Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
’s-Gravenhage, 20 juni 2012
Hierbij wil ik graag het volgende aan u voorleggen. In de Tweede Kamer is bovengenoemd initiatiefwetsvoorstel van ondergetekende aanhangig.
Dit wetsvoorstel impliceert concreet: de Grondwet dient zodanig gewijzigd te worden dat voor goedkeuring van verdragen waarop de Europese Unie is gegrondvest voortaan een tweederde meerderheid is vereist. Het hanteren van een drempel van twee derden vormt een erkenning van het gegeven dat de Europese verdragen grote invloed op onze rechtsorde hebben. Ze zouden daarom alleen met een breed draagvlak in de volksvertegenwoordiging goedgekeurd mogen worden.
Dit wetsvoorstel is in 2009 in eerste en tweede termijn plenair behandeld in de Tweede Kamer. De stemming erover is echter aangehouden, in afwachting van advisering hieromtrent door de Staatscommissie Grondwet.
Het inmiddels beschikbare en recent door de Kamer besproken advies van deze Staatscommissie geeft geen aanleiding tot inhoudelijke wijziging van het betreffende wetsvoorstel. Integendeel. Ook de Staatscommissie concludeert dat de parlementaire goedkeuringsprocedure ten aanzien van Europese verdragen aanscherping behoeft. De staatscommissie concludeert dat de bestaande procedure van artikel 91 tot op heden zelden wordt gevolgd. Zelfs als een verdrag verregaande en ingrijpende opdracht en overdracht van bevoegdheden mogelijk maakt, wordt vaak volstaan met slechts een gewone meerderheid. In veel lidstaten van de Europese Unie is het juist gebruikelijk dat er een bijzondere procedure is voor het overdragen van bevoegdheden aan internationale organisaties. De staatscommissie is daarom unaniem van mening dat een ruimere toepassing van artikel 91, lid 3 wenselijk is om het normatieve karakter van de Grondwet en de constitutionele legitimiteit van het Nederlandse buitenlandse beleid en de Nederlandse deelname in internationale samenwerkingsverbanden te versterken.
De meerderheid van de Staatscommissie vindt Grondwetswijziging noodzakelijk. In aansluiting op de gebruikelijke praktijk in de meeste lidstaten van de Europese Unie voorziet mijn wetsvoorstel in een bijzondere procedure.
Nu het advies van de Staatscommissie door zowel Eerste en Tweede Kamer is behandeld, is naar mijn mening het moment gekomen om dit wetsvoorstel in stemming te brengen.
Ik voeg aan het voorgaande graag het volgende ter motivering toe. Niet alleen het advies van de Staatscommissie maakt het in stemming brengen van het wetsvoorstel opportuun, maar ook de huidige ingrijpende ontwikkelingen op Europees niveau, die hun doorwerking hebben naar de lidstaten. Het recent aanvaarde ESM-verdrag is daarvan een duidelijk voorbeeld. De verwachting is dat er meer vergelijkbare, ingrijpende verdragen zullen komen die zien op verdergaande politieke integratie op Europees niveau. In dat licht is het van groot belang om een parlementaire goedkeuringsprocedure te hebben die past bij de positie van de Europese Unie in onze nationale, constitutionele orde.
Op dit ogenblik staat de huidige wijze van goedkeuren door het parlement van Europese verdragen (lichte procedure) in schril contrast met de zware doorwerking van de Europese unie in onze rechtsorde. Terwijl voor aanvullingen en wijzigingen van onze grondwet een zware procedure en gekwalificeerde meerderheid nodig is, kan een vergaande overdracht van bevoegdheden aan de Europese Unie mogelijk worden gemaakt met een gewone Kamermeerderheid. Deze onbalans is het probleem waarvoor mijn wetsvoorstel een oplossing wil aandragen; mede in het licht van het gegeven dat het huidige artikel 91 lid 3 van de grondwet tot nu toe niet bruikbaar is gebleken voor de goedkeuring van verdragen waarop de Europese Unie is gegrondvest.
Mijn wetsvoorstel beoogt derhalve de geconstateerde constitutionele onevenwichtigheid te repareren. De positie van Europa in onze rechtsorde vormt naar mijn mening aanleiding om bij de wijziging en aanvulling van de Verdragsbasis van de Unie een grondwettelijke procedure te volgen die daarmee in overeenstemming is: een tweederde meerheid. Positieve bijkomstige effecten zijn: het versterken van de democratische legitimatie, het versterken van de positie van het parlement bij onderhandelingen, en de erkenning van onze bijzondere verhouding tot de Europese Unie.
Om hierboven weergegeven redenen verzoek ik u om mijn wetsvoorstel op korte termijn (vóór het zomerreces 2012) in stemming te laten brengen in de Tweede Kamer.
Van der Staaij