Vastgesteld 29 januari 2013
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie hebben op 12 december 2012 overleg gevoerd met minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie over:
− de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 4 juli 2012 houdende de beleidsevaluatie migratie en ontwikkeling (30 573, nr. 107);
− de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 28 september 2012 over de terugkeer van vreemdelingen naar Ghana (29 344, nr. 90).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon
De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Jadnanansing
De griffier van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Van Toor
Voorzitter: De Caluwé
Griffier: Wiskerke
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: De Caluwé, Gesthuizen, Van Klaveren, Maij, Agnes Mulder, Van Ojik en Sjoerdsma,
en minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en minister Teeven, staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Aanvang 10.00 uur
De voorzitter: Ik open het AO Migratie en ontwikkeling. Welkom aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de ondersteuning. Zeven partijen willen hun woordje doen. Ik stel voor dat ieder vijf minuten krijgt in eerste termijn.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Het kabinet wil 10 miljoen euro korten op ontwikkelingshulp aan de Ghanese regering, omdat deze niet meewerkt aan gedwongen terugkeer van vreemdelingen. Ik ken het probleem, maar vraag mij af hoe groot het probleem precies is in relatie tot Ghana. Om hoeveel mensen gaat het concreet? Kan de minister of staatssecretaris aangeven waarom Ghana niet wil meewerken en wat er moet gebeuren om dit te verbeteren? Niet zelden is het immers zo dat een land niet meewerkt aan gedwongen terugkeer, omdat het niet de middelen heeft om de vele terugkerende vreemdelingen op te nemen en te begeleiden naar onder andere opvang. Datzelfde geldt bijvoorbeeld voor Irak, een land waarvan de minister van Migratie afgelopen voorjaar nog in de Kamer is geweest en ook met de commissie voor Immigratie en Asiel heeft gesproken. Hij gaf toen aan dat Irak het op dat moment simpelweg niet redde. Het is maar zeer de vraag of korten op ontwikkelingssamenwerking zal leiden tot betere begeleiding en opvang van asielzoekers en dus tot betere medewerking van Ghana aan terugkeer. Door de korting heeft het land immers nog minder geld beschikbaar voor verbetering. Van de regen in de drup, lijkt mij.
Geldovermakingen door migranten worden vaak gezien als een goed alternatief voor ontwikkelingshulp maar zijn het helaas niet. Weliswaar zijn de zogenaamde remittances naar ontwikkelingslanden volgens de laatste cijfers van de Wereldbank dit jaar gestegen naar 6,5%, maar de geldovermakingen naar Sub-Sahara Afrika stagneren juist. Het aandeel geldovermakingen naar de minst ontwikkelde landen is sowieso erg klein: 7% van het totaal. Daar komt nog bij dat wegens inflatie en appreciatie van veel nationale munten migranten meer geld moeten sturen om netto op hetzelfde bedrag uit te komen. De kosten van geldovermakingen naar Sub-Sahara Afrika, de regio die het in feite het hardst nodig heeft, zijn erg hoog: gemiddeld 12,4%, het hoogste percentage van alle ontwikkelingslanden. Ook Nederland kent hoge percentages voor overmakingen naar bijvoorbeeld Ghana en Nigeria: 11,82% en 11,37%. Er zit overigens ook nog een gigantisch verschil tussen wat money transfer organizations en de bank aan kosten berekenen. Wat doet de Nederlandse regering om deze kosten omlaag te krijgen? Werkt Nederland bijvoorbeeld mee aan de doelstelling die in 2009 tijdens de G8-top is afgesproken, om de kosten van geldovermakingen te laten dalen? De SP heeft eind 2005 al een motie ingediend over het verlagen van de kosten. Die is aangenomen, maar feitelijk is er in de afgelopen zeven jaar, toch een heel lange periode, erg weinig gebeurd. De regering schrijft in haar brief over het pimpen van de website www.geldnaarhuis.nl. Betekent dit dat de website aan alle minimumvoorwaarden zal voldoen om in aanmerking te komen voor het Wereldbankcertificaat voor geldovermakingen databases. Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer wordt dit certificaat verwacht? Overigens valt er uit de gegevens van de Wereldbank over de kosten van geldovermakingen in Nederland op te maken dat juist de grote banken als ING, ABN-AMRO en Rabobank niet transparant zijn en niet alle relevante informatie verschaffen. Graag een reactie hierop.
In het regeerakkoord staat dat de bijdrage voor opvang aan vluchtelingen in de regio omhooggaat. De begrotingsvoorstellen van het ministerie van BZ lijken echter uit te gaan van een korting van de kernbijdrage aan United Nations High Commission for Refugees (UNHCR) met 5 miljoen euro. Kan de minister deze ogenschijnlijke tegenstrijdigheid nader toelichten? Gaat er bijvoorbeeld meer geld naar noodsituaties, zoals nu in Syrië, of gaat er meer naar opvangcentra waar afgewezen minderjarige asielzoekers zitten? Graag een toelichting hierop. De SP hoopt dat het regeerakkoord moet worden uitgelegd als een aansporing om meer aan UNHCR te doneren, niet voor specifieke situaties maar als ongeoormerkte bijdrage, niet in de laatste plaats omdat de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen de afgelopen tijd bij herhaling de noodklok heeft geluid.
Mijn laatste punt is een algemene opmerking over de wenselijkheid van de financiële bijdrage en het beleid voor migratie- en ontwikkelingsbeleid. De auteurs merken op pag. 13 van de evaluatie terecht op dat de Nederlandse partnerlanden niet altijd die landen zijn die vanuit migratieoogpunt prioritair zijn voor Nederland. Wat dat betreft kunnen de verwachtingen maar beter laaggespannen zijn. Gezien het feit dat het direct vaststellen van ontwikkelingseffecten van de uitgevoerde activiteiten in het kader van evaluatie om verschillende redenen niet mogelijk was, zet de SP sowieso vraagtekens bij het huidige beleid inzake migratie en ontwikkeling. Aan de ene kant waardeer ik de pogingen van de voorgaande regering om handen en voeten aan deze moeilijke materie te geven, aan de andere kant proberen we dit al jaren en weten we allemaal dat het dweilen met de kraan open is. Zolang de welvaartsverschillen mondiaal zo groot zijn en er niets aan wordt gedaan, door middel van bijvoorbeeld eerlijke in plaats van vrijhandel, zullen grote groepen economische en politieke vluchtelingen in bootjes blijven komen. Dat kunnen we ze dan tot op zekere hoogte niet kwalijk nemen.
De heer Van Klaveren (PVV): Voorzitter. Er gaan in het kader van dit project miljoenen euro's naar abjecte landen als Afghanistan, Jemen en Burundi, maar ook naar Ghana. Uit de evaluatie van het project migratie en ontwikkeling blijkt uiteraard, want dat is in praktisch alle gevallen zo, dat men niet weet of de activiteiten überhaupt effect hebben. De PVV is helder: stop met dit soort onzinnige projecten. Geen overheidsgeld uitgeven aan ontwikkelingshulp, behoudens noodhulp. Wat de zes beleidsprioriteiten betreft moet de inzet een zo spoedig mogelijke afbouw van ontwikkelingshulp zijn. Het is geen taak van de Nederlandse staat om overheids- en ngo-personeel van andere landen op te leiden of vreemdelingen hier te helpen met het overmaken van geld naar familie in de derde wereld. De massa-immigratie in Nederland levert een jaarlijkse kostenpost van meer dan 7 miljard euro op. Daar is wat ons betreft weinig positiefs aan. Gesprekjes met migrantenorganisaties zijn zonde van de tijd en het geld. Het enige positieve is de bevordering van de terugkeer van vreemdelingen. Uitzetting dient het enige punt te zijn waar we ons mee bemoeien. Zolang er helaas nog geld naar ontwikkelingshulp gaat, is de PVV van mening dat alle landen die ook maar een klein beetje tegenwerken bij het terugnemen van hun eigen onderdanen, keihard aangepakt dienen te worden. Dat er eindelijk wordt gekort, is een stapje in de goede richting, maar dit moet wat ons betreft veel forser gebeuren en eigenlijk altijd. Dit soort landen moet niet alleen bilateraal aangepakt worden, maar ook via de Wereldbank, de Verenigde Naties (VN) en de Europese Unie (EU). Subsidiesponzen als ICCO, Oxfam Novib en Cordaid zou geen cent Nederlands hulpgeld meer moeten worden verstrekt. De PVV hoort graag welke landen nog meer tegenwerken en wat daartegen gedaan wordt. Verder wil de PVV weten hoe het kabinet landen die gelukkig geen Nederlandse ontwikkelingshulp ontvangen, maar ook niet meewerken aan de terugkeer van hun eigen onderdanen, onder druk gaat zetten. En ten slotte, wat zijn de vervolgstappen als Ghana moeilijk blijft doen?
Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik ben nooit woordvoerder ontwikkelingssamenwerking geweest en heb nooit debat mogen voeren met de PVV op dit terrein, maar ik schrik er enorm van. Ik vraag de heer Van Klaveren wat zijn mensbeeld is. Ik ken de PVV als een partij die met name op het terrein van de zorg erg opkomt voor de zwakkeren in onze samenleving. Wat is precies het verschil tussen mensen die hulp en zorg nodig hebben in een land als Ghana en mensen die hier in Nederland onze hulp en zorg nodig hebben?
De heer Van Klaveren (PVV): Dat mevrouw Gesthuizen schrikt, kan natuurlijk. Wij gaan uiteraard in eerste instantie uit van Nederland. Wij zijn gekozen door het Nederlandse volk en daar ligt onze prioriteit. Het is inderdaad zo dat het in andere landen slecht gaat, maar wij geloven in andere oplossingen, zoals het bevorderen van de vrijhandel.
Mevrouw Gesthuizen (SP): De heer Van Klaveren spreekt over abjecte landen. Ik kan me voorstellen dat je de manier waarop sommige regimes met de mensenrechten omgaan abject vindt. Dat doet niets af aan de kern van mijn vraag, wat precies het verschil is tussen een mens die bijvoorbeeld in Ghana of Afghanistan is geboren en een mens die in Nederland is geboren en voor wie de PVV altijd, in ieder geval bij monde, zo sterk opkomt.
De heer Van Klaveren (PVV): Met abjecte landen worden uiteraard regimes bedoeld. Ik geloof best dat er heel lieve mensen wonen in Burundi en Ghana.
Mevrouw Maij (PvdA): Begrijp ik goed dat de heer Van Klaveren als alternatief voor OS vrijhandel ziet en dat hij voorstander is van afbouwen van tariefmuren rondom de EU?
De heer Van Klaveren (PVV): De bevordering van vrijhandel is iets waar de PVV altijd voor heeft gestaan.
Mevrouw Maij (PvdA): Kan de heer Van Klaveren specifiek antwoord geven op de vraag of hij voorstander is van het verlagen van de tariefmuren rondom de EU voor producten uit ontwikkelingslanden?
De heer Van Klaveren (PVV): Daar kan ik geen specifiek antwoord op geven. Mevrouw Maij moet hier bij mijn collega, de heer De Roon, naar informeren. In het algemeen zijn wij voor vrijhandel, maar naar de wijze waarop dat precies vorm moet krijgen, kan zij bij mijn collega De Roon informeren.
De heer Van Ojik (GroenLinks): Anders dan mevrouw Gesthuizen schrik ik wat minder van de bijdrage van de heer Van Klaveren. Ik ben er misschien wat meer aan gewend, maar één ding verraste mij toch wel en vandaar mijn vraag. Wat is er eigenlijk abject aan Ghana?
De heer Van Klaveren (PVV): Ik noemde gewoon het rijtje abjecte landen: Afghanistan, Jemen, Burundi en ook Ghana.
De heer Van Ojik (GroenLinks): Vandaar mijn vraag: wat is er abject aan Ghana?
De heer Van Klaveren (PVV): De Nederlandse taal kan blijkbaar vrij pittig zijn. Afghanistan, Jemen en Burundi worden hier geduid als abject, maar daarnaast ook Ghana, niet als zijnde abject, maar als land waar miljoenen euro's naartoe gaan. Daarnaast zijn er gerust punten in Ghana te vinden die abject zijn als het gaat om de behandeling van de onderdanen. Dat is niet altijd even mooi in vergelijking met bijvoorbeeld Nederland.
De voorzitter: De heer Van Klaveren vervolgt zijn betoog.
De heer Van Klaveren (PVV): De heer Van Klaveren is klaar met zijn betoog.
De heer Van Ojik (GroenLinks): Voorzitter. GroenLinks is er voor een heel ander geluid. Om daar maar meteen mee te beginnen: mijn fractie vindt het geen goed idee om middelen die bedoeld zijn voor OS, te gebruiken als een pressiemiddel om landen te laten meewerken aan het opnemen van uitgeprocedeerde asielzoekers. OS-middelen moeten gebruikt worden voor ontwikkeling en niet om het Nederlandse migratiebeleid uit te voeren. Dit gebeurde onlangs in Ghana, althans, in de brief van eind september van de voorgangers van deze bewindslieden werd aangekondigd dat dit gaat gebeuren. Ik wil weten of dat ook het beleid is van de nieuwe ploeg. Dat gebruiken van OS-middelen als pressiemiddel strookt naar mijn opvatting ook helemaal niet met de gedachte en doelstelling van het migratie- en ontwikkelingsbeleid. Die luidt namelijk in de woorden van het kabinet: het leveren van een, weliswaar, bescheiden bijdrage aan het versterken van de positieve effecten van migratie en ontwikkeling en het verzachten van de negatieve effecten daarvan. Ik vraag de bewindslieden wat het inzetten van die ontwikkelingsgelden als pressiemiddel bijdraagt aan het doel van het migratie- en ontwikkelingsbeleid. Ik citeer wat staatssecretaris Knapen in het vorige AO hierover op 28 september 2011 heeft gezegd: «Asiel en immigratie mogen natuurlijk geen aanleiding geven tot «chantage».» Ik zou dat woord zelf niet onmiddellijk gebruiken, maar nu de vorige staatssecretaris dat heeft gebruikt, vraag ik hoe ik dat moet zien in het licht van het aangekondigde beleid op dit punt.
De heer Van Klaveren (PVV): Enige tijd geleden is er een stuk verschenen van Jelle van der Meer, wetenschappelijke medewerker bij bureau van GroenLinks. Het stuk heette «Kom, maar op eigen kosten». Ik hoorde de heer Van Ojik net een verhaal houden over de positieve en negatieve kant van migratie en vraag hem hoe hij dit stuk duidt, waarin heel helder wordt gesteld dat mensen die hiernaartoe komen niet altijd een positieve bijdrage leveren. Zou het kunnen zijn dat het positieve van het hele verhaal is dat die mensen hier niet naartoe komen?
De heer Van Ojik (GroenLinks): Mijn opmerking richt zich tegen de gedachte dat je ontwikkelingsgeld inzet als pressiemiddel om landen te dwingen om uitgeprocedeerde asielzoekers terug te nemen. Dat vind ik een slecht idee. Ik vind dat ontwikkelingsgeld daar niet voor bedoeld is. Ik ben blij dat de heer Van Klaveren de GroenLinks-klassieken zo goed bestudeert. Ik ken dit artikel niet, maar dat laat onverlet dat er uiteraard een hele discussie te voeren is over de voor- en nadelen van migratie. Maar het gaat mij hier om de specifieke inzet van OS-middelen als pressiemiddel om uitgeprocedeerde asielzoekers terug te nemen.
De heer Van Klaveren (PVV): In het betreffende stuk wordt gesproken over migratie in het algemeen, maar ook over reguliere migratie en reguliere migranten. Er wordt aangegeven dat niet iedereen die hier komt een positieve bijdrage levert aan onze samenleving. Daar valt deze groep dus ook onder: die mensen horen hier niet te zijn, want ze zijn niet voor niets uitgeprocedeerd. Vanuit het wetenschappelijk bureau van GroenLinks hoorden we in het verleden het geluid dat deze mensen geen positieve bijdrage leveren, maar kan het ook in de visie van GroenLinks zo zijn dat het terugsturen van deze mensen juist positief is voor de Nederlandse samenleving?
De heer Van Ojik (GroenLinks): Het onderwerp hier is niet of het terugsturen van uitgeprocedeerde asielzoekers wel of niet goed voor Nederland, dan wel het land van herkomst is. De vraag hier is of het inzetten van OS-middelen als drukmiddel om landen ertoe te pressen om uitgeprocedeerde asielzoekers terug te nemen een goed idee is. Mijn fractie vindt van niet, want daar zijn OS-gelden niet voor bedoeld. De heer Van Klaveren wil überhaupt niet over ontwikkelingsgeld spreken, want hij wil de begroting indien mogelijk tot nul reduceren. Daar zullen we het niet snel over eens worden.
Ik wil de arbeidsmigratie in meer algemene zin aanstippen. Volgens het beleid van het kabinet is die nu beperkt tot hooggeschoolden. Mensen die, omdat ze hooggeschoold zijn, hier op de arbeidsmarkt een bepaalde specifieke bijdrage kunnen leveren. De vraag is of dat vanuit het ontwikkelingsperspectief de juiste keuze is en hoe je dat zou moeten motiveren. Ook in de evaluatie worden daar vraagtekens bij gezet. Uiteraard zijn hooggeschoolden voor de Nederlandse economie nuttig, maar vanuit het perspectief van de ontwikkeling, waar het in dit debat over gaat, is niet zo makkelijk te begrijpen waarom laaggeschoolden, weliswaar in de vorm van circulaire migratie, hiervan zo uitdrukkelijk moeten worden uitgesloten. Ik sluit aan bij de evaluatie. Het is jammer dat het project voor tijdelijke arbeidsmigratie is gestopt. De evaluatoren vinden het een beetje snel geconcludeerd dat het niet effectief was. Daarmee bestaat het enige instrument dat er was om die circulaire migratie te bevorderen niet meer. Ik vraag de bewindslieden of zij, de conclusies van de evaluatoren volgend, nog eens willen kijken of een dusdanig project de moeite waard is om in een andere vorm, wellicht in Europees verband, te continueren.
Een punt dat al heel vaak, ook door mijn collega's, in debatten met de bewindslieden van het vorige kabinet is gewisseld, is de opvang in de regio versus de mogelijkheden om mensen hier op te nemen als de opvang in de regio op zijn grenzen stuit. Dat is bijvoorbeeld op dit moment het geval voor vluchtelingen uit Syrië en de buurlanden van Syrië. Ik vraag de bewindslieden of het wenselijk is om als Nederland of in EU-verband zelf een deel van die vluchtelingen op te nemen.
Mijn laatste opmerking gaat over de migratie vanuit Noord-Afrika naar met name Italië, Lampedusa. Uit een onderzoek van mijn collega in de Eerste Kamer, Tineke Strik, voor de Raad van Europa, is komen vast te staan dat er in een aantal gevallen geen hulp wordt verleend aan bootvluchtelingen vanuit Noord-Afrika naar, in dit geval, Zuid-Italië. Haar conclusie is dat hierdoor nodeloos mensen sterven. Deze situatie is Europa onwaardig. Ik vraag de bewindslieden of zij mogelijkheden zien om steun te verlenen aan Italië om aan die praktijk een einde te maken.
Mevrouw Maij (PvdA): Voorzitter. Het beleid voor migratie en ontwikkeling is de laatste jaren te weinig ingezet voor migratie en ontwikkeling en te veel voor terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers en illegalen, waarbij ik me afvraag of het voor dat element daadwerkelijk succesvol is geweest. De PvdA wil meer verband zien tussen de strategische landenbenadering en de positieve elementen van migratie en ontwikkeling. Deze twee elementen lijken uit elkaar te zijn gegroeid met een grote nadruk op het terugkeerbeleid. Van de beleidsevaluatie vraag ik me af of die niet te laat of misschien juist te vroeg is gekomen. De evaluatoren geven duidelijk aan dat het effect van het migratie- en ontwikkelingsbeleid op migratie, dan wel op ontwikkeling, moeilijk te meten is. Een van de collega's heeft daar ook al over gesproken. Er is geen sprake van een heldere nulmeting, noch van vooraf vastgestelde effectindicatoren en ook zijn de doelstellingen vaak ruim geformuleerd. Echter, de beleidsprioriteiten blijven actueel. Dit thema is, ook internationaal, in ontwikkeling. Kan de minister aangeven wat de Nederlandse inzet is geweest bij het laatste Global Forum on Migration and Development (GFMD), dat van 19 tot 22 november jl. in Mauritius plaatsvond? Gastland Mauritius had daar de thema's remittances en circulaire migratie op de agenda gezet. Twee thema's die juist uit de beleidsevaluatie als minder sterk naar voren komen. In de brief van 4 juli jl. geven de ambtsvoorgangers van deze bewindspersonen aan dat er prioriteit zal worden gegeven aan het aangaan van strategische en duurzame relaties met een aantal landen op het terrein van migratie en ontwikkeling. Dit is belangrijk in het kader van terugkeer. Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat de middelen zeer beperkt zijn en een beetje versnipperd worden. Daarom vraagt de PvdA hoe een dergelijke duurzame relatie kan worden aangegaan met een klein budget en veel landen.
Dan kom ik op de diaspora. Welke activiteiten voorzien de bewindspersonen in de toekomst met diaspora-organisaties? Het is juist dat in het buitenland, zoals ook in de evaluatie wordt gezegd, de Nederlandse steun voor capaciteitsopbouw voor diaspora-organisaties als een voorbeeld wordt gezien en positief wordt genoemd. Tegelijkertijd worden de diaspora-organisaties nauwelijks ingezet ter bevordering van de ontwikkeling in de landen van herkomst. De activiteiten zijn vooral gericht op capaciteitsopbouw in Nederland. Hoe wordt er vervolg gegeven aan dit onderdeel van het migratie- en ontwikkelingsbeleid?
Een ander onderdeel van het migratie- en ontwikkelingsbeleid is mobiliteitspartnerschappen van de EU met landen van herkomst. Deze lopen nog niet storm. Vanuit deze landen wordt, net als bij het GFMD, door het gastland Mauritius immers vooral gevraagd om circulaire migratie. Hier wees mijn collega van GroenLinks ook al op. Een thema waar de vorige regering niet echt warm voor liep, als ik het zo mag formuleren. Kan de minister aangeven hoe zij daar nu naar kijkt en ziet zij kans om eventuele mobiliteitspartnerschappen nieuw leven in te blazen en daarbij bijvoorbeeld ook te kijken naar het thema circulaire migratie. Een van de meest succesvolle onderdelen van het migratie- en ontwikkelingsbeleid is het project Temporary Return of Qualified Nationals (TRQN). De PvdA is groot voorstander van het behouden van dit project, ook omdat het de diaspora de mogelijkheid geeft om in het land van herkomst mee te werken aan ontwikkelingsprojecten. We vragen of daarbij speciale aandacht kan worden gegeven aan die temporary return of qualified nationals naar fragiele staten. Er zijn tenslotte grote groepen hoogopgeleide mensen uit Afghanistan, Somalië en Irak in Nederland. Tot slot wil de PvdA weten hoe Nederland overlegt met en leert van andere landen, zoals Spanje, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk (VK), die een geïntegreerde aanpak van migratie en ontwikkeling hebben en ook het element terugkeer daarin opnemen.
Concluderend, ik vraag de minister en de staatssecretaris om te kijken naar een migratie- en ontwikkelingsbeleid 2.0. Positieve elementen uit de evaluatie moeten worden meegenomen, maar beter worden afgestemd met de terechte wens van Justitie om het terugkeerbeleid te verbreden naar een daadwerkelijke migratiedialoog en de wens van herkomstlanden om niet alleen over de negatieve aspecten van migratie te spreken, maar ook over de positieve aspecten, zowel voor landen van herkomst als voor landen van bestemming. Om hierin succesvol te zijn en om de schaarse middelen van M&O optimaal te gebruiken kunnen de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie bekijken hoe ze het migratie- en ontwikkelingsbeleid beter kunnen focussen.
De heer Van Klaveren (PVV): Ik hoor mevrouw Maij spreken over positieve effecten van migratie, onder andere over hoogopgeleide Somaliërs in Nederland. Kan zij aangeven hoeveel hoogopgeleide Somaliërs we in Nederland hebben?
Mevrouw Maij (PvdA): Het is mooi dat de heer Van Klaveren twee zinnen uit mijn betoog, die geen relatie met elkaar hebben, oppakt. Ik gaf aan dat het project TRQN goed gebruik kan maken van mensen uit fragiele staten die hoogopgeleid zijn. Tegelijkertijd gaf ik aan dat migratie wel degelijk ook een positief effect heeft op landen van herkomst en op landen van bestemming. Ik weet dat we hierover van mening verschillen en denk niet dat de PVV en de PvdA elkaar op dit element zullen vinden.
De heer Van Klaveren (PVV): Kan ik gewoon antwoord krijgen op mijn vraag hoeveel hoogopgeleide Somaliërs wij in Nederland hebben?
Mevrouw Maij (PvdA): Dat lijkt mij een mooie vraag voor de staatssecretaris. Ik heb er tientallen ontmoet en zelfs met hoogopgeleide Somaliërs gestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam, dus dat ze er zijn, is zeker.
De PvdA is het met de vorige en de huidige regering eens dat vreemdelingen die geen recht op verblijf in Nederland hebben, moeten terugkeren naar hun land van herkomst. De stap om Ghana te korten op het OS-budget lijkt echter een beslissing voor de bühne te zijn. De beslissing om Ghana te korten op het OS-budget is een beslissing die in de ogen van de PvdA geen goed zal doen aan de relatie tussen Nederland en Ghana en terugkeer waarschijnlijk niet zal bevorderen. De SP heeft hier al een paar goede vragen over gesteld en daar sluit ik me bij aan, net als bij de opmerkingen van de collega van GroenLinks. Het is beter om een koppeling te hebben tussen de positieve elementen van migratiebeleid en terugkeer. Je vangt meer vliegen met stroop dan met azijn.
De heer Van Klaveren (PVV): Mevrouw Maij is het eens met het kabinet dat mensen die geen recht op verblijf hebben, moeten terugkeren. Hoe verhoudt dit zich tot het vrij bijzondere kinderpardon? De vader, moeder, broer en zus van dat kind kunnen ook blijven, terwijl dat uitgeprocedeerde mensen zijn die geen recht hebben om hier te blijven. Vindt mevrouw Maij dat het kinderpardon verkeerd is?
Mevrouw Maij (PvdA): We hebben het over het migratie- en ontwikkelingsbeleid en niet over de specifieke elementen van het justitiebeleid. De PvdA is het ermee eens – dat is na te lezen in verschillende stukken van de PvdA – dat mensen die niet in Nederland mogen blijven, het land moeten verlaten. Tegelijkertijd zijn er kinderen die in een bijzondere situatie zitten en daarvoor hebben we een uitzondering gemaakt via het pardon voor kinderen.
De heer Van Klaveren (PVV): De PvdA roept een hoop, maar in de praktijk komt het erop neer dat je, als je de regels overtreedt, gewoon in Nederland kunt blijven.
Mevrouw Maij (PvdA): Die woorden wil ik graag aan de heer Van Klaveren laten. Zo heb ik het niet gezegd.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. Het is goed dat we vandaag spreken over migratie en ontwikkeling. Een belangrijk onderwerp, zeker voor een minister die graag benadrukt dat zij onderwerpen in hun samenhang wil gaan zien. Dat lijkt ons uitstekend en dit onderwerp leent zich daar goed voor. Goed ook dat er een uitgebreide evaluatie ligt van dit relatief nieuwe beleidsterrein, waarop Nederland internationaal een prominente rol speelt. Mits bezien vanuit de coherente visie, ziet de CDA-fractie veel mogelijkheden om de verschillende beleidsterreinen aan elkaar te koppelen en te versterken. Ontwikkelingen in minder ontwikkelde delen van de wereld gaan migratie tegen. Daarnaast speelt het onderwerp een belangrijke rol bij asiel en terugkeer van vreemdelingen. Juist door deze onderwerpen in samenhang te bezien, ontstaat beleid waarin verschillende pijlers elkaar kunnen versterken. Kan de minister ingaan op de samenhang die zij ziet tussen de componenten ontwikkeling, terugkeer en asielbeleid?
Het vorige kabinet heeft een aantal belangrijke stappen gezet op het terrein van migratie en ontwikkeling. Ook internationaal heeft het een voortrekkersrol gespeeld om meer samenhang te krijgen tussen de verschillende beleidsterreinen. Ik roep deze regering op deze internationale rol te blijven spelen. Kan de minister ingaan op de manier waarop zij dit beleid de komende jaren zal voortzetten en welk bedrag zij hieraan wil koppelen? Ziet zij mogelijkheden om versterkt samen te werken met die landen die daar uitdrukkelijk om vragen, zoals wordt aanbevolen in de evaluatie?
Dan kom ik op de conditionaliteit. De CDA-fractie vindt dat de ontwikkelingssamenwerkingsrelatie daadwerkelijk een relatie is op basis van samenwerking. We gaan steeds meer toe naar een wereld waarin bilaterale hulp wordt afgebouwd en we groeien naar relaties op basis van wederkerigheid. In die gevallen zijn groei en banen belangrijke uitgangspunten, ook voor het CDA. Binnen een relatie op basis van gelijkwaardigheid past ook samenwerking op het punt van terugkeer. De CDA-fractie kan zich goed vinden in het beleid ten aanzien van Ghana, zoals is weergegeven in de brief van eind september. Dat sluit aan bij het debat van gisteravond over Rwanda, waarbij wij met elkaar zeiden: op het moment dat Rwanda dingen doet die wij in Nederland niet goed vinden, schorten wij de hulp op. Dat is helemaal in lijn met elkaar. Staatssecretaris Teeven gaf daarbij aan dat hij een gesprek met de minister heeft gehad over de koppelingsmogelijkheden op het punt van de conditionaliteit. Daarvoor zou een actieplan voor vijftien landen worden opgesteld, dat ook op korte termijn naar de Kamer wordt gestuurd. Wij vragen ons af hoever het met dat plan is.
Een concreet voorbeeld is Irak. Eerder hebben we in de Kamer met Irak gesproken over samenwerking op het punt van terugkeer. Verschillende landen ondervinden op dit moment hinder van de samenwerking met dat land. Kan de staatssecretaris aangeven welke stappen zijn gezet? Is er vooruitgang op dit dossier? Zo nee, welke consequenties verbindt de staatssecretaris aan deze houding van Irak?
Remittances is een moeilijk woord, maar komt erop neer dat er geld naar huis wordt gestuurd. De SP en andere partijen gaven daar al het een en ander over aan. In het evaluatierapport wordt geconcludeerd dat de website www.geldnaarhuis.nl onvoldoende werkt. Ik kan me voorstellen dat ontheemde mensen die hiernaartoe komen het lastig vinden om puur via een website hulp te vinden. Ik heb op lokaal niveau gemerkt dat als mensen in de bijstand of iets dergelijks terechtkomen, de communicatie heel erg moeilijk is. Op welke manier wil de minister de informatie op die plekken krijgen waar mensen er wat mee kunnen? Dus niet alleen via de website, hoewel daar toch wel een redelijk aantal bezoekers op is.
De heer Van Klaveren (PVV): We kennen het CDA als een partij die, in ieder geval van oudsher, altijd streeft naar een compacte en kleine overheid met kerntaken. Is de CDA-fractie van mening dat het helpen met het overmaken van geld naar derdewereldlanden een taak is van de Nederlandse Staat?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Primair is dat de verantwoordelijkheid van de mensen zelf. Je kunt faciliterend wel het een en ander doen, maar we gaan het als Staat niet overnemen.
Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) kwam onlangs met een rapport waarin de waarde van kleinschalig maatschappelijk initiatief werd benadrukt. Ook in migrantengemeenschappen worden veel particuliere initiatieven gestart die ontwikkelingen in het thuisland stimuleren. De evaluatie is positief over de betrokkenheid van die migrantenorganisaties. Kan de minister ingaan op de rol die deze organisaties spelen bij de ontwikkeling van het thuisland en ziet de minister mogelijkheden om de capaciteit van deze organisaties te versterken?
De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. Dit is mijn eerste debat met staatssecretaris Teeven en ik verheug mij op een goede samenwerking. Migratie moet bijdragen aan ontwikkeling in herkomstlanden, niet omdat wij hier onze rechtse uitzetquota willen halen, maar omdat wij daar het verschil willen maken. Jaarlijks is er 9 miljoen euro beschikbaar voor migratie en ontwikkeling. Dat bleek de afgelopen jaren voldoende, maar ik vraag de bewindspersonen of dat ook voldoende is voor de komende jaren. Zeker nu diverse landen hebben aangegeven dat zij behoefte hebben aan additionele ondersteuning, bijvoorbeeld op het terrein van de bestrijding van documentfraude.
Duurzame terugkeer en herintegratie staan centraal in het beleid van dit kabinet, maar uit de beleidsevaluatie blijkt dat de herintegratieondersteuning vooral op microniveau betekenis heeft. Ik chargeer: individuele vreemdelingen krijgen een zak geld of een naaimachine mee die betaald is uit het potje Official Development Assistance (ODA) en dat is het dan. Mooi dat we individuen humanitair willen uitzetten, maar ik vraag beide bewindspersonen hoe duurzaam en ontwikkelingsgericht deze wijze van terugkeer is. Zeker nu dat ODA-potje aanzienlijk kleiner wordt, is het moeilijk te verteren als het geld gebruikt wordt voor nationale migratiepolitiek zonder duidelijke relevantie voor herkomstlanden. Hoe zet het kabinet voor 2013 de ontwikkelingsdimensie van migratie steviger neer?
In de relatie tussen geldovermakingen en ontwikkeling zit ontwikkelingspotentieel, zeker nu het belang van de traditionele ontwikkelingsfinanciering afneemt. Het kabinet kwam met een wat knullige website, die niet echt heeft bijgedragen aan de relatie tussen geldovermakingen en ontwikkeling. Natuurlijk, de overheid kan in dit opzicht niet sturend zijn, de heer Van Klaveren wees daar al op, maar de overheid kan wel meer doen om die zogenaamde remittances meer te laten bijdragen aan de ontwikkeling in het land van herkomst. Komt de minister met een nieuwe visie hierop?
Ghana werkt niet mee aan de terugkeer van haar onderdanen en wordt dus gekort op ontwikkelingshulp. In de rapportage Vreemdelingenketen staat Ghana echter niet genoemd, dus over hoeveel terugkerende ex-asielzoekers hebben we het? In de brief staat dat specifiek zal worden gekozen voor programma's – dan gaat het over de korting – waarbij de overheid als instituut getroffen zal worden. De korting zou dus de overheid moeten raken en niet de burgers. Ik vraag daarom hoe dat instrument precies wordt toegepast, waarop Ghana precies wordt gekort en welke sanctieladder wij hierbij hanteren. Ghana is nu gewaarschuwd maar krijgt duidelijk liever een hulpkorting dan haar onderdanen retour, dus zo'n sanctie maakt kennelijk geen sterke indruk. Heeft de korting dan wel effect gesorteerd en is er na de sanctie nog een dialoog met Ghana geweest? Zijn er nog andere landen waarvoor het kabinet het stoplicht op oranje wil zetten en langzaam richting bevriezing en korting wil gaan?
De voorzitter: De heer Van Klaveren is aan zijn vijfde interruptie toe, maar wij hebben daar geen afspraken over gemaakt, dus ik sta het toe.
De heer Van Klaveren (PVV): Ik vraag de D66-fractie of zij voorstander is van voortzetting van het beleid migratie en ontwikkeling.
De heer Sjoerdsma (D66): Ik ben voorstander van voortzetting van de focus die het vorige kabinet heeft gelegd. Ik hoop dat er nu een versterkte focus gaat komen op het bijdragen aan ontwikkeling in herkomstlanden door migratie.
De heer Van Klaveren (PVV): Hoe verhoudt zich dat tot de evaluatie, waaruit blijkt dat we niet weten of het überhaupt effect heeft? Waarom zou je voorstander zijn van een beleid waarvan we niet eens weten of het werkt?
De heer Sjoerdsma (D66): Die vraag heb ik net aan de minister en staatssecretaris gesteld.
Het kabinet pleit voor coherentie op ontwikkelingssamenwerking. Dat is mooi, want die coherentie tussen terugkeer en ontwikkeling is broodnodig. De beleidsevaluatie stelt ex-asielzoekers maximaal in staat om bij terugkeer bij te dragen aan de ontwikkeling van hun herkomstland. D66 heeft het al vaak gezegd: onderwijs en werkervaring zijn de basis voor ontplooiing. Maar juist op dat punt hield het kabinet-Rutte I de asielzoekers buiten, uit angst dat ze integreerden en dat terugkeer werd bemoeilijkt. Blijft dit een gemiste kans voor duurzame terugkeer en ontwikkeling of komt dit kabinet met een hernieuwde en meer coherente visie op dit punt?
Voorzitter: Gesthuizen
Mevrouw De Caluwé (VVD): Voorzitter. De VVD hecht veel waarde aan de koppeling tussen migratie en ontwikkelingssamenwerking. Doel is om terugkeer te bevorderen en te faciliteren dat immigranten deelnemen aan de opbouw van hun land van herkomst. Mijn verwachtingen over de evaluatie waren niet hooggespannen, maar wat de evaluatie voortbracht was bijzonder teleurstellend. Vier jaar na het opstellen van de kaders en de beleidsprioriteiten blijkt het vaststellen van de ontwikkelingseffecten niet mogelijk. Dat baart de VVD zorgen. De beleidsprioriteiten blijken onverminderd relevant, maar de doelen blijken niet meetbaar. Ook leidt de keuze voor zes belangrijke beleidsprioriteiten volgens het rapport onvermijdelijk tot versnippering van de middelen. Ik vraag de regering of zij kan aangeven op welke wijze zij de versnippering wil tegengaan en doelen meetbaar wil maken. Hoe denkt de regering deze te behalen en op welke termijn kunnen wij mogelijkerwijs een evaluatie tegemoet zien?
Over het terugkeerbeleid heb ik vragen die voortkomen uit mijn ervaringen met de diaspora in Nederland. Ik heb veel contact met de Zuid-Sudanese diaspora en deze migranten willen heel graag terugkeren naar hun land van herkomst, maar vinden dit nu nog een beetje eng. Zij willen wel tijdelijk terugkeren, projecten doen, iets betekenen voor hun land, maar hebben geen idee waar ze moeten aankloppen. Ikzelf heb ook moeten zoeken voordat ik bij BZ de juiste instanties vond. Ik vind het belangrijk dat deze informatie makkelijker toegankelijk is. Sommige groepen diaspora weten de weg heel goed te vinden, anderen zijn simpelweg niet betrokken, maar zouden wel heel graag betrokken willen worden. Mijn vraag aan de minister is of zij ditzelfde belang ziet en, zo ja, hoe zij denkt bij te dragen aan meer bekendheid van de beschikbare instrumenten. Ik hoorde bijvoorbeeld de heer Sjoerdsma zeggen dat mensen een naaimachine krijgen en dan terug kunnen naar hun land. Ik heb mensen gehoord die zeiden: geef mij een tractor, want ik weet precies hoe ik het land in Zuid-Sudan kan bewerken; hier kan ik geen baan krijgen en daar kan ik wel aan de slag. Maar men weet simpelweg niet hoe men daaraan kan komen.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik hoor: geef mij maar een naaimachine, geef mij maar een tractor. Geef mij maar ook maar van alles. Hoe ziet mevrouw De Caluwé die verhouding, hoever gaat de VVD daarin?
Mevrouw De Caluwé (VVD): Terecht punt, we zijn Sinterklaas niet. Dat moet natuurlijk wel aan voorwaarden gebonden zijn: wat wil men daar gaan doen, welke contacten heeft men en wat gaat het opleveren? Ik heb net gepleit voor heldere doelen voor het terugkeerbeleid. Er moeten ook heel heldere doelen zijn voor het afgeven van een tractor dan wel een naaimachine, dat ben ik met mevrouw Mulder eens.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): We hebben het hier al vaker gehad over leningen. Ik kan me voorstellen dat dat ook voor deze mensen geldt, dus niet automatisch geven.
Mevrouw De Caluwé (VVD): Daar ben ik het mee eens. Zolang het met leningen kan, liever leningen dan giften. Dat werkt over het algemeen beter.
De heer Van Klaveren (PVV): We hoorden de VVD inderdaad spreken over het weggeven van tractoren. Vindt de VVD principieel dat men spullen of geld kan weggeven? Mevrouw De Caluwé geeft aan: liever leningen, maar als het niet anders kan, gooien we er geld tegenaan.
Mevrouw De Caluwé (VVD): Ik heb het hier zeker niet over weggeven. Als iemand in Nederland verblijft, maar wil bijdragen aan de opbouw van zijn land en daar graag naar terug wil gaan, ben ik er niet principieel tegen om een subsidie, tractor, naaimachine of wat dan ook te verstrekken, mits dat helpt om het land op te bouwen en het de terugkeer bevordert.
De heer Van Klaveren (PVV): Waarom is de VVD van mening dat de Nederlandse belastingbetaler moet meebetalen aan het opbouwen van landen in den vreemde?
Mevrouw De Caluwé (VVD): Ik heb duidelijk gemaakt dat sommige mensen hier geen baan kunnen krijgen en dus een uitkering hebben. Als je gaat uitrekenen wat dat kost zowel aan chagrijn voor mensen die op de bank zitten terwijl ze heel graag willen werken, als ook financieel en voor de ontwikkeling van landen, denk ik dat het alleen maar gunstig is om op deze manier te werk te gaan.
Op welke wijze wordt de vermelde ondersteuning en begeleiding vanuit BZ ingevuld? Gaat het hierbij om mensen die hun hoofdverblijf in Nederland behouden of wordt er ook aangestuurd op permanente terugkeer? Zo nee, hoe gaat de minister dit in de toekomst doen, al dan niet in nauw overleg met Veiligheid en Justitie?
Bij gedwongen terugkeer is de medewerking van landen van herkomst cruciaal. Als het landen zijn waar wij een ontwikkelingsrelatie mee hebben, vindt de VVD het onbestaanbaar als een land niet meewerkt, terwijl wij miljoenen aan ontwikkelingsgelden bijdragen. Ghana bijvoorbeeld werkt al jaren onvoldoende mee aan de terugkeer van de eigen onderdanen. De VVD heeft een positieve opstelling ten opzichte van de opschorting van de OS-hulp aan Ghana. Ik vraag mij wel af wat het effect van deze opschorting van 10 miljoen euro is op een totaalbedrag van 170 miljoen over de periode 2012–2015. Kan de staatssecretaris aangeven of de situatie noemenswaardig verbeterd is en wat de consequenties zijn als Ghana herhaaldelijk tegenwerkt? Kan de minister aangeven of andere EU-landen met ditzelfde probleem kampen? Zo ja, welke consequenties stellen andere landen aan het onvoldoende meewerken? Kan de regering ook aangeven of er nog meer landen zijn die onvoldoende meewerken aan de terugkeer van de eigen onderdanen? Welke consequenties worden daaraan verbonden?
De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik heb een korte vraag ter verheldering. Ik hoor dat mevrouw De Caluwé zich afvraagt wat het effect is van die 10 miljoen euro korting. Als de effecten van die korting op de armoedebestrijding in Ghana relatief klein zijn, wil mevrouw De Caluwé er dan voor pleiten een grotere korting aan te brengen?
Mevrouw De Caluwé (VVD): In eerste instantie is 10 miljoen euro een mooie waarschuwing. Als een land herhaaldelijk niet meewerkt aan terugkeer, ook niet nadat er overleg is gepleegd en er nog meer eisen zijn gesteld door het land dat immigranten wil terugsturen, kan wat de VVD betreft dat bedrag best omhoog.
De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik vraag mevrouw De Caluwé of je dan niet de verkeerde mensen straft. Zijn de mensen die de dupe worden van de kortingen op de ontwikkelingsprogramma's, zoals de kinderen die naar school gaan of de vrouwen die naar medische voorzieningen moeten, degenen die verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor het feit dat de regering van Ghana in de ogen van de Nederlandse regering onvoldoende meewerkt aan het opnemen van uitgeprocedeerde asielzoekers? Ik wil daar iets meer over horen.
Mevrouw De Caluwé (VVD): Ik zie dat probleem niet zo. Er zijn meerdere geldstromen naar een land. Voor Suriname hebben we kortgeleden ook de hulp opgeschort, met name de hulp die niet direct de individuele Surinamer raakte. Je kunt wel degelijk een onderscheid maken tussen die gelden.
Voorzitter: De Caluwé
De voorzitter: Ik schors de vergadering voor enkele minuten om de bewindspersonen in de gelegenheid te stellen om te overleggen.
De vergadering wordt van 10.50 uur tot 10.57 uur geschorst.
De voorzitter: Wij hervatten het AO en ik geef het woord eerst aan de minister. Wij spreken af maximaal twee interrupties per persoon in totaal en er komt nog een tweede termijn.
Minister Ploumen: Voorzitter. Hartelijk dank aan de Kamerleden voor de gestelde vragen en de interesse in het onderwerp. Voor een aantal Kamerleden en voor mij is het de eerste keer dat wij elkaar hier treffen. Dit is een goed moment om te zeggen dat ik uitzie naar de samenwerking, ook al zijn we het niet altijd eens, maar dat is alleen maar goed voor het debat.
Internationale migratie is niet alleen een uitdaging voor Nederland. Wereldwijd bemoeilijken de verschillende belangen tussen herkomstlanden, bestemmingslanden en transitlanden soms de samenwerking. Op basis van goede afspraken kan migratie echter in het belang zijn van ontwikkeling in zowel herkomst- als bestemmingslanden, en ook in het belang van individuele mensen die om allerlei redenen hun huis en haard verlaten. De inzet binnen OS is om die positieve bijdrage van migratie en ontwikkeling te vergroten en de negatieve gevolgen tegen te gaan. Binnen het kader van migratie en ontwikkeling bieden wij daaraan een bescheiden bijdrage, die ons overigens niet van de plicht ontslaat om die bijdrage heel doelgericht en doelmatig in te zetten. Ik wil dat graag 2.0 noemen en zal dadelijk aangeven wat daar de achtergrond van is en waarom dat legitiem is.
De zes beleidsprioriteiten die in 2011 uiteengezet zijn, blijven onverminderd geldig. De evaluatie, die buitengewoon uitgebreid is, zegt daarover dat het goede, relevante prioriteiten zijn en dat het goed is om daarbinnen nieuwe accenten te leggen. Wij leggen nieuwe accenten op het formuleren van scherpere doelstellingen. De Kamerleden noemden dat ook al. Wij hebben ons voorgenomen om bij de programma's die wij ofwel doorzetten, ofwel opnieuw gaan inzetten, ofwel in een verbeterde versie gaan doorzetten, de doelstellingen scherper te formuleren, zodat we op een later moment beter kunnen bekijken of die doelstellingen gehaald zijn. Ik vind het te vroeg om alweer een nieuwe evaluatie aan te kondigen. Wij zijn amper bekomen van de 239 pagina's van deze. Ik wil wel zeggen dat we nadrukkelijker dan voorheen learning by doing moeten inzetten, dus scherpere monitoring in plaats van te vroege evaluatie.
Binnen die prioriteiten wil ik inzoomen op een paar punten, zoals de opvang van vluchtelingen in de regio van herkomst, waarnaar mevrouw Gesthuizen vroeg. In 2013 zal, net als in 2012, uitdrukkelijk niet bezuinigd worden op de bijdrage aan de UNHCR. We verhogen de bijdrage van 33 miljoen naar 38 miljoen euro en houden daarnaast ruimte om in te spelen op crises, zoals die zich ongetwijfeld ook in 2013 zullen voordoen. Ook zullen we extra aandacht hebben voor de geldovermakingen, de zogenaamde remittances. Onderdeel van het beleid was een website. Daar moet nog wat aan verbeterd worden en dat gaan we zeker doen. Inmiddels is de website www.geldnaarhuis.nl sterk verbeterd en zijn er meer bezoekers. De mogelijkheid om een certificering van de Wereldbank te krijgen is onder de aandacht gebracht van de uitvoerende organisatie IntEnt. Wij zullen daar nogmaals op aandringen. De verbetermogelijkheden hebben absoluut onze aandacht, met name door preciezer in te gaan op de wisselkoersen, een belangrijk onderdeel. Ook is de samenwerking met banken sterk verbeterd, vooral door inzet op de samenwerking met de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB). Er zijn goede contacten opgebouwd met de Rabobank en ABN-AMRO.
Daarnaast hebben de evaluatoren gezegd dat het belangrijk is om beter te definiëren wat de ontwikkelingsdimensie is van geboden hulp bij vrijwillige terugkeer en herintegratie. Er wordt inderdaad ervaring opgedaan met de combinatie van financiële hulp en hulp in natura. In 2013 vindt een eerste evaluatie daarvan plaats. Ongetwijfeld zullen daarin de naaimachines figureren maar niet de tractoren, omdat de ontwikkelingsrelevantie van het sturen van een tractor naar Zuid-Sudan relatief beperkt is. Daar kom ik nog op terug.
Nederland speelt een voortrekkersrol in het GFMD. Er is onlangs inderdaad een bijeenkomst geweest in Mauritius. Nederland heeft daar op een aantal punten specifiek ingezet, zeg ik in antwoord op vragen van mevrouw Maij: een meerjarige agenda om de effectiviteit van het forum te vergroten en het versterken van de ontwikkelingsdimensie. Die «Development»- dimensie uit het GFMD dient niet onderbelicht te raken, daarvoor is hier bredere steun aanwezig. De potentie van migratie als motor voor ontwikkeling in herkomstlanden mag verder versterkt worden. Ook heeft Nederland ingezet op vergroting van de rol van de private sector. Het bedrijfsleven kan een grotere rol spelen en dat is een positie die de UN Special Representative for International Migration en Development, de heer Sutherland, ook voorstaat. Nederland wil met name ook de kracht van het mkb versterken, de motor van de economie, niet alleen in Nederland maar ook in verscheidene landen van herkomst.
Een ander punt waar Nederland op heeft aangedrongen is de betrokkenheid van de diaspora. Verschillende Kamerleden hebben het hier over gehad. De diaspora is belangrijk, maar we moeten de betekenis wel in het goede kader zien. Mensen die deel zijn van de diaspora in Nederland kunnen op verschillende manieren bijdragen aan de ontwikkeling, zoals met remittances en expertiseoverdracht, maar de relatie tussen de diaspora en de landen van herkomst is niet alleen maar probleemloos. Het is goed om dat onder ogen te zien. Natuurlijk zijn tijdens die bijeenkomst in Mauritius de remittances aan de orde geweest en de financiële sectorontwikkeling in de landen van herkomst.
Voor de circulaire migratie zijn twee instrumenten ingezet. Het ene is het TRQN-project, waarbij mensen die woonachtig zijn in Nederland op tijdelijke basis terugkeren naar het land van herkomst om bij te dragen aan de ontwikkeling. Dat project zetten wij door. Dit gaat inmiddels de derde fase in. In de eerste twee fasen hebben uitzendingen plaatsgevonden naar Afghanistan, Sierra Leone, Sudan, Bosnië en Herzegovina, Servië, Montenegro, Georgië, Ethiopië en Kosovo. Er is geen speciale aandacht voor fragiele staten, maar ze komen in het lijstje wel voor, omdat bij uitstek mensen uit die landen een veilige vluchthaven in Nederland willen vinden. Natuurlijk hangt het ervan af of hier een substantieel aanbod van mensen is dat daar iets bij te dragen heeft.
De pilot circulaire migratie is voortijdig beëindigd. Het blijft een doel van het beleid, maar die pilot is niet gelukt. Dat gebeurt nou eenmaal met pilots, soms lukken ze en soms niet. We hebben er drie dingen van geleerd:
1. De begrenzing van de verblijfsduur van maximaal twee jaar die de pilot kent, leidde er in de praktijk toe dat mensen niet beschikbaar waren omdat ze dat ofwel te kort, ofwel te lang vonden.
2. Het financiële risico voor de betrokken bedrijven, met name het mkb, was relatief groot als het om een langere periode ging. Dat bleek in tijden van economische crisis moeilijker te dragen.
3. Er waren problemen bij de afgifte van tewerkstellingsvergunningen.
Daar hebben we van geleerd en ik zeg de Kamer graag toe dat ik zal kijken naar de mogelijkheden om een pilot 2.0 te doen, waarbij we lessen trekken uit de eerste keer en de circulaire migratie een impuls kunnen geven.
Er is gevraagd of er voor de migrantenorganisaties in Nederland een apart loket kan komen. Ik ben er niet voor. Door migrantenorganisaties zelf, met terechte hulp van BZ, is geïnvesteerd in het vergroten van de professionalisering van ontwikkelingsrelevante projecten in de landen van herkomst. Nederland heeft daar een generiek loket voor. Organisaties die daar aanspraak op willen maken, moeten voldoen aan een aantal criteria. Dat geldt in gelijke mate voor migrantenorganisaties en dat willen we graag zo houden. Overigens spreekt het ministerie van BZ twee keer per jaar met migranten, diasporaorganisaties en medefinancieringsorganisaties over dit onderwerp. Dat zetten we ook gewoon door.
De heer Sjoerdsma vroeg hoe we de coherentie en samenhang moeten zien. Mevrouw Mulder vroeg daar ook naar en wees ook vandaag weer terecht op de mogelijkheden die de portefeuille, die nu vorm heeft gekregen, biedt. Mijn inzet is om gunstige randvoorwaarden te scheppen, zodat migratie een positieve ontwikkelingsimpact kan hebben. Dat betekent dat we niet alleen bilateraal maar ook op EU-vlak moeten bijdragen aan coherentie. Ik wijs er wel op dat we een beetje bescheiden moeten zijn over de bijdragen. We willen het inderdaad zichtbaar maken waar dat mogelijk is, binnen het kader van het regeerakkoord waarbij arbeidsmarktbeleid en nationale competenties natuurlijk een rol spelen en waarbij een restrictief immigratiebeleid een rol speelt. Ik wil zeker inzetten op het bevorderen van die circulaire migratie en op een institutionele versterking van de overheden van ontwikkelingslanden. De Kamer heeft er niet specifiek naar gevraagd, maar ik wijs erop dat we dat in de afgelopen periode hebben gedaan en ook zullen doen binnen het budget van 9 miljoen euro, waarvan ik geen uitbreiding voorzie.
Hoe begeleidt BZ de terugkeer? Er zijn verschillende programma's, zoals mevrouw De Caluwé aangaf. Ik zeg haar graag toe dat we scherp zullen kijken of de informatie wel voldoende helder en beschikbaar is. Overigens is dat een lijn die ik volg voor alle programma's, of ze nou over terugkeer gaan of over andere interventiemiddelen. Door onderlinge afstemming en harmonisatie kunnen we het aantal programma's terugbrengen, niet in omvang maar wel in aantallen, en de effectiviteit en uitvoeringscapaciteit verbeteren. Ik ga daarnaar kijken.
Over de betrokkenheid van migrantenorganisaties bij het beleid heb ik al iets gezegd. Die consultaties gaan onverminderd door en we zullen ook in internationaal verband onze inzet op het GFMD doorzetten. In 2013 wordt door de Special Representative van de UN in een high level panel voorzien en daar zullen we graag aan blijven bijdragen.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Kan de minister aangeven of zij of de staatssecretaris ingaat op het punt van de budgetkorting voor Ghana?
Minister Ploumen: Het punt rondom Ghana zal in eerste instantie door de staatssecretaris beantwoord worden en ik heb er alle vertrouwen in dat dat tot tevredenheid gebeurt. Is dat niet zo, dan kijken we in tweede termijn verder.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Dan wil ik toch graag een interruptie plegen. Het kabinet spreekt met één mond en de VVD en PvdA hebben elkaar overduidelijk gevonden in dit regeerakkoord, waarin fors bezuinigd wordt op het budget. Maar dit is geld waar de minister de meeste verbondenheid mee heeft en zij zegt dat ze erop wil toezien dat wat wij doen op het terrein van OS zinvol is en het doel dat wij willen bereiken dichterbij brengt. Ik wil toch graag weten wat haar visie is en hoeveel zij van deze maatregelen verwacht.
Minister Ploumen: Het is duidelijk dat in de afspraken met Ghana niet over één nacht ijs is gegaan. De afspraak is dat er een zekere conditionaliteit is in de overigens verder prettige en zakelijke relatie. Er is afgesproken, gezien het feit dat Ghana niet meewerkt aan terugkeer, dat op het totale budget 10 miljoen euro gekort zal worden. Ik zie erop toe dat die korting niet terechtkomt bij de burgers van Ghana, dus dat er niet gekort wordt op de bijdrage aan ngo's en programma's op basisvoorzieningen, maar wel op bijdragen via de overheid. Dat lijkt mij de aangewezen route.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik vind het een beetje lastig, want laten we ervan uitgaan dat Ghana die 10 miljoen euro, als het die zou krijgen, zou inzetten voor de bevolking. Ik wil dat het niet over de rug gaat van de mensen om wie het ons te doen is bij OS. Ik wil het wat scherper stellen, want het is nog niet zo lang geleden dat de voormalig minister van I en A tegen Irak zei: u krijgt van mij 5 miljoen euro omdat ik graag wil dat u gaat meewerken aan het terugnemen van mensen die niet vrijwillig willen terugkeren naar Irak. Toen hadden we duidelijk voor ogen dat dat belangrijk was en begrepen we dat Irak in een opbouwsituatie zat. Hoe valt dat te rijmen met deze korting van 10 miljoen euro op het budget voor Ghana, als we aan de andere kant erkennen dat er juist geld nodig is om mensen te kunnen terugnemen?
Minister Ploumen: Wat betreft het nemen van deze maatregel tegen Ghana zei ik al dat we niet over één nacht ijs zijn gegaan. In concreto betekent dit dat Nederland ook in samenspraak met Ghana gekeken heeft hoe dit land haar eigen dienstverlening op peil kan brengen. We hebben echt ons best gedaan. Voorts benadruk ik dat de situatie in Ghana een andere situatie is dan in Irak. Mevrouw Gesthuizen is zich daar zelf ook zeker van bewust. Natuurlijk is Ghana ook een land in opbouw, maar het is wel een van de landen waar de economische ontwikkeling en die van democratische instituties echt van een andere en veel betere orde is dan in Irak. Nadat we een traject hebben doorlopen met de Ghanese overheid voor het verbeteren van hun eigen inzet, hebben we kunnen besluiten tot deze maatregel.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik had de indruk dat de minister klaar was met haar antwoorden betreffende de migrantenorganisaties. Ik heb daar nog een paar specifieke vragen over, maar kan me voorstellen dat er eerst op Ghana wordt doorgegaan.
Minister Ploumen: Ik heb gezegd wat ik er op dit moment over te zeggen heb, dus we kunnen of de staatssecretaris het woord geven over Ghana of doorgaan over de migrantenorganisaties, maar dat is uiteraard aan de voorzitter.
De heer Sjoerdsma (D66): Ik heb nog een vraag aan de minister over Ghana, voordat we naar de staatssecretaris gaan.
Minister Ploumen: Wij staan geheel tot de beschikking van de Kamer.
De voorzitter: Laten we eerst de vragen stellen die niet specifiek over Ghana gaan. Daarna gaan we naar de staatssecretaris voor de vragen over Ghana.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): De minister gaf aan dat zij consultaties doet met de migrantenorganisaties. Wij hadden gevraagd of zij specifiek zou kunnen ingaan op de rol van deze organisaties bij de ontwikkeling in het thuisland. Is dat iets wat bij die consultaties naar voren komt? Ziet de minister ook mogelijkheden om de capaciteit van deze organisaties te versterken, en zo ja, hoe dan?
Minister Ploumen: Excuses aan mevrouw Mulder als ik niet scherp genoeg ben geweest in de beantwoording van haar vragen. Ik ga dat gelijk goedmaken. In de dialoog met migrantenorganisaties gaat het ook zeker over de rol van de diaspora vis-à-vis de landen van herkomst. Ik heb net aangegeven dat die relatie niet per se probleemloos is. Dat is het kader waarbinnen we die gesprekken moeten voeren. De afgelopen jaren is er vanuit migrantenorganisaties zelf, vanuit medefinancieringsorganisaties ontwikkelingssectorbreed en vanuit BZ geïnvesteerd in professionalisering van die migrantenorganisaties. Het lijkt me dat we dat met overtuiging hebben gedaan, maar dat nu wel het moment is gekomen dat de migrantenorganisaties, net als andere organisaties die willen meedingen naar de gelden die beschikbaar zijn binnen het generieke budget, gewoon moeten voldoen aan de criteria. Ik zie vooralsnog geen reden om de professionaliseringsinitiatieven op te schalen. Dat loket is voor hen beschikbaar en de dialoog is ervoor bedoeld om problemen daarmee te detecteren.
De voorzitter: ik stel voor dat de staatssecretaris eerst de vragen beantwoordt over Ghana. Daarna gaan we weer terug naar de minister.
Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Dank voor de inbreng van de leden in eerste termijn. Ik verheug me op de samenwerking met de commissieleden, van wie ik de meesten niet ken en ook niet vaak tref, met uitzondering van mevrouw Gesthuizen. Wij kennen elkaar goed.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Dat kan ik bevestigen.
Staatssecretaris Teeven: Wij hebben vaak interessante debatten en daar verheug ik mij ook in deze commissie op. Ik heb er vandaag een woord bijgeleerd dankzij de genuanceerde inbreng van de PVV-fractie: abject.
Over Ghana zijn door diverse leden vragen gesteld en opmerkingen gemaakt. De medewerking van Ghana aan terugkeer is eigenlijk al jarenlang onvoldoende. Dat is niet iets van het laatste jaar, maar was ook onder het kabinet-Balkenende IV al het geval. Die terugkeerproblematiek met betrekking tot Ghana is op alle niveaus besproken. Het is ook door minister Leers en staatssecretaris Knapen besproken bij hun bezoek aan Ghana. Toen heeft dit CDA-koppel dit intensief besproken met de regering van Ghana. Desondanks moeten we vaststellen dat de Ghanese autoriteiten niet in staat zijn gebleken verbetering aan te brengen in de medewerking bij gedwongen terugkeer. Ook als er duidelijke bewijzen waren van de Ghanese nationaliteit, zoals een paspoort, was de medewerking van de Ghanese autoriteiten nog onvoldoende. OS was onder het vorige kabinet, en ook onder dit kabinet, geen eenrichtingsverkeer. De Nederlandse regering en de Nederlandse overheid mogen als internationale verplichting van Ghana verwachten dat ze hun eigen onderdanen terugnemen. Vaak gaat buitenlandse handel of OS voor en komt conditionaliteit een beetje in de verdrukking. Ik heb daar met de minister heel goed over gesproken. Het signaal dat door onze voorgangers aan Ghana gegeven is, is duidelijk.
Het totale aantal illegale Ghanezen in Nederland is onbekend, maar wordt op basis van cijfers van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) geschat op 100.000 personen. In totaal stroomden er in 2011 zo’n 150 Ghanezen in de caseload van DT&V in, maar het werkelijke aantal illegale Ghaneze vreemdelingen is groter.
Mevrouw Maij (PvdA): Bedoelt de heer Teeven dat er 100.000 illegalen zijn of dat er 100.000 illegale Ghanezen zijn?
Staatssecretaris Teeven: De schatting van het totale aantal illegalen is 100.000 en het totale aantal illegale Ghanezen daarbinnen is onbekend. Ook het totale aantal illegalen is overigens onbekend. Van januari tot en met augustus 2012 zijn er 72 verzoeken ingediend voor afgifte van een vervangend reisdocument. In die periode, onder het vorige kabinet, is slechts in 10% van de gevallen daadwerkelijk een reisdocument verstrekt. In de periode van 13 juni tot 13 september 2012, de periode die Ghana had gekregen om verbeteringen aan te brengen, heeft er geen enkele verbetering plaatsgevonden in het handelen door de ambassade of overheid. Naar ons oordeel, en naar het oordeel van het vorige kabinet, is dat een situatie van bestendig onvoldoende meewerken aan gedwongen terugkeer. Mevrouw De Caluwé vroeg of Nederland het enige land is dat problemen heeft met Ghana over de terugkeer. Dat is niet zo, ook de lidstaten Duitsland en Oostenrijk hebben daar problemen mee, maar die cijfers dateren van maart 2011. Zij hebben tot op dit moment nog geen voorwaarden aan de inzet van OS verbonden. Ik heb er vorige week ook over van gedachten gewisseld met mijn Engelse collega. Terugkeer vanuit het VK naar Ghana lijkt goed te verlopen. Ik heb hierover dus contact met de collega’s in Europees verband. Meer landen hebben problemen, maar slechts enkele hebben besloten om dat te koppelen aan de inzet van OS of om consequenties aan de buitenlandse handel te verbinden.
De heer Van Ojik (GroenLinks): Welke landen verbinden er wel sancties of consequenties aan, behalve Nederland?
Staatssecretaris Teeven: Ik heb gehoord dat door Slovenië en een aantal andere Oost-Europese lidstaten maatregelen zijn of worden ingezet.
De sanctie op Ghana en andere landen die niet meewerken aan terugkeer is aan de lage kant. Het is net gebeurd, dus het is moeilijk te zeggen wat Ghana daadwerkelijk gaat verbeteren. Dat wordt gemeten.
Mevrouw Maij vroeg of je niet meer vliegen vangt met stroop dan met azijn. Ik denk niet dat we de azijnfles gehanteerd hebben. Op de ambassade in Ghana zijn door de liaison officer diverse keren activiteiten ondernomen. Van diverse zijden hebben we met stroop geprobeerd om medewerking te krijgen. Dat is echt niet over één nacht gegaan, zoals de minister al opmerkte. Dan komt er een moment dat je een stap moet zetten en die heeft het vorige kabinet een aantal maanden geleden gezet. Je kunt niet zeggen dat er niks is geprobeerd. Er is wel degelijk wat geprobeerd. Van de zijde van de Nederlandse ambassade in Ghana en van de zijde van de liaison officer zijn er behoorlijke investeringen gepleegd.
Dit is de beantwoording over Ghana.
Mevrouw Maij (PvdA): De staatssecretaris heeft al een hoop vragen beantwoord, maar ik zit nog met het interessante punt dat het VK geen probleem heeft en Slovenië wel. Misschien heeft het in Slovenië een andere dimensie dan in het VK. De staatssecretaris zegt dat men niet over één nacht ijs is gegaan en dat geloof ik, maar hoe komt het dat het VK geen probleem heeft en wij wel? Verder was onduidelijk dat als er een paspoort is, er ook geen medewerking is. Dan is er toch geen vervangend reisdocument nodig?
Staatssecretaris Teeven: Ik heb vorige week aan mijn collega in het VK gevraagd hoe men dat doet in de feitelijke samenwerking met Ghana. Wij krijgen nog teruggekoppeld waarom dat daar wel goed loopt. Het is overigens niet zo dat alleen Slovenië problemen heeft. Duitsland en Oostenrijk maakten in 2011 al melding van dezelfde problemen die wij ondervinden met Ghana. Tegelijkertijd constateren we dat het VK het wel kan, dus daar moeten we naar kijken.
Als er een kopie van het paspoort wordt overgelegd, zou je zeggen dat dat voldoende is om medewerking te verlenen aan terugkeer. Als het dan niet gebeurt, is dat wel bijzonder. Je mag van landen verwachten dat ze hun eigen onderdanen terugnemen. Ik roep bij mevrouw Maij in herinnering dat de PvdA het principe ondersteunt dat als mensen terug kunnen gaan, dat moet gebeuren. Als mensen vrijwillig terug willen, moeten we daar ook medewerking aan verlenen. Daar hoort bij dat dat daadwerkelijk gebeurt en dat dit niet alleen met de mond beleden wordt.
Mevrouw Maij (PvdA): Als het om een kopie van het paspoort gaat in plaats van een paspoort, is het helder. Het feit dat het VK geen problemen heeft, is al lang bekend en ik ben heel tevreden dat de staatssecretaris daarover contact met het VK opneemt en daarvan gaat leren.
Staatssecretaris Teeven: Wij leren van de best practices van liaison officers en ambtenaren van andere lidstaten voor snellere procedures. Dat is de beste manier om te zorgen dat die terugkeer gestalte krijgt.
De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik heb nog vragen naar aanleiding van het antwoord van de minister op de vragen van mevrouw Gesthuizen over die korting van 10 miljoen euro. Ik begrijp het verhaal van de staatssecretaris heel goed: hij is verantwoordelijk voor het feit dat uitgeprocedeerde mensen terugkeren. Als het niet goedschiks kan, dan moet het op een gegeven moment kwaadschiks en daar zet je dan bepaalde instrumenten voor in die in feite uit een andere begroting of categorie komen, namelijk die van minister Ploumen. Zij zegt dat men ervoor zal zorgen dat die 10 miljoen niet ten laste komt van burgers. Dat begrijp ik niet. Je geeft hulp aan Ghana in de veronderstelling dat al die hulp op wat voor manier dan ook ten gunste van de burgers komt. Het is een budget voor armoedebestrijding, dus ik begrijp dat niet.
De voorzitter: Wilt u zich beperken tot een vraag?
De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik wil dat de minister verheldert hoe zij kan garanderen dat die 10 miljoen niet ten koste gaat van de armoedebestrijding in Ghana.
Minister Ploumen: In antwoord daarop benadruk ik twee punten. In de eerste plaats loopt de relatie van de Nederlandse overheid vis-à-vis de Ghanese overheid natuurlijk niet, en gelukkig niet, alleen maar via het pad van OS of de dialoog over het terugkeerbeleid. Er is ook een politieke dialoog. In het kader daarvan komen de verschillende onderwerpen steeds aan de orde, zoals ook de staatssecretaris heeft benadrukt. Ik voorzie dat de intensiteit zal toenemen. We hebben een handelsrelatie met Ghana en gezien de economische ontwikkeling van Ghana zal die relatie wellicht in de toekomst meer op de voorgrond komen te staan. Ook in die relatie zullen we natuurlijk eventuele problemen aankaarten.
In de tweede plaats wordt voor die 10 miljoen euro korting specifiek gekozen voor programma’s waar de overheid als instituut getroffen zal worden. De heer Van Ojik weet als geen ander dat er in de ontwikkelingsrelatie, die materieel en niet-materieel is, ingezet wordt op directe armoedebestrijding, maar ook op institutionele ontwikkeling van zowel middenveld als overheid. De overheid van Ghana heeft zelf verantwoordelijkheid. Wij hebben er alles aan gedaan en vervolgens moet de overheid van Ghana de gevolgen voor haar burgers, hoewel we niet verwachten dat die er zijn, zelf mitigeren.
In antwoord op een vraag van de heer Sjoerdsma en als vervolg op de inbreng van de staatssecretaris zeg ik dat we deze maatregel heel recent hebben ingezet. De staatssecretaris heeft er al verstandige dingen over gezegd. Ik ken hem ook als een man die alleen maar verstandige dingen zegt. We zullen richting de zomer in samenspraak kijken hoe het gaat, wat het resultaat van die inzet is en of er ervaringen in andere landen zijn die we op korte termijn kunnen inzetten. Wij komen dan graag bij de Kamer terug om daarover nogmaals van gedachten te wisselen en te bekijken wat de volgende stap kan of moet zijn, of misschien zelfs niet hoeft te zijn.
De heer Sjoerdsma (D66): Het is goed om dat meetmoment concreet te maken. De minister zegt dat er zal worden gezocht naar programma’s die de overheid als instituut raken. Dat klinkt alsof die korting nog niet geëffectueerd is en alsof nog moet worden bekeken welke programma’s dat zijn. Bij dat meetmoment in de zomer horen wij graag over welke programma’s het gaat, welke criteria de minister hanteert om te meten of Ghana meewerkt en hoe de dialoog met Ghana loopt.
In dat kader heb ik nog een vraag aan de staatssecretaris. Goed dat de staatssecretaris bij het VK zijn oor te luisteren legt om erachter te komen waarom het daar goed gaat, maar kan hij verklaren waarom het met ons en Ghana niet goed gaat? Wat zijn precies de beweegredenen van Ghana om over deze 150 asielzoekers per jaar zo te difficulteren?
Staatssecretaris Teeven: Ik heb zelf nog geen contacten met Ghana gehad in de korte tijdspanne dat het kabinet er is. Mijn voorganger heeft daar wel contact over gehad. Het is mooi dat we kunnen leren van de best practices van het VK, maar de daadwerkelijke oplossing van dit probleem zit in Accra en niet Londen. Dit is allemaal zeer recent tot stand gekomen en loopt nog niet lang. Wij zullen zeker contact opnemen met de Ghanese autoriteiten als wij zien dat er geen verbetering optreedt. Als er na korting nog steeds niks gebeurt, zullen we opnieuw contact moeten hebben.
De heer Sjoerdsma (D66): Ik heb er natuurlijk alle begrip voor dat de staatssecretaris net is aangetreden. Mijn vraag ging niet over het effect van deze korting, maar daarvoor was de relatie met Ghana al moeilijk. Wellicht kan de minister verhelderen waarom de relatie voor de terugname van ex-asielzoekers al zo moeilijk was?
Staatssecretaris Teeven: Daar kan ik wel wat over zeggen. De Ghanese autoriteiten stellen al heel lang het Nederlandse toelatings- en terugkeerbeleid ter discussie als vreemdelingen uit Ghana geen recht meer hebben op verblijf. Dat is niet nieuw. Ze willen ook dat wij Ghanese onderdanen in staat stellen om openstaande verblijfsprocedures af te wachten, terwijl die procedures soms niet in Nederland mogen worden afgewacht. Als vanuit de Ghanese autoriteiten de Nederlandse toelatingsprocedures en beslissingen niet worden gerespecteerd, dan rest op een bepaald moment niets anders dan wat het vorige kabinet heeft besloten. De minister en ik moeten dit nu gaan evalueren en bekijken of er op enigerlei wijze met Accra zaken valt te doen, zodat dat verbeterd wordt. Daarin kunnen we misschien leren van de ervaringen die het VK met Accra heeft. Dat is mijn hoop.
De voorzitter: De minister wil nog iets aanvullends zeggen op hetgeen ze hiervoor al heeft gezegd.
Minister Ploumen: Ik wil nog specifiek ingaan op het eerste deel van de interventie van de heer Sjoerdsma over de evaluatie, welke elementen en of we dat kunnen toezeggen. Zeker kunnen we dat toezeggen, graag zelfs. Ik denk dat het belangrijk is om in deze fase op dit onderwerp met de Kamer goede afspraken te maken over de informatievoorziening en evaluatie. Voor de zomer komen wij graag bij de Kamer terug met informatie over:
1. het resultaat hiervan;
2. op welke programma’s die korting gaat vallen, zodat de overheid als instituut nadeel zal ondervinden;
3. wat dit betekent voor de komende stappen, met inachtneming van de ervaringen in andere landen.
De heer Van Klaveren (PVV): Ik vraag de staatssecretaris waarom is gekozen voor een minimale korting van 10 miljoen op een totaal budget van 170 miljoen euro.
Staatssecretaris Teeven: Ik weet niet of dit bedrag minimaal is; dat is een kwestie van waardering. We hebben moeten vaststellen dat de medewerking van de Ghanese autoriteiten niet optimaal, dan wel slecht is. We proberen wijziging in dit optreden aan te brengen en daarbij is door onze voorgangers voor dit bedrag van 10 miljoen gekozen, in een kabinet waar overigens ook de PVV verantwoordelijkheid droeg.
De heer Van Klaveren (PVV): Ook in dat kabinet verschilden we van mening op het punt van ontwikkelingshulp. Wij delen de mening niet dat 10 miljoen euro heel wat is. Wat gaat de staatssecretaris doen als Ghana moeilijk blijft doen? Gaat hij dan halveren of het totale budget stopzetten? Dat zet zoden aan de dijk.
Staatssecretaris Teeven: Als de Ghanezen geen medewerking verlenen, ga ik opnieuw in gesprek met de minister om als regering één standpunt naar buiten te brengen over de volgende stap. Dat hoort de Kamer zo snel mogelijk van ons.
De voorzitter: De minister is klaar met haar beantwoording. De staatssecretaris beantwoordt de rest van de vragen die er nog voor hem liggen.
Staatssecretaris Teeven: Het onderwerp communicatie is door een aantal leden van de commissie aan de orde gesteld. Hoe communiceren wij naar mensen die terug kunnen of willen keren? Deze week is de website www.infoterugkeer.nl online gegaan, een initiatief van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) in goede samenwerking met een aantal maatschappelijke organisaties. Mensen die willen terugkeren kunnen op de website zien wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn voor terugkeer. Er worden soms vragen gesteld over financiële tegemoetkoming of tegemoetkoming in natura, waaraan niet kan worden voldaan. Dat in natura ondersteunen van bepaalde trajecten is nog niet zo lang geleden in gang gezet. Sinds eind 2011 is er een mogelijkheid om ex-asielzoekers ondersteuning in natura aan te bieden. Daarmee worden naar het oordeel van het kabinet de kansen vergroot voor vreemdelingen om na terugkomst in het eigen land met succes een bestaan te kunnen opbouwen. Het is nog te vroeg om iets over de resultaten te zeggen. De beslissing is eind 2011 genomen en in de loop van 2012 zijn die projecten gestart. Wij zullen de Kamer zo snel mogelijk informeren over het eventuele succes van de lopende in-naturaprojecten.
Mevrouw Mulder heeft nog gevraagd, naar aanleiding van wat ik bij de behandeling van de begroting van Veiligheid en Justitie heb gezegd, wat men kan verwachten met betrekking tot terugkeer en hoe de aanpak wordt. Eind januari 2013 zal ik de Kamer informeren over de strategische landenaanpak en met betrekking tot welke landen we iets diplomatieks of anderszins iets gaan doen. Ik zal dat in samenwerking doen met andere West-Europese landen. Er is gevraagd wat we gaan doen met het niet meewerken aan de terugkeer naar Irak. Mijn voorganger minister Leers heeft gesproken met de minister van Immigratie van Irak, maar er was geen bereidheid tot medewerking aan gedwongen terugkeer. Ook niet nadat er geld was aangeboden, zoals de heer Van Ojik noemde. Op de afgelopen Immigratieraad heb ik gesproken met collega’s van Denemarken, België, het VK, Duitsland en Zweden. Die hebben soortgelijke ervaringen. Met Zweden en het VK wordt er met betrekking tot Irak op ambassadeniveau samengewerkt. Men gaat ook een werkgroep samenstellen met een aantal medewerkers van de Diensten Terugkeer en Vertrek uit die landen. Nederland gaat deze werkgroep, die specifiek gaat kijken hoe gedwongen terugkeer naar Irak op de rit gezet kan worden, trekken. Voor 1 maart zal er meer duidelijkheid zijn of we dit met een aantal landen binnen de EU gezamenlijk kunnen oppakken. Ik verwacht dat we met deze gezamenlijke aanpak een stapje verder kunnen komen. Bij terugkeer naar Irak moeten we overigens wel onderscheid maken tussen Centraal- en Zuid-Irak, waar gedwongen terugkeer op sommige momenten lastig zal zijn, ook door gebrek aan medewerking van de centrale regering. Ik heb met betrekking tot de situatie in Noord-Irak ook gesproken met de minister van Immigratie van de Koerdische autonome regering in Erbil. Ik verwacht in de nabije toekomst meer mogelijkheden voor gedwongen terugkeer naar Noord-Irak, want de feitelijke situatie in Koerdistan, Noord-Irak, is anders dan in de rest van dat land.
De heer Van Klaveren vroeg welke landen problematisch voor terugkeer zijn. Eigenlijk geven alle landen, niet anders dan in vorige kabinetsperioden, aan dat ze wel willen meewerken aan vrijwillige terugkeer van mensen. Ook geven veel landen aan geen bezwaar te hebben tegen gedwongen terugkeer. Maar er zijn ook landen waar dat niet zo is. We zullen een strategische landenaanpak gaan opzetten, want ik zie op het terrein van terugkeer wel mogelijkheden om de inspanningen van het kabinet te vergroten ten opzichte van de vorige kabinetsperiode. We kunnen meer realiseren, niet bilateraal door Nederland alleen, maar met een aantal landen in Noordwest-Europa met dezelfde problemen. In de brief van januari zal ik de landen noemen die aanmerking komen voor de strategische landenaanpak. In een aantal landen moeten we onze inspanningen voor terugkeer vergroten en dat zal ik in nauw overleg met deze minister en de minister van BZ doen.
De heer Sjoerdsma (D66): Ik had een aanpalende vraag gesteld over partnerlanden waarmee wij een ingewikkelde terugkeerrelatie hebben. Vandaag hebben we het over Ghana. Zijn er soortgelijke landen waar het de afgelopen tijd zo moeilijk gaat, dat we ook daar wellicht conditionaliteit overwegen?
Staatssecretaris Teeven: Ik heb er geen behoefte aan om die landen nu in de openbaarheid en volledige omvang met de Kamer te delen. Wij zijn nog in overleg met die landen, hetzij via de minister van BZ, hetzij via de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en mijzelf. Er zijn wel landen waar het moeizaam gaat en het veel beter kan. Er zijn ook landen waar het goed liep, maar waar het het laatste jaar minder is gegaan. Ik zal er eind januari uitgebreid op ingaan hoe het kabinet denkt dat aan te pakken. Dat is ook onderwerp van overleg met de collegae van BZ en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
De heer Sjoerdsma (D66): Neemt de staatssecretaris daarbij ook de coherentie mee om het breder te trekken? We korten Ghana omdat dat land niet meewerkt aan de opname van ex-asielzoekers en in Rwanda bevriezen we geld vanwege de steun aan rebellen. Daar sta ik helemaal achter, maar het gevolg van het bevriezen van dat geld is dat het justitieapparaat niet verder wordt ontwikkeld en dat terugzending van Rwandese genocidairs, die wij hier hebben, wordt bemoeilijkt. Hoe ziet de staatssecretaris die coherentie en kan hij de beantwoording meenemen in de brief?
Staatssecretaris Teeven: Dat vind ik ingewikkeld, want dat raakt bijvoorbeeld het onderwerp van de tegenwerping van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag en de vraag in hoeverre mensen die worden verdacht van oorlogsmisdrijven kunnen worden teruggestuurd naar Rwanda om daar te worden berecht. Ik ontken niet dat we in Rwanda met projecten bezig waren, zoals het opleiden van de rechterlijke macht, het bouwen van gevangenissen en met de voorbereidingen voor een verdrag met Rwanda om een aantal mensen die hier verblijven in Rwanda te laten berechten. Door het vorige kabinet is, gezien de ontwikkelingen in Congo, besloten om ook de justitiële contacten met Rwanda op te schorten. Daar is dit onderdeel van en dat gaat dan ook in de vertraging. Hopelijk is het alleen uitstel en geen afstel. We moeten onderscheid maken in landen waar we te maken hebben met terugkeerproblematiek, de strategische landenaanpak, en landen met een specifieke situatie zoals Rwanda. Daar gaat het ook om de opbouw van een Afrikaans land, maar wel met een aparte relatie met betrekking tot de justitiële hulp. Ik vond het spijtig dat dat moest worden stopgezet, want daardoor zijn zaken in de vertraging gekomen die heel goede kanten hadden.
De heer Van Klaveren (PVV): Kan de staatssecretaris aangeven om hoeveel landen het gaat? Krijgen we in de brief over de strategische landenaanpak expliciet te horen welke landen dwarsliggen?
Staatssecretaris Teeven: We spreken over dertien tot vijftien landen, waar de terugkeersituatie daadwerkelijk verbeterd moet worden. Ik moet nog bezien of het noemen van namen en rugnummers in die brief bijdraagt aan de oplossing. Ik kijk de woordvoerder van de PVV nu recht in de ogen en vraag hem of hij nu echt een oplossing wil of alleen maar namen en rugnummers. Het is in het belang van de commissie dat hij deze minister, de minister van BZ en mijzelf in staat stelt om aan dit probleem te werken. Het is de bedoeling dat mensen terugkeren naar die landen van herkomst en dat is niet altijd gebaat bij het noemen van namen en rugnummers.
De heer Van Klaveren (PVV): Het lijkt mij dat ik als volksvertegenwoordiger gewoon recht heb op informatie over problemen. De vraag is simpel: welke landen doen lastig? Uiteraard zoekt de PVV ook naar een oplossing, maar om met z’n allen een oplossing te kunnen genereren, moet duidelijk zijn waar we het over hebben. Als de staatssecretaris niet wil zeggen wat het probleem is en bij welke landen dat speelt, wordt het extra moeilijk.
Staatssecretaris Teeven: Ik zeg tegen de heer Van Klaveren dat we met dertien tot vijftien landen terugkeerproblemen hebben, dat ik in januari in antwoord op de vragen van mevrouw Mulder met die brief kom, waarin staat hoe we er na overleg met de beide collegae op BZ mee om denken te gaan en dat het noemen van namen en rugnummers niet altijd bijdraagt aan een snelle oplossing. Onderdeel van die brief kan zijn dat ik de Kamer vertrouwelijk informeer over de landen waar het om gaat. Het gaat me er niet om dat ik voldoe aan de informatieplicht, maar dat we met dit kabinet op dit onderdeel wat bereiken. Dat moet de heer Van Klaveren toch als muziek in de oren klinken?
Over Irak heb ik al gesproken. Er lopen op dit moment twee initiatieven met betrekking tot Irak. We nemen deel aan het internationale initiatief dat er al was met het VK en Australië om te komen tot een gemeenschappelijke benadering van Irak. Daar doen ook Canada, Noorwegen, Denemarken, België, Frankrijk en Ierland aan mee. Los daarvan willen we met een aantal Noordwest-Europese landen voor 1 maart aanstaande concrete acties bedenken met betrekking tot gedwongen terugkeer naar Irak. Het is belangrijk om te zorgen dat uitgeprocedeerde mensen niet in tentenkampen blijven zitten, maar dat mensen die hier geen verblijfsrecht meer hebben medewerking aan terugkeer naar Irak krijgen. Dat is een belangrijke oplossing voor de problemen die we hier hebben.
De heer Van Ojik stelde over de situatie in Lampedusa in Italië de vraag hoe we kunnen voorkomen dat migranten onnodig overlijden op zee. Binnen Frontexverband worden op dit moment twee operaties bij Italië op zee gecoördineerd om de instroom uit Afrika te beperken en migratie via de oostelijke Middellandse Zeelanden tegen te gaan. Primair zijn de lidstaten zelf verantwoordelijk voor de bewaking van hun buitengrenzen, maar de noordelijke lidstaten dragen daar binnen Frontexverband wel aan bij. Ik wijs ook op de inspanningen die op dit moment door Nederlandse ambtenaren worden gepleegd voor het tegengaan van illegale migratie in het Turks-Griekse grensgebied.
De heer Van Ojik (GroenLinks): Dank aan de staatssecretaris voor dit antwoord, maar het ging mij niet zozeer om het beperken van instroom of tegengaan van migratie. Ik verwees naar een rapport dat mijn collega Tineke Strik heeft gemaakt voor de Raad van Europa. Dat ging vooral om mensen die al aan het migreren zijn en komen te overlijden omdat er geen adequate opvang is. Dat is schokkend.
Staatssecretaris Teeven: Binnen Frontexverband wordt daar aandacht aan besteed. Dat is al diverse malen met de Kamer gedeeld en ik heb daar brieven over gezien van mijn voorganger. Hij zou ook binnen de JBZ-raad aandacht vragen voor dit probleem. Ik zal daar ook scherp op zijn en er steeds aandacht voor vragen.
De voorzitter: Ik bedank de minister en de staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen in eerste termijn. Er is een mogelijkheid voor een korte tweede termijn met twee minuten per fractie en maximaal één interruptie.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Als ik de minister goed heb beluisterd op het punt van de korting die Ghana krijgt op het ontwikkelbudget, maak ik me zorgen. Ik zie dat de minister onvoldoende plausibel kan maken dat we die 10 miljoen euro niet ten laste laten komen van de mensen om wie het eigenlijk gaat. Ook maak ik me zorgen dat dit een voorbeeld gaat worden voor de aanpak van andere landen. We zijn volgens mij geen geld over de balk aan het smijten met OS, ook al zijn hier collega’s die dat wel menen. Dat geld komt in principe altijd terecht bij de mensen die het het hardst nodig hebben.
Mijn laatste opmerking wil ik wijden aan de geldovermakingen. Ik spoor de minister aan om daar een extra stap in te zetten. De remittance prices van de Wereldbank laten zien dat de fee, die de Rabobank, ABN-AMRO en ING vragen, heel veel beter kan. Ik ontvang graag een toezegging van de minister, ook omdat het al een aantal jaren sleept en er afspraken liggen die in 2009 in L’Aquila in Italië zijn gemaakt, dat zij de Kamer op korte termijn laat weten welke stappen er zijn gezet en wanneer we verbetering mogen verwachten.
De heer Van Klaveren (PVV): Voorzitter. De PVV is voor een snelle afbouw van alle ontwikkelingshulp. Het is in onze visie geen taak van de Nederlandse staat en het werkt niet. Men heeft geen flauw idee of de activiteiten voor migratie en ontwikkeling überhaupt effect hebben. Mijn collega van de PvdA stelde een vraag met betrekking tot het slechten van tariefmuren. Daar zijn wij ook voorstander van, onder de kanttekening dat wij dat niet zien in EU-handelsakkoorden maar via bilaterale handelsakkoorden. Wij horen alle partijen van links tot rechts, inclusief de VVD, spreken over hulp aan exotische landen op kosten van de Nederlandse belastingbetaler. De VVD stelde zelfs dat we moeten voorkomen dat we chagrijnige asielzoekers in Nederland op de bank hebben zitten en daarom best wat geld over de balk kunnen smijten. De PVV is helder: er gaat geen cent heen. Als je uitgeprocedeerd bent, dien je ons land te verlaten. Lukt dat niet, dan kan je wat ons betreft vastgezet worden. Ten slotte horen we dat dit linkse kabinet weinig gaat doen, behalve een minimale korting van 10 miljoen euro op het budget van Ghana, dat al jaren de boel dwarsboomt. Mocht dit land moeilijk blijven doen, dan beginnen de gesprekjes opnieuw in plaats van een forse extra korting. De staatssecretaris geeft aan dat hij, net als de vorige minister, geen namen en rugnummers wil noemen van de maar liefst vijftien landen die moeilijk doen. Om de problemen op te lossen, moeten we wel weten waar we het over hebben. Wat ons betreft maakt het niet uit hoe de staatssecretaris ons informeert, als hij het maar doet. De PVV wil die informatie graag zien en we gaan ervan uit dat die ons zal bereiken.
De heer Van Ojik (GroenLinks): Voorzitter. Dank aan de bewindslieden. Ik ben blij met de toezegging van de minister dat zij gaat bekijken hoe ze een nieuwe impuls aan circulaire migratie kan geven en daarbij de uitkomsten van de evaluatie zal gebruiken. Ik ga ervan uit, hoewel ze dat niet expliciet heeft gezegd, dat het niet alleen gaat om circulaire migratie van mensen die tijdelijk van hier naar daar gaan, maar ook de andere kant op, circulaire migratie van mensen die tijdelijk hier naartoe komen. Dat kan ze misschien nog verhelderen.
Ik ben ook blij dat de staatssecretaris nauwkeurig zal volgen wat er op zee gebeurt. Je moet natuurlijk kijken hoe je die migratie kunt beperken, maar de situatie op zee van mensen die al aan het migreren zijn, is niet zelden levensbedreigend. Het is goed om, samen met de landen in die regio, iets aan de veiligheid te doen. We komen daar ongetwijfeld nog over te spreken.
In Ghana zijn vorige week verkiezingen geweest, de president is herkozen, er komt een nieuwe regering en we hebben in Nederland een nieuwe regering. Laten we met een schone lei beginnen. Ik haal graag de woorden van mijn collega over stroop en azijn aan. Misschien is het een goed moment om deze korting, die we volgens mij allemaal een beetje pijnlijk vinden, op een andere manier te gaan regelen.
Mevrouw Maij (PvdA): Voorzitter. Dank aan de minister en de staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen. Ik heb van de minister gehoord dat er nieuwe accenten en scherpere doelstellingen, learning by doing, in het migratie- en ontwikkelingsbeleid komen. Betreffende de pilot op circulaire migratie heeft een collega al gevraagd welke kant de cirkel op draait. Ik zag de minister knikken, dat is heel prettig. Zij gaf ook institutionele versterking van overheden van landen van herkomst aan. Dat zijn verschillende elementen van het migratie- en ontwikkelingsbeleid die in de huidige brief en het huidige beleid nog niet zo goed uitgewerkt en scherp zijn. Ik vraag de minister of zij in het voorjaar haar licht daarover wil doen schijnen.
Mijn specifieke vraag over mobiliteitspartnerschappen in EU-verband is nog niet beantwoord. Die wil ik koppelen aan de opmerking van de staatssecretaris over de strategische landenaanpak die hij in EU-verband wil oppakken. Hij gaf aan, samen met een aantal collega’s uit de EU, hiermee in een aantal landen voortgang te willen maken. Ik vraag hem of dat in relatie tot die mobiliteitspartnerschappen is en hoe hij dit ziet.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. In de eerste termijn hebben wij aan de minister gevraagd of zij wilde ingaan op de samenhang tussen de componenten ontwikkeling, terugkeer en asielbeleid. De minister bevestigde dat er gunstige randvoorwaarden nodig zijn en dat niet alleen bilateraal maar ook op EU-niveau een en ander gedaan kan worden, zij het bescheiden. Deze beantwoording vond ik ook bescheiden, dus misschien kan de minister daar nog iets uitgebreider op ingaan.
Ook over het faciliteren van die remittances, zoals de SP ook aangaf, willen we graag iets meer horen.
Ik ga nog kort in op de opmerking van GroenLinks met betrekking tot Ghana. Natuurlijk is het pijnlijk, maar wel goed, dat er maatregelen worden genomen om een signaal aan een land als Ghana te geven dat het niet werkt op deze manier en dat het geen eenrichtingsverkeer is. Ik ben het op dit punt van harte eens met staatssecretaris Teeven. Dank aan de staatssecretaris voor de uitgebreide beantwoording rondom de kwestie Irak en de conditionaliteit. Daar zijn we heel tevreden mee.
De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. Dank voor de beantwoording in eerste termijn. Ik had nog een niet-beantwoorde vraag over remittances. Die ging erover dat in de financiële stroom richting ontwikkelingslanden het ontwikkelingscomponent steeds meer afneemt en remittances steeds meer toenemen. Ziet de minister naast deze website over de transparantie nog andere mogelijkheden om die remittances ontwikkelingsrelevanter te maken? Daarnaast is het belangrijk dat migratie bijdraagt aan ontwikkeling in herkomstlanden. Niet zodat wij hier onze uitzetquota halen, maar zodat we bijdragen aan de ontwikkeling daar. Ik doe een oproep aan het kabinet om nauwkeurig te bekijken hoe we de terugkeerrelatie met Ghana kunnen verbeteren zonder de burgers daar te raken. Ik hoop dat er in de brief van staatssecretaris Teeven voldoende aandacht is voor die bescherming van burgers in onze partnerlanden.
Voorzitter: Gesthuizen
Mevrouw De Caluwé (VVD): Voorzitter. Ik wil allereerst de minister bedanken voor de toezegging dat zij de doelen voor migratie en ontwikkeling scherper zal neerzetten en dat zij wil inzetten op monitoring in plaats van weer een grote evaluatie te houden. Dat ben ik met haar eens. De VVD is voor een efficiënte aanpak en tegen geld over de balk smijten, zeg ik tegen de heer Van Klaveren. Ook dank aan de minister voor de toezegging om scherp te kijken of de informatie voor de diaspora wel voldoende duidelijk en beschikbaar is en of het aantal programma’s teruggebracht kan worden. Ik hoorde de staatssecretaris zeggen dat hij een website, www.infoterugkeer.nl, heeft. Ik vraag de minister waar dit aanhaakt bij die website en de informatie van de staatssecretaris.
Mijn laatste vraag gaat over Ghana. Ik begrijp dat voor de zomer de resultaten worden gepresenteerd, wordt aangegeven op welke programma’s korting te verwachten valt en wat de vervolgstappen zijn. Als dit gaat over die korting van 10 miljoen euro die een paar maanden geleden is aangekondigd, vraag ik me af wat die korting op dit moment is en of we niet nu al zouden moeten inzetten op die korting. Als het een paar maanden geleden is aangekondigd, moeten we nu met concrete stappen komen.
Voorzitter: De Caluwé
Minister Ploumen: Voorzitter. Ik bedank de commissie voor de vragen en het herinneren aan de vergeten antwoorden, waarvoor excuses.
Ik zeg nogmaals dat de programma’s voor Ghana over steun aan de overheid als instituut gaan. De doelstelling van de ontwikkelingssamenwerking kent een aantal componenten, zoals directe armoedebestrijding en inzet op basisgezondheidszorg. Zoals al is opgemerkt, steunen we ook de overheid in haar capaciteitsopbouw als instituut en kijken we naar programma’s die daar specifiek over gaan. Dit naar aanleiding van vragen van mevrouw Gesthuizen. Graag zeg ik haar in aanvulling op de eerste termijn toe dat ik de remittances specifiek in de dialoog met de banken aan de orde zal stellen. Ik zal de Kamer op de hoogte stellen van wat wij vanuit het kabinet zullen ondernemen om de banken aan te zetten tot verbetering van hun kant.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Wanneer kunnen we die informatie tegemoet zien? Kan dat in het voorjaar van 2013?
Minister Ploumen: Dat lijkt mij wel. Het onderwerp is niet nieuw op onze agenda of die van de banken. Soms is haastige spoed heel erg goed, zoals in dit geval.
Het is goed om te horen, want ik ben een minister van samenhang, dat de PVV het eens is met het slechten van tariefmuren, omdat ook importbevordering vanuit ontwikkelingslanden voor dit kabinet van belang is. Het gaat om economische ontwikkeling op een globale schaal. Daar worden we allemaal beter van: buitenlandse handel betekent binnenlandse banen. Dat geldt niet alleen voor ons land, maar ook voor landen die in ontwikkeling zijn.
De heer Van Klaveren (PVV): Kunnen we afspreken dat elke tariefmuur die neergehaald wordt 1 miljard euro minder ontwikkelingshulp betekent?
Minister Ploumen: Nee, dat kunnen we niet.
Juist in de samenhang tussen hulp en handel gaan we enorm opschieten de komende jaren. Het zal soms ongetwijfeld een taai onderhandelingsproces zijn, maar het komt zowel de burgers in Nederland als de burgers in andere delen van de wereld ten goede.
De projecten die een paar jaar geleden zijn gestart met betrekking tot circulaire migratie gingen verschillende kanten uit. Ik heb toegezegd dat we op basis van de ervaringen uit de pilot gaan bekijken hoe circulaire migratie van hier naar daar binnen dat kader vorm zal krijgen. Overigens moet dat wel binnen de budgettaire kaders en binnen de kaders van het regeerakkoord. Ik wil geen valse verwachtingen wekken, maar ga daar graag aan werken. Mevrouw Maij vroeg om de prioriteiten en de hernieuwde verscherpte accenten in een brief te zetten en dat doe ik heel graag.
Wat betreft de vraag van mevrouw Mulder over de samenhang tussen ontwikkeling, terugkeer en asielbeleid moet ik nog een paar puntjes op de i zetten. Dat kan aan de orde komen in de brief die ik toegezegd heb aan de commissie. De samenhang moeten we onder andere zoeken in het inzetten op capaciteitsopbouw van ontwikkelingslanden om een eigen migratiebeleid te formuleren, betere bescherming van vluchtelingen en het mitigeren van negatieve aspecten van migratie. Mensenhandel, mensensmokkel en uitbuiting van mensen is daar allemaal onderdeel van. Die bijdrage is op individueel niveau meer dan bescheiden, want het kan het leven van mensen echt veranderen. De inzet op circulaire migratie draagt daar ook aan bij, net als de inzet van de diaspora hier. Het is gebruikelijk om op dit onderwerp de Kamer een jaarlijkse voortgangsrapportage te doen toekomen en dat wil het kabinet graag voortzetten.
Excuses aan de heer Sjoerdsma; hij vroeg wat we aan die remittances gaan doen. Uitgangspunt is dat die remittances privégelden zijn, dus we sturen daar in principe niet op. Tegelijkertijd horen bij de modernisering van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid al die verschillende geldstromen onderdeel van het beleid te zijn of in ieder geval aan de orde te komen in onze visie. Ik zeg graag toe dat het in de brief, die ik in een eerder overleg met deze commissie toezegde, aan de orde zal komen.
Mevrouw De Caluwé vroeg hoe we de informatievoorziening zien in relatie tot de website van Veiligheid en Justitie. Het eenvoudige antwoord is dat we gaan zorgen voor doorklikmogelijkheden.
Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Dank aan de leden voor hun inbreng in tweede termijn.
Ik wil ingaan op de opmerking van de heer Van Ojik over de situatie op zee. Tijdens het GFMD is ook over dit onderwerp gesproken en Nederland heeft aangegeven dat de bescherming in het land van herkomst begint. Je moet migranten en mensen die op niet-reguliere wijze migreren, wijzen op de gevaren die ontstaan tijdens de reis naar een ander werelddeel en wat hen kan overkomen als ze in dat werelddeel zijn. De minister sprak al over het tegengaan van mensenhandel en mensensmokkel. Het is belangrijk dat die voorlichting in de landen van herkomst begint.
Excuses aan mevrouw Maij dat ik haar vraag over de mobiliteitspartnerschappen in de EU met landen van herkomst nog niet had beantwoord. Het loopt nog niet storm. Er zijn op dit moment vier mobiliteitspartnerschappen afgesloten, met Moldavië, Kaapverdië, Georgië en Armenië. De partnerschappen met Moldavië en Kaapverdië verlopen goed, die met Georgië en vooral Armenië moeten nog volledig tot ontwikkeling komen. Er wordt op dit moment onderhandeld met Tunesië en Marokko. Dat zijn heel belangrijke partnerschappen en we gaan met die partijen niet over één nacht ijs. Er zijn waarschijnlijk meer onderhandelingsrondes nodig om er met Tunesië en Marokko uit te komen. Sinds het verschijnen van de mededeling Totaalaanpak van Migratie en Mobiliteit in 2011 heeft het faciliteren van mobiliteit een veel prominenter plaats gekregen in die partnerschappen en zullen die mobiliteitspartnerschappen steeds zijn gekoppeld aan de visumfacilitatieovereenkomst en een terug- en overnameovereenkomst. Ook kunnen lidstaten op individuele basis een programma aanbieden voor circulaire migratie. Dat moeten we doen in overleg met de minister van SZW, om te bezien of het opportuun is om te komen tot nieuwe overeenkomsten.
Mevrouw Maij (PvdA): Dank aan de staatssecretaris voor zijn uitleg over de mobiliteitspartnerschappen. Ik vroeg in tweede termijn naar de relatie tussen de strategische landenbenadering en de mobiliteitspartnerschappen. De staatssecretaris gaf aan dat hij met een aantal Europese partners aan de slag gaat met die strategische landenbenadering. Is dat in relatie tot de mobiliteitspartnerschappen of worden dat twee verschillende instrumenten?
Staatssecretaris Teeven: Soms zal er een overlap zijn met sommige landen waarmee nu ook over mobiliteitspartnerschappen wordt gesproken, maar soms ook niet. Dat komt te staan in mijn brief van eind januari.
Ik dank mevrouw Mulder voor haar positieve woorden aan mijn adres. Een realistische benadering van haar fractie, waarvoor dank.
De voorzitter: Is de korting op het programma voor Ghana, die een paar maanden geleden is aangekondigd, al bekend?
Minister Ploumen: Excuses dat er een paar vragen zijn blijven liggen. Mijn voorstel is om de beantwoording mee te nemen in de toegezegde brief, omdat ik goed wil bekijken of we er de juiste programma’s uitlichten.
De voorzitter: Ik bedank de bewindspersonen voor de beantwoording.
Er zijn verschillende toezeggingen gedaan:
− De Kamer wordt voor de zomer geïnformeerd over de evaluatie van het terugkeerbeleid ten aanzien van Ghana, waarbij tevens wordt ingegaan op de programma’s waarop wordt gekort en de vervolgstappen die worden ondernomen.
− In de strategische landenaanpak die eind januari naar de Kamer wordt gestuurd, zal de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie ook ingaan op de maatregelen die worden genomen om de situatie te verbeteren ten aanzien van landen waar zich problemen voordoen met het terugkeerbeleid.
− De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zal een nieuwe pilot circulaire migratie starten en wel in de versie 2.0, daarin de lessen uit de evaluatie meenemen en de Kamer per brief hierover informeren.
− De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zegt toe de hoge kosten van remittances specifiek in de dialoog met de banken aan de orde te stellen en de Kamer in het voorjaar van 2013 te informeren over de stappen die worden genomen om dit te verbeteren.
Ik bedank de bewindspersonen voor hun aanwezigheid en beantwoording, de Kamer voor haar inbreng, de bodedienst voor de goede ondersteuning en het publiek voor het luisteren en sluit hierbij de vergadering.
Sluiting 12.23 uur.