Ontvangen 21 april 2010
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In de beweegreden wordt de zinsnede «, en dat het wenselijk is» vervangen door: , en dat het onder meer wenselijk is.
II
In artikel I worden na onderdeel A twee onderdelen ingevoegd, luidende:
Aa
Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt onder vervanging van de punt door een puntkomma toegevoegd:
6°. het houden van of het werken met dieren.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. De rechter kan bepalen dat een ontzetting, bedoeld in het eerste lid, onder 6°, zich beperkt tot hetzij het houden van, hetzij het werken met dieren, alsmede dat de ontzetting zich beperkt tot bepaalde dieren.
Ab
Aan artikel 31 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. In afwijking van het eerste lid kan een ontzetting als bedoeld in artikel 28, eerste lid, onder 6°, voor het leven worden uitgesproken, indien de schuldige eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een misdrijf dat de gezondheid of het welzijn van een of meer dieren benadeelt.
III
In artikel I wordt na onderdeel B een onderdeel toegevoegd, luidende:
C
Na artikel 354 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Bij veroordeling wegens het in artikel 350, tweede lid, omschreven misdrijf kan ontzetting van het recht, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onder 6°, worden uitgesproken, indien de schuldige eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een misdrijf dat de gezondheid of het welzijn van een of meer dieren benadeelt.
IV
Na artikel I wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren wordt na artikel 122 een artikel ingevoegd, luidende:
Bij veroordeling wegens een misdrijf als bedoeld in de artikelen 36, eerste lid, 40, 43, 61, eerste lid, of 73, tweede lid, kan ontzetting van het recht, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onder 6°, van het Wetboek van Strafrecht worden uitgesproken, indien de schuldige eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een misdrijf dat de gezondheid of het welzijn van een of meer dieren benadeelt.
V
Na artikel II wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien de wet van 4 maart 2010, houdende strafbaarstelling van het plegen van ontuchtige handelingen met dieren en pornografie met dieren (verbod seks met dieren) (Stb. 2010, 111) eerder in werking is getreden of treedt, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt, dan deze wet, wordt na artikel I, onderdeel Ab, van deze wet, een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ac
Na artikel 254a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Bij veroordeling wegens een misdrijf als bedoeld in artikel 254 of 254a kan ontzetting van het recht, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onder 6°, worden uitgesproken, indien de schuldige eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een van deze misdrijven, dan wel een misdrijf dat de gezondheid of het welzijn van een of meer dieren benadeelt.
2. Indien de wet van 4 maart 2010, houdende strafbaarstelling van het plegen van ontuchtige handelingen met dieren en pornografie met dieren (verbod seks met dieren) (Stb. 2010, 111) later in werking treedt dan deze wet, wordt in het Wetboek van Strafrecht na artikel 254a een artikel ingevoegd, luidende:
Bij veroordeling wegens een misdrijf als bedoeld in artikel 254 of 254a kan ontzetting van het recht, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onder 6°, worden uitgesproken, indien de schuldige eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een van deze misdrijven, dan wel een misdrijf dat de gezondheid of het welzijn van een of meer dieren benadeelt.
3. Indien het bij koninklijke boodschap van 19 maart 2008 ingediende voorstel van wet Een integraal kader voor regels over gehouden dieren en daaraan gerelateerde onderwerpen (Wet dieren) (31 389), tot wet is of wordt verheven, en artikel 8.11 van die wet eerder in werking is getreden of treedt, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt, dan deze wet, komt artikel IA deze wet als volgt te luiden:
In de Wet dieren wordt na artikel 8.12 een artikel ingevoegd, luidende:
Bij veroordeling wegens een misdrijf als bedoeld in artikel 8.11, eerste lid, kan ontzetting van het recht, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onder 6°, van het Wetboek van Strafrecht worden uitgesproken, indien de schuldige eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een misdrijf dat de gezondheid of het welzijn van een of meer dieren benadeelt.
4. Indien het bij koninklijke boodschap van 19 maart 2008 ingediende voorstel van wet Een integraal kader voor regels over gehouden dieren en daaraan gerelateerde onderwerpen (Wet dieren) (31 389), tot wet is of wordt verheven, en artikel 8.11 van die wet later in werking is getreden of treedt, dan deze wet, wordt in die wet na artikel 8.12 een artikel ingevoegd, luidende:
Bij veroordeling wegens een misdrijf als bedoeld in artikel 8.11, eerste lid, kan ontzetting van het recht, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onder 6º, van het Wetboek van Strafrecht worden uitgesproken, indien de schuldige eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een misdrijf dat de gezondheid of het welzijn van een of meer dieren benadeelt.
Het wetsvoorstel voorziet in de mogelijkheid tot het opleggen van een houdverbod als bijzondere voorwaarde van 10 jaar. Indiener is van mening dat er een regeling ontbreekt om recidivisten ook een (evt. levenslang) houdverbod als zelfstandige straf op te leggen. Dit amendement voorziet in deze mogelijkheid.
Het amendement bevat tevens een samenloopbepaling met de recent vastgestelde Wet Verbod seks met dieren (die nog niet in werking is getreden). Hierdoor kan personen die herhaaldelijk het verbod op seks met dieren of het verbod op dierenporno overtreden ook de ontzetting opgelegd worden. Daarnaast bevat het amendement een samenloopregeling in verband met het wetsvoorstel Wet dieren.
Bij het aannemen van dit amendement wordt in het opschrift na de zinsnede «en in verband met» ingevoegd: onder meer.
Thieme