Ontvangen 24 september 2009
Artikel II van het voorstel van wet (nr. 5) komt te luiden:
Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 236 wordt als volgt gewijzigd
1. Onderdeel j komt te luiden:
j. dat in geval van een overeenkomst tot het geregeld afleveren van zaken, elektriciteit daaronder begrepen en dag-, nieuws- en weekbladen en tijdschriften niet daaronder begrepen, of tot het geregeld doen van verrichtingen, leidt tot stilzwijgende verlenging of vernieuwing in een overeenkomst voor bepaalde duur, dan wel tot een stilzwijgende voortzetting in een overeenkomst voor onbepaalde duur zonder dat de wederpartij de bevoegdheid heeft om de voortgezette overeenkomst te allen tijde op te zeggen met een opzegtermijn van ten hoogste een maand;
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel n door een puntkomma, worden vier onderdelen toegevoegd, luidende:
o. dat de bevoegdheid van de wederpartij om de overeenkomst, die mondeling, schriftelijk of langs elektronische weg tot stand is gekomen, op een overeenkomstige wijze op te zeggen, uitsluit of beperkt;
p. dat in geval van een overeenkomst tot het geregeld afleveren van dag-, nieuws- en weekbladen en tijdschriften, leidt tot een stilzwijgende verlenging of vernieuwing van de overeenkomst met een duur die langer is dan drie maanden, dan wel tot een stilzwijgende verlenging of vernieuwing van de overeenkomst met een duur van ten hoogste drie maanden zonder dat de wederpartij de bevoegdheid heeft om de overeenkomst telkens tegen het einde van de duur van de verlenging of de vernieuwing op te zeggen met een opzegtermijn van ten hoogste een maand;
q. dat in geval van een overeenkomst tot het geregeld afleveren van dag-, nieuws- en weekbladen en tijdschriften, leidt tot een stilzwijgende voortzetting in een overeenkomst voor onbepaalde duur zonder dat de wederpartij de bevoegdheid heeft om de voortgezette overeenkomst te allen tijde op te zeggen met een opzegtermijn van ten hoogste een maand of, in geval de geregelde aflevering minder dan eenmaal per maand plaats heeft, met een opzegtermijn van ten hoogste drie maanden;
r. dat de wederpartij verplicht de verklaring tot opzegging van een overeenkomst als bedoeld onder j of p respectievelijk q te laten plaatsvinden op een bepaald moment.
Artikel 237 wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen k en l, komen te luiden:
k. dat voor een overeenkomst als bedoeld in artikel 236 onder j of p respectievelijk q een duur bepaalt van meer dan een jaar, tenzij de wederpartij na een jaar de bevoegdheid heeft de overeenkomst te allen tijde op te zeggen met een opzegtermijn van ten hoogste een maand;
l. dat de wederpartij aan een opzegtermijn bindt die langer is dan de termijn waarop de gebruiker de overeenkomst kan opzeggen;
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel n door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
o. dat de wederpartij bij overeenkomsten, niet zijnde verlengde, vernieuwde of voortgezette overeenkomsten als bedoeld in artikel 236, onder j of p respectievelijk q, aan een opzegtermijn bindt die langer is dan een maand.
Deze nota van wijziging bevat enkele technische verbeteringen van het wetsvoorstel. Deze waren wenselijk om de juridische consistentie te waarborgen en bepaalde formuleringen die wellicht onduidelijkheid konden oproepen verder te verbeteren. Inhoudelijk zijn er geen wijzigingen. De strekking van het wetsvoorstel blijft met deze nota van wijziging dus ongewijzigd.
In de onderdelen j, p en q van artikel 6:236 komen de bepalingen ten aanzien van stilzwijgende verlenging met bepaalde duur of stilzwijgende voortzetting in een overeenkomst voor onbepaalde duur. De eerdere teksten omschreven een verbod en een uitzondering. Eigenlijk staan in dit artikel van het BW enkel verbodsbepalingen. Uit oogpunt van juridische zuiverheid zijn de voorgestelde bepalingen daarom herschreven tot verboden. De gewenste uitzonderingsmogelijkheden zijn daardoor de mogelijkheden die niet verboden zijn. Omwille van de leesbaarheid is de bepaling over kranten en tijdschriften gesplitst in twee bepalingen, namelijk p en q.
De gewenste bepaling dat een consument op elk gewenst moment zijn opzegging moet kunnen overbrengen aan de aanbieder is op een juridisch zuiverdere wijze omschreven in artikel 6:236, onderdeel r. Deze bepaling heeft voor alle duidelijkheid betrekking op alle overeenkomsten tot het geregeld afleveren van zaken, ongeacht de vraag of deze zijn aangegaan voor bepaalde of onbepaalde duur en ongeacht de vraag of sprake is van stilzwijgende verlenging of voortzetting.
De formulering van artikel 6:237, onderdeel l is verbeterd. Daartoe is l gesplitst in twee afzonderlijke onderdelen, namelijk het nieuwe onderdeel l en het nieuwe onderdeel o.
Van Dam