Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juni 2014
In uw brief van 15 mei 2014 vraagt u mij te reageren op vragen die de commissie heeft naar aanleiding van een uitzending van Zembla van 8 mei 2014 over obductie. U verzoekt mij in te gaan op de volgende vragen:
1. Vindt u dat de bestaande praktijk betreffende het toestemming vragen voor obductie zorgvuldig is? Vindt u dat de omgang met nabestaanden op een respectvolle wijze gebeurt?
2. Wat gaat u doen om te garanderen dat het vragen van toestemming voor obductie op een zorgvuldige wijze gebeurt, waarbij de nabestaanden ten volle worden geïnformeerd over wat er met hun dierbare gebeurt?
3. Bent u van mening dat er richtlijnen moeten worden opgesteld om de zorgvuldigheid te garanderen? Zo ja, hoe gaat u hier zorg voor dragen?
Ik geef u hierbij mijn reactie.
Het is van belang dat bij een verzoek om toestemming voor obductie de communicatie tussen artsen en nabestaanden goed verloopt. In de uitzending van Zembla werd gewezen op twee gevallen, waarbij de nabestaanden niet juist zouden zijn geïnformeerd. In één geval ging het om een gerechtelijke sectie en de wijze waarop politie en justitie informatie daarover verstrekken, en waarbij er in wezen geen rol is weggelegd voor behandelende artsen. Het andere geval betrof een obductie waarvoor naar mening van de artsen in het ziekenhuis toestemming is gegeven door de nabestaanden, maar de nabestaanden in de uitzending aangeven niet juist geïnformeerd te zijn. Zij hebben daarover een klacht ingediend bij (onder meer) de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Het is niet aan mij om over de gang van zaken in een individueel geval te oordelen. Tegelijk begrijp ik goed dat het moment waarop om obductie kan worden gevraagd, familieleden aangedaan zullen zijn; een moment dat gepaard kan gaan met intens verdriet om het verlies van een naaste. Daarmee moet natuurlijk rekening worden gehouden.
Het doen van obductie kent meerdere doelen. Het kan inzicht geven in (erfelijke of infectieuze) factoren die een rol hebben gespeeld bij het ontstaan of beloop van een ziekte bij de overledene, en kan daarmee van belang zijn voor de nabestaanden zelf. Het uitvoeren van obductie is ook een middel om terug te kijken op de verleende zorg, en zo te kunnen bezien of en welke verbeteringen daarbij in het vervolg mogelijk zijn. Tot slot wordt de kennis over ziekten ermee vergroot. Het is daarmee een belangrijk middel om kwaliteit en kennis in de zorg te waarborgen en vergroten.
Obductie (in die wet overigens «sectie» genoemd) is geregeld in de Wet op de lijkbezorging. Daarin is onder meer bepaald dat het achterhalen van de doodsoorzaak door middel van obductie, tenzij deze geschiedt op bevel van een gerechtelijke autoriteit in verband met een strafrechtelijk onderzoek, dan wel op verzoek van een in de wet aangewezen functionaris, alleen is toegestaan wanneer de overledene toen hij nog leefde er zelf toestemming voor heeft gegeven, of de daarvoor bevoegde nabestaanden plaatsvervangend toestemming hebben gegeven. Daarmee is gewaarborgd dat, de genoemde uitzonderingen daargelaten, niet zonder expliciete toestemming een inbreuk wordt gemaakt op het recht op de lichamelijke integriteit, dus ook na de dood niet.
Jaarlijks worden enkele duizenden obducties verricht. Van belang is dat voldoende aandacht besteed wordt aan de wijze waarop patiënten en nabestaanden worden geïnformeerd, en vervolgens om toestemming wordt gevraagd. Naar mijn mening is er geen reden om aan te nemen dat in algemene zin niet op een respectvolle wijze met nabestaanden wordt omgegaan. Wel is het tijdig geven van goede informatie een belangrijk punt. De uitzending van Zembla illustreert dat ook. Het nalaten de juiste informatie te verstrekken op een zo gevoelig moment kan bijzonder grievend werken en een gevoel van machteloosheid geven, en raakt ook de gegeven toestemming.
In de opleiding voor geneeskundigen wordt bijzondere aandacht besteed aan het omgaan met patiënten en naasten, de wijze waarop wordt gecommuniceerd en het belang dat gediend wordt met het geven van voldoende informatie. Die aandacht heeft ook een plaats gekregen in het Raamplan Artsopleiding, dat in 2009 is herzien en waarin de eindtermen voor de opleiding tot arts staan die als minimum eisen gelden om te verzekeren dat de arts als beroepsbeoefenaar op niveau kan functioneren.
De Nederlandse Vereniging Voor Pathologie (NVVP) heeft daarnaast in samenwerking met de Nederlandse Patiënten en Consumenten Federatie (NPCF) een folder ontwikkeld. Deze is bedoeld om artsen en ziekenhuizen te ondersteunen in de voorlichting van nabestaanden over obductie. De folder geeft informatie aan nabestaanden over de mogelijkheid en het belang van obductie, welke gevolgen het uitvoeren van obductie kan hebben en welke rol de nabestaande heeft. De samenwerking met het NPCF acht ik een teken van bijzonder zorgvuldig handelen, omdat deze laat zien dat goed gelet is op de belangen en behoeften van degenen die de informatie ontvangen, en afstemming van de tekst daarop heeft plaatsgevonden.
Naast folders voor de nabestaanden heeft de NVVP in samenwerking met de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) ook een folder voor behandelend artsen ontwikkeld, waarin onder meer is uiteengezet hoe op een zorgvuldige wijze met het aanvragen en uitvoeren van obductie wordt omgegaan. Daarin zijn niet alleen de voorwaarden opgenomen waaraan ten minste voldaan moet zijn, maar ook aanvullende adviezen die navolging verdienen. Tot slot zij erop gewezen dat ook het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) een folder voor de nabestaanden heeft opgesteld met informatie over de gerechtelijke sectie en de gevolgen daarvan.
Uit het voorgaande mag blijken dat er voldoende waarborgen en handvatten zijn die eraan kunnen bijdragen dat artsen niet alleen steeds toestemming voor obductie vragen wanneer dat nodig is, maar daarbij ook die informatie geven die noodzakelijk is voor nabestaanden om geïnformeerd een goede afweging te kunnen maken, en daarmee dus ook geldige toestemming te kunnen geven. Het opstellen van richtlijnen acht ik daarnaast niet noodzakelijk. Wel is van belang dat de geboden handvatten ten volle worden benut, zeker op een zo emotioneel moment als na het verlies van een dierbare.
Om deze reden is contact opgenomen met de NVVP, die in samenwerking met de Orde van Medisch Specialisten (OMS) het onderwerp «communicatie rondom obductie» hebben geagendeerd in de raad van de orde gericht op kwaliteit. In deze raad zijn vele wetenschappelijke- en beroepsverenigingen van medisch specialisten vertegenwoordigd. Daar kan goed worden bezien hoe dit onderwerp blijvend onder de aandacht kan worden gebracht, en hoe de informatievoorziening en opleiding verder kan worden geoptimaliseerd. De NVVP heeft het initiatief genomen om daarbij tot een projectvoorstel te komen. Ook is de nascholingsdag van de NVVP dit najaar gewijd aan obducties, zo liet de vereniging weten.
Deze initiatieven kunnen natuurlijk het verdriet van de familieleden die in Zembla aan het woord kwamen niet wegnemen. Wel is het goed om te zien dat de beroepsgroep zelf serieuze aandacht besteedt aan de informatie die wordt gegeven en de wijze waarop, in het kader van zorgvuldige omgang met nabestaanden en het verkrijgen van toestemming voor obductie.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers