Vastgesteld 10 juli 2013
De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 29 mei 2013 overleg gevoerd met Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie over:
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 22 januari 2013 inzake een herziening van het toezicht op rechtspersonen (Kamerstuk 29 911, nr. 77);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 13 maart 2013 over het Nationaal Dreigingsbeeld Georganiseerde Criminaliteit 2012 en de Vierde rapportage op basis van de Monitor Georganiseerde Criminaliteit (Kamerstuk 29 911 nr. 79);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 7 mei 2013 inzake de Jaarverslagen van het Landelijk Bureau Bibob (LBB), onderdeel van de Dienst Justis, en de kwaliteitscommissie Bibob (Kamerstuk 31 109, nr. 14).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Jadnanansing
De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Nava
Voorzitter: Jadnanansing
Griffier: Nava
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Berndsen-Jansen, Bontes, Gesthuizen, Jadnanansing, Oskam, Recourt en Van der Steur,
en Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn Ministerie.
Aanvang 10.30 uur
De voorzitter: Ik open de vergadering. Ik heet de Minister, zijn ambtenaren, het publiek en mijn collega's van harte welkom. Aan de orde is het AO georganiseerde criminaliteit en financieel-economische criminaliteit. We hebben een spreektijd van vijf minuten afgesproken met twee interrupties per woordvoerder. Als eerste heeft het woord de heer Bontes van de PVV.
De heer Bontes (PVV): Voorzitter. De eerste brief over de herziening van het toezicht op rechtspersonen is naar de Kamer gestuurd vanwege een toezegging in het AO faillissementsfraude. Deze brief stelt de PVV teleur. Er staat alleen een uitleg in, terwijl in het algemeen overleg faillissementsfraude duidelijk naar voren kwam dat de Minister een loopje nam met de Kamer. Volgens de Minister levert het ICT-systeem jaarlijks duizenden risicomeldingen op. Dat stond in Het Financieele Dagblad. Vervolgens bleek dat het slechts om zeventien meldingen ging in anderhalf jaar tijd. Tijdens het AO sprak de Minister over 650 informatieverstrekkingen en risicomeldingen vanaf 1 juli 2011. Nu spreekt hij weer over andere aantallen. Hopelijk zijn dit dan de juiste. Graag een bevestiging van de Minister.
Tijdens het AO faillissementsfraude is tevens gebleken dat een aantal notoire faillissementsfraudeurs ondanks hun strafblad ongehinderd bijna 100 rechtspersonen hebben kunnen oprichten. De PVV heeft toen voorgesteld dat iemand ten minste vijf jaar na een onherroepelijke veroordeling voor faillissementsfraude geen soortgelijke onderneming meer zou mogen oprichten. De Minister gaf aan hetzelfde te willen bereiken door middel van een civielrechtelijk bestuursverbod welke ook van toepassing zou zijn op het verbod tot oprichting van een nieuwe rechtspersoon. Op 29 maart is het wetsvoorstel in consultatie gegaan. Wat is de stand van zaken? Wordt er vaart achter gezet? Graag een reactie van de Minister.
Verder heeft de PVV tijdens het AO faillissementsfraude een motie ingediend die met algemene stemmen is aangenomen. Het gaat daarbij om het strafbaar stellen van het ontbreken van een deugdelijke boekhouding. Door de Kamer aangenomen moties moeten voortvarend worden uitgevoerd. Wat is de stand van zaken wat dit betreft? Het is niet voldoende dat eraan wordt gewerkt.
In de tweede brief over het Nationaal dreigingsbeeld georganiseerde criminaliteit 2012 stelt de regering een aantal aandachtsgebieden vast: productie, in- en uitvoer van drugs, mensenhandel, witwassen, kinderpornografie en milieucriminaliteit. De doelstelling is om in 2014 een verdubbeling van het aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden, tot 40% van het totaal, te hebben gerealiseerd. De PVV wil allereerst duidelijkheid over wat de Minister verstaat onder «aangepakte criminele samenwerkingsverbanden». Bedoelt hij met «aangepakt» dat die dan niet meer bestaan en dat de criminelen achter slot en grendel zitten? In het AO criminele jeugdgroepen had de Minister het over «van de straat zijn». Dus graag een betere duiding. Ik verzoek de Minister om scherper aan te geven wat er nu gaat gebeuren.
Om zijn doelstelling te bereiken, komt de Minister met een geïntegreerde aanpak, een fenomeengerichte aanpak, een subjectgerichte aanpak en een financiële aanpak. De Minister is er trots op dat hij er met de Nationale Politie voor heeft gezorgd dat er een eind komt aan 26 eilandjes, maar hij komt nu met bijna even zo veel taskforces en vormen van aanpak. Je ziet door de bomen het bos niet meer. Doorslaggevend is echter het volgende: de pakkans moet omhoog, er moeten aangiften worden opgenomen, het OM moet geen fouten maken en de strafrechtketen moet op orde zijn. Als dit allemaal tot een veroordeling heeft geleid, dan mag het niet zo zijn dat die met een taakstrafje of een enkelbandje wordt afgedaan. Er moet een stevige gevangenisstraf uitrollen, ofwel oppakken en aanpakken, niks dure teksten. Is de Minister dat met de PVV eens? Zo ja, dan graag een pasklaar antwoord op de twee problemen die ik nu ga benoemen.
Het eerste probleem is het volgende. Uit het dreigingsbeeld blijkt dat de georganiseerde criminaliteit al jaren achtereen wordt gedomineerd door dezelfde personen en families. Telkens weer duiken dezelfde namen als hoofdverdachten op. Waarom kunnen deze personen niet worden gepakt? Als ze wel worden gepakt, waarom kunnen ze dan blijkbaar toch weer verder met hun criminele carrière? Waarom krijgen deze personen en families al jaren vrij spel?
Het tweede probleem. Binnen de categorie overvallen nemen de woningovervallen een prominente plaats in. Bij 80% tot 85% van de woningovervallen wordt geweld toegepast. Wij maken ons hierover grote zorgen. Vanwege de hoge geweldsfactor en de schending van de persoonlijke levenssfeer moet hier wat de PVV betreft keihard, maar dan ook keihard tegen worden opgetreden. Verwacht wordt echter dat het aantal woningovervallen de komende vier jaar niet zal afnemen. Welke maatregelen heeft de Minister hiertegen in gedachten? Verder is bekend dat veel misdrijven als deze grotendeels worden gepleegd door Roemeense en Bulgaarse bendes, die meteen na de overval weer de grens overgaan. Het is dus een mooi vooruitzicht, maar niet heus, dat al die lui zich per 1 januari 2014 vrij in de EU kunnen ophouden zonder dat hen ook maar iets in de weg wordt gelegd. Dan vervalt namelijk de eis van een werkvergunning. Er kan mooi worden gepraat over het cruciaal zijn van een grensoverschrijdende en gezamenlijke aanpak, maar de grenzen dicht werkt veel beter. Dweilen met de kraan open is nog nooit een oplossing geweest. Graag een reactie van de Minister op dit grote probleem dat op ons afkomt per 1 januari 2014.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. Bij de bestrijding van de georganiseerde misdaad moet de overheid volgens Minister Opstelten al haar bestuurlijke, strafrechtelijke, fiscale en privaatrechtelijke instrumenten inzetten. Daar zijn wij het als fractie mee eens. Maar hij vergeet iets heel relevants. Deze middelen zijn niets waard als er onvoldoende gekwalificeerde capaciteit is. De prioriteiten en doelen moeten hierbij aansluiten. Politie en OM hebben de afgelopen jaren gewaarschuwd dat ze noch tijd noch mensen hebben om het grote aantal criminele groeperingen aan te pakken. Dit moesten we via de media vernemen. Wanneer precies krijgt de Tweede Kamer de Verantwoordingsrapportage aanpak georganiseerde criminaliteit over 2012? Kan de Minister toezeggen dat dit rapport na ontvangst direct naar de Kamer wordt gestuurd? Of moeten wij net als RTL vorig jaar een beroep doen op de Wet openbaarheid van bestuur? Dat zou toch eigenlijk niet moeten.
De Minister gebruikt voor alle soorten doelstellingen het vage woord «aanpakken». Maar relevanter dan hoeveel criminele samenwerkingsverbanden «aangepakt» worden, is in hoeverre de stijging van het aantal gestarte onderzoeken zich doorvertaalt naar opgelegde sancties. Graag een toelichting van de Minister op dit punt. Wat zijn de doelstellingen en wat is de stand van zaken? Hoe gaat hij ervoor zorgen dat de doorwerking van onderzoeken bij opgelegde sancties effectief is? Kan hij een overzicht geven van het aantal onderzoeken dat niet kon worden uitgevoerd door te veel prioriteiten vanuit de politiek? Als alles de hoogste prioriteit heeft, zou je kunnen zeggen dat niets prioritair is.
Wat georganiseerde criminaliteit betreft signaleert het nationaal dreigingsbeeld 2012 een aantal dreigingen met ernstige gevolgen voor de samenleving. Handel in en smokkel van harddrugs is een van deze dreigingen. De mislukte inspanningen van de Minister tegen softdrugs, zoals wiet, kennen wij al, maar welke resultaten kunnen wij verwachten wat cocaïne, heroïne en synthetische drugs betreft? Nederland speelt een belangrijke rol als productie- en distributiecentrum. Gaat het realiseren van de doelstellingen voor deze en andere prioriteiten gepaard met een investering in het kwaliteitsniveau van de recherche? Hoe zorgt de Minister voor voldoende gekwalificeerde capaciteit?
Het aanpakken van de financieel-economische criminaliteit, waaronder het afpakken van criminele inkomsten, heeft ook de hoogste prioriteit. Maar in de tussentijd zien wij veel knelpunten. Volgens de Algemene Rekenkamer zijn de doelstellingen van de Minister niet realistisch. Over de doelstelling van het Ketenprogramma Afpakken: Meer, slimmer en effectiever afpakken van crimineel vermogen, constateert de ARK dat dit geen realistisch streven is. Wat is de reactie van de Minister hierop? Het conceptwetsvoorstel verruiming mogelijkheden bestrijding financieel-economische criminaliteit is nog niet bij de Kamer ingediend. De Raad van State heeft medio april advies uitgebracht. Wanneer kan de Tweede Kamer het wetsvoorstel verwachten?
In de opsporingspraktijk blijkt dat financieel rechercheren nog steeds niet de centrale plaats heeft die het in beleidsdocumenten wel heeft. Hoe gaat de Minister dit oplossen? En last but not least, een spookfiguur voor veel mensen: de nationaal coördinator fraudebestrijding, ook wel genoemd landelijk coördinator verwevenheid of OM-coördinator. Collega Gesthuizen heeft hier in het recente verleden al verschillende keren naar gevraagd. Hoe daadkrachtig is deze functie? Wij weten niet eens door wie die wordt ingevuld. Kan de Minister meer hierover vertellen? Is hij het met mij eens dat een onafhankelijke coördinator met een krachtig mandaat ontbreekt? In 2012 zou een formele evaluatie van de functie coördinator plaatsvinden. Ik heb hier niets over kunnen vinden. Ook in het jaarverslag van het Ministerie van Veiligheid en Justitie kan ik weinig vinden over de resultaten. Het is nu het moment dat de Minister ons hierover kan informeren.
De heer Oskam (CDA): Voorzitter. De onderliggende stukken geven voornamelijk een beschrijving van wat er op de diverse terreinen gaande is en wat er wordt ondernomen. Het CDA kan zich vinden in de gekozen prioritaire aandachtsgebieden: drugs, mensenhandel, witwassen, fraude, kinderporno, cybercrime, en milieucriminaliteit, en in de intensivering van de reeds ingezette aanpak. Ook de prioriteit voor de aanpak van woninginbraken, overvallen en vuurwapens steunen wij, want met name deze vormen van criminaliteit raken het veiligheidsgevoel van burgers. De vraag is wel wat de resultaten van al die beschreven inspanningen zijn. Daarover geeft de brief van de Minister weinig of geen uitsluitsel. Het is goed dat er sprake is van een geïntegreerde aanpak, door lokaal bestuur, OM, politie en Belastingdienst, met ondersteuning door de Regionale Informatie- en Expertise Centra (RIEC's), maar functioneren deze RIEC's overal naar tevredenheid? Wat zijn de resultaten van de geïntegreerde aanpak? De vraag is ook in hoeverre de aangegeven intensivering wordt doorkruist door de bezuinigingen bij Justitie, zoals recentelijk de aangekondigde korting op het OM van 110 miljoen.
Op verschillende plaatsen wordt aangegeven dat de politie meer werk gaat maken van bepaalde zaken. Maar dit moet wel leiden tot vervolging van daders. In dit verband wijs ik erop dat de monitor bijvoorbeeld aangeeft dat financieel rechercheren in de opsporingspraktijk nog steeds niet de centrale plaats heeft die het in het beleidsdocument wel heeft. Met andere woorden, op papier ziet de aanpak van de georganiseerde criminaliteit er goed uit, maar hoe het in de praktijk concreet uitwerkt, wordt niet duidelijk. Graag een reactie van de Minister.
Wat betreft het effectueren van ontnemingsmaatregelen is nog de nodige winst te behalen. Hoe verklaart de Minister het grote verschil tussen de criminele winsten, zoals die zijn becijferd ten behoeve van de eis van de officier van justitie, en het bedrag dat de veroordeelde uiteindelijk feitelijk betaalt? Wat gaat er concreet verbeteren als gevolg van het programma «afpakken crimineel vermogen»?
Het OM is van mening dat criminelen nog steeds te weinig worden geplukt. Wat vindt de Minister van de suggestie vanuit het OM om de straffen voor witwassen flink te verhogen, van thans vier en zes jaar, naar zes en acht jaar? Het OM krijgt daardoor meer mogelijkheden voor het inzetten van zwaardere opsporingsmiddelen, maar daarnaast maakt dit langere voorlopige hechtenis en hogere geldboetes mogelijk. Graag een reactie van de Minister.
In het kader van de WODC-monitor is niet onderzocht wat de werking is van andere instrumenten om daders financieel te straffen, zoals boetes, schikkingen en fiscale maatregelen. Wat zijn de resultaten van de inzet van deze middelen, ook in de context van het feit dat dit via de strafrechter niet altijd mogelijk is of dat er aftrekposten gelden die voor de Belastingdienst misschien niet gelden?
Omdat ontnemingsprocedures erg lang kunnen duren en daders daardoor meer mogelijkheden hebben om misdaadgelden weg te sluizen, wordt in de monitor ook de suggestie gedaan om vooral in te zetten op het leggen van conservatoir beslag op bezittingen, en opsporingsonderzoeken ook vanuit dat perspectief in te richten; dus de strategie te veranderen. Wat doet de Minister met deze suggestie?
Over de verwevenheid tussen onder- en bovenwereld wordt gesteld dat vergroting van het bewustzijn bij actoren in branches, de markt waar de georganiseerde criminaliteit gebruik van maakt, zoals autoverhuur of vervoersbedrijven, noodzakelijk is. Op welke manieren wordt aan die bewustzijnsvergroting gewerkt? Op verschillende plaatsen komen we het barrièremodel tegen. Dit model wordt al een aantal jaren toegepast, maar naar onze indruk nog te weinig. Op welke manier worden beroepsgroepen in de transport- en de opslagwereld, makelaars, notarissen, advocaten, makelaars, raamverhuurders, en vooral ook luchthavens, daadwerkelijk geïnformeerd en bewust gemaakt van de gevaren van de georganiseerde criminaliteit?
In de brief stelt de Minister over de hoofdlijnen van de aanpak van de georganiseerde criminaliteit dat er concrete doelen worden geformuleerd voor de aanpak, in de zin van aantallen aan te pakken subjecten en groepen, en van op te werpen barrières voor een fenomeen. Er wordt voldoende operationele capaciteit beschikbaar gesteld voor het realiseren van deze doelen. Kan de Minister een toelichting geven op die capaciteit? Om hoeveel mensen gaat, om hoeveel fte's? Blijft de capaciteit, met het oog op de komende bezuinigingen, stabiel? Komt er capaciteit bij, zoals bij andere prioriteiten?
De illegale handel in vuurwapens wordt onder andere aangepakt via het Actieprogramma ketenaanpak overvalcriminaliteit en de verhoging van de straffen voor vuurwapenbezit. Wat zijn de resultaten hiervan? Wij maken hier in Nederland bijna geen vuurwapens. Ze komen allemaal van over de grens. Hoe staat het met de grensoverstijgende Europese aanpak van vuurwapenhandel? Dat lijkt mij niet onbelangrijk.
De monitor stelt ook dat sommige sociale omgevingen het gemakkelijker maken om toe te treden tot de georganiseerde criminaliteit en om bepaalde activiteiten succesvol uit te voeren in een afgeschermde omgeving, bijvoorbeeld woonwagenkampen en motorclubs, en bepaalde bedrijfstakken, zoals de prostitutiebranche. Wat zijn de resultaten van de focus op deze specifieke fenomenen? Zijn er voldoende mogelijkheden om de waan van onaantastbaarheid van deze organisaties, zoals wij dat in Zuid-Limburg hebben gezien, te doorbreken?
In 2009 werd naar schatting 20% van het aantal criminele samenwerkingsverbanden waarover signalen bekend waren, aangepakt. In 2014 moet dit volgens de Minister zijn verdubbeld tot 40%. In 2013 moet er een tussenstap worden gezet naar 33%. Ligt de Minister op schema?
De heer Recourt (PvdA): Voorzitter. De georganiseerde criminaliteit ondermijnt de samenleving op verschillende manieren. Daar zijn wij het allemaal over eens. Als voorbeeld noem ik het verschijnsel dat crimineel geld wordt geïnvesteerd in bedrijven, middenstand, hetgeen concurrentievervalsend is. Eerlijke ondernemers gaan failliet, terwijl mensen die met zwart geld werken, het hoofd boven water kunnen houden.
Ik vraag eerst aandacht voor een heel kwetsbare samenleving als het gaat om de georganiseerde criminaliteit, namelijk die in Bonaire en de BES-eilanden. Die horen bij de verschillende gespecialiseerde commissies, in dit geval Veiligheid en Justitie. Als wij van mening zijn dat de georganiseerde criminaliteit de samenleving ondermijnt, dan is het risico op ondermijning op Bonaire vele malen groter dan in Nederland, omdat het een klein eiland is met een beperkt bestuur en een beperkte capaciteit. Ik vraag de Minister of hij zicht heeft op de dreigingen die voor dat deel van Nederland gelden.
Veel onderwerpen zijn apart aan de orde geweest. Ik focus op een aantal ervan. Als eerste wijs ik op de facilitators, zoals dat in de stukken zo mooi wordt genoemd. Georganiseerde criminaliteit kan alleen als het is ingebed in een legale wereld, in de bovenwereld. Collega Oskam vroeg al naar een vergroting van het bewustzijn van die facilitators. Die kunnen dat bewust of onbewust doen. Dat is een relevant onderwerp, maar hoe krijgt dat handen en voeten?
Dan een aantal voorbeelden. Er zijn autoverhuurders die anoniem auto's verhuren aan derden. Mijn collega Marcouch heeft er ook aandacht voor gevraagd. Ik zag het ook in de stukken terug, maar op die manier wordt concrete misdaad gemakkelijker. Als je wegrijdt in een auto die niet te traceren is tot een natuurlijk persoon, is dat gemakkelijker. Je kunt ook in een heel dure auto rijden, zonder dat kan worden achterhaald wie die heeft gehuurd. Ik doel daarbij ook op de hufteraanpak. Zo'n verhuurbedrijf zit Justitie in de weg bij het achterhalen van crimineel gedrag en criminele gelden. Op welke wijze kunnen wij dat voorkomen? Kunnen wij niet verplichten dat moet worden geregistreerd aan wie de auto wordt verhuurd? Als het een paar keer misgaat, kunnen wij die autoverhuurder dan niet binnen het bestaande strafrecht medeplichtig maken?
Dan het verschoningsrecht van advocaten. Dat is een groot goed. Daar wil ik verder niet aankomen, maar ik ben er wel extra door getriggerd. Ik heb al een aantal keren schriftelijke vragen gesteld over een stuk op persoonlijke titel in Het Financieele Dagblad van een officier van justitie, mevrouw Mooijen. Ze stelt daarin dat advocaten zelf adverteren bij het bedrijfsleven om hun fiscale constructies door een advocaat te laten doen, want dan kan de overheid er niet achter komen. Een andere advocaat zegt: laat uw interne fraude onderzoeken door een advocaat, want dan kan de overheid er niet achter komen. Voor deze twee voorbeelden is het verschoningsrecht niet bedoeld. Het verschoningsrecht wordt dan niet voor de kern gebruikt, maar voor iets heel anders, namelijk het afschermen voor de overheid van zaken waar de overheid in principe wel achter zou moeten komen. Het duurt in Nederland heel lang, jaren, voordat het verschoningsrecht opzij kan worden geschoven, dus in de praktijk is dat eigenlijk niet mogelijk. We gaan later in het kader van de advocatenwet nog discussiëren over hoe ruim die termijn moet zijn, maar ik pleit er vandaag voor om die procedures enorm te versnellen. Als Justitie vindt dat het verschoningsrecht ten onrechte wordt ingeroepen, moet snel de uitspraak kunnen volgen of dat het geval is.
Dan de aanpak via het delict, bijvoorbeeld drugs. Het oog is gericht op de drugs, want dan kom je vanzelf bij de criminele organisatie terecht. Dat is de wijze waarop dit nu wordt aangepakt. Ik heb al eerder aandacht gevraagd voor bijvoorbeeld de Italiaanse maffia, «ndrangheta, die hier niet meteen met drugs begint, maar eerst met het investeren van criminele gelden, zich hier op die manier invreet in de samenleving en zich een positie verwerft waar we later ongelooflijk veel last van krijgen op het moment dat die organisatie wel daadwerkelijk in de drugs gaat. Ik pleit er opnieuw voor om niet alleen te rechercheren via de delictslijn. Als je weet dat het gaat om een aantal gerenommeerde, zware criminele organisaties, moet je daar bewust naar kijken. Je informatiepositie moet daar ook op zijn gericht. Die mag niet alleen via de drugslijnen lopen. Er moet dus specifieke aandacht komen voor Italiaanse maffia en andere bekende maffiaorganisaties. En vervolgens: pluk ze. We hebben de bedragen gezien, in 2012 13 miljoen. In Opportuun stelt procureur-generaal Marc van Nimwegen dat afpakken de kern is van ieder onderzoek. Is dat voldoende het geval? De resultaten over 2012 vallen wat mij betreft wat tegen. Van Nimwegen spreekt over calculerend gedrag, in die zin dat een straf wordt ingecalculeerd. Je hebt organisaties pas echt te pakken als je hun vermogen wegneemt. Dat lijkt nog onvoldoende te lukken. Graag een reactie van de Minister.
Ik sprak een burgemeester die vertelde over een inval van Justitie in het kader van mensenhandel. Er werden enorm veel personen opgepakt, maar daarna was het stil, want Justitie begon te rechercheren en te zoeken, terwijl de burgemeester aan de slag wilde. Hij wilde panden sluiten, maar hij had informatie nodig van Justitie. Die kreeg hij echter niet, want Justitie was erg gericht op de eigen onderzoeken en niet zozeer op wat de burgemeester, het bestuur nodig had voor de bestuurlijke aanpak. In het kader van de geïntegreerde aanpak moet de justitieketen optimaal worden geoptimaliseerd. Dat is ook een prioriteit van de Minister, maar het bestuur moet er wel bij worden betrokken. Laat Justitie, als dat nodig is, een deel van het onderzoek uitvoeren om de burgemeester te helpen.
Mevrouw Gesthuizen en ik zijn op bezoek geweest bij Bibob en RADAR. Anders dan in het verleden heb ik nu meer vertrouwen in die dienst en over de successen die men daar kan behalen. Het bezoek was heel inzichtelijk. Ik adviseer de collega's om daar ook langs te gaan.
De heer Van der Steur (VVD): Voorzitter. Namens de VVD spreek ik mijn respect uit aan het adres van al die mannen en vrouwen van de politie, het OM en al die andere organisaties die elke dag weer bezig zijn met de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit en de financieel-economische criminaliteit. Ze verrichten goed, maar moeilijk werk. Het is ook belangrijk werk. Ik complimenteer de Minister met het feit dat hij vlak voor dit algemeen overleg nog een gokimperium heeft aangepakt en een enorme hoeveelheid auto's in beslag heeft weten te nemen. Kunnen die ook voor Kamerleden ter beschikking komen? Er zaten namelijk een paar aardige auto's bij.
Gisteren vonden er ook nog spraakmakende arrestaties plaats. Een van Nederlands meest bekende criminelen is opgepakt. Laten wij hopen dat dit tot successen leidt. Ik verdenk de Minister ervan dat hij dit expres doet, maar één ding is zeker: je kunt niet zeggen dat er deze week op het gebied van de aanpak van de georganiseerde criminaliteit niets is gebeurd. Die aanpak is ook essentieel, want deze vormen van criminaliteit dragen de mogelijkheid in zich om de samenleving te ontwrichten. Het is van groot belang dat de kopstukken worden gepakt en niet alleen de mensen die het loopwerk verrichten.
Natuurlijk moet deze organisaties ook het geld worden afgenomen. Ik begreep uit de twee zaken van deze week dat het «follow the money»-principe geleid heeft tot de arrestatie van de kopstukken. Er blijft echter een groot verschil tussen de veronderstelde winsten van criminelen en datgene wat wij de facto kunnen afpakken. Dat is mijn fractie een doorn in het oog. Misdaad mag niet lonen. Ik verzoek de Minister daar aandacht aan te besteden in zijn antwoord. Wat kunnen wij er nog meer aan doen?
Wij zijn heel blij met het toezicht op de rechtspersonen en het verslag dat wij daarvan krijgen. De ontwikkeling die er is geweest met de flexibele rechtspersonen, onder andere met de flex-bv, geeft veel vrijheid, maar daar staat verantwoordelijkheid tegenover. We weten dat er misbruik wordt gemaakt van vennootschapen, niet alleen door mensen die fraude plegen, maar ook door criminelen in het kader van de georganiseerde criminaliteit en de verwevenheid tussen de boven- en de onderwereld. Het is goed dat er controle plaatsvindt. Ik vraag de Minister of de curatoren en het OM op dit punt voldoende middelen hebben om de fraude effectief aan te pakken.
Ik verneem graag van de Minister wat de stand van zaken is ten aanzien van faillissementsfraude. De term is al eerder gevallen. De Minister zal zonder twijfel met enthousiasme kennis hebben genomen van de door de SP en de VVD gelanceerde gedachten over acquisitiefraude, maar ik hoor nog graag of dit echt het geval is.
Dan de georganiseerde criminaliteit. De VVD-fractie stelt het zeer op prijs dat de Minister ook nu weer meetbare doelstellingen formuleert. Ik heb het al vaker gezegd, maar het is voor een Minister veel makkelijker om vaag te zijn over doelstellingen dan ze meetbaar te maken, want dan zul je ze ook moeten halen en er verantwoording over moeten afleggen. De prioriteiten, zoals die door de Minister in de brief zijn geformuleerd, zijn wat mijn fractie betreft akkoord en ook begrijpelijk, gegeven de opmerkingen in de brief.
Wat kinderporno betreft gaat het natuurlijk om de productie van kinderporno. Dat moet als eerste worden aangepakt, maar vergeet niet dat uit veel onderzoek blijkt dat degenen die kinderporno downloaden ook misbruikers zijn of kunnen worden. Ook om die reden moet de prioriteit daar blijven liggen. Op die manier kunnen wij toekomstige slachtoffers beschermen. Het is belangrijk dat de Minister benadrukt dat hij kiest voor een integrale aanpak en voor een rijksbrede aanpak, ook op het gebied van het afpakken van crimineel vermogen. Natuurlijk moet de focus steeds meer worden verlegd naar cybercrime. We kunnen niet ontkennen dat ook criminelen het internet ruimschoots hebben ontdekt en ons inmiddels op alle mogelijke manieren, ook langs die lijn, proberen geld afhandig te maken. Nu zijn nog vooral gewone mensen het slachtoffer, maar als je ziet hoe slim de aanpak is, dan kan het risico op dit punt nog veel groter worden.
Dan kom ik op een concreet aantal vragen. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de outlawbikers? Er is veel gebeurd, maar zit er nog voldoende druk op de ketel? Worden de organisaties die nog over zijn stevig aangepakt?
Wat is de stand van zaken met betrekking tot fraudegevoelige wetgeving? Daar hebben we afgelopen week in de Kamer uitgebreid over gesproken. Het speelt echter niet alleen in de zorg, maar op alle terreinen. Is er voldoende focus om ook in het wetgevingsproces zelf al te kijken naar de rol van fraude in de wetgeving?
Zijn er nog instrumenten die de Minister nodig acht om georganiseerde criminaliteit en financieel-economische criminaliteit aan te pakken? Ik doel bijvoorbeeld op de criminele burgerinfiltrant. Die zal zeker voor de georganiseerde criminaliteit een belangrijke rol kunnen spelen. Daar moeten we het in de Kamer over hebben. Komt de Minister binnenkort met voorstellen op dat punt?
Hoe zit het met de aanpak van rondreizende bendes? Ik hoor uit de detailhandel dat men vindt dat daar te weinig aan gedaan wordt. Kan de Minister de detaillisten op dit punt tevredenstellen?
Dan kom ik op de Wet Bibob. Ik ben erg blij met de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dat de Wet Bibob en de uitvoering daarvan niet in strijd zijn met het verdrag. Het is dus een goed en belangrijk instrument. De VVD-fractie vindt echter ook dat er wel wat haken en ogen aan dit instrument zitten, met name op het gebied van hoor en wederhoor en de controleerbaarheid van de informatie die gebruikt wordt. Die is namelijk niet altijd te herleiden tot een concrete bron. Desondanks zien we dat het effect positief is. Kan de Minister daar ook nog een opmerking over maken?
Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Wij hebben een aantal maanden geleden een grondig AO gehad met deze Minister over het programma HTR (Herziening Toezicht Rechtspersonen). Dat was nadat de Minister de Kamer een iets te rooskleurig beeld had geschetst over de prestaties. Sindsdien ben ik nog grondiger in de materie gedoken. Ik ben erg te spreken over de mogelijkheden van het systeem, die ook door de heer Recourt werden bevestigd. Dat bleek tijdens ons werkbezoek. Wel willen we de Minister vragen om er echt bovenop te blijven zitten en het goed in de gaten te houden. Ik vraag hem dan ook wanneer de Kamer nadere informatie kan verwachten over de voortgang. Ik heb nog een aantal specifieke vragen omdat de bestrijding van faillissementsfraude, wat echt een groot probleem is, zo belangrijk is. Wanneer loopt een fraudeur die zich voor de zoveelste keer inschrijft bij de Kamer van Koophandel echt tegen de lamp? Wanneer is dit een sluitend systeem? Ik begrijp uit bronnen dat er wel wat meer medewerking verwacht zou mogen worden van bepaalde toezichthouders, bijvoorbeeld de AFM en de Nederlandsche Bank. Die zitten blijkbaar nogal op hun informatie. Ik vraag me af of de Minister kan bewegen, wellicht samen met zijn collega van Financiën, en ervoor kan zorgen dat die instellingen wat proactiever gaan meewerken. Ik heb begrepen dat het in de tijd van de verklaring van geen bezwaar nog mogelijk was om een notaris te vragen om informatie die zou kunnen helpen. Dat is nu niet meer zo. Daar zijn wel gesprekken over tussen het programma HTR en de KNB (Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie). Ik vraag me af hoe die gesprekken lopen. Zou het niet raadzaam zijn om te bekijken of het leveren van informatie aan HTR op enig moment verplicht zou moeten worden gesteld?
Collega Van der Steur zei het al: de Minister heeft er kennis van kunnen nemen dat de SP en de VVD samen bezig zijn aan een initiatiefwet om acquisitiefraude tegen te gaan. De voorbereidingen daarvan gaan heel voorspoedig. Ik hoop de collega's hierover nog voor het reces nader te kunnen informeren.
Dan kom ik op de beleidsreactie op het Nationaal dreigingsbeeld georganiseerde criminaliteit en de Vierde rapportage op basis van de monitor georganiseerde criminaliteit. De Minister schrijft dat de doelstelling is dat in 2014 het aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden tot 40% van het totaal is gerealiseerd. Ik heb daar een theoretische vraag over. De opmerking suggereert eigenlijk dat we het allemaal heel erg precies in beeld hebben. Als dat zo is, waarom pakken we ze dan niet allemaal? Is er een gebrek aan capaciteit? Zou het mogelijk zijn om, voor zover we ze in beeld hebben, al die mensen te pakken in de denkbeeldige situatie dat de portemonnee van de Minister oneindig dik zou zijn en de capaciteit van opsporingsdiensten uitgebreid zouden kunnen worden? Hoe ziet de Minister dit?
De Minister benoemt prioriteiten: drugs, mensenhandel, witwassen, zware fraude, kinderpornografie, cybercrime en zware milieucriminaliteit. Dat is nogal wat. Daar komt de prioriteit die wordt gegeven aan de high impact crime nog bovenop: woninginbraken, overvallen en vuurwapens. Dat heeft terecht ook prioriteit. De vraag is echter wel wat er dan géén prioriteit heeft. Ik zeg al vrij lang dat misdaad vrijwel altijd om geld draait. De strijd tegen criminaliteit moet daarom ook veel meer om geld gaan draaien. Behalve een geïntegreerde aanpak, een fenomeengerichte aanpak, een subjectgerichte aanpak en een digitale aanpak hebben we volgens de Minister ook een financiële aanpak. Daar wordt het interessant, want volgens de Minister houdt de financiële aanpak in dat bij elk opsporingsonderzoek naar misdrijven met financieel gewin het criminele geld en vermogen worden afgepakt. Dat vind ik prachtig, maar dat is niet de praktijk en dat weet de Minister ook, althans dat hoop ik. Nog steeds wordt er veel te weinig geld afgepakt. 50 miljoen is een schijntje van het totaal. Nog steeds zijn er veel te weinig financieel rechercheurs en nog steeds worden er andere prioriteiten gesteld bij de politie, hoe begrijpelijk dat soms ook is, maar daarmee wordt de financiële aanpak verdrongen. De Rekenkamer heeft recentelijk bij het jaarverslag van het Ministerie kritiek geleverd op de ambities van het beleidsprogramma afpakken; de Minister kent dat citaat. Wat nu? Welke conclusie verbindt de Minister hieraan? Dat hoor ik graag.
Onder de kopjes «geïntegreerde aanpak» en «V en J-gerichte aanpak» lees ik veel over het belang van goede samenwerking tussen diverse overheden en opsporingsdiensten en het belang van een goede informatiepositie. Dat is evident. Ik mis echter de landelijke fraudecoördinator. Al sinds 2005 vraagt de SP daarom. Die zou in de gaten moeten houden hoe het ervoor staat met de fraudebestrijding en de georganiseerde criminaliteit. Die persoon zou onder andere trends moeten signaleren en hij zou doorzettingsmacht moeten hebben. Hij moet met de vuist op tafel kunnen slaan: zo gaan we het doen. Na een motie die bijna Kamerbreed gesteund werd, is de landelijke coördinator financieel-economische criminaliteit aan de slag gegaan bij het OM. Ik heb gevraagd naar de resultaten. Hoe gaat het? Wat levert het op? Er is op ons verzoek in een AO toegezegd dat dit jaarlijks in het jaarverslag zou worden meegenomen, maar ik heb het niet kunnen vinden. Misschien heb ik eroverheen gelezen, maar ik heb er geen verslaglegging van kunnen vinden in het jaarverslag. Of heeft de coördinator wellicht een andere naam gekregen en kan ik het daarom niet vinden? Of ligt het anders? Is de Minister vergeten hierover te rapporteren? Ik zou er graag met zekerheid van uit willen kunnen gaan dat die functie niet is opgeheven. Graag krijg ik hier een reactie op.
Ik sluit me aan bij de kritische opmerking van de heer Van der Steur dat er ruim 200 miljoen euro schade in de detailhandel is dankzij rondtrekkende bendes. Dat kan echt niet langer. Ik begrijp dat winkeliers zelf dossiers aanleggen, maar dat de politie de daders simpelweg niet oppakt. Daar wil ik graag een reactie op.
De vergadering wordt geschorst van 11.08 uur tot 11.15 uur.
De voorzitter: Het woord is aan de Minister voor zijn eerste termijn. Ik heb afgesproken dat er per woordvoerder twee keer geïnterrumpeerd mag worden.
Minister Opstelten: Mevrouw de voorzitter. Dank aan de leden voor hun interventies. Die waren heel constructief en scherp. Ik voel me gesteund in de benadering, ook in de scherpte, want dit is natuurlijk een belangrijk onderwerp: het Nationaal dreigingsbeeld 2012. Dit is een prioriteit. Ik wil nog een keer herhalen dat ik steun vind in de Kamer voor die prioriteit. Dat is ontzettend belangrijk, niet alleen voor mij, maar ook voor de organisaties. We moeten consistent zijn wat die prioriteiten betreft en daaraan vasthouden, focussen en niet verslappen. Ik denk dat dit ook gebeurt. Ik noem ze nog even: productie en in- en uitvoer van drugs, mensenhandel, witwassen, zware of georganiseerde fraude, kinderporno en vooral de productie daarvan, cybercrime en de zware milieucriminaliteit. Dat zijn de keiharde prioriteiten waar het Openbaar Ministerie en de politie voor staan. Het zijn niet alleen mijn eigen prioriteiten. Ik heb me eraan verbonden, maar het zijn natuurlijk de prioriteiten volgens de organisatie. Het is dus voor mij helemaal niet moeilijk om dat continu te benadrukken. Het zijn gewoon de prioriteiten. Het zijn er niet te veel, al zijn het er inderdaad veel. Het zijn de terechte keuzes die we maken en waarop de gehele organisatie wordt opgebouwd.
Ik deel met de heer Van der Steur – zo zit ik ook in elkaar; dat heb ik mijn hele leven gedaan – dat we toetsbare, afrekenbare en concrete doelstellingen moeten formuleren. Daar is niet iedereen altijd aan gewend in het OM en bij de politie, maar dat zijn we langzamerhand toch aan het bereiken. Dat is voor mij prettig. Als ik het namelijk niet haal en daar geen goede uitleg voor heb, moet ik gewoon een andere baan zoeken. Zo heb ik dat als burgemeester ook altijd gedaan. Er moet dan wel een ander komen en ik ben benieuwd wie dat zal worden. Verder is het voor de organisatie altijd heel prettig en goed om op die scherpte te opereren. Het zijn allemaal realistische doelstellingen, want ik bespreek die natuurlijk niet alleen met mijn naaste medewerkers op het departement, maar vooral met de organisaties zelf. Ik denk ook dat we de resultaten kunnen laten zien. Dat is belangrijk.
Mijn agenda voor de komende jaren slaat natuurlijk ook op het lokaal bestuur. Je ziet in de organisatie steeds meer dat burgemeesters een leidende rol spelen in het aanpakken van de grote georganiseerde criminaliteit. Zij denken echt mee over de prioriteiten. Hun hele voorzieningenniveau richten zij daarop in. Dat is natuurlijk toch iets van de laatste jaren; het wordt concreet zichtbaar. Daarom is het goed dat we de RIEC's hebben, de Regionale Informatie en Expertise Centra, en het LIEC, het Landelijk Informatie en Expertise Centrum. Daar spelen we op in, samen met het landelijke Bureau Bibob.
De agenda voor de komende jaren luidt kort samengevat als volgt. Eind 2014 moet 40% van het aantal criminele samenwerkingsverbanden zijn aangepakt. Dat was eind 2009 20%. We liggen op koers, zeg ik in reactie op de heer Oskam, ook voor dit jaar. We zijn pas halverwege. 33% is het punt voor 2013. Dat heb ik goed in mijn hoofd zitten. Om weglekken van gemeenschapsgeld te voorkomen, zal het kabinet de komende periode nieuwe maatregelen nemen om wet- en regelgeving fraudebestendiger te maken. Het OM en de opsporingsdiensten zullen als sluitstuk optreden. Niet elke fraude leidt namelijk direct naar het OM. Je moet naar je systeem en naar het toezicht kijken. Vervolgens moet je naar de misdaad kijken en die bestrijden. Dat is duidelijk. Het OM en de opsporingsdiensten zullen als sluitstuk van de handhavingsketen ernstige gevallen van fraude hard aanpakken en de criminele winsten afpakken. Ik kom daar straks nog op terug. In 2013 zal door het OM en de opsporingsdiensten 60 miljoen aan criminele winsten worden afgepakt. Wij vinden deze taakstelling realistisch. Het afsluiten van fraudemogelijkheden en het afpakken van crimineel vermogen is een centrale, kabinetsbrede doelstelling, want misbruik van publieke middelen moet de kop worden ingedrukt en misdaad mag niet lonen. Over de stand van zaken in de verdere aanpak informeer ik de Kamer samen met al mijn collega's. Vroeger rapporteerde iedereen daar apart over, maar nu vormen we als diensten gemeenschappelijk één front als overheid en één gezicht. Ik vind het absoluut mijn taak om dat te coördineren en samen met mijn collega's heel goed te doen. We zullen voor het zomerreces, net als in de afgelopen jaren, de Kamer over de resultaten en de stand van zaken informeren.
We gaan door met het opwerpen van drempels om te voorkomen dat er gemakkelijk misbruik gemaakt kan worden van legale structuren binnen de juridische en financiële dienstverlening, vastgoedtransacties en kwetsbare maatschappelijke sectoren zoals de horeca en de transportsector. We zetten vol in op de toepassing van het instrument Bibob, het toezicht op de rechtspersonen en een overheidsbrede aanpak van de misdaad. Op die manier wil ik ook zeggen dat de ambitie er is. We liggen op koers. Ik kan de Kamer nog een paar resultaten noemen. De cijfers laten goed zien dat de aanpak sinds een aantal jaren sterk is geïntensiveerd. Het was 25% in 2011 en 30% in 2012. In 2012 was de geformuleerde doelstelling 27%. De stijging tekent zich af op vrijwel alle aandachtsgebieden binnen de georganiseerde misdaad. Het jaarverslag van het OM dat binnenkort uitkomt, zal dat ook aangeven.
De aanpak is niet alleen strafrechtelijk; dat wil ik herhalen. De heer Oskam vroeg hoe het in RIEC-verband gaat. In 2012 zijn in RIEC-verband bijna 800 zaken geïntegreerd opgepakt. Die hebben geleid tot meer dan 500 concrete maatregelen. Bij 500 van de 800 gevallen kon het bestuur daadwerkelijk doorpakken. Dan denk ik aan de Belastingdienst en aan andere partners. Dat de geïntegreerde aanpak steeds meer vruchten afwerpt, blijkt ook uit – ik vind dat een goed voorbeeld, en niet alleen omdat ik daar een rol in heb gespeeld of omdat ik dat gebied goed ken omdat ik er korte tijd heb mogen werken – de Brabantse aanpak van de zogenaamde B5. Dat zijn vijf steden samen met het OM en de politie. Vorige week is er een grote actie uitgevoerd met een heel groot resultaat, al was dat niet zo getimed vanwege dit algemeen overleg. In 2011 werd rijksbreed een bedrag van 4,05 miljard teruggehaald aan gemeenschapsgeld en crimineel geld wegens misbruik, oneigenlijk gebruik, fraude en overige criminaliteit. Daarvan werd bijna 50 miljoen aan criminele winsten afgepakt door het OM en de opsporingsdiensten. Dat is een voorbeeld waaruit blijkt dat de overheid – bewindslieden en opsporingsdiensten – dit aanpakt. Voor het zomerreces komen we met de volgende rapportage.
De aandacht voor de specifieke groepen is door de Kamer opgevoerd. In het nationaal dreigingsbeeld worden die benoemd. Ook dit begint zijn vruchten af te werpen. Ik noem in het bijzonder de aanpak van de outlawbikers. Die is begin 2012 echt van start gegaan. Inmiddels zijn 27 opsporingsonderzoeken zo ver gereed dat ze in afwachting zijn van de behandeling door de rechtbank. 31 onderzoeken zijn nog in volle gang. Ook hebben de eerste veroordelingen plaatsgevonden in individuele zaken, met forse gevangenisstraffen van vier, vijf en zelfs acht jaar. Dit is ook een verandering in het optreden van het bestuur. Dat werkt volledig mee met de politie en het OM; die staan aan dezelfde kant. Daarnaast wordt tegen outlawbikers ook door het lokaal bestuur stevig opgetreden. Maar er moet nog veel gebeuren. Hier zijn we nooit mee klaar. Toch moet ik even wijzen op een fout die veel gemaakt wordt. Gisteren had ik een meeting over de high impact crimes. Je staat soms verbaasd over de golfbeweging, over hoe het in twintig jaar af en toe enorm in elkaar gezakt is. Ik heb ook gezegd dat high impact crimes nooit meer van de prioriteitenlijst weggaan. Als je daarin geen scherpte vasthoudt, zakt het weer terug. Door te focussen, maak je resultaten mogelijk. Het is ook mooi als de AD-misdaadmeter, waar iedereen met vrees naar uitkijkt, kopt dat Nederland weer veiliger is geworden. Er zijn natuurlijk allerlei accenten die verbetering behoeven, maar het beeld is dat we vooruitgaan. Die lijn willen we vasthouden.
De voorzitter: Er is al heel lang een vraag van de heer Bontes.
Minister Opstelten: Sorry, ik keek u niet aan, want ik was zo bezig met mijn eigen tekst.
De heer Bontes (PVV): De Minister schepte een beetje op over zijn afrekenbare doelstellingen en dat hij zich daar hard voor maakt. Met de criminele samenwerkingsverbanden en die 40%-doelstelling wil ik toch precies weten wat er aangepakt is. Het netwerk is in kaart gebracht. Het OM heeft de zaak overgedragen aan de rechterlijke macht. Wat als ze veroordeeld zijn? We hebben het gezien bij de jeugdbendes: die evolueren, maken een doorstart, treden op in een andere samenstelling of er komen nieuwe bendes voor in de plaats. Als de Minister zo'n groot voorstander is van afrekenbare doelstellingen hoor ik graag van hem wat er gaat gebeuren om te kunnen zeggen dat de criminele samenwerkingsverbanden zijn aangepakt.
Minister Opstelten: Ik kom nu op de concrete vragen, te beginnen met deze vraag van de heer Bontes. Wat betekent «scherp»? Wel, dat betekent dit: scherp repressief optreden, criminelen – dat is de taal van de heer Bontes; dat spreekt hem aan – moeten achter de tralies. Daar gaat het om. De andere interventies kunnen ook samenwerkingsverbanden ontwrichten; dat hoef ik de heer Bontes niet te vertellen. Grote aanslagen van de fiscus, het afpakken van geld en vergunningen en het onmogelijk maken om te opereren: dat maakt het stuk. Het gaat om een combinatie van acties waardoor we het criminelen onmogelijk maken om te opereren. En het gaat erom criminelen achter de tralies te krijgen.
De heer Bontes vroeg ook of de getallen uit de brief over het programma Herziening Toezicht Rechtspersonen juist zijn. Ja, die zijn juist. Ik neem aan dat de verwarring die er was, is weggenomen met deze brief. We zullen erbovenop blijven zitten, zeg ik in reactie op de heer Van der Steur en mevrouw Gesthuizen. Dat is belangrijk. We hebben laatst ook in de Kamer gesproken over faillissementsfraude. Ik hoop dat we elkaar vinden, ook in scherpte, want dan gaan we snelheid maken. Dan maken we meters. Ik wacht natuurlijk ook het initiatiefwetsontwerp van de VVD en de SP af. Daar gaan we natuurlijk heel positief naar kijken. Ik ben blij dat de Kamer ermee komt. Ik heb zelf gekozen – wij moeten focussen natuurlijk – voor de Europese aanpak daarvan vanwege de grensoverschrijdende zaken. Zo kun je elkaar versterken.
De heer Bontes vroeg ook naar de stand van zaken in het civiel recht en het bestuursverbod en het ontbreken van de boekhouding. Voor het civielrechtelijk bestuursverbod is bewust een korte consultatietermijn gehanteerd. Het wetsvoorstel komt dit jaar naar de Kamer, heel snel dus. Het ontbreken van een boekhouding is al strafbaar. Inmiddels is een wetsontwerp opgesteld om dit te verruimen en te verduidelijken. Dit wetsvoorstel gaat nu snel, voor de zomer, in consultatie.
Dan kom ik op de groeperingen en de continuïteit. Kennelijk komen dezelfde dadergroepen naar voren. Ik ga me nu niet in concrete situaties begeven en ik ga geen namen noemen. Dat is niet mijn stijl. Ik vind dat het OM als magistraat op afstand van mijzelf zijn werk moet doen. Dat doet het voortreffelijk. Het dreigingsbeeld constateert een zekere mate van continuïteit bij de daders in de georganiseerde criminaliteit, ondanks de machtsverschuiving als gevolg van «pensionering», overname of liquidaties. Deze criminele subjecten, soms families, voeren hun criminele activiteiten veel in wisselende gelegenheidscoalities uit. Dit zijn criminele samenwerkingsverbanden die in beeld zijn bij de opsporingsinstanties. De aanpak is er onder andere op gericht om steeds beter zicht te krijgen op de subjecten en samenwerkingsverbanden die de grootste rol spelen in de georganiseerde en ondermijnende criminaliteit. De dienst Landelijke Recherche speelt daar een belangrijke rol in. De zwaarste criminelen worden met voorrang keihard aangepakt met een mix van strafrechtelijke, bestuurlijke en fiscale instrumenten. Daar zijn voorbeelden van, al zal ik die wederom niet noemen. Ook lopen er al zittingen, al zal ik die ook niet noemen. Het is voor iedereen zichtbaar denk ik. De praktijk wil dat de daders van wie de grootste dreiging uitgaat, ook het meest professioneel te werk gaan. Ze schermen zich bijvoorbeeld buitengewoon effectief af voor opsporingsactiviteiten. Dergelijke onderzoeken kennen vaak een lange adem en hebben dat ook nodig om succesvol te zijn. Politie, OM, bestuur en fiscus zoeken naar de meest effectieve manier om toch door te dringen tot deze criminelen. Waar nodig tref ik extra maatregelen ter versterking van deze aanpak door met de partners in gesprek te gaan over de benodigde instrumenten. Zo kijk ik momenteel bijvoorbeeld naar de mogelijkheden voor de inzet van burgers in de bijzondere opsporing.
De heer Bontes had ook een vraag over het dreigingsbeeld vermogenscriminaliteit. Hij constateerde dat het aantal woningovervallen stijgt en vroeg wat ik daaraan doe. Dat is niet juist. Het totale aantal woningovervallen is in 2012 met 10% gedaald ten opzichte van 2011. Tot en met maart 2013 is het aantal woningovervallen gedaald met 21% ten opzichte van dezelfde periode in 2012. Dat kan natuurlijk wel per stad verschillen. Er is ook een enorme daling in de eerste maanden van dit jaar.
De aanpak van woningovervallen maakt integraal deel uit van de totale aanpak van overvallen. Bij de opsporing en vervolging wordt stevig ingezet op overvallen op bedrijven en op woningen. Bij de aanpak van woningovervallen wordt vooral ingezet op bewustwording en op het treffen van preventieve maatregelen in en rond de woning. Ik noem een kierstandhouder, verlichting bij de voordeur et cetera.
De heer Bontes zei dat de georganiseerde criminaliteit wellicht erger wordt zodra in 2014 de grenzen met Bulgarije en Roemenië opengaan. Veranderde omstandigheden kunnen leiden tot veranderingen in de criminaliteit. Dat zien we bijvoorbeeld als door overheidsmaatregelen handelsroutes voor drugs worden afgesneden of als bepaalde grondstoffen niet langer beschikbaar zijn. Het openstellen van grenzen kan tot gevolg hebben dat andere dadergroepen betrokkenheid krijgen bij verschillende vormen van georganiseerde criminaliteit. Dergelijke ontwikkelingen worden uiteraard op de voet gevolgd door de betrokken diensten. Rondtrekkende bendes die zich bezighouden met georganiseerde criminaliteit hebben altijd hoge prioriteit, zowel binnen Nederland als op Europees niveau. Daarom heeft Nederland deze opstelling gekozen ten opzichte van Bulgarije en Roemenië. Een eventuele opkomst van dergelijke bendes uit nieuwe EU-lidstaten zal ook binnen dat kader worden aangepakt.
De heer Bontes (PVV): Die bendes aanpakken als ze eenmaal binnenkomen en vervolgens weer weggaan, lijkt op dweilen met de kraan open. Ik vraag de Minister om de toelating tot Schengen en het niet verplicht zijn van een werkvergunning ongedaan te maken. Zorg ervoor dat Roemenië en Bulgarije gewoon niet toetreden. Ik vraag de Minister om zich daar hard voor te maken. Dit is namelijk een plaag voor Nederland. Hier heeft ook de middenstand enorm veel last van. Die zal daar in de toekomst nog meer last van krijgen. De grens moet gewoon dicht op dit punt.
Minister Opstelten: Dat is duidelijk. De opstelling van Nederland is ook altijd kritisch geweest. Dat weet de heer Bontes als geen ander. Wij hebben daar positie in gekozen. Wij zullen een en ander volgen langs de lijnen die met name mijn collega Timmermans hanteert, maar het moge duidelijk zijn dat wij altijd de rapportages vanuit Europa volgen over de positie van Bulgarije en Roemenië. Als er geen verbetering is, dan zien we dat.
De heer Bontes (PVV): Blijkt uit die rapportages dat een en ander nog onvoldoende is, en zegt de Minister op basis daarvan dat het uiterst discutabel is dat Bulgarije en Roemenië zullen toetreden tot de Schengenzone? Dat is dan nieuws.
Minister Opstelten: Tot op heden is nog niet gezegd: u bent van harte welkom. Dat is u allen bekend, want dat hebben we regelmatig in de vergaderingen over JBZ uitgewisseld. Ik zie mevrouw Berndsen fronsen. Zij heeft kennelijk andere rapporten gelezen. Maar dat kan niet waar zijn; dat weten we allemaal. Wat dat betreft, was er ook geen verandering in de positie van Nederland. We wachten die rapportages telkens af. Verder is er sprake van goede samenwerking, ook met Bulgarije, met name op het terrein van mensenhandel. Dat mag ook weleens gezegd worden. De diensten werken goed samen bij het aanpakken van mobiele bendes en het aanpakken van georganiseerde criminaliteit. De professionals weten elkaar dus te vinden op dit terrein.
Mevrouw Berndsen vroeg naar de resultaten. Ik heb al het nodige gezegd over de resultaten die zijn geboekt op het terrein van de prioriteiten. Dat zal ik niet herhalen.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Dit antwoord vreesde ik al.
Minister Opstelten: Ik wil het wel nog een keer zeggen.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Wat de Minister zei naar aanleiding van de vraag van de heer Bontes, vind ik geen antwoord, ook al vindt de Minister dat blijkbaar wel een antwoord. De Minister heeft als doelstelling om criminelen achter de tralies te krijgen. Dat is natuurlijk geweldig, maar de vraag is hoe je dat gaan doen. Je komt er niet als je alleen maar zegt dat je het gaat aanpakken. Mijn vraag is heel expliciet geweest: hoeveel criminele samenwerkingsverbanden leiden uiteindelijk tot veroordelingen? Daar gaat het om; dat zijn de resultaten. Die resultaten hoor ik echter niet. Ik heb gevraagd wanneer de Minister komt met de rapportage over 2012. Op die vragen wil ik graag antwoord hebben.
Minister Opstelten: Ik stond precies op het punt – dat is wel vaker zo – om die vraag te beantwoorden. Dat zal ik nu dus ook doen. Ik heb al gezegd dat het jaarverslag van het OM zeer binnenkort zal verschijnen. Daar staat nog preciezer in wat ik nu zal zeggen. Wat voor soort vrijheidsstraffen worden opgelegd? In 2012 zijn meer dan 400 vrijheidsstraffen opgelegd in het kader van de aanpak van de georganiseerde criminaliteit. Van de vrijheidsstraffen die in de zaken van het Landelijk Parket zijn opgelegd, is 10% een straf boven de vijf jaar. Bijna 20% betreft straffen tussen de twee en de vijf jaar. En nog eens 20% betreft straffen tussen één en twee jaar. In de zaken die door de regioparketten worden afgedaan, worden iets minder straffen van boven de vijf jaar opgelegd. Maar ook hiervoor geldt: zo'n 20% betreft straffen tussen de twee en vijf jaar en nog eens 20% betreft straffen tussen de één en twee jaar.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Over hoeveel criminele samenwerkingsverbanden praten we dan? Hoeveel onderzoeken konden niet worden uitgevoerd wegens gebrek aan capaciteit? Het is toch belangrijk om een overzicht te krijgen van de hoeveelheid criminele samenwerkingsverbanden. Hoeveel zijn er aangepakt? Tot welke veroordelingen heeft dit geleid? Die laatste vraag heeft de Minister net wel beantwoord.
Minister Opstelten: Dat overzicht komt in de periodieke rapportage. Op zichzelf vind ik het een terechte vraag; laat daar geen misverstand over bestaan. Als je taakstellingen en targets formuleert, moet je ook precies verantwoording daarover afleggen. Dat wil ik natuurlijk ook. Dat zal allemaal staan in de rapportage over de georganiseerde criminaliteit, die vlak na het zomerreces zal verschijnen. Zeer binnenkort verschijnt het jaarverslag van het Openbaar Ministerie.
Ik kom op het punt van de Algemene Rekenkamer. Tot mijn grote verbazing wordt gesteld dat de doelstelling van 100 miljoen per 2018 niet realistisch is. Ik was er niet van onder de indruk. De doelstelling is naar mijn idee ambitieus, maar niet onrealistisch. Die doelstelling is namelijk opgebouwd in samenspel met de partners die deze aanpak formuleren en willen bereiken. In dat opzicht komt het onderzoek van de Algemene Rekenkamer te vroeg. Het plan voor de investeringen in het kader van het programma Afpakken heeft in 2011 zijn beslag gekregen. In 2012 is het geoperationaliseerd, maar het heeft nog niet zijn volledige effect gehad. We zijn zelden tevreden. 2012 was ook het eerste jaar waarin een hoger resultaat gerealiseerd moest worden. Het voor 2012 gestelde resultaat is dan ook gehaald. In het gehele afbraakproces zie je een stijgende lijn. Het aantal ontnemingsvorderingen van het OM en het aantal door de rechter toegewezen vorderingen, nemen toe. Er wordt meer beslag gelegd en het bedrag van de toegewezen vorderingen neemt toe. Het ketenprogramma Afpakken is er juist op gericht om door een effectieve inzet van verschillende afpakmogelijkheden, zoals ontneming in de grotere zaken, verbeurdverklaringen, transacties met een ondernemingscomponent en schikkingen, een crimineel zijn winsten af te pakken.
De heer Oskam vroeg hoe het kan dat zo weinig daadwerkelijk wordt teruggevorderd of afgepakt. Ik heb al iets gezegd over het afpakken. De ambitie is groot. Het is inderdaad een essentieel onderdeel van de aanpak. Nogmaals, het resultaat in 2012 bedroeg 49,7 miljoen euro. Dat resultaat is iets boven de norm. De waarde van het conservatoir beslag is in 2012 met een bedrag van ruim 60 miljoen euro gestegen naar ruim 720 miljoen euro. Dat is dus een behoorlijke stijging. Een deel van dit conservatoir beslag wordt benut voor compensatie van slachtoffers of voor overheveling aan bestuurlijke en fiscale diensten voor terugvorderingsdoelstellingen. Bij executie en incasso moet rekening worden gehouden met afwaardering van beslagen op voorwerpen zoals auto's en hypotheken die rusten op onroerend goed. In de praktijk wordt er dan ook op gestuurd om de waarde van het beslag hoger te laten zijn dan het geschatte crimineel voordeel. Dit neemt niet weg dat beslag op voorwerpen die snel afwaarderen, zoals televisies, geluidsinstallaties en computers, het gewenste uitstralingseffect kan hebben op de omgeving, namelijk dat misdaad niet loont. Daar moet je dus absoluut naar kijken.
De heer Oskam vroeg wat de afpakresultaten zijn. Ik heb daar al het nodige over gezegd. Ik wil nog wel iets zeggen over de beslagratio. Het aantal toegewezen vorderingen met conservatoir beslag is gestegen van 242 in 2010 tot 372 in 2012. De dekkingsgraad van toegewezen vorderingen met conservatoir beslag is gestegen van 16,2% in 2010 tot 43,9% in 2012.
Mevrouw Berndsen en de heer Oskam hadden het over Afpakken, de financiële aanpak en de WODC-monitor. Uit de monitor blijkt dat de financiële component en de onderzoeken weliswaar meer nadruk krijgen, maar dat deze geen centrale plaats in het rechercheproces innemen, zoals wordt uitgedragen in het beleid. De vraag was wat ik daaraan doe. We liggen op koers. De monitor bevestigt dat. Het OM ligt ook op koers. Het zit erbovenop. Het OM stuurt op alle facetten in het proces, vanaf de start van een onderzoek tot de incasso. Dat is natuurlijk belangrijk. Met het ketenprogramma Afpakken is een extra impuls gegeven aan het afpakken in de strafrechtketen. De eerste doelstelling voor 2012 is gehaald. Het ketenprogramma heeft de opdracht om het afpakken een standaardonderdeel te laten worden van het hele strafproces. Ik heb zelf bij veel werkbezoeken waargenomen dat afpakken leeft bij de betrokken dienst en de professionals. Daar gaat het immers om: de professional moet de ruimte worden gegeven om dit te doen. Het wordt als een standaardonderdeel van een strafzaak gezien. Het OM stuurt daar ook op. Ik laat mij door het OM informeren over de voortgang. Naar verwachting wordt de monitor, die periodiek nader inzicht zal opleveren in hoe het staat met het afpakken, aan het einde van dit jaar in gebruik genomen door het ketenprogramma.
De heer Oskam (CDA): Ik kom nog even op de WODC-monitor. De vraag was wat er buiten het OM wordt gedaan. Wij begrijpen dat het in de praktijk soms langer duurt. Dat heeft de Minister onderkend. Hij zegt dat wordt geprobeerd om het aantal conservatoire beslagen te verhogen. Dat is een strategische zet, omdat het wordt afgewaardeerd. De Belastingdienst heeft misschien snellere mogelijkheden of meer mogelijkheden. Het gaat mij om de verhouding tussen wat het strafrecht doet en wat het fiscaal recht doet.
Minister Opstelten: Dat heb ik goed begrepen, maar ik dacht dat ik al nadrukkelijk had gezegd dat wordt samengewerkt met alle collega's, dus ook met de FIOD, de SIOD en andere diensten. Alle opsporingsdiensten werken nu met elkaar samen. Er is sprake van één gezicht. Vorig jaar zijn we met dat programma gekomen. Dat heeft 4,05 miljard opgeleverd. Voor de zomer zullen we, ook weer gezamenlijk, met het resultaat daarvan tot nu toe komen. Het is geïntensiveerd. De bestuursrechtelijke aanpak zit daar ook nadrukkelijk in. Dat maken we zichtbaar. Het moet telkens beter. Het is altijd woekeren met bestaande capaciteit, die per definitie beperkt is. Binnen de capaciteit en ondanks de bezuinigingen die er zijn of komen en ondanks de reorganisaties, zoals bij de politie en het Openbaar Ministerie, en de herziening van de gerechtelijke kaart, zit iedereen op koers. Dat is wel belangrijk. Terecht worden complimenten uitgedeeld aan de mensen die dit werk doen met ongelofelijk veel ambitie, verve en professionaliteit. De heer Van der Steur verwees daar ook naar. Daar moeten we met elkaar voor staan, voor die mensen.
Mevrouw Berndsen, de heer Recourt en mevrouw Gesthuizen vroegen hoe het staat met het wetsvoorstel inzake de bestrijding van financieel-economische criminaliteit. Het advies van de Raad van State op het conceptwetsvoorstel inzake verruiming mogelijkheden bestrijding financieel-economische criminaliteit wordt momenteel verwerkt. Ik verwacht het voorstel voor de zomer naar de Kamer te kunnen sturen. Onderdeel van dit wetsvoorstel is de strafbaarstelling van witwassen. De heer Oskam vroeg daar ook naar. Hierin is opgenomen de verhoging van de strafmaat voor witwassen. Deze wordt zes jaar. Deze wordt acht jaar bij beroepsmatige fraude.
De heer Recourt en mevrouw Gesthuizen stelden een vraag over het verschoningsrecht. Dat is er ook in opgenomen. Voorgesteld is om de termijn te verkorten waarop wordt bepaald of al dan niet terecht een beroep op het verschoningsrecht wordt gedaan. Dat was een beetje de teneur van het betoog van de heer Recourt. Daar spelen we op in met dit wetsvoorstel.
Mevrouw Berndsen vroeg naar de verantwoordingsrapportage. Ik ontvang de rapportage voor de zomer van het OM en de politie. Ik zal deze vervolgens zo spoedig mogelijk naar de Kamer sturen. Zo kent zij mij hopelijk ook.
Is er voldoende gekwalificeerde capaciteit bij de politie? Ja, de expertise is enorm toegenomen. Vooral de financiële en digitale expertise is in sneltreinvaart toegenomen. Zijinstromen is hierbij nadrukkelijk aan de orde, ook bij het OM. Dat geldt voor prioriteiten zoals FinEC, cybercriminaliteit en de aanpak van criminele samenwerkingsverbanden. Afgelopen jaren zijn 1.300 nieuwe politiemedewerkers op hbo-niveau binnengekomen. Deze capaciteit versterkt de aanpak over de gehele linie. Het is goed om te beseffen dat de positie die de politie heeft in de arbeidsmarkt nog steeds sterk is, los van de situatie waar we nu in crisistijd in zitten.
Mevrouw Berndsen vroeg wat de stand van zaken is ten aanzien van de landelijke coördinator verwevenheid onder- en bovenwereld. Het rapport van de coördinator is in maart van dit jaar ontvangen. Ik stuur dit voor de zomer naar de Tweede Kamer, met een beleidsreactie. Fraude heeft hoge prioriteit. Het is erg belangrijk om een en ander voort te zetten. Dat doen we dan ook. De functie wordt vervuld door de hoofdofficier van het Functioneel Parket. Daar zijn deze taken ook bij ondergebracht. We zullen die rapportage toezenden, inclusief onze beleidsreactie.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Hoor ik de Minister nu zeggen dat de functie van nationaal coördinator fraudebestrijding is belegd bij de hoofdofficier van justitie bij het Landelijk Parket?
Minister Opstelten: Nee, bij het Functioneel Parket.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Die functie is dus belegd bij de hoofdofficier van justitie bij het Functioneel Parket. Daar zou echter een aparte onafhankelijke functionaris voor zijn. Dat is niet het geval als het gaat om een nevenfunctie van een hoofdofficier. Hoe verhoudt dit zich tot de toezegging van de Minister dat er een aparte onafhankelijke functie voor zou worden ingesteld?
Minister Opstelten: Dat is ook zo. Bij het OM is deze niet onafhankelijk, maar verder is deze wel totaal onafhankelijk. Dat is natuurlijk effectief. Ik zal dat ook aangeven in de beleidsreactie. De rapportage plus mijn reactie daarop komt naar de Kamer. Dan kan zij lezen wat er gebeurt. Ik vraag de Kamer om te wachten met het oordeel totdat ik het aan haar heb gegeven. Ik denk dat het buitengewoon krachtig functioneert, juist in deze setting.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik wil toch nog wat peuteren. In 2012 zou een formele evaluatie van de coördinator, die onafhankelijke coördinator, plaatsvinden. Dat kan niet als het verenigd is in de functie van een hoofdofficier. Ik begrijp hier dus helemaal niets van.
Minister Opstelten: Wat is onafhankelijk? Er is nooit gezegd dat die coördinator onafhankelijk moet zijn. Als er iemand wel onafhankelijk is, dan is dat degene die leiding geeft aan het Functioneel Parket en die daar met verve invulling aan geeft. Ik heb ongelofelijk veel vertrouwen in deze situatie. Ik ben ontvankelijk voor alles wat versterkt. In dit geval lijkt het mij echter totaal niet nodig. Dit moeten we zo continueren. Dat zal ik met verve in de beleidsreactie aangeven. Ik vraag de Kamer om die reactie af te wachten. Laten we er daarna over spreken. Het gaat ook om de resultaten, om hoe het werkt.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Het gaat zeker om de resultaten, maar het gaat ook om een bepaalde positie. Nogmaals, er zou een formele evaluatie van de coördinator plaatsvinden in 2012. Hoe is deze combinatie van functies mogelijk? We weten allemaal dat de functie van nationaal coördinator, zeker als het gaat om fraudebestrijding, een zware functie is. In de afgelopen weken is dat meermalen in de Kamer aan de orde geweest. Hoe kun je dat in vredesnaam combineren met de functie van hoofdofficier? Ik wil het best afwachten, maar ik vind het een beetje een wonderlijk verhaal.
Minister Opstelten: Het is een belangrijk punt. De evaluatie is gereed. Die komt naar de Kamer, samen met mijn reactie. Ik vraag de Kamer om die evaluatie en die reactie even af te wachten.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Is dit de reden waarom ik het niet heb kunnen vinden in het jaarverslag? De Minister zegt nu dat het toch geregeld is. Het maakt mij niet zoveel uit hoe iemand heet, maar ik deel wel de kritiek dat het niet zo kan zijn dat iemand twee heel zware functies moet verenigen op één plek en dat er vervolgens geen resultaten geboekt worden. Het gaat immers om het resultaat.
Minister Opstelten: Het staat niet in het jaarverslag omdat de evaluatie toen nog niet klaar was. Die is nu wel klaar. Die evaluatie komt naar de Kamer, met mijn reactie. Het gaat om het resultaat. Ik denk dat het een heel goede invulling is en dat die functies heel goed met elkaar te combineren zijn. Ik denk dat het elkaar versterkt over de hele linie. Maar ik verwijs naar de evaluatie zelf plus de brief. Daarna spreken we erover.
De heer Oskam vroeg wat de resultaten zijn van de geïntegreerde aanpak. Ik dacht dat ik al een aantal cijfers had gegeven, ook in verband met het RIEC. Ik verwijs naar mijn eerdere betoog. Er werd gevraagd wat de RIEC's tot nu toe concreet hebben opgeleverd. Dat zullen we natuurlijk op de voet volgen.
Hoe wordt het bewustzijn bij de mogelijke facilitators vergroot? Mogelijke facilitators worden op verschillende manieren bewust gemaakt. In het geval van beroepsgroepen zoals makelaars of notarissen – de heer Recourt wees op hen – gaat dit vaak via congressen en aandacht daarvoor in opleidingen. Voor andere facilitators gaat dit bijvoorbeeld via een voorlichtingsbezoek van de politie. Zo heeft de politie glasblazers benaderd die glas maakten dat voor de productie van synthetische drugs werd gebruikt. Zij hebben die productie gestaakt. Verder werd gevraagd wat ik doe aan de bewustwording van facilitators als autobedrijven en vervoersbedrijven. De private sector heeft de ogen en oren, en is dus ontzettend belangrijk voor onze informatiepositie. Hij heeft zeker ook zelf mogelijkheden om barrières op te werpen. Wij bespreken met de private sector de mogelijkheden. Ik heb het hierbij uiteraard over bonafide bedrijven. Het uitgangspunt is dat wij dit doen per fenomeen en per branche. Dat doen we omdat de rol van private partijen per fenomeen en per branche aanzienlijk verschilt, dus maatwerk is het toverwoord. De politie gaat bijvoorbeeld met autoverhuurbedrijven in gesprek om deze te informeren over mogelijke signalen. Door dergelijke indringende gesprekken worden bedrijven hopelijk geïnformeerd over de risico's die zij lopen als zij in zee gaan met criminelen. Ik wil de samenwerking met de private partijen in de komende tijd continueren en uitbreiden.
Nu de aanpak van vuurwapens en illegale wapens.
De heer Recourt (PvdA): Ik neem aan dat het stukje over autoverhuurbedrijven is afgerond, maar misschien komt er nog wat. Mij gaat het erom dat je, als je een auto verhuurt, altijd weet aan wie je dat doet. Voor de bestrijding van pandjeshuizen en koperdiefstal geldt inmiddels een legitimatieplicht. Kunnen we die ook niet gewoon invoeren voor autoverhuurbedrijven?
Minister Opstelten: Het is van belang dat er een meldplicht, hoe dan ook geformuleerd, bestaat voor bedrijven die grote, contante aankoopsommen ontvangen. Dat is belangrijk in het geval van facilitators. Omwille van de antiwitwaswetgeving moet er een melding van ongebruikelijke transacties worden gemaakt bij de FIU, de Financial Intelligence Unit. Indien autoverhuurders bewust meewerken aan criminele activiteiten, worden zij meegenomen in het strafrechtelijk onderzoek. Uiteraard gaat het in dat geval om medeplichtigheid. De wet biedt die mogelijkheid. Dat zijn de instrumenten die wij hiervoor hebben.
De heer Recourt (PvdA): Je bent medeplichtig op het moment dat je meewerkt, in de wetenschap van strafbare feiten. Maar als er geen registratieplicht is, wordt de kwestie van medeplichtigheid heel lastig. De politie moet dan drie of vier keer langskomen en vragen of men wel weet dat men een auto verhuurt aan Pietje, een boef. Je maakt dit veel makkelijker door eerst een registratieplicht te regelen, waardoor de politie meteen weet wie de auto heeft gehuurd.
Minister Opstelten: Je moet hiermee uitkijken, maar op zichzelf ben ik het daarmee eens. Die registratieplicht is er nu niet. Ik wil dat punt in mijn gesprekken wel even doornemen met de sectoren en de branches, en bekijken of dit een werkbare en effectieve maatregel kan zijn. Ik wil dat dus toezeggen, want op zich spreekt dit mij aan. Ik wil er wel iets dieper in duiken, want het moet wel effect hebben. Ik kan dat wel toezeggen.
Ik kom bij de aanpak van vuurwapens, van illegale wapens. Bij de aanpak van illegale wapens geldt dat zowel handel, bezit als gebruik strafbaar zijn en door mij worden tegengegaan. Er geldt een driesporenbeleid: preventie, opsporing en vervolging. De opsporing van vuurwapens vindt ook plaats via internet. De expertise van de politie wordt versterkt. In het kader van de vervolging is er de aanpassing van de OM-vervolgingsrichtlijn voor vuurwapendelicten, waarin per 1 maart 2012 de straffen voor illegaal wapenbezit zijn verhoogd. In het kader van preventie zijn of komen er maatregelen zoals voorlichtingspakketten en checklists, preventieve controle op wapenbezit op scholen, in de horeca en op wapenleveranties, en bewustwordingscampagnes. Voor de heer Oskam noem ik een aantal reeds lopende maatregelen. Binnen 24 uur wordt een in beslag genomen wapen ter onderzoek op forensische sporen aangeboden. Er is de wasstraat. De koppeling van wapenregistraties wordt verbeterd. We proberen te komen tot een landelijk eenduidige inrichting van de vuurwapenexpertise binnen de politie; dat is nu mogelijk. Er wordt geïnvesteerd in expertise bij de politie, onder andere door de opleiding van vuurwapenexperts. Daarvoor wordt aangesloten bij de realisatieplannen met betrekking tot de inrichting van de Nationale Politie. En de politie en het OM werken Europees samen bij de informatie-uitwisseling over en de aanpak van gestolen en vermiste wapens en bij de smokkel van vuurwapens; zie hiervoor het Europees actieplan op dit punt.
De heer Oskam en anderen vroegen naar de woonwagenkampen, die oververtegenwoordigd blijken. Elk signaal van een bepaalde groep of subcultuur die een hoofdrol speelt in de georganiseerde criminaliteit is zorgelijk. Dergelijke signalen zijn aanleiding voor een meer subjectgerichte aanpak. Los van de fenomenen waar de daders zich mee bezighouden, worden de zwaarste daders zelf aangepakt. In het geval van de woonwagenbewoners is dit signaal mogelijk een symptoom van een breder probleem, namelijk dat met betrekking tot de vrijplaatsen. Daarom is daarvoor aandacht binnen de vrijplaatsenaanpak. Het uitgangspunt bij de vrijplaatsenaanpak is dat vrijplaatsen op geen enkele wijze worden gefaciliteerd en dat daar gewoon wordt gehandhaafd en doorgezet. Het is belangrijk dat daarbij het signaal wordt gegeven dat niemand onaantastbaar is. Er is bij het bestuur een heel duidelijke cultuuromslag zichtbaar. Ik hanteer het motto dat vrijplaatsen moeten worden aangepakt met alle benodigde middelen. Ik roep bestuurders daartoe ook op. Een dergelijk statement leidt bij de aanpak van outlaw bikers tot succes. Uit eigen ervaring, ook met woonwagens en kampers, weet ik dat het enorm helpt als je aanpakt en doorzet. Dit is vaak heel moeilijk, maar er moet worden doorgezet. Vaak gaat het om gegroeide situaties; die moet je aanpakken en met de wortel uitroeien. De overheid moet daar haar gezicht laten zien. Nogmaals, hierbij geldt het uitgangspunt dat vrijplaatsen op geen enkele wijze worden gefaciliteerd en dat daar gewoon wordt gehandhaafd. Het is heel belangrijk dat burgemeesters daarbij gezamenlijk optrekken, om te voorkomen dat een burgemeester alleen komt te staan – wat nooit mag gebeuren – en dat maatregelen niet effectief zijn, bijvoorbeeld doordat malafide activiteiten van een bepaalde locatie verschuiven naar een naburige gemeente. Het is van essentieel belang dat bestuurders zich daarbij gesteund voelen door de politie en het Openbaar Ministerie. Ook de Belastingdienst is hierbij natuurlijk heel belangrijk, evenals de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) en alle overige betrokken inspecties. Zij moeten zij aan zij met de burgemeester dergelijke ongewenste situaties normaliseren. Zij zullen ook steun krijgen van mij en mijn collega's, die vierkant achter hen moeten staan. Iedere betrokken partij moet hiervoor alle beschikbare instrumenten inzetten.
De heer Oskam vroeg of er voldoende capaciteit is. Binnen het OM houden het Landelijk Parket en het Functioneel Parket, waarmee ik van tijd tot tijd spreek over dit soort situaties, zich bijna geheel bezig met de aanpak van de ondermijnende georganiseerde en financieel-economische criminaliteit. De parketten hebben gezamenlijk tegen de 400 medewerkers: 250 bij het Functioneel Parket en 145 bij het Landelijk Parket, van wie tegen de 100 officieren van justitie; circa 60 bij het Functioneel Parket en 40 bij het Landelijk Parket. Bij alle regioparketten zijn teams ingericht die zich primair bezighouden met de bestrijding van de ondermijnende en high-impactcriminaliteit, dus met deze prioriteiten. Maar omdat deze teams zich, afhankelijk van de actualiteit en van wat nodig is, bezighouden met de bestrijding van meerdere vormen van criminaliteit, is het niet mogelijk om op het niveau van de regioparketten aan te geven hoeveel officieren van justitie specifiek worden ingezet tegen de ondermijnende criminaliteit. Naar mijn mening is dat ook niet zinvol. Deze capaciteit is voldoende om de ambities, prioriteiten en taakstelling te realiseren. Dus los van de bezuinigingen ben ik met het OM overeengekomen dat het OM staat voor de taakstelling in dit verband, en dit zo zal doen dat de prioriteiten overeind blijven en de resultaten zullen worden bereikt. Natuurlijk kom ik hier later op terug in een debat. Het is ontzettend goed dat deze professionele organisatie daarvoor staat. Over de politie zei ik dit al, in antwoord op de vragen van mevrouw Berndsen.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Mij bekruipt een beetje een akelig gevoel: dat we hier allemaal misschien wel over een jaar of twee jaar zullen moeten constateren dat alle doelstellingen die wij nu afspreken en waarvan de Minister zegt dat hij zich ervoor zal inzetten, niet zijn behaald. Dat heeft veel te maken met het feit dat er nu al een grote belasting, om niet te zeggen een overbelasting, is van ons Openbaar Ministerie, waardoor zaken, ook heel ernstige dossiers, blijven liggen. Zeker in het licht van de verhoogde ambitie die de Minister hier nu laat zien, vrees ik dat we onszelf een beetje voor de gek houden als wij zeggen dat dit allemaal kan, ook als er een kwart van het budget van het Openbaar Ministerie afgaat. Graag een reactie.
Minister Opstelten: Daar ben ik het niet mee eens. Dit zijn niet nu door mij geformuleerde verhoogde ambities. Dit zijn de ambities die ik al een aantal jaren heb afgesproken met de organisaties, waarop de organisaties ook zijn ingesteld en ingericht, en die de organisaties delen. De organisatie van het OM staat ook voor de taakstelling waarover wij het hebben: die van 8,9%. Ik herhaal hierbij dat alle taakstellingen uit het verleden in de begroting van 2013 zijn verwerkt. Ik dank de Kamer voor haar instemming met die begroting. In 2014 verandert er niets in de taakstelling van het OM. In 2015 verandert er niets. In 2016 gaat het een tandje naar beneden. In 2017 ook, en dan hebben we het afgerond. Het gaat om een ander bedrag dan hier en daar wordt gesuggereerd, maar ik kom daar in een uitgebreide brief op terug. Het is knap van de organisatie dat zij daarvoor staat. Ik wil u vragen om mij dit na te zeggen. Het is mijn taak om met het OM te spreken, het is de taak van de Kamer om met mij te spreken over de resultaten die het Openbaar Ministerie laat zien. Ik heb hier geen zorgen over. Ik heb altijd tegen het OM gezegd: als het op een gegeven moment niet kan, ontstaat er een nieuwe situatie. Het gaat ons om de rechtsstaat, het gaat ons om de resultaten. Dat is de afspraak die ik heb gemaakt. Men zegt dat het kan. Ik heb vertrouwen in wat men laat zien. En als het niet meer kan, als dat op een gegeven moment ergens uit zou blijken, nemen we maatregelen, zodat het wel weer kan. Dat is onze opening, die altijd realistisch moet zijn.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik ben heel benieuwd naar dat andere bedrag. Mijn indruk is toch echt dat het gaat om iets meer dan «een tandje» eraf. Mijn indruk is dat er flink wordt geschrapt in het budget van het OM. En niet alleen de Minister spreekt met het OM, dat doen journalisten en onderzoekers ook. Signalen van hen komen weer terecht bij mij en bij de collega's hier in de Kamer, die volgens mij mijn zorg delen over zaken die gewoon op de plank blijven liggen en over het feit dat het OM in een heel aantal zaken niet aan vervolging toekomt, of een bepaalde keuze maakt. In mijn ogen is dat onwenselijk. De Minister is van een partij waarvan altijd wordt gezegd dat ze graag de schatkist in de gaten houdt, dat ze ondernemingsgezind is, dat ze Nederland een beetje als een bv ziet. Maar kom op, als de bodem is bereikt, kun je toch niet doorgaan? Dan kun je toch niet zeggen dat het maar moet voor nóg minder geld? Geen enkele ondernemer kan zeggen dat hij zijn zaak op zo'n manier kan runnen; dat kan gewoon niet.
Minister Opstelten: Het kan dus wel. Dat komt voort uit mijn achtergrond: het kan wel, en dat moet je aan de hand van de feiten laten zien. Ik heb al gezegd dat hierover een brief komt van mij. Ik heb hier heel veel vertrouwen in. Er is ook niets nieuws aan de hand, want dit is bekend sinds het regeerakkoord en dat is alweer van een tijd geleden. Ik kan me dan ook nauwelijks meer herinneren wanneer dat kwam; zo zitten we daarin. Dit is vertaald en het OM heeft hier zeer professioneel op gereageerd. Deze organisatie staat voor haar zaken. Ik zal hier een brief over schrijven. In een algemene brief over de financiële taakstelling van het departement hebben ik en de Staatssecretaris dat al gedaan. Ik zal het OM er nog uitlichten; deze organisatie is mij dierbaar. Ik heb aangegeven wat in die brief komt te staan, zodat u daar niet door zult worden verrast.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Met alle respect, maar ik vind dit echt holle retoriek. Hoe kan de Minister hier met droge ogen beweren dat alle prioriteiten en resultaten kunnen worden gehaald, terwijl een organisatie als het Openbaar Ministerie enorm onder druk staat, daar echt zaken op de plank blijven liggen en de officieren van justitie het water over de schoenen loopt? En daar komt nog een keer een bezuiniging overheen. Maar nee hoor, alle prioriteiten, alle resultaten zullen wel worden behaald. Ik zeg tegen de Minister: wij komen elkaar aan het eind van het jaar wel tegen. Ik zal al die rapportages echt goed bekijken. Ik zie de brief van de Minister graag tegemoet, want het is buitengewoon ernstig als dit zou gebeuren, met het bedrag dat is genoemd. Ik hoop dat de Minister heel snel met zijn brief gaat komen.
Minister Opstelten: Ik kom graag met mijn brief. Ik wil mevrouw Berndsen wel vragen om te letten op haar benadering van de politie, het Openbaar Ministerie en andere partijen. Tussen de Kamer en mijzelf is er overeenstemming over de prioriteiten. Als mevrouw Berndsen zegt dat er elke dag nieuwe prioriteiten zijn, is dat echt onzin.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Dat zeg ik niet.
Minister Opstelten: Nee, maar ik zeg dit even zelf, in mijn reactie daarop. Ik zeg dat wij de resultaten die wij voorspellen, waarmaken. Tot nu toe heb ik die altijd waargemaakt. En als wij ze niet waarmaken, kunnen wij daar iets van vinden, kunnen wij dat zeggen en daarbij aangeven op welke wijze wij dat wel zullen gaan doen. Ik zeg u nu dat ik met het OM heb afgesproken dat het die taakstelling van 8,9% waarmaakt. Dit is gewoon een afspraak uit het regeerakkoord, die andere organisaties dus ook hebben. Er zijn er binnen mijn departement die veel zwaardere taakstellingen hebben. Ik heb vertrouwen in de professionaliteit van die organisaties. En ik heb ook altijd gezegd: op het moment dat het zichtbaar is dat zij die resultaten niet kunnen behalen, nemen we maatregelen om ervoor te zorgen dat dit wel kan. Zo reëel wil ik ook zijn. Wij zitten hier dus zo in. Wacht u mijn brief af. Ik hoop dat ik mevrouw Berndsen en anderen hiermee heb overtuigd.
Ik kom te spreken over Bonaire, waarover de heer Recourt vroeg. De BES-eilanden krijgen absoluut voldoende aandacht, ook als het gaat om de aanpak van de georganiseerde criminaliteit. Volgens mij is er op dit moment geen directe aanleiding om van mijn kant en vanwege de verantwoordelijkheid die ik natuurlijk ook heb voor Bonaire, extra actie te ondernemen. Daar zit op zich een goed en sterk bezet OM. Wij houden het natuurlijk wel in de gaten.
De heer Recourt (PvdA): Waarvoor dank, maar ik begrijp het antwoord niet helemaal. Zegt de Minister dat er extra aandacht is vanwege de kleine schaal en daarom de extra kwetsbaarheid voor georganiseerde criminaliteit, of zegt hij: het gaat zoals het gaat, het loopt goed en we grijpen pas in als we signalen krijgen?
Minister Opstelten: Ja, dat is precies de situatie. Ik zeg natuurlijk niet dat alles daar goed loopt. Bonaire is Bonaire, inderdaad een kleine gemeenschap waar je extra alert moet zijn. Volgens mij is er geen concrete aanleiding om extra maatregelen te nemen. Als dat nodig is, zullen wij dat natuurlijk binnen onze verantwoordelijkheden doen. Dat is wat ik hierover kan en wil zeggen.
De heer Recourt had ook vragen over de maffia. In 2012 spraken we over de Italiaanse maffia, naar aanleiding van een rapport over de «ndrangheta. Dat waren vooral vragen over de aard en omvang van de mogelijke dreiging van deze groeperingen. Uit het dreigingsbeeld komen geen signalen naar voren over de Italiaanse maffia. Om de aard en omvang van de mogelijke dreiging van de maffia verder te onderzoeken is er in de afgelopen jaren een samenwerkingsproject gestart tussen het Openbaar Ministerie, de politie, de Dienst Landelijke Recherche, de Regio-eenheid Amsterdam, de FIOD en de Belastingdienst. Ook is de samenwerking met Italië geïntensiveerd op het niveau van politie en justitie, om meer concrete signalen te kunnen ontvangen over eventuele door de Italiaanse maffia gepleegde criminele activiteiten in Nederland. Met de verbetering van de samenwerking en de informatiepositie wordt binnen deze geïntegreerde aanpak de basis voor opsporing en handhaving verbeterd. Hierbij wordt zeker gekeken naar mogelijkheden om ook via andere wegen, dus anders dan het hoofddelict «drugs», deze groeperingen aan te pakken, bijvoorbeeld via «witwassen».
De heer Van der Steur vroeg om meer informatie over de aanpak van de outlawbikers en andere onaantastbare groepen. Sinds de verzending van de voortgangsbrief van vorig jaar augustus is er volop ingezet op de uitvoering van de benoemde speerpunten: de prioriteit voor strafrechtelijke vervolging; de focus op clubhuizen en evenementen; de bestrijding van de invloed van deze lieden in de horeca, in de beveiligingsbedrijven en op de harde kernen van voetbalsupporters; het aanpakken van windhappers, dus mensen die geen legaal inkomen hebben, maar inkomsten uit illegale activiteiten verkrijgen; en de focus op de leden van de 1%-motorclubs in overheidsdienst. Dat laatste is natuurlijk ook een aspect van de motie-Dijkhoff. Inmiddels zijn er ruim 25 opsporingsonderzoeken afgerond. Deze wachten nu op een behandeling in eerste aanleg. Ruim 30 opsporingsonderzoeken lopen nog. Deze onderzoeken geven een steeds scherper beeld van de leden van de 1%-motorclubs en hun activiteiten. De eerste strafzaken hebben al tot veroordelingen geleid. Diverse leden van de 1%-motorclubs zijn veroordeeld voor, onder andere, het plegen van afpersing, pogingen tot zware mishandeling, geweldpleging, wederrechtelijke vrijheidsberoving, verdovende middelen, poging tot moord en verboden wapenbezit. De straffen variëren van enkele maanden gevangenisstraf tot langdurige celstraffen van vierenhalf, vijf en zelfs acht jaar. Er zijn ook clubhuizen gesloten.
De leden Van der Steur en Bontes vroegen naar de mobiele bendes. Er is een nauwe samenwerking tussen de overheid en het bedrijfsleven op dit punt. Belangrijk is het delen van informatie, bijvoorbeeld tussen winkelketens, de politie, het bedrijfsleven en het Openbaar Ministerie. Daardoor komen mobiele bendes beter in het vizier, ten behoeve van opsporing en vervolging, en kunnen netwerken beter in kaart worden gebracht. De deelnemende winkelketens kunnen voorzorgsmaatregelen treffen tegen die mobiele bendes.
In de afgelopen jaren is hard gewerkt aan het oprichten van een gemeenschappelijke informatieorganisatie. De proeffase daarvan gaat deze zomer van start. In de afgelopen jaren was er specifieke aandacht voor winkeldiefstal, in een samenwerking tussen het Openbaar Ministerie, de politie en Detailhandel Nederland. Ook de aanpak van deze bendes is weer een integrale aanpak, met een groot aantal concrete preventieve maatregelen, zoals het weren van geprepareerde tassen, de verbetering van de kwaliteit van het cameratoezicht en de versterking van de repressie. Het resultaat daarvan is de aanhouding van steeds meer personen uit Oost-Europa die worden verdacht van vermogensdelicten en niet in Nederland woonachtig zijn. Om het verschil te laten zien: in 2012 ging het om bijna 5.000 personen, in 2010 om 2.300. De stijging laat de intensieve aandacht voor dit probleem goed zien.
Een groot deel van deze personen maakt deel uit van rondtrekkende dadergroepen; absoluut een zorgelijk fenomeen. Bij de politie is een landelijke projectleider mobiel banditisme aangesteld, die zich onder meer richt op de verbetering van de expertise. Het is een specifiek op deze bendes gerichte aanpak. Bij het OM is een speciale officier hiermee belast, naast de officieren van justitie die zijn belast met de reguliere onderzoeken naar mobiele bendes. Er is sprake van internationale samenwerking op dit gebied. De problematiek staat hoog op de agenda van de EU. Nederland neemt samen met landen als België en Frankrijk deel aan het samenwerkingsproject ter bestrijding van de impact van mobiele bendes.
Gisteren en vandaag heeft de Nederlandse politie controles uitgevoerd met behulp van het camerasysteem ANPR en gespeurd naar Nederlandse en andere actieve mobiele daders die zich specifiek schuldig maken aan onder meer metaaldiefstallen. Zo kan ik doorgaan.
De heer Van der Steur vraagt of er aanvullende bevoegdheden nodig zijn voor de burger in opsporing.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Herkent de Minister zich in de kritiek die ons ter ore is gekomen vanuit de winkeliers, vanuit de ondernemersvereniging? Zij vinden dat er veel te weinig gebeurt als het gaat om de mobiele bendes.
Minister Opstelten: Nee, daar herken ik me totaal niet in. Ik spreek regelmatig met deze organisatie. We zitten er regelmatig mee aan tafel. Tijdens deze gesprekken is bevestigd dat we de samenwerking en de resultaten hebben geïntensiveerd. De resultaten laten dat ook zien. Het is wel zorgelijk. Ik heb ook geen totale oplossing waardoor een en ander meteen is aangepakt. Er is wel enorm veel aandacht en focus voor. Iedereen zet zich ervoor in. Daar herkennen we ons dus niet in. Op het moment dat we dat soort berichten krijgen, zitten we ook meteen aan tafel. Dat is natuurlijk ook de bedoeling. Het is echter goed dat u het nog eens zegt. Dan heb ik ook de gelegenheid om dit van mijn kant te zeggen.
De heer Van der Steur vraagt naar de burger in opsporing. Dit is een belangrijk punt. Op dit moment leg ik de laatste hand aan mijn standpunt over de criminele burgerinfiltrant, de getuigenbescherming en de kroongetuige. Er komt dus een belangrijke brief aan die is toegezegd in het mondelinge vragenuur.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter, ik heb een punt van orde. Ik maak hier bezwaar tegen. Ik heb net een vraag gesteld en ik wil graag een vervolgvraag kunnen stellen.
De voorzitter: Ik zag u te laat en ik had al met de griffier afgesproken dat ik u na de beantwoording van deze vraag nog een keer het woord zou geven. Als u nu het woord wilt, gaat uw gang.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Dank u, voorzitter. Ik vroeg of de Minister zich erin herkende. Volgens mij heb ik – en volgens mij ben ik niet de enige – zwart-op-wit een oproep gezien van de winkeliersvereniging. Zij zegt dat het aan alle kanten schort aan de aanpak. De winkeliers zijn inmiddels zo radeloos dat zij zelf complete dossiers aanleggen. Ik snap ook wel dat die niet meteen als strafdossier door de politie kunnen worden overgenomen. Er moet natuurlijk ook eigen onderzoek worden gedaan. Die dossiers liggen er dus. Men gaat zelf heel ver. De politie treedt echter niet op. Dat baart mij zorgen.
Minister Opstelten: Dan hebben we het over twee verschillende zaken. Ik dacht dat u het had over de mobiele bendes. Daarbij herken ik het verhaal niet. Ik herken wel uw punt. Ik denk echter dat de kritiek niet helemaal terecht is, maar we nemen die heel serieus. Dit heeft meer te maken met het aangiftebeleid bij winkeldiefstal en dat soort zaken. De Nationale Politie heeft hierbij een duidelijke benadering om de aangifte te versterken en te veranderen. Zij heeft hier ook prioriteit aan gegeven. Dit is natuurlijk ook een kans voor de Nationale Politie om haar visitekaartje af te geven. Zij start met de inbraken. Later komen de andere zaken.
Ik neem uw signaal echter zo serieus dat ik dit zal opnemen. Ik zal wederom een gesprek aangaan met de brancheorganisatie. Laat daar geen misverstand over bestaan. Ik zie haar als partner in de aanpak van deze problemen, die natuurlijk buitengewoon ernstig zijn. Ik zeg toe dat ik het gesprek hierover zal aangaan.
Ik herhaal nog even dat het een belangrijke brief zal worden. Dat wil ik benadrukken. Hierin staan mijn standpunten over de criminele burgerinfiltrant, de kroongetuige en de getuigenbescherming. Ik zeg toe dat u de brief voor de zomer zult ontvangen.
Datgene wat de heer Van der Steur heeft gezegd over kinderporno, kan ik onderschrijven. Dat is duidelijk.
Volgens mij heb ik een aantal punten van mevrouw Gesthuizen al behandeld.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Volgens mij liggen er nog wel een paar zaken.
Minister Opstelten: Zeker, ik zeg ook niet dat ik klaar ben. Volgens mij heb ik al gesproken over de groeperingen, net als over een landelijke fraudecoördinator.
We zien een wetsvoorstel over acquisitiefraude met belangstelling tegemoet. Het is een belangrijk punt. Er zijn verschillende maatregelen genomen, waaronder de Fraudehelpdesk. Deze waarschuwt actief burgers en bedrijven als er sprake is van een spooknota.
Er loopt een onderzoek onder leiding van MKB-Nederland en VNO-NCW naar de juridische mogelijkheden en onmogelijkheden wat betreft het opwerpen van drempels om fraudeurs tegen te houden.
Er loopt een fenomeenonderzoek aan de hand van tien notoire fraudeurs. Dit heeft geleid tot een aantal interventies. Het Openbaar Ministerie zet capaciteit in om notoire fraudeurs aan te pakken.
Ik maak mij in Europees verband sterk voor een goede bescherming van de Nederlandse ondernemer op Europees niveau.
De rol van het notariaat in het toezicht op rechtspersonen is genoemd. De Wet controle op rechtspersonen en het Besluit controle op rechtspersonen verhinderen dat de notaris informatie levert aan of risicomeldingen verkrijgt van Dienst Justis. Dienst Justis en het notariaat zijn echter wel met elkaar in overleg over de wijze waarop ze elkaar kunnen aanvullen bij het voorkomen van misbruik van vennootschappen. Het verkrijgen van risicomeldingen door het notariaat ligt op dit moment niet voor de hand. De notaris ontvangt dan meer gevoelige informatie over zijn cliënt dan nodig is voor het goed uitvoeren van het cliëntenonderzoek. Het lijkt me nu wat prematuur om een verplichting op te nemen in de wet, maar ik ga dit zeker bekijken. Ik wil elk instrument dat aangedragen wordt in de samenwerking tussen mij en de Kamer op dit front nauwgezet bekijken.
Mevrouw Gesthuizen vraagt naar de inschrijving bij de Kamer van Koophandel van foute bestuurders. Zowel het opleggen van een civielrechtelijk bestuursverbod als het strafrechtelijk verbod zal ertoe bijdragen dat de Kamer van Koophandel foute bestuurders kan uitsluiten. Wij werken er in het kabinet aan om de Kamer van Koophandel intensiever te betrekken bij de bestrijding van de georganiseerde misdaad en fraude.
Mevrouw Gesthuizen heeft gevraagd of ik een terugkoppeling kan geven van datgene wat de AFM, de Nederlandsche Bank en de Minister van Financiën hebben gedaan met de risicomeldingen van Dienst Justis. Dit zal ik moeten doen via de Minister van Financiën. Mevrouw Gesthuizen heeft hier een punt. Voor de verdere ontwikkeling is het van belang om terugkoppeling te krijgen. Ik ben al in overleg met deze partijen en als het nodig is, zal ik mij er persoonlijk mee bemoeien, in een gesprek met de collega van Financiën.
Hierbij wil ik het laten, mevrouw de voorzitter.
De voorzitter: Dank u wel, Minister, voor uw zeer uitvoerige beantwoording in eerste termijn. Is er behoefte aan een tweede termijn? Ik zie dat dit het geval is. Ik stel voor, een spreektijd van twee minuten aan te houden, met één interruptiemogelijkheid.
De heer Bontes (PVV): Voorzitter. Ik heb het al eerder gezegd: Nederland is een walhalla voor de georganiseerde misdaad. Kijk maar naar de straffen. De Minister zei dat 10% vijf jaar straf of meer krijgt. Uit het rapport Verantwoording aanpak georganiseerde criminaliteit van het College van procureurs-generaal blijkt onder andere dat maar 6% van de georganiseerde misdadigers vijf jaar of meer celstraf krijgt. Een derde wordt voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Een heel groot deel krijgt een taakstraf en een heel groot deel krijgt een gevangenisstraf van één of twee jaar. Het is dus superaantrekkelijk.
Een forse bezuiniging op het OM zal leiden tot nog meer sepots en schikkingen. Het ziet er niet goed uit. Als je wordt gepakt, krijg je een enkelband en mag je naar huis.
Gezien de doorontwikkeling van bendes, bendes uit de woonwagenwereld, motorbendes, rondtrekkende bendes uit Roemenië en Bulgarije, de bekende families die al jaren bezig zijn, moet ik eerlijk zeggen dat ik hier met grote zorgen wegga. De vele mooie woorden van de Minister ten spijt, maar ik ga hier niet met een gerust gevoel weg. Het gaat mij vooral om de straffen, maar ook om de efficiency en de effectiviteit van het OM en de politie. Ik houd echt mijn hart vast voor de toekomst.
Ik denk ook aan de doorgroei van nieuwe kandidaten op de criminaliteitsladder, zoals de Marokkanen in de Staatsliedenbuurt. Woelders, de oud-recherchechef heeft het ook gezegd. Er is een enorme doorgroei vanuit die gelederen. Samenvattend, ik ga dus niet met een gerust gevoel hier weg, sterker nog, met grote zorgen. De Minister zegt dat hij het allemaal aanpakt en dat we ons geen zorgen hoeven te maken. Ik maak me wel zorgen. Ik weet niet of het goed gaat komen, maar ik denk van niet.
De straffen voor de georganiseerde misdaad zijn dus belachelijk laag. Ook als 10% vijf jaar of meer krijgt, zijn de straffen nog belachelijk laag. Verwacht de Minister dat de rechters, nu de strafmaxima omhooggaan, georganiseerde misdaad zwaarder zullen bestraffen? Dat wil ik concreet van de Minister weten.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. Ik dank de Minister voor zijn beantwoording. We hebben vandaag vooral zalvende woorden gehoord van de Minister over criminelen achter de tralies, streng straffen en aanpakken. De resultaten komen nog. Ik wacht dus met meer dan gewone belangstelling het jaarverslag af van het Openbaar Ministerie, de rapportage over de criminele samenwerkingsverbanden en de evaluatie over een nationaal coördinator fraudebestrijding. Ik hoop echt dat we daarin resultaten kunnen zien aan de hand van de doelen en de prioriteiten die de Minister zich heeft gesteld. Hierop moeten wij hem uiteindelijk beoordelen. Ik kan niet zeggen dat ik dat vandaag heb kunnen doen.
De heer Oskam (CDA): Voorzitter. Collega Van der Steur heeft net de Wet Bibob op de agenda gezet. Ik wil deze even vanuit een ander perspectief bekijken, namelijk vanuit het rapport van de Kwaliteitscommissie Bibob. Zij heeft een aantal serieuze aanbevelingen gedaan. Een van de aanbevelingen, het verbeteren van de doorlooptijden, heeft de Minister overgenomen. Hierop heeft hij in zijn rapport ook gereageerd. Op een aantal dingen heeft de Minister echter niet gereageerd, zoals de kritische manier waarop de commissie zich uitlaat over de manier waarop het bureau de adviezen opneemt. Bepaalde betrokkenen vallen buiten de omvang van het advies. Het gaat ook over de manier waarop in de adviezen wordt ingegaan op de vragen die door bestuursorganen over de adviezen zijn gesteld.
De commissie heeft ook geconstateerd dat er een moeilijkheid is bij het vaststellen van het financiële voordeel. Dat blijkt overal zo te zijn, ook in het strafrecht. Er kunnen meer voordelen worden behaald met behulp van een omgevingsvergunning. De commissie doet ook de suggestie om gebruik te maken van de expertise van de Autoriteit Consument & Markt.
Ten slotte adviseert de commissie ook nog om de expertise op het gebied van openbare aanbestedingen uit te breiden, omdat het op dat gebied regelmatig verkeerd gaat.
Graag een reactie van de Minister op de adviezen van de commissie.
De heer Recourt (PvdA): Voorzitter. Ik bedank allereerst de Minister voor zijn uitgebreide beantwoording die op een heel aantal punten positief was. Ik denk bijvoorbeeld aan het verkorten van de termijnen bij advocaten van wie men vermoedt dat ze hun verschoningsrecht misbruiken. Dat wordt aangepakt.
De Minister gaat in gesprek met de autoverhuurbranche over een mogelijke registratieplicht. Ik neem aan dat we over niet al te lange tijd hiervan een verslag krijgen.
Het is mooi dat er ook aandacht is voor Bonaire. Er wordt strafrechtelijk onderzoek gedaan naar een aantal politieke kopstukken. Dit onderzoek duurt al lang. Los van de uitkomst is het voor zo'n land heel goed, ook in het kader van de bestuurlijke integriteit, als een en ander snel en met inzet onderzocht wordt.
Het gaat om veel onderwerpen en veel ambities bij de Minister. Ik zal er verder niet op ingaan, ook in de wetenschap dat we nog heel vaak op deelonderwerpen zoals fraude en een centraal aandeelhoudersregister zullen terugkomen. Ik zie de Minister in de toekomst graag terug in een overleg over een van die deelonderwerpen.
De heer Van der Steur (VVD): Voorzitter. Ik kan niet anders dan de Minister danken voor zijn uitgebreide beantwoording. Ik heb daar de indruk aan overgehouden dat alle punten die wij in de Kamer belangrijk vinden, prioriteit hebben bij het departement. We realiseren ons dat in deze tijden het geld niet tegen de plinten op klotst. We moeten datgene wat we hebben en de capaciteit die we hebben, inzetten waar het nodig is. Ik heb ook de indruk dat dit gebeurt. Natuurlijk zullen we in de toekomst nog uitgebreid met de Minister spreken over bijvoorbeeld cybercrime en de manier waarop we deze integraal zullen aanpakken. Ik zie daarnaar uit en ik dank de Minister voor zijn opmerkingen.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Het is toch altijd verfrissend om te horen dat een collega zo'n AO heel anders ervaart. Op twee punten ben ook ik heel gelukkig. Ik ben natuurlijk blij met de positieve blik en de belangstelling van de Minister voor ons initiatiefwetsvoorstel om acquisitiefraude aan te pakken.
Ik ben ook blij met de toezegging dat de strafbaarstelling bij het ontbreken van een boekhouding in de wet wordt verscherpt en dat dit nog voor de zomer in consultatie gaat. Dat is uitstekend.
Ik vraag me af wat de Minister precies bedoelt met zijn toezegging dat hij zal kijken naar de verplichting om info aan te dragen bij HTR. Heeft hij het dan alleen over de toezichthouders, zoals de AFM of de Nederlandsche Bank? Of moet ik ook denken aan andere organisaties? Om welke organisaties gaat het dan? Gaat het dan bijvoorbeeld toch ook om het notariaat? Wanneer zal de Kamer daarover geïnformeerd worden?
Ik sluit me aan bij de kritiek van de fracties van D66 en de PVV over de bezuinigingen op het OM. Ik maak me daar ook grote zorgen over.
We wachten de evaluatie over een fraudecoördinator maar af. Ik vind het in ieder geval heel belangrijk dat deze persoon doorzettingsmacht heeft, anders zal er – zo blijkt uit ervaring – vrij weinig gebeuren.
Het is goed dat de Minister gaat praten met de winkeliers over de groeperingen of de rondreizende bendes. Ik erken dat er veel gebeurt, vooral op het gebied van preventie. Vaak gebeurt dit aan de zijde van de winkeliers. «Het is echter bijzonder frustrerend dat er ten aanzien van het opsporen en het oppakken van die bendes vervolgens niets tot zeer weinig gebeurt,» zo staat letterlijk in een brief die ik heb gekregen.
Minister Opstelten: Voorzitter. Ik begin met de opmerkingen van de heer Bontes. Volgens mij ben ik in de eerste termijn al ingegaan op de straffen. Ik herken mij niet in het beeld dat de heer Bontes schetst. De straffen zijn toereikend. Ik zeg als Minister niet welke straffen de rechter moet geven, dat is aan onze onafhankelijke zittende magistratuur.
Ik kijk naar de feiten. Niet alleen gevangenisstraffen, maar ook zware financiële sancties en andere maatregelen zijn scherp aan de orde. Er zijn echt resultaten geboekt, zeker als je een en ander vergelijkt met de voorgaande jaren. De zware misdaad wordt zwaar aangepakt. Ik zal enkele voorbeelden van de straffen geven. Er wordt vier, vijf of acht jaar gegeven. De strafmaat is voldoende. Als deze onvoldoende is, zullen we de wet aanpassen. Dat is nu aan de orde bij de financieel-economische wetgeving.
De heer Bontes (PVV): Ik vind het jammer dat de Minister zegt dat hij zich niet herkent in de lage straffen die ik heb genoemd. Het lijkt een beetje alsof ik verhalen uit mijn duim zuig en daarom zal ik heel kort de feiten noemen. Bij de georganiseerde misdaad komt 9% weg met een taakstraf. 30% komt weg met een gevangenisstraf van één jaar. 29% komt weg met een gevangenisstraf van twee jaar. 26% komt weg met een gevangenisstraf van twee tot vijf jaar. 6% komt weg met een gevangenisstraf van vijf jaar of meer. Dit staat in een rapport van het OM zelf. Er wordt een beeld geschetst alsof ik verhalen verzin, maar dit zijn de feiten.
Minister Opstelten: Dat kan altijd, maar dan moet u er ook bij aangeven om welke spelers het gaat. Als iemand bij zware georganiseerde criminaliteit betrokken is, wil dat niet zeggen dat hij altijd vijf of acht jaar krijgt. Ik heb de feiten genoemd. Er is absoluut sprake van successen bij het Openbaar Ministerie. Die zien we. Ook de dienst Landelijke Recherche heeft successen geboekt.
Ik vind het terecht dat mevrouw Berndsen zegt dat zij de rapportages afwacht. Dat kan ik me heel goed voorstellen. Ik heb natuurlijk een voorschot gegeven op de rapportages. De rapportages zullen aangeven dat het Openbaar Ministerie en ik op koers liggen. Ik stel voor dat de Kamer deze afwacht. Dat betekent echter niet, zo zeg ik tegen de heer Bontes, dat ik tevreden ben of dat alles fantastisch is en dat de vlag uit mag. Dat is niet zo. Het is geen hosannaverhaal. Het verhaal is dat we op koers zijn. Ook daar ben ik nog niet tevreden mee, maar ik vind wel dat ik mag zeggen dat de professionals op koers zijn. Daar heb ik verantwoording voor te dragen. Mevrouw Berndsen wacht de rapportages dus af. Dat vind ik een heel logische conclusie van haar kant.
De heer Oskam had aanvullende vragen over de Kwaliteitscommissie Bibob. De commissie heeft een aantal kritische opmerkingen gemaakt. Ik neem de opmerkingen van de commissie serieus. Dienst Justis zal de aanbevelingen van de commissie, waar mogelijk, overnemen. Het zijn allemaal goede suggesties. Ik doe dus niets af aan de conclusies en de suggesties van de commissie.
Tegen de heer Recourt zeg ik dat we in de gaten zullen houden wat er speelt op Bonaire. Ik ga echter niet in op lopende kwesties en situaties daar. Daar is geen reden voor. De Nederlandse Financial Intelligence Unit is ook gevestigd op de BES-eilanden, om witwassen aldaar te bestrijden en goed in de gaten te houden.
Mevrouw Gesthuizen vraagt om doorzettingsmacht voor de landelijke coördinator. De evaluatie komt eraan. Ik zal erop terugkomen in mijn beleidsreactie. Ik zeg vast het volgende: één figuur die doorzettingsmacht heeft om alle opsporings- en handhavingsdiensten in Nederland aan te sturen, is nooit de bedoeling geweest van de functie van coördinator. Dat stuit ook op staatsrechtelijke problemen. Dat raakt immers de politieke verantwoordelijkheid van meerdere collega's, ook in het kabinet. We komen er echter op terug. Ik vraag u de evaluatie en mijn reactie af te wachten.
Welke nieuwe partijen worden aangesloten op het toezicht op rechtspersonen? We stellen in de praktijk in onderling overleg vast op welke wijze we met nieuwe partijen het toezicht op rechtspersonen kunnen versterken. Met partijen die niet in de Wet controle op rechtspersonen of het Besluit controle op rechtspersonen zijn genoemd als afnemer of leverancier, worden geen gegevens uitgewisseld. De wettelijke basis daarvoor ontbreekt immers. Bij een herziening van de wet kan worden bekeken of nieuwe afnemers moeten worden opgenomen.
Wordt de Tweede Kamer nader geïnformeerd over het toezicht op de rechtspersonen? Ik zal de Tweede Kamer zo spoedig mogelijk informeren. Er zal een evaluatie plaatsvinden en na het zomerreces van 2013 zal deze gereed zijn. In artikel 13 van de Wet controle op rechtspersonen staat dat de wet binnen twee jaar na de inwerkingtreding geëvalueerd zal worden. Na het zomerreces zal de evaluatie dus gereed zijn.
Over de bendes kan ik zeggen dat daarbij wel degelijk resultaten zijn te boeken. Ik zal natuurlijk met de branche in gesprek gaan.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Waarvan akte. Ik heb een vraag over het voorgaande. Ik hoorde de Minister in de eerste termijn toch heel duidelijk zeggen dat hij zal bekijken in hoeverre er nog dingen te bereiken zijn in de verplichting tot het aandragen van informatie. Daar was mijn vraag op gestoeld, maar ik meen dat ik daar nog geen antwoord op heb gehad.
Minister Opstelten: Ik heb het, meen ik, wel gezegd. Ik heb gesproken over de Nederlandsche Bank en de AFM. Het overleg vanuit de verschillende organisaties loopt. Ik zit er zelf ook persoonlijk op, samen met mijn collega van Financiën. We houden het scherp in de gaten.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Blijft dan de toezegging van de Minister staan dat hij zal bekijken in hoeverre er behoefte is aan een verplichting?
Minister Opstelten: Dat heb ik gezegd en dat herhaal ik graag.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Dank u.
De voorzitter: Wij zijn aan het einde gekomen van de tweede termijn van de Minister. Ik dank de Minister, de mensen op de tribune, de ambtenaren en mijn collega's.
Er is een aantal toezeggingen gedaan.
– Vlak na het zomerreces ontvangt de Kamer de Voortgangsrapportage georganiseerde criminaliteit.
– Het wetsvoorstel over strafbaarstelling van het ontbreken van een boekhouding komt in de tweede helft 2013 naar de Kamer.
– Het wetsvoorstel over financieel-economische criminaliteit komt nog voor het zomerreces naar de Kamer.
– Voor de zomer komt er een evaluatie naar de Kamer over een nationale coördinator fraudebestrijding, met een beleidsreactie.
– Voor de zomer komt er een brief over onder meer de burgerinfiltrant.
– Een brief over het toezicht op rechtspersonen komt zo spoedig mogelijk, maar na het zomerreces, naar de Kamer.
Sluiting 12.56 uur.