Kamerstuk 30196-158

Verslag van een algemeen overleg

Duurzame ontwikkeling en beleid


Nr. 158 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 17 januari 2012

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu1, de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken2 en de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie3 hebben op 1 december 2011 overleg gevoerd met staatssecretaris Atsma van Infrastructuur en Milieu en staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over:

  • de brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 24 juni 2011 over Duurzaam Inkopen (30 196, nr. 141);

  • schriftelijke vragen van het lid Paulus Jansen d.d. 27 september 2011en het antwoord daarop over grondstoffen voor de productie van biobrandstof (Aanhangsel der Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 458);

  • de brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 31 oktober 2011, over de uitwerking van de over te nemen aanbevelingen inzake Vernieuwing Duurzaam Inkopen (30 196, nr. 147);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 1 november 2011 met de reactie op het verzoek van het lid Ouwehand om een kabinetsreactie op de Zembla-uitzending «Shampoo met een luchtje» (30 196, nr. 148).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, Snijder-Hazelhoff

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, Wolbert

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Van der Ham

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, Sneep

Voorzitter: Wiegman-Van Meppelen Scheppink

Griffier: Van der Sommen

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Dikkers, Leegte, Ouwehand, Van Tongeren, Van Veldhoven, Van der Werf en Wiegman-van Meppelen Scheppink,

en staatssecretaris Atsma van Infrastructuur en Milieu en staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministeries.

De voorzitter: Ik open dit algemeen overleg over duurzaam inkopen en palmolie. Ik heet de Kamerleden, de bewindspersonen en het publiek op de tribune van harte welkom. We zouden eigenlijk om 19.00 uur beginnen, maar we beginnen nu vanwege de plenaire agenda pas een uur later. Ik denk dat het geplande eindtijdstip van 21.00 uur niet haalbaar is, maar ik hoop dat het algemeen overleg wel binnen twee uur afgerond zal zijn. Ik verzoek mijn collega’s om hooguit vijf minuten te spreken. Ik sta voorts slechts één interruptie per persoon toe.

Staatssecretaris Atsma: Voorzitter. Ik kan onmogelijk tot 22.00 uur blijven. Ik heb om 21.00 uur een afspraak. Ik kan daar niet pas om 22.00 uur verschijnen.

De voorzitter: Ik stel voor om gewoon van start te gaan en te kijken hoe ver we komen. Laten we in ieder geval proberen om de eerste termijn en de beantwoording te laten plaatsvinden. Dan kunnen we kijken of er nog ruimte is voor een tweede termijn. Er kunnen eventueel ook vragen schriftelijk worden afgedaan.

Het woord is allereerst aan de mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Waar de Partij voor de Dieren al vaker voor heeft gewaarschuwd, werd weer pijnlijk duidelijk in een uitzending van Zembla. Daarom hebben we de staatssecretaris van Landbouw uitgenodigd om bij dit overleg aanwezig te zijn. Het gaat om palmolie. In Maleisië en Indonesië wordt de lokale bevolking van hun land gejaagd, worden leefgebieden van de orang-oetangs vernietigd en worden rivieren vergiftigd, met dode vissen en zieke mensen tot gevolg. En dat allemaal voor palmolie die we duurzaam noemen! Hoe kan dat? Door er een logo op te zetten en een aantal maatschappelijke organisaties bereid te vinden om daar hun naam aan te verbinden. Bijna alle grote westerse gebruikers van palmolie, zoals McDonald’s, Walmart en Unilever, zijn lid van de ronde tafel voor duurzame palmolie. En toch wordt Zuid-Azië nog steeds massaal ontbost voor palmolieplantages en worden mensen dus van hun land verjaagd. Het antwoord op de vraag hoe dit mogelijk is, is dat duurzame palmolie een sprookje is. Het is verzonnen om het geweten van bedrijven, consumenten en overheden te sussen. En het werkt buitengewoon goed. Kritiek wordt vakkundig gesmoord door een goedbetaalde lobby en deze greenwash tafel wordt nota bene ondersteund door onze regering. De Partij voor de Dieren wil weten hoeveel geld Nederland sinds het begin van de RSPO in dit project heeft gestopt. Hoeveel betaalt de Nederlandse belastingbetaler mee aan het duurzaam ontbossen van Azië ten behoeve van onze shampoo en koekjes? Welk bedrag komt daar dan nog bij als het Programma Palmolie van het Initiatief Duurzame Handel (IDH) van start gaat?

De staatssecretaris vertrouwt erop dat er via bemiddeling een constructieve oplossing kan worden bereikt bij de plantage die centraal stond in Zembla. Hoe zou zo’n oplossing er dan uitzien? Krijgen de bewoners hun land weer terug? Houdt het bedrijf op met het vergiftigen van de rivier, en daarmee dus de drinkwater- en voedselbron? Alleen dat zou natuurlijk een constructieve oplossing voor de bevolking zijn. Ik hoor graag een reactie van de staatssecretaris.

Als we die zogenaamde duurzame palmolie blijven kopen, is er geen enkele drijfveer voor deze bedrijven om hun praktijken te veranderen. We moeten dus onmiddellijk met een importstop komen. Ik hoor daarop graag een reactie. We moeten stoppen met het inkopen van greenwash palmolie en daadwerkelijk duurzaam gaan inkopen. De Partij voor de Dieren wil dan ook dat het kabinet per direct de steun, financieel en anderszins, aan de RSPO stopzet. Het hele IDH-programma is, wat ons betreft, een lachertje, maar dit geldt in het bijzonder voor de RSPO en ook de RTRS over de soja.

Ik maak nog een laatste opmerking over de palmolie. Op de etiketten van de producten die in de supermarkten worden verkocht, staat alleen maar dat het om plantaardige olie gaat. Maar er is nogal een verschil tussen palmolie uit Indonesië of Maleisië, met alle problemen die ik zojuist genoemd heb, en bijvoorbeeld zonnebloemolie uit Hongarije. Is de staatssecretaris bereid om in te gaan op ons verzoek om een etiketteringsverplichting in te voeren? Als hij dat niet is, dien ik daarover een motie in.

Ik wil nog even kort ingaan op duurzaam inkopen. Het viel ons op dat er geen enkele aandacht is voor duurzaam voedsel. De onderwerpen eiwit, transitie en vegetarisch ontbreken in het criteriadocument, terwijl wij denken dat duurzaam eten toch echt niet zo moeilijk hoeft te zijn. Wij zien graag meer inzet en ambitie van de staatssecretaris van Milieu op dat punt.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. GroenLinks is een groot voorstander van duurzaam inkoopbeleid. De overheid geeft jaarlijks 60 mld. uit en daarmee is zij de grootste consument. Door stevige milieueisen te verbinden aan het inkopen kan er een belangrijke stimulans gegeven worden. Het zijn ook juist de groene ondernemers, onder meer verenigd in De Groene Zaak, die roepen om een overheid die werk maakt van duurzaam inkopen. De staatssecretaris wil het ook innovatiever maken. Wij hebben echter gelezen dat slechts 2,5% van de inkopen innovatiever wordt. Dat lijkt ons wat magertjes. Zou dat percentage niet omhoog kunnen naar bijvoorbeeld 10%? Wij moeten hierbij de noodzaak van het voorschrijven van heldere minimumcriteria niet uit het oog verliezen. Hoe kijkt de staatssecretaris daarnaar? Wij willen graag voorstellen die de minimumcriteria voor duurzame innovaties bevatten.

Het is ook een innovatie om niet alleen naar de kosten van de aanschaf te kijken, maar ook naar de kosten van het gebruik en – waar relevant – de verwijdering. Je moet kijken naar de kosten van het hele plaatje van een bepaald product. Is de staatssecretaris bereid om daarnaar te kijken?

Dan krijgen we een stukje over procesgerichte insteek. Dat kan een meerwaarde opleveren, maar het kan ook inhouden dat een heel onduurzaam product op een duurzame wijze wordt gemaakt. Ik noem een munitiefabriek met een arborecord waar geen enkel probleem in zit. Een ander voorbeeld is een heel energiezuinige fabriek die benzineslurpende hummers maakt. Dan is het proces misschien heel duurzaam, maar zijn de eindproducten dat niet. Hoe verwerkt de staatssecretaris dat in zijn beleid?

Wij zijn heel blij met het gezamenlijk gedragen advies, maar wij missen daarbij de maatschappelijke organisaties. Zouden die ook niet betrokken kunnen worden bij een duurzaam inkoopbeleid, teneinde dat blijvend te evalueren en ook te verbeteren? We krijgen doelvoorschriften. Je moet het inderdaad niet op de vierkante meter willen voorschrijven, maar er moet wel een manier gevonden worden om product- en doelvoorschriften te combineren. Dat is belangrijk, omdat je dan ook de verkoop en ontwikkeling van innovatieve producten stimuleert. Hoe zou de staatssecretaris daar iets aan kunnen doen?

Wij plaatsen vanwege onderzoek van sommige milieuorganisaties enkele vraagtekens bij de Monitor Duurzaam Inkopen. Klopt die monitor wel? Kan er een audit plaatsvinden? Wij krijgen namelijk vanuit andere bronnen toch echt materiaal aangereikt waaruit blijkt dat de cijfers uit die monitor wat aan de enthousiaste kant zijn.

Wij hebben een brief van minister Schultz van 11 november gekregen, waarin staat dat de duurzaamheidsambities van het ministerie van I&M verder gaan dan duurzaam inkopen alleen. Het is fijn dat het ministerie dat zegt, maar mijn toch kleine duurzame voorstellen om eens te kijken naar meer duurzame verlichting, leds lang snelwegen, en ook te kijken wat gedaan kan worden bij zijpanelen voor vrachtauto’s, sneuvelden bijna onmiddellijk in het debat. Gaat deze ambitie verder dan het papier van de brief? Wat is de inhoud daarvan?

Wat de palmolie en biobrandstoffen betreft, wil ik mij graag aansluiten bij de opmerkingen van mijn collega. Als die rondetafelcriteria met betrekking tot de palmolie niet verbeterd worden, dan is het niet meer dan greenwashing. Ook GroenLinks vindt dat deze criteria niet geaccepteerd zouden moeten worden voor het halen van een bindend EU-doel voor groene energie. Alleen echt duurzame brandstoffen zouden daarvoor moeten meetellen. Eerste generatie biobrandstoffen en zeker palmolie zijn verre van duurzaam op meerdere gronden.

Voorzitter. Hiermee heb ik in vogelvlucht mijn punten naar voren gebracht.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Met een inkoopbudget van ruim 30 mld. is de overheid de grootste klant van Nederland. Wat wij doen op rijksniveau en op het niveau van decentrale overheden maakt dus uit. Mijn fractie staat nog steeds achter de doelstelling van 100% duurzaam inkopen. Omdat we in ieder geval niet meer moeten kiezen voor oplossingen waarvan we weten dat ze niet duurzaam zijn, moeten we nog maar even doorzoeken naar innovatieve oplossingen. We lopen ook niet weg voor de constatering van het advies over het Programma Duurzaam Inkopen dat het beleid de afgelopen jaren heeft geleid tot een eenzijdige focus op minimumeisen en grote administratieve lasten.

Duurzaamheid is een dynamisch begrip. De criteria voor duurzaam inkopen lopen idealiter voor de troepen uit om innovatie te stimuleren. Dynamische instrumenten zoals EMVI en TCO helpen daarbij, net zoals functioneel inkopen. Waarom kopen wij eigenlijk nog een lamp, en geen licht?

Kostenbesparingen in gebruik worden op dit moment echter nog vaak niet meegenomen, omdat budgetten voor investeringen en exploitatie gescheiden zijn. Welke belemmeringen ziet de staatssecretaris voor een brede toepassing van dynamische instrumenten? Hoe ziet hij de mogelijkheden voor het meewegen van de CO2- uitstoot in de productiefase van producten? Hoe breed ziet hij de mogelijkheden voor functioneel inkopen?

De staatssecretaris geeft aan dat hij halverwege volgend jaar met handvatten komt om de huidige criteria te verbeteren. Kan hij daar nader op ingaan? Is hij van mening dat het daarbij over alle fasen moet gaan, inclusief professioneel opdrachtgeverschap? Hoe wil de staatssecretaris dat professioneel, duurzaam en innovatief opdrachtgeverschap stimuleren? Daar ligt een belangrijke kern van werken met duurzaam inkopen. Hoe voorkomen we dat relatief nieuwe producten op schaal en reputatie van de aanbieder te snel buiten de boot vallen? Ziet de staatssecretaris de mogelijkheid om de barrières tussen investerings- en exploitatiebudgetten weg te nemen? Is hij bereid om met zijn collega van Financiën hiernaar te kijken?

Hoe borgt de staatssecretaris de voortgang, ook bij decentrale overheden, en is hij bereid om hierover jaarlijks te rapporteren aan de Tweede Kamer? Gaat de staatssecretaris het sluiten van kringlopen vergemakkelijken, ook buiten de pilot afvalloze overheid hier in Den Haag die de staatssecretaris heeft toegezegd? Ik heb nog een voorbeeld uit de praktijk. Er is een bedrijf dat beveiligingscamera’s verkoopt. Dat bedrijf kan oude camera’s heel goed gebruiken, omdat daar onderdelen in zitten die weer in de nieuwe camera’s gebruikt kunnen worden. Die camera’s zijn nu echter blijkbaar bij de Dienst der Domeinen beland en er is geen mogelijkheid om weer aan die oude camera’s te komen, zelfs niet tegen betaling. Zou de staatssecretaris willen kijken of dit soort onnodige belemmeringen kunnen worden opgeheven?

Ik wil nog even kort ingaan op het Europese aspect. Hoe doet Nederland het in Europees verband als het gaat om duurzaam inkopen? Wat zijn de belangrijkste vraagstukken die daar voorliggen?

De collega’s hebben al veel gezegd over palmolie. Duurzame palmolie moet natuurlijk wel echt duurzaam zijn. Kan de staatssecretaris reageren op de kritiek uit de Zembla-uitzending? De staatssecretaris streeft ernaar dat in 2015 de in Nederland geïmporteerde palmolie duurzaam geproduceerd is. Kunnen wij eerder, bijvoorbeeld volgend jaar, een meetmoment inpassen om te zien of we op de goede weg zijn om onze doelstelling te halen?

De heer Leegte (VVD): Voorzitter. Als ik deze commissie zie, is de emancipatie afgerond in Nederland. Ik wil de ambtenaren bedanken voor het werk dat zij hebben verricht bij het opstellen van het dossier duurzaam inkopen. Eindelijk gaat duurzaam inkopen weer over duurzaamheid en innovatie. Dat is een groot compliment waard.

De uitdaging waarvoor wij staan, is om economische groei te genereren. Het gaat daarbij om groei binnen een nieuwe schone economie, gericht op efficiënt gebruik van grondstoffen door te sturen op steeds scherpere normen ten aanzien van uitstoot en het gebruik van grondstoffen. Daarbinnen speelt de overheid als launching customer een belangrijke rol. De overheid moet snappen waar zij het verschil maakt en aanzetten tot technologische innovatie en gedragsverandering. Is dat dan bij de catering, het leerlingenvervoer of het aanleggen van infrastructuur? Zo vraag ik me retorisch af. Duidelijk is dat de overheid moet wegblijven bij goede bedoelingen en met een koel hoofd en zin voor orde moet redeneren.

Wie het voorstel leest, kan in verwarring raken. Het lijkt bijna of alles even belangrijk is. Dat kan natuurlijk niet. Graag krijg ik van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu de toezegging dat hij op een redelijke termijn – zeg februari 2012 – met een uitwerking van duurzaam inkopen komt waarin hij aangeeft welke 20% van de inkoop door de overheid de 80%-duurzaamheidswinst maakt. Kan de staatssecretaris bij die uitwerking dan ook aangeven hoe hij binnen die 20% belangrijkste inkoopdomein dat duurzame verschil wil gaan maken?

Het is goed als de Kamer, maar vooral ook bedrijven en de samenleving, de duurzame prioriteiten van de overheid kennen. Wij kunnen daar dan met de staatssecretaris over spreken, zodat we aan echte oplossingen voor echte duurzaamheidsproblemen kunnen werken, die zullen leiden tot echte technologische innovaties en wegblijven uit goede bedoelingen.

De kern van de discussie van de vorige keer was dat er geen afvinklijstjes meer zouden bestaan. Dat lijkt te lukken met het voorstel. Ik heb echter wel zorgen. Kan de staatssecretaris de garantie geven dat de nieuwe criterialijsten niet de nieuwe afvinklijstjes worden? Zo ja, hoe gaat hij daar dan voor zorgen? Het klinkt natuurlijk allemaal lief en vriendelijk om biologische producten te bestellen voor de catering, maar biologisch heeft niet per se met duurzaamheid te maken. Ik kan me voorstellen dat dit soort wetenschap misschien ongemakkelijk voelt, maar je moet natuurlijk wel de juiste dingen doen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik stel voor om er geen langdradige discussie van te maken, maar ik wil wel graag weten of de heer Leegte nu echt blind achter rapporten van ABN AMRO aanloopt als het gaat om de vraag of biologisch wel of niet duurzaam is. Hij hoeft alleen maar «ja» of «nee» te zeggen.

De heer Leegte (VVD): Er is geen rapport van ABN AMRO bij mij bekend. Dat zal een gemis zijn. We moeten constateren dat de EHEC-bacterie uit de biologische landbouw komt. Biologisch vormt dus een risico voor de volksgezondheid. De CO2-uitstoot als gevolg van het produceren van biologische melk is veel hoger dan de CO2-uitstoot van FrieslandCampina bij het produceren van duurzame melk. Voor biologische landbouw is meer grond nodig dan voor andere duurzame producten. In die zin heeft biologisch niets met duurzaamheid te maken.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik dacht toch echt even dat de heer Leegte citeerde uit stukken van ABN AMRO. Nu merk ik dat de heer Leegte redeneert volgens de wetenschappelijk niet erg stabiele redenering N=1. Ik wil hem uitnodigen om zich eens te verdiepen in de landbouw. Ik wil het hierbij laten.

De heer Leegte (VVD): Wij kunnen elkaar wel de morele maat nemen, maar we moeten naar de feiten kijken. We komen met meer mensen op deze aarde. We hebben niet meer grond. We moeten dus met minder hectares voor meer productie zorgen. Biologisch draagt daar niet aan bij.

Voorzitter. Een ander lastig punt heeft te maken met de sociale waarden in het inkoopbeleid. Het is goed dat de overheid kijkt naar ambitieuze en werkbare sociale voorwaarden en daarbij het werk van de ILO volgt. Bij een aantal productgroepen, zoals bij de catering, gelden echter aanvullende sociale voorwaarden, zoals eerlijke handel, leefbaar loon en leefbaar inkomen. Dat zijn natuurlijk belangrijke criteria, daar wil ik niets aan afdoen, maar in de praktijk praten we over het fair trade keurmerk bij eerlijke handel en het Utz-keurmerk bij leefbaar inkomen. Daarmee zijn deze aanvullende eisen te zien als een discriminatoire eis. De Kamer heeft bij motie juist gezegd dat dit niet zou mogen. Bovendien is er voor leefbaar inkomen geen definitie. Ik krijg dan ook graag de toezegging dat de staatssecretaris de aanvullende sociale criteria zal schrappen. Ik overweeg een motie op dit punt in te dienen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): De heer Leegte zei zojuist dat hij de sociale criteria wel belangrijk vindt, maar dat hij deze twee discriminatoir vindt. Hoe zou de VVD dit dan wel willen aanvliegen?

De heer Leegte (VVD): Zoals het bij al die andere criteria ook gaat: gewoon het werk van de ILO volgen. Dat is voldoende. Ik heb zelf Max Havelaar-producten verkocht. Ik weet precies wat dat fair trade keurmerk is. Dat is hartstikke belangrijk en hartstikke goed, maar het kan geen inkoopcriterium zijn voor duurzaam beleid van de overheid.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik begrijp het nog niet helemaal. De overheid heeft natuurlijk gewoon de ILO-verdragen ondertekend. Die moeten we dus sowieso volgen. Als dat nu niet voldoende gebeurt, welke aanvullende maatregelen zou de heer Leegte dan voorstaan om de duurzame inkoop niet alleen van toepassing te laten zijn op de milieumaatregelen maar ook op de sociale kant?

De heer Leegte (VVD): Geen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Het was dus een gratuite opmerking over de sociale criteria.

De heer Leegte (VVD): Mijn verzoek is juist om de aanvullende sociale criteria weg te poetsen. Zo nodig dien ik daarover een motie in. Volgens mij kan ik het niet duidelijker zeggen.

Ik kom te spreken over de palmolie. De VVD, de regering en het Nederlandse bedrijfsleven willen gebruikmaken van duurzaam geproduceerde palmolie. Dat willen we bevorderen. Er is echter iets geks aan de hand met de importtarieven. Duurzame palmolie heeft een invoertarief van 3,8% terwijl andere industriële bedrijven palmolie, ongeacht de herkomst, tegen een tarief van 0% kunnen importeren. Op die manier stimuleren we dus de oude economie en de vervuilde, slechte palmolie en blokkeren we eigenlijk de duurzame palmolie. Ik wil graag de toezegging van de staatssecretaris dat hij die ongelijkheid zal opheffen, zodat duurzame palmolie in ieder geval geen achterstand meer heeft. Ook op dit punt overweeg ik een motie in te dienen.

In Brussel wordt hard gewerkt aan de «Green Public Procurement»-richtlijn. De eerste lezing daarvan doet het ergste vermoeden, want het brengt het Nederlandse systeem terug naar de Middeleeuwen. Kan de staatssecretaris ervoor zorgen dat we in Brussel doorgaan op de lijn met betrekking tot stimulering die Nederland heeft ingezet? Die wordt overigens goed in het voorstel van de staatssecretaris verwoord.

Mevrouw Van der Werf (CDA): Voorzitter. Mijn betoog is een beetje in lijn met dat van andere woordvoerders. Ik zal een korte management survey vooraf geven: wat ligt er een prachtig plan, maar hoe gaan wij het implementeren?

De overheid beschikt over een krachtig wapen om productontwikkeling in een bepaalde richting te leiden: het inkoopbeleid. Als grootste inkoper en aanbesteder van Nederland is de overheid de afgelopen jaren gaan sturen op duurzaamheid, mede naar aanleiding van een motie van mijn collega Koopmans. Dit heeft ruim 1500 pagina’s opgeleverd met specificaties voor duurzame producten. Die hebben inkopers op weg geholpen, maar die hebben voor bedrijven tot bergen extra werk geleid. Bovendien is duurzaamheid geen eindproduct maar een ontwikkeling. Dankzij technologische vooruitgang en onze ervaring is duurzaamheid voortdurend in beweging. Productcriteria doen geen recht aan die dynamiek en afvinklijstjes prikkelen niet tot innovatie.

Het moet dus anders. Mede naar aanleiding van de motie-Van der Werf/Leegte heeft de staatssecretaris een advies laten uitbrengen over duurzaam inkopen nieuwe stijl. Samenvattend en kort door de bocht kun je zeggen dat de inkoper en de leverancier samen gaan bepalen wat de meest duurzame oplossing is voor de vraag, tenminste als die vraag goed gesteld is. Een beschrijving van de functie van het te kopen product is dan beter dan een productspecificatie. Vraag om licht in plaats van lampen, vraag om zitcomfort in plaats van om stoelen, vraag om goede beloning voor boeren in ontwikkelingslanden in plaats van om een keurmerk.

Het CDA vindt het een bijzonder interessant advies. Een trendbreuk met de heersende praktijk, mag je wel zeggen. Het biedt ruimte aan de koplopers in het bedrijfsleven om samen met de inkopers tot de meest duurzame oplossing te komen van dit moment. Daarmee komen de koplopers op het podium. Het peloton wordt aangespoord om zich bij de koplopers te voegen en de klaplopers krijgen nul op het rekest.

Wij hopen dat de staatssecretaris de uitvoering voortvarend oppakt. Maar hoe enthousiast ik ook ben over het voorstel, de implementatie lijkt me niet eenvoudig. Ik ben heel benieuwd hoe de staatssecretaris dat traject voor zich ziet en heb nog een aantal vragen en opmerkingen.

We gaan verschuiven van sturing op producteisen naar sturing op prestaties. Dat klinkt goed, maar het is een behoorlijke uitdaging. Waar denkt de staatssecretaris dan aan? Is er naast het prestatiecriterium ook een inhoudelijke ambitie? Wat is nu eigenlijk de stip op de horizon: recyclebaarheid, energieneutraal, bijdrage aan biodiversiteit, om maar wat te noemen? Op dit gebied – het stellen van doelen en het formuleren van nieuwe criteria – is nog veel werk te verzetten.

En in deze tijd van het knutselen van surprises heb ik ook mijn steentje bijgedragen en heb ik een inkooppiramide in elkaar geknutseld. Die deel ik graag even uit. Misschien helpt die om orde te brengen in alle suggesties die er zijn. Ik zal de piramide even omschrijven. Onderaan staan de minimumeisen. Een stapje hoger staan de gunningscriteria. Dan komen de doelstellingen of principes en ten slotte het hoofddoel van waaruit alles wordt vormgegeven. Wat mij betreft – maar ik ruil het graag in voor iets anders – is dat bijdragen aan mens en milieu. Dat staat bovenop. Die oplopende lijn heb ik in een piramide gezet. Misschien kan die even worden doorgegeven? Ik wil nog even zeggen dat ik bij de tweede lijn, de principes, heb gekeken naar de thema’s uit de duurzaamheidsagenda. Ik denk dat het goed is dat wij hier een coherent beleid voeren. Als het kabinet zich op bepaalde thema’s wil richten, dan moeten we die thema’s ook terugzien in bijvoorbeeld het inkoopbeleid.

Ik denk dat professionalisering een belangrijk punt is. Daar zijn al vragen over gesteld. Hoe gaan zowel de inkopers als de leveranciers zich verder professionaliseren in deze nieuwe vorm van samen zakendoen?

Ik kom te spreken over labels en keurmerken. Waar staan keurmerken nu precies voor? Fair trade en Utz certified gaan inderdaad niet precies hetzelfde om met boeren in ontwikkelingslanden. Je kunt eigenlijk niet van een inkoper vragen om daar precies van op de hoogte te zijn. Maak ze dus gelijkwaardig en zeg: die twee keurmerken kunnen leiden tot een betere beloning van boeren in ontwikkelingslanden. Een tweede vraag is: bieden keurmerken werkelijk transparantie? Moeten de keurmerken zelf niet transparanter zijn? Er kan pas echt worden vergeleken als elke productgroep dezelfde eenheid gebruikt, bijvoorbeeld CO2-uitstoot per gewicht of kilometer, energieverbruik per tijdseenheid en percentage zeldzame metalen per kilo. Voelt de staatssecretaris ervoor om de partijen die het advies hebben ontwikkeld, zich ook te laten buigen over de manier waarop keurmerken meer duidelijkheid zouden kunnen verschaffen en hoe die passen binnen het nieuwe inkoopbeleid?

Ik wil nog iets zeggen over de productie van grondstoffen in alle delen van de wereld. Wij kijken daarnaar met zowel een sociale als een duurzame blik. Dat is terecht en dat moeten we ook blijven doen. Onze energiehonger en bio based economy brengen risico’s met zich mee. Die worden soms pijnlijk zichtbaar, zoals in de Zembla-uitzending. Ik vind het heel belangrijk dat we daar goed naar kijken. Ik vraag de staatssecretarissen ook waar we nu staan in het proces. Het is heel goed dat de markt zelfregulerend optreedt, maar kan de overheid ook op een gegeven moment een sanctie opleggen aan een bedrijf?

Aan de andere kant: bij bedrijven in ontwikkelingslanden die in ontwikkeling zijn en bezig zijn met het realiseren van duurzaamheid, moeten we toch iets minder streng zijn. Dat kan gaan over palmolie, dat kan gaan over hout, dat kan gaan over andere zaken. Ik vind het belangrijk dat we altijd in gesprek blijven en dat we landen die zich aan het ontwikkelen zijn, niet het idee moeten geven dat ze maar beter kunnen stoppen met duurzaamheid omdat de regels zo streng zijn dat ze toch niet beloond zullen worden. Het is dus heel belangrijk om in gesprek te blijven.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. Ik ben niet van plan om me heel erg te laten opjutten, omdat dit algemeen overleg niet past in de agenda van de staatssecretaris. In dat geval zie ik liever dat er op een ander moment een vervolg aan het algemeen overleg wordt gegeven. Het is voor de PvdA een heel belangrijk onderwerp.

De voorzitter: Ik denk dat dit ook voor niemand ter discussie staat. We zullen zorgen dat wij dit algemeen overleg tot een goed einde kunnen brengen, hoe dan ook.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Heel goed. Ik heb er alle vertrouwen in.

Duurzaam inkopen zou de norm moeten zijn. Het is van de gekke dat wij producten aanschaffen die gemaakt zijn zonder dat we rekening houden met sociale factoren en milieufactoren. Als je daar een tijdje over nadenkt, als je nadenkt over het feit dat er überhaupt een algemeen overleg over duurzaam inkopen moet plaatsvinden en wij elkaar moeten aanspreken op de noodzaak om beter om te gaan met deze planeet, dan voelt dat in hoge mate ongemakkelijk. Ik ben blij dat de staatssecretaris verder gaat met duurzaam inkopen. Ik ben ook blij met de nieuwe evaluatie van duurzaam inkopen. Ik ben heel erg geïnteresseerd in hoe dat uiteindelijk in de praktijk zal uitpakken.

Het advies over Vernieuwing Duurzaam Inkopen geeft aan dat te rigoureuze standaarden niet werken en dat 100% duurzaam inkopen nooit gehaald kan worden, omdat de vooruitgang omhoog zou moeten zijn. Dat is een interessant punt. Als we geen minimumstandaarden meer willen, waar leg je dan de lat? Op welke wijze gaat de staatssecretaris er dan voor zorgen dat er sprake is van een voortdurende verbetering, zodat de koplopers prikkels blijven houden om te blijven innoveren en de achterblijvers genoodzaakt zijn om hierin mee te gaan? Welke investering is de overheid bereid hierin te plegen, ook financieel?

De staatssecretaris zegt met betrekking tot het bevorderen van functioneel specificeren dat moet worden verkend waar de kansen voor verduurzaming liggen. Die reactie vinden wij wat teleurstellend. Wij weten namelijk al vrij lang dat duurzaam gekapt hout beter is, dat duurzaam geproduceerd katoen beter is, zonder slavenarbeid geplukt en zonder al te veel bestrijdingsmiddelen. We weten al wat beter is. Om daar nu nog heel erg lang met de sector over van gedachten te wisselen, lijkt mij zonde van de tijd. Volgens mij kunnen we daar winst behalen. Ik hoor daarop graag een reactie van de staatssecretaris.

De staatssecretaris geeft ook aan dat de lokale overheden meer gelegenheid moeten krijgen om eigen accenten te leggen op de belangrijkste milieuthema’s. Dat lijkt ons geschikt voor zaken als streekproducten. Wat doet de staatssecretaris op dat punt? Wij hebben begrepen dat dit juist voor bedrijven die aan meerdere overheden leveren, voor onduidelijkheid zorgt. Kan hij in dat licht aangeven hoe het staat met de uitwerking van de motie-Jacobi/Koopmans? Ik lees dat er overleg gaande is. Hoe staat het daarmee? Ik heb gehoord dat de uitwerking van de motie heel bureaucratisch vormgegeven wordt. Wij maken ons daar zorgen over. Kan de staatssecretaris toelichten hoe het hiermee staat?

Er worden in het advies over duurzaam inkopen elf aanbevelingen gedaan. De elfde aanbeveling luidt: sluit waar nuttig aan bij Europese ontwikkelingen. De reactie van de staatssecretaris daarop is wat cryptisch. De reactie luidt als volgt. «Waar mogelijk wil ik de Nederlandse praktijk inbrengen, ook en vooral ten behoeve van een level playing field». Wat bedoelt de staatssecretaris daarmee? Wij zijn trots op de Nederlandse standaarden. Wij willen graag in EU-verband optrekken, maar we willen wel voorkomen dat onze standaard enorm naar beneden wordt geschroefd. Wij willen geen lagere standaarden accepteren. Wij zijn heel erg benieuwd hoe het staat met de ontwikkelingen in Europa. Wij horen graag van de staatssecretaris dat hij niet wacht op Europa om zelf aan de slag te gaan.

Heeft de staatssecretaris zicht op het gebruik van internationaal geldende standaarden waartoe het Initiatief Duurzame Handel oproept? Het IDH zegt dat het beter is om internationale standaarden in plaats van eigen standaarden te gebruiken. Daar zit een logica in. Ik wil dan wel heel graag weten hoe die internationale standaarden zich verhouden tot de normen en waarden die wij zouden willen opleggen. Kan de staatssecretaris die met elkaar vergelijken? Wil hij dat de Kamer toezeggen?

Ik wil nog een opmerking maken over het RSPO Grievance Panel. Als je een klacht wilt indienen bij dat panel, dan moet je bijna meer formulieren invullen dan wanneer je als boer die palmolie produceert daadwerkelijk lid wilt worden van dat panel. Dat kan niet de bedoeling zijn. Er is enorm veel onduidelijkheid over de vraag wanneer een bedrijf zijn RSPO-status verliest. Wat zijn de sancties en hoe zit het met de bescherming van de klokkenluiders? Wij zouden erg graag zien dat bij het Grievance Panel een extern panel van experts de grievance behandelt, en dat niet zoals nu – hoewel heel constructief – de president van Unilever zijn eigen panel voorzit. Dat riekt toch erg naar slagers die hun eigen vlees keuren.

Voorzitter: Leegte

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Ik heb het genoegen om niet alleen namens de ChristenUnie te spreken, maar ook namens de SP. Ik heb ook al eens tijdens een milieudebat namens de SGP gesproken. Zie daar de breedte van de ChristenUnie.

Met een inkoopvolume van 60 mld. per jaar kan de overheid een groot verschil maken om te komen tot verduurzaming van de productie. De ChristenUnie is blij met de lijst van aanbevelingen die de maatschappelijke organisaties zoals MKB-Nederland en De Groene Zaak hebben opgesteld om het duurzaam inkopen te verbeteren. De ChristenUnie is ook blij met de positieve reactie van de staatssecretaris op dit advies. Verschillende criteria zullen worden aangepast, maar wanneer krijgt de Kamer deze te zien? Natuurlijk moeten we het hier niet hebben over alle details, maar de ChristenUnie vindt het wel belangrijk dat de Kamer betrokken wordt bij de wijziging van de criteria voor duurzaam inkopen.

De OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen zijn recent uitgebreid, met verantwoordelijkheid voor de hele keten. Hoe wil de staatssecretaris de vrijblijvendheid hiervan afhalen? Het is nu nog te veel aan de opdrachtnemer om te bepalen hoe diep in de productieketen resultaat moet worden bereikt. De ChristenUnie pleit ervoor, de naleving van de richtlijnen wettelijk te verankeren.

Het toepassen van sociale criteria gaat nog moeizaam. In het voorjaar kwam op vragen van de ChristenUnie en GroenLinks een toezegging dat bij de inkoop van elektronica arbeids- en mensenrechten worden meegewogen. Wat heeft dat voor gevolgen voor fabrikanten die samenwerken met Foxconn, een bedrijf dat door SOMO wordt genoemd als een toeleverancier die arbeidsrechten schendt? is er al faire elektronica beschikbaar die voldoet aan de criteria van duurzaam inkopen?

De overheid controleert nu alleen op een redelijke inspanning van leveranciers van bijvoorbeeld elektronica om te komen tot verbeteringen, maar de ChristenUnie wil niet alleen inspanningen maar ook resultaten zien. Sociale criteria moeten volwaardig meetellen. Er moet een duidelijk signaal naar producenten dat overtreding van de vier fundamentele arbeidsnormen en de mensenrechten niet wordt getolereerd. De ChristenUnie wil van de staatssecretaris een duidelijk stappenplan en een deadline. Anders gaat het uitbuiten van goedkope werknemers en kinderen in ontwikkelingslanden gewoon door. Sociale voorwaarden gelden nu alleen bij aanbestedingen boven de Europese aanbestedingsdrempel. Zo kom je echter niet tot 100% duurzaam inkopen, want er worden heel wat inkopen uitgesloten. De fractie van de ChristenUnie vraagt daarom, de financiële drempel voor toepassing van de sociale voorwaarden te verlagen, en helemaal af te schaffen indien er voor een product goede keteninitiatieven bestaan. Dan leidt het stellen van sociale voorwaarden niet tot extra administratieve lasten, bovenop het lidmaatschap van het keteninitiatief.

Duurzaam inkopen moet sturing geven aan de markt in plaats van de markt volgen. De markt wil duidelijkheid. De maatschappelijke organisaties adviseren dan ook, duurzaamheidsambities vast te stellen voor de middellange en lange termijn. Graag krijg ik op dit punt een reactie van de staatssecretaris. De fractie van de ChristenUnie roept de staatssecretaris op om voor de zomer dit vergezicht te schetsen. Bedrijven hebben dan een stip op de horizon om naartoe te werken. De staatssecretaris is positief over het stellen van centrale criteria. Het is prima om bepaalde minimumcriteria centraal vast te leggen, zodat er meer duidelijkheid komt voor ondernemers. Inkopers moeten echter wel de vrijheid hebben om strengere criteria vast te stellen.

Het is prima om de administratieve lasten te beperken door de bewijslast te beperken tot de laatste fase van het inkoopproces. Degene die de opdracht krijgt, moet bewijzen dat wordt voldaan aan de criteria. Maar de staatssecretaris legt wel erg veel nadruk op de eigen verklaring. Om duurzaam inkopen succesvol te maken, is ook onafhankelijke monitoring van belang. Eigenlijk zou er een autoriteit moeten komen die toezicht kan houden. Deze instelling zou steekproefsgewijs onderzoek moeten doen naar de naleving van de criteria voor duurzaam inkopen, met name de sociale criteria, en daarover rapporteren aan regering en Kamer. Ook zou deze autoriteit klachten kunnen behandelen. Verder zou de autoriteit tools voor inkopers kunnen ontwikkelen. De fractie van de ChristenUnie stelt voor om dit mee te nemen in een nieuwe autoriteit consument en markt, waarin NMa, OPTA en Consumentenautoriteit opgaan. Het gaat niet alleen om people en profit, maar ook om planet. Waarom dan niet één autoriteit voor mens, milieu en markt?

De ChristenUnie heeft al vaker benadrukt dat duurzaamheid ook moet worden meegewogen bij de aanbesteding van financiële diensten. Wat gaat de staatssecretaris doen om erop toe te zien dat de huisbankier RBS, zoals beloofd, stringenter is op het gebied van investeringen in clustermunitieproducenten? De ChristenUnie vindt de steun van de staatssecretaris voor innovatiegerichte aankopen nog wat zuinig. De inzet is nu 2,5% van de overheidsbrede inkopen. De ChristenUnie pleit voor verhoging naar 10% van het inkoopbudget.

Tot slot sluit ik aan bij iedereen die kritische opmerkingen heeft gemaakt over de duurzaamheid van palmolie. De ChristenUnie zou graag van de staatssecretaris willen vernemen hoe hij tot een echt duurzaam keurmerk voor palmolie gaat komen, zeg maar een RSPO 2.

Voorzitter: Wiegman-van Meppelen Scheppink

De voorzitter: De Kamer heeft het razendsnel gedaan, maar er zijn ook razend veel vragen gesteld. Ik stel voor dat wij tot negen uur doorgaan. De beide bewindslieden geven een korte reactie op hoofdlijnen. Meer in detail kunnen de vragen dan schriftelijk worden afgedaan. Ik constateer dat dit akkoord is. Staatssecretaris Bleker kan meteen met de beantwoording beginnen, zonder schorsing. Ik verzoek de leden, niet te interrumperen maar aanvullende vragen te bewaren voor de schriftelijke afronding.

Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. De vragen die aan mij zijn gesteld, hebben betrekking op duurzame palmolie. De Ronde Tafel Duurzame Palmolie (RSPO) is gestart in 2003 als een privaat initiatief, met als belangrijkste initiatiefnemers het Wereld Natuur Fonds, Oxfam Novib en Unilever. Overheden kunnen daarvan geen lid zijn. De Nederlandse overheid heeft het initiatief indertijd wel ondersteund, met middelen voor onderzoek en institutionele capaciteitsopbouw. Ik zal in de schriftelijke beantwoording van de vragen aangeven welk bedrag daarmee gemoeid is geweest. De RSPO heeft zich ontwikkeld tot een internationaal platform, waarbinnen maatschappelijke organisaties, palmolieplantages, de verwerkende industrie, fabrikanten van voedingsmiddelen, de retail en banken met elkaar 8 principes en 39 criteria hebben ontwikkeld als standaard voor duurzaam geproduceerde palmolie. Dat was in 2005.

Een belangrijk criterium is dat nieuwe plantages geen «primary forest»-gebieden of gebieden met «high conservation values» mogen vervangen. Andere criteria betreffen het respecteren van rechten van lokale bewoners en werknemers, het in stand houden van de leefomgeving van bedreigde diersoorten en het voorkomen van kinderarbeid. De palmolieproducenten die bij de RSPO zijn aangesloten, vertegenwoordigen inmiddels circa 40% van de wereldproductie.

Dan kom ik nu op wat er in de bewuste Zembla-uitzending naar voren is gekomen. Welnu, de groep die daar is besproken, de IOI-Group, is lid van de RSPO. Een deel van de plantages van deze onderneming zijn aangesloten bij de RSPO en gecertificeerd. De plantage die in de uitzending was, valt niet onder de certificering van de RSPO. Zembla suggereert dat de desbetreffende onderneming het bestrijdingsmiddel Paraquat gebruikt op zijn plantages. Dit middel is niet voorboden volgens de Maleisische wet, mits veilig gebruikt. Het is wel verboden op RSPO-gecertificeerde plantages. Het klopt dat de plantage die in beeld was, een niet-RSPO-gecertificeerde plantage is, van een bedrijf waarvan overigens andere plantages wel RSPO-gecertificeerd zijn.

Kunnen wij volgend jaar een meetmoment introduceren om te bezien hoe ver wij zijn met het doel om per 2015 in Nederland alleen duurzame palmolie te importeren? Het manifest van de taskforce duurzame palmolie is in november 2010 aan mij overhandigd. Onderdeel van het manifest is een monitoring van de voortgang, die wordt uitgevoerd vanuit produktschap MVO. Een eerste rapportage is voorzien in het voorjaar van 2012. Dan zijn de resultaten van de monitoring bekend.

Er is ook een vraag gesteld over het versneld afbouwen van de importtarieven op RSPO-palmolie naar 0%. Ik ben bereid om te onderzoeken, samen met mijn collega van Financiën, of hiervoor draagvlak is te vinden in Europa. Momenteel lijkt in ieder geval één andere lidstaat hier positief tegenover te staan, namelijk het Verenigd Koninkrijk. Met Indonesië onderhandelen wij nog. Er is geen vrijhandelsakkoord en dit is niet aan de orde.

Sancties kunnen niet worden opgelegd door de overheid. Hooguit zouden middelen ter ondersteuning van dit proces kunnen worden stopgezet. Daar is op dit moment geen aanleiding voor, omdat het immers gaat om een plantage die niet-RSPO-gecertificeerd is, waarop de Kamer zicht heeft gekregen via Zembla. Wel kan de RSPO een sanctie opleggen door geen certificaten te verlenen.

De voorzitter: De heer Leegte vraagt het woord. Ik heb geen interrupties toegestaan, maar een punt van orde maken kan wel.

De heer Leegte (VVD): Ik heb één korte vraag, waarmee ik een motie kan voorkomen. De staatssecretaris doet een toezegging over de importtarieven. Mijn vraag is: wanneer kunnen wij het antwoord verwachten?

Staatssecretaris Bleker: Laten wij afspreken dat ik u in het voorjaar informeer over de voortgang op dit punt.

Een importstop, zoals door mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren ter tafel gebracht, is volgens WTO-regels niet mogelijk.

Verder is mij gevraagd of ik bereid ben om een certificeringssysteem op te zetten. Welnu de Ronde Tafel Duurzame Palmolie heeft zelf een certificeringssysteem voor duurzame palmolie opgezet. Om die reden zie ik geen enkele noodzaak om een dergelijk systeem op te zetten vanwege de overheid.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik had het over etiketten. Plantaardige olie staat nu op de etiketten als je koekjes koopt. Ik wil graag dat dit wordt gespecificeerd. Daar ging mijn vraag over; niet over een certificaat.

Staatssecretaris Bleker: Ik zal het aan het platform voorleggen, want het is vooral een zaak waarover daar moet worden beslist.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Het gaat om de labeling hier. Het gaat erom of wij in Nederland verplicht willen stellen dat je kunt zien wat voor soort plantaardige olie in de producten zit. Je moet dus bijvoorbeeld kunnen zien of het zonnebloemolie is of palmolie. Dat is de vraag. Daar gaat de staatssecretaris over en dat wil ik graag weten.

Staatssecretaris Bleker: Het antwoord op die vraag krijgt u later, evenals het antwoord op de vraag hoeveel geld ermee is gemoeid. Dan blijft er voor mij toch ook nog iets over om schriftelijk te antwoorden.

De voorzitter: Ik dank staatssecretaris Bleker voor zijn antwoorden. Het is nu kwart voor negen. Ik stel voor, dat staatssecretaris Atsma in een kwartier op hoofdlijnen antwoord geeft. Meer gedetailleerde vragen zouden dan schriftelijk kunnen worden afgedaan.

Staatssecretaris Atsma: Voorzitter. Er zijn mij nogal wat vragen gesteld. Het vorige overleg met de Kamer over duurzaam inkopen was in februari van dit jaar, dus inmiddels een maand of tien geleden. Ik heb met name uit kringen van het bedrijfsleven stevige kritiek gekregen aan de vooravond van dat overleg. De Kamer heeft daarover met mij gesproken. Ik heb toen aangegeven dat ik het erg belangrijk vind om draagvlak te creëren voor duurzaam inkopen in de volle breedte. Dat heeft geleid tot het initiatief dat ik in juni van dit jaar in ontvangst heb mogen nemen. Het betreft een advies van een initiatiefgroep, op aanreiken van VNO-NCW, MKB Nederland, de Groene Zaak, MVO Nederland en NEVI. Het advies dat ik in juni heb gekregen, heb ik zo snel mogelijk met een eerste reactie aan de Kamer doen toekomen. Daarna heb ik de Kamer gemeld dat ik van plan was om de aanbevelingen over te nemen. Dat heeft geleid tot de brief van oktober, waarop de Kamer nu in hoofdlijnen heeft gereageerd. Ik dank de Kamer voor de positieve invalshoek op dit punt. Ik denk dat wij een heel goede basis hebben gelegd voor de wijze waarop wij met duurzaam inkopen verder willen gaan. Natuurlijk zijn wij er nog niet. Niet alleen het ministerie van Infrastructuur en Milieu is hier direct bij betrokken, maar met name ook het ministerie van EL&I en het ministerie van Binnenlandse Zaken.

Ik loop kort een aantal hoofdlijnen langs en ik verwijs daarbij naar hetgeen een aantal afgevaardigden heeft ingebracht. Ik ga eerst even in op wat mevrouw Van der Werf zei over haar piramide. Een piramide werd ooit gebruikt om te begraven en te bewaren. Ik begrijp echter dat deze piramide vooral is bedoeld om ermee te werken. Ik heb mevrouw Van der Werf goed beluisterd. Zij wil een handreiking doen voor de verdere aanpak en invulling van duurzaam inkopen. Ik ben graag bereid om haar piramide als een handreiking mee te geven aan de verschillende partners in het overleg. De overheid is er daarvan slechts één. Uit mijn inleidende woorden heeft men al begrepen dat met name het bedrijfsleven als trekker van duurzaam inkopen moet blijven fungeren. Draagvlak bij het bedrijfsleven in de volle breedte is essentieel. De overheid stelt vooral randvoorwaarden, die niet alleen indicatief zijn, maar vooral stimulerend. Zo wordt het op dit moment ook ervaren, en daar ben ik blij mee. Ik denk dat datgene wat vanuit de volle breedte aan ons is aangereikt, buitengewoon werkbaar kan zijn.

Mevrouw Van Tongeren vroeg in haar bijdrage of er een verbreding zou kunnen plaatsvinden, in de zin dat maatschappelijke groeperingen betrokken zouden kunnen worden bij de stuurgroep – althans bij het gremium dat meekijkt of wij doen wat wij hebben afgesproken. Ik merk op dat het, met betrekking tot de maatschappelijke geledingen, wellicht goed zou zijn om bijvoorbeeld Natuur & Milieu, als koepelorganisatie van een aantal deelorganisaties, proactief te laten participeren. Ik denk dat dit een gedachte is die zowel door de verschillende partijen uit de private sector, als in de breedte van de ngo’s zal worden ondersteund. Ik neem dus graag die suggestie over.

De kern van het proces met betrekking tot het aanbestedingsproces – dat is toch een van de allerbelangrijkste zaken – is dat wij streven naar versterking van de dialoog tussen de inkopers en het bedrijfsleven. Dat betreft de dialoog in alle fasen van het inkoopproces. Dit vereist een verdergaande professionalisering. Dat wordt breed erkend. Het gaat om professionalisering zowel bij de inkopers als bij de bedrijven. Ik denk dat het goed is dat wij daar in het vervolg met kracht aan blijven werken.

Centraal vastgestelde duurzaamheidscriteria blijven natuurlijk een rol spelen bij duurzaam inkopen. Het zou raar zijn als dat niet aan de orde was. Ik heb nooit gezegd en ook nooit gehoord – ook niet van marktpartijen – dat dit zou moeten. De criteria als zodanig spelen een minder prominente rol. De ellenlange afvinklijstjes waarover de heer Leegte het had zijn niet meer aan de orde; die willen wij voor zover mogelijk en haalbaar tot het verleden doen behoren. Dat is de afspraak die wij hebben gemaakt. Bij de recente actualisatie van een aantal criteria is overigens rekening gehouden met aanbevelingen uit het advies dat wij de Kamer hebben doen toekomen. Wij willen nu snel aan de slag om de criteria volledig in lijn te laten zijn met het advies. Uiteraard wordt het bedrijfsleven daarbij voluit betrokken. Dat kan ook niet anders en het is een van de afspraken die terugkeren in het advies.

De PvdA-fractie vroeg mij hoeveel geld ik beschikbaar heb. De overheid stimuleert, faciliteert en coördineert vooral. Maar het is niet zo dat de overheid in dit kader ook financiert. Er is dus geen uitgebreide pot met geld beschikbaar om dit proces mogelijk te maken. De Kamer zou dat moeten kunnen weten. Gelukkig hoeft dat ook niet. Als je ziet wat er de afgelopen maanden is gebeurd, staat die vraag ook niet voorop. Kortom, er is geen sprake van afschaffing van de criteria, maar van een verdere ontwikkeling van het proces van duurzaam inkopen. Dat raakt wel het element innovatie. Dit wordt door alle partijen als uiterst belangrijk gezien, zeg ik tegen mevrouw Van Veldhoven, juist omdat iedereen ervan overtuigd is dat je duurzaamheid juist door innovatie kunt bevorderen. Beide zaken staan niet haaks op elkaar; het een versterkt het ander. Zo wordt het ervaren, zo wordt het uitgelegd en zo wil men ermee werken.

Een van de kritiekpunten van een klein jaar geleden, onder meer uit de Actal-rapportage, was dat er juist door oude systeem van duurzaam inkopen een enorme bulk aan administratieve lasten bij het bedrijfsleven, maar ook bij de overheden, zou komen te liggen. Wij hebben als gezamenlijke inzet gekozen dat wij deze zo veel mogelijk willen beperken. Zowel de partners die hebben meegewerkt aan het document als Actal hebben aangegeven dat, voor zover nu kan worden overzien, men in die ambitie is geslaagd. De administratievelastendruk is fors teruggebracht. Dat brengt mij tot de conclusie dat het brede draagvlak een basis is voor succes.

Mevrouw Wiegman heeft uitvoerig gesproken over de sociale voorwaarden. Ook anderen hebben dat gedaan, maar in verschillende bewoordingen en toonzettingen wat de perceptie van sociale voorwaarden betreft. Om sociale voorwaarden te kunnen opnemen in aanbestedingen, gericht op internationale arbeidsnormen en mensenrechten, zijn ondersteunende documenten gepubliceerd. In het advies heeft het bedrijfsleven aan ons aangegeven dat men absoluut rekening wil houden met sociale voorwaarden. Men heeft er echter wel voor gepleit om te komen tot één doelcriterium, waarbij enerzijds eerlijke handel en anderzijds het leefbare inkomen wordt meegenomen. Ik vind dat een heel goede en positieve benadering. Wij zijn in gesprek met het bedrijfsleven over de vraag hoe je daar vorm en inhoud aan zou moeten geven. Ik heb goed geluisterd naar wat onder anderen mevrouw Wiegman heeft gezegd. Met name vroeg zij zich af of je ook niet moet kijken naar de ondergrens wat betreft de bedragen die je zou moeten investeren. Ik dacht dat mevrouw Wiegman zei: laat die grens maar vervallen als het gaat om de sociale criteria. Ik weet niet of dat kan. Ik weet ook niet of het handhaafbaar is. Je zult namelijk ergens een ondergrens moeten stellen. Ik zeg er wel bij dat het bedrijfsleven er op zichzelf genomen positief tegenover staat om hierover met ons verder in gesprek te gaan. Mede op verzoek van de Kamer heb ik het onderwerp van de sociale criteria, in relatie tot de duurzaamheidscriteria, afgelopen voorjaar ook in Brussel aangekaart. Wij zullen dat blijven doen. Juist in Brussel is er echter toch wel enige terughoudendheid te bespeuren op dit thema. Dat betekent dat wij ons enerzijds bewust moeten zijn van onze beperkingen. Tegelijkertijd zeg ik dit ook omdat wij hier kennelijk verder zijn met de discussie dan in sommige andere landen. Laten wij dat maar als een pluspunt ervaren.

Daarmee heb ik ook al iets gezegd over de opmerking die een aantal afgevaardigden hebben gemaakt over het Europese speelveld met betrekking tot duurzaam inkopen. Wij lopen dus bepaald niet achter met de criteria die wij nu hanteren. Dit laat onverlet dat wij met het Nederlandse bedrijfsleven van mening zijn dat je eigenlijk zou moeten streven naar een geharmoniseerd Europees speelveld, waarbij criteria worden gehanteerd die voor eenieder werkbaar zijn. Ik deel dus die opvatting en ik vind dat wij er pro-actief aan moeten werken. Op een aantal terreinen loopt Nederland voorop, maar er zullen ongetwijfeld ook terreinen zijn waarop wij misschien nog een tandje moeten bijzetten. Laten wij daarop in de loop van volgend jaar verder terugkomen. Het proces dat wij nu hebben ingezet met een gezamenlijke aanpak moet wel even tijd krijgen om echt te kunnen gedijen. Dat wil niet zeggen dat wij moeten gaan stilzitten en achteroverleunen. Integendeel, maar ik vind wel dat wij iedereen de kans en de ruimte moeten bieden om verder invulling te geven aan het duurzaam inkopen.

Dan kom ik nu op het punt van de innovatie. Mevrouw Van Veldhoven heeft zich daarover het meest expliciet uitgesproken. Juist het bedrijfsleven benadrukt één- en andermaal dat duurzaam inkopen een belangrijke rol kan spelen bij het nastreven van duurzame innovaties. Men vraagt ons om belemmeringen, bijvoorbeeld in wet- en regelgeving, weg te nemen. Dat past prima in een aantal andere agenda’s die recentelijk zijn uitgebracht. Ik denk daarbij aan de discussie die wij over de green deals hebben gevoerd. Verder denk ik aan wat er via de lokale klimaatagenda en de lokale klimaatambassadeurs bij ons op tafel wordt gelegd. Bestaande belemmeringen moeten wij proberen weg te nemen, als deze innovaties met het oog op duurzame ontwikkelingen in de weg zouden staan. In het advies wordt overigens aanbevolen om in alle fasen van het inkoopproces kansen voor innovatie te benutten. Ik denk dat de Kamer dit met ons en met het bedrijfsleven eens is. Op welke terreinen die kansen dan precies moeten worden benut, is een vraag die wij wel kunnen stellen, maar die wij met elkaar nog niet hebben beantwoord. Ik hoop dat daarop de komende maanden antwoorden in onze richting komen.

Veel aanbevelingen uit het advies hebben betrekking op de innovatiegerichte inkoop. Ik noem in dat verband functioneel specificeren, doelgerichte criteria en marktconsultatie. Daarnaast wil ik samen met de Europese Unie voorbeelden van innovatieve inkoop op de agenda proberen te krijgen. Dat zal naar alle waarschijnlijkheid op basis van hetgeen wij hier hebben ervaren, straks ook wel moeten kunnen lukken. De boodschap die ik daarnaast wil laten doorklinken is dat de duurzame inkoopstrategie die wij hebben vastgelegd en afgesproken, niet alleen een kwestie is van veel geld, zoals mevrouw Van Veldhoven terecht opmerkte. Er wordt ook daadwerkelijk geld bespaard. Ook dat is overigens te kwantificeren.

Een aantal afgevaardigden heeft vragen gesteld over de monitoring. Hoe gaan wij daarmee verder? Is de huidige monitor betrouwbaar? Het antwoord op die vraag is: op basis van de huidige inzichten is die natuurlijk betrouwbaar. Ik zou mij kunnen voorstellen dat wij in de volgende duurzaamheidsmonitor het onderdeel duurzaam inkopen integraal gaan meenemen, waarbij wij rond Prinsjesdag de bevindingen aan de Kamer zullen doen toekomen.

Mevrouw Dikkers van de Partij van de Arbeid heeft heel specifiek gevraagd hoe het staat met de uitvoering van de motie om streekproducten bij duurzaam inkopen te betrekken. Een breed samengestelde werkgroep heeft onlangs de criteria bezien. Met name tegen mevrouw Ouwehand zeg ik dat het ook gaat om de criteria die betrekking hebben op catering. Zij vroeg hoe het zat met voedsel. Ik heb dat maar vertaald in catering. Volgend jaar komen wij met criteria voor duurzaam inkopen op het gebied van de catering. Op dat punt wordt mevrouw Ouwehand op haar wenken bediend. Wat het streekproduct betreft ligt de zaak iets gecompliceerder. Wij begrijpen allemaal wel wat de achtergrond is; dat kun je ook afleiden uit de breedte van de steun voor de desbetreffende motie. Op dit moment is het dilemma kort gezegd dat de voorkeur voor streekproducten niet goed houdbaar is als ook wordt gekeken naar de milieubelasting over de hele linie. Ik zeg niet dat de heer Leegte in een interruptiedebatje daarop al antwoord heeft gegeven, maar er zijn wel degelijk raakvlakken. Het luistert allemaal wel nauw. Als je alle criteria waarvan de Kamer zegt dat die belangrijk zijn voor duurzaam inkopen wilt laten meewegen, moet je ook de vraag beantwoorden of de streekproducten en de prioritering daarvan nog wel met stip bovenaan staan. Kortom, de werkgroep heeft nu over een aantal zaken gerapporteerd. Men stelt voor om verder te bezien wat er mogelijk is. Ik heb, kort samengevat, een aantal elementen aangereikt gekregen die het breed inbrengen van streekproducten in het duurzaam inkoopbeleid een soort sta-in-de-weg laten zijn. Dat willen wij eigenlijk niet, maar wij moeten wel recht doen aan alles wat wij verder hebben afgesproken.

Ik zou nog op heel veel detailvragen kunnen ingaan. Ik wil dat ook wel doen, maar ik heb niet veel tijd meer. Ik stel daarom voor, dat ik de overige vragen schriftelijk beantwoord. Dat doe ik volgaarne. Als er nog een VAO komt, zouden wij daarover kunnen doorpraten.

De voorzitter: Ik dank de staatssecretaris voor zijn beantwoording tot nu toe. Toen hij begon over de streekproducten bedacht ook ik dat daarmee de beantwoording van de afzonderlijke vragen startte.

Staatssecretaris Atsma: Het ging om een motie, en daar hecht ik altijd zeer veel waarde aan.

De voorzitter: En terecht. De antwoorden op de resterende vragen zien wij graag schriftelijk tegemoet. De staatssecretaris bevestigt dat dit binnen een week mogelijk is. De commissie kan dan bepalen welk vervolg zij eraan wil geven. Er zijn enkele toezeggingen gedaan:

Beide bewindslieden komen schriftelijk terug op onbeantwoorde vragen uit de eerste termijn van de Kamer. Onder andere betreft dat de vraag hoe veel belastinggeld er in RSPO is gestoken.

Staatssecretaris Bleker zal ingaan op de vraag naar het verplicht stellen van het vermelden van herkomst en type van olie op etiketten.

Staatssecretaris Bleker heeft toegezegd in het voorjaar van 2012 de stand van zaken rond importtarieven van palmolie aan de Kamer te doen toekomen.

Staatssecretaris Atsma zegt toe, in de volgende duurzaamheidsmonitor een onderdeel gericht op duurzaam inkopen mee te nemen, en de monitor aan de Kamer te doen toekomen. Ik heb begrepen dat dit voor Prinsjesdag zal zijn.

Het woord is aan mevrouw Van Tongeren.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik heb nog een toezegging gehoord, namelijk dat maatschappelijke organisaties betrokken gaan worden bij overleg over duurzaam inkopen.

Staatssecretaris Atsma: Ik heb de Stichting Natuur en Milieu genoemd, waarin meerdere organisaties zijn vertegenwoordigd.

De voorzitter: Die toezegging noteren wij ook.