Gepubliceerd: 15 december 2008
Indiener(s):
Onderwerpen: openbare orde en veiligheid politie, brandweer en hulpdiensten rampen terrorisme
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31117-10.html
ID: 31117-10
Origineel: 31117-2

31 117
Bepalingen over de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening (Wet veiligheidsregio’s)

nr. 10
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 15 december 2008

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 11 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 11a

De commissaris van de Koning wordt uitgenodigd om bij de vergaderingen van het bestuur van de veiligheidsregio aanwezig te zijn. De commissaris kan zich laten vertegenwoordigen.

B

In artikel 16, derde lid, wordt «de krachtens deze maatregel te geven regels» vervangen door: de bij of krachtens deze maatregel te geven regels.

C

In de artikelen 16, vierde lid, 25, vijfde en zesde lid, 58a, tweede lid, 58c, vierde, vijfde en zesde lid, 58e, eerste en tweede lid, 58g, tweede lid, 58i, tweede, vierde, vijfde en zesde lid, 58j, tweede en vierde lid, en 60 wordt «minister» gewijzigd in: Minister.

D

In artikel 22, derde lid, wordt na «tweede lid» een komma geplaatst.

E

Aan artikel 23c worden twee leden toegevoegd, luidende:

5. In afwijking van het eerste lid kan de burgemeester die ondersteuning behoeft, een verzoek daartoe rechtstreeks richten tot de burgemeester van een binnen de regio gelegen aangrenzende gemeente met een gemeentelijke brandweer. De burgemeester stelt van zijn verzoek de voorzitter van de veiligheidsregio in kennis.

6. In afwijking van het eerste lid kan de burgemeester die bijstand behoeft, een verzoek daartoe rechtstreeks richten tot de burgemeester van een buiten de regio gelegen aangrenzende gemeente met een gemeentelijke brandweer.

De burgemeesters stellen van dit verzoek de voorzitter van de eigen veiligheidsregio in kennis.

F

Artikel 25, vierde lid, komt te luiden:

4. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke categorieën inrichtingen kunnen worden aangewezen en op welke wijze tot de aanwijzing kan worden besloten en kan worden bepaald aan welke eisen het personeel en het materieel moeten voldoen.

G

Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid wordt na «de in het eerste en tweede lid bedoelde stukken» ingevoegd: door tussenkomst van de commissaris van de Koning.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

5. Indien de raad, gehoord de inlichtingen van de voorzitter van de veiligheidsregio, het bezwaar van de burgemeester tegen het bestreden besluit onderschrijft, brengt de raad zijn standpunt door tussenkomst van de commissaris van de Koning ter kennis van Onze Minister. De commissaris laat het standpunt van de raad vergezeld gaan van zijn oordeel over het bestreden besluit.

6. De commissaris van de Koning verricht de werkzaamheden, bedoeld in het vierde en vijfde lid, volgens een door de regering gegeven ambtsinstructie.

H

Artikel 35 vervalt en ingevoegd wordt een artikel, dat komt te luiden:

Artikel 35a

1. De commissaris van de Koning ziet toe op de samenwerking in het regionaal beleidsteam en kan daartoe aanwijzingen geven.

2. De commissaris van de Koning verricht de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, volgens een door de regering gegeven ambtsinstructie.

I

Artikel 36 komt te luiden:

Artikel 36

1. De commissaris van de Koning kan, in geval van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis, of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de voorzitter van de veiligheidsregio, zo mogelijk na overleg met hem, aanwijzingen geven over het inzake de rampenbestrijding of crisisbeheersing te voeren beleid.

2. De commissaris van de Koning verricht de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, volgens een door de regering gegeven ambtsinstructie.

J

Aan artikel 45 wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. In afwijking van het eerste lid kan de voorzitter van een veiligheidsregio een verzoek als in dat lid bedoeld rechtstreeks richten tot de voorzitter van een aangrenzende regio, mits de crisisplannen van beide regio’s afspraken daaromtrent omvatten en er sprake is van spoed. De voorzitter stelt van zijn verzoek Onze Minister en de commissaris van de Koning in kennis.

K

In artikel 46, eerste lid, wordt «de artikelen 47, 48 en 49» vervangen door: de artikelen 47 en 48.

L

Artikel 52 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «vastgesteld» vervangen door: vastgesteld, gehoord de commissarissen van de Koning.

2. In het derde lid wordt «commissaris» vervangen door: commissarissen.

3. In het vierde lid wordt «bedoeld in het eerste lid» vervangen door: bedoeld in artikel 51, eerste lid.

M

Artikel 53 komt te luiden:

Artikel 53

1. De commissaris van de Koning kan het bestuur van een veiligheidsregio een aanwijzing geven, indien de taakuitvoering in de veiligheidsregio tekortschiet.

2. Tot het geven van een aanwijzing gaat de commissaris van de Koning niet over dan nadat hij over de voorgenomen aanwijzing het bestuur heeft gehoord.

3. De commissaris van de Koning verricht de werkzaamheden, bedoeld in het eerste en tweede lid, volgens een door de regering gegeven ambtsinstructie.

N

Na artikel 53 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 53a

De voorzitters van de veiligheidsregio’s geven de commissaris van de Koning alle inlichtingen die hij voor de uitoefening van het toezicht nodig heeft.

O

Artikel 54 vervalt.

P

Na artikel 55 worden een opschrift en een artikel ingevoegd, luidende:

§ 14a Binnentreden

Artikel 55a

1. De burgemeester dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio, de commissaris van de Koning, de brandweercommandant en het door hem aangewezen ter plaatse dienstdoende personeel van de brandweer, de directeur GHOR en het door hem aangewezen ter plaatse dienstdoende personeel van de GHOR alsmede de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 51, tweede en derde lid, zijn bevoegd elke plaats te betreden, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. Zo nodig verschaffen zij zich de toegang met behulp van de sterke arm. Zij kunnen zich bij het binnentreden doen vergezellen van door hen aangewezen personen.

2. De burgemeester dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio, de brandweercommandant en het door hem aangewezen ter plaatse dienstdoende personeel van de brandweer, alsmede de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 51, tweede en derde lid, zijn bevoegd alle benodigde uitrustingsstukken en hulpmiddelen op de plaatsen, bedoeld in het eerste lid, mee te nemen en daarvan op zodanige wijze gebruik te maken als zij voor een goede vervulling van hun taak noodzakelijk achten.

Q

De bijlage bij artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder het opschrift «IJsselland» vervalt: , Hattem.

2. Onder het opschrift «Noord- en Oost-Gelderland» wordt na «Harderwijk» ingevoegd: , Hattem.

3. Het opschrift «Zuidoost-Brabant» wordt vervangen door: Brabant-Zuidoost.

4. Het onderdeel «Flevoland» wordt geplaatst na het onderdeel «Utrecht».

Toelichting

De onderdelen A, G, H, I, L, M en N hebben betrekking op de positie van de commissaris van de Koningin in het wetsvoorstel. Voor een algemene toelichting op die wijzigingen zij verwezen naar paragraaf 3.5 van de nota naar aanleiding van het nader verslag. Die uitgebreide paragraaf biedt de achtergrond bij de desbetreffende onderdelen; de toelichting bij de onderdelen zelf is derhalve beknopt gehouden.

Ad A (artikel 11a)

Dit onderdeel voorziet erin dat de commissaris van de Koningin voor elke vergadering van het bestuur van de veiligheidsregio wordt uitgenodigd en daarbij als toehoorder aanwezig kan zijn. Dit is van belang voor de informatiepositie van de commissaris met het oog op de rol die hij bij het toezicht vervult. De commissaris kan steeds afwegen of hij van de uitnodiging gebruik maakt. Hij kan er ook voor kiezen zich te laten vertegenwoordigen.

Ad B (artikel 16, vierde lid)

In dit onderdeel wordt een omissie hersteld. Volgens de tekst zoals deze luidde na de nota van toelichting zou onbedoeld slechts over de krachtens een algemene maatregel van bestuur te geven regels overleg moeten worden gevoerd, terwijl dit uiteraard ook geldt voor de bij die maatregel te stellen regels.

Ad C

De nota van wijziging is uitgebracht conform de geldende spelling, die onder meer het voorschrift bevat dat functiebenamingen met een kleine letter worden geschreven. Bij de Achtste wijzigingen van de Aanwijzigen voor de regelgeving (zie de Staatscourant van 9 september 2008, met een herplaatsing op 23 september 2008 en een rectificatie op 1 oktober 2008) is er in Aanwijzing 93 voor gekozen de aanduiding «minister» met een hoofdletter te (blijven) schrijven indien deze wordt gevolgd door de naam van het ministerie of – bij een minister zonder portefeuille – door een aanduiding van diens taakveld, omdat deze aanduiding beschouwd wordt als een eigennaam, die volgens de regels met een hoofdletter wordt geschreven. Dit geldt ook voor de aanduiding «Onze Minister», die beschouwd kan worden als een verkorte aanduiding van een (niet vermelde) eigennaam. Dit onderdeel strekt tot toepassing van Aanwijzing 93.

Ad E (artikel 23c)

Het verdient de voorkeur dat ondersteuning dan wel bijstand geleverd wordt volgens de wettelijk voorgeschreven procedure. De desbetreffende bepalingen (23a en 45) boden niet de mogelijkheid om daarvan af te wijken. Toch is voorstelbaar dat die procedures in bepaalde omstandigheden niet met de maximaal gewenste snelheid tot resultaat leiden. Met deze wijzigingen wordt het mogelijk dat in spoedeisende omstandigheden rechtstreeks een verzoek om ondersteuning dan wel bijstand kan worden gedaan. Voorwaarde is dat vragende en de aanbiedende partij daarover structurele afspraken hebben opgenomen in hun crisisplan. Op die afspraken kan dan worden teruggevallen. De partijen tot wie normaliter het verzoek zou zijn gericht, moeten in kennis gesteld worden indien van deze spoedprocedure gebruik wordt gemaakt: zij moeten immers overzicht behouden over de inzet van de beschikbare mensen en middelen.

Ad F (artikel 24)

Aangezien op dit moment er geen behoefte is bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen aan personeel en materieel van de bedrijfsbrandweer, worden de bevoegdheid tot nadere regelgeving ter zake nu als een facultatieve bevoegdheid opgenomen.

Ad G (artikel 34)

De wijzigingen van artikel 34 voorzien in een aanvulling van de verantwoordingsprocedure die wordt gevolgd na afloop van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis, in het geval een of meer burgemeesters in het RBT schriftelijk bezwaar hebben doen aantekenen tegen een besluit van de voorzitter bij de uitoefening van het bovenlokaal gezag. De aanvulling voorziet erin dat als de gemeenteraad van de desbetreffende gemeente, nadat de voorzitter mondeling tekst en uitleg heeft gegeven, tot het oordeel komt dat hij het door de burgemeester ingebrachte bezwaar onderschrijft, hij dit standpunt door tussenkomst van de commissaris van de Koningin ter kennis brengt aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De commissaris voegt daarbij zijn oordeel ter zake.

Het zesde lid laat zien dat de commissaris ook deze taak verricht als rijksorgaan.

Ad H (artikel 35a)

In paragraaf 3.5 van de nota naar aanleiding van het nader verslag is aangegeven dat zoals de burgemeester bij een lokale ramp of crisis als eenhoofdig orgaan het opperbevel/gezag heeft, de voorzitter van de veiligheidsregio op dezelfde wijze in staat moet worden gesteld eenhoofdig leiding te geven aan de bestrijding van een bovenlokale calamiteit die van gelijke orde is. Daaraan ligt de overweging ten grondslag dat het enkele feit dat de calamiteit een gebied bestrijkt dat door gemeentegrenzen wordt doorsneden geen afbreuk mag doen aan de slagvaardigheid van de bestrijding. Op grond van die overweging vervalt artikel 35 dat op de voet van het huidige artikel 12 Wet rampen en zware ongevallen voorzag in een aanwijzingsbevoegdheid van de commissaris van de Koningin (als provinciaal orgaan).

Gelet op Aanwijzing 250 wordt geen wijziging aangebracht in de nummering van artikelen. Daarom wordt het artikel dat op deze plaats wordt ingevoegd, genummerd artikel 35a.

De voorzitter van de veiligheidsregio dient bij de uitoefening van het bovenlokaal gezag nauw samen te werken met de burgemeesters van de getroffen gemeenten en hen, tenzij de vereiste spoed zich daartegen verzet, te consulteren voordat hij besluiten neemt (artikel 33, tweede en vierde lid). In het nieuwe artikel 35 krijgt de commissaris van de Koning als rijksorgaan (zie het tweede lid) de taak om toe te zien op de samenwerking in het regionaal beleidsteam (RBT) en hij kan daartoe zo nodig aanwijzingen geven. Deze bevoegdheid heeft dus niet de strekking te interveniëren in het tijdens de ramp of crisis te voeren beleid of de door de voorzitter genomen besluiten, maar is gericht op de samenwerking in het RBT.

Ad I (artikel 36)

In paragraaf 3.5 van de nota naar aanleiding van het nader verslag is aangegeven dat het wenselijk is om de indirecte, namelijk via de commissaris van de Koningin als provinciaal orgaan verlopende, aanwijzingsbevoegdheid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties jegens de voorzitter van de veiligheidsregio te vervangen door een rechtstreekse aanwijzingsbevoegdheid vanwege het Rijk door de commissaris van de Koningin als rijksorgaan. Artikel 36 voorziet daarin. Een aanwijzing wordt gegeven wanneer bovenregionale of (inter)nationale belangen dat vergen. De aanwijzing richt zich op het door de voorzitter(s) te voeren beleid. Dat houdt in dat de aanwijzing bepalend is voor de bij de bestrijding van de ramp of de beheersing van de crisis te bereiken doelen. De voorzitter geeft, gelet op de hem ter beschikking staande bevoegdheden, mensen en middelen, invulling aan de aanwijzing.

Ad J (artikel 45)

Zie de toelichting bij de wijziging van artikel 23c.

Ad K (artikel 46)

Bij het vervallen van artikel 49 (in de nota van wijziging) was verzuimd de verwijzing in artikel 46 (die mede verwees naar artikel 49) aan te passen.

Ad L (artikel 52)

Vanwege hun rol bij het toezicht (zie ook artikel 53) wordt de commissarissen van de Koningin de gelegenheid gegeven een inbreng te leveren bij de totstandkoming van het werkplan van de Inspectie OOV dat door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt vastgesteld.

In het vierde lid van artikel 52 wordt een onjuiste verwijzing hersteld.

Ad M (artikel 53)

Deze wijziging voorziet erin dat de commissaris van de Koningin als rijksorgaan (zie het derde lid) in het kader van het toezicht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op de veiligheidsregio het bestuur van een veiligheidsregio een aanwijzing kan geven als de taakuitvoering van de veiligheidsregio blijkens rapportages van de Inspectie IOOV tekortschiet. Het gaat hier om een aanwijzingsbevoegdheid in de preparatiefase, ook wel koude fase genoemd.

Ad N (artikel 53a)

Dit onderdeel voorziet erin dat de voorzitter van de veiligheidsregio de commissaris van de Koning alle informatie verstrekt die hij voor de uitoefening van het toezicht nodig heeft.

Ad O (artikel 54)

De plaatsing van artikel 54 behoeft aanpassing, aangezien de bevoegdheid die dat artikel regelt, niet uitsluitend betrekking heeft op toezicht. Gelet op Aanwijzing 250 wordt geen wijziging aangebracht in de nummering van artikelen. Anderzijds is het verwarrend artikel 54 (onvernummerd) op te nemen na artikel 55. Daarom vervalt artikel 54, en wordt de bepaling integraal opgenomen als artikel 55a, in een nieuwe paragraaf.

Ad P (artikel 55a)

Zie de toelichting bij onderdeel O.

Ad Q (bijlage)

Door het Besluit van 3 december 2008, houdende wijziging van het Besluit territoriale indeling brandweer- en GHOR-regio’s in verband met de indeling van de gemeente Hattem, is Hattem per 1 januari 2009 wat betreft brandweer en GHOR niet langer ingedeeld bij de regio IJssel-Vecht, maar bij de regio Noorden Oost-Gelderland, de regio waar die gemeente ook voor de politiezorg is ingedeeld. Daarmee is er een volledige territoriale congruentie bereikt tussen enerzijds de brandweeren GHOR-regio’s en anderzijds de politieregio’s. De gewijzigde indeling van Hattem wordt in onderdeel (de wijzigingen onder 1 en 2) verwerkt in de bijlage bij de Wet veiligheidsregio’s.

De derde wijziging van dit onderdeel strekt ertoe dat er ook qua naamgeving (auditief) congruentie is tussen de veiligheidsregio’s en de politieregio’s. In de bijlage bij het wetsvoorstel was voor de regio rond Eindhoven de naam «Zuidoost-Brabant» opgenomen, omdat het huidge samenwerkingsverband die naam voert, hoewel de bijlage van het Besluit territoriale indeling brandweer- en GHOR-regio’s de aanduiding«BRABANT-ZUIDOOST» bevat. Die naam wordt nu (weer) voor die regio opgenomen in de bijlage bij de Wet veiligheidsregio’s, geschreven als: Brabant-Zuidoost.

Ten slotte wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om in de opsomming van regio’s de historisch verklaarbare, maar onlogische rangschikking van de regio Flevoland te wijzigen.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst