou in de ideale wereld prachtig werken. Als de algemene principes die professor Van Telgen wil vastleggen, in een inkooppraktijk leidend zijn, kunnen we een heel eind komen. Maar helaas is de werkelijkheid weerbarstig. De praktijk leert dat aanbestedingen toegeschreven worden naar een bepaald bedrijf of cluster van bedrijven, dat er eisen worden gesteld die op papier goed te motiveren zijn maar die midden- en kleinbedrijven geen schijn van kans geven, en dat inkopers en bestuurders nog wel eens langs elkaar heen werken. Algemene principes geven dan te veel ruimte om op de oude voet door te gaan. Je zult deze principes handen en voeten moeten geven. We moeten met elkaar werken aan een gezond evenwicht tussen principes en procedures. Inkopers en ondernemers moeten met elkaar om tafel, niet de aanbestedingsjuristen. Dat betekent wel een opdracht om te zoeken tussen aan de ene kant de algemene regels van vrijheid en aan de andere kant regels om die regels in te perken waar dat nodig is. Deelt de minister het ideaal van hoogleraar Telgen en is hij daar ook wel naar op zoek, maar is zijn inschatting dat het huidige voorstel het dichtst komt bij wat mogelijk is, gegeven de weerbarstige praktijk?
Waar het CDA-congres zich druk maakte over de animal cops, constateer ik in de Kamer gelukkig een goede samenwerking tussen minister Verhagen en mijn PVV-collega Van Vliet. De recente nota van wijziging die voortborduurt op de aangenomen motie-Van Vliet, is een goede stap in de richting van een betere aanbestedingspraktijk.
Ik heb nog wel wat vragen. Het principe van proportionaliteit krijgt een bredere strekking. De handreiking proportionaliteit en het Aanbestedingsreglement voor Werken worden de concrete handvatten. Inkopers mogen hier gemotiveerd van afwijken. Op zich vind ik dat goed, maar hoe gaat de minister voorkomen dat een motivatie juist wordt toegeschreven naar die oude voet? Juist degenen die zonder die regels misbruik zouden maken van het ontbreken van regels, gaan toch misschien nu ook wel misbruik maken van deze ontheffingsmogelijkheid? Wat is dan het slot op de deur om dat te voorkomen?
Aanbestedende overheden willen voor zichzelf zo min mogelijk lasten. Ze kiezen dan vaak niet voor de economisch en maatschappelijk optimale oplossing. Daar komt bij – en dat compliceert het – dat het kennisniveau en de capaciteit van inkoopafdelingen nogal eens te wensen overlaat. En laten we wel wezen, er komen nog allerlei bezuinigingsrondes overheen, waarbij je je kunt afvragen of juist niet op die inkoopafdelingen nog eens bezuinigd wordt en het kennisniveau alleen maar lager wordt. Ziet de minister deze bedreiging? Want als ik de achtergrondanalyses van het kritische Rekenkamerrapport over de naleving van Europese aanbestedingsregels en het rapport van onze aanbestedingsambassadeur lees, maak ik mij wel zorgen. Het zijn juist niet alleen de regeltjes, maar ook de professionaliteit van inkoopafdelingen die bepalen wat er uiteindelijk uitkomt. Op dat punt zijn stevige slagen te missen. Dat aspect mis ik in het Europese Groenboek en de kabinetsreactie daarop. We moeten op Europees niveau geen dingen gaan dichtregelen die meer met de professionaliteit van inkoopafdelingen te doen hebben. Deelt de minister die zorgen over de professionaliteit van inkoopafdelingen?
Een veelgehoorde klacht van ondernemers en inkopers betreft de stapel papier met regels en voorschriften. Dat geldt zowel voor onze aanbestedingswet als voor de Europese aanbestedingsrichtlijn. Deze klacht kan ik mij goed voorstellen. Met name mkb’ers en gemeenten hebben niet altijd de capaciteit om deze stapel papier op een goede manier door te werken, en als ze dat wel doen, is het meestal aan het einde van de werkdag en ontbreekt de tijd om daadwerkelijk wat te doen. Het vergt tijd en energie die ze beter aan andere dingen kunnen besteden. Ze kunnen beter met elkaar werken aan doelmatigheid dan elkaar bestoken over rechtmatigheid. Is de minister ambitieus genoeg om te proberen de stapel papier te halveren, inclusief bijbehorende inzet op Europees niveau?
De Europese Commissie wil ruimere mogelijkheden voor het realiseren van andere beleidsdoelstellingen via aanbesteding. Een daarvan is duurzaam inkopen. Voor ons is dat een brug te ver. Wij zijn voor duurzaam inkopen, maar niet voor een extra pak papier uit Brussel. Het gaat bij duurzaam inkopen om maatwerk en de mentaliteit van de aanbestedende diensten. Daar wil ik geen Europese aangelegenheid van maken, niet in de vorm van regels en niet in de vorm van papier. Deelt de minister deze opvatting?
Voorzitter: Verburg
Mevrouw Dijksma (PvdA): Voorzitter. Mijn fractie steunt op hoofdlijnen de inzet van de regering als het gaat om aanbesteden. Wij zijn het eens dat moet worden gekomen tot een vereenvoudiging van de regelgeving en tot transparantie op de markt. En ja, er zijn spelregels nodig om – ik gebruik twee zware woorden – vriendjespolitiek en corruptie tegen te gaan. Tegelijkertijd lijkt de zaak nu vaak erg doorgeschoten te zijn. Bij het aanbesteden lijkt de laagste prijs vaak relevanter dan de kwaliteit van het aangeboden product. Dat blijkt uit diverse evaluaties van aanbesteden. Dat is zorgelijk. Ik noem het openbaar vervoer. Ik heb daar de afgelopen jaren wat dichter op gezeten. Ik heb het zien gebeuren. Nederland is ook wel heel erg het braafste jongetje van de klas als het gaat om het uitvoeren van de Europese richtlijn, terwijl andere landen telkens excuses verzinnen waarom bijvoorbeeld hun openbaarvervoermarkt niet open hoeft te zijn. Dan merk je dat er geen level playing field is: het Franse openbare vervoer wordt dan beschermd, maar men dingt wel mee op de Nederlandse markt. Mijn fractie maakt zich zorgen over deze situatie. Een ander voorbeeld van hoe zaken in de praktijk doorschieten, is de aanbesteding van schoolboeken. Ik heb daar met veel zorgen naar gekeken. Mijn voormalig collega-staatssecretaris heeft dat moeten regelen. We werden er af en toe knettergek van, en dat ook nog voor een situatie die uitsluitend betrekking heeft op de Nederlandse markt. Het waren namelijk echt Nederlandse schoolboeken voor de Nederlandse markt, en er werden procedures bedacht waar de honden geen brood van lusten, om het maar even populair te zeggen.
Met andere woorden: wij zijn er echt voor dat de drempels hoger worden. Die inzet van de Nederlandse regering steunen wij. Waar wil de minister op uitkomen? Wij zijn ervoor dat bepaalde diensten worden gevrijwaard. Zoals mevrouw Gesthuizen al zei, kan dat heel wel met een subsidierelatie. Daar moeten natuurlijk ook spelregels voor gelden, maar dan hoef je niet per se aan te besteden. Het gaat daarbij vooral om diensten met een publiek karakter. Dan is het een keuze om aan te besteden, bijvoorbeeld bij openbaar vervoer. Dat kan een gemeente doen, maar het zou niet per se moeten. Daar wil mijn fractie naartoe.
De voorzitter: Voordat u verdergaat, heeft de heer Verhoeven een vraag voor u.
De heer Verhoeven (D66): Mevrouw Dijksma geeft twee voorbeelden, het openbaar vervoer en de schoolboeken, waarbij ze tot de conclusie komt dat het optrekken van de Europese grens een goede zaak is. Dat vinden wij ook, maar ik wil graag van mevrouw Dijksma weten wat zij vindt van aanbestedingsgevallen ver onder die grens. Ik doel op gevallen waarbij het om een opdracht van € 20 000, € 30 000 gaat, zoals een cateropdracht, een beveiligingsopdracht of een reclameopdracht van een gemeente of een provincie. Ik heb mevrouw Dijksma daar nog niet over gehoord. Ik ben benieuwd wat zij daarvan vindt, want daar zit de bulk van het geld, daar gaat het bij al die ondernemers om. Komt mevrouw Dijksma daar nog aan toe, of blijft het bij deze wat grotere onderwerpen?
Mevrouw Dijksma (PvdA): Ik kom daaraan toe aan het eind van mijn betoog.
De voorzitter: De eerlijkheid gebied mij te zeggen dat de heer Verhoeven mij influisterde dat hij zijn vraag had willen stellen aan het eind van uw betoog. Dat was beter geweest.
Mevrouw Dijksma (PvdA): Dat maakt niet uit, voorzitter. Ik wilde net de positie van het midden- en kleinbedrijf bespreken. Het zal de heer Verhoeven deugd doen dat ik het zeer met hem eens ben dat de clustering een heel groot probleem is. De minister wil met de nota van wijziging tegemoetkomen aan de positie van het mkb en de zzp’ers – dat blijkt ook uit de reacties vanuit het bedrijfsleven – maar er blijven terecht zorgen over de vraag of het in de praktijk ook allemaal zo gaat uitwerken. Het is goed dat de minister eerder dan gepland de wet wil gaan evalueren – nu al na twee jaar – maar heeft hij ook het vertrouwen dat in de praktijk de positie van het midden- en kleinbedrijf verstevigd wordt? Door te clusteren op de aanbesteding pak je soms niet de ruimte die je wel zou moeten kunnen pakken. Mijn fractie zou graag zien dat ook in dat opzicht het level playing field wordt gehandhaafd.
Ik maak nog drie opmerkingen. Het is wat precair om de dag nadat het elektronisch patiëntendossier in de Eerste Kamer verworpen is, nu een soort alternatief pleidooi te houden voor een elektronisch bedrijvendossier. Maar vanuit het bedrijfsleven zelf is er wel behoefte aan een eenduidige digitale kluis, zoals de heer Van Bemmel al zei, want daar worden ze ook helemaal horendol van het steeds opnieuw aanleveren van dezelfde gegevens.
Steun voor de inzet voor het Groenboek. Wil de minister ons daar gedurende de rit regelmatig van op de hoogte houden?
Ook steun voor hetgeen de heer Dijkgraaf zei over professionalisering. Op dat punt is er ook bij de overheid, blijkt uit alle evaluaties, echt een wereld te winnen. Daar is op dit moment geen aandacht voor, althans niet in de brief van de minister. Misschien kan de minister daar iets over zeggen.
Voorzitter: Dijksma
De voorzitter: Het woord is aan de minister voor zijn antwoord in eerste termijn.
Minister Verhagen: Dank u wel, mijnheer de voorzitter.
De voorzitter: Mevrouw de voorzitter. Het was laat gisteren, hè?
Minister Verhagen: Sorry, mevrouw de voorzitter. Ja, het was laat gisteren, maar het was weer duidelijk hoe het midden- en kleinbedrijf, ook in Twente, buitengewoon actief is, maar ook snakt naar het krijgen van overheidsopdrachten.
Met de stukken die ik vorige week naar de Kamer gestuurd heb, heeft de Kamer een totaaloverzicht gekregen van de inzet van dit kabinet op het terrein van aanbesteden. Het ging om de kabinetsreactie op het Groenboek en de nota van wijziging van de aanbestedingswet, die volgens sommigen samen met de nota naar aanleiding van het verslag bijna dikker is dan de oorspronkelijke wet.
De inzet is buitengewoon helder. Als het op aanbesteden aankomt, sta ik aan de kant van de ondernemers. Ik ben blij dat de heer Verhoeven dat ook doet. De essentie van aanbesteden is gewoon meer kansen geven aan ondernemers en zorgen dat hierdoor een betere prijs-kwaliteitverhouding ontstaat. Ik koppel die beide zeer nadrukkelijk. In de praktijk is daar nog te weinig sprake van. Natuurlijk is het belangrijk dat aanbestedende diensten aanbestedingen op een zo eenvoudig mogelijke manier kunnen inrichten, maar het mag niet zo zijn dat die regels misbruikt worden en dat echte concurrentie juist niet tot stand kan komen doordat de eisen onredelijk hoog zijn; zo hoog dat alleen één of twee grote ondernemers überhaupt in aanmerking kunnen komen voor zo’n opdracht.
Dat is ook de reden dat we in het regeerakkoord hebben opgenomen dat de toegang van kleine ondernemers, waar de Kamer terecht aandacht voor vraagt, verbeterd wordt. Maatregelen die ik centraal stel, zijn maatregelen die de toegang van kleine ondernemers tot aanbestedingen verbeteren en die het aanbesteden voor aanbestedende diensten en voor ondernemers gemakkelijker moeten maken. Het is in zijn algemeenheid, en de Kamer deelt dat ook, belangrijk dat kleine ondernemers een eerlijke kans krijgen om mee te dingen naar een overheidsopdracht. Dat betekent ondernemers niet onnodig uitsluiten, geen overbodige regels en voorwaarden stellen en transparante procedures erop nahouden, zodat ondernemers weten waar ze aan toe zijn en hun beklag kunnen doen als men zich er niet aan houdt. Ik wil dat langs drie sporen bereiken. 1. Europese richtlijnen effectiever en efficiënter maken. 2. Een nieuwe aanbestedingswet, waarmee wordt beoogd om de lasten die gemoeid gaan met aanbesteden, te verminderen, zodat we kunnen komen tot een betere besteding van belastinggeld door gelijke en eerlijke toegang tot aanbesteden voor alle ondernemers. 3. Aanvullend beleid ter ondersteuning van aanbestedende diensten en ondernemers.
Voor de duidelijkheid: het Groenboek en onze reactie daarop gaan over opdrachten boven de Europese drempel en niet over nationale aanbestedingen. Het wetsvoorstel is veel breder en gaat over beide. Met de maatregelen in het wetsvoorstel wil ik ook voor nationale opdrachten de toegang van kleine ondernemers tot aanbestedingen verbeteren. Het aanvullend beleid is bedoeld om aanbestedende diensten te ondersteunen en te professionaliseren. Ik wil met dat hele pakket ten faveure van niet alleen de ondernemers maar ook van de burgers, ervoor zorgen dat bedrijven een eerlijke kans krijgen.
Het belangrijkste is natuurlijk de aanbestedingswet en de nota van wijziging. Toen ik aantrad als minister van EL&I, heb ik gezegd dat het onvoorstelbaar is dat de aanbestedingswet, die gesneuveld is in de Eerste Kamer, zo veel weerstand opriep, ook in het bedrijfsleven, terwijl dat wetsvoorstel juist bedoeld was om ondernemers een eerlijke kans te geven. Ik heb gezegd: ofwel we trekken het hele wetsvoorstel in en we komen met een nieuw voorstel, of ik bekijk of ik met een nota van wijziging tegemoet kan komen aan de wensen van het bedrijfsleven. Ik heb voor dat laatste gekozen en daarbij erop ingezet om, uitgaande van een niet perfecte wereld, toch het maximale te kunnen realiseren. Die nota van wijziging sluit in belangrijke mate aan op de voorstellen van professor Telgen. Het proportionaliteitsbeginsel wordt uitgebreid met clusteren en contractvoorwaarden. Hierdoor wordt het clusteren van aanbestedingen tegengegaan en kunnen geen disproportionele contractvoorwaarden worden opgelegd. Er zijn al wat voorbeelden genoemd. Het meest treffende was dat van mevrouw Gesthuizen. Je krijgt de absurde situatie dat tolken die echt goed zijn, niet beschikbaar zijn vanwege het clusteren. Het is als tolk volstrekt onmogelijk om je in je eentje of als zzp’er over heel Nederland beschikbaar te stellen. Daar hebben wij zeer nadrukkelijk naar gekeken.
Wij hebben verder gekeken hoe wij kunnen komen tot een verdere uniformering onder de Europese drempelwaarde. Aanbestedende diensten moeten een keuze maken voor een aanbestedingsprocedure, waarbij opdrachten al dan niet worden samengevoegd, en ondernemers op objectieve gronden uitkiezen. Ze kunnen dus niet meer zomaar out of the blue met een uitkomst komen die eigenlijk al van tevoren vaststaat. Ze moeten die keuze ook kunnen uitleggen aan ondernemers. Ze moeten bij aanbestedingen voor werken onder de Europese drempelwaarde het Aanbestedingsreglement voor Werken gebruiken, tenzij ze daar gemotiveerd van afwijken. Die maatregelen zijn belangrijk voor kleine ondernemers, omdat juist zij veel inschrijven op aanbestedingen onder de Europese drempel. Op die manier probeer ik uitvoering te geven aan de motie-Van Vliet (32500-XIII, nr. 105) voor een uniform kader voor aanbestedingen onder de Europese drempels.
Een belangrijk element daarvan is klachtenafhandeling voor als je vindt dat een overheid onterecht een bepaalde methode kiest. Ik ga bevorderen dat aanbestedende diensten en ondernemers gezamenlijk komen tot een commissie van aanbestedingsexperts die moeten bijdragen aan een snelle, zorgvuldige en laagdrempelige afhandeling van klachten. Al met al verwacht ik, mede op basis van het overleg dat ik hier net over heb gevoerd met MKB-Nederland en VNO-NCW, dat die maatregelen zullen leiden tot een betere toegang tot aanbestedingen voor kleine ondernemers.
Onder anderen de leden Ziengs, Ortega-Martijn, Verburg, Gesthuizen en Dijkgraaf wezen op de professionaliteit van aanbestedende diensten. Die is van groot belang. Je moet namelijk niet alleen goede regels hebben; ze moeten ook worden toegepast. Dat heeft te maken met integriteit maar ook met professionaliteit. Daarom ga ik samen met ondernemers en aanbestedende diensten een gids proportionaliteit ontwikkelen waarin aan aanbestedende diensten door middel van best practices wordt aangereikt hoe zij proportioneel kunnen handelen. Daarnaast werk ik samen met ondernemers en de diensten aan richtsnoeren voor levering en diensten, zodat ook de aanbestedingen onder de Europese drempelwaarde op een uniforme wijze plaatsvinden. Ik heb met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten afgesproken dat er ook een modelinkoopreglement wordt opgesteld, zodat gemeenten de gids proportionaliteit en het onderdeel leveringen en diensten van de richtsnoeren gaan toepassen. Indien ze die na twee jaar niet goed toepassen, dan heb ik in het wetsvoorstel de mogelijkheid opgenomen om beide documenten te wijzigen zodat ze verplicht moeten worden gebruikt. Ik ga er eerst van uit dat het genoeg is om te zeggen: dit is de richting waarin u moet handelen. Mocht blijken dat ze dat niet doen, dan kan ik ze door middel van een AMvB verplicht stellen. Ik geef ze wat dat betreft een kans.
Ik heb een aanbestedingsambassadeur ingesteld die het belang van goed aanbesteden actief bij bestuurders van overheden onder de aandacht moet brengen. Gemeenten die het goed doen, zeggen zelfs dat ze daar alleen maar baat bij hebben. In het licht van het goed besteden van belastinggelden is het dus ook in het eigen belang van gemeenten dat ze zich hier aan houden. Daarnaast zorgen wij ervoor dat de professionaliteit van aanbestedende diensten verder vergroot wordt door de inbreng van PIANOo, het expertisecentrum.
De heer Ziengs vroeg of ik in het wetsvoorstel een verwijzing kan opnemen naar de proportionaliteitsgids. Voor de naleving van het proportionaliteitsbeginsel wil ik de aanbestedende diensten eerst twee jaar de tijd geven om de praktijk zoals wij die kennen, fors te verbeteren. Daarvoor gaan wij die gids ontwikkelen. Dat zal de impuls zijn die nodig is om de toegang van het midden- en kleinbedrijf te verbeteren. Als na twee jaar blijkt dat dit niet afdoende is, zal ik alsnog de gids proportionaliteit aanwijzen in het wetsvoorstel middels de AMvB waar ik net naar verwees. Daarvoor hebben wij een voorziening opgenomen en in de nota van wijziging doorgevoerd.
Mevrouw Verburg vroeg of Syntens een rol kan spelen. Ik begrijp deze gedachte maar toch zeg ik daar klip-en-klaar nee op, omdat ondernemers en de Kamer zelf, onder wie de heer Ziengs, bij motie uitdrukkelijk gepleit hebben voor het fors terugbrengen van de hoogte van de heffingen. Als je dit gaat doen, kom je automatisch op hogere heffingen. Veel ondernemers kunnen al een beroep doen op hun eigen branchevereniging voor hulp bij aanbestedingen. Een ondernemer kan voor informatie terecht bij Antwoord voor bedrijven (www.antwoordvoorbedrijven.nl). Ik zal kijken of de rol van Antwoord voor bedrijven kan worden uitgebreid. Daarmee is het voldoende geregeld. Een extra rol voor Syntens voegt daar niets aan toe behalve extra kosten.
De heer Van Bemmel vroeg hoe de motie-Van Vliet wordt uitgevoerd. Daar heb ik al deels op gereageerd. In de nota van wijziging is daar een groot deel van opgenomen. De aanbestedende diensten moeten op objectieve gronden beslissen op welke wijze zij een opdracht in de markt willen zetten. De keuze voor het al dan niet samenvoegen van opdrachten moet op objectieve gronden plaatsvinden. Als je het daar niet mee eens bent, heb je de klachtenprocedure. Er is een aantal voorschriften opgesteld. De keuze voor de ondernemers die mogen deelnemen, moet op objectieve gronden worden gemaakt. De aanbestedende dienst moet die keuze gemotiveerd toelichten aan een ondernemer. Voor opdrachten onder de EU-drempelwaarde wordt het Aanbestedingsreglement voor Werken aangewezen. Er worden procedurevoorstellen opgenomen. En de evaluatietermijn voor de uniforme wijze van aanbesteden en leveringen van diensten wordt verkort van vier, zoals in het oorspronkelijke voorstel was verwoord, naar twee jaar. Als het richtsnoer tot onvoldoende uniformiteit leidt, zal dat ook voorgeschreven kunnen worden.
Mevrouw Verburg, de heer Verhoeven en ik dacht ook mevrouw Gesthuizen vroegen hoe wij met het gewijzigde voorstel kunnen voorkomen dat er toch een ontsnappingsmogelijkheid komt om te gaan clusteren. Ik ben het met allen eens dat het absoluut noodzakelijk is dat wij het aantal clustercontracten terugdringen. De ambitie is dat clustercontracten worden teruggedrongen. Om clusteren te voorkomen is dat aspect juist in de nota van wijziging toegevoegd aan het expliciet in het wetsvoorstel opgenomen proportionaliteitsbeginsel. Daarnaast geldt dat, als men toch besluit opdrachten te clusteren, zo een besluit in redelijke verhouding moet staan tot het voorwerp van de opdracht. Wij hebben de bepaling toegevoegd dat aanbestedende diensten alleen maar op objectieve gronden mogen beslissen over het al dan niet samenvoegen van opdrachten. Die keuze moet worden toegelicht. Ik verwacht dat grootschalige clustercontracten daardoor worden teruggedrongen en dat raamcontracten, als die toch grootschalig in de markt worden gezet, in meerdere kleine percelen worden opgeknipt zodat kleine ondernemers rechtstreeks voor de overheid kunnen gaan werken.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Wij gaan het nog over dat wetsvoorstel hebben, maar om de allergrootste zekerheid te krijgen die je maar kunt hebben, wil ik weten of de minister hier zegt dat het «comply or explain» wordt.
Minister Verhagen: Zeer zeker.
Mevrouw Ortega-Martijn vroeg hoe ik de enorme tenderkosten ga terugdringen. In het wetsvoorstel neem ik een aantal concrete lastenverlichtende maatregelen, zoals de uniforme eigen verklaring, de aankondiging op TenderNed, gratis aanbestedingsstukken en de verlenging van de geldigheidsduur van de gedragsverklaring voor aanbesteden naar twee jaar. Hierdoor worden de tenderkosten met minimaal 70 mln. verlaagd.
De heer Dijkgraaf ergert zich net als ik aan de stapels papier. Ik onderschrijf zijn visie dat die ook op Europees niveau moet worden gehalveerd. Ik pleit dus ook in Europa voor de invoering van een uniforme eigen verklaring. Dat zal leiden tot een flinke beperking van de papierwinkel. Verder zeg ik hem toe dat ik mij zal inzetten om de administratieve lasten bij aanbestedingsprocedures ook op andere punten zo veel mogelijk terug te dringen.
De heer Verhoeven (D66): Ik heb nog een vraag over dat clusteren en opknippen. De minister zegt dat wij er alsnog voor kunnen zorgen dat wij gaan knippen als men niet aan objectiviteit en proportionaliteit voldoet. Dat vind ik een heel goed signaal. Maar als je op basis van een kostenargument objectief duidelijk maakt dat je er toch voor kiest om een raamcontract in de markt te zetten, wordt dat dan alsnog toegestaan?
Minister Verhagen: De combinatie prijs-kwaliteit gaat veel meer een rol spelen. Dan gaat het niet alleen meer om het kostenaspect. Mevrouw Dijksma verwees naar de hele discussie over de Wmo en mevrouw Gesthuizen naar de tolken. Dan kan de prijs nog wel zo laag mogelijk zijn, maar wij hebben allemaal de ellende gezien die volgt als het niet gekoppeld wordt aan de kwaliteit.
De heer Verhoeven (D66): Ik ben blij met wat de minister zegt, maar op heel veel niveaus moet er bezuinigd worden. Heel veel gemeenten en provincies zien aanbesteden en raamcontracten als een bezuinigingsmanier. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat de reflex van bezuinigen er in de praktijk niet toe leidt dat die grote raamcontracten omwille van het kostenargument alsnog door mogen gaan?
Minister Verhagen: Met de proportionaliteitsgids geef je een richtlijn aan. Je zegt tegen gemeenten en lokale overheden: je moet daar en daar op letten. Dat staat los van de verantwoordelijkheid van gemeenteraden, die wij ook aan de kaak moeten stellen indien een en ander onverantwoord gebeurt. Mevrouw Dijksma verwees naar de Wmo. Daarbij hebben wij gezien dat een bepaalde thuiszorginstelling die in de praktijk niet eens de mensen had om thuiszorg te verlenen, puur en alleen vanwege de prijs een contract kreeg. Toen werd de instelling die een hogere prijs had gevraagd maar die wel de kwaliteit kon leveren, als onderaannemer ingeschakeld, waardoor zaken uiteindelijk nog problematischer werden omdat dat bedrijf dan onder de kostprijs moest gaan werken. Waar haal je dat geld dan vandaan, aangezien die mensen toch betaald moeten worden? Dat haal je uit de AWBZ of je gaat het anderszins opknippen. Bij een toenemende mate van decentralisatie met een verschuiving van verantwoordelijkheden naar lagere overheden moet je ze ook aanspreken op kwaliteit. In eerste instantie is dat een zaak van de gemeenteraad, maar als lokale overheden zich niet houden aan de richting die wij geven met de gids en het wetsvoorstel, dan hebben wij de stok achter de deur van verplichtende regels.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Zou het niet verstandig zijn om expliciet in de wet te zetten dat de wetgever meent dat EMVI, de economisch meest voordelige inschrijving, het leidende principe is? En zou je daar niet bij moeten zeggen: dat hanteren wij; als je dat niet doet, dan geldt, volgens hetzelfde principe als bij clusteren, «comply or explain»?
Minister Verhagen: Een overheid of aanbestedende dienst zal aan de ondernemer, als hij daar om vraagt, moeten motiveren waarom de keuze op een ander is gevallen. «Comply or explain» zit dus in zijn algemeenheid in het wetsvoorstel.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Maar ...
De voorzitter: Die wet gaan wij nog behandelen, mevrouw Gesthuizen. Gezien de tijd wil ik voorzichtig zijn met het toestaan van interrupties.
Minister Verhagen: De heer Van Bemmel vroeg of wij een digitale kluis kunnen maken waardoor wij alle gegevens die eenmaal beschikbaar gesteld zijn, wat langer kunnen gebruiken. Ik ben het met de PVV-fractie eens dat een digitale kluis van groot belang is. Daarom ontwikkel ik die op dit moment. Dat zeg ik toe, omdat het belang daarvan evident is. Dat zal onderdeel uitmaken van TenderNed, het elektronisch aanbestedingssysteem waarop alle opdrachten zullen worden gepubliceerd.
De heer Verhoeven breidde die zaak uit of verengde hem – ik weet niet precies hoe hij het bedoelde – tot een aanbestedingspaspoort. Er komt een digitale kluis waarin de gegevens van ondernemers bewaard kunnen worden. Ook ondernemers kunnen gebruik maken van de informatie die al in die kluis zit als zij willen inschrijven op een opdracht. De informatie in de digitale kluis gaan wij zien als een soort paspoort, tenzij de heer Verhoeven daar iets heel anders onder verstaat.
De heer Verhoeven (D66): De gedachtegang zoals ik die samenvat in dat ene woord, en de gedachtegang die de minister samenvat in dat andere woord, komen voor 95% overeen. Ik ben blij dat er alles aan wordt gedaan om de administratieve lasten zo laag mogelijk te maken.
Minister Verhagen: Prima. Bovendien heb je een paspoort in je zak, terwijl je een kluis moet openmaken of openbreken. Misschien moeten wij daar een toegankelijke kluis voor maken.
De heer Van Bemmel stelde dat nogal wat kleinere gemeenten zich achter de vele eisen verschuilen en vroeg hoe wij er bij de kleine gemeenten voor kunnen zorgen dat er een betere aanbesteding komt. Kleinere gemeenten hebben meer moeite met aanbestedingen. Dat ben ik met hem eens. Daarom zet ik in op het vereenvoudigen van de Europese regels. Daar kunnen met name kleine gemeenten van profiteren. Ook het wetsvoorstel en het aanvullende beleid zorgen ervoor dat het voor kleine gemeenten makkelijker wordt, omdat daarin de richtlijnen of guidelines worden aangegeven. Ik heb ook een convenant met de VNG gesloten om ervoor te zorgen dat kleinere gemeenten geholpen worden met het maken van een inkoopreglement.
Mevrouw Gesthuizen vroeg hoe de hele opzet zich verhoudt tot het protocol dat gehecht is aan het Verdrag van Lissabon. Dat was een van de acht winstpunten ten aanzien van het verdrag waar de SP zich tegen keerde. De aanbestedingsrichtlijnen zouden zich moeten beperken tot aankopen van de aanbestedende dienst. Zoals de SP aangeeft, moet de aanbestedende dienst de ruimte hebben om zelf te bepalen of die zaken uitbesteedt. Dat zal ik in Brussel nadrukkelijk bewaken. Dat hebben wij juist vanwege de publieke waarde daaraan toegevoegd.
Mevrouw Gesthuizen vroeg hoe het zit met de concurrentie tussen overheden zelf als zij commerciële activiteiten verrichten. Om oneerlijke concurrentie tegen te gaan, hebben wij in de Eerste Kamer net de wet markt en overheid (31354) aangenomen. In die wet is voor lagere overheden expliciet de mogelijkheid overeind gehouden om in of uit te besteden.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Even voor de Handelingen: ik maak mij daar geen zorgen over. Althans, misschien maak ik mij daar op sommige punten wel zorgen over, maar daar had ik geen vraag over gesteld.
Minister Verhagen: Dan heb ik mevrouw Gesthuizen verkeerd begrepen. Maar op dat eerste element zullen wij in Brussel heel duidelijk letten.
Duurzaam inkopen vond de heer Ziengs op zich prima maar dat zouden wij niet moeten opleggen in allerlei regels en wetten. Ik onderschrijf dat er meer ruimte in de aanbestedingsregelgeving moet komen om invulling te kunnen geven aan onze duurzaamheidsambities. Ik ben het met de VVD eens dat het niet door middel van wettelijke verplichtingen moet. Ondernemers moeten ervoor kunnen kiezen om een keurmerk te hanteren als ze dat van belang vinden. Dan weten wij allemaal waar zij voor staan. Het is echter geen verplichting om in aanmerking te kunnen komen voor een overheidsopdracht. Het moet voor ondernemers ook mogelijk zijn om geen keurmerk te hebben maar om een alternatief bewijs aan te dragen dat zij wel degelijk aan de gestelde eisen voldoen.
De heer Ziengs (VVD): Ik wilde met die opmerking aangeven dat innovatie daardoor vaak beperkt wordt. Innovatie gaat immers vaak veel verder, waardoor ondernemers waarschijnlijk al iets kunnen aanbieden wat veel meer rendement geeft, goedkoper en beter is, enzovoort.
Minister Verhagen: Helder. Dat kan dus met dat alternatieve bewijs ook.
Mevrouw Ortega-Martijn vroeg hoe het zit met de doelstellingen of criteria voor maatschappelijke doelen. In het wetsvoorstel wordt ruimte gelaten om maatschappelijke doelen op te nemen, maar in lijn met het eerdere antwoord aan de heer Ziengs wil ik dit niet verplichten. De mogelijkheid bestaat, maar als je dat verplicht gaat stellen, nemen de lasten alleen maar weer toe, omdat je bedrijven daarmee bij voorbaat al kunt uitsluiten om mee te doen. Wel zal ik in aanvullend beleid inzetten op professionalisering van de aanbestedende diensten om gezamenlijk maatschappelijke doelen vast te stellen. Wij zullen daar bij de behandeling van het wetsvoorstel ongetwijfeld nader op ingaan.
Mevrouw Verburg wees in dit kader naar de labour clause in het ILO-verdrag. Die krijgt voldoende aandacht. De aanbestedingswet vind ik daarvoor niet de juiste plek. Het hoort meer thuis in de algemene voorwaarden die bij aanbestedingen worden gehanteerd. Mijn collega’s van SZW en BZK zullen ervoor zorgen dat de labour clause een goede plek krijgt in de algemene voorwaarden die de overheid bij aanbestedingen hanteert. Op die manier wordt tegemoetgekomen aan de wensen van de CDA-fractie.
De heren Ziengs en Dijkgraaf vroegen wat ik vind van het voorstel van professor Telgen. Die voorstellen vind ik zeer interessant, maar die komen voor een groot deel overeen met de nota van wijziging die ik aan het wetsvoorstel inzake aanbestedingen heb toegevoegd. De belangrijkste principes van het aanbesteden worden vooropgesteld: gelijkheid, transparantie en proportionaliteit. Voor opdrachten onder de Europese drempelwaarden komt een uniform kader. Zoals ook prof. Telgen voorstelt, wordt daarbij niet aangesloten bij de Europese bepalingen maar bij een eigen in te voeren nationaal kader. Net als prof. Telgen bepleit, wordt een motiveringsplicht ingevoerd voor opdrachten onder de EU-drempel. Het voorstel om een administratievelastenbeginsel op te nemen wordt uitgewerkt in concrete lastenverlichtende maatregelen, waardoor de administratieve lasten op de belangrijkste punten kunnen worden teruggedrongen. Er komt ook een bepaling over de commissie van aanbestedingsexperts, eveneens conform het voorstel. Dus ik onderschrijf net als de heer Dijkgraaf de principes van prof. Telgen, maar tegelijkertijd zijn bepaalde regels nodig aangezien de wereld niet perfect is. Omdat wij hier nog uitvoerig op ingaan bij de behandeling van het wetsvoorstel zelf, is dit alles wat ik nu over de nota van wijziging wilde zeggen.
Veel woordvoerders hebben gereageerd op het oorspronkelijke onderwerp van dit algemeen overleg: de kabinetsreactie op het Groenboek. De Europese aanbestedingsrichtlijnen hebben sinds de jaren 70 van de vorige eeuw een belangrijke bijdrage geleverd aan het openstellen van de markt voor overheidsopdrachten. De oorspronkelijke reden om Europese aanbestedingsrichtlijnen te maken was om te voorkomen dat, in het kader van vriendjespolitiek of allerlei andere dingen, slechts één bedrijfje de opdracht krijgt en de rest is uitgesloten. Die richtlijnen hebben dus veel goeds gebracht maar worden nu vaak misbruikt om terug te keren naar het oorspronkelijke idee waar ze tegen bedoeld waren: ik geef deze opdracht even aan bedrijf X en sluit de rest uit. Daarom komen wij met dit wetsvoorstel. Gelet op de geschiedenis is dit dus een complete omdraaiing van datgene waarvoor de Europese aanbestedingsrichtlijnen oorspronkelijk bedoeld waren. Maar juist dankzij die aanbestedingsregels is er meer concurrentie gekomen, geld bespaard et cetera. Doordat aanbestedingsregels zich echter hebben ontwikkeld tot gedetailleerde voorschriften hebben ze geleid tot hogere lasten en het uitsluiten van bepaalde ondernemers. Daardoor en door de juridisering van die gedetailleerde voorschriften wordt het een kostbare aangelegenheid om überhaupt mee te dingen.
Het is dus goed dat de Europese Commissie de aanbestedingsrichtlijnen eens heeft geëvalueerd. Voor de Nederlandse regering staat daarbij het vereenvoudigen van de huidige aanbestedingsregels voorop. Regels voor het aanbesteden moeten minder gedetailleerd en eenvoudiger worden. Dat betekent dat de huidige Europese drempelwaarde voor leveringen en diensten moet worden verhoogd en dat de mogelijkheden voor aanbestedende diensten om extra beleidsdoelen te stellen – of het nu gaat om maatschappelijke criteria, duurzaamheidscriteria of sociale criteria – moeten worden verruimd maar niet verplicht gesteld. Op die basis zouden wij willen dat het aanbesteden effectiever en efficiënter wordt en de toegang voor het midden- en kleinbedrijf verbeterd.
In dat kader stelde de heer Ziengs: wij praten al jaren over de aanbestedingswet en de minister heeft net een nota van wijziging ingediend, maar daar komt straks de gewijzigde Europese regelgeving bij. Dat kan vrij eenvoudig worden opgelost. Nu wij eindelijk de geweldige stap kunnen zetten om de toegang tot aanbesteding voor het midden- en kleinbedrijf te verruimen moeten wij het wetsvoorstel zo snel mogelijk behandelen. Veel ondernemers zitten daarop te wachten. Ik doe een klemmend beroep op de Kamer om dit zo snel mogelijk af te handelen. Ik zou dus niet willen wachten op de wijzigingen in Europa omdat het wetsvoorstel zich richt op aanbestedingen onder de Europese drempelwaarde, terwijl de Europese aanbestedingen zich alleen maar richten op aanbestedingen boven die drempel.
Zoals ik al in de reactie op het Groenboek heb aangegeven, is er ook nog een hoop te winnen aan vereenvoudiging en terugdringing van administratieve lasten. Mijn inzet is uitdrukkelijk om die vereenvoudiging binnen bestaande Europese kaders te bereiken. Zo hoeft het hele wettelijke kader niet weer overhoop gehaald te worden als de nieuwe richtlijn er over een aantal jaren is, want dan zijn wij verder van huis. Aangezien de huidige richtlijnen ruimte bieden voor aanbestedingen onder de drempelwaarden, acht ik het van groot belang om nu zo snel mogelijk maatregelen te treffen om de toegang voor het midden- en kleinbedrijf tot aanbestedingen te verbeteren. Dat doet het wetsvoorstel. Ik kan op dit moment niet vooruitlopen op Europese richtlijnen die gewijzigd gaan worden. Ik kan niet denken: dit is onze inzet met betrekking tot de Europese richtlijnen, dus ik neem dat alvast even mee bij aanbestedingen boven de drempelwaarde. Wanneer wij echter concretere voorstellen hebben voor de nieuwe Europese richtlijn, zal ik conform het idee van de heer Ziengs met een tabel komen waarin de voorstellen van de Commissie worden afgezet tegen het huidige wetsvoorstel. De Commissie zal pas in de loop van 2012 met een voorstel komen. Dan zijn wij weer een jaar verder. Wij moeten daar in de Raad nog over gaan onderhandelen met het Europees Parlement. Voordat dat allemaal vastgesteld is, is het 2013, 2014. Maar ik zou niet zo lang willen wachten om het midden- en kleinbedrijf de kansen te bieden die de Kamer ook voorstelt. Het kabinet is van plan om er dan ook nog te zitten – ja, mijnheer Verhoeven, echt – en ikzelf kom tegen die tijd dus met een tabel.
Mevrouw Gesthuizen vroeg of het wel een goed idee is om regels in te verordening neer te leggen. De Europese richtlijnen bestaan overwegend uit procedurele regels. Die zouden heel goed in een verordening kunnen worden opgenomen. Het voordeel van een verordening is dat normen rechtstreeks doorwerken in alle lidstaten. Het bedrijfsleven werkt dan met één set regels in de hele Europese Unie. Dat vergemakkelijkt het om over de grens heen voor opdrachten in te schrijven. Gisteren zagen wij bijvoorbeeld dat tal van bedrijven uit het Twentse in aanmerking willen komen om in Duitsland aan de bak te kunnen, omdat zij daar goed concurrerend mee kunnen komen. Als je met een verordening komt, is er geen verschillende uitleg meer van de Europese regels bij de omzetting in nationale regels. Daarom heb ik in de kabinetsreactie opgenomen dat er een verordening moet komen in plaats van een richtlijn. Zo krijgen wij eenduidigheid ook voor het bedrijfsleven.
Mevrouw Verburg en mevrouw Dijksma willen de drempels verder verhogen. Ik ben het met hen eens dat de baten en lasten uit balans zijn als gevolg van de huidige drempels voor opdrachten van leveringen en diensten. Een kleinere ondernemer zal minder snel meedoen aan een Europese aanbesteding vanwege de hoge kosten en massieve rompslomp. Daarom pleit ik voor een verhoging van de drempel. Zo krijgen wij niet de situatie waarin slechts een beperkt aantal ondernemers om een offerte wordt gevraagd als de baten niet opwegen tegen de lasten. Ik wil wel de drempel verhogen maar geen verdere stappen zetten, omdat wij de grote voordelen van aanbesteden dan verliezen. Ook hier is het dus een kwestie van een evenwicht zoeken.
Mevrouw Dijksma vroeg waar ik op wil uitkomen. Ik wil in ieder geval uitkomen op een substantiële verhoging van de drempel voor leveringen en diensten. Dat is onderdeel van de discussie die wij in de Raad gaan voeren. Ik zal bezien wat daar haalbaar is. Wat mij betreft, komt er een forse verhoging. Een verdubbeling van de huidige drempels lijkt mij het minimaal wenselijke. Daarin kom ik de Kamer een fors end tegemoet. Tegelijkertijd is het in Europa ook een kwestie van onderhandelen.
Mevrouw Verburg (CDA): Minimaal een verdubbeling klinkt mij als muziek in de oren. Dat vind ik een heel goede inzet. Ik wens de minister daar veel succes bij, want dat zou betekenen dat je weinig risico’s loopt. Onder die drempel krijg je immers nog drie offertes en heb je de motiveringsplicht. Je loopt weinig risico’s en het maakt een einde aan heel veel irritaties. Dus veel succes daarbij. Wij zullen de minister volgen.
Minister Verhagen: Dank. Ik ben blij met die ondersteuning.
De heer Verhoeven (D66): De minister heeft het over onderhandelingen. Kan hij iets zeggen over het Europese speelveld? Welke landen zouden wellicht een lagere grens willen? Hoe zit dat?
Minister Verhagen: De discussie moet nog beginnen. Ik zal de heer Verhoeven in de loop der tijd wat meer informatie kunnen geven. Mijn Europese ervaring zegt mij dat de kans dat alle 27 lidstaten het in één klap eens zijn, vrij gering is.
De heer Verhoeven (D66): Dat snap ik wel, maar is er een aantal grote landen die de drempel laag willen houden? Ik zoek naar een algemene inschatting. Die kan de minister nog niet geven dus ik wacht het af.
Minister Verhagen: Prima.
Mevrouw Verburg vroeg of ik ervoor wil pleiten dat ook creatieve beroepen, zoals ontwerpers en architecten, onder het lichtere 2B-regime gebracht kunnen worden. Als een opdracht wordt aanbesteed, maken alle architecten kans op een opdracht, ook op opdrachten die in andere Europese landen worden aangeboden. Maar ik deel de mening van mevrouw Verburg dat architecten momenteel problemen ervaren bij aanbestedingen. Dat komt in belangrijke mate voort uit de gedetailleerdheid en de geringe flexibiliteit van de aanbestedingsprocedures. Er zijn weinig mogelijkheden tot communicatie tussen de aanbestedende diensten en de architect, waardoor het moeilijk is voor een architect om zijn visie toe te lichten. Ik zet daarom in op een verbetering van de toegang tot bestaande kostenefficiënte en innovatieve procedures voor alle overheidsaanbestedingen en een bredere toepassing van de onderhandelingsprocedure, waardoor vraag en aanbod beter op elkaar kunnen worden afgestemd en kosten worden verminderd. In die wisselwerking kan een architect immers wat meer toelichting geven, zaken nog aanpassen et cetera. Daarmee kan goed tegemoet worden gekomen aan problemen die architecten ervaren. Ik zoek de oplossing liever op die manier dan in een verbreding van de 2B-lijst, niet zozeer omdat ik het inhoudelijk oneens ben met mevrouw Verburg, maar omdat ik de kans op verbreding van de 2B-lijst op dit moment heel klein acht op basis van de opstelling van anderen.
Mevrouw Verburg vroeg wat ik vind van de suggestie om bij onverplicht aanbesteden in de gehandicaptenzorg een motiveringsplicht te hebben, of om dat in ieder geval te verbeteren. Ik ben een groot voorstander van de motiveringsplicht. Dat is één van de voorstellen die ik gedaan heb in de nota van wijziging. Aanbestedende diensten moeten op objectieve gronden beslissen op welke wijze zij een opdracht in de markt willen zetten, met andere woorden: welke procedure zij daarvoor kiezen. Dat moeten ze goed gemotiveerd doen en desgewenst toelichten aan de ondernemer. Dat houdt ook in dat een aanbestedende dienst, als die een en ander onverplicht openbaar aanbesteedt, moet toelichten waarom die voor een openbare aanbesteding kiest.
Mevrouw Ortega-Martijn vroeg hoe het zit met het proportionaliteitsbeginsel boven de Europese drempels. In het wetsvoorstel voor de nieuwe aanbestedingswet is opgenomen dat het proportionaliteitsbeginsel voor opdrachten onder en boven de Europese drempels geldt. In die zin heeft het wetsvoorstel een veel bredere werking dan het Groenboek. Bij een herziening van de Europese richtlijnen zal ik erop inzetten dat het proportionaliteitsbeginsel daar een prominente plaats in krijgt. Dat zeg ik haar toe. In Nederland regelen wij dat al via het wetsvoorstel, ook voor opdrachten boven de Europese drempels. Als de Kamer het wetsvoorstel aanneemt, zal het proportionaliteitsbeginsel gelden voor wat wij op basis van Europese regels ook in Nederland zouden moeten doen. Ik regel het hier dus goed maar ik wil het ook Europees geregeld hebben vanwege de grensoverschrijdende aspecten.
De voorzitter: Ik wil de minister vragen om af te ronden. Dan kan de Kamer nog een fatsoenlijke tweede termijn houden.
Minister Verhagen: Ja, voorzitter.
De heer Ziengs vroeg hoe ik aankijk tegen een commissie van aanbestedingsexperts in Europa. Ik wil komen tot een commissie van aanbestedingsexperts die gezaghebbende adviezen kan geven die aanbestedende diensten niet ongemotiveerd naast zich neer kunnen leggen. In andere lidstaten, zoals Noorwegen en Denemarken, zien wij op dit moment ook een aantal initiatieven op dit terrein. Bij geschillen met buitenlandse aanbestedende diensten kunnen ondernemers zich wenden tot het Public Procurement Network. Dat bemiddelt hierin. Ik ben er een groot voorstander van dat er ook in andere lidstaten zo een commissie van aanbestedingsexperts komt. Op die manier kun je best practices uitwisselen en ervaringen delen. Daarnaast weet je waar je terechtkunt als je in het buitenland in de problemen komt. Het Public Procurement Network vervult daar nu al een belangrijke rol in maar die zou versterkt moeten worden. Dat ben ik met de heer Ziengs eens.
De heer Verhoeven vroeg naar de relatie tussen duurzaamheid en het Groenboek. In de kabinetsreactie heb ik aangegeven dat het betrekken van andere beleidsdoelstellingen gesteund wordt, maar dat moet er niet toe leiden dat bedrijven geen eerlijke kans hebben om in te schrijven op een opdracht in die zin dat duurzaamheidseisen zo hoog gesteld worden dat er maar een of twee bedrijven op kunnen inschrijven. Ook hier is voldoende concurrentie van belang maar dat kan samengaan met duurzaamheid los van je eigen appreciatie daarvan. De heer Verhoeven vroeg om meer aandacht voor duurzaamheid. Dat houdt elkaar dus een beetje in evenwicht. Zo komen wij toch een beetje uit op de kabinetsreactie. Zo werkt het in de wereld.
Ik denk dat ik daarmee de meeste vragen objectief en gemotiveerd heb beantwoord.
De voorzitter: Dat is natuurlijk ter beoordeling aan de Kamer.
Het woord is aan de heer Ziengs voor zijn tweede termijn.
De heer Ziengs (VVD): Voorzitter. Ik bespeur breed bij alle fracties bedenkingen bij de professionaliteit van de aanbestedende diensten. Vandaar dat ik er stevig op hamer om te bezien of kan worden aangehaakt bij instanties voor «eerste hulp bij aanbesteding». De minister gaf aan dat Europees al van plan te zijn. Daarbij zouden de volgende drie voorwaarden moeten gelden. 1. Het moet aanhaken bij iets wat er al is. Daar moeten wij niet weer apart instanties voor in het leven roepen. 2. Het moet gezaghebbend zijn. 3. Het moet in staat zijn om op korte termijn iets te regelen, zodat niet na een aanbesteding, als het tij niet meer gekeerd kan worden, nog een keer de uitspraak wordt gedaan: het was niet goed.
Ik had het nog even over de proportionaliteitsgids. De minister neemt een overbruggingsperiode van twee jaar om te kijken of het werkt. Ik wil aanbevelen om het nu gelijk in de wet mee te nemen door te verwijzen naar de proportionaliteitsgids. Dan heeft men in ieder geval een houvast om de professionaliteit te bevorderen.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Voorzitter. Ik wil de minister bedanken voor de heldere beantwoording van de vragen.
Hij gaat een aantal maatregelen nemen met betrekking tot de tenderkosten. Die gaan in ieder geval 70 mln. minder bedragen volgens de minister. Wil hij daarin bijvoorbeeld een snelle trechtering meenemen, zodat mensen niet met allerlei uitgewerkte plannen moeten komen met prototypes en weet ik wat allemaal?
Duurzaam inkopen. Ik ben het met de minister eens dat wij niet allerlei dingen, zoals maatschappelijke prestatie, moeten verankeren in de wet. Maar kunnen wij er op toezien dat het wel gaat gebeuren? Is de minister bereid om daar met koplopers over in gesprek te gaan, aangezien die ontzettend veel investeren op dit moment?
De heer Van Bemmel (PVV): Voorzitter. Ik wil de minister bedanken voor zijn beantwoording.
De zon breekt door zowel buiten als hier binnen tijdens dit AO. Er worden grote stappen gezet. Er is gesproken over de motie-Van Vliet, waarvoor hulde. Ik heb toezeggingen gehoord over de digitale kluis, waar ik erg blij mee ben. Over een eenvoudiger inkoopreglement voor gemeenten heb ik de minister horen spreken. Maar het mooiste is hogere drempelwaarden voor EU-procedures. Ik ben blij dat mijn collega van D66 het hier ook mee eens is. Dat had ik nooit verwacht maar dat is heel erg mooi. Dank.
Mevrouw Verburg (CDA): Voorzitter. Dank met de antwoorden van de minister.
De drempel omhoog zou een geweldige stap zijn. Er werd gesproken van minimaal een verdubbeling. Dat betekent dat de drempel gaat naar minimaal € 250 000. Dat zou een geweldige slok op een borrel schelen. Dat zou echt fantastisch zijn. En als die nog hoger kan komen te liggen, dan is dat prima, zeker omdat je daaronder nog drie offertes en de motivatieplicht hebt. Je loopt dus weinig risico maar je bent af van een hele toestand van administratieve verplichtingen.
Over de creatieve beroepen ben ik nog niet helemaal gerustgesteld. Ik zou van de minister willen weten wanneer hij de Kamer informeert over de voortgang van het Groenboek. Hij is het immers met mij eens dat bijvoorbeeld architecten en ontwerpers een creatief beroep hebben en dus hun ideeën niet allemaal in woorden kunnen vangen maar ook moeten kunnen laten zien. Ik ben er nog niet helemaal van overtuigd dat het niet via de 2B-lijst zou kunnen, maar ik wil de minister constructief volgen in zijn pogingen om de nodige speelruimte te krijgen voor de creatieve beroepen, zodat zij niet vastlopen.
Syntens. Dat opkontje is nodig maar brancheorganisaties, die van ondernemers zelf zijn, kunnen dat opkontje ook heel goed geven. Dat ben ik met de minister eens. Dus dank voor dat antwoord.
De heer Verhoeven (D66): Voorzitter. Dank aan de minister voor de beantwoording.
D66 wil drie dingen: eerlijker, eenvoudiger en doelgerichter.
Eenvoudiger lukt aardig met dat paspoort, de kluis en de eigen verklaring. Daar zijn wij blij mee. Daar wordt echt werk van gemaakt. Dat is een goede zaak.
Eerlijker lukt niet echt. Deze minister doet te weinig aan het clusteren en is te voorzichtig om dat echt tegen te gaan. Er is wel wat over gesproken maar dan komt hij toch weer vaak uit op een gids. Ik heb het gevoel dat er niet echt wat gaat veranderen, dus daar kom ik nog op terug bij de behandeling van het wetsvoorstel. «Proportionaliteit» is ook zo’n woord dat steeds gebezigd wordt maar dat dan ook in de praktijk moet gebeuren. Dat zie ik niet helemaal gebeuren. Ik vind de inzet daar iets te voorzichtig, te soft.
De doelgerichtheid is op een aantal punten goed. Ik ben het eens met de balans tussen concurrentie aan de ene kant en duurzaamheid aan de andere. Wat gaat de minister nog doen om innovatie aan te jagen via aanbesteden?
Over de drempel in Europa wil ik tot slot het volgende zeggen. Wij zijn een Europapartij maar ook een ondernemerspartij. In dit geval wijst dat in de richting van een wat hogere drempel zodat meer opdrachten onder die drempel vallen en veel meer ondernemers het gevoel hebben – het gaat hier namelijk ook om een gevoel dat Europa ver weg is – dat ze aan een opdracht mee kunnen dingen.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Ik heb straks al geprobeerd om nog een vraag te stellen over het principe van de economisch meest voordelige inschrijving (EMVI). Het is mij een lief ding waard als het kabinet helder zegt: wat ons betreft, is dit altijd het principe; wij gaan er bij inschrijvingen niet van uit dat er alleen wordt gekeken naar de prijs; als er wordt afgeweken van de EMVI, dan moet je dat uitleggen.
Wat duurzaamheidsdoelstellingen betreft, heb ik begrepen dat het kabinet meer vrijheid wenst binnen de EU, op Europees gebied, zodat het zelf binnen Nederland meer werk kan maken van de duurzaamheidsdoelstellingen. Dat is ook hard nodig bijvoorbeeld in de schoonmaak- en postsector. Maar dat terzijde.
Verder snap ik wel dat er nu snel wordt gedacht: onder de drempel, dan komt alles wel goed, want dan wordt een en ander verhoogd. Maar dat ligt heel erg aan hoe wij dat precies gaan inrichten onder de drempel. Maar daar gaan wij het nog uitgebreid over hebben bij de behandeling van het wetsvoorstel.
De verordening in plaats van de richtlijn. Ik deel geheel de visie van de minister. Het is het handigst voor ondernemers en het eerlijkst als iedereen in Europa dezelfde regels hanteert, maar dan moeten wij heel zeker weten dat wij op Europees niveau medestanders vinden om het mkb, dat waarschijnlijk in andere Europese landen evenmin aan de bak komt, meer kansen te geven. Daar moeten wij ons van vergewissen.
De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. De minister zit er goed in met de lijn van het nieuwe wetsvoorstel. Het is goed om het ideaal van prof. Telgen vast te houden en te bekijken of wij in de loop der tijd misschien wat meer die kant op kunnen. De toezegging om te proberen de stapels papier te halveren is goed.
Aan de discussie over drempelverhoging doen wij graag mee, maar ik neem aan dat wij van het ministerie nog een goede analyse krijgen van de voor- en nadelen. Nadelen zijn er immers ook. Niet voor niets zijn er felle discussies over de exacte drempelwaarde.
«Comply or explain» spreekt mij zeer aan. Ik ben wel benieuwd naar de uitwerking van het slot op de deur. Hoe gaan wij dat precies aanpakken als dat lokaal niet goed gaat? Wat zijn dan de bevoegdheden? Hoe kun je een en ander monitoren? Ik wil overigens niet dat dat een-op-een gebeurt. Maar als het uit de hand loopt, welke instrumenten zijn er dan om het in de hand te krijgen? Theoretisch is dat immers gemakkelijk te doen maar in de praktijk moet het niet leiden tot meer bureaucratie. Dat gevaar loop je dan.
Voorzitter: Verburg
Mevrouw Dijksma (PvdA): Voorzitter. Ik steun de inzet van de minister in Europa. Ik heb goed begrepen dat hij spreekt van minimaal een verdubbeling van de hoogte van de drempel. Misschien kunnen wij daar alvast een resultaatsverplichting over afspreken. Ik zie namelijk vooral heel veel voordelen van het verhogen van de drempels en aanzienlijk minder nadelen.
Verder is de vraag wat je doet als onder de drempel opdrachten verleend worden. Daarbij wil ik vooral waken voor schimmigheid. Alle partijen hebben belang bij een zo helder mogelijk kader. Daar gaat het om. Dat is niet zozeer een kwestie van wetgeving maar meer van helderheid bieden over waar je met elkaar op aan wilt koersen. Mijn indruk is dat de minister ook die kant op wil. Dat zou mijn fractie deugd doen.
Tot slot, als de ene kant van de Kamer bepleit om duurzaamheid heel erg los te laten, dan wil ik graag de positie van de heer Verhoeven helpen versterken voor het noodzakelijke evenwicht, zodat wij die doelstelling niet helemaal uit het oog verliezen.
Voorzitter: Dijksma
Minister Verhagen: Voorzitter. Ik dank Kamerleden voor de algemene appreciatie van de richting die dit kabinet op wil gaan met betrekking tot zowel Europese als nationale aanbestedingen. Over de aanbestedingswet en de nota van wijziging komen wij nog uitvoerig te spreken.
Mevrouw Dijksma vroeg hoe wij gaan opereren als een aanbesteding onder de Europese drempelwaarde ligt. De wijze waarop ligt vast in de wet, maar ik ben het met haar eens dat het niet alleen over de wet gaat maar ook over de praktijk, in het bijzonder over de mentaliteit en de integriteit van aanbestedende diensten.
De heer Ziengs wees terecht op zowel proportionaliteit als professionalisering van de aanbestedende diensten, waarbij hij drie elementen nadrukkelijk naar voren bracht: er moet worden aangehaakt bij bestaande diensten, het moet gezaghebbend zijn en het moet op korte termijn kunnen. Ik ben het volledig met hem eens. Dat is ook op deze wijze in de nota van wijziging verwoord.
De heer Ziengs hield een pleidooi om de proportionaliteitsgids op te nemen in de wet. Er is een verwijzing alleen al door de wijze waarop de evaluatiebepaling verwoord is. Mede op basis van de proportionaliteitsgids kijken wij naar de wijze waarop een aanbestedende dienst zaken moet afwegen. Ik heb in de nota van wijziging opgenomen dat aanbestedende diensten die gids proportionaliteit gaan gebruiken. Dat is dus een integraal onderdeel daarvan. Dat «uitgaan van» is niet naïef, want er is een stok achter de deur in die zin dat indien na twee jaar wordt geconstateerd dat men zich er niet aan gehouden heeft, de verplichting komt. Ik ben dus niet naïef maar ga wel uit van een bepaald vertrouwen. Ik geef daar richting aan in de gids. Klip-en-klaar: als aanbestedende diensten zich niet conform de gids proportionaliteit opstellen, krijgen zij na twee jaar de verplichting daartoe in de wet. Die verwijzing staat daar. De kans om daar op een goede manier gebruik van te maken, is er. Maar goed, daar zullen wij ongetwijfeld nog over komen te spreken bij de behandeling van het wetsvoorstel.
Mevrouw Ortega-Martijn wil de kosten beperken door in fasen in te schrijven. Ik ben het met haar eens. In de kabinetsreactie op het Groenboek pleit ik ervoor dat ondernemers in fasen kunnen inschrijven aangezien dat minder lasten oplevert.
Mevrouw Dijksma wees er bij de verdubbeling van de drempelwaarde terecht op dat het gaat om diensten en leveringen, waardoor je van twee naar minimaal vier ton gaat voor decentrale overheden. Voor de centrale overheid ligt dat lager. Dat is ook logisch gelet op het onderscheid dat op dit moment al bij de Europese drempelwaarden wordt gemaakt. Ik zei «minimaal». Mevrouw Dijksma wil meteen weer boter bij de vis. Als ik zeg «minimaal», dan is het «minimaal». Dat mag dus wat mij betreft ook hoger. Ik zie daar namelijk net als een groot deel van de Kamer de voordelen van. Zij wil echter een resultaatsverplichting. Nu heb ik één ding afgeleerd in Europa: resultaatsverplichtingen vastleggen. Zij kan mij afrekenen op de inzet. Ik zal mij verzetten tegen landen die daar niet in mee willen gaan. Zij kent mijn vasthoudendheid en onderhandelingswijze uit eigen ervaring.
Mevrouw Dijksma (PvdA): Ik vrees van wel, ja.
Minister Verhagen: Ik hoop dat ook de andere Europese lidstaten à la de heer Tichelaar op een gegeven moment zullen zeggen: dan kom je thuis en denk je «ik heb weer veel te veel weggegeven». Wij zullen dat afwachten.
Mevrouw Verburg vroeg wanneer ik de Kamer wil informeren over de voortgang met het Groenboek. Als vervolg op het Groenboek komt de Europese Commissie in 2012 met concrete voorstellen. Daar zal de Kamer via de normale wijze van BNC-fiches over geïnformeerd worden.
In eerste termijn dacht ik nog: waar blijft de heer Verhoeven? Los van het feit dat zijn appreciatie in tweede termijn aanmerkelijk minder was dan in eerste termijn – hij was kennelijk geschrokken van zijn positieve toon – wees hij terecht op de innovatie. Daar was ik blij mee, want zonder innovatie komen wij er niet. In de Europese aanbestedingsrichtlijnen zit ruimte voor innovatieve oplossingen, maar die kan veel beter benut worden. Ook op dat punt is het een kwestie van professionalisering. Het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zal haar coördinerende rol op het gebied van innovatie gebruiken om samen met andere departementen innovatie gericht in te kopen op basis van behoeften en inkoopwensen van die departementen. Daarnaast houdt PIANOo, het expertisecentrum aanbesteden, regelmatig presentaties over innovatiegericht inkopen, waarbij succesvolle voorbeelden en best practices worden getoond. Wij houden bijeenkomsten die erop gericht zijn om ruimte te creëren voor innovatieve oplossingen. Er is zelfs op de website van PIANOo een dossier innovatiegericht inkopen met goede voorbeelden en relevante literatuur, waarin antwoord wordt gegeven op allerlei basisvragen. Ik hoop dat de heer Verhoeven die website van A tot Z zal bekijken. Als hij daar dan nog nieuwe innovatieve ideeën over heeft, dan kunnen wij de discussie hierover voortzetten.
Daarmee heb ik de laatste concrete vragen beantwoord. Ik hoop dat wij bij de behandeling van het wetsvoorstel de spijkers met koppen kunnen slaan die nodig zijn om het midden- en kleinbedrijf een eerlijke kans te bieden op de overheidsmarkt.
De voorzitter: Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van dit algemeen overleg. Ik dank de leden voor hun inbreng, de minister voor zijn antwoorden en het publiek voor het geduld.