Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1. In de artikelen 4, onderdeel b, 5 onderdeel f, 13, eerste lid, en 15, eerste lid, wordt na «alleen voor Nederland» ingevoegd: of een deel daarvan.
2. In artikel 6, tweede lid, wordt «Onze Minister van Justitie» vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
3. Aan artikel 21, zesde lid, wordt na vervanging van de punt door een komma de volgende zinsnede toegevoegd: met dien verstande dat in artikel D 8 in plaats van «artikel D 3, eerste lid,» wordt gelezen: artikel 21, eerste lid.
4. Aan artikel 30 wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld voor het indienen van verzoeken door de kiesgerechtigde die zijn werkelijke woonplaats buiten Nederland heeft.
5. Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid, onderdeel e, vervalt de zinsnede «op grond van de gegevens in de gemeentelijke basisadministratie».
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de controle van de verzoeken.
6. In artikel 39, eerste lid, wordt «bekend,door» vervangen door: bekend, door.
7. Artikel 40 komt te luiden:
Artikel 40
1. De voorzitter van het centraal stembureau draagt er zorg voor dat het verzegelde pak, bedoeld in artikel 37, wordt vernietigd nadat drie maanden zijn verstreken nadat onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden gehouden of, indien de officier van justitie of de rechter-commissaris in het kader van een strafrechtelijk onderzoek een verzoek heeft gedaan tot overdracht van het verzegelde pak, nadat dit onderzoek is afgerond, of, indien strafvervolging is ingesteld of grond van deze wet, nadat er een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is. Van deze vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.
2. De voorzitter is nadat onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden gehouden bevoegd het verzegelde pak, bedoeld in artikel 37, ten dienst van een onderzoek naar enig strafbaar feit over te dragen aan de officier van justitie.
8. Aan artikel 42 wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld voor het afleggen van ondersteuningsverklaringen door de kiesgerechtigde die zijn werkelijke woonplaats buiten Nederland heeft.
9. Artikel 46 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid, onder e, vervalt de zinsnede «op grond van de gegevens in de gemeentelijke basisadministratie».
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de controle van de ondersteuningsverklaringen.
10. Artikel 48 vervalt.
11. Na artikel 52 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 52a
1. Nadat de werkzaamheden, bedoeld in artikel 50 en 51, eerste tot en met derde lid, zijn beëindigd, worden de lijsten in een pak gedaan. Het pak wordt verzegeld.
2. Op het pak wordt vermeld:
a. het aantal afgelegde ondersteuningsverklaringen;
b. het aantal geldige en ongeldige ondersteuningsverklaringen indien artikel 46, tweede lid, is toegepast;
c. een aanduiding van de wet waarop de ondersteuningsverklaringen betrekking hebben.
12. Artikel 55 komt te luiden:
Artikel 55
1. De voorzitter van het centraal stembureau draagt er zorg voor dat het verzegelde pak, bedoeld in artikel 52a, wordt vernietigd nadat drie maanden zijn verstreken nadat onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden gehouden of, indien de officier van justitie of de rechter-commissaris in het kader van een strafrechtelijk onderzoek een verzoek heeft gedaan tot overdracht van het verzegelde pak, nadat dit onderzoek is afgerond, of, indien strafvervolging is ingesteld of grond van deze wet, nadat er een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is. Van deze vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.
2. De voorzitter is nadat onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden gehouden bevoegd het verzegelde pak, bedoeld in artikel 52a, ten dienst van een onderzoek naar enig strafbaar feit over te dragen aan de officier van justitie.
13. In artikel 57, eerste lid, wordt «het Europese Parlement» vervangen door: het Europees Parlement.
14. Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «J 22» vervangen door: J 21.
2. Onderdeel b vervalt.
3. De onderdelen c, d en e worden geletterd b, c en d.
15. Artikel 62, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt «dag van kandidaatstelling» vervangen door: dag van de kandidaatstelling.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. in artikel K 7 wordt in plaats van «het registratieverzoek, bedoeld in artikel D 3» gelezen: het registratieverzoek, bedoeld in artikel 21.
16. In artikel 63, tweede lid, onderdeel a, wordt «dag van kandidaatstelling» vervangen door: dag van de kandidaatstelling.
17. Artikel 64, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen a, b, c, d en e worden geletterd b, c, d, e, en f.
2. Voor onderdeel b (nieuw) wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
a. In artikel M 3 wordt in plaats van «het registratieverzoek, bedoeld in artikel D 3» gelezen: het registratieverzoek, bedoeld in artikel 21.
3. Aan onderdeel c (nieuw) wordt de volgende zinsnede toegevoegd: en doet hij het stembiljet in de enveloppe voor het stembiljet.
4. Onderdeel f (nieuw) vervalt.
18. Artikel 66 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. De artikelen N 7 en N 8 van de Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande dat in artikel N 7, derde lid, in plaats van «op welke kandidaat hij zijn stem uitbrengt» gelezen wordt: welke keuze hij doet.
2. Het derde tot en met het vijfde lid vervallen.
19. Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het derde lid tot tweede lid, vervalt het tweede lid (oud).
2. In het tweede lid (nieuw) wordt «artikel N 9, derde en vierde lid,» vervangen door: artikel N 9, tweede, derde en vierde lid.
20. Aan artikel 69 wordt, na vernummering van het tweede lid tot het derde lid, na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:
2. De burgemeester van ’s-Gravenhage maakt bij de vaststelling van de in artikel 66 bedoelde aantallen apart melding van het aantal stemmen dat in de briefstembureaus is uitgebracht. Tevens maakt hij apart melding van het aantal op grond van artikel 21 geregistreerde kiesgerechtigde personen met een woonplaats buiten Nederland.
21. In artikel 71, onderdeel b, wordt «of op grond van de artikelen 125 tot en met 129 van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door:, op grond van de artikelen 125 tot en met 129 van het Wetboek van Strafrecht of op grond van de artikelen 131 tot en met 135 van het Wetboek van Strafrecht BES.
22. In artikel 78 wordt «de werkzaamheden ter vaststelling van» vervangen door: het verrichten van de werkzaamheden ter vaststelling en bekendmaking van.
23. De artikelen 92 en 93 vervallen.
24. Artikel 94 wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanhef komt te luiden: Bij besluiten als bedoeld in de artikelen 6, 14, 33, eerste lid, 45, eerste lid, 81, 82 en 83 gelden de volgende afwijkingen van de Algemene wet bestuursrecht:
2. Onderdeel b komt te luiden:
b. Titel 8.3. is niet van toepassing.
3. In onderdeel c wordt «artikel 8:41, tweede lid,» vervangen door: artikel 8:41, vijfde lid.
4. In onderdeel d wordt «De Afdeling» vervangen door: De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
25. In artikel 95, tweede en derde lid, wordt «De Afdeling» telkens vervangen door: De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
26. Artikel 109 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «Wetboek van Strafrecht» ingevoegd: dan wel, indien de ontzetting wordt uitgesproken door de strafrechter in Bonaire, Sint Eustatius en Saba, artikel 32, eerste lid, onder 1°, 2°, en 4° van het Wetboek van Strafrecht BES.
2. In het tweede lid wordt na «Wetboek van Strafrecht» ingevoegd: dan wel, indien de ontzetting wordt uitgesproken door de strafrechter in Bonaire, Sint Eustatius en Saba, artikel 32, eerste lid, onder 3° van het Wetboek van Strafrecht BES.
27. In artikel 112 wordt «oproepingskaart» vervangen door: stempas.
28. Na artikel 115 wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, dat komt te luiden:
HOOFDSTUK 13A HET REFERENDUM IN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Artikel 115a
Deze wet en de daarop berustende bepalingen is mede van toepassing in Bonaire, Sint Eustatius en Saba, met inachtneming van het in dit hoofdstuk bepaalde.
Artikel 115b
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder «openbaar lichaam»: openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba.
Artikel 115c
1. Voor de toepassing van de bij deze wet gestelde, de bij deze wet van toepassing verklaarde of de krachtens deze wet gestelde bepalingen in Bonaire, Sint Eustatius en Saba, wordt, voor zover dit hoofdstuk niet andere bepaalt, telkens in die bepalingen gelezen in plaats van:
a. «gemeente»: openbaar lichaam;
b. «burgemeester»: gezaghebber;
c. «burgemeester en wethouders»: het bestuurscollege;
d. «de secretarie van de gemeente» of «de secretarie van elke gemeente»: het bestuurskantoor.
2. Indien uitsluitend de gemeente, de burgemeester of burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage wordt bedoeld, geldt het eerste lid, onder a tot en met c, niet.
Artikel 115d
1. In afwijking van artikel 30, eerste lid, kan iedere kiesgerechtigde ingezetene van een openbaar lichaam bij de gezaghebber een verzoek tot het houden van een referendum indienen. Het verzoek dient binnen de termijn van vier weken, bedoeld in artikel 30, eerste lid, door de gezaghebber te zijn ontvangen.
2. De lijst, bedoeld in artikel 30, derde en vierde lid, wordt kosteloos beschikbaar gesteld door de gezaghebber. Het centraal stembureau draagt er zorg voor dat de gezaghebbers tijdig de beschikking hebben over de lijsten.
3. Na het verstrijken van de termijn van vier weken, bedoeld in artikel 30, eerste lid, stelt de gezaghebber, indien er verzoeken zijn ingediend, vast:
a. het totaal aantal in het openbaar lichaam ingediende verzoeken;
b. het aantal geldige verzoeken;
c. het aantal ongeldige verzoeken.
Voor de vaststelling wordt gebruik gemaakt van een formulier waarvoor bij ministeriële regeling een model wordt vastgesteld.
4. Onverminderd artikel 34, derde lid, zijn in een openbaar lichaam tevens ongeldig de verzoeken die bij de gezaghebber zijn ingediend door personen die niet zijn ingeschreven in de administratie van het betreffende openbaar lichaam.
5. De gezaghebber draagt er zorg voor dat de opgave van de door hem vastgestelde aantallen verzoeken en de lijsten met de verzoeken langs elektronische weg uiterlijk de tweede dag na afloop van de termijn van vier weken, bedoeld in artikel 30, ter kennis worden gebracht van de voorzitter van het centraal stembureau. De voorzitter van het centraal stembureau betrekt de opgave en de lijsten bij de vaststelling, bedoeld in artikel 34, tweede lid.
6. Na de elektronische in kennisstelling doet de gezaghebber de lijsten met verzoeken in een pak. Artikel 37 is van toepassing. De gezaghebber draagt er zorg voor dat het pak, op verzoek van de voorzitter van het centraal stembureau of de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State per post zo spoedig mogelijk wordt overgebracht naar het centraal stembureau, respectievelijk de Afdeling.
7. Voor de toepassing in een openbaar lichaam wordt in de artikelen 30, zesde lid, 34, derde lid, onder a en onder b, artikel 36, en 40 voor «voorzitter van het centraal stembureau» of «voorzitter» telkens gelezen: gezaghebber.
Artikel 115e
Onverminderd artikel 34, derde lid, zijn tevens ongeldig de verzoeken die door personen die zijn ingeschreven in de administratie van een openbaar lichaam bij de voorzitter van het centraal stembureau zijn ingediend.
Artikel 115f
1. In afwijking van artikel 42, eerste lid, kan iedere kiesgerechtigde ingezetene van een openbaar lichaam bij de gezaghebber een verklaring ter ondersteuning van het inleidend verzoek indienen. Het verzoek dient binnen de termijn van zes weken, bedoeld in artikel 42, eerste lid, door de gezaghebber te zijn ontvangen.
2. De lijst, bedoeld in artikel 42, derde en vierde lid, wordt kosteloos beschikbaar gesteld door de gezaghebber. Het centraal stembureau draagt er zorg voor dat de gezaghebbers tijdig de beschikking hebben over de lijsten.
3. Na het verstrijken van de termijn van zes weken, bedoeld in artikel 42, eerste lid, stelt de gezaghebber, indien er ondersteuningsverklaringen zijn ingediend, vast:
a. het totaal aantal in het openbaar lichaam afgelegde ondersteuningsverklaringen;
b. het aantal geldige ondersteuningsverklaringen;
c. het aantal ongeldige ondersteuningsverklaringen.
Voor de vaststelling wordt gebruik gemaakt van een formulier waarvoor bij ministeriële regeling een model wordt vastgesteld.
4. Onverminderd artikel 46, derde lid, zijn in een openbaar lichaam tevens ongeldig de ondersteuningsverklaringen die bij de gezaghebber zijn afgelegd door personen die niet zijn ingeschreven in de administratie van het betreffende openbaar lichaam.
5. De gezaghebber draagt er zorg voor dat de opgave van de door hem vastgestelde aantallen ondersteuningsverklaringen en de lijsten met de ondersteuningsverklaringen langs elektronische weg uiterlijk de tweede dag na afloop van de termijn van zes weken, bedoeld in artikel 42, ter kennis worden gebracht van het centraal stembureau. Het centraal stembureau betrekt de opgave en de lijsten bij de vaststelling, bedoeld in artikel 46, tweede lid.
6. Na de elektronische in kennisstelling doet de gezaghebber de lijsten in een pak. Artikel 52a is van toepassing. De gezaghebber draagt er zorg voor dat het pak, op verzoek van de voorzitter van het centraal stembureau of de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State per post zo spoedig mogelijk wordt overgebracht naar het centraal stembureau, respectievelijk de Afdeling.
7. Voor de toepassing in een openbaar lichaam wordt in de artikelen 42, zesde lid, 46, derde lid, onder a en onder b, en 55 voor «voorzitter van het centraal stembureau» of «voorzitter» telkens gelezen: gezaghebber.
Artikel 115g
Onverminderd artikel 46, derde lid, zijn tevens ongeldig de ondersteuningsverklaringen die door personen die zijn ingeschreven in de administratie van een openbaar lichaam bij de voorzitter van het centraal stembureau zijn afgelegd.
Artikel 115h
Geen beroep kan worden ingesteld tegen de vaststelling door de gezaghebber van de aantallen verzoeken en aantallen ondersteuningsverklaringen als bedoeld in de artikelen 115d, derde lid, en artikel 115e, derde lid.
Artikel 115i
De artikelen Ya 3a, Ya 11, Ya 12, Ya 40 en Ya 42 van de Kieswet zijn bij een referendum van toepassing in een openbaar lichaam, met dien verstande dat:
a. in artikel Ya 11, eerste lid, in plaats van «artikel N 12, eerste lid» wordt gelezen «artikel 70», in plaats van «vastgestelde aantallen stemmen» wordt gelezen «vastgestelde aantallen stemmen en kiesgerechtigden» en in plaats van «totdat het centraal stembureau de uitslag van de verkiezing heeft bekendgemaakt en over de toelating van de gekozenen is beslist» wordt gelezen: totdat de uitslag van het referendum onherroepelijk is vastgesteld;
b. in artikel Ya 12, eerste en tweede lid, in plaats van «artikel O 3» wordt gelezen: artikel 75;
c. in artikel Ya 12, vierde lid, in plaats van «artikel O 4, tweede lid» wordt gelezen: artikel 76, tweede lid;
d. in artikel Ya 42, eerste lid, de zinsnede «en tegen een beschikking van de eilandsraad als bedoeld in de artikelen X 5, derde lid, en X 8, vierde lid,» buiten toepassing blijft.
29. Artikel 116 komt te luiden:
Artikel 116
Artikel Z 12, eerste lid, eerste volzin, en tweede tot en met vierde lid, van de Kieswet is van toepassing.
30. In artikel 118, tweede lid, wordt «de datum van het koninklijk besluit, bedoeld in artikel 89, derde lid» vervangen door: de inwerkingtreding van deze wet.
31. Na artikel 119 worden twee artikelen ingevoegd, die komen te luiden:
Artikel 120
De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan artikel 8:4, vierde lid, wordt onder vervanging van de punt in onderdeel b door een komma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. bij een referendum op grond van de Wet raadgevend referendum inzake het verloop van de stemming en de stemopneming, van het stembureau, het hoofdstembureau en de burgemeester inzake de vaststelling van de uitkomsten van de stemming bij een referendum en van de referendumcommissie tot vaststelling van de datum waarop een referendum wordt gehouden.
2. In de bijlage 1: Regeling rechtstreeks beroep wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:
Wet raadgevend referendum: de artikelen 6, 14, 33, eerste lid, 45, eerste lid, 81, 82 en 83.
3. In de bijlage 2: Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, artikel 2, wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:
Wet raadgevend referendum: de artikelen 6, 14, 33, eerste lid, 45, eerste lid, 81, 82, 83 en 91, tweede lid,.
Artikel 120a
Indien het bij koninklijke boodschap van 22 mei 2012 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet houdende maatregelen om het eenvoudiger te maken voor Nederlanders in het buitenland om hun stem uit te brengen, wijziging van de wijze van inlevering van de kandidatenlijsten, aanpassing van de datum van kandidaatstelling en stemming, alsmede regeling van andere onderwerpen aanpassing bestuursprocesrecht (33 268), tot wet is of wordt verheven en die wet in werking treedt, wordt deze wet als volgt gewijzigd:
1. In artikel 18, tweede lid, wordt «de drieënveertigste dag» vervangen door: de vierenveertigste dag.
2. Artikel 21 komt te luiden:
Artikel 21
1. Burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage registreren voor elk referendum de kiesgerechtigdheid van personen, bedoeld in artikel B 1, eerste lid, van de Kieswet die op de vierenveertigste dag voor de dag van stemming hun werkelijke woonplaats buiten Nederland hebben, indien dezen daartoe een schriftelijk verzoek hebben ingediend.
2. Burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage zenden voor elk referendum aan de personen die zijn opgenomen in het bestand, bedoeld in artikel D 3c, eerste lid, van de Kieswet, een formulier tot registratie van de kiesgerechtigdheid toe.
3. Artikel D 3, tweede lid, van de Kieswet is van toepassing.
3. Na artikel 21 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 21a
1. Onze Minister registreert voor elk referendum de kiesgerechtigdheid van personen, bedoeld in artikel B 1, tweede lid, van de Kieswet, indien zij daartoe een schriftelijk verzoek hebben ingediend.
2. Onze Minister zendt voor elk referendum aan de personen die zijn opgenomen in het bestand, bedoeld in artikel D 3c, tweede lid, van de Kieswet, een formulier tot registratie van de kiesgerechtigdheid toe.
3. Artikel D 3a, tweede en derde lid, van de Kieswet is van toepassing.
Artikel 21b
1. Het verzoek kan worden ingediend vanaf het tijdstip waarop het besluit van de voorzitter van het centraal stembureau tot toelating van het inleidend verzoek tot het houden van een referendum onherroepelijk is geworden en dient uiterlijk zes weken voor de dag van de stemming te zijn ontvangen door het orgaan waarbij het moet worden ingediend.
2. Het verzoek wordt beoordeeld naar de vermoedelijke toestand op de vierenveertigste dag voor de dag van stemming.
3. Op het verzoek wordt uiterlijk op de zevende dag na ontvangst beslist, maar niet voor de dagtekening van het besluit, bedoeld in artikel 56.
4. Artikel D 3b, vijfde en zesde lid, van de Kieswet is van toepassing.
4. Artikel 22 komt te luiden:
Artikel 22
De artikelen D 8 tot en met D 10 van de Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande dat in artikel D 8 in plaats van «artikel D 3, eerste lid, respectievelijk artikel D 3a» wordt gelezen: artikel 21, eerste lid, respectievelijk artikel 21a, eerste lid.
5. Aan artikel 25 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Artikel E 4, tweede tot en met vierde lid, van de Kieswet is van toepassing, met dien verstande dat:
a. in artikel E 4, tweede lid, onderdeel b, in plaats van «voor de desbetreffende verkiezing» wordt gelezen: voor het referendum;
b. in artikel E 4, tweede lid, onderdeel c, in plaats van «bij een vorige verkiezing» wordt gelezen: bij een vorig referendum of een vorige verkiezing;
c. in artikel E 4, derde lid, in plaats van «nadat over de toelating van de gekozenen is beslist» wordt gelezen: nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld.
6. In artikel 61, onderdeel a, wordt «drieënveertigste dag» vervangen door: vierenveertigste dag.
7. Artikel 62 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «in een andere gemeente».
2. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. in de artikelen K 3, eerste en tweede lid, K 6, tweede lid, en K 8, tweede lid, in plaats van «dag van de kandidaatstelling» wordt gelezen: vierenveertigste dag voor de dag van stemming;.
3. Het tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. in artikel K 7, eerste lid, wordt in plaats van «het registratieverzoek, bedoeld in artikel D 3 of artikel D 3a» gelezen: het registratieverzoek, bedoeld in artikel 21 of artikel 21a.
8. Artikel 63 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «L 7» vervangen door «L 7, tweede lid», wordt «L 11, eerste lid, en L 14, eerste lid» vervangen door «en L 11, eerste lid» en wordt «drieënveertigste dag» vervangen door: vierenveertigste dag.
2. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. in artikel L 9, eerste lid, wordt in plaats van «het registratieverzoek, bedoeld in artikel D 3 of artikel D 3a» gelezen: het registratieverzoek, bedoeld in artikel 21 of artikel 21a.
9. Artikel 64 komt te luiden:
Artikel 64
1. Met toepassing van hoofdstuk M van de Kieswet kan bij een referendum door een kiezer die op de vierenveertigste dag voor de dag van stemming zijn werkelijke woonplaats buiten Nederland heeft of op de dag van de stemming buiten Nederland verblijft, per brief worden gestemd.
2. Bij de toepassing van hoofdstuk M van de Kieswet wordt het volgende in acht genomen:
a. in artikel M 3, eerste lid, wordt in plaats van «het registratieverzoek, bedoeld in artikel D 3 of artikel D 3a» gelezen: het registratieverzoek, bedoeld in artikel 21 of artikel 21a;
b. in artikel M 6, eerste lid, wordt in plaats van «artikel D 3» gelezen «artikel 21» en wordt in plaats van «artikel D 3a» gelezen: artikel 21a;
c. in artikel M 7, eerste lid, wordt in plaats van «de kandidaat van zijn keuze» gelezen: zijn keuze inzake de aan het referendum onderworpen wet;
d. artikel M 7, tweede lid, wordt gelezen: Daarna vouwt hij het stembiljet dicht en doet hij het stembiljet in de enveloppe voor het stembiljet.;
e. in artikel M 8, vierde lid, wordt in plaats van «nadat over de toelating van de gekozenen is beslist» gelezen: nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld.
10. Artikel 66 komt te luiden:
Artikel 66
1. Het stembureau stelt vast:
a. het aantal stemmen dat voor de aan het referendum onderworpen wet is uitgebracht;
b. het aantal stemmen dat tegen de aan het referendum onderworpen wet is uitgebracht;
c. het aantal blanco stemmen;
d. de som van de onder a, b en c bedoelde aantallen stemmen, zijnde het aantal geldig uitgebrachte stemmen;
e. het aantal ongeldige stemmen.
2. De artikelen N 6, derde lid, en N 7 tot en met N 8a van de Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande dat:
a. in artikel N 6, derde lid, in plaats van «op kandidaten» gelezen wordt: voor en tegen de aan het referendum onderworpen wet;
b. in artikel N 7, derde lid, in plaats van «op welke kandidaat hij zijn stem uitbrengt» gelezen wordt: welke keuze hij doet.
11. In artikel 69, eerste lid, wordt «de in artikel 66 bedoelde aantallen stemmen vast» vervangen door: de in artikel 66, eerste lid, bedoelde aantallen stemmen, het aantal stemmen dat bij volmacht is uitgebracht en het verschil tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en het aantal stemmen dat is geteld vast. Voor zover mogelijk geeft de burgemeester een verklaring voor het in de vorige volzin bedoelde verschil.
12. Aan artikel 70 wordt een volzin toegevoegd, luidende: Tevens legt hij een afschrift van deze stukken onverwijld voor een ieder ter inzage op het gemeentehuis totdat de uitslag van het referendum is vastgesteld.
13. Artikel 71 komt te luiden:
Artikel 71
De artikelen N 12, tweede, derde en vierde lid, en N 13 tot en met N 21 van de Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande dat:
a. in de aanhef van artikel N 12, derde lid, in plaats van «nadat over de toelating van de gekozenen is beslist» gelezen wordt: nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld;
b. in artikel N 12, derde lid, onderdeel b, in plaats van «een strafbaar gestelde gedraging in de Kieswet, de artikelen 125 tot en met 129 van het Wetboek van Strafrecht of de artikelen 131 tot en met 135 van het Wetboek van Strafrecht BES» gelezen wordt: een in deze wet strafbaar gestelde gedraging;
c. in artikel N 13 in plaats van «Nadat is beslist over de toelating van de gekozenen» gelezen wordt «Nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld» en in plaats van «de afschriften, bedoeld in artikel N 12, eerste lid» gelezen wordt: de afschriften, bedoeld in artikel 70.
14. Artikel 72 vervalt.
15. Artikel 74, eerste lid, komt te luiden:
1. Het hoofdstembureau stelt de totalen van de in artikel 66, eerste lid, bedoelde aantallen stemmen, het aantal stemmen dat bij volmacht is uitgebracht, het aantal kiesgerechtigden en het verschil tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en het aantal stemmen dat is geteld vast. Voor zover mogelijk geeft het hoofdstembureau een verklaring voor het in de vorige volzin bedoelde verschil.
16. Artikel 76 komt te luiden:
Artikel 76
1. Het hoofdstembureau maakt het proces-verbaal onverwijld op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar. Bij ministeriële regeling kan hiervoor een internetadres worden aangewezen.
2. Het hoofdstembureau brengt zijn proces-verbaal onverwijld naar het centraal stembureau over.
3. Het hoofdstembureau brengt de processen-verbaal van de stembureaus en de opgaven, bedoeld in artikel 70 naar het centraal stembureau over.
17. Artikel 78 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. In het eerste lid vervalt «de afschriften van» en wordt «de werkzaamheden ter vaststelling van» vervangen door: het verrichten van de werkzaamheden ter vaststelling en bekendmaking van.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Artikel P 1a van de Kieswet is van toepassing, met dien verstande dat in het eerste en het tweede lid in plaats van «de uitslag van de verkiezing of de berekening van de zetelverdeling» wordt gelezen: de uitslag van het referendum.
18. Aan artikel 81 worden, onder vervanging van de punt na onderdeel f door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
g. het totale aantal stemmen dat bij volmacht is uitgebracht;
h. het verschil tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en het aantal stemmen dat is geteld. Voor zover mogelijk geeft het centraal stembureau hiervoor een verklaring.
19. Artikel 86 komt te luiden:
Artikel 86
Het centraal stembureau maakt zijn proces-verbaal onverwijld op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar. Bij ministeriële regeling kan hiervoor een internetadres worden aangewezen.
20. Artikel 88 komt te luiden:
Artikel 88
1. Het centraal stembureau bewaart de pakken, bedoeld in artikel 79, tweede lid, drie maanden nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld. Daarna vernietigt hij deze stukken onmiddellijk, tenzij:
a. de officier van justitie of de rechter-commissaris in het kader van een strafrechtelijk onderzoek een verzoek heeft gedaan tot overdracht van deze stukken, in welk geval de vernietiging plaatsvindt nadat dit onderzoek is afgerond;
b. strafvervolging is ingesteld wegens een in deze wet strafbaar gestelde gedraging, in welk geval de vernietiging plaatsvindt nadat er een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is.
2. Van de vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.
3. Nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld, is het centraal stembureau bevoegd, de pakken, bedoeld in artikel 79, tweede lid, het proces-verbaal, bedoeld in artikel 85 en de processen-verbaal van de hoofdstembureaus, ten dienste van een onderzoek naar enig strafbaar feit aan de officier van justitie over te dragen.
21. Artikel 115c, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel d wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, ««de secretarie van de gemeente» of «de secretarie van elke gemeente»» vervangen door: het gemeentehuis.
2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. «artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht»: artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht BES.
22. Artikel 115i wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef vervalt «Ya 3a,».
2. Onder vernummering van de onderdelen c tot en met e tot b tot en met d, vervalt onderdeel b.
3. In onderdeel b (nieuw) wordt «Ya 12, eerste en tweede lid» vervangen door: Ya 12, eerste lid.
4. Onderdeel c (nieuw) komt te luiden:
c. in artikel Ya 12, tweede lid, in plaats van «artikel O 5, eerste lid» wordt gelezen: artikel 76, derde lid;.
Deze nota van wijziging strekt er in de eerste plaats toe het wetsvoorstel aan te passen in verband met de toetreding van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot het staatsbestel van Nederland. De inwoners van deze openbare lichamen die Nederlander zijn, de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt en niet zijn uitgesloten van het kiesrecht, zijn reeds op grond van artikel 18 van het wetsvoorstel kiesgerechtigd voor het referendum. Zonder verdere regeling zouden de kiesgerechtigde ingezetenen van de openbare lichamen echter niet hun kiesrecht kunnen uitoefenen en dus niet kunnen stemmen. Dit vloeit voort uit de systematiek van de Invoeringswet openbare lichamen BES die er vanuit gaat dat wetgeving uitsluitend op de openbare lichamen van toepassing is als dit expliciet is bepaald of daaruit voortvloeit. Met deze nota van wijziging wordt de Wet raadgevend referendum van toepassing verklaard op de openbare lichamen zodat de kiesgerechtigde ingezetenen van de openbare lichamen ook daadwerkelijk in een stemlokaal aan de stemming voor het referendum kunnen deelnemen.
Daarnaast zijn ten behoeve van de kiesgerechtigde ingezetenen van de openbare lichamen in deze nota van wijziging faciliteiten opgenomen voor de inleidende en ondersteunende fasen van een referendum. Dit in verband met de grote afstand tot Nederland. De faciliteiten houden in dat de ingezetenen van Caribisch Nederland de lijsten met verzoeken en de lijsten met ondersteuningsverklaringen kunnen indienen bij de gezaghebber van het desbetreffende openbaar lichaam in plaats van bij de voorzitter van het centraal stembureau.
Voorts wordt expliciet gewezen op het voorwerp van het referendum, te weten wetten (inclusief rijkswetten tot goedkeuring van verdragen die binnen het Koninkrijk alleen voor Nederland gelden) en de stilzwijgende goedkeuring van verdragen die binnen het Koninkrijk alleen voor Nederland gelden. Door de toetreding van de openbare lichamen tot Nederland zijn er in feite drie categorieën wetten te onderscheiden: wetten die in principe alleen voor het Europese deel van Nederland gelden, wetten die zowel voor het Europese als het Caribische deel van Nederland gelden en wetten die in principe alleen voor het Caribische deel van Nederland gelden. Daarnaast kunnen verdragen voor het gehele land Nederland gelden of een deel daarvan. Over al deze categorieën wetten en verdragen kunnen referenda worden gehouden, waaraan alle kiesgerechtigden kunnen deelnemen. Wij zien geen aanleiding om bijvoorbeeld zogenaamde BES-wetten niet referendabel te maken, dan wel de kiesgerechtigde ingezetenen van het Caribische deel van Nederland uit te sluiten van een referendum over een wet die alleen in het Europese deel van Nederland geldt of andersom.
Naast de wijzigingen in verband met de toetreding van de openbare lichamen tot Nederland bevat deze nota van wijziging aanpassingen in verband met de op 1 januari jl. in werking getreden Wet aanpassing bestuursprocesrecht. Deze aanpassingen hebben geen inhoudelijke consequenties voor de rechtsbescherming bij een referendum. Het komt er in feite op neer dat enkele onderdelen van de wettelijke regeling van de rechtsbescherming van de Wet raadgevend referendum naar de Algemene wet bestuursrecht worden overgeheveld. Ook is een samenloopbepaling opgenomen in verband met het bij de Tweede Kamer aanhangige voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet houdende maatregelen om het eenvoudiger te maken voor Nederlanders in het buitenland om hun stem uit te brengen, wijziging van de wijze van inlevering van de kandidatenlijsten, aanpassing van de datum van kandidaatstelling en stemming, alsmede regeling van andere onderwerpen aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II 2011/12, 33 268). Met deze samenloopbepaling wordt bewerkstelligd dat het wetsvoorstel in de pas blijft lopen met de bepalingen van de Kieswet die van toepassing worden verklaard. Ten slotte zijn in de nota van wijziging enkele redactionele en wetstechnische verbeteringen opgenomen. Voor zover het gaat om de samenloopbepalingen en de verbeterde aansluiting op de Kieswet worden de voorgestelde wijzigingen onderstaand niet nader toegelicht.
Onderhavige nota van wijziging is ter consultatie voorgelegd bij de bestuurscolleges van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Binnen de gebruikelijke termijn van twee maanden hebben wij geen reactie ontvangen.
Artikelsgewijs
Onderdeel 1
Sinds de toetreding van de BES-eilanden tot het staatsbestel van Nederland, bestaat de mogelijkheid dat Verdragen niet alleen voor het gehele land Nederland worden aangegaan, maar ook ofwel voor het Europese deel van Nederland ofwel voor het Caribische deel van Nederland. Het is voor de goede orde gewenst om in het wetsvoorstel tot uitdrukking te brengen dat ook een referendum kan worden gehouden over een stilzwijgende goedkeuring van een verdrag die alleen voor een deel van Nederland geldt (het Europese deel onderscheidenlijk het Caribische deel) en over rijkswetten tot goedkeuring van verdragen die binnen het Koninkrijk alleen voor een deel van Nederland (idem) gelden.
Onderdelen 4 en 8
In het wetsvoorstel is in algemene zin bepaald dat iedere kiesgerechtigde een verzoek kan indienen door bepaalde gegevens op een lijst te plaatsen, die vervolgens naar het centraal stembureau (de Kiesraad) wordt gestuurd. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen kiezers die in Nederland wonen en in de gemeentelijke administratie zijn ingeschreven en kiezers die in het buitenland wonen. Die laatste categorie kiezers is niet opgenomen in de gemeentelijke administratie. Dit betekent dat de controle van de door deze kiezers ingediende verzoeken niet kan plaatsvinden aan de hand van die administratie. In artikel 35, tweede lid, van het wetsvoorstel is een grondslag opgenomen om bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen over de controle van de verzoeken van kiezers buiten Nederland. De grondslag voorziet echter niet in het stellen van (aanvullende) regels voor het indienen van deze verzoeken. Dergelijke regels zijn wel nodig om de verzoeken goed te kunnen controleren. Hetzelfde geldt voor de ondersteuningsverklaringen. Met het oog hierop is in de artikelen 30 en 42 een grondslag opgenomen voor het stellen van nadere regels die overeenkomt met de regeling die destijds in de Tijdelijke referendumwet was opgenomen.
Onderdelen 5 en 9
Het centraal stembureau (de Kiesraad) zal de kiesgerechtigdheid van de kiezers die ingezetene zijn van het Europese deel van Nederland controleren aan de hand van de gemeentelijke basisadministratie. Het is echter niet nodig om dit expliciet in de wet te bepalen. Omdat voor het bepalen van de kiesgerechtigdheid van Nederlanders in het buitenland raadpleging van de gemeentelijke basisadministratie niet toereikend is, is er daarom voor gekozen om de zinsnede «op grond van de gegevens in de gemeentelijke basisadministratie» in het derde lid onder c van de artikelen 34 en 46 te laten vervallen. Om de kiesgerechtigheid te controleren aan de hand van de gemeentelijke basisadministratie kunnen de voor de vervulling van die taak benodigde gegevens aan de Kiesraad worden verstrekt op grond van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Wet GBA); de Kiesraad heeft die gegevens nodig voor de controles, aangezien de Kiesraad de gegevens omtrent kiesgerechtigdheid uitsluitend aan de gemeentelijke basisadministratie kan ontlenen. Voor deze wijze van verstrekking is op grond van de Wet GBA overigens een zogenaamd autorisatiebesluit nodig van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties; daartoe zal de Kiesraad dan een verzoek moeten doen.
Voorts is voorzien in een grondslag voor het stellen van nadere regels met betrekking tot de controle van de verzoeken en de ondersteuningsverklaringen die overeenkomt met de regeling die destijds in de Tijdelijke referendumwet was opgenomen.
Onderdelen 7 en 12
Het wetsvoorstel hield geen rekening met de mogelijkheid dat de verzegelde pakken met de lijsten verzoeken en ondersteuningsverklaringen nodig kunnen zijn in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar bijvoorbeeld het indienen van meer dan één verzoek of één ondersteuningsverklaring of het ronselen van verzoeken of ondersteuningsverklaringen. Dit was naar analogie van de Tijdelijke referendumwet: de verzegelde pakken konden op grond van deze wet vernietigd worden nadat onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden gehouden of nadat de uitslag van het referendum onherroepelijk is vastgesteld. Met deze nota van wijziging wordt wel rekening gehouden met de mogelijkheid van een strafrechtelijk onderzoek of een strafrechtelijke procedure. De pakken worden in principe drie maanden nadat het besluit inzake het inleidend respectievelijk definitief verzoek onherroepelijk is geworden vernietigd, tenzij eerder een strafrechtelijk onderzoek of zelfs een procedure voor de strafrechter is gestart. In dat geval kunnen de pakken pas na afloop van het strafrechtelijk onderzoek respectievelijk na een onherroepelijke rechterlijke uitspraak vernietigd worden.
Onderdelen 10 en 11
De lijsten met ondersteuningsverklaringen kunnen pas na afloop van de openbare zitting tot bekendmaking van het aantal ondersteuningsverklaringen in een te verzegelen pak worden gedaan. Dit omdat de mogelijkheid bestaat dat de lijst op verzoek van een bij de zitting aanwezige kiezer getoond moet worden (artikel 51, tweede lid,). Met het oog hierop wordt met deze nota van wijziging (de tekst van) artikel 48 inzake het inpakken van de lijsten verschoven na artikel 52 in een nieuw artikel 52a.
Onderdeel 20
Ten behoeve van de officiële vaststelling van de opkomst bij het referendum heeft de Kiesraad tevens de beschikking nodig over de aantallen Nederlanders uit het buitenland die ten behoeve van het desbetreffende referendum als kiezers zijn geregistreerd. Dit wordt geregeld in het nieuwe artikel 69, tweede lid, tweede volzin: De burgemeester van ’s-Gravenhage moet deze gegevens vermelden in zijn opgave met aantallen stemmen en aantallen kiesgerechtigden. De eerste volzin van dit lid is in aansluiting op de Kieswet (artikel N 11, vierde lid,) en behoeft geen nadere toelichting.
Onderdeel 23 en 31 (nieuwe artikel 120)
Artikel 8:4 van de Algemene wet bestuursrecht bevat een opsomming van besluiten waartegen geen beroep kan worden ingesteld bij de rechtbank. In dat geval is ook geen bezwaar mogelijk (vgl. artikel 7: 1 Awb). Het verdient wetstechnisch de voorkeur dat de besluiten die in artikel 92 van het wetsvoorstel waren opgenomen en waartegen geen beroep openstaat, worden overgeheveld naar het algemene artikel 8:4 van de Algemene wet bestuursrecht. Bij deze overheveling is het aantal besluiten waartegen geen beroep kan worden ingesteld uitgebreid met de besluiten van het centraal stembureau inzake het verloop van de stemming en de stemopneming. Het gaat hier in concreto om het besluit van het centraal stembureau het referendum ongeldig te verklaren wegens de ongeldigheid van de stemming in één of meer stembureaus (artikel 80) en het besluit opnieuw de stembiljetten op te nemen (artikel 79, tweede lid). Bij reguliere verkiezingen zijn deze besluiten ook niet zelfstandig vatbaar voor beroep. Wel vatbaar voor beroep blijft – in afwijking van de procedure bij de in de Kieswet geregelde verkiezingen – het besluit van het centraal stembureau tot vaststelling van de uitslag van het referendum (de artikelen 81, 82 en 83). In dit besluit worden begrepen beslissingen van het centraal stembureau inzake de ongeldigheid van de stemming en de stemopneming. Via een beroep tegen het besluit van het centraal stembureau tot vaststelling van de uitslag van het referendum kan dus tegen opgekomen worden tegen beslissingen van het centraal stembureau inzake het verloop van de stemming en de stemopneming.
Onderdeel 28
Overeenkomstig de Aanwijzingen voor de regelgeving (aanwijzing 163b) wordt in het voorstel van Wet raadgevend referendum aan het eind van de regeling een apart hoofdstuk opgenomen over de toepasselijkheid van deze wet op de openbare lichamen.
Artikel 115a
Met dit artikel wordt de Wet raadgevend referendum van toepassing op de openbare lichamen, zij het dat het nieuwe hoofdstuk enkele afwijkende bepalingen bevat.
Artikel 115b
Dit betreft een definitiebepaling.
Artikel 115c
In verband met de andere benamingen in de openbare lichamen, is het vanzelfsprekend nodig om hiervoor een artikel in het wetsvoorstel op te nemen.
Artikelen 115d, 115e, 115f en 115g
Op grond van de nieuwe artikelen 115d, eerste lid, en 115f, eerste lid, kunnen de kiesgerechtigde ingezetenen van de openbare lichamen de lijsten met verzoeken en de lijsten met ondersteuningsverklaringen bij de gezaghebbers indienen. Deze mogelijkheid komt in de plaats van de indiening bij het centraal stembureau. Dit betekent dat zij geen lijsten rechtstreeks mogen indienen bij het centraal stembureau. Doen zij dit toch, dan zullen de desbetreffende verzoeken en ondersteuningsverklaringen door (de voorzitter van) het centraal stembureau ongeldig verklaard worden (artikelen 115e en 115g). De achtergrond hierbij is dat (de voorzitter van) het centraal stembureau de kiesgerechtigdheid van de desbetreffende personen niet zal kunnen controleren en bovendien wordt hiermee voorkomen dat een ingezetene van de openbare lichamen een verzoek of ondersteuningsverklaring indient zowel bij de gezaghebber als bij de voorzitter van het centraal stembureau.
De gezaghebbers stellen de aantallen per openbaar lichaam ingediende geldige en ongeldige verzoeken respectievelijk ondersteuningsverklaringen vast. Zij moeten dit doen zodra er één verzoek of één ondersteuningsverklaring is ingediend. Wordt er geen verzoek of ondersteuningsverklaring ingediend, dan kan deze vaststelling achterwege blijven. Vervolgens zenden zij de opgave met de aantallen en alle ingediende lijsten elektronisch naar de voorzitter van het centraal stembureau. De voorzitter van het centraal stembureau respectievelijk het centraal stembureau zal de opgaven van de gezaghebbers met aantallen verzoeken en ondersteuningsverklaringen als uitgangspunt nemen bij zijn besluit inzake de toelating van het inleidend en definitieve verzoek. De voorzitter respectievelijk het centraal stembureau is echter verantwoordelijk voor de vaststelling van de aantallen verzoeken en ondersteuningsverklaringen, ook voor zover het gaat om de lijsten die bij de gezaghebbers zijn ingediend. Daartoe krijgt het centraal stembureau ook de beschikking over de lijsten (via elektronische weg, zie artikel 115d, vijfde lid, en artikel 115f, vijfde lid). Bij eventuele vragen, kan het centraal stembureau zich uiteraard tot de gezaghebbers wenden voor meer inlichtingen. Ook kan het centraal stembureau zo nodig de gezaghebbers ondersteuning verlenen bij de vaststelling.
Mede ter voorkoming van dubbele verzoeken en ondersteuningsverklaringen wordt met deze nota van wijziging voorts voorgesteld dat verzoeken die bij de gezaghebber worden ingediend door personen die niet in de administratie van het desbetreffende openbaar lichaam zijn ingeschreven ongeldig zijn, net als verzoeken die bij de voorzitter van het centraal stembureau worden ingediend door ingezetenen van de BES-eilanden (artikel 115d, vierde lid, en artikel 115e). Hetzelfde geldt voor ondersteuningsverklaringen (artikel 115f, vierde lid, en artikel 115g). Met de zinsnede «personen die niet zijn ingeschreven in de administratie van het betreffende openbaar lichaam» wordt overigens bereikt dat ingezetenen van een openbaar lichaam ook niet bij de gezaghebber van een ander openbaar lichaam een verzoek of ondersteuningsverklaring kunnen inleveren.
Artikel 115h
Er staat geen rechtsbescherming open tegen de vaststelling door de gezaghebber van de aantallen verzoeken en ondersteuningsverklaringen. Is een belanghebbende het niet eens met deze vaststelling, dan staat op grond van artikel 93 van het wetsvoorstel de mogelijkheid open dat hij beroep instelt tegen besluiten van (de voorzitter van) het centraal stembureau inzake het inleidend of definitieve verzoek.
Artikel 115i
Op grond van dit artikel worden enkele bepalingen van het hoofdstuk uit de Kieswet inzake verkiezingen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba van toepassing verklaard op een referendum. Dit behelst onder meer dat het hoofdstembureau van kieskring 20 (Bonaire) het proces-verbaal van het hoofdstembureau, de opgaven van de gezaghebbers met de aantallen stemmen en de processen-verbaal van de stembureaus op elektronische wijze aan het centraal stembureau doet toekomen.
Onderdeel 30
Artikel 118 voorziet in het overgangsrecht. Op grond van het eerste lid, in combinatie met artikel 89, vierde en vijfde lid, zal de referendumcommissie ongeveer tussen de vijf en negen weken na de inwerkingtreding van de wet benoemd moeten zijn.
Het tweede lid regelt vanaf welke datum wetgeving referendabel is. In de oorspronkelijk voorgestelde tekst werd hiervoor aansluiting gezocht bij de benoeming van de referendumcommissie, waarbij bovendien abusievelijk werd gesproken over een benoeming bij koninklijk besluit. Bij nader inzien achten wij deze aansluiting bij de benoeming van de referendumcommissie ongewenst. In de eerste plaats, omdat dan bedoelde datum niet rechtstreeks uit de wet voortvloeit en voor beïnvloeding vatbaar is. Bovendien is het voor de inleidende en definitieve fase niet strikt noodzakelijk dat de referendumcommissie reeds is benoemd, zodat aansluiting bij haar benoeming niet nodig is. De referendumcommissie komt immers pas in beeld, als onherroepelijk is vastgesteld dat er een referendum zal plaatsvinden. Daarom wordt in deze nota van wijziging voor wat betreft de bepaling vanaf welke datum wetten referendabel zijn, aansluiting gezocht bij de inwerkingtreding van de onderhavige wet. Dit betekent dat er op grond van deze nota van wijziging geen referendum kan worden gehouden over wetten die bekrachtigd zijn en verdragen die stilzwijgend zijn goedgekeurd binnen 4 maanden na de inwerkingtreding van deze wet (zie in dit verband de inwerkingtredingbepaling artikel 121).
Heijnen Voortman Schouw