Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 mei 2010
Naar aanleiding van uw verzoek d.d. 14 april 2010, ons kenmerk IS/621/09-10, d.d. 27 april 2010, om het standpunt van de Staten van Aruba inzake het amendement van het lid Van Raak, (kamerstuk 30372, nr. 23), inzake het voorstel van wet van de leden Kalma, Halsema en Van der Ham, houdende regels inzake het raadgevend referendum (Wet raadgevend referendum) (Kamerstuk 30 372), moge het volgende dienen.
Bovenbedoelde brief is op 12 mei 2010 in de Centrale Commissie onderwerp van bespreking geweest naar aanleiding van een advies uitgebracht door de Vaste Commissie Rijkswetten, Verdragen en Buitenlandse Betrekkingen.
De in de Staten aanwezige fracties hebben hun standpunt ter zake als volgt kenbaar gemaakt.
De leden van de A.V.P.-fractie zijn van mening dat aangezien deze initiatiefwet oorspronkelijk ontworpen werd voor uitsluitend Nederland, dat artikel 5, onderdeel f, gehandhaafd dient te worden in het ontwerp.
De leden van de M.E.P.-fractie stellen dat er reeds lange tijd een discussie gaande is inzake het democratisch deficit. In het verleden zou er zelfs sprake zijn geweest van een Koninkrijksparlement. De fractie kon in principe zich in deze vinden doch dat dit parlement gebaseerd zou zijn op de gelijkwaardigheid van de landen. Na de recente discussies in Nederland blijkt dat de perceptie inzake het democratisch deficit in Aruba geheel anders is dan de perceptie van de Nederlandse politici inzake genoemd deficit. De Nederlandse visie is dat omdat Nederland weinig instrumenten in handen heeft om in te grijpen, er een democratisch deficit bestaat. Het deficit kan in de Nederlandse optiek weggewerkt worden door de politici meer instrumenten in handen te geven om sneller in te kunnen grijpen om de waarborgfunctie die Nederland heeft, beter te kunnen realiseren. De Arubaanse visie, althans die van de M.E.P.-fractie, is dat Aruba zich gaandeweg moet ontwikkelen om zelfstandig al haar belangen zelf te kunnen behartigen en daar waar nodig samenwerkingsverbanden aan te leggen op basis van vrijwilligheid, gelijkwaardigheid en gelijkheid. Kortom het Statuut moet als transitiemodel gezien op weg naar meer zelfstandigheid.
Het is met het Nederlands perspectief als achtergrond dat het Tweede Kamer lid Van Raak zijn amendement heeft gepresenteerd. Het is een amendement om voor de Nederlandse kiesgerechtigden de mogelijkheid te scheppen om voor Aruba c.q. de Nederlandse Antillen te beslissen in zaken die uitsluitend deze landen aangaan. De M.E.P.-fractie heeft haar mening inzake het verschil in perceptie met betrekking tot het democratisch deficit ook consequent tot uitdrukking gebracht in een 7-tal Wever-Thijsen-amendementen dat de fractie heeft ingediend tijdens het debat in de Kamer over het Voorstel van rijkswet tot wijziging van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden in verband met de wijziging van de staatkundige hoedanigheid van de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen (Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen) 32 213 (R1903).
De fractie stelt voorts dat in het rapport dat is ingediend naar aanleiding van de voorgenomen Statuutwijziging wederom erop wordt gewezen dat de rechten van Aruba daadwerkelijk dienen te worden gewaarborgd waarbij de verplichtingen die Aruba heeft niet uit de weg worden gegaan. Het is in dit kader dat de amendementen van de M.E.P.-fractie bezien dienen te worden wanneer wordt gesteld dat indien er ingrijpende wijzigingen in het Statuut moeten worden gedaan, de stemming op deze wijzigingen met een gekwalificeerde meerderheid aangenomen dient te worden en dat ook de eilanden c.q. landen die deze wijzigingen direct raken, zich in een referendum kunnen uiten ter zake. Hierin zit het verschil in optiek tussen Nederland en de M.E.P.-fractie met betrekking tot het democratisch deficit. De M.E.P.-fractie heeft grote problemen met de Nederlandse zienswijze en perceptie van het democratisch deficit.
De fractie heeft haar stelling wederom in de Kamer herhaald, zoals het altijd heeft gedaan, dat Aruba onderdeel van het Koninkrijk wilt blijven. Aruba wilt blijven samenwerken en meewerken, zelfs op gebieden waarop Aruba geheel autonoom is, vooropgesteld dat het op grond van vrijwilligheid gebeurt. Om die vrijwilligheid te accentueren en te benadrukken, moet daarom op elk gebied waarop Aruba zich bereid verklaart om samen te werken, een uittredingsbepaling worden opgenomen. Er moeten samenwerkingsnormen worden vastgesteld die voor alle betrokken landen gelijkelijk gelden. De aanname van deze normen accentueren juist het feit dat Aruba op vrijwillige basis wil samenwerken op de diverse relevante gebieden. Het knelt pas wanneer eenzijdig iets op Aruba wordt opgelegd. Op dat moment ontstaan er onherroepelijk problemen. Het eenzijdig op Aruba willen imponeren wordt gedreven door de Nederlandse invulling van het democratisch deficit. Dat kan niet genoeg worden benadrukt.
De voorgenomen wijziging van het voorstel Wet raadgevend referendum dat het mogelijk zal moeten maken dat rijkswetten eronder komen te vallen, zal direct Aruba raken. Een direct gevolg van het amendement is voorts, dat het gesignaleerd democratisch deficit nog groter wordt gemaakt dan het al is. De kring van kiesgerechtigden wordt in het voorstel genoemd, namelijk diegenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de Tweede kamer der Staten-Generaal (artikel 18, eerste lid). Ter zake van het democratisch deficit hebben de leden van de M.E.P.-fractie hun standpunt reeds duidelijk geformuleerd en kenbaar gemaakt in het Verslag van de Staten van Aruba vastgesteld 2 februari 2010 (kamerstuk 32 213 (R 1903) nr. 9) op het Voorstel van rijkswet tot wijziging van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden in verband met de wijziging van de staatkundige hoedanigheid van de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen (Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen) 32 213 (R1903).
In deze wenst de fractie bijzondere nadruk te leggen op amendement 32 213 (R 1903) nr. 20. dat betrekking heeft op artikel 21a van het Statuut waar in artikel 1 wordt gesteld: ... de Staten dan wel de regering van Aruba kunnen verklaren dat een voorstel van rijkswet ingrijpend is. Het tweede lid wordt: Een ingrijpend voorstel van rijkswet door de Staten-Generaal aangenomen, wordt door de Koning niet goedgekeurd alvorens het door Aruba is aanvaard. Deze aanvaarding geschiedt bij landsverordening. Deze landsverordening wordt niet vastgesteld alvorens het ontwerp is goedgekeurd met tweederde meerderheid van het aantal zittinghebbende leden van de Staten.
Het lid Van Raak overweegt zijn amendement te wijzigen zoals geschetst onder punt 1 in de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 april 2010. Punt 1 stelt: De indiener van een amendement voegt daaraan een bepaling toe, waarin is geregeld dat de inwerkingtreding van de in het amendement voorgestelde uitbreiding tot alle rijkswetten op een later moment plaatsvindt, nadat ook de andere landen gelegenheid hebben gehad om, indien daaraan aan hun kant behoefte bestaat, een overeenkomstige regeling te treffen voor referenda over reeds aangenomen maar nog niet bekendgemaakte rijkswetten.
Tijdens de Kamerdebatten over onder meer bovengenoemd voorstel van rijkswet hebben deze leden reeds gesteld dat bij de behandeling van fundamentele wijzigingen in het Statuut het amendement Van Raak aan de orde kan worden gebracht. De Tweede Kamer echter heeft het standpunt van de M.E.P.-fractie in deze niet ondersteund.
Voort heeft de M.E.P.-fractie gesteld met betrekking tot artikel 12a van de wijziging van het Statuut dat de Hoge Raad de aangewezen instantie moet zijn als er sprake is van geschillen tussen het Koninkrijk en de landen.
Het is voor Aruba, althans voor de M.E.P.-fractie, van zeer groot belang dat de verschillen in perceptie met betrekking tot het democratisch deficit worden onderstreept en dat de M.E.P.-fractie de belangen van Aruba zal blijven voorstaan waarbij benadrukt moet worden dat de vrije wil altijd leidraad moet zijn voor elke vorm van samenwerking.
De P.D.R.-fractie heeft met belangstelling kennis genomen van het amendement van het lid Van Raak op het voorstel van wet inzake het raadgevend referendum (Wet raadgevend referendum) en de daarbij behorende documenten.
In de eerste termijn heeft de Tweede Kamer geconcludeerd dat het in principe niet onmogelijk is om referenda te houden over rijkswetten die ook buiten Nederland gelden, doch dan moet ook aan de andere landen van het Koninkrijk ruimte worden gegeven om te regelen dat kiezers hun oordeel kunnen geven over aangenomen rijkswetten.
Gelet op het voorgaande moet er in wezen dezerzijds een standpunt te worden ingenomen over de navolgende vragen: is het überhaupt wenselijk dat het mogelijk wordt dat referenda kunnen worden gehouden ter zake van rijkswetten, en zo ja, op welke wijze dient zulks bezien in Koninkrijksverband te worden geregeld?
Het bevorderen van participatieve democratie staat centraal in de partijfilosofie van de P.D.R. Voorts is het een gegeven dat er onder anderen bij de totstandbrenging van wetgeving op Koninkrijksniveau, sprake is van een democratisch deficit. De P.D.R.-fractie staat dan ook positief ten opzichte van de aan de gevoerde discussie ten grondslag liggende basisgedachte, namelijk dat het wenselijk is om het houden van referenda over daarvoor in aanmerking komende rijkswetten te regelen. De regeling van de mogelijkheid daartoe dient naar dezerzijds opvatting evenwel te geschieden hetzij in het Statuut, dan wel bij aparte rijkswet. De regeling van de interne procedure moet aan de onderscheiden landen worden overgelaten om zulks naar eigen inzicht en wetgeving te regelen.
De Voorzitter
R. A. Lee