Kamerstuk 31124-8

Aanpassingswet vierde tranche Awb; Nota van Wijziging

Dossier: Aanpassing van bijzondere wetten aan de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Aanpassingswet vierde tranche Awb)

Gepubliceerd: 17 april 2008
Indiener(s):
Onderwerpen: bestuur bestuursrecht organisatie en beleid recht staatsrecht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31124-8.html
ID: 31124-8
Origineel: 31124-2

31 124
Aanpassing van bijzondere wetten aan de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Aanpassingswet vierde tranche Awb)

nr. 8
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 17 april 2008

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1. Hoofdstuk 1, artikel 1 (Algemene wet bestuursrecht) komt als volgt te luiden:

Artikel 1

1. Aan de Bijlage bij de Algemene wet bestuursrecht, onder B Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, wordt toegevoegd:

6. Besluit tijdelijk financieel toezicht BES.

2. In de bijlage bij de Algemene wet bestuursrecht vervallen in onderdeel E, onderdeel 5 en 6.

2. Hoofdstuk 1, artikel 2 (voorstel van wet tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht (Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht) wordt als volgt gewijzigd:

a. De aanhef komt als volgt te luiden:

Artikel 2

De Algemene wet bestuursrecht, zoals deze komt te luiden nadat het bij koninklijke boodschap van 22 juli 2004 ingediende voorstel van wet tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht (Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht) (29 702) tot wet is verheven en in werking is getreden, wordt gewijzigd als volgt:

b. Onder verlettering van de onderdelen A en B tot B en C, wordt een nieuw onderdeel A ingevoegd, luidende:

A

Aan artikel 5.0.1, derde lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Artikel 51, tweede en derde lid, van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige toepassing.

3. Hoofdstuk 2, artikel 2 (Gemeentewet), onderdeel D komt te luiden als volgt:

D

Artikel 154, vierde en vijfde lid, vervallen.

4. In hoofdstuk 2 worden na artikel 4 twee artikelen toegevoegd, luidende:

Artikel 4a

Indien het bij koninklijke boodschap van 6 juni 2006 ingediende voorstel van wet Wijziging van de Wet op de Raad van State in verband met de herstructurering van de Raad van State (Kamerstukken II, 2005/06, 30 585, nrs. 1–2) tot wet wordt verheven en in werking treedt na het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, wordt de Wet op de Raad van State als volgt gewijzigd:

A

In artikel 40, derde en vijfde lid, wordt «de desbetreffende rechtspersoon» telkens vervangen door: het bestuursorgaan.

B

Artikel 41 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, tweede volzin, en het vijfde lid, wordt «de desbetreffende rechtspersoon» telkens vervangen door: het bestuursorgaan.

2. In het vierde lid, wordt «de door de voorzitter aangewezen rechtspersoon» vervangen door: het door de voorzitter aangewezen bestuursorgaan.

C

In artikel 43, eerste en tweede lid, wordt «de door de Afdeling aangewezen rechtspersoon» telkens vervangen door: het door de Afdeling aangewezen bestuursorgaan.

Artikel 4b

Indien het bij koninklijke boodschap van 6 juni 2006 ingediende voorstel van wet Wijziging van de Wet op de Raad van State in verband met de herstructurering van de Raad van State (Kamerstukken II, 2005/06, 30 585, nrs. 1–2) tot wet wordt verheven en in werking is getreden voor, of in werking treedt gelijktijdig met het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, wordt de Wet op de Raad van State als volgt gewijzigd:

A

In artikel 51, derde en vijfde lid, wordt «de desbetreffende rechtspersoon» telkens vervangen door: het bestuursorgaan.

B

Artikel 52 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, tweede volzin, en het vijfde lid, wordt «de desbetreffende rechtspersoon» telkens vervangen door: het bestuursorgaan.

2. In het vierde lid, wordt «de door de voorzitter aangewezen rechtspersoon» vervangen door: het door de voorzitter aangewezen bestuursorgaan.

C

In artikel 54, eerste en tweede lid, wordt «de door de Afdeling aangewezen rechtspersoon» telkens vervangen door: het door de Afdeling aangewezen bestuursorgaan.

5. In hoofdstuk 5, artikel 3 (Gaswet), wordt na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

In artikel 18e, eerste lid, wordt «zoals opgenomen in de artikelen 59 tot en met 61 van de Mededingingswet» vervangen door: zoals opgenomen in artikel 59 van de Mededingingswet.

6. Hoofdstuk 5, artikel 6 (Mededingingswet), wordt als volgt gewijzigd:

a. Na onderdeel A worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Aa

In artikel 49a, tweede en derde lid, wordt «boete» telkens vervangen door: bestuurlijke boete.

Ab

In artikel 54a wordt «in verband met de uitvoering van de artikelen 60, 61, 62, 78 en 79» vervangen door: in verband met het opleggen van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom.

b. Onderdeel B komt te luiden:

B

Artikel 56 komt te luiden:

Artikel 56

1. Ingeval van overtreding van artikel 6, eerste lid, of van artikel 24, eerste lid, kan de raad de overtreder:

a. een bestuurlijke boete opleggen;

b. een last onder dwangsom opleggen;

c. een bindende aanwijzing tot naleving van deze wet opleggen.

2. Ingeval van overtreding van een bindende aanwijzing als bedoeld in het eerste lid, onder c, kan de raad de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie de overtreding kan worden toegerekend een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom opleggen.

c. Na onderdeel K wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

KA

Het opschrift van paragraaf 5 van hoofdstuk 7 komt luiden:

§ 5. Invordering van de bestuurlijke boete

d. Onderdeel Y komt te luiden:

Y

Artikel 76 komt te luiden:

Artikel 76

Artikel 57, tweede lid, is van toepassing ten aanzien van het opleggen van een bestuurlijke boete op grond van artikel 69, eerste lid, 70a, 70b, 71, 72, 73, 74, 75 of 75a.

e. Onderdeel Z komt te luiden:

Z

De artikelen 77, 78 en 79 worden vervangen door:

Artikel 77

1. Indien een ambtenaar als bedoeld in artikel 52, eerste lid, vaststelt dat een overtreding als bedoeld in artikel 69, eerste lid, 70a, eerste lid, 70b, eerste lid, 71, 72, 73, 74, eerste lid, 75, eerste lid, of 76a, is begaan, maakt hij daarvan een rapport als bedoeld in artikel 5.4.2.1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op.

2. Voor zover het rapport strekt ter voorbereiding van het opleggen van een last onder dwangsom, is afdeling 5.4.2 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

f. Na onderdeel GG wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

GGa

In artikel 92, eerste lid, wordt «als bedoeld in artikel 62, eerste lid,» vervangen door: omtrent het opleggen van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom.

7. Hoofdstuk 5, artikel 16 (Wet handhaving consumentenbescherming) komt te luiden:

Artikel 16

Artikel 10. 4 van de Wet handhaving consumentenbescherming wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c wordt «de artikelen 5.4.2.1 tot en met 5.4.2.4 van de Algemene wet bestuursrecht» vervangen door: de artikelen 5:48 tot en met 5:51 van de Algemene wet bestuursrecht.

2. In onderdeel e wordt «de artikelen 1:81 en 1: 87» vervangen door: artikel 1:81.

8. In hoofdstuk 5 vervalt artikel 17 (Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997).

9. Hoofdstuk 6, artikel 2 (Algemene wet inzake rijksbelastingen) wordt als volgt gewijzigd:

a. Voor onderdeel A wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

aA

In artikel 1, vierde lid, wordt «de afdelingen 5.2 en 10.2.1 van de Algemene wet bestuursrecht» vervangen door: titel 5.2 en afdeling 10.2.1 van de Algemene wet bestuursrecht.

b. In onderdeel C wordt artikel 5.0.9 vervangen door: 5.0.1.

c. Het tweede onderdeel H wordt geletterd I.

10. Hoofdstuk 6, artikel 3 (Invorderingswet 1990), onderdeel M, komt te luiden:

M

Artikel 27 komt te luiden:

Artikel 27

1. In afwijking van artikel 4.4.3.4. van de Algemene wet bestuursrecht kan de ontvanger de verjaring ook stuiten door een schriftelijke mededeling waarin hij zich ondubbelzinnig zijn recht op betaling voorbehoudt.

2. Artikel 2:23c van het Burgerlijk Wetboek is van overeenkomstige toepassing bij de invordering van belastingaanslagen.

11. Hoofdstuk 6, artikel 7 (Wet identificatie bij dienstverlening), komt te luiden:

Artikel 7

De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme wordt als volgt gewijzigd:

A

De artikelen 28a tot en met 28g vervallen.

B

Indien het bij koninklijke boodschap van 10 oktober 2007 ingediende voorstel van wet houdende samenvoeging van de Wet identificatie bij dienstverlening en de Wet melding ongebruikelijke transacties (Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme) (Kamerstukken II 2007/08, 31 238, nr. 2) niet tot wet is of wordt verheven of, nadat het tot wet is verheven, nog niet in werking is getreden, wordt de Wet identificatie bij dienstverlening als volgt gewijzigd:

1. In artikel 8b vervalt het tweede lid en wordt het derde lid vernummerd tot tweede lid.

2. De artikelen 8c, derde lid, 8d, derde lid, 8e, 8f, 8g, 8h, 8i, 8j en 8k vervallen.

12. Hoofdstuk 6, artikel 10 (Wet melding ongebruikelijke transacties), komt te luiden:

Indien het bij koninklijke boodschap van 10 oktober 2007 ingediende voorstel van wet houdende samenvoeging van de Wet identificatie bij dienstverlening en de Wet melding ongebruikelijke transacties (Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme) (Kamerstukken II 2007/08, 31 238, nr. 2) niet tot wet is of wordt verheven of, nadat het tot wet is verheven, nog niet in werking is getreden, wordt de Wet melding ongebruikelijke transacties als volgt gewijzigd:

1. Artikel 17c vervalt het tweede lid en wordt het derde lid vernummerd tot tweede lid.

2. De artikelen 17d, derde lid, 17e, derde lid, 17f, 17g, 17h, 17i, 17j, 17k en 17l vervallen.

13. In hoofdstuk 7 worden na artikel 1 twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

Indien artikel I, onderdeel H, van de Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht nadat deze tot wet is verheven, in werking treedt voordat de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening tot wet is verheven en in werking treedt, wordt in artikel 77, eerste lid, onder 2e, sub c, van de onteigeningswet «toepassing van bestuursdwang» vervangen door: oplegging van een last onder bestuursdwang.

Artikel 1b

In artikel 94, eerste lid, van de onteigeningwet wordt «toepassing van bestuursdwang» vervangen door: oplegging van een last onder bestuursdwang.

14. Hoofdstuk 7, artikel 5 (Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie), komt te luiden:

Artikel 5

De Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 18, eerste lid, aanhef en onder a, vervalt «en een besluit tot invordering bij dwangbevel».

B

In de bijlage wordt onderdeel «17. Artikel 73, eerste lid, van de Meststoffenwet» vervangen door: 17. Artikel 51, eerste lid, van de Meststoffenwet.

15. In hoofdstuk 8 wordt na artikel 16 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 16a Landbouwkwaliteitswet

De Landbouwkwaliteitswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid wordt «worden nadere regels gesteld» vervangen door: kunnen nadere regels worden gesteld.

2. Het zesde lid komt te luiden:

6. Bij gebreke van betaling binnen de door de controle-instelling of door Onze Minister gestelde termijn kan de controle-instelling of Onze Minister het verschuldigde bedrag invorderen bij dwangbevel. De artikelen 4.4.4.2.1 tot en met 4.4.4.2.11 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

B

In artikel 19 wordt «toepassing van bestuursdwang» vervangen door: oplegging van een last onder bestuursdwang.

16. Hoofdstuk 8, artikel 17 (Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden), onderdeel C, komt te luiden:

C

Artikel 90 komt te luiden:

Artikel 90

Onze Minister kan, mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, een bestuurlijke boete opleggen ter zake van een overtreding van artikel 18, 19, 20, 22, eerste, tweede of vierde lid, 40, derde lid, 64, achtste lid, 67, tweede lid, 71, eerste lid, 72, eerste, tweede of derde lid, 73, eerste lid, 74, tweede lid, 75, 76, eerste lid, 77 tot en met 81, 115 of 118.

17. In hoofdstuk 8, wordt na artikel 17 een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 18

Indien het bij koninklijke boodschap van 14 mei 2007 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 in verband met de regulering van bestaand gebruik en enkele andere zaken (Kamerstukken II 2006/07, 31 038, nr. 2) tot wet is verheven en in werking is getreden, wordt in artikel 57, eerste en vierde lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 «toepassing van bestuursdwang» telkens vervangen door: oplegging van een last onder bestuursdwang.

18. Hoofdstuk 9, artikel 13 b (Wet studiefinanciering 2000) wordt als volgt gewijzigd:

Vóór onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

aA

Aan artikel 7.4 wordt een lid toegevoegd, luidende:

7. Artikel 4.4.1.9, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op deze wet.

19. Hoofdstuk 9, artikel 14 (Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten) wordt als volgt gewijzigd:

Na onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

Aan artikel 7.3 wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Artikel 4.4.1.9, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op deze wet.

20. Hoofdstuk 10, artikel 1 (Algemene bijstandswet) wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel D wordt aan artikel 14f, vierde lid, een volzin toegevoegd, luidende:

Indien burgemeester en wethouders gebruik maken van deze bevoegdheid, geschiedt de bekendmaking van het dwangbevel, in afwijking van artikel 4.4.4.2.10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, door middel van toezending per post aan degene aan wie de boete is opgelegd.

b. Na onderdeel D worden drie onderdelen ingevoegd, luidende:

Da

Artikel 96, vijfde en zesde lid, vervallen.

Db

In artikel 102, eerste lid, vervalt de volzin «Daarbij wordt het bedrag of worden de bedragen genoemd waarvan, alsmede de termijn of termijnen waarbinnen, betaling wordt verlangd.»

Dc

In artikel 105 wordt «De artikelen 14f, achtste en negende lid, 89 en 90» vervangen door: De artikelen 14f, vierde lid, 89 en 90.

21. Hoofdstuk 10, artikel 2 (Algemene Kinderbijslagwet) wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel E komt te luiden:

E

Artikel 17c komt te luiden:

Artikel 17c

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de termijn waarvoor uitstel van betaling van de bestuurlijke boete kan worden verleend alsmede omtrent de hoogte van het op grond van artikel 17g, eerste of tweede lid, te verrekenen bedrag en de termijn of termijnen waarbinnen deze verrekening plaatsvindt.

b. In onderdeel H wordt aan artikel 17g, derde lid, een zin toegevoegd, luidende:

Indien de Sociale verzekeringsbank gebruik maakt van deze bevoegdheid, geschiedt de bekendmaking van het dwangbevel, in afwijking van artikel 4.4.4.2.10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, door middel van toezending per post aan degene aan wie de boete is opgelegd.

c. Onderdeel M komt te luiden:

M

Artikel 24b komt te luiden:

Artikel 24b

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij is vastgesteld dat onverschuldigd is betaald.

22. Hoofdstuk 10, artikel 3 (Algemene nabestaandenwet) wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel F komt te luiden:

F

Artikel 41 komt te luiden:

Artikel 41

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de termijn waarvoor uitstel van betaling van de bestuurlijke boete kan worden verleend alsmede omtrent de hoogte van het op grond van artikel 45, eerste of tweede lid, te verrekenen bedrag en de termijn of termijnen waarbinnen deze verrekening plaatsvindt.

b. In onderdeel I wordt aan artikel 45, derde lid, een zin toegevoegd, luidende:

Indien de Sociale verzekeringsbank gebruik maakt van deze bevoegdheid, geschiedt de bekendmaking van het dwangbevel, in afwijking van artikel 4.4.4.2.10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, door middel van toezending per post aan degene aan wie de boete is opgelegd.

c. Onderdeel O komt te luiden:

O

Artikel 55 komt te luiden:

Artikel 55

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij is vastgesteld dat onverschuldigd is betaald.

23. Hoofdstuk 10, artikel 4 (Algemene Ouderdomswet) wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel E komt te luiden:

E

Artikel 17e komt te luiden:

Artikel 17e

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de termijn waarvoor uitstel van betaling van de bestuurlijke boete kan worden verleend alsmede omtrent de hoogte van het op grond van artikel 17i, eerste of tweede lid, te verrekenen bedrag en de termijn of termijnen waarbinnen deze verrekening plaatsvindt.

b. In onderdeel H wordt aan artikel 17i, derde lid, een zin toegevoegd, luidende:

Indien de Sociale verzekeringsbank gebruik maakt van deze bevoegdheid, geschiedt de bekendmaking van het dwangbevel, in afwijking van artikel 4.4.4.2.10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, door middel van toezending per post aan degene aan wie de boete is opgelegd.

c. Onderdeel N komt te luiden:

N

Artikel 24b komt te luiden:

Artikel 24b

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij is vastgesteld dat onverschuldigd is betaald.

24. Hoofdstuk 10, artikel 5 (Arbeidsomstandighedenwet) wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel A komt te luiden:

A

Artikel 1, vierde lid, vervalt onder vernummering van het vijfde lid tot vierde lid.

b. In onderdeel H wordt in het voorgestelde artikel 28a, «algemene maatregelen van bestuur» vervangen door: algemene maatregel van bestuur.

c. Het voorgestelde artikel 33 van onderdeel J, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «3a, 5, met uitzondering van de derde en vierde zin van het derde lid, 8, 9, eerste lid» vervangen door: 4, eerste lid, 5, 8, 9, eerste en tweede lid.

2. In het tweede lid wordt «bij algemene maatregel van bestuur» telkens vervangen door: bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

d. In onderdeel R vervalt «telkens».

25. Hoofdstuk 10, artikel 10 (Toeslagenwet) wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel E komt te luiden:

E

Artikel 14c komt te luiden:

Artikel 14c

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij de bestuurlijke boete is opgelegd.

b. In onderdeel H wordt aan artikel 14g, derde lid, een zin toegevoegd, luidende:

Indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen gebruik maakt van deze bevoegdheid, geschiedt de bekendmaking van het dwangbevel, in afwijking van artikel 4.4.4.2.10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, door middel van toezending per post aan degene aan wie de boete is opgelegd.

c. Onderdeel M komt te luiden:

M

Artikel 20b, tweede lid, komt te luiden:

2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij is vastgesteld dat onverschuldigd is betaald.

26. Hoofdstuk 10, artikel 11 (Werkloosheidswet) wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel E komt te luiden:

E

Artikel 27c komt te luiden:

Artikel 27c

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij de bestuurlijke boete is opgelegd.

b. In onderdeel H wordt aan artikel 27g, derde lid, een zin toegevoegd, luidende:

Indien het UWV gebruik maakt van deze bevoegdheid, geschiedt de bekendmaking van het dwangbevel, in afwijking van artikel 4.4.4.2.10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, door middel van toezending per post aan degene aan wie de boete is opgelegd.

c. Onderdeel O komt te luiden:

O

Artikel 36b komt te luiden:

Artikel 36b

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij is vastgesteld dat onverschuldigd is betaald.

27. In hoofdstuk 10 wordt na artikel 11 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11a

De Wet arbeid en zorg wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3:14, eerste lid, komt te luiden:

1. De betaling geschiedt als regel in tijdvakken van een maand.

B

Artikel 3:16, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel K vervalt.

2. In onderdeel O wordt «boeten» vervangen door: bestuurlijke boeten.

C

Artikel 3:25, eerste lid, komt te luiden:

1. De betaling geschiedt als regel in tijdvakken van een maand.

D

Artikel 3:27, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel J vervalt.

2. In onderdeel M wordt «boeten» vervangen door: bestuurlijke boeten.

28. Hoofdstuk 10, artikel 13 (Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten) wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel H komt te luiden:

H

Artikel 42 komt te luiden:

Artikel 42. Nadere regels tenuitvoerlegging bestuurlijke boete

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij de bestuurlijke boete is opgelegd.

b. In onderdeel K wordt aan artikel 46, derde lid, een zin toegevoegd, luidende:

Indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen gebruik maakt van deze bevoegdheid, geschiedt de bekendmaking van het dwangbevel, in afwijking van artikel 4.4.4.2.10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, door middel van toezending per post aan de persoon aan wie de boete is opgelegd.

c. Onderdeel Q komt te luiden:

Q

Artikel 57 komt te luiden:

Artikel 57. Nadere regels tenuitvoerlegging onverschuldigde betaling

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij is vastgesteld dat onverschuldigd is betaald.

29. Hoofdstuk 10, artikel 14 (Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen) wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel G komt te luiden:

G

Artikel 50 komt te luiden:

Artikel 50. Nadere regels tenuitvoerlegging bestuurlijke boete

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij de bestuurlijke boete is opgelegd.

b. In onderdeel J wordt aan artikel 54, derde lid, een zin toegevoegd, luidende:

Indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen gebruik maakt van deze bevoegdheid, geschiedt de bekendmaking van het dwangbevel, in afwijking van artikel 4.4.4.2.10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, door middel van toezending per post aan de persoon aan wie de boete is opgelegd.

c. Onderdeel P komt te luiden:

P

Artikel 65 komt te luiden:

Artikel 65. Nadere regels tenuitvoerlegging onverschuldigde betaling

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij is vastgesteld dat onverschuldigd is betaald.

30. In hoofdstuk 10, artikel 16 (Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers), onderdeel E wordt aan artikel 20f, vierde lid, een zin toegevoegd, luidende:

Indien burgemeester en wethouders gebruik maken van deze bevoegdheid, geschiedt de bekendmaking van het dwangbevel, in afwijking van artikel 4.4.4.2.10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, door middel van toezending per post aan degene aan wie de boete is opgelegd.

31. In hoofdstuk 10, artikel 17 (Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen), onderdeel E, wordt aan artikel 20f, vierde lid, een zin toegevoegd, luidende:

Indien burgemeester en wethouders gebruik maken van deze bevoegdheid, geschiedt de bekendmaking van het dwangbevel, in afwijking van artikel 4.4.4.2.10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, door middel van toezending per post aan degene aan wie de boete is opgelegd.

32. Hoofdstuk 10, artikel 19 (Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering) wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel F komt te luiden:

F

Artikel 29c komt te luiden:

Artikel 29c

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij de bestuurlijke boete is opgelegd.

b. In onderdeel I wordt aan artikel 29g, derde lid, een zin toegevoegd, luidende:

Indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen gebruik maakt van deze bevoegdheid, geschiedt de bekendmaking van het dwangbevel, in afwijking van artikel 4.4.4.2.10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, door middel van toezending per post aan degene aan wie de boete is opgelegd.

c. Onderdeel O komt te luiden:

O

Artikel 57b komt te luiden:

Artikel 57b

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij is vastgesteld dat onverschuldigd is betaald.

33. Hoofdstuk 10, artikel 23 (Wet werk en bijstand), wordt als volgt gewijzigd:

a. Na onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

Aan artikel 48 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Indien de persoon aan wie bijstand in de vorm van een geldlening wordt verleend algemene bijstand of een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 of de Wet werk en inkomen kunstenaars ontvangt, is het college bevoegd tot verrekening van die geldlening met die algemene bijstand of uitkering.

b. In onderdeel C, worden aan artikel 60, onder vernummering van het vierde lid tot het zesde lid, twee leden ingevoegd, luidende:

4. De in artikel 479g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan de raad voor de kinderbescherming toegekende bevoegdheid komt gelijkelijk toe aan het college. Indien het college gebruik maakt van deze bevoegdheid, geschiedt de bekendmaking van het dwangbevel, in afwijking van artikel 4.4.4.2.10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, door middel van toezending per post aan degene van wie kosten van bijstand worden teruggevorderd.

5. Zolang de belanghebbende zijn verplichting, bedoeld in het eerste lid, niet of niet behoorlijk nakomt:

a. is het college, in afwijking van artikel 4.4.1.9, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd tot verrekening voor zover beslag op de vordering van de schuldeiser nietig zou zijn;

b. geldt de beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in afwijking van artikel 4.4.4.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht, niet bij invordering van kosten van bijstand bij dwangbevel.

34. In hoofdstuk 10, artikel 24 (Wet werk en inkomen kunstenaars), onderdeel C, worden aan artikel 34, onder vernummering van het derde lid tot het vijfde lid, twee leden toegevoegd, luidende:

3. De in artikel 479g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan de raad voor de kinderbescherming toegekende bevoegdheid komt gelijkelijk toe aan het college. Indien het college gebruik maakt van deze bevoegdheid, geschiedt de bekendmaking van het dwangbevel, in afwijking van artikel 4.4.4.2.10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, door middel van toezending per post aan degene van wie kosten van uitkering worden teruggevorderd.

4. Zolang de kunstenaar zijn verplichting, bedoeld in het eerste lid, niet of niet behoorlijk nakomt:

a. is het college, in afwijking van artikel 4.4.1.9, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd tot verrekening voor zover beslag op de vordering van de schuldeiser nietig zou zijn;

b. geldt de beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in afwijking van artikel 4.4.4.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht, niet bij invordering van kosten van uitkering bij dwangbevel.

35. Hoofdstuk 10, artikel 25 (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen) wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel G komt te luiden:

G

Artikel 79 komt te luiden:

Artikel 79. Nadere regels tenuitvoerlegging onverschuldigde betaling

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij is vastgesteld dat onverschuldigd is betaald.

b. Onderdeel M komt te luiden:

M

Artikel 93 komt te luiden:

Artikel 93. Nadere regels tenuitvoerlegging bestuurlijke boete

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij de bestuurlijke boete is opgelegd.

c. In onderdeel O wordt aan artikel 96, derde lid, een zin toegevoegd, luidende:

Indien het UWV gebruik maakt van deze bevoegdheid, geschiedt de bekendmaking van het dwangbevel, in afwijking van artikel 4.4.4.2.10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, door middel van toezending per post aan de persoon aan wie de boete is opgelegd.

36. Hoofdstuk 10, artikel 26 (Ziektewet) wordt als volgt gewijzigd:

a. In de onderdelen F en U, die zien op respectievelijk de voorgestelde artikelen 38, vierde lid, en 63c van de Ziektewet, wordt na «45a, derde, vierde en zesde lid,» telkens ingevoegd: 45c,.

b. Onderdeel E komt te luiden:

E

Artikel 33b komt te luiden:

Artikel 33b

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij is vastgesteld dat onverschuldigd is betaald.

c. Onderdeel G komt te luiden:

G

Artikel 38a, zevende lid, komt te luiden:

7. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste € 454 indien de werkgever de verplichting, bedoeld in het vijfde of zesde lid, niet of niet behoorlijk is nagekomen. De artikelen 45a, derde, vierde en zesde lid, 45c en 45g, vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

d. Onderdeel M komt te luiden:

M

Artikel 45c komt te luiden:

Artikel 45c

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij de bestuurlijke boete is opgelegd.

e. In onderdeel P wordt aan artikel 45g, derde lid, een zin toegevoegd, luidende:

Indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen gebruik maakt van deze bevoegdheid, geschiedt de bekendmaking van het dwangbevel, in afwijking van artikel 4.4.4.2.10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, door middel van toezending per post aan de persoon aan wie de boete is opgelegd.

37. Hoofdstuk 11, artikel 5 (Loodsenwet), wordt als volgt gewijzigd:

a. Na onderdeel A worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

Aa

Artikel 45f, derde lid, komt te luiden:

3. Bij de toepassing van de bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, zijn de artikelen 56, 57, tweede lid, 58 tot en met 63, 65 tot en met 68 van de Mededingingswet van overeenkomstige toepassing.

Ab

Artikel 45h, derde lid komt te luiden;

3. Bij de toepassing van de bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, zijn de artikelen 57, tweede lid, 77, 80 en 82 van de Mededingingswet van overeenkomstige toepassing.

b. In onderdeel B wordt «artikel 46, eerste lid» vervangen door: artikel 46, eerste en tweede lid.

38. In hoofdstuk 11, artikel 7 (Scheepvaartverkeerswet), onderdeel A, wordt «artikel 15, derde lid,» vervangen door: artikel 15d, derde lid.

39. Hoofdstuk 11, artikel 8 (Spoorwegwet), wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel A wordt «De artikelen 62 en 65»vervangen door: De artikelen 54a, 62 en 65

b. Na onderdeel A wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

Aa

Artikel 71, vijfde lid, laatste volzin, komt te luiden:

De artikelen 54a, 62 en 65 van de Mededingingswet zijn van overeenkomstige toepassing.

c. Onderdeel B komt te luiden:

B

Artikel 75, laatste volzin, komt te luiden:

De artikelen 69, tweede lid, 70, 75a, 77, 80 en 82 van de Mededingingswet zijn van overeenkomstige toepassing.

d. Onderdeel C, onder 3, komt te luiden:

3. Het derde lid, laatste volzin, komt te luiden: Op het tweede lid zijn de artikelen 54a, 57, 58, 59a, 62 en 64 tot en met 68 van de Mededingingswet van overeenkomstige toepassing.

40. In hoofdstuk 11, artikel 12 (Wegenverkeerswet 1994), vervallen de onderdelen J tot en met P.

41. In hoofdstuk 12, wordt na artikel 2 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2a

Indien het bij koninklijke boodschap van 22 november 2005 ingediende voorstel van wet houdende regels inzake het gebruik van het burgerservicenummer in de zorg (Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg) (Kamerstukken II, 2005/06, 30 380, nrs. 1–2) tot wet is verheven en in werking is getreden op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt of indien dat voorstel tot wet wordt verheven en in werking treedt na het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, wordt in artikel 13, derde lid, van die wet «de artikelen 77, 79, 80, 81, 83, eerste en vierde lid, 88, 89, 90 tot en met 95, 97 tot en met 103, 104, tweede lid, 105 en 106 van de Wet marktordening gezondheidszorg» vervangen door: de artikelen 77, 79, 80, 81, 83, eerste lid, 88, 89, 104, tweede lid, 105 en 106 van de Wet marktordening gezondheidszorg.

42. In hoofdstuk 12, artikel 18 (Wet marktordening gezondheidszorg), onderdeel H, wordt «of 114 van de Zorgverzekeringswet» vervangen door: , 114 of 118a, derde lid, van de Zorgverzekeringswet.

43. Hoofdstuk 12, artikel 25, komt te luiden:

Artikel 25

In artikel VII, achtste lid, van de Wet van 20 december 2007, houdende wijziging van de Wet op de jeugdzorg met betrekking tot jeugdzorg waarop aanspraak bestaat ingevolge de wet in gesloten setting (gesloten jeugdzorg) wordt «aanwijzingen» vervangen door: instructies.

44. In hoofdstuk 13, artikel 7 (Wet bodembescherming), onderdeel B, wordt «Gedeputeerde Staten» vervangen door: gedeputeerde staten.

45. Hoofdstuk 13, artikel 16 (Woningwet), onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:

a. Na «15, eerste en tweede lid,» wordt ingevoegd: 43, eerste lid, onderdeel a,.

b. De zinsnede «100d en 100e» wordt vervangen door: 100d, 100e en 120b.

Toelichting

De in deze nota van wijziging opgenomen wijzigingen vloeien deels voort uit de noodzakelijke afstemming op lopende wetsvoorstellen en deels uit enkele gesignaleerde onvolledigheden en inconsistenties.

1. Algemene wet bestuursrecht

1. Op grond van het Besluit tijdelijk financieel toezicht BES kunnen besluiten worden genomen door het College financieel toezicht en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De Kroon beslist in administratief beroep tegen een aantal van deze besluiten. Daarnaast geldt een heroverwegingsprocedure voor de overige besluiten van het College financieel toezicht op basis van dit Besluit. In het Besluit wordt al bepaald dat besluiten, genomen op basis van dit Besluit, niet vatbaar zijn voor beroep op grond van de Algemene wet bestuursrecht. Om voldoende zeker te stellen dat de bevoegdheid van de Nederlandse bestuursrechter ten aanzien van de onderhavige besluiten onmiskenbaar is afgegrendeld, wordt de negatieve lijst nu ook uitgebreid met dit Besluit.

2. Op grond van artikel 8:4, onderdeel m, Awb staat geen beroep open tegen een besluit tot aanmaning of invordering bij dwangbevel. Dat betekent dat de uitzondering die in de Bijlage bij de Awb voor de Meststoffenwet en de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden is gemaakt, kan vervallen.

2. Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht

b. Artikel 5.0.1, derde lid, is gewijzigd bij de derde nota van wijziging (Kamerstukken II 2006/07, 29 702, nr. 13). Door de nieuwe tekst is onbedoeld op twee punten onduidelijkheid ontstaan. Ten eerste moeten bestuurlijke sancties, net als strafrechtelijke sancties, ook kunnen worden opgelegd aan entiteiten die zelfstandig aan het maatschappelijk verkeer deelnemen, maar noch een natuurlijk persoon, noch een rechtspersoon zijn, zoals een maatschap of een vennootschap onder firma. In de tweede plaats dienen indien een rechtspersoon een overtreding pleegt, bestuurlijke sancties, net als strafrechtelijke sancties, ook te kunnen worden opgelegd aan degenen die tot de overtreding opdracht hebben gegeven, dan wel daaraan feitelijk leiding hebben gegeven. De nu voorgestelde aanvulling stelt buiten twijfel dat op deze punten voor het bestuurlijk sanctierecht dezelfde regels gelden als in het strafrecht.

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

3. Gemeentewet

De bedoelde leden van artikel 154 van de Gemeentewet zijn na invoering van de Wet OM-afdoening , als gevolg waarvan het derde lid van dit artikel is vervallen (artikel VB), vernummerd tot vierde en vijfde lid (zie overgangsbepaling IIA van de Wet Bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte).

4. Wet op de Raad van State in verband met de herstructurering van de Raad van State

Artikelen 4a en 4b, onderdelen A, B en C:

In artikel 1:1, vierde lid, Awb wordt bepaald dat de vermogensrechtelijke gevolgen van een handeling van een bestuursorgaan de rechtspersoon treffen waartoe het bestuursorgaan behoort. Hierdoor is het niet meer nodig dit uitdrukkelijk in de Wet op de Raad van State te regelen.

Ministerie van Economische Zaken

5. Gaswet 6. Mededingingswet

Bij de voorbereiding van het voorstel voor de aanpassingswet was nog geen rekening gehouden met enkele wijzigingen die als gevolg van amendementen zijn aangebracht in het wetsvoorstel houdende wijziging van de Mededingingswet als gevolg van de evaluatie van die wet. Dat wetsvoorstel is inmiddels tot wet verheven en in werking getreden (Stb. 2007, 284).

7. Wet handhaving consumentenbescherming

In artikel 10.4, onderdeel c, van de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc) wordt verwezen naar de nummering die in het wetsvoorstel vierde tranche Awb aan de voorgestelde artikelen van de Awb is toegekend. De nummering van de artikelen zal bij plaatsing van de wet in het Staatsblad door de Minister van Justitie opnieuw worden vastgesteld. De nummering kan nu het wetsvoorstel vierde tranche Awb in de Eerste Kamer ligt, al wel worden bepaald. Artikel 10.4, onderdeel c, van de Whc wordt aan de hand daarvan aangepast.

8. Wet op de Kamers van koophandel en fabrieken 1997

Artikel 17 bevatte een wijziging van artikel 41 van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken. Artikel 41 is echter inmiddels bij de wijziging van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997 van 18 oktober 2007 aangepast aan de vierde tranche Awb. Om een dubbele regeling op dit punt te voorkomen, kan artikel 17 vervallen.

Ministerie van Financiën

9. Algemene wet inzake rijksbelastingen

Deze wijzigingen betreffen een correctie.

10. Invorderingswet 1990

Wanneer een burger schuldeiser is, kan hij op grond van artikel 4.4.3.4 Awb de lopende verjaring stuiten door een ondubbelzinnige mededeling dat het recht op nakoming wordt voorbehouden. In het massale invorderingsproces van de Belastingdienst wordt het, vanwege de aantallen oude vorderingen, de daarmee gemoeid gaande bedragen en de complexiteit binnen de automatisering van de stuitings- en schorsingsregeling, noodzakelijk geacht dat ook de ontvanger gebruik kan maken van de mogelijkheid die artikel 4.4.3.4 Awb biedt. Om die reden wordt voorgesteld in artikel 27 Invorderingswet 1990 te bepalen dat ook de ontvanger de verjaring kan stuiten door middel van een dergelijke mededeling.

In de vierde tranche Awb is voor de verjaring van publiekrechtelijke geldschulden een uitputtende regeling van de verjaring opgenomen. Deze regeling wijkt af van de verjaringsregeling van het BW.

In de dagelijkse praktijk van de invordering van belastingschulden komt het voor dat de ontvanger zich bezig houdt met de invordering van belastingschulden ten name van rechtspersonen die zijn gehouden te bestaan. Er lopen dan aansprakelijkheidsprocedures. Aansprakelijkstellingen kennen geen zelfstandige verjaring (ze lopen als het ware mee met de verjaring van schuld waarvoor aansprakelijk is gesteld) en het is daarom gewenst dat – à la artikel 2:23c van het Burgerlijk Wetboek – de verjaringstermijn wordt verlengd met het tijdvak waarin de rechtspersoon had opgehouden te bestaan. De voorgestelde wijziging van artikel 27 Invorderingswet 1990 (nieuw) strekt daartoe.

11. Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme 12. Wet melding ongebruikelijke transacties

Het bij koninklijke boodschap van 10 oktober 2007 ingediende voorstel van wet houdende samenvoeging van de Wet identificatie bij dienstverlening en de Wet melding ongebruikelijke transacties (Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme) zal naar verwachting op korte termijn tot wet worden verheven en in werking treden. Bij het opstellen van het wetsvoorstel is er ten aanzien van de bestuursrechtelijke handhaving vanuit gegaan dat op het moment van inwerkingtreding de Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht reeds in werking zou zijn getreden. Omdat dat naar verwachting niet het geval zal zijn, zijn bij nota van wijziging ten behoeve van de bestuursrechtelijke handhaving de artikelen 28a tot en met 28g in het wetsvoorstel Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme ingevoegd. Deze artikelen kunnen derhalve komen te vervallen bij inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel (Aanpassingswet vierde tranche Awb). De onderdelen B (artikel 7 oud) en C (artikel 10 oud) voorzien in de situatie dat de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme later in werking treedt dan de Aanpassingswet vierde tranche Awb.

Ministerie van Justitie

13. onteigeningswet

61.

14. Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie

Bij de vernummering van de Meststoffenwet is de bijlage bij de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie niet aangepast. Hierdoor werd in de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie verwezen naar het oude artikel 73, eerste lid, Meststoffenwet. Met de onderhavige wijziging wordt verwezen naar het nieuwe (hernummerde) artikel 51, eerste lid, Meststoffenwet.

Ministerie van Landbouw, natuur en voedselkwaliteit

15. Landbouwkwaliteitswet

A

In verband met de invoering van de vierde tranche kan deze verplichting worden vervangen door een bevoegdheid. 37, 40, 48.

B

61.

16. Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden

Vanwege de Wet aanpassing overgangsrecht wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, die een wijziging aanbrengt in de te beboeten overtredingen, is de opsomming van beboetbare feiten zoals vermeld in dit wetsvoorstel niet meer correct. Omdat door deze Aanpassingswet de tekst van de WGB toch wijzigt, is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de tekst aan te passen.

17. Natuurbeschermingswet 1998

61.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

18. Wet studiefinanciering 2000 19. Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

De Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000) en de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) kennen een eigen regime met betrekking tot verrekening en beslag. Verrekening van teveel uitbetaalde bedragen met latere betalingen geschiedt, voorzover mogelijk, tot een wettelijk maximum van € 140 (naar de maatstaf van 1 januari 2007). Het meerdere mag de ontvanger behouden. Studiefinanciering en tegemoetkomingen op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten zijn niet vatbaar voor beslag. De WSF 2000 en de WTOS kennen hiermee een eigen regime dat afwijkt van de normale bescherming (een beslagvrije voet) om er voor te zorgen dat mensen voldoende middelen overhouden om in hun eerste levensbehoefte te voorzien. Bij een beslagvrije voet kan het meerdere beslagen worden ter voldoening van schulden.

In artikel 4.4.1.9. Awb is bepaald dat verrekening niet mogelijk is, als er op de latere betaling geen beslag mag worden gelegd. Om te voorkomen dat door het absolute beslagverbod in de WSF 2000 en de WTOS de IB-Groep niet meer mag verrekenen, wordt artikel 4.4.1.9. niet van toepassing verklaard op de WSF 2000 en de WTOS.

Gelet op de kleine bedragen en de bestemming van studiefinanciering en tegemoetkoming wordt het ongewenst geacht het beslagverbod op te heffen. Tegelijkertijd blijft het gewenst te kunnen blijven verrekenen omdat dit een rem zet op het opportunistisch aanvragen van studiefinanciering. Het uitgangspunt om «op aanvraag toe te kennen en daarna te controleren» komt onder druk te staan als ten onrechte toegekende studiefinanciering en tegemoetkoming niet kan worden verrekend met kort daarop volgende latere betalingen maar slechts vele jaren later geïnd kan worden omdat de schuld wordt toegevoegd aan de langlopende lening.

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

20. Algemene Bijstandswet, onder a 21. Algemene Kinderbijslagwet 22. Algemene nabestaandenwet 23. Algemene Ouderdomswet 25. Toeslagenwet 26. Werkloosheidswet (WW) 28. Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten 29. Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen 30. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) 31. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) 32. Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering 33. Wet werk en bijstand (WWB) 34. Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK) 35. Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen 36. Ziektewet, onder a, b, d en e

De artikelen waarin in de sociale zekerheidswetten een delegatiegrondslag is gecreëerd voor het vaststellen van nadere regels over de wijze van tenuitvoerlegging van beschikkingen waarbij een boete is opgelegd of waarbij is vastgesteld dat onverschuldigd is betaald, worden aangepast. De in het voorstel van wet opgenomen delegatiegrondslagen bleken ontoereikend om alle voor de uitvoering noodzakelijke lagere regelgeving op te baseren.

In de huidige ministeriële regelingen Regeling betaling, terugvordering en tenuitvoerlegging van boeten en onverschuldigde betalingen, Besluit invordering en onverschuldigd betaalde bedragen AOW, Anw en AKW en het Besluit incasso boeten en onverschuldigde betalingen werkgevers zijn nadere regels met betrekking tot de tenuitvoerlegging van geldschulden opgenomen. In een nieuw op te stellen ministeriële regeling zullen genoemde regelingen tot één regeling worden samengevoegd. Deze nieuwe regeling is qua strekking gelijk aan de hiervoor genoemde regelingen en zal eveneens betrekking hebben op: terugvordering, de termijnen van verrekening, de termijnen voor uitstel van betaling, de voorwaarden verbonden aan uitstel van betaling, de volgorde van incasso en de toerekening van betaling, welke onderwerpen worden samengevat als «tenuitvoerlegging».

In de werknemers- en volksverzekeringswetten, de Abw, WWB, WWIK, IOAW en IOAZ is thans de mogelijkheid tot het leggen van vereenvoudigd derden-beslag opgenomen en dat blijft ook na inwerkingtreding van de Awb het geval. Voorgesteld wordt echter om deze bepalingen (bijvoorbeeld artikel 27g, derde lid, WW) aan te vullen om de huidige praktijk van vereenvoudigd derdenbeslag te kunnen handhaven. Dit is noodzakelijk omdat in artikel 4.4.4.2.10 van de Awb is geregeld dat een dwangbevel betekend dient te worden. Betekening aan de schuldenaar vindt op dit moment niet plaats bij vereenvoudigd derdenbeslag en toepassing van artikel 4.4.4.2.10 van de Awb zou voor de uitvoerende instanties een extra administratieve en financiële last gaan vormen. Om deze extra lasten voor de uitvoeringspraktijk te voorkomen is in de voorgestelde aanvulling bepaald dat, in uitzondering op de hoofdregel dat betekening moet plaatsvinden, alleen in het geval van vereenvoudigd derden-beslag voor de bekendmaking van het dwangbevel volstaan kan worden met toezending per post daarvan aan de schuldenaar. Door deze uitzondering op het voorgestelde artikel 4.4.4.2.10 van de Awb op te nemen kan de huidige uitvoeringspraktijk gehandhaafd blijven.

20. Algemene bijstandswet, onder b

Da

Het vijfde lid vervalt, omdat de bevoegdheid tot het uitvaardigen van een dwangbevel reeds toegekend is op basis van artikel 5.0.10, tweede lid, van de Awb.

50

Db

1.

Dc

De verwijzing naar artikel 14f wordt aangepast aan de wijzigingen van dat artikel. De inhoud van artikel 14f, achtste lid is vervallen en de inhoud van artikel 14f, negende lid komt, na vernummering, terecht in artikel 14f, vijfde lid.

24. Arbeidsomstandighedenwet

Als gevolg van de wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet, Stb. 2007, 551, bevat artikel 1 van die wet per 1 januari 2008 vijf leden. Dit noopt tot een redactionele bijstelling van onderdeel A. In onderdeel H met betrekking tot het voorgestelde artikel 28a is een redactionele verbetering doorgevoerd.

In 2007 heeft een ingrijpende wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet en in samenhang daarmee een vernummering van de verschillende artikelen plaatsgevonden (Stb. 2006, 673). Dit noopt tot een aanpassing van het in onderdeel J opgenomen nieuwe artikel 33. Verder is artikel 33 in overeenstemming gebracht met de hiervoor aangehaalde wijzigingswet van de Arbeidsomstandighedenwet Stb. 2007, 551.

In artikel 42 komt slechts eenmaal het woord boete voor. In verband daarmee kan in onderdeel J het woord «telkens» vervallen.

27. Wet arbeid en zorg

Per abuis was de aanpassing van de Wet arbeid en zorg niet opgenomen in het wetsvoorstel. Bij dezen wordt deze omissie gecorrigeerd.

Artikel 11a, onderdeel A

4.

Op grond van artikel 4.4.1.3, eerste lid, van de Awb dient betaling plaats te vinden binnen zes weken na bekendmaking van de beschikking. Deze bepaling kan artikel 3:14, eerste lid, ten aanzien van de termijn waarbinnen moet worden betaald, vervangen.

Artikel 11a, onderdelen B en D

66.

Artikel 11a, onderdeel C

4.

Op grond van artikel 4.4.1.3, eerste lid, van de Awb dient betaling plaats te vinden binnen zes weken na bekendmaking van de beschikking. Deze bepaling kan artikel 3:14, eerste lid, ten aanzien van de termijn waarbinnen moet worden betaald, vervangen.

33. Wet werk en bijstand 34. Wet werk en inkomen kunstenaars

Artikel 23, onderdeel Aa

In het voorgestelde vierde lid van artikel 48 WWB wordt geregeld dat het college een geldlening kan verrekenen met een uitkering. Voor de situatie dat een voorschot wordt verstrekt (artikel 52 WWB) en de situatie dat kosten van bijstand worden teruggevorderd (artikel 60 WWB) is de bevoegdheid van het college tot verrekening al geregeld. Voor de situatie dat een geldlening wordt verstrekt was dit nog niet het geval.

Indien het college een geldlening verstrekt kunnen daaraan verplichtingen worden verbonden gericht op meerdere zekerheid voor de nakoming van de aan de geldlening verbonden aflossingsverplichtingen (artikel 48, derde lid, WWB). Die verplichtingen kunnen inhouden dat de aflossing van de geldlening wordt gerealiseerd door verrekening van de geldlening met de uitkering. Deze bevoegdheid geldt voor alle verstrekte geldleningen, dus ook voor de geldlening verstrekt aan de eigenaar van een eigen woning (artikel 50 WWB) en de geldlening voor de kosten van duurzame gebruiksgoederen (artikel 51 WWB)

Artikel 23, onderdeel C Artikel 24, onderdeel C

In het voorgestelde vijfde lid van artikel 60 WWB en vierde lid van artikel 34 WWIK wordt afgeweken van artikel 4.4.1.9 van de Awb. Volgens artikel 4.4.1.9 is verrekening niet toegestaan voorzover beslag op de vordering van de wederpartij niet geldig is. Dit heeft tot gevolg dat de beslagvrije voet niet vatbaar is voor verrekening.

In het vijfde c.q. vierde lid wordt echter bepaald dat indien de verzekerde niet aan de inlichtingenplicht van het eerste lid voldoet, de beslagvrije voet wel vatbaar is voor verrekening. De reden voor deze uitzondering is dat het in de praktijk wel vaker voorkomt dat de verzekerde weigert de benodigde inlichtingen te verstrekken voor het vaststellen van de hoogte van de beslagvrije voet. In een dergelijk geval dient er toch verrekening te kunnen plaatsvinden, ondanks het feit dat hierbij het risico bestaat dat deze zich uitstrekt over de beslagvrije voet.

36. Ziektewet, onder b

Dit betreft een technische wijziging als gevolg van de inwerkingtreding per 1 januari 2008 van de wet van 12 december 2007, houdende regels tot bevordering van de activering van personen die aanspraak maken op een uitkering op grond van de Ziektewet, waarin artikel 38a van de Ziektewet gewijzigd werd.

Ministerie van Verkeer en Waterstaat

37. Loodsenwet 39. Spoorwegwet

Het betreft hier aanpassingen als gevolg van de inwerkingtreding van het wetsvoorstel, houdende wijziging van de Mededingingswet als gevolg van de evaluatie van die wet (zie ook onder 6) en het wetsvoorstel Markttoezicht registerloodsen.

38. Scheepvaartverkeerswet

Abusievelijk is artikel 15 vermeld in plaats van artikel 15d.

40. Wegenverkeerswet 1994

De onderdelen J tot en met P van artikel 12, strekten tot aanpassing van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het wetsvoorstel bestuurlijke boete fout parkeren en andere lichte verkeersovertredingen. Aangezien dat wetsvoorstel is verworpen kunnen de onderdelen J tot en met P in artikel 12 vervallen.

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

41. Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg

De verwijzingen in artikel 13, derde lid, van de Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg (zoals die bepaling ingevolge artikel 22 komt te luiden) naar de Wet marktordening gezondheidszorg worden aangepast aan de wijzigingen die de Aanpassingswet vierde tranche Awb aanbrengt in de Wet marktordening gezondheidszorg.

42. Wet marktordening gezondheidszorg

In het onderhavige wetsvoorstel wordt artikel 88, eerste lid, van de Wet marktordening gezondheidszorg integraal vervangen. Die bepaling is inmiddels gewijzigd met de wet houdende Wijziging van de Zorgverzekeringswet en de Wet op de zorgtoeslag houdende vervanging van de no-claimteruggave door een verplicht eigen risico (Stb. 2007, 490). Het betreft een wijziging in de opsomming van de overtredingen waarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. Diezelfde wijziging wordt doorgevoerd in het onderhavige wetsvoorstel om te voorkomen dat het teniet zou worden gedaan door de integrale vervanging van het eerste lid.

43. Wet van 20 december 2007, houdende wijziging van de Wet op de jeugdzorg met betrekking tot jeugdzorg waarop aanspraak bestaat ingevolge de wet in gesloten setting (gesloten jeugdzorg)

Het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de jeugdzorg met betrekking tot jeugdzorg waarop aanspraak bestaat ingevolge de wet in gesloten setting (gesloten jeugdzorg) is inmiddels in werking getreden (Stb. 2007, 578 en 579). De redactie van artikel 25 van het onderhavige wetsvoorstel is daarop aangepast.

Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

45. Woningwet

Artikel 16, onderdeel A, van het onderhavige wetsvoorstel wijzigt in een aantal artikelen van de Woningwet de zinsnede «toepassing van bestuursdwang» in «oplegging van een last onder bestuursdwang», conform standaardaanpassing 61. Verzuimd was om in onderdeel A ook de artikelen 43, eerste lid, onderdeel a, en 120b van de Woningwet op te nemen. Die omissie wordt hierbij gecorrigeerd.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst