Ontvangen 15 januari 2009
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel Ic wordt vervangen door:
1. Bij koninklijk besluit wordt het bedrag, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen verhoogd tot 130% van € 9924,89, eventueel verhoogd overeenkomstig artikel 1, vierde lid, van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen. Het koninklijk besluit kan bepalen dat het bedrag op verschillende tijdstippen in stappen wordt verhoogd tot 130%.
2. Indien deze wet in werking treedt na 31 maart 2008, wordt het bedrag in het tweede lid vervangen door «€ 10 123,39».
3. Het koninklijk besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt in het Staatsblad geplaatst.
4. Alvorens een voordracht te doen tot het koninklijk besluit, bedoeld in het eerste lid, overlegt Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over zijn desbetreffend voornemen met de beide Kamers der Staten-Generaal.
Artikel Id wordt als volgt gewijzigd:
A. In het eerste lid wordt «Tot het tijdstip waarop een besluit van de commissie van wijzen» vervangen door: Tot het tijdstip waarop het koninklijk besluit.
B. In het tweede lid wordt «Nadat een besluit van de commissie van wijzen in werking is getreden» vervangen door: Nadat het koninklijk besluit, bedoeld in artikel Ic, eerste lid, is genomen.
Artikel IIa vervalt.
In artikel III, eerste lid, vervalt «en vervalt zes maanden na bekendmaking van het tijdstip waarop het bedrag, bedoeld in artikel Ic, tweede lid, wordt verhoogd tot 130%».
Politici moeten naar het oordeel van de indiener discussie over hun inkomen niet uitbesteden. Dit amendement laat de commissie van wijzen vervallen en het tijdstip van verhoging van de bezoldiging van ministers tot 130% vaststellen bij koninklijk besluit. Voordat de voordracht voor een dergelijk besluit wordt gedaan overlegt de minister over zijn voornemen daartoe met beide Kamers der Staten-Generaal.
Van Raak