Kamerstuk 30985-20

Verslag van een algemeen overleg

Beleidsdoorlichting Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties


Nr. 20 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 2 juni 2016

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft op 20 april 2016 overleg gevoerd met de heer Plasterk, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over:

  • brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 15 december 2015 met de beleidsdoorlichting de dienstverlenende en innovatieve overheid over de periode 2011–2014 (Kamerstuk 30 985, nr. 19);

  • brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 18 februari 2016 met de reactie op de aanbevelingen van het BIT (Bureau ICT Toetsing) over Operatie BRP (Kamerstuk 27 859, nr. 88);

  • brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 11 maart 2016 inzake verkeerd om opgenomen vingerafdrukken op paspoort (Kamerstuk 25 764, nr. 96);

  • brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 4 april 2016 inzake transparantie van de gemeentelijke tarieven voor reisdocumenten (Kamerstuk 25 764, nr. 97);

  • brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 19 februari 2016 ter aanbieding van het overzicht lopende pilots e-ID met vermelding van deelnemende partijen (Kamerstuk 26 643, nr. 392);

  • brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 18 april 2016 inzake voortgang Operatie Basisregistratie Personen (BRP) (Kamerstuk 27 859, nr. 91);

  • brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 19 april 2016 met nadere informatie over verkeerd om opgenomen vingerafdrukken op paspoort (Kamerstuk 25 764, nr. 98).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra

De griffier van de commissie, Van der Leeden

Voorzitter: Jacobi

Griffier: Hendrickx

Aanwezig zijn vier leden der Kamer, te weten: Amhaouch, De Caluwé, Jacobi en Oosenbrug,

en de heer Plasterk, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Aanvang 14.05 uur.

De voorzitter:

Goedemiddag. Ik heet de bezoekers, de Minister met de ambtelijke staf en de Kamerleden welkom bij dit overleg over de beleidsdoorlichting van de overheid van 2011 tot 2014. Er is één agendapunt afgevoerd, namelijk de brief over de continuering Landelijke Aanpak Adreskwaliteit. Die is te laat ontvangen en wordt daarom niet behandeld. De brief komt op een later moment aan de orde.

Ik stel voor een spreektijd van vijf minuten te hanteren. Ik ben altijd loyaal, dat is bekend, maar het moet wel in de buurt van die vijf minuten blijven.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

Voorzitter. De titel «Beleidsdoorlichting van de dienstverlenende en innovatieve overheid» leest in eerste instantie wat droog en technisch, maar als je er iets verder induikt, zie je dat er veel goed gaat. Mijn fractie is daar vanzelfsprekend blij mee. Ik zal mijn taak echter niet verzaken. Ik zal de Minister wijzen op de punten die naar de mening van mijn fractie beter kunnen en moeten.

Ik start met de e-overheid. De Minister schrijft in zijn brief dat de overheid moet aansluiten bij de behoefte van burgers om steeds meer digitaal te communiceren. Ook lees ik dat het beleid van e-overheid doeltreffend is geweest, maar dat het succes van het beleid voor een groot deel afhankelijk is van het aantal overheidsorganisaties dat meedoet. Dit is de kern van het probleem. Mijn fractie is van mening dat het gebruik van e-overheidsvoorzieningen minder vrijblijvend moet worden voor overheidsorganisaties. Om dat te bereiken, moet de overheid zorgen voor een goede basis, een digitale infrastructuur waarop al deze organisaties gemakkelijk kunnen aansluiten. Een aantal basisregisters moet centraal worden ontwikkeld en vervolgens moeten overheidsorganisaties zelf kunnen bepalen hoe zij hun voorzieningen invullen. Dit kan een samenwerking zijn tussen de publieke en de private sector. Je loopt namelijk een beetje achter de feiten aan als je overheidsvoorzieningen top-down bouwt en zo probeert de digitale ontwikkelingen bij te houden. De basis moet goed zijn en daarop moeten steeds meer e-overheidsvoorzieningen worden aangesloten. Op die manier kan de overheid een digitale dienstverlening bouwen die up-to-date is en in steeds verdergaande mate aansluit bij de behoefte van de burger die zich ook steeds verder ontwikkelt. Werk met open standaarden biedt burgers de mogelijkheid om hun eigen gegevens in te zien en aan te passen.

Wij zijn al een stuk op weg met deze methode, maar is de Minister het met mij eens dat de ontwikkeling van de digitale dienstverlening niet snel genoeg gaat en dat wij af en toe toch een beetje achter de feiten aanlopen? Hoe zal hij ervoor zorgen dat meer overheidsorganisaties gebruikmaken van e-overheidsdienstverlening? Hoe zal de Minister ervoor zorgen dat digitale dienstverlening de norm wordt en dat de digitale overheidsvoorzieningen die al zijn ontwikkeld, smart en simpel up-to-date kunnen worden gehouden?

De ontwikkeling van e-overheidsvoorzieningen kost veel geld. De Minister schrijft dat wordt gekeken naar de mogelijkheden van doorbelasting. Is hij voornemens de kosten van het gebruik van e-overheidsvoorzieningen door te belasten aan departementen en overheidsorganisaties nu de dekking op de begroting van het Ministerie van BZK onvoldoende is? Ziet hij andere mogelijkheden om die begroting dekkend te maken? Zo ja, welke?

Ik snap dat e-overheid nooit af is en dat er voor ontwikkeling meer geld nodig is. Daarom moet worden nagedacht over meer structurele financiering in de toekomst. Is de Minister hiermee al bezig? Zo ja, wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd? Is de Minister het ermee eens dat het gebruik van opensourcesoftware essentieel is voor de ontwikkeling van de digitale overheid en dat hiermee kosten kunnen worden bespaard?

Ik heb al gezegd dat het gebruik van open standaarden en opensourcesoftware van belang is voor de ontwikkeling van goede e-overheidsdiensten. Naar mijn idee is er te weinig kennis over het verschil tussen open standaarden en opensourcesoftware, en over de toepassing hiervan bij de overheid. Nu heb ik in het algemeen overleg over ICT-onderwerpen al naar de mening van Minister Blok gevraagd over een kenniscentrum over open source. In ruil daarvoor kreeg ik een technische briefing over open source, standaarden en data aangeboden. Dat is een sympathiek gebaar, maar niet direct de oplossing, want het beleid van het Rijk met betrekking tot open standaarden en de toepassing van opensourcesoftware is naar de mening van mijn fractie nog te terughoudend en voorzichtig. Het is nog lang geen standaard. Daarnaast is het kennisniveau echt een deel van het probleem. Wat vindt deze Minister van een kenniscentrum over open source en open standaarden? Is het kabinet bereid dit idee verder uit te werken?

Ik sprak gisteren met een aantal mensen over de beren die gemeenten tegenkomen op de weg naar informatiebeveiliging. Wij spraken uiteraard ook over de berichtgeving over de schending van privacy door gemeenten. Wij komen daar uitgebreid op terug in een plenair debat; daarom houd ik het nu bij een enkele vraag aan de Minister. Tijdens dat gesprek kwamen wij tot de conclusie dat er voor privacy wellicht ook een BIG in het leven moet worden geroepen, een zogenoemde privacy-BIG. Ik zeg dit omdat alle gemeenten zich gecommitteerd hebben aan implementatie van de Baseline Informatiebeveiliging Nederlandse Gemeenten; dat is de vertaling van de afkorting BIG. Sinds zij dit hebben ondertekend, hebben de gemeenten grote stappen gezet. Ik zou graag zien dat dit ook gebeurt op dit laatste stuk voor de bescherming van de privacy van de burger. Daarom vraag ik de Minister om met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en KING (Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten) het gesprek aan te gaan over de haalbaarheid van zo'n privacy-BIG en de Kamer daarover te informeren.

De voorzitter:

Dank u wel. U sprak rond de vijf minuten. Overigens is het niet verboden om te interrumperen.

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Is dat een aanmoediging, voorzitter?

Of wij nu praten over eID, de opvolger van DigiD, of BRP (de Basisregistratie Personen) of e-overheid, het zal de inwoners van Nederland worst wezen. Zij willen op een eenvoudige en snelle manier hun zaken regelen met de overheid en met andere partners. Zij moeten er daarbij van uit kunnen gaan dat dit op een veilige en betrouwbare manier gebeurt. De overheid gaat digitaal in 2017, althans dat is de bedoeling. Ik ben daar nog niet zo zeker van. Het staat weliswaar in het regeerakkoord, maar de VVD-fractie is van mening dat er nog wel een tandje moet worden bijgezet als wij de digi-overheid in 2017 willen neerzetten. Mevrouw Oosenbrug sprak ook al over de snelheid van de invoering van digitale plannen.

Uit de beleidstoelichting van Berenschot over de dienstverlenende en innovatieve overheid kwam een aantal conclusies naar voren. Ik noem de conclusies die ik het belangrijkste vind. Kwantitatief worden de doelen behaald bij de vermindering van de regeldruk voor de burgers, maar of dit ook zo wordt ervaren, is niet echt te meten. De doelen en plannen zijn te algemeen en niet concreet. Dit kwam al eerder naar voren in de BIT-toets van de Operatie BRP. Ik ben blij dat de Minister schrijft dat hij in de begroting voor volgend jaar de doelen veel concreter zal maken. Uit de stukken blijkt echter dat er nog veel pilotprojecten gaande zijn, bijvoorbeeld het project Prettig Contact met de Overheid (PCMO), die niet echt uit de pilotfase komen. Hoe kan de snelheid erin worden gehouden? Welke stappen zijn inmiddels gezet om de concrete aanbevelingen van de beleidsdoorlichting op te volgen en daar concrete acties aan te verbinden?

De BRP en eID staan ook op de agenda van vandaag. Uit de brief die de Minister op verzoek van de VVD in januari aan de Kamer heeft gestuurd, blijkt dat hij het advies van het BIT over de BRP niet zo ruim heeft overgenomen als een eerdere brief deed vermoeden. Met name het advies om versie 3.7 zo snel mogelijk in productie te nemen, wordt niet uitgevoerd. De planning voor de invoering van de BRP baart mij mede daardoor zorgen, ook omdat het BIT vreest dat de implementatie langer zal duren dan de geplande twee jaar. Het BIT heeft laten weten dat het project zou kunnen uitlopen. De Minister meldde in februari dat het negen maanden langer zal duren en dat het 8 miljoen meer zal kosten. Dat is fors en dat komt niet alleen door de aanbevelingen van het BIT. Wij hebben een paar dagen geleden een brief ontvangen waarin wordt gesteld dat pas een half jaar na de oplevering van het project eQ-3 in 2017, dat wil zeggen in april 2018, wordt begonnen met de implementatie. Dat gaat twee jaar duren en volgens het BIT is dat nog erg positief berekend. Wij hebben echter nog geen planning of budget voor de implementatiefase gezien. De VVD wil graag de strakke planning en budgettering tot en met de implementatie zien. Zij wil dat releases zo spoedig mogelijk in productie worden genomen, conform het advies van het BIT. Wil de Minister dit toezeggen? In hoeverre kan de vertraging worden verklaard uit de aangescherpte veiligheidseisen? Ik krijg graag de garantie dat het hierbij blijft in de planning en het budget. Wat gebeurt er tot 2020? Zullen er tot de implementatie in 2020 geen nieuwe functionaliteiten worden toegevoegd aan de BRP, want die is dan in 2020 al hopeloos verouderd?

Ik kom nog kort te spreken over het eID-dossier. De Minister heeft in antwoord op meerdere schriftelijke vragen van de VVD een overzicht gegeven van alle eID-pilots die nu gaande zijn. Via verschillende kanalen heb ik gehoord dat maar een enkele pilot werkelijk draait en dat de pilots mogelijk een half jaar vertraging oplopen. Dit blijkt niet uit de brieven van de Minister. De evaluatie wordt toch in juni gedaan. Hoe zit dit? Is er kans op uitloop? Zo ja, hoeveel en waar ligt dit aan? Hoe staat het met de uniforme set van eisen voor toetreding tot het stelsel? Die moet klaar zijn voor een eventuele implementatiefase, dat wil zeggen voor juni. Is de governance voor deze uniforme set regels al belegd en hoe is die belegd? Wanneer kunnen wij daarover meer informatie krijgen?

De voorzitter:

Er zijn nogal wat afkortingen genoemd die voor de mensen die meeluisteren, niet direct duidelijk zullen zijn. BRP staat voor Basisregistratie Personen en het BIT is een bureau dat de informatie- en communicatietechnologie toetst. De elektronische identificatie wordt afgekort tot eID. Ik verzoek de leden om verder zo veel mogelijk afkortingen te vermijden.

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter. Ik zal namens het CDA stilstaan bij de beleidsdoorlichting van de dienstverlenende en innovatieve overheid en de voortgangsrapportage over de BRP.

Een dienstverlenende en innovatieve overheid moet voor alle – ik onderstreep het woordje «alle»-- burgers een dienstverlenende en innovatieve overheid zijn. De Nationale ombudsman en anderen hebben bij herhaling gewezen op de mogelijke neveneffecten van steeds verdergaande digitale dienstverlening. Ik noem als voorbeeld de plannen van de Belastingdienst om de blauwe envelop af te schaffen. Dat is voor veel mensen handig en vanzelfsprekend, maar veel ouderen worden daardoor juist in een kwetsbare en afhankelijke positie geplaatst. De overheid moet de problemen van ouderen en mensen met een beperking, van burgers en bedrijven, ook in het buitengebied, serieus nemen. Daarom vraag ik aan de Minister hoe hij oordeelt over het feit dat veel buitengebieden nog niet zijn aangesloten op de bandbreedte met het oog op Digitaal 2017. Wat kunnen wij eraan doen om dat proces te versnellen?

Ik vervolg met de doelstellingen van de regering. Zij wil de administratieve lasten en inhoudelijke nalevingskosten voor burgers, bedrijven en professionals structureel verlagen met 2,5 miljard. Dit is zo opgenomen in het regeerakkoord van het kabinet-Rutte II. Voor het aandeel van burgers en professionals wordt een budget van 400 miljoen genoemd. De regering stelt dat die doelstelling ruimschoots is gehaald: niet 400 miljoen, maar maar liefst 572 miljoen. Complimenten daarvoor. Bovendien is die doelstelling al in april 2015 behaald in plaats van in 2017. Hoe staat het nu met het bedrag van 2,1 miljard voor de verlichting van administratieve lasten die overblijft en eigenlijk moet worden gelinkt aan bedrijven?

Identiteitsfraude is voor de slachtoffers een ongrijpbare en bedreigende vorm van fraude. Wij hebben dit herhaaldelijk kunnen zien in televisieprogramma's. De Minister herinnert zich waarschijnlijk de uitzending van De Monitor op 13 maart waarin hij zomaar een logé kreeg die zichzelf had ingeschreven. Dit zijn belangrijke zaken waar burgers geen grip op hebben. Daarom is het goed dat sinds 2010 het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude en -fouten (CMI) actief is. Het aantal meldingen is intussen opgelopen tot 844 in 2014, maar een melding biedt nog geen oplossing. In hoeveel van die gevallen is een oplossing bereikt? Wat is de gemiddelde doorlooptijd tussen melding en oplossing?

Het CMI vervult een belangrijke rol in het rechtzetten van fouten en onterechte registraties. Hoeveel van de 844 meldingen betreffen fouten in de overheidsadministratie? Hoe snel zijn die problemen opgelost, want de burger is gediend met een snelle oplossing?

Ik heb eenzelfde vraag over de meldingen bij Digimelding. Hoeveel meldingen zijn er geweest in 2014 en 2015? Wat wordt daarmee gedaan? Er worden dus zaken gemeld, maar het is toch vooral de vraag hoe snel de problemen worden opgelost en hoe de burger daarbij wordt geholpen.

Op MijnOverheid kunnen burgers veel geregistreerde gegevens inzien. MijnOverheid is bij 33% van de bevolking bekend en 22% maakt er gebruik van. Wat zijn de streefcijfers van de Minister? Hoe wil hij die behalen? Acht hij 22% voldoende? Is het daarmee klaar? Of wil hij de lat veel hoger leggen? Heeft hij plannen om het gebruik van MijnOverheid te vergroten?

Ik maak een sprongetje naar de BRP. Op het ICT-dashboard is iedere keer sprake van plannen. Het is voor ons echter niet duidelijk welke plannen actueel zijn. Er wordt gesteld dat de derde release volgens planning is gestart. Dat klinkt goed, maar op welke planning wordt dan gedoeld? Wordt die iedere keer aangepast? Is de Minister bereid om tijdens de voortgangsrapportage een geüpdatete planning te verschaffen? Die kan beperkt blijven tot de hoofdlijnen want wij zijn er niet voor de uitvoering, maar ik zou graag zien dat hij ons meeneemt in het totale overzicht.

Het BIT en het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven (BOR) spreken over vijf belangrijke risico's: verstoring door een programmawijziging, incomplete planning, de complexiteit van delen van het ontwerp, ontijdig beheer van de oplossingen en onderschatting van de voorbereiding van de implementatie. Het belangrijkste is echter dat het BOR stelt dat het niet kan beoordelen in hoeverre die vijf risico's zich zullen voordoen. Als de Minister niet alle voorstellen overneemt, met welke alternatieven zal hij dan komen om dit toch onder controle te krijgen? Het CDA maakt zich hierover grote zorgen.

De Minister schrijft in zijn brief dat de fiatteringsknop niet achterwege kan worden gelaten, terwijl de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken heeft laten weten dat die niet nodig is. Wij kunnen toch geen complexe software toevoegen als de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken opmerkt dat dit gewoon «nice to have» is? Ik krijg graag een uitspraak van de Minister op dit punt.

Twee externe partijen hebben inzage gekregen; zij hebben geen kwetsbaarheden gevonden. Welke partijen waren dit? Hoe heeft het programmateam dit ervaren? Zag het dit als toegevoegde waarde?

Ik rond af. Met de extra kosten van 8,7 miljoen komt de Minister in deze rapportage met een overschrijding van het initiële budget met bijna een factor 3. Wij zitten nu op bijna 93 miljoen terwijl het initieel ongeveer 29 miljoen was. De herijking in 2012 kwam uit op een bedrag van 44 miljoen en in 2013 op 74 miljoen. Nu zitten wij dus op maar liefst een kleine 83 miljoen. In de doorlooptijd is eenzelfde trend te zien. Was deze initieel bij de start van het project 74 maanden, met deze voortgangsrapportage komen daar weer 16 maanden bij en gaan wij naar een doorlooptijd van 134 maanden. Dat is bijna een verdubbeling. Hoe moet ik de geschatte einddatum van 15 mei 2020 interpreteren die op het ICT-dashboard wordt vermeld?

Heeft de Minister het idee dat hij nog grip heeft op het project? Er komen telkens gedoseerd kosten en tijd bij. Dat resulteert in een project dat elf jaar duurt. Hoezo, de businesscase is nog steeds positief? Kan de Minister uitspreken dat de overschrijdingen bij de Operatie BRP zijn afgelopen? Kan hij toezeggen dat de geleverde producten met deze extra middelen en tijd met een triple A-kwaliteit worden opgeleverd en zeker ook succesvol worden geïmplementeerd bij de gemeenten en eventuele andere afnemers?

De voorzitter:

Wij zijn nu toe aan een reactie van de Minister in eerste termijn. De Minister kan onmiddellijk antwoorden, dat is altijd heel bijzonder.

Minister Plasterk:

Voorzitter. Ik dacht even dat men rijen dik stond te wachten voor dit overleg, maar die rijen bleken voor Ban Ki-moon in de zaal hiernaast te zijn. Bij dit debat zijn alleen de systeempartijen aanwezig, zoals dit wel wordt aangeduid door een prominente collega in het kabinet. Ik weet niet of dit begrip nog bestaat, maar er zijn alleen woordvoerders namens de VVD, het CDA en de Partij van de Arbeid. Zij zijn in ieder geval geïnteresseerd in het systeem van digitaliseren bij de overheid.

Ik maak een paar opmerkingen vooraf. We praten vandaag voor een groot deel over uitvoering. Dat is misschien ook de reden dat hier geen afgevaardigden van vijftien verschillende fracties aanwezig zijn, want dit is niet het meest sexy onderwerp. Het is echter wel een heel belangrijk onderwerp. Mevrouw De Caluwé verwees hier ook naar: het is voor veel burgers de meest directe interactie die men überhaupt heeft met de overheid of het nu gaat over paspoorten, de burgerlijke stand, een vergunning of wat dan ook. Dat moet op orde zijn. Dat zijn heel grote projecten.

Dit brengt mij op het tweede algemene punt. Ik loop altijd tegen twee bijna paradoxaal verschillende beelden op van hoe goed het gaat als de overheid grote projecten ter hand neemt, met name als de overheid grote projecten ter hand neemt die ook met digitalisering te maken hebben. Aan de ene kant bestaat het beeld dat dit nooit goed gaat, dat men er niets van bakt en dat het altijd helemaal misloopt. Aan de andere kant staat het merk paspoort of rijbewijs of de Basisregistratie Personen – de vroegere Gemeentelijke Basisadministratie – voor degelijkheid en betrouwbaarheid. Men heeft daar grote waardering voor. Dat merk ik ook vaak in de markt. Marktpartijen zeggen tegen de overheid: doet u vooral uw deel, want daar hebben wij vertrouwen in, dan is het goed ingebed en goed bekleed met privacy-garanties et cetera.

Ik denk eerlijk gezegd dat dit laatste beeld over het algemeen correcter is dan het eerste, maar, even los van het verschil tussen overheid en bedrijfsleven, als je niet oppast dreigen grote projecten altijd uit de hand te lopen in kosten, termijnen en doelstellingen, zeker als die projecten meerjarig zijn. Daarom hebben wij dit aan alle kanten ingebed en zorgen wij er op advies van de commissie-Elias voor dat dit soort projecten «Elias-proof» zijn. Dit betekent in ieder geval zo veel mogelijk transparantie, tussentijds checken, verantwoording afleggen, bijstellen als het nodig is, goed oog houden op meerwerk et cetera. Ik kom hier nog op terug naar aanleiding van een aantal specifieke voorbeelden.

Natuurlijk hebben wij geen glazen bol en het is dus onmogelijk om in de toekomst te kijken en alles te weten wat je tegen zou kunnen komen. Dit is echter geen reden om te zeggen: wij zien het wel komen, want wij moeten ons in principe toch vasthouden aan de budgetten, kaders en doelstellingen die eerder zijn vastgesteld. Wij zullen daar strak op sturen.

Tot slot nog een laatste algemene opmerking. Bij het digitaliseren van de overheid is een doelstelling van het kabinet dat alle interactie tussen burger en overheid in 2017 digitaal kan zijn. Dat wil niet zeggen dat dit ook per se het geval zal zijn, want ook bij eerdere gelegenheden is al gezegd dat niet iedereen erbij kan, soms omdat men in een gebied woont waar dit lastig is en soms omdat mensen die vaardigheid niet hebben of nog niet hebben. Het zou echter wel mogelijk moeten zijn. Ik wijs erop dat er inmiddels wel heel grote dingen zijn gebeurd, al hebben die de opening van De Telegraaf niet gehaald. Een kengetal dat mij bij de voorbereiding opviel, is dat DigiD in 2013 door 38% van de burgers werd gebruikt en in 2014 door 52%. Binnen een jaar is het dus van een derde naar meer dan de helft gegaan. De cijfers over 2016 zijn er natuurlijk nog niet, maar je ziet dat er binnen een paar jaar grote stappen worden gezet.

Ik zal mijn beantwoording als volgt rubriceren: de Operatie BRP, eID, de regeldruk, Digitaal 2017 en de e-overheid en tot slot nog een paar overige punten.

De voorzitter:

Ik stel voor dat er na ieder blok de mogelijkheid is voor nader beraad om te voorkomen dat het rommelig wordt.

Minister Plasterk:

You're the boss, voorzitter. Ik begin met de Operatie BRP. Voor de mensen thuis: van alle gemeentelijke basisadministraties (GBA) wordt één grote Basisregistratie Personen gemaakt die voldoet aan alle eisen van deze tijd op het gebied van functionaliteit en privacy. Dit is een groot project met een lange geschiedenis. Een ambtsvoorganger heeft dit ooit stilgelegd en is toen opnieuw begonnen. Mede om die reden zeggen wij dat dit ons nooit meer zal gebeuren. Daarom hebben wij een apart projectteam en projectmanagement opgezet om er scherp op toe te zien dat het goed gaat. Op verzoek van de Kamer heeft het BIT een rapportage opgesteld. Ik heb de Kamer daarover een brief gestuurd. Dat heeft geleid tot nadere vragen van de Kamer en die heb ik recent beantwoord.

De conclusie van het BIT is dat de besturing en de aanpak op orde zijn en dat het programma in principe succesvol kan worden afgerond. De risico's en onzekerheden moeten echter goed worden onderkend en beheerst. Verder wordt gesteld dat wij transparant moeten zijn over de beren die wij nog zien op de weg. Ik heb diverse partijen laten meekijken. Nu komen er een paar afkortingen, voorzitter. Ik noem PBLQ, KPMG en het CIO/BZK.

De voorzitter:

Wilt u zeggen wat het allemaal betekent?

Minister Plasterk:

Ik houd het erbij dat BZK staat voor Binnenlandse Zaken. Het is in ieder geval belangrijk dat nu geen nieuwe wijzigingen worden aangebracht. Ik kom daar nog op terug, want in het verleden is op een enkel puntje wel gezondigd. Ik begin met de resultaten van de laatste periode. Tussen oktober en maart zijn de eerste twee van de acht releases gerealiseerd. Die zijn getest, gedemonstreerd en de software is opgeleverd voor acceptatie. Deze bevatten onder meer de resterende onderdelen van de mutatielevering, de functionaliteit voor autorisatie en authenticatie, het leveren van verblijfsrecht en onderzoek, de eerste versie van de beheerfunctionaliteit en de generieke onderdelen van fiattering en de duale bijhouding. De tweede ronde inzage in de broncode heeft in maart 2016 plaatsgevonden. Daarbij zijn geen kwetsbaarheden geconstateerd.

Mevrouw De Caluwé heeft gevraagd waarom het zo'n tijd heeft geduurd. In april 2015 heb ik al gezegd dat de integrale planning per eind 2015 beschikbaar zou komen. Daar zit dus een zekere vertraging in die mede kan worden verklaard uit het feit dat is gekozen voor een gefaseerde uitvoering; dat is beter voor de gebruikers. Er is een keer gezondigd tegen het principe dat geen meerwerk zou worden geaccepteerd. Na de zogeheten Bulgarenfraude heeft de Kamer gevraagd om de persoonsnummers uit buitenlandse paspoorten op te nemen in de BRP. Dat leverde iets meer werk op en er is ook op een enkel ander punt wat meerwerk gerealiseerd. Dit heeft ertoe geleid dat de kosten met 8,6 miljoen zijn gestegen op een budget van 82 miljoen. Dat is zo'n 10% en dat is natuurlijk aanmerkelijk, maar dit valt wel binnen de post onvoorzien zoals die met de afnemers is vastgesteld. Voor de rest kunnen wij dit opvangen binnen de begroting van het Ministerie van BZK. Het leidt dus niet tot nieuwe vragen aan de Kamer voor de autorisatie voor nieuw geld. De uitvoering is uiteindelijk met negen maanden vertraagd.

Mevrouw De Caluwé vraagt hoe dit zich verhoudt tot de doelstelling van Digitaal 2017. Dat zijn twee verschillende doelstellingen, want strikt genomen is de GBA ook nu al digitaal. Dat is het punt dus niet. Het is jammer dat wij daar wat vertraging hebben opgelopen, maar dit levert geen vertraging op voor de doelstelling van Digitaal 2017. Die waren niet aan elkaar gekoppeld. Zij vraagt of ik kan garanderen dat dit de laatste vertraging of kostenoverschrijding is. Dat zou ik graag doen, maar je kunt dat nooit met zekerheid zeggen. Ik laat alle mensen in het team en de mensen die aan het project werken wel weten dat ik dat absoluut niet wil zien gebeuren en dat de kaders in tijd en budget helder zijn. Maar helemaal garanderen? Dat vind ik moeizaam voor zo'n meerjarig project. Mede om die reden probeer ik wel nieuwe wensen te beperken. Ik kan daarover open zijn. Ik heb onlangs gesproken met een aantal organisaties dat zich bezighoudt met doodgeboren kinderen. Zij hebben de wens geuit om daarvoor een apart register te maken. Ik heb toegezegd dat ik zal proberen dat te doen, maar ik heb dit nog niet een-op-een gekoppeld aan de BRP. Ik kijk eerst of er nog andere manieren zijn om toch aan de gerechtvaardigde wensen tegemoet te komen. Ik geef nu een recent en actueel voorbeeld, maar er zijn meer voorbeelden waarbij wij onszelf een beetje aan de mast moeten binden om te voorkomen dat wij zeggen: dat kan hier nog wel bij. Het is net als bij de verbouwing van je huis, het meerwerk is altijd duurder dan het werk dat aan het begin is gepland. Ik wil daar dus graag mee oppassen.

Mevrouw Oosenbrug heeft gevraagd hoe groot het risico nog is. Dat is eigenlijk dezelfde vraag. De stuurgroep heeft die onzekerheden in kaart gebracht. Wij proberen het hek zo veel mogelijk gesloten te houden voor nieuwe wijzigingen.

Mevrouw Oosenbrug heeft verder gevraagd of ik bereid ben om de BIT-toets openbaar te maken. Strikt genomen ga ik daar niet over, want de toets berust bij het bureau en dit behoort tot de politieke verantwoordelijkheid van collega Blok. Het is een onafhankelijke partij, maar ik zal het verzoek doorgeleiden. Wat mij betreft hoeft daartegen geen bezwaar te bestaan. Ik laat voortdurend meerdere partijen meekijken en ik probeer hier zo open mogelijk over te zijn.

Ik heb zojuist antwoord gegeven op de vraag van de heer Amhaouch over het budget. Dit staat overigens ook op het rijks ICT-dashboard.

Mevrouw De Caluwé heeft gevraagd of ik kan toezeggen dat de timing tot en met de implementatie gehandhaafd blijft. Dat zou buiten mijn bereik zijn. Het geldt in ieder geval voor de ontwikkeling en daarvoor hebben wij een strakke planning. Maar bij een groot deel van de implementatie zijn de gebruikers betrokken; bijvoorbeeld de gemeenten zijn daarbij aan zet. Ik wil mijzelf of mijn opvolger daar niet op voorhand aan binden.

Ik meen dat ik hiermee de vragen over de BRP heb beantwoord.

De voorzitter:

Voor zover het nog niet duidelijk genoeg is, zullen de leden u daarop bevragen.

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Ik dank de Minister voor de beantwoording van de vragen. De Minister zegt terecht dat het digitaal inloggen bij de overheid door de burgers in Nederland fors is toegenomen. Dat is niet zozeer gevolg van het feit dat het aanbod van de overheid is toegenomen, maar van de toegenomen wens van de bevolking om meer zaken digitaal te doen. Dit wordt dan weer gekoppeld aan de noodzaak om meer middelen ter beschikking te stellen. Ik ben het met de Minister eens dat BRP en Digitaal niet echt aan elkaar gekoppeld zijn, want de Basisregistratie Personen draait op de achtergrond, maar het is wel een systeem dat faciliteert. Als het allemaal gekoppeld is, kunnen wij via onze gemeente veel gemakkelijker zaken doen met de rest van de overheid. Mijn vraag is tweeledig. Het eerste deel heeft betrekking op de duur. Naarmate het langer duurt, wordt ook het risico van hogere kosten groter. Het is nu al zo duur en het is al drie keer over de kop gegaan. Het moet nu een keer afgelopen zijn. Wij hebben een paar maanden geleden gezegd: dit is het tot aan de productiefase, maar nu komt er weer 8 miljoen bij. Het gevaar is ook steeds dat er andere veiligheidseisen worden gesteld, dat het meer werk is en dat het nog verder zal uitlopen. Hoelang zal het nu maximaal duren voordat het project is afgerond, inclusief de implementatie? Als de implementatie tot 2020 of zelfs langer duurt, hoe zit het dan met het eventuele meerwerk? Er komen natuurlijk extra eisen en andere functionaliteiten. Wordt er tot 2020 helemaal niets meer aan toegevoegd?

Minister Plasterk:

Ik ben het eens met mevrouw De Caluwé dat het toenemend gebruik niet per se kan worden verklaard uit het grotere aanbod, want de DigiD bestaat al langer. Het is waar dat burgers steeds meer 24/7 van achter hun bureau hun zaken willen doen en niet een vrije middag willen nemen voor het aanvragen van een parkeervergunning. Als je verkeerd parkeert, weet de gemeente je ook te vinden voor de boete. Het zou een beetje raar zijn als je dan voor een parkeervergunning apart naar het stadhuis moet. Je kunt toch checken of je bent wie je bent en waar je woont. Overigens hebben de gemeenten dit project met parkeervergunningen twee jaar geleden goed opgepakt. Voorheen moest je een uittreksel uit allerlei registers halen en informatie over je auto, terwijl al die gegevens bij de overheid berusten. Je moest die gegevens dan in een envelop stoppen om ze weer naar de overheid terug te sturen.

Ik heb vorig jaar in maart en in oktober in oktober gemeld dat een overschrijding bij de BRP te verwachten was. Die maken wij nu concreet. Dus het is niet waar dat er weer iets is bijgekomen nadat was gezegd: nu mag er niets meer bijkomen. Dit was aangekondigd, maar ik ben het ermee eens dat het irritant is dat er überhaupt overschrijdingen zijn. Het goede nieuws is wel dat de overschrijding zodanig beperkt is gebleven dat die binnen de post kan worden opgevangen zonder dat wij naar de gebruikers of de rijksbegroting terug hoeven te gaan. Daar zou men dan overigens ook niet staan te juichen.

Ik heb al antwoord gegeven op de vraag over de ontwikkeling. Ik wil ook geen toezeggingen doen die ik niet apert kan overzien. Wij hebben een planning tot en met de ontwikkeling met een managementteam en een projectgroep. Daarna volgt de implementatie. Het Rijk kan daar voor een deel aan bijdragen, maar het zit voor een groot deel bij de gebruikers en de gemeenten. Ik heb daar nu nog geen strakke planning voor. Ik zie mevrouw De Caluwé nu streng kijken. Ik kan bij de volgende voortgangsrapportage wel in beeld brengen wat wij nu daarover kunnen zeggen zodat wij zo concreet mogelijk zijn.

De voorzitter:

Kunt u een schatting geven? Is het 2050?

Minister Plasterk:

Ik stel voor om precies te zijn en dit in de volgende voortgangsrapportage op te nemen.

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Ik heb een korte vervolgvraag. Ik heb ook nog gevraagd of er tot en met de implementatie geen nieuwe functionaliteiten worden toegevoegd of hebben wij het nu over de opleverdatum van het project eQ-3 in 2017?

Minister Plasterk:

Ik streef ernaar dat er geen nieuwe functionaliteiten meer worden ingevoerd, maar ik heb al met het voorbeeld van de Bulgarenfraude geïllustreerd dat er soms ook druk is uit de Kamer. Ik probeer het terug te duwen, maar 100% garantie kan ik niet geven omdat de Kamer er uiteindelijk over gaat als er nieuwe wensen komen.

Mevrouw De Caluwé heeft ook gevraagd naar de resterende fase van de ontwikkeling. Ik zal proberen daarvan zo veel mogelijk in beeld te brengen in de voortgangsrapportage zodat de Kamer precies weet wat de planning is. Een van de leden zei min of meer verontschuldigend dat dit vooral uitvoering is, maar ook daarover wil ik graag transparant zijn naar de Kamer.

De heer Amhaouch (CDA):

De Minister heeft met zijn eerste reactie de zorgen van het CDA nog niet weggenomen. Dat hij overschrijdingen binnen zijn eigen begroting opvangt, is goed, maar het zijn nog steeds overschrijdingen. Het initiële budget van 29 miljoen in 2009 is met een factor 3 toegenomen tot 89 miljoen in 2016. Dat zijn evengoed flinke overschrijdingen. Het maakt voor ons nu niet uit waar het geld vandaan komt. Veel belangrijker is dat er pas twee van de acht modules of releases zijn opgeleverd. De derde is nu in behandeling en er moeten er dus nog vijf komen. Toch hebben wij nu al een overschrijding van tijd en geld op die eerste twee. De Minister kan niet garanderen dat er in de toekomst niet opnieuw overschrijdingen zullen zijn, want hij heeft geen glazen bol. Hij kan ons wel meenemen en onze zorgen wegnemen door met een helder plan te komen hoe hij de vijf risicogebieden zal aanpakken. Als hij dat niet volgens het voorstel van het BIT doet, horen wij graag of er nog slimmere ideeën zijn. Wij krijgen echter graag een toezegging van de Minister dat hij duidelijk aangeeft wat hij op die vijf risicogebieden gaat doen. Dat is het enige wat de Kamer kan controleren, los van het eindresultaat. Dan kunnen wij zeggen: dit doen we en daar houden wij het bij.

De voorzitter:

Uw punt is helder, maar uw inleiding is lang.

De heer Amhaouch (CDA):

Wablief?

De voorzitter:

Uw inleiding was lang, maar uw punt is helder.

De heer Amhaouch (CDA):

Dat was de vraag over de aanpak van de risicogebieden.

De voorzitter:

Vindt u het goed dat de Minister hier eerst even antwoord op geeft?

Minister Plasterk:

Ik ben verantwoordelijk voor de hele periode van het project, inclusief de periode onder mijn ambtsvoorgangers. Ik ben daarop aanspreekbaar, maar ik meen dat de overschrijding binnen mijn periode, die 10% die wel substantieel is, de enige is die ik aan de Kamer heb hoeven te rapporteren. De heer Amhaouch gaat verder terug en zegt dat de stijging nog hoger is als je het daarmee vergelijkt. Dat zal zo zijn. Ik wil niet verkeerd worden verstaan. Als ik zeg dat ik niet absoluut kan garanderen dat het nu hierbij blijft, mag dat niet verkeerd worden begrepen. Het is nadrukkelijk de bedoeling dat het hier wel bij blijft. Dat zeg ik tegen iedereen die meekijkt en misschien ergens met het project aan de gang is. Ik vind dat het hierbij zou moeten blijven. Daar leg ik ook de nadruk op bij de politieke aansturing van dit project. Anders kun je er vanuit de overheid moeilijk op sturen.

Ik vind dat er een helder plan is. Volgens mij communiceren we steeds goed daarover. Bij de volgende voortgangsrapportage wil ik een en ander zo goed mogelijk inzichtelijk maken. Dat geldt ook voor de tranches in de uitvoering. Dat heb ik net toegezegd aan mevrouw De Caluwé.

De voorzitter:

Er wordt toch echt verzocht om een goed en overzichtelijk verhaal.

Minister Plasterk:

Ja.

De voorzitter:

Dan heeft de heer Amhaouch nog een tweede punt. Ik vraag u om de inleiding kort te houden, want net had u wel heel lange zinnen, mijnheer Amhaouch.

De heer Amhaouch (CDA):

Ik houd het kort. Het gaat over hetzelfde. Ik heb het niet over het overall plan op hoofdlijnen. Het gaat mij om een specifiek punt. Er komen dadelijk andere kosten. Ik ga ervan uit dat de Minister die onder controle wil houden. Dat is het enige waar we hem aan kunnen houden. Er zijn echter vijf risicogebieden waar ook het BOR zich zorgen over maakt. Dan gaat het bijvoorbeeld over de nieuwe functionaliteit. Kan de Minister duidelijk maken in welke gevallen hij die wel meeneemt en in welke gevallen niet? Ik vraag hem om op die manier de vijf punten langs te lopen. Als de Minister dat toezegt, zijn onze zorgen in elk geval gedeeltelijk weggenomen.

De voorzitter:

Kan de Minister toezeggen dat hij inzicht geeft in de vijf risicogebieden?

Minister Plasterk:

Ik wil toezeggen dat we dat sowieso doen. De BIT-rapportage is er niet voor niets. In de volgende voortgangsrapportage zullen we per punt aan de Kamer rapporteren hoe we het hebben gedaan.

De voorzitter:

Dat is mooi. Dan zijn we nu toe aan het tweede blok.

Minister Plasterk:

Het tweede blok betreft de eID, de elektronische identificatie. Bij verschillende gelegenheden hebben we daarover met elkaar gesproken. Dat heeft ook geleid tot een vrij strak procedureplan. De Kamer heeft mij eraan gehouden geen onomkeerbare stappen te zetten zonder eerst pilots uit te voeren. Er zijn drie pilots in gang gezet. Ik heb die ook in de recente brief aan de Kamer vermeld. De pilots betreffen publieke eID-middelen, Idensys en iDIN, een dienst van de bankensector.

Mevrouw De Caluwé vroeg of het klopt dat er vertraging is opgetreden. Naar mijn informatie zijn de pilots niet allemaal tegelijkertijd gestart. De beoogde einddatum is en blijft oktober. Ze moeten dus wel op het afgesproken moment klaar zijn. Ik bevind mij tussen hamer en aambeeld. Aan de ene kant dringen diverse departementen bij mij aan op grote spoed. Vanuit VWS wil men graag met grote spoed een middel voor identificatie dat in vergelijking met DigiD een additioneel niveau van beveiliging kent, om tussen patiënten en instellingen te kunnen communiceren. Aan de andere kant heeft de Kamer mij gevraagd om geen onomkeerbare stappen te zetten voordat de pilots zijn uitgevoerd. Ik denk dat we dat smalle pad net kunnen bewandelen als we ons houden aan datgene wat we de Kamer hebben toegezegd.

Er wordt gewerkt aan een uniforme set van toelatingseisen en de inrichting van het toezicht. Men is bezig met de voorbereiding van de aanbesteding van de middelen. De commissie-Kuipers werkt aan de evaluatie. Ik heb de Kamer over de criteria geïnformeerd. Voordat ik aan de resterende vragen hierover toekom, bied ik de Kamerleden aan om een keer op werkbezoek te gaan en kennis te nemen van de middelen. Ik heb dat zelf ook gedaan. Het is wel aardig om de verschillende identificatiemiddelen te zien. Dan kunnen we de geïnteresseerde leden van de commissie voor Binnenlandse Zaken opnemen in de pilot. Dan kunnen zij zich ook met die middelen identificeren. De zaken kunnen niet uitlopen, want dan krijg je een probleem met andere opdrachtgevers, bijvoorbeeld met andere departementen.

Ik kom op de financiering. Over de eenmalige aanloopkosten hebben we in de ministerraad afspraken kunnen maken, maar over de structurele financiering kan pas besloten worden als de pilots zijn afgerond. De Kamer moet het daar dan wel mee eens zijn, want bij haar berust het budgetrecht.

Medio 2016, waarschijnlijk na het zomerreces, zal ik samen met de collega van EZ aan de Kamer een brief sturen met de voorstellen voor het vervolg hiervan.

Mevrouw De Caluwé stelde een vraag over de uniforme set van eisen en de governance. De voorbereidingen lopen. Medio 2016 verwacht ik een voorstel aan het kabinet. Daarover zal ik de Kamer zo spoedig mogelijk berichten, zoals ik in mijn brief van 14 december 2015 al heb geschreven. Het gaat dus over de eisen voor de toelating van de inlogmiddelen in het publieke domein.

Ik denk niet dat er nog vragen over eID zijn die ik nog niet heb beantwoord. Anders hoor ik het wel.

De voorzitter:

Dat is kort. Mevrouw De Caluwé heeft nog een vraag.

Mevrouw De Caluwé (VVD):

De Minister heeft gezegd dat hij medio 2016 de set van eisen naar de Kamer stuurt. Dat is conform afspraak. Ik neem aan dat de governance daarin wordt meegenomen. Het gaat daarbij om de vraag hoe wordt beoordeeld dat systemen of middelen kunnen worden geïmplementeerd. Ik snap dat er na de zomer voorstellen zullen worden gedaan voor het vervolg. Aan het begin zei de Minister dat de einddatum oktober was. Wij hadden met hem afgesproken dat de pilotfase zou lopen tot mei 2016. Wij zouden dan nog voor de zomer een debat met de Minister hebben over de evaluatie van de pilotfase. Dat was het oorspronkelijke plan, maar nu hoor ik dat oktober de einddatum is. Hoe zit het met de evaluatie? Er blijken nog maar een paar pilots te lopen. Sommigen beginnen in mei, terwijl de pilotfase eind mei al afgerond moet zijn. Daarom vraag ik hoe het zit met de planning.

De voorzitter:

Minister, kunt u daar antwoord op geven?

Minister Plasterk:

Mevrouw De Caluwé heeft wel een punt. De toezegging voor medio 2016 staat. Medio 2016 is voor oktober. De vraag is dus hoe het kan dat pilots nog tot oktober zouden lopen als we daar dan al een beeld van moeten hebben. Ik kom daar in tweede termijn op terug. Ik vind het namelijk een reëel punt.

De voorzitter:

Mevrouw Oosenbrug heeft ook een vraag over elektronische identificatie.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

In mijn bijdrage probeerde ik de druk een beetje op te voeren om ervoor te zorgen dat er meer gebruik van wordt gemaakt. Ik begin namelijk het idee te krijgen dat er van alles gaande is maar dat op dit moment niemand het op een goede manier adopteert. Ik deel het sentiment van het CDA dat iedereen moet kunnen meedoen. We moeten geen mensen achterlaten, maar ondertussen voeren we de druk niet echt op om ervoor te zorgen dat er daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt van de elektronische identiteit. Ik heb zelf ooit een IRMA card gekregen. IRMA staat voor I Reveal My Attributes. Die card is privacybestendig. Ik heb ook het aanbod gekregen om mee te doen aan een andere pilot. Dat zal ik zeker doen. De vraag is echter hoe je er vanuit de overheid voor kunt zorgen dat de druk wordt opgevoerd. Dat vroeg ik ook in mijn bijdrage. Hoe zorg je ervoor dat de druk ook van onderop komt?

De voorzitter:

Uw punt is helder. Hoe krijgen we de mensen aan de elektronica?

Minister Plasterk:

Ik dacht dat die vraag een breder onderwerp betrof dan alleen eID. Ik had mij voorgenomen om die vraag te beantwoorden in het blokje over de digitale overheid. Ik kom hier zo nog even op terug.

De voorzitter:

Mevrouw Oosenbrug, kunt u ermee leven dat die vraag straks wordt beantwoord?

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

Ja.

De voorzitter:

Oké. Dan kunt u verdergaan met het derde blok, Minister.

Minister Plasterk:

Over het volgende punt kan ik wat korter zijn. Het gaat over een van de twee aspecten van de beleidsdoorlichting, namelijk het terugdringen van de regeldruk. Het gaat om 2,5 miljard. De regeldruk wordt immers uitgedrukt in geld. Zo wordt het makkelijker om de regeldruk te meten. De doelstelling was dat 400 miljoen door burgers en professionals zou worden ervaren en de rest door het bedrijfsleven. We zijn daaroverheen gegaan. De heer Amhaouch heeft gevraagd hoe het zit met de rest van die 2,5 miljard. Op dit moment is voor 2,3 miljard aan maatregelen in kaart gebracht. Met nog een jaar te gaan, lijken we op koers te zitten, maar voordat de heer Amhaouch gaat doorzagen over dit thema, zeg ik dat dit voor een deel de verantwoordelijkheid is van de collega van EZ. In juni zullen de collega's van EZ en voor Wonen en Rijksdienst en ik de Kamer een brief sturen waarin we rapporteren over het hele terrein van het terugdringen van de regeldruk. Op dat moment kan er dus nader bij stilgestaan worden.

Dan kom ik te spreken over Digitaal 2017. Voor een deel is het gaandeweg ontwikkeld. Het is dus niet zo dat het kabinet drie jaar geleden dacht: wat zullen we nou weer eens doen? Het betreft een lange ontwikkeling waar ook voorgangers al aan hebben bijgedragen. Het is helemaal niet alleen top-down tot stand gekomen. Mensen zijn het inmiddels normaal gaan vinden; dat heeft mevrouw De Caluwé ook gezegd. Mensen bestellen achter hun computer allerlei artikelen op het moment dat het hun uitkomt. Ze willen dat ook voor producten die ze bij de overheid kunnen krijgen.

Voor de periode 2016–2017 ligt de nadruk op: 1. het digitaliseren van dienstverleningsprocessen met gebruikmaking van voorzieningen uit de digitale basisinfrastructuur, 2. het gebruikersperspectief voorop zetten – daar kom ik zo op terug – 3. blijvende aandacht voor digi-onvaardigen, mensen die niet zo gemakkelijk gebruik kunnen maken van het digitale kanaal, 4. wetgeving om digitale dienstverlening verder mogelijk te maken en 5. het zorgen voor informatieveiligheid en het tegengaan van fraude. Daarnaast wordt er onderzoek gedaan naar de regie op de gegevens, om na te gaan hoe burgers en bedrijven grip kunnen krijgen op hun gegevens. Daarbij gaat het onder andere om de vraag wie toegang heeft tot bepaalde informatie. De nadruk ligt ook op het zorgen voor toegankelijke en gebruiksvriendelijke digitale dienstverlening, onder andere via webrichtlijnen en onderzoek.

Er zijn grote vorderingen gemaakt. Ik noemde net al het kengetal. Het viel mij wel op dat er altijd vanuit het aanbod wordt gedacht. Dat komt waarschijnlijk door de logica waarmee dit allemaal wordt aangeboden. Als we met iedereen die digitale producten vanuit de overheid aanbiedt aan tafel zitten, komt de vraag aan de orde hoeveel van de producten digitaal beschikbaar zijn. Vanuit dat perspectief is er uitgebreid gerapporteerd. Onlangs heb ik met een aantal van mijn mensen om de tafel gezeten en gezegd dat er bij de uiteindelijke vraag vanuit de burger wordt gedacht: hoeveel interacties heb je nu? Een interactie die waarschijnlijk weinig voorkomt betreft het opvragen van een bepaald bestand bij de Koninklijke Bibliotheek. Het is heel belangrijk dat dat ook digitaal kan, maar de gemiddelde burger zal dat niet dagelijks doen. Voor de perceptie van de burger moet je dus niet alleen bekijken hoeveel producten inmiddels digitaal zijn aangeboden of hoeveel interacties er zijn geweest. Om een reëel beeld te krijgen, moet je het vermenigvuldigen met het gemiddeld aantal keren dat burgers het daadwerkelijk gebruiken. We zullen proberen om in een volgend verslag vanuit dat perspectief te bekijken hoe dicht we de doelstelling naderen dat het eind 2017 in principe 100% digitaal moet kunnen. Er werd ook gevraagd naar de beleidstheorie erachter. «Beleidstheorie» vind ik een beetje een groot woord, maar ik vind dat we het meer vanuit dit perspectief moeten bekijken.

Mevrouw Oosenbrug vroeg hoe we het verder kunnen versnellen. We hebben al een Digicommissaris ingesteld, die een grote aanjaagfunctie heeft en die iedereen achter de broek zit. Dat is heel effectief. Ik ben blij dat hij dat doet. Daarnaast zijn wij voornemens om met twee wetsvoorstellen te komen om het gebruik van elektronische voorzieningen door overheidsorganisaties te bevorderen. Het eerste voorstel betreft de aanpassing van de Algemene wet bestuursrecht. Daarin wordt het recht van de burger geregeld op het punt van digitaal zakendoen met de overheid in gevallen waarin de burger het ook schriftelijk kan. Dat geldt dus niet voor de Commissie Bezwaar- en Beroepschriften, maar in principe moet het als het schriftelijk kan, ook digitaal kunnen. Het tweede voorstel betreft de Wet generieke digitale infrastructuur, waarin een aantal beleidsmatige uitgangspunten worden verankerd, onder meer de elektronische authenticatie. In de eerste tranche van de wet, dus in 2017, wordt aangekoerst op het ontsluiten van algemene informatie via Overheid.nl en het Ondernemersplein, het ontsluiten van persoonlijke informatie via MijnOverheid en het Ondernemingsdossier, elektronische identificatie en authenticatie en standaarden op het gebied van systeemintegratie, privacy en toezicht. We zullen dus ook proberen via wetgeving ervoor te zorgen dat het niet meer vrijblijvend is maar dat overheden de verplichting hebben om het te doen.

Mevrouw Oosenbrug vroeg ook naar de kosten en het doorberekenen ervan. Uiteindelijk moet er een plaatje komen met structurele financiering van de digitale infrastructuur. Dat is best een uitdaging, omdat het in ieder geval voor een deel door de gebruikers zal moeten worden opgebracht. De gebruikers zijn departementen dan wel lokale overheden. Zij sturen dagelijks brandbrieven naar links en rechts, dezen en genen, waarin staat dat zij budgettair in de knel zitten. Het wordt nog wel een uitdaging, maar we zullen het moeten doen. We komen daar zo spoedig mogelijk mee. We verwachten het rond de zomer van dit jaar te hebben afgerond. Zeg ik dat goed? Ik kijk even over mijn schouder. De directeur zegt ja. O nee, dat zegt de Minister.

Ik kom te spreken over open source. Ik ken het enthousiasme van mevrouw Oosenbrug daarover. Uit mijn tijd in de wetenschap herken ik dat enthousiasme zeer. Is het altijd goedkoper? Dat zou ik niet durven zeggen. Soms hangt het ook af van de omvang en de expertise bij een organisatie. Ik denk dat er ook andere redenen zijn om het te entameren. Je roept bijvoorbeeld veel meer creativiteit op bij de mensen die erbij kunnen en die er dan eigen dingen mee kunnen doen. Mevrouw Oosenbrug heeft kennelijk al bij de collega voor Wonen en Rijksdienst geïnformeerd naar het instellen van een centrum hiervoor. Ik weet niet precies wat mijn collega heeft geantwoord, maar hij spreekt sowieso namens het hele kabinet. Ik zeg toe dat er onderzoek naar zal worden gedaan. Vanuit mijn verantwoordelijkheid wil ik daarover rapporteren aan de Kamer, waarbij het erom gaat in hoeverre er behoefte aan is en wat we met die vraag kunnen doen.

Ten slotte kom ik op het punt van de privacy en de gemeenten. Naar ik heb begrepen is inmiddels een debat daarover op de agenda gezet. Mevrouw Oosenbrug verwees naar de BIG. Dat lijkt mij op zichzelf een goede ontwikkeling. We bespreken dat ook met de gemeenten. Na berichten in enkele kranten van gisteren is het verleidelijk om nu een en ander hierover te zeggen, maar misschien is het beter om het op te zouten tot het AO dat de Kamer apart op de agenda heeft gezet.

Hiermee ben ik klaar met het punt Digitaal 2017.

De voorzitter:

Dan is het nu tijd voor interrupties.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

De discussie die ik ook altijd met Minister Blok heb, betreft de vraag of het goedkoper is. Dat is nu echter niet mijn vraag. De vraag is of er kosten kunnen worden bespaard. Bij open source is het antwoord daarop volmondig ja, aangezien je dan sowieso gebruikmaakt van open standaarden, waardoor iedereen kan inspringen op het moment dat aanbieder A zegt het voor een bepaalde prijs te doen en aanbieder B zegt het ook voor die prijs te kunnen doen. Juist door het gebruik van open standaarden kunnen verschillende partijen instappen. Dan heb je als overheid een betere onderhandelingspositie. Dat was even een stukje onderwijs van mijn kant. Excuses daarvoor! Ik heb het tot mijn taak gemaakt ervoor te zorgen dat het verschil tussen open standaarden, open source en open data helder wordt. Die begrippen worden namelijk vaak door elkaar gegooid.

In het verlengde daarvan dacht ik: zorg nou eens voor een kenniscentrum. De Minister kent mij en weet dat ik redelijk ondernemend ben op dat vlak. Ik zou niet zo'n voorstel naar buiten brengen als ik niet zou weten dat er ook buiten de Kamer enorme waardering voor is. Diverse partijen hebben aangeboden om erover mee te praten. Ik zou het goed vinden als het kabinet dit idee omarmt en zegt: wij zullen bekijken of wij hier iets mee kunnen. Eerder hebben we het Actieplan Nederland Open in Verbinding gehad. Dat zie ik als een soort voorloper van dit idee. Ik ga nu toch weer een beetje aandringen op het instellen van een kenniscentrum. Ik denk dat het zowel voor de Kamer als voor het kabinet als voor gemeenten et cetera belangrijk is.

Ik kom even terug op het punt van de Baseline Informatiebeveiliging Nederlandse Gemeenten. Ik vraag niet aan de Minister om dat uit te werken. Mijn vraag is of de Minister in gesprek wil gaan met VNG en KING. Zij hebben namelijk de originele BIG ook uitgedacht. Dit is wel een belangrijk punt, voorzitter. Het gaat niet over privacy bij gemeenten. Mijn punt betreft het volgende. Geef gemeenten iets in handen waardoor zij tegen de uitvoerder kunnen zeggen: dit is de afspraak die wij hebben gemaakt en alle gemeenten hebben hiervoor getekend. Dat is met de BIG ook gebeurd. Ik wil dat gemeenten tegen de uitvoerder kunnen zeggen: dit is de privacystandaard waaraan wij moeten voldoen. Ik vraag dat niet aan de Minister. Het enige wat ik aan de Minister vraag, gelet op zijn functie als onderhandelaar met VNG en KING, is om het op de agenda te zetten.

De voorzitter:

Minister, kunt u dit op de agenda zetten?

Minister Plasterk:

Ja, dat zeg ik toe.

De heer Amhaouch (CDA):

Ik had in eerste instantie vier vragen gesteld, maar ik heb van de Minister maar één antwoord gekregen over de doelen en de 2,5 miljard. Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag over de toegankelijkheid in het buitengebied. Hoe kijkt de Minister daartegenaan en wat kunnen we daar doen? Ik denk dat dit heel belangrijk is. Misschien gaat het hierbij om een combinatie van de Minister van BZK en de Minister van EZ, maar ik denk dat we op dit punt samen moeten optrekken.

Nog belangrijker is het volgende punt. De Minister zei al: we doen dit allemaal voor de burgers. We hebben net gezegd dat identiteitsfraude voor slachtoffers een ongrijpbare en bedreigende vorm van fraude is. Er zijn in 2014 844 meldingen van identiteitsfraude geweest. Wij willen graag weten hoeveel van die zaken zijn opgelost en binnen welke tijd. Ik denk dat dit een heel belangrijke vraag is. Als de Minister die vraag niet vandaag kan beantwoorden, willen we daar graag een schrijven over hebben.

De voorzitter:

Dat is een heldere vraag.

Minister Plasterk:

De eerste vraag ging over een beter bereik in het buitengebied. Mijn collega van EZ is in principe verantwoordelijk voor de bandbreedte. Ik had de vraag daarom verbreed naar het thema van de burger die er niet bij kan. In reactie op mevrouw Oosenbrug en de heer Amhaouch heb ik gezegd dat ik vind dat het voor ons wel een punt van zorg moet zijn. Het is wel een beetje een dilemma. Bij de voorbereiding van het debat schoot mij de vergelijking met het loonzakje te binnen. Mensen kregen heel lang chartaal geld, dus gewoon in het handje, maar tegenwoordig kan dat niet meer. Als je geen bank- of girorekening hebt, kun je geen salaris krijgen. Als iemand zegt dat hij geen bankrekening heeft, dan zegt de werkgever: u zult toch een bankrekening moeten openen, want anders kunnen we uw inkomen niet overmaken. Er is ergens een moment geweest dat het in plaats van een voorziening een verplichting werd. Ik voorzie dat er in de toekomst ook wel een moment is waarop je, als je een vergunning wilt aanvragen, moet inloggen op de website met je eID. Daar gaat wel tijd overheen. Je kunt nooit tegen iemand die niet digivaardig is zeggen: dan maar geen sociale uitkering. Mensen kunnen hun grondrechten niet verliezen.

De Ombudsman heeft er ook op gewezen dat je, afgezien van al het enthousiasme bij zowel de burgers als de overheid om het allemaal zo snel mogelijk op de digitale snelweg te brengen, rekening moet houden met mensen die daar op de een of andere manier niet bij kunnen. Daarbij kunnen fysieke redenen een rol spelen. Dan moeten er problemen met de bandbreedte worden opgelost. Maar ik denk dat er meer mensen zijn die op dit moment die digivaardigheid niet hebben. Zij zullen op de een of andere manier begeleid moeten worden.

Sorry dat ik er wat meer de tijd voor neem, maar we moeten niet meteen zeggen: als u het niet kunt, dan hoeft het niet. We willen wel een zekere aandrang organiseren. We zoeken voortdurend naar wegen, waarbij we bijvoorbeeld zeggen: als u het zelf niet kunt, kunnen we u een cursus aanbieden. Ik ben weleens bij de sociale dienst in Rotterdam geweest en heb daar gehoord wat tegen mensen wordt gezegd die het niet zelf kunnen. Dat zijn overigens niet alleen maar ouderen; dat is soms een vooroordeel. Tegen die mensen wordt gezegd: kom hier maar twee keer een middag en dan zullen we u leren hoe u zich digitaal moet identificeren en hoe u eventueel digitaal een aanvraag kunt indienen voor wat dan ook. Als ze dat eenmaal geleerd hebben, kunnen veel mensen het zelf doen. Dan houd je nog steeds een restgroep voor wie ook dat geen begaanbare weg is. Dan moet je het zo organiseren dat die mensen op de een of andere manier worden ondersteund. Het is een breedsprakerig antwoord, maar dit is wel een belangrijk onderwerp.

De voorzitter:

Het antwoord is helder. Hebt u nog een vervolgvraag, mijnheer Amhaouch?

Minister Plasterk:

Ik moet nog een tweede vraag beantwoorden. Die vraag gaat over de aantallen en oplossingspercentages bij het centrum voor fraudebestrijding. In 2015 zijn 805 meldingen binnengekomen. Bij 769 meldingen bleek het te gaan om fraude. De doorlooptijd verschilt met ongeveer een maand. Als het langer duurt, is er contact met degene die meldt.

De voorzitter:

Bent u tevreden met de antwoorden, mijnheer Amhaouch? Of hebt u nog een vervolgvraag? Ik vraag u om dan niet twee vervolgvragen te stellen.

De heer Amhaouch (CDA):

Nee, zo ben ik niet. Ik denk dat het belangrijk is dat deze getallen in een volgende rapportage worden opgenomen, want het gaat er uiteindelijk om dat het doel wordt behaald. Het CMI is een van de belangrijke organisaties in dit kader. Krijgen we meer informatie over applicaties op basis waarvan we kunnen nagaan hoeveel zaken worden opgelost voor de burgers?

Minister Plasterk:

Ja, dat zeg ik toe. In hoeverre zaken worden opgelost, is een ander punt. Het gaat om meldingen. Voor zover we kwantitatieve informatie hebben, zullen we die verschaffen.

De voorzitter:

Het komt naar de Kamer toe.

Minister Plasterk:

Er is nog de categorie «overig» en dan ben ik erdoorheen. Ik heb mevrouw De Caluwé toegezegd dat ik in tweede termijn antwoord geef op een vraag van haar, maar het antwoord is mij inmiddels te binnen geschoten. Mag ik nu dat antwoord geven, voordat ik overga tot de categorie «overig»

De voorzitter:

Ja, we hebben alle tijd.

Minister Plasterk:

Mevrouw De Caluwé stelde de logische vraag: hoe kan het dat een deel van de pilots tot oktober loopt, terwijl we medio dit jaar een beslismoment voor onszelf georganiseerd hebben? De pilots in het private domein lopen tot oktober door. De evaluatie daarvan berust bij partijen zelf. De pilots in het publieke domein zijn wel degelijk medio dit jaar afgerond. De reeds genoemde evaluatie betreft publieke pilots. Het besluit van het kabinet gaat ook alleen over het publieke domein. Zoals met de Kamer is besproken in het najaar van 2015 en zoals is gemeld in mijn brief van 14 december, houden we ons aan die data.

De voorzitter:

Dan komen we nu bij het laatste blok, denk ik.

Minister Plasterk:

Ja, dat is het blokje «overig». Ik heb reeds gesproken over de fraudemeldingen en de BIG. Ik kijk nog even naar de sprekerslijst en de vragen die ik heb opgeschreven. Ik denk dat ik alle vragen heb beantwoord.

De voorzitter:

Anders zullen de Kamerleden u er wel aan herinneren. Mevrouw De Caluwé heeft nog een vraag naar aanleiding van de ingelaste beantwoording.

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Ik ben nu even de weg kwijt. De Minister zegt dat de evaluatie van de publieke pilots medio dit jaar zal plaatsvinden, maar dat de private pilots tot oktober worden uitgevoerd en dat de private partijen die zelf zullen evalueren. Wij hebben vorig jaar met de Minister afgesproken dat er pilots worden uitgevoerd voor het nieuwe systeem eID, dat we die pilots aan het einde zullen evalueren en dat we dan een «go/no go»-moment hebben. Die afspraak ging over alle pilots, en niet alleen over het publieke middel. Het was juist de vraag of we zouden doorgaan met private middelen of alleen met een publiek middel. Het ging dus om de evaluatie van alle pilots. Ik ging ervan uit dat we die op enig moment zouden evalueren en dat we daar een go/no go voor zouden geven, maar nu hoor ik iets geks: private pilots lopen tot oktober en private partijen evalueren zelf hun eigen pilots. Dat was vorig jaar niet de afspraak.

De voorzitter:

Minister, kunt u hier helderheid over geven?

Minister Plasterk:

Die helderheid moet ik uitstellen tot de tweede termijn, maar ik begrijp het punt van mevrouw De Caluwé heel goed.

De voorzitter:

Hiermee ronden we de eerste termijn van de Minister af. Ik stel voor dat we nu naar de tweede termijn van de Kamer gaan. Wat mij betreft is de spreektijd twee minuten per Kamerlid. Ik ben één minuut gewend, maar twee is prima.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

Voorzitter. Ik heb helemaal geen vragen meer. Het is best prettig dat de Minister ons zo goed ter wille is geweest. Ik ben blij met de toezegging dat de Minister met de VNG/KING in gesprek gaat over de eventuele privacy-BIG.

De Minister heeft ook gesproken over het kenniscentrum voor open source/open data. O nee, het gaat om open standaarden. Nu gooi ik de begrippen zelf ook door elkaar; daar begint het gedonder al. Over dat kenniscentrum wil ik best wel doorpraten. Ik bied mij daarvoor aan, want ik heb er heel goede ideeën over. Ik hoor graag van de Minister wat we daarmee gaan doen.

De voorzitter:

Mevrouw Oosenbrug is een tevreden Kamerlid; dat gaat goed.

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Voorzitter. Ik wil nog even op de Basisregistratie Personen ingaan en op het eID-systeem. Ik dank de Minister voor de toezegging om de planning en de voortgangsrapportage aan de Kamer te leveren. Hij heeft wel aangegeven dat er kans op verdere uitloop is. Hij kan dus niet uitsluiten dat het uitloopt. Daarmee kan hij ook niet uitsluiten dat het budget hoger wordt, ook al heeft de Minister duidelijk aangegeven dat hij vindt dat het budget gelijk moet blijven; dat heb ik genoteerd. Het is echter een illusie te denken dat je in vijf jaar tijd – het gaat immers om een implementatie tot 2020 en mogelijk tot 2021 – geen functionaliteiten zou toevoegen of geen wijzigingen zou hebben naar aanleiding van veiligheidsvereisten of iets dergelijks. Ik roep de Minister op zo spoedig mogelijk releases in productie te nemen, om de kans op uitloop te minimaliseren, zoals het BIT heeft aanbevolen.

Dan kom ik op eID. Ik dank de Minister voor de toezegging dat de uniforme set van eisen halverwege dit jaar komt, inclusief de governance. Toch krijg ik graag antwoord op mijn vraag over de planning. Ik schrik daar enorm van, aangezien er was afgesproken om de pilots te evalueren.

Hoe zit het met de attributen? Mevrouw Oosenbrug sprak al over IRMA. Dat is een soort kluisje in eigen beheer waarmee je je eigen gegevens kunt doorgeven. Ik heb begrepen dat er nog geen pilots zijn met attributen. Misschien kan de Minister daar ook nog even op ingaan.

De voorzitter:

Dat was binnen de twee minuten.

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter. In de aanloop naar dit AO hebben we heel veel materiaal gekregen, zoals verslagen van verschillende instanties, om een oordeel te kunnen vellen over de beleidsdoorlichting en de BRP. Het is belangrijk dat we continu voor ogen hebben voor wie we het doen: de burgers. Wij als CDA blijven erop hameren: laat duidelijk zien wat we oplossen. Er worden digitale systemen en applicaties geïntroduceerd waar burgers mee moeten werken. Burgers reageren daarop. Dat willen we de volgende keer dus heel graag terugzien. Er is al gesproken over de risico's. Wij accepteren geen doorlooptijdverlenging en kostenverhoging als we geen duidelijk antwoord hebben op de risico's.

De voorzitter:

Dat is helder. De Minister kan direct antwoorden.

Minister Plasterk:

Voorzitter. Allereerst kom ik op de inbreng van mevrouw Oosenbrug. Ik heb toegezegd dat ik zal kijken naar de mogelijkheid van een kenniscentrum en dat ik daar schriftelijk over zal rapporteren. Ik stel het op prijs dat mevrouw Oosenbrug bereid is om input te geven. Mijn toezegging gaat niet verder dan dat. Ik wil mij hierop oriënteren.

Mevrouw De Caluwé had twee punten. Allereerst sprak zij over het beperken van de kans op uitloop en kostenoverschrijding. Zij zei dat de releases dan zo snel mogelijk in praktijk moeten worden gebracht. Daar ben ik het helemaal mee eens. Ik heb al toegezegd dat ik ook de planning daarvoor met de Kamer zal delen. Voor zover ik het kan overzien, is in de drie jaar dat ik de verantwoordelijkheid voor deze portefeuille heb, heel streng toegezien op het niet aanbrengen van meerwerk. Ik ben het met mevrouw De Caluwé eens dat tijdens de fase waarin het wordt uitgerold, mogelijk nieuwe wensen ontstaan. Je kunt onmogelijk de situatie drie jaar bevriezen en zeggen dat er niks kan. Maar als er al een wens voor meerwerk is voor een nieuwe functionaliteit, zullen de kosten en baten in beeld moeten worden gebracht. De Kamer zal zich moeten realiseren dat, als zij iets vraagt, er ook kosten aan verbonden zijn. Die moeten per keer in beeld worden gebracht. Ik maakte al de vergelijking met het vertimmeren van je keuken. Als je de aannemer vraagt om nog iets anders mee te pakken, zegt hij meteen ja. Maar goed, dat wordt dan wel opgeteld bij de rekening. Als we iets doen, zullen we ons moeten voornemen om de kosten goed in beeld te brengen.

Voordat ik aan de laatste vraag toekom, wil ik iets zeggen over de attributen. In de uniforme set van eisen is een attribuut een kenmerk of een rol van een persoon en niet hetzelfde als een middel, zoals een app. Apps kunnen worden ontwikkeld door de middelenleveranciers. Voordat zij kunnen participeren met bijvoorbeeld een app, moeten zij voldoen aan de uniforme set van eisen. DigiD zal een app ontwikkelen waarmee je toegang kunt krijgen tot het BSN-domein. Er zal een app worden aangeboden waarbij telkens gebruik wordt gemaakt van beschikbaar materiaal. Dat gebeurt op basis van het advies van de commissie-Kuipers en ervaringen van dienstenaanbieders, leveranciers en mensen van de Kamer. Na het zomerreces zal ik mede namens mijn collega's van EZ een brief aan de Kamer sturen met voorstellen voor een vervolg. Ik hoop dat ik in september met de Kamer in gesprek kan gaan, opdat wij de koers gezamenlijk kunnen vaststellen.

Ten slotte kom ik op het punt van mevrouw De Caluwé over de verhouding tussen het moment dat de private pilots klaar zijn en het moment dat de «go/no go»-beslissing kan worden genomen. Wij hebben de perceptie dat wij ons aan de afspraken houden, maar als mevrouw De Caluwé het anders ziet, wil ik dat zeer serieus nemen. Ik wil dit punt terugnemen voor beraad. Ik doe dat niet graag, want ik rond de onderwerpen graag ter plekke af. Dan kan iedereen weer door. Toch zal ik schriftelijk terugkomen op de aansluiting van het slot van de private pilots op het «go/no go»-moment voor de publieke identificatiemiddelen. Ik begrijp het punt van mevrouw De Caluwé.

De voorzitter:

Het lijkt mij heel goed als we dat zwart-op-wit hebben. Dan kan er ook geen ruis meer komen.

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Ik heb mijn motie er nog even bij gepakt. Daarin gaat het duidelijk over de evaluatie van al deze authenticatiemiddelen, dus over zowel de publieke als de private middelen, en over het «go/no go»-moment. Die motie is aangenomen. Ik ontvang graag op korte termijn een brief van de Minister waarin staat hoe het precies in de planning zit. Het verrast mij dat het nu alleen over de publieke middelen gaat, terwijl de aangenomen motie duidelijk gaat over alle middelen. Daar hebben wij altijd over gesproken. Het gaat dus ook om de private middelen. Het is voor mij een enorme verrassing dat die er opeens buiten vallen.

De voorzitter:

Er komt dus een schriftelijke reactie op. Ontvangen we die binnen twee weken?

Minister Plasterk:

Ja.

De voorzitter:

Dan is er nog één vraag van de heer Amhaouch.

De heer Amhaouch (CDA):

Nee, het gaat om een opmerking over de vijf risico's en de rapportage in het kader van verbetering van de oplossingssnelheid.

De voorzitter:

Daar komt een rapportage over.

Ik concludeer dat wij aan het einde zijn van dit algemeen overleg. Ik dien nog een hele rist toezeggingen op te sommen. Het is altijd goed als er veel wordt toegezegd, maar die toezeggingen moeten wel goed worden vastgelegd.

  • Het rapport van het BIT, het bureau dat de ICT toetst, zal openbaar worden gemaakt en zal worden doorgesluisd naar Minister Blok voor Wonen en Rijksdienst.

  • Naar aanleiding van een punt van onder anderen de heer Amhaouch – eigenlijk is dat punt door alle leden gemaakt – is toegezegd dat in de volgende voortgangsrapportage de planning ten aanzien van de persoonsregistratie systematisch wordt weergegeven per risicogebied.

  • Voor het zomerreces ontvangt de Kamer nog een brief met de stand van zaken en het vervolg van de projecten op het gebied van elektronische identificatie. Officieel heten ze «identiteitsprojecten».

Minister Plasterk:

Dat kan ik niet helemaal plaatsen.

De voorzitter:

Het betreft de eID.

Minister Plasterk:

Ik kom sowieso nog even op de planning terug.

De voorzitter:

Die toezegging gaan we niet meer van de lijst halen.

  • In juni wordt een brief naar de Kamer gestuurd over het terugdringen van de regeldruk. Die brief zal mede worden geschreven door de Minister voor Wonen en Rijksdienst en diens collega van EZ.

  • In reactie op mevrouw Oosenbrug is toegezegd dat de privacy-BIG op de agenda komt van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en KING.

  • In de volgende rapportages wordt melding gemaakt van het aantal fraudegevallen en de oplossingen.

  • De laatste toezegging betreft een brief waarin helderheid wordt geboden over de evaluatie van de publieke en private pilots met de «go/no go»-beslissingen.

Meer toezeggingen zijn er volgens mij niet gedaan.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

Jawel.

De voorzitter:

Nog één? Die staat niet op het lijstje.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

Dat is niet zo mooi, want ik heb mij er ontzettend hard voor gemaakt. De oplettende luisteraar weet dat het gaat om het kenniscentrum voor open source/open standaarden.

De voorzitter:

De griffier zegt «o ja». Die toezegging wordt alsnog aan het rijtje toegevoegd.

Ik dank de Minister en alle medewerkers voor het goed kunnen beantwoorden. Ik dank de Kamer voor haar inzet. Ook dank ik de toeschouwers. Wel thuis! Ik wens u nog een fijne dag.

Sluiting 15.23 uur.