Kamerstuk 31015-102

Verslag van een algemeen overleg

Kindermishandeling

Gepubliceerd: 8 mei 2014
Indiener(s): Tanja Jadnanansing (PvdA)
Onderwerpen: jongeren recht strafrecht zorg en gezondheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31015-102.html
ID: 31015-102

Nr. 102 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 8 mei 2014

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 20 maart 2014 overleg gevoerd met Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie over:

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 9 oktober 2013 met het plan van aanpak kindersekstoerisme (Kamerstuk 31 015, nr. 93);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 9 oktober 2013 over het liaisonbeleid politie (Kamerstuk 31 015 nr. 94);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 12-12-2013 met de voortgangsrapportage Kinderpornografie en kindersekstoerisme december 2013 (Kamerstuk 31 015, nr. 95).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Jadnanansing

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Van Doorn

Voorzitter: Jadnanansing

Griffier: Teunissen

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Berndsen-Jansen, Helder, Jadnanansing, Kooiman, Rebel, Van der Steur,

en Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 14:00 uur.

De voorzitter: Ik open dit algemeen overleg over kinderpornografie en kindersekstoerisme. Welkom aan de Minister, zijn ambtenaren, de mensen op de publieke tribune en mijn collega's. We hebben vijf minuten spreektijd afgesproken en twee interrupties per fractie. Het kan zijn dat we tussendoor even moeten schorsen om te gaan stemmen in de plenaire zaal.

De heer Van der Steur (VVD): Voorzitter. Wij spreken met enige regelmaat over de onderwerpen die vandaag op de agenda staan, de aanpak van kinderporno en van kindersekstoerisme. Dat doen we vanuit een zekere zakelijke blik op die onderwerpen. Je zou bijna vergeten hoe walgelijk die onderwerpen zijn.

Ik wil beginnen met het uitdelen van complimenten aan al die mannen en vrouwen van de Nationale Politie, de Nationale Recherche en het Openbaar Ministerie, evenals alle ngo's die zich met dit onderwerp bezighouden en die dag in, dag uit proberen om deze fenomenen – kinderporno en kindersekstoerisme – uit ons land te weren. Dat is goed en dat is belangrijk. Die aanpak is niet alleen op Nederland gericht, maar ook op internationale verbanden, omdat die nu eenmaal de essentie zijn van kinderporno en kindersekstoerisme. Als er mensen worden gearresteerd, zien wij elke keer weer dat het gaat om netwerken, waarbij foto's en filmpjes in enorme hoeveelheden worden uitgewisseld tussen diverse landen, op alle mogelijke manieren, zoveel mogelijk achter de gesloten deuren van internet, door middel van Darknet, van BobNet, van TOR-netwerken enzovoorts.

De VVD-fractie waardeert enorm de energie die gestoken wordt in de bestrijding hiervan. Wij zijn heel blij dat nu ook effect wordt gesorteerd met de verhoging van het aantal fte's, het aantal mensen dat zich hiermee bezig houdt. Het is goed om te zien dat de achterstanden die er waren, met name op het gebied van de aanpak van het downloaden van kinderporno, inmiddels zijn weggewerkt. Kan de Minister een overzicht geven van wat nu de stand van zaken is? Is er nog sprake van enige achterstand? Bij voorkeur natuurlijk niet, maar als het wel zo is, wat is dan de omvang van die achterstand?

Ik heb met veel plezier – voor zover je dat kunt zeggen bij dit onderwerp – kennis genomen van het plan van aanpak op het gebied van kindersekstoerisme. De VVD-fractie kan zich daar volledig bij aansluiten. We hebben natuurlijk het uitzonderlijk goede werk van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen. Ook de rapporteur heeft in de afgelopen jaren zeer vele adviezen gegeven die allemaal in uitvoering zijn. In dat kader heb ik een aantal vragen. Hoe staat het nu met de bilaterale rechtshulpverdragen? Wij hebben er in ander verband al eerder in de Kamer over gesproken dat het van belang is dat er bilaterale rechtshulpverdragen komen met de landen waar het risico op kindersekstoerisme het grootst is. Ik noem Thailand en de Filippijnen. Wat is daarin de stand van zaken? De VVD-fractie heeft altijd gezegd voorstander te zijn van liaisonofficieren in die landen als dat nodig is. Het is naar onze mening geen wet van Meden en Perzen dat ze er altijd moeten zijn, maar daar waar dat meerwaarde heeft, zou dat wat ons betreft prima kunnen. Hoe staat het daar nu mee?

Het is heel goed dat de verklaring omtrent het gedrag (vog) inmiddels in het Engels beschikbaar is. Ik begrijp dat de vindbaarheid daarvan nog wel te verbeteren valt. Is de Minister bereid om daar nog even overleg over te plegen, ook met de Dienst Justis? Wat is de stand van zaken met betrekking tot het intrekken van paspoorten van bekende pedoseksuelen, die zonder paspoort niet naar het buitenland kunnen reizen? Dit overigens wel met de aantekening dat zij dan nog steeds binnen Europa op reis zouden kunnen.

We hebben begrepen dat er een overzicht zou komen van de Minister van Buitenlandse Zaken van de aantallen kindersekstoeristen. Kan de Minister wellicht met zijn collega spreken over wanneer die informatie naar de Kamer komt?

Ik ben blij dat op het gebied van grooming de lokpuber binnenkort zal worden besproken in deze Kamer en dat de zedenwetgeving conform de motie-Van Oosten zal worden onderworpen aan een toets om die wetgeving weer toekomstbestendig en met name internetbestendig te maken. Kan de Minister toelichten wanneer die aanpassing van de zedenwetgeving kan worden verwacht?

Ik heb het vaker gezegd en blijf het herhalen: de aanpak van kinderporno moet natuurlijk gericht zijn op producenten, maar de downloaders mogen ook niet uit beeld verdwijnen. Zij zijn immers, zoals wij weten, potentiële kindermisbruikers. Ook downloaders moeten nog steeds actief worden opgespoord, vervolgd en berecht, natuurlijk met als doel om de producenten aan te pakken.

Mijn laatste punt. Zoals altijd vraag ik ook vandaag weer aandacht voor de ontwikkelingen op het gebied van de Europese databank. Die databank bestaat uit twee onderdelen, een databank van erkende kinderpornoafbeeldingen en -filmpjes, en een databank van erkende niet-kinderpornobeelden en -filmpjes. Beide zijn noodzakelijk om het zware werk van onze politieagenten lichter te maken. Het is natuurlijk van groot belang dat alle Europese lidstaten aan die databank meewerken en dat er ook gewerkt wordt aan de ontwikkeling van een informatiesysteem, waarbij ook delen van die filmpjes en foto's herkenbaar kunnen worden gemaakt, zodat je die snel uit de bestanden kunt zeven. Kan de Minister aangeven wat de stand van zaken is op dat gebied?

Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Mijn collega's zullen het allemaal met mij eens zijn, denk ik: soms debatteer je hier in de Kamer over zaken die je letterlijk buikpijn geven, zoals kindersekstoerisme en kinderporno. Des te belangrijker is het om die zaken wel regelmatig te bespreken hier in de Kamer.

De Nationale Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen en Terre des Hommes hebben een plan van aanpak kindersekstoerisme gemaakt, met allemaal belangrijke aanbevelingen. Hulde voor de mensen die dat hebben uitgewerkt. Natuurlijk kon de Minister daarop niet achterblijven. Hij heeft een mooie brief en een goed plan geschreven, maar moet ook erkennen dat het aanpakken van kindersekstoerisme buitengewoon lastig is. We zullen veel maatregelen tegelijkertijd moeten nemen en volhardend moeten blijven, we zullen goed moeten samenwerken, ook met de opsporingsautoriteiten in het andere land, hoe lastig dat soms ook moge zijn.

Collega Van der Steur heeft al gevraagd naar de verklaring omtrent het gedrag, die nu ook Engelstalig beschikbaar is. Ik wil daarbij aansluiten. Is de Minister in overleg daarover met bijvoorbeeld ngo's? Hoe gaat hij dat aanbevelen aan buitenlandse organisaties die Nederlandse werknemers in dienst hebben?

Terecht legt de Minister de nadruk op het zoveel mogelijk voorkomen dat kindersekstoerisme plaatsvindt. Ik ben het ook eens met de Minister dat het weigeren of vervallen verklaren van een paspoort zinniger is dan een aantekening in een paspoort. Ook de Nationaal Rapporteur Mensenhandel heeft dit aanbevolen. Ik vraag me wel af of we in de praktijk effectiever kunnen voorkomen dat veroordeelde pedo's naar het buitenland verkassen. Ik snap dat het levenslang toezicht hier mogelijk een rol in gaat spelen, maar ik hoor daar graag iets meer over van deze Minister. Hoe worden de risico's ingeschat? Voor wie is deze maatregel precies bedoeld?

Mijn collega heeft het ook al gezegd: er komt een wetsvoorstel naar de Kamer over de introductie van de lokpuber. Wij verwachten dat dit een interessante wet is. Wij wachten het advies van de Raad van State af. Ik heb daar wel een aanvullende vraag over. Ik heb begrepen dat de Nationale Politie nog weleens tegen het feit aanloopt dat de Nationale Politie bijvoorbeeld in geval van grooming bij minderjarigen pas kan ingrijpen nadat een afspraak daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. En dat, terwijl er op internet ook wel handelingen worden verricht waartegen ik de politie eerder zou willen zien ingrijpen. Is daar een nieuwe wet voor nodig of kunnen we al eerder ingrijpen? Ik weet dat niet precies, maar ik wil de Minister wel vragen om in ieder geval in overleg te treden met de politie om te bezien of de politie voldoende mogelijkheden heeft om op te treden als er in chats zaken langskomen waarop de politie graag eerder zou willen ingrijpen.

Dan ga ik in op de hulplijn Stop it Now! Ik ben blij dat op aandringen van onder andere mijn fractie eerder, bij de begrotingsbehandeling van 2013, het voortbestaan van Stop it Now! is verzekerd. Ze hebben een effectieve hulplijn voor pedoseksuelen, waardoor misbruik voorkomen kan worden. Ik vind het echter wel vreemd dat ze telkens sponsorgelden bij elkaar moeten schrapen, terwijl het toch ook een verantwoordelijkheid betreft van VWS en Veiligheid en Justitie samen. Waarom kunnen die ministeries niet bewerkstelligen dat er gewoon jaarlijks subsidie wordt verleend? Graag hoor ik hierop een reactie van de Minister.

Tot slot de gedragscode Notice-and-Take-down. Dat is een vrijwillige code voor internetproviders. Als het Meldpunt Kinderporno een melding krijgt, wordt de provider aangeschreven die het materiaal heeft gehuisvest of de server heeft staan. Die verwijdert het dan, althans dat doen de meeste providers braaf, maar niet allemaal. Niet alle providers werken hieraan mee en dat is in de praktijk een groot probleem. Is de Minister bereid om eens te kijken of deze aanpak voldoende goed werkt, of het materiaal niet onnodig lang beschikbaar blijft en of de politie voldoende actie onderneemt naar aanleiding van deze meldingen?

Mevrouw Rebel (PvdA): Voorzitter. In aansluiting op de collega's die al gesproken hebben, vind ook ik dit een belangrijk dossier waar wij allemaal buikpijn van krijgen. Ook ik vind het goed om hier vandaag over te spreken, ondanks de waan van de dag. Ik ben met de vorige sprekers heel blij met de voortvarende aanpak van de Minister op beide dossiers. Ik zie duidelijk dat er progressie geboekt wordt. Op beide gebieden kan er nooit voldoende voortgang geboekt worden, maar er is progressie zichbaar, dat wil ik wel gezegd hebben.

Een aantal punten wil ik nog onder de aandacht brengen. Ik zal mij eerst richten op het dossier kindersekstoerisme. De samenwerking met het buitenland is cruciaal in een succesvolle aanpak. Ik wijs dus ook op het belang van de rechtshulpverdragen met bestemmingslanden. Ik word enthousiast van de pilot die in Thailand loopt om te onderzoeken hoe dat gezamenlijk aangepakt kan worden. Kan de Minister aangeven wat tot nu toe de resultaten zijn? Kan hij een stand van zaken geven? Ik zou graag zien dat er soortgelijke pilots in andere bronlanden worden opgestart. Op die mogelijkheid hoor ik graag een reactie van de Minister.

Ondanks de inzet van de twee extra flexibele liaisons ben ik ongerust over de vervanging en de afbouw van de bestaande liaisonofficiers. Daardoor kunnen immers gaten ontstaan in de signalering en opsporing van kindersekstoerisme. Gaat de Minister nog evalueren of er meer flexibel inzetbare liaison officers (filo's) nodig zijn dan wel filo's in andere regio's?

Ik kom te spreken over de inzet van hulporganisaties, die een belangrijke rol hebben bij het signaleren van kindersekstoerisme en het beschermen daarvoor. Die organisaties moeten daar proactief mee aan de slag. In het actieplan stelt de Minister dat overleg gevoerd wordt met de ngo's. Heeft dit al plaatsgevonden? Wat kan de Minister nog meer doen om hulporganisaties aan te sporen om nog waakzamer te zijn op kindersekstoerisme? Welke mogelijkheden hebben zij om zich daar actief mee bezig te houden?

Sinds begin van dit jaar hebben wij een overzicht van het ministerie van Buitenlandse Zaken van informatie over verdachten van kindersekstoerisme in het buitenland. Die informatie is echter nog erg summier. Kan de Minister aangeven of er al gewerkt wordt aan een samenwerkingsvorm, waarbij de landen zelf deze informatie leveren aan Nederland? Het zou dan niet alleen om een vraag vanuit Nederland gaan, maar er zou heel gericht een melding komen op het moment dat de landen informatie daaromtrent hebben.

Ik vroeg mij af of de Minister met mij wil meedenken over de rol van ambassades, niet alleen bij het opsporen van daders, maar ook bij het verschaffen van informatie aan slachtoffers. Ik heb vorig jaar gesproken met een journaliste over een zaak waarin de Nederlandse verdachte wegkwam, omdat hij lokale politie omkocht. De slachtoffers werden eigenlijk niet geholpen vanwege corruptie bij de politie. Ik kan mij voorstellen dat het ook belangrijk is, juist vanwege de mogelijkheden die wij in Nederland wel hebben, om de informatie voor slachtoffers via onze ambassades aan te bieden. Ik zou graag willen dat de Minister daarover in gesprek gaat met zijn collega van Buitenlandse Zaken.

Dan kom ik op het onderwerp kinderporno. Ook deze week zijn weer twee grote zaken van start gegaan. Het gaat om grootschalig online-kindermisbruik. Het lijkt mij belangrijk dat materiaal dat in een nieuwe zaak opduikt, kan worden doorgeleid naar de ouders wier kind daarop is afgebeeld, eventueel via een meldingssysteem. Ik heb daarover gesproken met de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen, maar ook met de advocaat Richard Korver, die veel ouders heeft begeleid in de zaak Robert M. Het is niet altijd wenselijk, maar ik denk dat de mogelijkheid er wel moet zijn en zowel de rapporteur als de heer Korver gaf aan dat dit iets is wat veel ouders nodig hebben voor de verwerking. Het idee dat ergens online nog materiaal is, maakt hen onzeker, en terecht, want het is een naar idee. Als dat materiaal dan ergens opduikt, hebben veel ouders er behoefte aan om daar melding van te krijgen. Dat systeem zien we in Amerika. Daar komt bij dat ouders daar de mogelijkheid hebben om ook in een nieuwe zaak een claim in te dienen op het moment dat er materiaal opduikt. Dat acht ik van tweede orde, maar ik zou graag zien dat er een koppeling werd gemaakt met de Europese databank. Collega Van der Steur heeft daar ook al naar gevraagd. Zodra materiaal naar boven komt, zouden we daar de ouders die dat willen van op de hoogte kunnen stellen. Daar wil ik graag een reactie op van de Minister.

Stop it Now! is door collega Kooiman al genoemd. Het lijkt mij goed om te kijken naar structurele financiering, al teken ik daarbij wel aan dat ook de meerwaarde heel duidelijk in beeld moet worden gebracht van die organisatie. Het moet dus wel werken.

Wat de lokpuber betreft, heb ik inderdaad ook het bericht van het hoofd zedendelicten van de Nationale Politie gehoord. Wij wachten aanvullende wetgeving op dat gebied af.

Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. Het plan van aanpak kindersekstoerisme bevat drie actielijnen: inzet op preventie, opsporing en vervolging, en nationale en internationale samenwerking. In het kader van preventie wordt bijvoorbeeld ingezet op de internationale verklaring omtrent het gedrag, waarmee veroordeelde Nederlanders in de toekomst geweigerd kunnen worden voor een functie in het buitenland waarbij er met kinderen wordt gewerkt. Dit wordt in Europees verband geregeld, namelijk door middel van een richtlijn. Aangezien de Minister aangeeft dat werkgevers in met name bronlanden zo'n vog moeten kunnen aanvragen, neemt de PVV aan dat internationale vog dus niet alleen in EU-landen verstrekt zal worden. We horen graag een bevestiging van de Minister. Klopt dit?

Mijn tweede punt. Levenslang toezicht wordt genoemd. De PVV is daar uiteraard voorstander van, aangezien wij het zelf voorgesteld hebben, zij het niet met het doel om de duur van de tbs te verkorten. Maar goed, als het er maar komt. Het weigeren of vervallen verklaren van het paspoort achten wij ook een prima maatregel. Wel geeft de Minister aan dat een ID-kaart niet geweigerd of vervallen verklaard kan worden, omdat dit strijdig is met de Wet op de identificatieplicht. Dat houdt echter in dat een veroordeelde zedendelinquent in de toekomst gewoon met zijn ID-kaart naar een bronland kan reizen. Graag hoor ik of dit klopt.

Ook geeft de Minister aan dat hij de aanbeveling van een aantekening op het paspoort van veroordeelde criminelen niet overneemt, omdat dit zonder individuele belangenafweging en zonder een proportionaliteitstoets strijdigheid met het EVRM oplevert. De PVV leek zo'n aantekening juist wel een goed idee, en dan op een ID-kaart, want die kan dus blijkbaar niet geweigerd worden of vervallen worden verklaard. De rechter zou bij de veroordeling toch die afweging kunnen maken en de toets kunnen doen? Dan kan per geval bepaald worden of zo'n aantekening wordt gemaakt. Is de Minister het daarmee eens? Zo ja, hoe gaat hij dat regelen?

Verder wordt er nog nader onderzocht hoe er effectief kan worden toegezien op naleving van opgelegde vrijheidsbeperkingen die veroordeelde pedoseksuelen beletten om naar het buitenland te reizen. Waar wordt dan aan gedacht en wat is de stand van zaken ten aanzien van dit onderzoek?

In het kader van preventieve opsporing willen OM en politie – het is al aan de orde geweest – lokpubers kunnen inzetten. Dat zijn meerderjarige opsporingsambtenaren die zich online voordoen als minderjarige en op die manier, niet op eigen initiatief, in chatcontact komen met potentiële verdachten. Het Hof heeft echter bepaald dat de inzet hiervan onder de huidige wetgeving niet mogelijk is. De Minister vindt dit onwenselijk en de PVV ook. We zijn heel benieuwd naar het wetsvoorstel Computercriminaliteit waarin de Minister dit gaat regelen.

De Minister gaat ook in op een aantal toezeggingen, waaronder die aan de PVV, omtrent cijfers over en onderzoek naar chemische castratie. Zo heeft de Minister een overzicht van cijfers gegeven met betrekking tot de afdoening van kinderpornozaken door het Openbaar Ministerie en de strafoplegging door de rechter. Ik geef een korte opsomming. In 2012 ging het Openbaar Ministerie in 69% van de kinderpornografiezaken over tot dagvaarden. Een groot gedeelte daarvan, 19%, werd onvoorwaardelijk geseponeerd. Wat was hiervan de reden? Te weinig bewijs of een beleidssepot? In 87% van de zaken waarin er tot dagvaarding is overgegaan, kwam het tot een strafoplegging. Helaas krijgen we hierin gelijk: er wordt in 37,5% van de zaken een werkstraf opgelegd. Op de tweede plaats staat de geheel voorwaardelijke vrijheidsstraf, 31%, en pas op plaats drie de deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, met een percentage van 30%. Op vier staat de geldboete. Dat vinden wij, eerlijk gezegd, schandalig, zeker omdat bij dat percentage van 30% het grootste gedeelte vast ook deels onvoorwaardelijk zal zijn in plaats van geheel onvoorwaardelijk. Kan de Minister aangeven wat de gemiddelde duur is van de toch opgelegde vrijheidsstraffen in de gevallen waarin die wel zijn opgelegd?

De PVV leest veel te vaak in de krant dat lage – lees: slappe – straffen worden opgelegd voor dit soort pijnlijke zaken. Omwille van de tijd geef ik slechts één voorbeeld uit de media. Twaalf maanden gevangenisstraf, waarvan tien voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur voor het misbruiken van een meisje van 9 jaar en het bezit van kinderporno. In dat geval vergat de officier van justitie zelfs nog een taakstraf te eisen. Dat is tien minuten voor twaalf nog rechtgezet. Voor fraude worden hogere straffen opgelegd! Wij zijn het eens met alle aangekondigde maatregelen, maar met dit soort straffen heeft het natuurlijk weinig zin. Je moet het aan het end ook goed regelen. De PVV wil in dit kader ook weten of het taakstrafverbod van artikel 22 b niet wordt omzeild. Graag een reactie van de Minister.

Dan nog het ene punt waar wij altijd op blijven hameren: de Minister had aan de PVV toegezegd om onderzoek te doen naar de toepassing van libido remmende middelen. Nu geeft de Minister aan dat hij dit onderzoek van zeer geringe meerwaarde vindt en het dus niet zal doen. Daar is de PVV teleurgesteld over, want mogelijk kan het ook veel commotie in de samenleving voorkomen als zo'n pedoseksueel uiteindelijk toch vrijkomt. Weliswaar heeft de Minister gezegd dat vrijwillige instemming vereist is, en dat kunnen wij tot op zekere hoogte delen, maar het belang van de kinderen en het belang van het tegengaan van nieuwe slachtoffers moet hier toch vooropstaan? Ook hierop hoor ik graag een reactie van de Minister.

Tot slot. Met name bij dit soort zaken blijft de PVV hameren op een verschijningsplicht voor verdachten van dergelijke misdrijven. Naming and shaming en verantwoording afleggen aan de slachtoffers en de samenleving: het klinkt zo logisch, maar blijkbaar denkt dit kabinet daar vooralsnog anders over.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. Dit is zo'n onderwerp waar we Kamerbreed ongeveer hetzelfde over denken. Misbruik van kinderen is dan ook een van de meest afschuwelijke misdaden. Kinderen lopen er traumatische ervaringen door op en kampen vaak jarenlang met het verleden. D66 vindt dat de bestrijding van kindermisbruik in alle vormen een topprioriteit moet zijn, en wij zijn niet de enigen. Er is veel te doen om daders op te sporen en te straffen. Wij zijn blij met de aandacht van het kabinet voor dit onderwerp en het plan van aanpak, en ik wil bij dezen de Minister dan ook complimenteren. Hij pakt dit inderdaad zeer voortvarend op. Er zijn duidelijke acties genoemd, maar wij verwachten nog wel wat meer op het gebied van preventie, zowel in Nederland als in het buitenland. Ik ben het van harte eens met wat de Minister schrijft over de focusverschuiving van kwantitatieve naar kwalitatieve afspraken door politie en Openbaar Ministerie, en dan vooral omdat dit ten goede komt aan de bescherming van slachtoffers.

In de brief die de Minister ons heeft doen toekomen staat een uitstekend overzicht van het aantal zaken en welke uitspraken er door de rechter zijn gedaan. Dat geeft een mooi inkijkje in de manier waarop al die zaken verlopen.

Ik sluit me aan bij de woorden van collega Van der Steur over de waardering voor degenen die dagelijks met dit onderwerp bezig zijn. Dat gaat je bepaald niet in de koude kleren zitten.

Het beschermen van kinderen is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de maatschappij en de overheid. Vroege signalering en nauwe samenwerking tussen instellingen in den brede, dus niet alleen tussen politie en Openbaar Ministerie maar ook bijvoorbeeld met onderwijs- en zorginstellingen, is heel belangrijk en noodzakelijk om dit soort geweld tegen kinderen zo vroeg mogelijk aan te pakken.

Seksueel misbruik van kinderen gebeurt niet alleen door vreemden, sterker nog, het gebeurt vaak door bekenden of familieleden. Dit vraagt om extra alertheid en een integrale aanpak. Bedreigende gezinssituaties moeten worden besproken in het Veiligheidshuis, zodat er vroeg opgetreden kan worden. Wij zien hier echter helaas een terugtrekkende beweging van het Openbaar Ministerie en in mindere mate ook van de politie. Ik wil de Minister vragen hoe hij ervoor zorgt dat er een goede vertegenwoordiging en samenwerking van justitie en zorgpartners in de Veiligheidshuizen blijft plaatsvinden. Hoe behouden we bovendien de expertise van de programma's die zijn gestopt? Ik noem als voorbeeld het Programma Huiselijk Geweld dat jarenlang heeft gedraaid binnen de politie. Ik snap dat een programma een einde kent, maar het is wel heel belangrijk om de expertise die ermee is opgebouwd, te borgen.

Afgelopen dinsdag kreeg de Kamer een hartverscheurende petitie, getiteld Kind van de rekening. Slachtoffers durven vaak uit schaamte niet naar buiten te treden. Als zij dan eindelijk die stap wel durven te zetten, blijkt de termijn van melding en aangifte vaak verjaard te zijn en staan deze slachtoffers in de kou. Dit doet mij een beetje denken aan alles wat we in de Kamer hebben besproken met betrekking tot misbruik in de katholieke kerk. De aanbieders van de petitie vragen ernstig seksueel misbruik en mishandeling nooit te laten verjaren. Hoe kijkt de Minister hier tegenaan? Hij is nu bezig met een mogelijke aanpassing van de zedenwetgeving. Gaat hij dit punt daarbij meenemen?

Ik kom te spreken over Stop it Now!. Collega Kooiman had het er ook al over. Ook ik vind het jammer dat er op dit moment niet al iets structureels geregeld is voor deze organisatie. Maar ik ben in ieder geval al blij dat de financiering van Stop it Now! tot 2015 verzekerd is. Ik vraag de Minister om ons goed op de hoogte te houden van zijn vorderingen op dit punt met de VNG en de zorgverzekeraars, want ik vind dat ook daar een verantwoordelijkheid ligt voor de financiering van deze organisatie.

Dan het buitenland. Kindermisbruik is een grensoverschrijdende misdaad. De samenwerking op internationaal niveau is net zo relevant als die op nationaal niveau. Mijn fractie is blij dat de Minister dit inziet en een plan van aanpak tegen kindersekstoerisme heeft opgesteld. Ik heb een paar concrete vragen over de flexibel inzetbare liaison officers en de versterking van Europol. De filo's zullen vanuit Nederland opereren. Hoe gaat de Minister dit betrekkelijk nieuwe concept in de Europese Unie inzetten? Hoe gaat dit de internationale samenwerking bevorderen? Hoe werkt dit beter dan de huidige liaison officers, die gestationeerd zijn in andere landen? Mijn fractie ziet het belang in van de versterking van Europol. De Dutch Desk wordt met drie medewerkers versterkt. Is versterking ook bij andere desks van EU-lidstaten nodig? Wat zijn de knelpunten van de informatie-uitwisseling op dit moment? Hoe worden deze opgelost?

Samenwerking, nationaal en internationaal, om kindermisbruik te voorkomen is voor D66 de kern van het overleg vandaag. Ideeën om daders te straffen zijn heel interessant, maar nog belangrijker is dat kinderen nooit slachtoffer worden. Ik zeg dus tegen de minister: gaat u vooral door met uw goede werk en zorg ervoor dat er vooral ook veel wordt geïnvesteerd in preventieve maatregelen.

De voorzitter: Hiermee zijn we gekomen aan het einde van de eerste termijn van de Kamer. Dat komt goed uit, want ik hoor de stemmingsbel. Na de schorsing vervolgen wij met de beantwoording door de Minister in eerste termijn.

De vergadering wordt van 14.29 uur tot 14.46 uur geschorst.

Minister Opstelten: Voorzitter. Dank aan de geachte afgevaardigden voor hun bijdrage. Het gaat om een belangrijk onderwerp, zoals zij allen al aangaven. Ik bespeur een grote mate van eensgezindheid daarin. Dat gold al voor het vorige overleg en geldt nu ook voor dit overleg. De richting is hetzelfde, hoewel er hier en daar natuurlijk specifiek vragen zijn gesteld en er misschien accentverschillen zijn. Wij vinden het uiteraard allemaal vreselijke misdrijven, die we duidelijk en zeer effectief willen aanpakken en ook willen voorkomen. De complimenten aan met name de politiemensen, de mensen van het Openbaar Ministerie, de ngo's en ook anderen breng ik graag over. Ik ben het overigens heel erg eens met deze complimenten.

Ik zal nu de vragen beantwoorden in de volgorde waarin zij zijn gesteld. De heer Van der Steur vraagt hoe het staat met de werkvoorraad. Zijn er achterstanden? Er is geen sprake van een achterstand, maar van een normale werkvoorraad. Dat moet ook; deze zaken worden conform het gestandaardiseerde werkproces opgepakt. Het gaat dus goed. Het is wel zaak om goed de vinger aan de pols te houden, bijvoorbeeld omdat meldingen uit het buitenland toenemen.

De heer Van der Steur en mevrouw Rebel willen weten in hoeverre verdragen een rol spelen bij de aanpak van kindersekstoerisme. De strafrechtelijke samenwerking met andere landen bij de aanpak van kindersekstoerisme en mensenhandel kan plaatsvinden op basis van het VN-verdrag tegen georganiseerde misdaad. Dit multilaterale verdrag, dat door veel landen is ondertekend, biedt soelaas als meerdere personen bij strafbare feiten zijn betrokken. Bij de zogenoemde kindersekstoeristen is dat vaak niet zo. In dat geval kan het desbetreffende land worden gevraagd om op basis van wederkerigheid van geval tot geval samen te werken. Wij doen dit ook. Het gebeurt nu geregeld. De praktijk is echter wel dat verschillende landen de strafrechtelijke handhaving in hun land niet op orde hebben, dat sprake is van weinig prioriteit bij de aanpak van seksueel misbruik van kinderen of dat er door corruptie geen effectieve handhaving is. Daarom stelt het Plan van Aanpak Kindersekstoerisme actie voor ter bevordering van de wil en de capaciteit van bronlanden om seksueel misbruik van kinderen door buitenlanders aan te pakken, bijvoorbeeld via projecten van ngo's. In het geval van Thailand loopt er al enkele jaren een gesprek om wederkerige samenwerking via een verdrag verplichtend te maken.

De heer Van der Steur (VVD): Ik denk dat niemand het oneens kan zijn met de opmerkingen van de Minister over de stand van zaken en de samenwerking. Echter, de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen heeft een tijdje geleden met nadruk verzocht om in te zetten op bilaterale verdragen met bronlanden van kindersekstoerisme, dus de landen waar dat heel veel voorkomt. Op die manier namelijk kun je veel effectiever samenwerken. Is de Minister bereid om daar nog eens naar te kijken en de Kamer er schriftelijk nader over te informeren?

Minister Opstelten: Ik denk dat ik kan zeggen dat we dat ook doen. Laatst is er een zaak aan mij gepresenteerd die vanuit Limburg naar de Filipijnen leidde. Daar zijn politie, OM en liaison officer daadwerkelijk tot zaken gekomen. Een dergelijke impact moeten we bereiken. Van daaruit kunnen we situaties ontwikkelen waarbij we kijken of je tot rechtshulpverdragen kunt komen. Met Thailand is dat heel actueel. Ik wil gaarne bij de voortgangsrapportage nadere informatie geven. Dat lijkt mij het beste moment voor de leden en voor mij, anders krijgt de Kamer allerlei brieven. Ik denk dat we een goede werkafspraak hebben gemaakt, namelijk dat ik de Kamer eenmaal per halfjaar rapporteer over al dit soort zaken. Dat is dus toegezegd.

De liaison officer in Thailand is en blijft actief ter plaatse. De thematische liaison officer, specifiek voor de aanpak van kindersekstoerisme, in de Filippijnen is per 1 april daar geplaatst. Dat is dus extra.

De heer Van der Steur vraagt ook of er wordt gekeken naar de vindbaarheid van de Engelstalige verklaring omtrent het gedrag (vog). Deze vindbaarheid zou nog niet optimaal zijn. Momenteel wordt er door Justis hard gewerkt aan verbetering hiervan. Ik kan de Kamer in de voortgangsrapportage daarover verder informeren. We zullen er scherp op toezien.

De heer Van de Steur sprak over de evaluatie van de zedenwetgeving. Wat zijn de vorderingen op dat vlak? Er wordt onderzoek gedaan door de Rijksuniversiteit Groningen. Onze huidige zedenwetgeving is in vergelijking met ons omringende landen state of the art; laten we dat vaststellen. Gelet op de ontwikkelingen op dit moment en de wellicht nog te verwachten ontwikkelingen is de zedentitel echter absoluut geen rustig bezit. Geregeld doet zich de vraag voor of huidige strafbepalingen nog wel toereikend zijn. Hierbij pak ik de wetgevingspunten die direct om aandacht vragen uiteraard versneld op. Zo kunnen we politie en OM zo goed mogelijk uitrusten om zedendelicten op te sporen en aan te pakken. Daarnaast houd ik de zedenwetgeving fundamenteel up-to-date. Zo kunnen we als wetgever anticiperen in plaats van achter de zaken aanlopen. In dat kader is recent onderzoek uitgezet bij de Rijksuniversiteit Groningen. Dit onderzoek zal naar verwachting gereed zijn in het derde kwartaal van 2014, dus na de zomer. Op basis van dit onderzoek zal ik mij bezinnen op verdere aanpassing van de zedentitel. Ik wil daar nu nog niet op vooruitlopen, maar eerst de uitkomsten van het onderzoek afwachten. We moeten natuurlijk niet telkens incidenteel allerlei wetgeving voorbereiden, maar dat fundamenteel doen, aan de hand van onderzoek.

De heer Van der Steur vraagt of er al paspoorten van pedoseksuelen met een hoog risico op recidive vervallen zijn verklaard, dan wel of deze mensen al een paspoort is geweigerd. Het antwoord daarop is nee. In het Plan van Aanpak Kindersekstoerisme is opgenomen dat de mogelijkheden daartoe worden bezien in samenhang met het totale pakket aan maatregelen ter verbetering van de monitoring van zedendelinquenten Dat proces is nu gaande. Zoals iedereen zal begrijpen, kan in de praktijk het weigeren of vervallen verklaren van een paspoort alleen nut hebben in combinatie met toezichtmaatregelen. Daarbij valt te denken aan elektronisch toezicht, zodat bekend is waar betrokkene zich bevindt, of aan een structurele meldplicht, om maar een aantal voorbeelden te noemen. Ook deze ontwikkeling zal ik uiteraard meenemen in de voortgangsrapportage.

Mevrouw Helder (PVV): Ik ben het helemaal eens met wat de Minister zegt; de aantekening in het paspoort moet gekoppeld worden aan andere maatregelen. Ik miste er nog eentje in de opsomming van de Minister, het levenslange toezicht. Ik weet dat een wetsvoorstel daartoe in voorbereiding is. Ik hoor een heleboel ronkende taal over allerlei wetsvoorstellen, maar net niet over dit voorstel. Kan de Minister aangeven wat de stand van zaken is betreffende dit wetsvoorstel? Wanneer komt het naar de Kamer?

Minister Opstelten: Ik zal dit dadelijk in mijn antwoord meenemen. Het wordt nu even precies nagegaan. Ik neem het mee bij de beantwoording van de vragen die mevrouw Helder in eerste termijn stelde. Er wordt aan mijn rechterzijde hard gewerkt aan het precieze antwoord, zoals de leden kunnen zien.

De heer Van der Steur vroeg verder naar databases. Er zijn drie databases relevant voor Nederland bij de bestrijding van kinderpornografisch materiaal: de nationale database, de International Child Sexual Exploitation image database (ICSE DB) en de database van In-4-mation. De nationale database is bij alle eenheden volledig operationeel en wordt iedere 24 uur bijgewerkt. Deze database is gevuld met kinderpornografisch materiaal dat eerder in beslag is genomen, gefilterd en geclassificeerd. De International Child Sexual Exploitation image database is een internationale database van Interpol. Hierin staat geclassificeerd beeldmateriaal uit oudere onderzoeken. Hierdoor hoeven Nederlandse rechercheurs geen dubbel werk te doen. Het project In-4-mation heeft tot doel het uitwisselen van images met de Europese information service database van Europol. Op 1 februari 2013 zijn vier landen, Nederland, Denemarken, België en Slovenië begonnen met een juridische, organisatorische en digitale inventarisatie naar een mogelijke koppeling tussen de diverse nationale databases en deze Europese database. Dit inventarisatieproject eindigt op 1 juli 2014.

De heer Van der Steur (VVD): De Minister beschrijft heel goed de databanken die we hebben van plaatjes die kinderporno zijn en die herkend zijn, maar niet de databanken die we nationaal hebben met plaatjes die geen kinderporno zijn en die nodig zijn om zo snel mogelijk de informatie eruit te halen. Dat miste ik nog. Hoe zit het met die uitwisseling in Europees verband?

Minister Opstelten: Die zijn er nog niet Europees, maar Nederland heeft ze zelf wel. De meer specifieke details daaromtrent zullen we ook in de voortgangsrapportage meenemen.

De heer Van der Steur (VVD): Ik heb veel gesproken met de opsporingsdiensten die zich met dit onderzoek bezighouden en die echt schreeuwen – zo durf ik het wel te stellen – om een Europese aanpak van een databank van «niet-plaatjes». Ik krijg graag de toezegging van de Minister dat hij zich daar in Europees verband actief voor zal inzetten. Het is namelijk echt heel belangrijk, juist om de enorme hoeveelheid werk te beperken en ervoor te zorgen dat die niet nodig is. Daarvoor hebben we die databank in Europees verband echt hard nodig.

Minister Opstelten: Zeker, ik ken die signalen, want we hebben heel veel contact met deze mensen. Ik heb dat zelf ook. We zullen ook dit meer specifieke onderwerp aanpakken. Het is heel belangrijk dat we het Europees verder ontwikkelen en verder helpen.

Ik kom op de vragen van mevrouw Kooiman. Zij wil weten wat de inzet is om te voorkomen dat zedendelinquenten in het buitenland kinderen kunnen benaderen. Ik noem in dit verband drie punten. Ten eerste is er de screening van mensen die werken met kinderen in bronlanden. Daarbij is de Engelse vog aan de orde. Ik heb daar zojuist iets over gezegd.

Ten tweede ligt er het wetsvoorstel langdurig toezicht dat verplicht toezicht na straf en een reisverbod mogelijk kan maken. Het streven is om dit wetsvoorstel op 1 januari 2015 in werking te laten treden. Of deze datum gehaald wordt, is afhankelijk van de parlementaire behandeling. Ik ken de snelheid van de Kamer daarin. Dit is het terrein van de Staatssecretaris. De nota op basis van het verslag is ingediend. Er moet nu een plenaire behandeling door de Tweede Kamer komen. Graag aandacht dus van de leden van deze commissie om dit gewoon te plannen. Als de plenaire zaal niet beschikbaar is, kan het wellicht op een maandag, in een zogenoemd wetgevingsoverleg, dat absoluut plenair kan eindigen.

Het derde punt is het innemen van het paspoort.

De voorzitter: Er is een vraag van mevrouw Helder.

Mevrouw Helder (PVV): Meer een bevestiging. Als dit vanwege de haast in een wetgevingsoverleg zou moeten plaatsvinden, is de PVV daar helemaal voorstander van. Snelheid is geboden op dit punt.

Minister Opstelten: Ja. Ik weet dat de Staatssecretaris er ook buitengewoon voor is om dit zo snel mogelijk te behandelen. We hebben het er toevallig deze week over gehad. Wij zijn er klaar voor.

Mevrouw Kooiman vroeg ook naar het strafbaar stellen van de sekschatters. Ik heb al gezegd dat juist de normstelling bij vooral internet meeloopt in het onderzoek naar de zedenwetgeving. Ik wacht dat onderzoek af; het komt later dit jaar, zoals ik al zei. Chatten als zodanig moet goed worden bekeken, zeker omdat we niet de kant op willen gaan van een gedachtenpolitie; daar zal mevrouw Kooiman het mee eens zijn. Het probleem is echter helder en er wordt naar gekeken. Ik kom er scherp op terug. Ik zit er bovenop.

Mevrouw Kooiman en ook anderen vragen hoe ik ga zorgen voor de structurele continuering van de helpdesk Stop it Now!. Ik wil er geen enkel misverstand over laten bestaan dat we die allemaal hebben toegezegd. Stop it Now! heeft aangegeven dat het moeilijk is om structurele financiering rond te krijgen. De taskforce van Van der Laan zal voor de zomer nog contact opnemen met Zorgverzekeraars Nederland en de VNG omtrent de effectiviteit en het voortbestaan van de helpdesk. Ik wil niet vooruitlopen op het onderzoek van de taskforce, je moet immers altijd de effecten meten, daartoe is elke organisatie gehouden, maar ik kan wel zeggen dat ik het werk van Stop it Now! belangrijk vind. Daarom wil ik Stop it Now! in overleg met mijn collega de Staatssecretaris van VWS structureel ondersteunen. Dan kun je tenminste investeren, zodat je niet telkens van maand tot maand je subsidiebehoefte moet bevechten. De leden kunnen ervan op aan dat dit onze inzet is, maar het is altijd sterker als er verder ook nog financiële partners bij zijn.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik had de Minister gevraagd om ons daarvan op de hoogte te stellen, want voordat je het weet, is het 2015 en we moeten niet achter de feiten aanlopen.

Minister Opstelten: U krijgt al die punten in de voortgangsrapportage, dan hebt u alles bij elkaar.

Dan kom ik op de vraag of de partijen meewerken aan de procedure Notice-and-Take-Down. Het overgrote deel van de Nederlandse internet service providers geeft gehoor aan de procedure Notice-and-Take-Down. Zij stellen zich zeer coöperatief op en blijken goede partners te zijn bij het verwijderen van kinderpornografie op Nederlandse servers. In een aantal gevallen geven internet service providers (isp's) echter niet altijd gehoor aan een verzoek om inhoud te verwijderen, bijvoorbeeld omdat er een verschil van mening bestaat over de strafbaarheid of onwenselijkheid van het materiaal. In dergelijke gevallen moet dus meer moeite worden gedaan om bepaalde uitingen uit de lucht te halen. Zo kunnen instanties als het Meldpunt Kinderporno op internet individuele klagers helpen bij het vergroten van de druk op de internet service providers. Ook zou ik graag zien dat providers die wel de procedure hanteren, hun collega's die dat niet doen daarop aanspreken. We moeten op deze isp's dus maximale druk zetten. Het strafrechtelijk handelingspotentieel voorziet voor het uiterste geval, als vaststaat dat er sprake is van strafbare feiten, in de nodige middelen voor het ontoegankelijk maken van een specifieke URL of een website met daarop kinderpornografische beelden.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik was bij het Meldpunt Kinderporno op het internet op werkbezoek. Daar zegt men: er is een aantal providers dat gewoon niet meewerkt en dat is echt een hardnekkig probleem. Daarom heb ik de Minister gevraagd of hij zich wil laten informeren bij het meldpunt. Waar loopt men daar precies tegenaan? Mogelijk kan er iets meer druk worden uitgeoefend. Het is namelijk een groot probleem dat sommige providers gewoon niet thuis geven. Ik vind dat dat niet kan en ik vermoed dat de Minister dat ook vindt.

Minister Opstelten: Ik ben het daarmee helemaal eens. Ik zal dat doen en ik zal daarover rapporteren in de voortgangsrapportage. Dat is prima.

Mevrouw Rebel heeft het gehad over een Amerikaans initiatief waarbij ouders van seksueel misbruikte kinderen telkens op de hoogte worden gesteld als een afbeelding van het misbruik van hun kind op internet is aangetroffen. Mevrouw Rebel vraagt of ik dat initiatief ken, of zoiets in Nederland ook mogelijk is en, zo ja, of ik daar dan een voorstander van ben. Ik ken dat specifieke initiatief uit de Verenigde Staten niet. Ik zal het bestuderen. Ik ben bekend met het werk van het National Center for Missing & Exploited Children, maar dit initiatief ken ik niet. Als ik het goed begrijp, worden ouders geïnformeerd telkens als er weer eenzelfde afbeelding van het seksueel misbruik van hun kind opduikt. Dit speelt helaas specifiek bij slachtoffers van kinderpornografie. In ons land is een onderzoek gestart naar de gevolgen van het slachtofferschap in de Amsterdamse zedenzaak. Het gaat daarbij om een meerjarig onderzoek. Juist ook het punt van het telkens moeten herbeleven van het slachtofferschap door kinderen en hun ouders wordt specifiek bekeken. Naar ik aanneem, kent mevrouw Rebel dat onderzoek. Volgens mij kunnen we daar veel van leren over de vraag hoe we kinderen en ouders in die situatie kunnen helpen. Dat is misschien wel beter dan dat de overheid steeds de aandacht vestigt op het hernieuwd slachtofferschap. Ik zal dit initiatief dus laten bekijken en ook daarover berichten in de voortgangsrapportage.

Mevrouw Rebel (PvdA): Ik dank de Minister voor zijn bereidheid om de Amerikaanse manier van werken te bekijken. Ik kan hem aanraden om daarbij contact op te nemen met de nationaal rapporteur. De Minister noemt het meerjarig onderzoek naar aanleiding van de Amsterdamse zedenzaak. Door de vertegenwoordiging van een aantal ouders wordt heel specifiek dit Amerikaanse initiatief genoemd. Hiermee wordt inderdaad veroorzaakt dat slachtoffers zaken steeds opnieuw moeten beleven, maar het zou ook kunnen helpen dat er in ieder geval enige mate van controle is als men weet dat iets weer opduikt. Als dit stuk niet is opgenomen in het onderzoek naar de gevolgen van deze zaak, moeten we volgens mij specifiek dit aspect meenemen. We moeten ook bekijken of hieraan behoefte bestaat bij de ouders die betrokken zijn bij de Amsterdamse zedenzaak. Mij bereiken namelijk signalen over het bestaan van die behoefte.

Minister Opstelten: We zullen deze punten meewegen in de beoordeling. Ik noemde zojuist het onderzoek naar aanleiding van de Amsterdamse zedenzaak. Het is natuurlijk telkens een dilemma. Steeds is maatwerk nodig. We moeten niet denken aan een algemeen patroon.

Mevrouw Rebel (PvdA): Ik denk dat het goed is om dit ook te onderzoeken. Mogelijk komen de ouders, naarmate de tijd verstrijkt, in een andere fase van verwerking te verkeren. Zal ook hierover worden teruggekoppeld bij de voortgangsrapportage?

Minister Opstelten: Ja, we zullen daarover bij de rapportage berichten en we zullen de kennis die we hebben opgedaan meenemen in ons oordeel.

Mevrouw Rebel vroeg ook hoe er wordt samengewerkt met de politieteams in het buitenland. Hoe wordt samengewerkt met politieteams in bronlanden van kindersekstoerisme bij het opsporen van Nederlandse daders in die landen? Het uitgangspunt bij de aanpak van kindersekstoerisme is dat de opsporing en vervolging van daders zo veel mogelijk plaatsvindt waar het delict is gepleegd. Actieve opsporing door Nederlandse opsporingsambtenaren in het buitenland is alleen mogelijk nadat er in Nederland een onderzoek is gestart en het andere land toestemming heeft verleend. Doorgaans zal hiervoor een rechtshulpverzoek worden gedaan. Nederlandse agenten mogen dan alleen ondersteuning verlenen aan de lokale autoriteiten die het onderzoek verrichten. Nederlandse opsporingsambtenaren in het buitenland bezitten geen zelfstandige opsporingsbevoegdheden. Als een Nederlander in het buitenland wordt aangehouden, wordt door de liaison officer contact opgenomen met de politiepartners in het desbetreffende land. De liaison officer ondersteunt waar mogelijk, bijvoorbeeld door informatie-uitwisseling ter plaatste. Een drempel die daarbij een rol speelt, is het feit dat bestemmingslanden niet altijd zitten te wachten op ondersteuning vanuit Nederland. Oorzaken zijn bijvoorbeeld een eercultuur, juridische barrières in wetgeving, of andere culturele of maatschappelijke opvattingen rondom het delict kindersekstoerisme.

Er is ook nog gevraagd of het liaisonbeleid wordt geëvalueerd. Zijn er meer liaison officers nodig of zijn er liaison officers op andere plaatsen nodig? In de tweede helft van 2014 zal ik een nieuw plaatsingsplan opstellen voor de politieliaisons. Hierin zal ik ook ingaan op de mogelijke inzet van flexibele liaison officers. Ik zeg met nadruk dat bezuinigen hierbij niet wordt overwogen. Wel speelt een rol dat we beter moeten kunnen inspelen op thema's en trends, zoals we nu doen bij de bestrijding van het kindersekstoerisme. Ik zal de Kamer dit plaatsingsplan toesturen. Totdat dit is vastgesteld en ik een besluit heb genomen over de flexibele liaison officers, worden er geen liaisonposten gesloten. Dit geldt ook voor de liaisonpost in Rome. Ten slotte wil ik benadrukken dat het aantal geplaatste liaison officers wordt verhoogd. Op dit moment heeft de Nationale Politie 23 liaisons geplaatst. In de periode 2014–2016 wordt dit aantal opgehoogd naar maximaal 28.

Hoe staat het met het overleg met ngo's over kindersekstoerisme? Medewerkers van mijn departement betrekken ngo's veel bij de uitvoering van het plan van aanpak van kindersekstoerisme. Dit geldt zeker bij de campagnes die zijn gericht op het vergoten van het bewustzijn en op het stimuleren dat mensen aanwijzingen over kindersekstoerisme melden. Zeer recentelijk is een campagne gestart die is gericht op het wereldkampioenschap voetbal in Brazilië. Samenwerking met ngo's is een must. Er wordt samengewerkt. In Brazilië is om die reden een extra filo geplaatst.

Mevrouw Rebel heeft gevraagd om een overzicht van in het buitenland voor zedendelicten gedetineerde Nederlanders, opgesteld door mijn departement en dat van Buitenlandse Zaken. Zij vroeg welke rol ambassades spelen voor deze Nederlanders. Ik zal dit opnemen met de Minister van Buitenlandse Zaken. Ik benadruk wel dat de mensen zich zelf bij de ambassade moeten melden. Dat is niet verplicht. Het overzicht van het ministerie van Buitenlandse Zaken hoeft dus niet volledig te zijn. Liaison officers werken vaak samen met de ambassades en zijn daar ook vaak gestationeerd. De rol van de ambassades bij informatieverstrekking is nog niet uitgekristalliseerd. Mijn medewerkers nemen dat mee bij de uitwerking van het plan van aanpak. Ook dat zal natuurlijk worden gemonitord. De conclusies daarvan zullen naar de Kamer komen bij de voortgangsrapportage.

Mevrouw Rebel (PvdA): Mijn vraag ging ook specifiek over informatie die slachtoffers krijgen. Kan bekeken worden welke rol de ambassades daarbij kunnen spelen?

Minister Opstelten: Ja, dat neem ik mee.

Mevrouw Helder heeft gevraagd waarom bij de sancties die zijn opgelegd in 2012 het percentage voorwaardelijke gevangenisstraffen relatief hoog is. Een voorwaardelijke vrijheidsstraf wordt bijna altijd opgelegd in combinatie met een andere hoofdstraf of maatregel, zoals reclasseringstoezicht, een behandeltraject, werkstraf of een combinatie van deze mogelijkheden. Bovendien kan er sprake zijn van een zeer beperkt aantal kinderpornografische bestanden dat is aangetroffen bij een verdachte die geen strafblad heeft en waarbij geen verzwarende omstandigheden of andere delicten zijn geconstateerd. Zulke overwegingen spelen hierbij een rol. In zulke gevallen wordt veelal geoordeeld dat de verdachte meer is gebaat bij een behandeltraject en toezicht.

Mevrouw Helder vroeg ook hoe het hoge percentage sepots kan worden verklaard. Er is inderdaad in 31% van de zaken sprake van een sepot. Bij 12% van de zaken oordeelt de officier van justitie vaak dat een voorwaardelijke strafoplegging, meestal in combinatie met reclasseringstoezicht en een behandeltraject, beter aansluit bij de feiten en de omstandigheden dan de gang naar de rechter. Bij 19% is er sprake van een onvoorwaardelijk sepot. Hierbij gaat het veelal om bewijssepots. Dan is er dus sprake van onvoldoende bewijs voor het feit dat door de verdachte zou zijn gepleegd, of van een zaak waarbij iemand ten onrechte als verdachte is aangemerkt. Dit zijn de feiten en zo is het afgewogen. We hebben nu dit overzicht gegeven. Dat hebben we gedaan naar aanleiding van een verzoek van mevrouw Helder destijds. Het voordeel is dat we dit nu goed kunnen volgen. We zullen het ook op deze manier blijven volgen. We stoppen hiermee dus nu niet, maar we zullen dit blijven volgen, zodat de strafmaat en de afdoening van het OM ook voor de Kamer inzichtelijk blijft.

Mevrouw Helder (PVV): Ik dank de Minister voor het feit dat hij die staatjes daadwerkelijk bijhoudt. Dat doet hij inderdaad op verzoek van de PVV. Ik wil echter vragen om een aanvulling. Kan de Minister voortaan ook laten zien wat de gemiddelde duur is van de opgelegde vrijheidsstraf?

Ik hoorde de Minister verder zeggen dat voorwaardelijke gevangenisstraffen vaak worden opgelegd in combinatie met een andere hoofdstraf. Daarbij noemde hij het reclasseringstoezicht. Dat is toch geen hoofdstraf? In dat kader heb ik gevraagd naar het taakstrafverbod. Dat wordt namelijk vaak omzeild. Het taakstrafverbod houdt in dat bij ernstige zedenmisdrijven waar zes jaar of meer voor staat, of waarbij sprake is van een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, geen taakstraf meer wordt opgelegd, of althans niet enkel een taakstraf. Dat verbod wordt omzeild door behalve de taakstraf een voorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen. Daarom heb ik gevraagd naar het taakstrafverbod. Aan die voorwaardelijke straffen hebben we namelijk helemaal niets. Daarmee straf je helemaal niet snel en daarmee wordt bovendien een afspraak met de Kamer omzeild. Daarom heb ik deze vraag gesteld.

Minister Opstelten: Dat begrijp ik. Ik zei ook dat die taakstraf wordt opgelegd in combinatie met een andere hoofdstraf of maatregel, zoals reclasseringstoezicht. Dit biedt inzicht in de maatregelen, het optreden van het OM en de straffen die daaruit voortvloeien. Ik zal in het staatje ook de gemiddelde duur van de straffen laten opnemen, zodat we ook die kunnen volgen. Cijfers daarover heb ik echter nu niet beschikbaar.

Mevrouw Helder vraagt ook waarom er taakstraffen zijn opgelegd. Ik heb die taakstraffen niet opgelegd, dus ik geef hier weer wat de argumenten zijn. Het taakstrafverbod is ingevoerd in januari 2012. Het overzicht van afdoeningen in de voortgangsbrief had betrekking op zaken die door de politie in 2012 zijn ingestuurd. Het gaat hierbij veelal om feiten die ten minste gedeeltelijk vóór 2012 zijn gepleegd. Voor deze feiten, die vóór de invoering van het taakstrafverbod zijn gepleegd, geldt dus dit verbod niet. Bovendien worden taakstraffen veelal in combinatie met andere straffen opgelegd. Verder is uit de overzichtscijfers in de voortgangsrapportage niet op te maken of de gepleegde feiten waarvoor in ieder geval een taakstraf is opgelegd, onder de reikwijdte vallen van het taakstrafverbod. Dat verbod geldt voor ernstige zeden- en geweldsmisdrijven. We zullen dat onderscheid nu dus gewoon gaan doortrekken, waardoor we die cijfers actueel kunnen houden en de Kamer ook hierin inzicht kan krijgen.

Er is gesproken over chemische castratie en de libido remmende castratie per geval. Er zijn momenteel al goede mogelijkheden voor vrijwillige behandeling met libido remmende medicatie. Chemische castratie, in het kader van een bredere psychosociale behandeling, is daarvan een onderdeel. Vrijwillige chemische castratie is nu al mogelijk. Hierbij is geen sprake van dwang, maar wel van drang. Deze drang komt bijvoorbeeld tot uiting in de voorwaarden van een voorwaardelijke straf, behandeling, tbs of een vervroegde invrijheidstelling. Uit de praktijk blijkt dat de effectiviteit van libido remmende castratie per geval verschilt. Daarom is het belangrijk dat tot de inzet van libido remmende middelen wordt besloten door medische specialisten die casusafhankelijke beslissingen nemen. Het zo goed mogelijk behandelen van daders die hun straf hebben uitgezeten, is natuurlijk van breed maatschappelijk belang.

Mevrouw Helder (PVV): Ik heb nooit ontkend dat medisch deskundigen de juistheid moeten inschatten van de inzet van libido remmende middelen en moeten inschatten welke risico's die inzet met zich meebrengt. Ik ben op werkbezoek geweest bij de Van der Hoeven Kliniek. Pedoseksuelen kiezen daarvoor inderdaad op vrijwillige basis. Maar waarom kiezen ze daarvoor? Omdat ze dan eerder naar buiten mogen. Dat is nou net niet de bedoeling. De PVV heeft hier altijd om gevraagd in het kader van de bescherming van de maatschappij. Er moet dus pas aan het einde van de behandeling over chemische castratie of de inzet van libido remmende middelen worden gesproken. Die middelen moeten worden ingezet om te voorkomen dat nieuwe slachtoffers worden gemaakt en er daardoor bovendien grote onrust in de maatschappij ontstaat. Deze behandelmethode moet dus niet worden ingezet om eerder vrij te komen. Zo worden deze middelen nu echter wel ingezet. Zo vrijwillig moet het dus nu ook weer niet zijn.

Minister Opstelten: Ik zei al dat er geen sprake is van dwang, maar wel van drang. Hierover hebben wij vaker van gedachten gewisseld. Deze middelen kúnnen dus worden ingezet. Als dan uiteindelijk, misschien met drang, maar wel vrijwillig, een maatregel wordt genomen, dan is dat natuurlijk in het brede belang van de maatschappij en van slachtoffers. Daarom werkt dit volgens mij. Ik zal dit uiteraard goed blijven volgen, want dit is een heel serieus onderwerp. Daarbij gelden wel bepaalde grenzen. Ik zeg met nadruk dat ik die grenzen trek. Daarover wil ik geen misverstand laten ontstaan.

Mevrouw Helder (PVV): De Minister gaat dus in de gaten houden dat er grenzen zijn. Dat is al een klein stapje in de goede richting. Het is echter altijd mooi om af te tasten waar die grenzen zouden moeten liggen. Het lijkt mij goed als dit ter discussie blijft staan. De Minister gaat over zijn eigen positieve blik. Ik zou het echter op prijs stellen als hij de Kamer hierover op de hoogte zou houden. Het wordt dus geen onderzoek, want de Minister ziet de meerwaarde niet, maar misschien kan hij hier toch eens een telefoontje met de Van der Hoeven Kliniek aan wagen? En misschien ook een telefoontje met fpc Veldzicht, nu dat nog kan? Daar was in de jaren zestig van de vorige eeuw het adagium: ballen inleveren bij de poort. Ik heb dit overigens niet zelf bedacht. Meerwaarde is er dus echt wel.

Minister Opstelten: Ik zal ook dit meenemen in de voortgangsrapportage en ook hieraan aandacht blijven schenken, binnen de grenzen die ik heb aangegeven.

Mevrouw Helder heeft ook gevraagd of verdachten verplicht zijn om ter zitting te verschijnen. Hierover heb ik eerder uitvoerig met de Kamer gesproken. We hebben toen gezegd dat we dit niet verplicht willen stellen, mede omdat het vaak al gebeurt. Er kan immers een bevel tot medebrenging worden gegeven. In de praktijk is dat niet vaak nodig.

Mevrouw Helder heeft ook gesproken over het afreizen naar bronlanden met de ID-kaart. Bronlanden van kindersekstoerisme bevinden zich buiten Europa. Daarheen kan men niet reizen met enkel een ID-kaart, want daarvoor is een paspoort nodig. Het intrekken van het paspoort is dus wel degelijk een nuttig instrument bij het voorkomen dat men afreist naar een van de bronlanden. Met alleen een ID-kaart komt men daar immers niet.

Mevrouw Berndsen heeft gevraagd hoe een goede vertegenwoordiging van het OM en de politie bij de Veiligheidshuizen geborgd blijft. Dit is een belangrijk punt. Laat ik beginnen met te zeggen dat er geen sprake van is dat de politie en het OM zich uit de Veiligheidshuizen zouden terugtrekken. Ik vind echter wel dat dit punt vaak in debatten terugkeert. Ik put mijn kennis natuurlijk uit werkbezoeken aan Veiligheidshuizen en uit gesprekken met de politie en het OM. Telkens als dit punt in de Kamer aan de orde komt, wordt dit weer geagendeerd. Dat zal ik blijven doen, want er moet geen sprake zijn van een dergelijke terugtrekking. Mevrouw Berndsen komt niet voor niets met dit signaal, dus ik neem het serieus. Wel lopen er pilots om de samenwerking tussen Veiligheidshuizen en ZSM te verbeteren. Ik benadruk echter in dit verband dat de Veiligheidshuizen buitengewoon belangrijk zijn. Daarom moeten de politie en het OM hierbij betrokken zijn. Zij moeten de informatie op tijd hebben.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik bezoek ook weleens Veiligheidshuizen. Ik krijg daar informatie over die terugtrekking, anders zou ik dat punt hier niet naar voren brengen. Het lijkt mij goed als er nog eens goed zou worden gekeken naar de manier waarop die Veiligheidshuizen zijn georganiseerd. Ik merk namelijk dat in de praktijk het concept wordt verlaten waarbij het OM de leidende factor was in de Veiligheidshuizen. Dit is helemaal aan het veranderen. Dat hoeft niet verkeerd te zijn, als de spelers in die Veiligheidshuizen hun rol maar daadwerkelijk oppakken. Er is nu sprake van een beweging waarbij gemeentelijke onderdelen met een coördinator van een Veiligheidshuis bij elkaar zitten in zo'n Veiligheidshuis. Ik bespeur echter dat de grote afwezigen daarbij toch inderdaad de politie en het OM zijn. Als zij afwezig zijn, heeft het Veiligheidshuis slechts een heel beperkte werking. Voor het nemen van preventieve maatregelen en voor het aan de voorkant interfereren, is een brede aanpak nodig.

Minister Opstelten: Er heeft een totale omslag plaatsgevonden qua Veiligheidshuizen en de versterking daarvan. Van een justitieel, door justitie geleid instrument, hebben wij er een bestuurlijk instrument van gemaakt. Hierdoor is het multidisciplinair en daarmee sterker. Wethouders en burgemeesters hebben de leiding in het bestuur. Mij is altijd verzekerd, ook in alle conferenties die we daarover hebben gehad, dat politie en OM structureel aanwezig zijn, maar ik zal dit signaal ter sprake brengen en mijn voelhorens uitsteken.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Misschien is het handig als de Minister zich ook verstaat met burgemeesters, de andere poot van de driehoek. Zij ondervinden het in de praktijk.

Minister Opstelten: Dat zullen we zeker doen.

Er is gevraagd naar de verjaring van zedenzaken. Sinds 2010 is er een regeling dat zedenzaken niet meer verjaren. Zaken die toen nog niet waren verjaard of die nu worden gepleegd, verjaren dus niet meer.

Over het filo-concept heb ik al het nodige gezegd. Versterking van de internationale samenwerking vind ik van het grootste belang. Dat is ook een belangrijke gedachte achter de vorming van de Nationale Politie Verder bezie ik of het filo-concept een zinvolle aanvulling op mijn mogelijkheden is. Dit moeten we inhoudelijk toetsen op effectiviteit. Ik zie filo's niet in de plaats van liaison officers. Het concept is slechts een verruiming van mijn mogelijkheden. Zie bijvoorbeeld de inzet op het thema kindersekstoerisme. Ik evalueer een en ander zorgvuldig. Eind 2014 kom ik, zoals gezegd, met een plaatsingsplan. Ik trek geen liaison officer terug op basis van dit nieuwe, nog niet volledig uitgewerkte filo-concept. We hebben hierover eerder een discussie gehad. Naar aanleiding van maatregelen van mij intervenieerde de Kamer. Hierop heb ik deze maatregelen teruggenomen en bijgesteld. Dat was een goede samenwerking tussen de Kamer en mij. De inzet van een liaison officer is een belangrijk instrument.

Het volgende punt betreft een uitbreiding van de taken van de landendesks van Europol. De verdere toenadering van Europese landen binnen de EU vanwege verdragen die worden afgesloten, maakt het steeds eenvoudiger om opsporingsinformatie te delen binnen de EU. De EU-landen delen onderlinge informatie vooral via het Europol-kanaal. De meest voorkomende gevallen van rechtshulpverzoeken behandelen we binnen de Europol-organisatie, die in Den Haag is gevestigd en fungeert als de primaire Europese informatie-hub. Alle EU-landen zijn vertegenwoordigd met een desk, Nederland met de zogenaamde Dutch Desk. Ieder land heeft bij zijn desk een aantal politieambtenaren geplaatst die zeer snel en efficiënt onderling contact kunnen opnemen, zodat snel politie-informatie door het ene EU-land aan het andere kan worden verstrekt. Sommige landen zijn verder met het opbouwen van hun desk dan andere. Over het algemeen functioneren de landendesks goed, zelfs zo goed dat in sommige gevallen een deel van het werk van de liaison wordt overgenomen. Ik wil dit bestuderen en daarvoor een oplossing vinden in mijn plaatsingsplan. Daarbij geldt steeds dat eerst moet vaststaan dat het beter is voordat we iets veranderen.

Mevrouw Berndsen heeft verder gevraagd naar de borging van het programma huiselijk geweld naar aanleiding van de overdracht van het programma naar de lijn in 2014. Bij alle eenheden zijn taakaccenthouders huiselijk geweld aangesteld. Er is voorzien in een landelijk dekkend netwerk van kennis. Het thema is ook belegd bij een lid van de korpsleiding dat ik hierop kan aanspreken.

De voorzitter: Dank u wel. Hiermee zijn wij aan het einde gekomen van de eerste termijn. Ik stel vast dat er behoefte is aan een korte tweede termijn.

De heer Van der Steur (VVD): Voorzitter. Dank aan de Minister voor het beantwoorden van de vragen van de VVD-fractie. Ik ben blij met de vaststelling dat er sprake is van een normale werkvoorraad en niet van een achterstand op het gebied van de bestrijding van kinderporno en het oppakken van de vervaardigers en de downloaders ervan. Ik ben ook blij met de toezegging dat er gekeken zal worden naar de bilaterale rechtshulpverdragen, zoals de nationaal rapporteur heeft geadviseerd. Ik zou het plezierig vinden om bij de eerstvolgende rapportage te lezen dat er paspoorten van erkende recidivegevaarlijke pedoseksuelen zijn ingetrokken, want ik vind dat Nederland er alles aan moet doen om te voorkomen dat mensen in het buitenland in de fout gaan, juist omdat er landen zijn die niet dezelfde prioriteiten hebben als wij. Uiteindelijk is dat hun verantwoordelijkheid, maar het is wel onze verantwoordelijkheid om te voorkomen dat mensen die daarvan misbruik zouden kunnen maken, daar terechtkomen.

Ik ben blij dat de Minister heeft benadrukt hoe belangrijk het is dat de zedenwetgeving conform de motie-Van Oosten van de VVD wordt aangepast aan de nieuwe werkelijkheid op internet. Denk aan het strafbaar chatten, het groomen, maar ook het met duistere bedoelingen maken van afbeeldingen via webcams.

Het is heel plezierig dat de Minister ook aandacht gaat besteden aan een Europese databank van niet-kinderpornoplaatjes. Alle agenten met wie ik heb gesproken, benadrukten hoe belangrijk het is dat zo'n databank er ook komt, zodat ze heel snel enorme hoeveelheden informatie kunnen elimineren die geen aanleiding is tot verder onderzoek.

Wat dat betreft ben ik zeer tevreden met de beantwoording. Er zijn genoeg punten waarop vooruitgang moet worden geboekt.

Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Ik zei in eerste termijn al dat dit een onderwerp is waarvan je buikpijn krijgt. Van de voortgang die wordt geboekt krijg ik echter geen buikpijn. De SP is altijd heel kritisch, maar ik ben heel tevreden over de voortgang die is geboekt.

Ik ben blij dat er wordt gekeken naar eventuele wettelijke maatregelen waardoor de politie eerder kan ingrijpen als internet voor dit soort doelen wordt misbruikt. De heer Van der Steur refereerde er ook al aan. Ik ben blij dat de Minister meer druk gaat uitoefenen ten aanzien van notice and takedown. Helaas werken sommige internetproviders niet mee. Ik ben ook blij met de toezegging dat er gekeken wordt naar een structurele financiering van Stop it Now!

Rest mij slechts om iedereen die zich hiervoor keihard inzet veel succes te wensen.

Mevrouw Rebel (PvdA): Voorzitter. Ik sluit mij graag aan bij mijn twee voorgangers. Ik wil de Minister met name uitnodigen om zich goed te verdiepen in de Amerikaanse situatie en ik kijk uit naar de terugkoppeling hierover in de volgende voortgangsrapportage.

Ik hoop dat we over de volgende voortgangsrapportage net zo tevreden kunnen zijn, ook wat de punten betreft die mijn voorgangers hebben genoemd.

Vanochtend heb ik gesproken over de wet huwelijksdwang. Een van de punten die daarbij naar voren kwamen is het belang van het internationaal bespreekbaar maken van een en ander. In antwoord op mijn vraag over de bestaande mogelijkheden om hierbij ambassades in te zetten, zei de Minister dat in sommige landen de politie geen urgentie voelt om slachtoffers te helpen. Hierdoor kunnen daders van Nederlandse origine ermee wegkomen en krijgen ze niet de strafvervolging die ze zouden moeten krijgen. Het is belangrijk dat we culturele taboes blijven beslechten en dat we helpen met wetgeving en met de inzet van politie in de bronlanden. We willen immers juist voorkomen dat Nederlandse daders ermee wegkomen en wij met onze rug tegen de muur staan als in het desbetreffende land niet wordt gehandeld zoals wij graag zouden willen. We willen uiteraard ook voorkomen dat kinderen in dat land de dupe worden. Dus nogmaals een aansporing om dit internationaal in samenspraak met de collega-ministers van Buitenlandse Zaken te blijven agenderen.

Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. Dank aan de Minister voor de vele toezeggingen die hij heeft gedaan om de Kamer op de hoogte te houden door middel van voortgangsrapportages. Het zijn er veel, dus plan het algemeen overleg alvast maar in voor na het zomerreces, zou ik zeggen. Inmiddels staat het op de agenda, begrijp ik. Dat is pas echt voortgang!

Ik meen dat drie vragen zijn blijven liggen. Ik kan mij vergissen, maar dan hoor ik dat wel van de Minister. Zijn bronlanden ook niet-EU-landen? Dat was de eerste vraag. Dan de tweede: moet het niet aan de rechter zijn om te beoordelen of er een aantekening op een identiteitskaart moet komen? Er is gezegd dat er een individuele belangenafweging moet plaatsvinden, net als een proportionaliteitstoets. Wat de PVV betreft kan de rechter dat heel goed. Dan kan er toch een aantekening komen op de identiteitskaart. De Minister heeft aangegeven dat nader wordt onderzocht op welke wijze effectief wordt toegezien op het naleven van aan veroordeelde pedoseksuelen opgelegde vrijheidsbeperkingen, zodat ze niet naar het buitenland kunnen reizen. Ik heb gevraagd welke maatregelen dat zijn en wat de stand van zaken van dat onderzoek is. Dat was de derde vraag.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording. Er zijn wat vinger-aan-de-pols-kwesties, te beginnen met Stop it Now! Wij wachten de volgende voortgangsrapportage af om te zien hoe de Minister is gevaren ten aanzien van mogelijkheden voor structurele subsidie. Wat de Veiligheidshuizen betreft zal ik zelf de vinger aan de pols houden.

Het werken met filo's is volgens mij een prima instrument om heel flexibel met je liaisonofficier om te kunnen gaan. Ik zou het prettig vinden als de Minister van tijd tot tijd de ervaringen met ons wil delen.

Mijn laatste punt betreft huiselijk geweld. Ik aarzelde, want ik snap heel goed dat wij ten aanzien van de bedrijfsvoering van de politie niet over elk dingetje een rapportage moeten willen. Dit is een programma dat lang heeft gelopen bij de politie en dat heel goed werk heeft opgeleverd. Ik hoop dan ook dat het met die taakaccenthouders niet te diffuus wordt. Een programma heeft immers massa. Misschien kan de Minister in het kader van politieaangelegenheden ons rapporteren over de stand van zaken. Ik ben overigens wel gerustgesteld, ook omdat het bij de korpsleiding is belegd. Het is echter heel belangrijk om in een vroegtijdig stadium te kunnen signaleren wat er in gezinnen plaatsvindt, zodat er eerder kan worden ingegrepen.

De voorzitter: Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van de tweede termijn van de kant van de Kamer. De Minister kan onmiddellijk antwoorden.

Minister Opstelten: Voorzitter. Dank voor de complimenten aan de betrokkenen; we zullen die overbrengen. Iedereen zit er scherp in en is zeer gemotiveerd. De boodschap van de heer Van der Steur is helder: paspoorten daadwerkelijk intrekken als daartoe aanleiding is. We zullen dit in de voortgangsrapportage meenemen.

Mevrouw Kooiman heeft geen vragen gesteld, dus kom ik op de vragen van mevrouw Rebel. Ik hoef niet te herhalen wat ik heb gewisseld. Het internationaal bespreekbaar maken en het agenderen zijn bij dit onderwerp vanzelfsprekend. Niet alleen wij bespreken dat, maar met name ook de politie, het Openbaar Ministerie en de ngo's die het werk daadwerkelijk doen en ons erover rapporteren. We zullen de ambassades en de politie natuurlijk aanscherpen.

Mevrouw Helder vroeg naar de bronlanden. Ik dacht dat ik die vraag al had beantwoord. Het overgrote merendeel van de bronlanden bevindt zich buiten de EU. Daar vindt het kindersekstoerisme plaats, door economische en culturele omstandigheden, om het zo te zeggen. De ID-kaart speelt hierbij dus geen rol en is ook geen instrument dat je hierbij zou moeten inzetten.

Ik dacht dat ik een overzicht van de maatregelen had gegeven, maar ik zal er enkele noemen. In de actielijn zetten we in op preventie, op het voorkomen dat Nederlandse zedendelinquenten in staat zijn om naar het buitenland te reizen en daar kinderen te benaderen. Ik kan drie dingen noemen, ten eerste het screenen van personen die met kinderen werken in de bronlanden. De heer Van der Steur vroeg naar de verklaring omtrent het gedrag. Die moet hiervoor beschikbaar worden gesteld. Ten tweede kan men denken aan informatie-uitwisseling over ernstige zedendelinquenten. Er ligt een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer over langdurig toezicht. Ik hoop dat de Kamer dat snel gaat behandelen. Dat maakt het mogelijk om verplicht toezicht in te stellen of een reis- of locatieverbod op te leggen. Er loopt ook een project waarbij wordt gekeken naar informatie-uitwisseling over ernstige zeden- of geweldsdelinquenten in de EU. Ten derde noem ik het innemen van het paspoort. Daarnaast wordt de mogelijkheid gecreëerd om het paspoort van een pedofiel met hoog recidiverisico in te nemen of in te trekken. Dat zijn enkele voorbeelden die ik kan geven.

Mevrouw Berndsen heeft gevraagd naar de filo's. Daarover zullen we de Kamer blijven rapporteren in de voortgangsrapportages. Het punt van huiselijk geweld zal ik meenemen in de monitoring van de reorganisatie van de politie. Daarin staat dan welke plaats dit onderwerp krijgt en hoe het is georganiseerd.

De voortgangsrapportage waarover we voortdurend hebben gesproken, komt in juli.

De voorzitter: Dank u, Minister. Mevrouw Helder wil nog iets vragen.

Mevrouw Helder (PVV): Volgens mij is Roemenië ook een bronland. Daarnaar kun je wel reizen met een ID-kaart. Dat geldt ook voor Bulgarije.

Minister Opstelten: Daar moeten we goed naar kijken. We hebben daar liaison officers en filo's zitten. Ik zal voortdurend monitoren in hoeverre sekstoerisme daar een rol speelt en of het instrumentarium dat we hebben voldoende is.

Mevrouw Helder (PVV): Dat komt terug in de voortgangsrapportage?

Minister Opstelten: Ja.

De voorzitter: Dank aan de Minister voor de beantwoording. De volgende toezeggingen zijn gedaan.

In de volgende voortgangsrapportage in juli 2014 zal informatie worden gegeven over de volgende zaken:

  • de stand van zaken met betrekking tot de bilaterale rechtshulpverdragen, de liaison officers, de internationale vog en de monitoring van paspoorten;

  • een update van de databanken, vooral die van plaatjes die geen porno zijn;

  • de structurele financiering van Stop it Now!;

  • de medewerking van providers ten aanzien van het melden van kinderporno;

  • het meerjarig onderzoek naar slachtoffers van kinderporno;

  • een overzicht van in het buitenland gedetineerde sekstoeristen, inclusief de rol van de ambassades daarbij en informatie over de slachtoffers;

  • inzicht in de maatregelen van het OM en de bijbehorende straffen, inclusief de gemiddelde duur van de opgelegde vrijheidsstraffen;

  • informatie over libido remmende middelen.

In de tweede helft van 2014 komt de Minister met een nieuw plaatsingsplan van de liaison officers.

Minister Opstelten: Eind 2014.

De voorzitter: Eind 2014 in plaats van in de tweede helft van 2014. Ik dank de Minister, de ambtenaren, de mensen op de publieke tribune en mijn collega's.

Sluiting 15:50 uur.