Vastgesteld 21 augustus 2014
De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 19 juni 2014 overleg gevoerd met Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie over:
− de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 5 juni 2014 met de reactie op het verzoek van het lid Segers om informatie over de aanslag bij het Joods Museum in Brussel (Kamerstuk 29 754, nr. 245).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Jadnanansing
De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Hessing-Puts
Voorzitter: Van Toorenburg
Griffier: Hessing-Puts
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Berndsen-Jansen, Dijkhoff, De Graaf, Van Klaveren, Marcouch, Van Raak, Segers, Van Toorenburg en Van der Staaij,
en Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie.
Aanvang 17.00 uur.
De voorzitter: Welkom. Aan de orde is het algemeen overleg met als onderwerp beveiliging van Joodse instellingen. Er zijn vandaag veel betrokken woordvoerders en dat noopt mij om te kijken naar de spreektijden. Ik stel een spreektijd van vijf minuten voor.
De heer Segers (ChristenUnie): Voorzitter. Wij leven in een land waarin leden van de Joodse minderheid zich afvragen of er een toekomst voor hen is en of zij hier veilig kunnen wonen. Er zijn leden van de Joodse gemeenschap die deze vraag negatief beantwoorden en zeggen dat ze hier niet meer veilig kunnen wonen. Dat is een heel pijnlijke situatie. Er staan cabines voor Joodse instellingen en beveiligers moeten voor de veiligheid van de kinderen van joodse scholen zorgen.
Het dreigt nog erger te worden. Het is dramatisch wat één teruggekeerde Syriëganger in Brussel kan aanrichten en wat de impact daarvan is. Er zijn meer dan 100 Syriëgangers vanuit Nederland, die op een goed of slecht moment terugkomen met alle risico's van dien. Het doet mij het ergste vrezen. Het is van belang te doen wat wij kunnen. Ik heb drie punten: de bekostiging van de beveiliging, de Europese samenwerking en preventie.
De bekostiging van de beveiliging is een onderwerp waar wij het vaker over hebben gehad en waar wij niet helemaal zijn uitgekomen. De beveiliging komt voor een deel voor rekening van de overheid. Een ander deel komt voor rekening van de ouders van leerlingen van de joodse school, die daar een fors bedrag voor moeten neerleggen. In zijn brief schrijft de Minister dat de beveiliging is aangescherpt. Ik bedank hem voor die maatregel en voor het overleg met de Joodse gemeenschap. Het is inderdaad van groot belang dat er onmiddellijk overleg plaatsvindt, als de onrust na zo'n incident als in Brussel groeit en daarmee alle zorgen voor de toekomst groeien. Dit gaat nog wel een paar jaar duren. In The Telegraph staat een bericht over de training van leden van de Islamitische Staat van Irak en al-Sham (ISIS) die terugkeren naar Europa om deel te nemen aan hun ideologische strijd. Wij moeten het ergste vrezen. Kan de Joodse gemeenschap op ons rekenen? Het is een kleine gemeenschap, maar juist in het opkomen voor kleine minderheden zit de kracht van een beschaving. Die staat op het spel. Kunnen mensen veilig joods zijn in ons land?
Ik heb navraag laten doen naar de manier waarop andere Europese landen de beveiliging regelen. Heeft de Minister daar een goed overzicht van? Volgens mijn informatie komt de beveiliging van Joodse instellingen in het Verenigd Koninkrijk, de Scandinavische landen en Duitsland grotendeels voor rekening van de overheid. Het is goed om in Europees verband te bekijken welke verantwoordelijkheden de respectievelijke overheden nemen en of wij niet uit de pas lopen.
Wij krijgen binnenkort een nieuwe dreigingsanalyse. Ik ga uit van de kundigheid van onze veiligheidsdiensten en ik ga ervan uit dat ze die analyse op een goede manier maken. Er is een bijzondere omstandigheid: het feit dat er een strijd plaatsvindt in Syrië en Irak, waaraan veel Europese jongens deelnemen, die terugkeren en die in staat zijn tot een aanslag zoals die in Brussel. Wij hebben te maken met een bescheiden, kleine gemeenschap met grote zorgen en hoge kosten voor beveiliging, die zij voor een deel zelf moet opbrengen. Wil de Minister met deze bijzondere situatie in het achterhoofd opnieuw het gesprek aangaan met de diensten, de verschillende gemeenten en de gemeenschap zelf? Kunnen wij een onderscheid maken tussen objectieve en subjectieve veiligheidsbeleving? Nogmaals, ik ga uit van de kunde van de veiligheidsdiensten, maar er is ook zoiets als subjectieve veiligheidsbeleving. Er zijn grote zorgen. Men weet dat er eenzame wolven rondlopen, zoals de man die in Brussel heeft toegeslagen.
Het gaat niet alleen om Amsterdam, maar ook om andere plaatsen. In Leiden, Amersfoort en Utrecht zijn ook doelwitten of mensen die zich een doelwit voelen. Ook daar zijn zorgen, zeker als in Amsterdam de beveiliging wordt opgeschroefd. Graag aandacht daarvoor.
Mijn tweede punt heeft betrekking op de Europese samenwerking. De dader in Brussel was in Frankrijk wel in het vizier, maar in België niet. Dat is een zorgelijke situatie. Hoe vindt de samenwerking plaats? De Minister schrijft erover dat er een goede samenwerking is, maar bij de eerste de beste aanslag die wij hebben moeten betreuren, gaat het mis. Dit is zeer zorgelijk.
Wij kunnen eindeloos veel beveiligen. We moeten doen wat wij kunnen om iedereen de veiligheid te geven die hem toekomt. Dat is een belangrijke overheidstaak. Tegelijkertijd is het symptoombestrijding. Komt antisemitisme ergens uit voort? Zijn er bronnen van antisemitisme? Is er een voedingsbodem voor antisemitisme? Het pijnlijkste is misschien wel dat de voedingsbodem breder en de grond blijkbaar vruchtbaarder is voor dit kwaad, dan lange tijd het geval was. Antisemitisme raakt veel beleidsterreinen van veel bewindspersonen: onderwijs, media, veiligheidsdiensten, beveiliging, politie, justitie, integratie en geestelijke verzorging in gevangenissen. Het is ontzettend belangrijk dat daar deradicalisering plaatsvindt in plaats van radicalisering. Is het een goed idee om een deltaplan op te stellen tegen het kwaad van het antisemitisme, om niet alleen aan symptoombestrijding te doen, maar om echt naar de wortel hiervan te gaan, ook in overleg met bijvoorbeeld de islamitische gemeenschap waaruit dit voortkomt, en één bewindspersoon daarvoor verantwoordelijk te maken en te doen wat wij kunnen?
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. Voordat ik begin, moet ik mij verontschuldigen; ik moet om 19.00 uur weg, want ik heb vanavond nog een vergadering.
De brief van de Minister roept wat vragen op. Wij kennen in ons land een stelsel bewaken en beveiligen, een abstract begrip. Hieronder vallen ook objecten die niet tot de rijksdienst behoren. De dreiging van terrorisme lijkt reëel. Wij kijken dan niet alleen naar de ontwikkelingen in Syrië en Irak. Ook in ons land en onze buurlanden is de dreiging hoog. Na de aanslag in het Joods Museum in Brussel zijn er zorgen en gevoelens van onveiligheid bij de Joodse gemeenschap. Joodse instellingen in Amsterdam krijgen daarom tijdelijk extra beveiliging. Deze gemeenschap, maar eigenlijk heel Nederland, maakt zich zorgen en heeft net als D66 veel vragen. Sinds wanneer is de dreiging tegen de Joodse gemeenschap bekend? Was er voor deze aanslag sprake van gevaar en waren in Nederland al gerichte beveiligingsmaatregelen genomen? Is de dreiging voor de Joodse gemeenschap groter dan voor andere doelgroepen? Worden andere gemeenschappen bedreigd? In hoeverre zijn de mogelijke doelwitten bekend? Zijn er voldoende mogelijkheden om tijdig tegen aanslagen op te treden?
Volgens de laatste cijfers zijn er zo'n 100 Nederlandse jihadisten naar het buitenland gegaan en zijn er zo'n 20 teruggekeerd. Ook in België, Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk hebben mensen zich bij de terreurgroepen aangesloten. Volgens cijfers van Europol betreft het in Europa zo'n 1.200 tot 2.000 personen. Die mensen kunnen ook in Nederland een aanslag plegen. Samenwerking tussen veiligheidsdiensten, burgers en organisaties op nationaal en internationaal niveau is daarom van wezenlijk belang. Hierover is recent in de JBZ-Raad gesproken en de Minister heeft daarbij de samenwerking in Europa aan de orde gesteld. Kan hij aangeven hoe in Europees verband onlinerekrutering en radicalisering tegengegaan kunnen worden? Gebeurt dit gecoördineerd op Europees niveau of afzonderlijk door landen onderling?
Afgelopen dinsdag sprak een hoogleraar terrorisme zijn zorgen uit. Hij zei dat wij onvoldoende greep op de jihadgangers krijgen en dat het gevoel van urgentie te weinig aanwezig is. Volgens hem ligt dit niet aan de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en de politie, maar vooral aan de prioriteit die justitie en politiek aan dit onderwerp geven. Hoe zorgt het kabinet ervoor dat de aandacht voor terrorisme en radicalisering in politiek, bestuur en samenleving toeneemt? Politie en OM hebben voldoende opsporingsmiddelen, maar onderzoeken worden gestopt door gebrek aan strafrechtelijk bewijs en soms door capaciteitsproblemen en gewijzigde prioriteiten. Terrorisme bestrijd je niet met wetten maar met mensen. Hoe worden de problemen met de capaciteit en het bewijsmateriaal opgelost? De bezuinigingen op de AIVD, waar het afgelopen jaar bij de begrotingsbehandeling veel over te doen is geweest, moeten nu toch wel ongedaan gemaakt worden. Ze zijn enigszins verzacht, maar wil je dit grote probleem tackelen, dan heb je een goede inlichtingen- en veiligheidsdienst nodig. Is de Minister bereid om de bezuinigingen op de AIVD terug te draaien?
Mijn fractie wil het kabinet graag steunen in zijn inzet om binnen de kaders van de wet de veiligheid van alle Nederlanders en van specifieke doelwitten van terroristen te garanderen. Wij vertrouwen erop dat er alles aan wordt gedaan om tijdig in te grijpen, om nationaal en internationaal samen te werken en om de huidige knelpunten op te lossen.
De heer Marcouch (PvdA): Voorzitter. Veiligheid is de hoeksteen van de vrijheid om te zijn wie je bent, om je geloof of godsdienst te belijden of je mening te uiten. Zonder veiligheid geen vrijheid. Al heel lang kennen wij het fenomeen antisemitisme, haat tegen Joden, die bijvoorbeeld in bepaalde buurten en wijken niet vrij kunnen rondlopen met een keppeltje. Gelukkig is daar de afgelopen jaren heel veel op ingezet, zowel vanuit de overheid als vanuit de gemeenschappen zelf. In Amsterdam ken ik bijvoorbeeld goede samenwerkingsverbanden van leden uit de Joodse, islamitische en Marokkaanse gemeenschap. Antisemitisme lijkt zo nu en dan toe- en dan weer af te nemen. Zo nu en dan lijkt het ver weg van ons. Het laatste schokkende en afgrijselijke incident was weliswaar in Brussel, maar dan komt het toch heel erg dichtbij. Die haat blijft blijkbaar niet bij opvattingen en ideeën alleen, maar uit zich in een daad als de aanslag in Brussel.
Ik begrijp uit de brief van de Minister dat er adequaat is gereageerd op risicotaxaties door het beveiligen van instellingen en het nemen van allerlei maatregelen. Dat hoort ook zo. De veiligheid van mensen en instellingen, in dit geval Joodse instellingen, is in de kern de taak van de overheid en een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. Het is de taak van de overheid om ervoor te zorgen dat een acute dreiging weerlegd wordt en dat mogelijke doelwitten beveiligd worden.
Collega Segers zei het net: veiligheid kent twee kanten. Je hebt een objectieve kant waar je incidenten probeert te voorkomen, dan wel op te lossen. Dat is natuurlijk van belang. Tegelijkertijd kent veiligheid ook een subjectieve kant, namelijk een gevoel van onveiligheid, van angst. Het idee dat je continu moet leven in de angst dat je te maken krijgt met een onverwachte aanval of, in je meest afgrijselijke fantasieën, met zo'n aanslag als in Brussel, is misschien bijna erger. Die angst lijkt mij niet alleen een verantwoordelijkheid van de Joodse gemeenschap of de samenleving, maar ook van de overheid. Wat kunnen we doen aan die subjectieve onveiligheid? Hoe kijkt de Minister daartegenaan? Is de Minister bereid om in het gesprek met de gemeenschap te bekijken wat gedaan kan worden aan de voedingsbodem en de reële ervaringen?
De heer De Graaf (PVV): De heer Marcouch spreekt over de voedingsbodem die bestreden moet worden. Nog in 2009 haalde de Amsterdamse PvdA, ik weet niet of de heer Marcouch daar zelf bij betrokken was, de invloedrijke prediker Al-Qaradawi, die door velen van islamitische afkomst als leidsman wordt gezien, naar Amsterdam. Deze man heeft op 30 januari 2009 gezegd dat Gods laatste bestraffing van de Joden door Hitler werd voltrokken, maar dat de volgende straf uit de handen van de moslims moet komen. Ik vind deze uitspraak schrikbarend en schokkend. Toen de heer Marcouch door Elsevier om een reactie werd gevraagd zei hij: Al-Qaradawi is een gerespecteerde autoriteit. Hoe kan de heer Marcouch dat rijmen met wat hij zei over het wegnemen van een voedingsbodem? Dit is toch het tegenovergestelde?
De heer Marcouch (PvdA): Dergelijke uitspraken van haat zijn verwerpelijk en moeten wij in onze samenleving bij volwassenen, maar ook bij kinderen, continu bestrijden. Ik heb altijd gezegd dat haat en intolerantie in de wieg bestreden moeten worden. Daarom vind ik het zo kwalijk dat de partij van de heer De Graaf continu een haatcampagne tegen groepen in onze samenleving voert. Als je het hebt over een voedingsbodem, dan ligt die voor een deel daar. Het zou de heer De Graaf sieren om afstand te nemen van zijn eigen fascistisch-racistische ideeën en van zijn racistisch-fascistische vrienden in bijvoorbeeld Frankrijk, die ook antisemitisch zijn. Ik heb hem daar recentelijk nog geen afstand van horen nemen. Het zou de PVV sieren als zij ophoudt met haar haatcampagne. Haat roept haat op. Dit helpt niet bij al het werk dat mensen in buurten en wijken doen om bevolkingsgroepen bij elkaar te brengen en die voedingsbodem voor haat weg te werken.
De heer De Graaf (PVV): Ik heb geen volledig antwoord gekregen op mijn vraag. Bij kinderen moet je het wegnemen, maar bij volwassenen is het toegestaan? Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag over de opmerking van de heer Marcouch dat Al-Qaradawi een gerespecteerde autoriteit is. Dat kun je toch niet volhouden? Je kunt tot van alles oproepen, dat is prima, maar volgens mij heb ik een vraag gesteld. De tekst van de heer Marcouch was dat Al-Qaradawi een gerespecteerde autoriteit is. Die heeft gezegd dat de volgende straf uit de handen van de moslims moet komen, gerelateerd aan wat Hitler vroeger gedaan heeft. Ik vind dit schrikbarend en meer dan slecht. De kinderen moeten wij dat niet meer aanleren, maar voor de volwassenen is dat prima? De heer Marcouch blijft achter deze opmerking staan? Voordat dit uit de lucht is, geef ik geen letter ter verdediging van wat de heer Marcouch heeft gezegd.
De heer Marcouch (PvdA): Ik was volgens mij niet alleen duidelijk over kinderen, maar ook over volwassenen. Ik zit bij dit overleg omdat het mij raakt dat een bevolkingsgroep in onze samenleving bang moet zijn omdat zij Joods is. Dit is de realiteit en die wil ik verbeteren. Ik merk dat collega De Graaf dit onderwerp graag gebruikt voor zijn eigen haatcampagne. Dat verwerp ik ook. Als wij het hebben over voedingsbodems, moeten wij intolerantie en haat op allerlei niveaus, in alle gemeenschappen, bestrijden. Dat moeten we zeker in de opvoeding doen, want het begint ergens. Het zou ontzettend helpen als de PVV stopt met haar fascistisch-racistische agenda en haar haatcampagne tegen bevolkingsgroepen, tegen moslims en Marokkanen. De heer De Graaf deed daar recentelijk uitspraken over. Dat is ook een realiteit waarmee ik te maken heb. Hij heeft vrienden die antisemitisch zijn, die de Holocaust verheerlijken en met wie de PVV op Europees niveau samenwerkt. Ook dit probleem moeten wij Europees bestrijden. Daar hoor ik de heer De Graaf niet over. Ik kan alleen maar constateren dat de heer De Graaf en zijn PVV ontzettend hypocriet zijn en bijdragen aan de voedingsbodem die deze haat voedt. Kom bij mij niet aan met dat soort verhalen.
Voorzitter. Ik maak uit de brief van de Minister op dat hij heel alert en scherp is op allerlei dreigingen. Binnenkort zal er een algemeen overleg plaatsvinden over de manier waarop omgegaan kan worden met jihadisten, Syriëgangers, etc. Het lijkt mij evident dat de overheid de taak en verantwoordelijkheid heeft te voorkomen dat er incidenten plaatsvinden, maar ik vind het net zo belangrijk dat de Minister en het kabinet werk maken van het aanpakken van de voedingsbodem, maar ook van de angst die er heerst. Die is niet te onderschatten als het gaat om veiligheidsbeleving. Ik hoor daar graag een toelichting op.
De heer Segers (ChristenUnie): Ik stem in met de bijdrage van de PvdA-fractie. Dat zijn warme en goede woorden. Toen de heer Marcouch meeging in het onderscheid tussen objectieve en subjectieve veiligheidsbeleving, leek hij te zeggen dat het hierbij ook een overheidsverantwoordelijkheid betreft. Tot hoever strekt die overheidsverantwoordelijkheid? Wat kan die inhouden?
De heer Marcouch (PvdA): Het is in de eerste plaats belangrijk dat in gesprek met de Joodse gemeenschap wordt gekeken naar de bestaande mogelijkheden. Antisemitisme is toch een vorm van haat die zijn wortels heeft in de manier van opvoeden en de manier waarop kinderen, jongeren en volwassenen zich uiten en omgaan met de tolerantie die wij in onze samenleving koesteren en van belang achten. In de tweede plaats is het van belang om te bekijken hoe je in relatie met de politie of andere lokale actoren de fysieke veiligheid kunt vergroten. De overheid moet niet zeggen: het is uw verantwoordelijkheid, dus regel het maar. De overheid moet vanuit haar taak voor de veiligheid de politie- en justitie-inzet zodanig organiseren, dat tegemoet wordt gekomen aan de reële dreiging. Daarmee is het echter nog niet klaar. Het lijkt mij dat je met de gemeenschap bekijkt wat je kunt doen om een beweging in de samenleving op gang te krijgen om dat gevoel van onveiligheid aan te pakken. Dat is ontzettend ingewikkeld.
De heer Dijkhoff (VVD): Voorzitter. Dat de Joodse gemeenschap, haar mensen en instellingen meer beveiliging nodig hebben dan andere gemeenschappen, is helaas niets nieuws. Dat is een treurige traditie. De overheid heeft al lange tijd de rol ervoor te zorgen dat die beveiliging adequaat is. Toen vorig jaar de terreurdreiging voor het gehele land omhoog schoot, werd het risico voor de Joodse gemeenschap er niet minder op. De dreiging komt vanuit streng-islamitische, jihadistische hoek. Het is algemeen bekend dat Joodse instellingen een gewild doelwit zijn voor deze mensen. Dat is al erg genoeg. Het is treurig dat wij hiermee te kampen hebben en dat mensen zich bedreigd en onveilig voelen in een vrij en veilig land als Nederland. Het venijnige is dat je het risico met maatregelen kunt beperken en verkleinen, maar dat er altijd een risico overblijft. Er is altijd nog een extra maatregel die je kunt nemen. Hoe bepaalt het ministerie wanneer sprake is van een beheersbaar risico en een adequaat niveau van beveiliging?
Een ander punt is het gevoel van onveiligheid. Dit is het venijnige van terreur. Zodra er een terreurrisico is, kom je niet meer van dat gevoel af. Elke maatregel die je neemt om het risico te verkleinen, is tegelijkertijd een trieste onderstreping van het feit dat het risico er is. Hoe veilig je je ook voelt, als je langs een container loopt waar beveiligers in zitten, word je er meteen aan herinnerd dat je bedreigd wordt. Dat is het venijnige van terreur. Hoe gaat de Minister om met de gevoelens die er leven? In welke frequentie worden de dreigingsanalyses geüpdatet en de maatregelen bijgesteld om te zorgen voor een adequate beveiliging?
Dit waren de defensieve maatregelen. Als je kunt identificeren waar de dreiging vandaan komt – en dat kunnen wij steeds beter – is er meer ruimte voor offensieve maatregelen. Het is zaak om mensen met een dergelijk gedachtegoed, die bereid zijn om over te gaan tot actie, stevig op de huid te zitten en bij iedere snipper bewijs meteen voor de rechter te brengen. Dit hebben wij het afgelopen jaar gedaan, in tegenstelling tot wat de hoogleraar zei die werd opgevoerd en die de urgentie miste. Als je pas vorige week de krant bent gaan lezen, heb je wat gemist, ook de debatten van het afgelopen jaar. Er is met instemming van een brede Kamermeerderheid veel gebeurd om maatregelen aan te kaarten en wetten aan te scherpen. Ik hoor graag van de Minister hoe het hiermee staat en of wij er voorrang aan kunnen geven, zodat onze wetten geschikt zijn om deze dreiging te lijf te gaan.
De wet is papier; daarna komt het aan op de uitvoering. Welke initiatieven onderneemt de Minister om met collega's van landen om ons heen deze dreiging adequaat tegen te gaan? Wordt er breder gedacht, bijvoorbeeld in de zin van contrapropaganda? Mensen die hier in veiligheid en vrijheid opgroeien zijn kennelijk op een zodanige manier te beïnvloeden dat zij hun eigen leven in de waagschaal stellen om die vrijheid te bevechten. Ik kan er met mijn pet niet bij, maar het gebeurt. Wellicht zijn ze ook beïnvloedbaar voor het betere signaal dat het bestrijden van de waarden, die door de jihadistische hoek worden uitgedragen als verwerpelijk, tot niets anders leiden dan terreur en ellende, hoe strak geregisseerd en professioneel die campagnes ook zijn. Wat ontwikkelt de Minister om niet iedere keer een stap achter te lopen bij een dreiging als deze?
Ik hoor graag wat wij in een breder verband tegen antisemitisme doen. Een concrete dreiging naar een bepaalde groep is erg zorgwekkend. Het is echter ook erg zorgwekkend dat een breed deel van de bevolking de latent aanwezige mening heeft, of op zijn minst in de mening berust, dat antisemitisme niet verwerpelijk is, bewust kan worden uitgedragen en niet kan worden tegengesproken. Hoe gaan wij ervoor zorgen dat de norm is dat iedereen, ongeacht zijn afkomst, vrij en veilig kan zijn en dat er geen ruimte is voor mensen die op welke manier dan ook onderscheid maken op grond van geloof, etnische afkomst of andere zaken?
De heer Van Raak (SP): Voorzitter. Ik voer al een flink aantal jaren discussies over terrorismebedreiging en ik moet zeggen dat ik de dreiging nog nooit zo reëel heb gevoeld. Ook in het jaarverslag van de commissie-stiekem staat dat er veel en vaak over dit onderwerp is gesproken. Ik weet ook dat de AIVD zich ernstig zorgen maakt. Met name Joodse instellingen lijken het doelwit te zijn.
Ik ben de Minister dankbaar voor zijn brief. Ik lees daarin dat de overheid bereid is om in te grijpen en steun, hulp en beveiliging te bieden als er ook maar enige aanleiding is om te denken dat er een dreiging is. Klopt dat? Klopt het ook dat daarbij eerder te veel beveiliging wordt geboden dan te weinig en dat daarbij geen enkel risico wordt genomen?
De dreiging is reëel. Er zullen in de toekomst niet tientallen, niet honderden, maar duizenden jongeren naar Europa terugkeren uit landen als Syrië. Kopenhagen ligt vlak bij Amsterdam, zoals Marseille dicht bij Brussel ligt. Duizenden jongeren, jongens en meisjes, wellicht slapende cellen, kunnen overal in Europa in actie komen. Het is al eerder gevraagd. Lopen onze geheime diensten wat achter in de samenwerking en worden mensen niet in het vizier gehouden als zij van het ene naar het andere land gaan? Er zijn allerlei maatregelen mogelijk, maar de enige maatregel die echt helpt is de mensen die terugkeren goed in de gaten houden, ze op de hielen zitten, niet uit het oog verliezen, proberen te zien wat ze denken en proberen te voorkomen wat ze willen doen. Dat kost ongelofelijk veel mensen en middelen en vraagt om ongelofelijke investeringen bij de geheime diensten. Wil de Minister contact opnemen met de Minister van Binnenlandse Zaken en zeggen dat een bezuiniging van 25% onverantwoord is? In zo'n hoge mate bezuinigen op de AIVD leidt tot het verlies van operationele capaciteit, die decennia lang is opgebouwd, terwijl er op dit moment juist capaciteit moet worden opgebouwd. Wij moeten deze jongens en meisjes in de gaten houden. Dit kost heel veel mensen en geld. Als wij het echter niet doen, zijn de rampen niet te overzien.
Dit geldt ook voor het internet. Deze jongeren laten zich vaak leiden door een soort knip- en plakideologie die zij op internet terugvinden. Dat betekent dat onze geheime diensten fora en netwerken in de gaten moeten houden. Daarom kunnen wij op dit moment geen operationele capaciteit bij de AIVD verliezen en moeten wij langdurig en grootschalig investeren. Dit is een verantwoordelijkheid van deze Minister. Ik vraag hem om dit over te brengen aan zijn buurman van Binnenlandse Zaken.
Het is heel belangrijk om te achterhalen waarom deze jongens en meisjes dit doen. Vaak zijn het mensen die geboren en opgegroeid zijn in Nederland en die hun familie, hun buurt en hun land verlaten om in een vreemd land hun geluk, of ongeluk, te zoeken en terugkeren om aanslagen te plegen. Hoe ontstaat dit sektarisch gedrag in kleine clubjes die zich afsluiten van de wereld, waarin er een strijd om zuiverheid is die kan leiden tot radicalisering en het gebruik van geweld? Hoe werkt dat? Hoe werkt dat in de koppies van deze jongens en meisjes? Hoe kan dit gebeuren? Er zijn boekenkasten en bibliotheken volgeschreven, maar ik denk dat alleen de geheime diensten, de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV), de politie en burgemeesters in kaart kunnen brengen wat deze mensen beweegt en wat er in hun hoofd omgaat. Heeft de Minister daar een idee van? Is er een analyse van te maken? Heeft de Minister een idee waarom jongeren zo weinig worden tegengehouden door hun eigen familie of waarom de familie of omgeving daar niet in slaagt of dat niet wil? Is de Minister bereid veel kritischer dan nu te kijken naar de ronselpraktijken op internet, maar ook naar die in de buurt? Meestal vinden die ronselpraktijken niet eens plaats in de moskee, maar voor de moskee, op het pleintje. Is de Minister bereid om de mogelijkheden te bekijken om deze ronselaars het land uit te zetten, zoals in Frankrijk en andere landen gebeurt?
De heer De Graaf (PVV): Voorzitter. Kan de Minister helderheid geven over de niet-Joodverklaring die bedrijven die zaken met Saoedi-Arabië doen, aan dat land moeten overleggen? Als dit klopt, heeft Saudi-Arabiëganger Timmermans het wellicht al aan de kaak gesteld. Zo ja, wat waren de uitkomsten daarvan? Als je, zoals Minister Timmermans, islamofobie en antisemitisme op één lijn stelt, hoe onterecht ook, dan moet het bestrijden van antisemitisme tegen joodse medewerkers in Nederland toch je eerste prioriteit zijn? Moeten diplomaten en ministers ook zo'n verklaring afleggen als zij Saoedi-Arabië binnen willen komen? Graag krijg ik hierover opheldering van de Minister.
Antisemitisme is een naar het Avondland geïmporteerd probleem. Sinds de islamitische massa-immigratie moeten joodse scholen beveiligd worden en worden lessen over de Holocaust van het rooster geschrapt. Dat komt gewoon door de islam en niks anders. De gevolgen van dit importprobleem zien wij in filmpjes waarin door moslimjongeren wordt gezegd: ik haat Joden, klaar. We zien het op foto's van peutermeisjes die de ontvoering van drie Israëlische jongeren verheerlijken, of bij de rare salafist uit de Haagse gemeenteraad die vanmiddag openlijk de barbaren van ISIS verheerlijkte en aanmoedigde. Is dit verrijking of ziet de Minister dat anders?
De heer Segers (ChristenUnie): Het gaat weer van dik hout zaagt men planken en dan ook in één richting. Ik ben benieuwd of er een moment van zelfreflectie komt. Wij kregen vandaag het nieuwsbericht dat de PVV gaat samenwerken met een Poolse partij die Hitler voor de Holocaust verexcuseert. De donkerste periode van het antisemitisme in de recente geschiedenis en de verantwoordelijke daarvoor wordt verexcuseerd door een nieuwe vriend van de PVV. Is er een moment van zelfreflectie bij de heer De Graaf?
De heer De Graaf (PVV): Was dat moment van zelfreflectie er toen de partij van de heer Segers samenwerkte met de PiS uit Polen, die de doodstraf wilde herinvoeren? Daar heb ik toen niemand over gehoord. Daar is geen nieuws over geweest. De ChristenUnie bleef stil en werkte gewoon met deze barbaren samen. Er is veel geschreven over de Poolse partij waarmee wij misschien gaan samenwerken. Alle journaals zitten er vol mee. Dit in tegenstelling tot de doodstrafpartij waarmee de ChristenUnie samenwerkt. Die man heeft uitspraken gedaan waarvan ik de letterlijke uitleg nog niet ken. Ik heb wel gehoord dat veel van die uitspraken heel genuanceerd zijn. In eerste aanleg is het inderdaad niet heel fraai. Hij heeft gezegd dat Hitler er misschien niet zelf van geweten heeft. Wij weten dat het anders is. Daarmee heb je hem niet verexcuseerd, want daarmee maakt de heer Segers het zwaarder. Ik wil eerst bekijken wat er precies gezegd is, voordat er definitieve stappen worden genomen. Daarna kan ik met een reactie komen.
De heer Segers (ChristenUnie): Ik vind dit zo ongelofelijk slap en zo ontzettend stuitend. De PVV spreekt grote woorden in de richting van de heer Marcouch. Afgelopen dinsdag kwamen er grote woorden vanachter het spreekgestoelte, namelijk dat de PVV de enige partij is die de urgentie voelt. Dan komt de heer De Graaf met deze verklaring. Die is niet erg fraai. Hij zegt dat hij het nog een beetje moet bekijken. Deze man heeft verschrikkelijke uitspraken gedaan. De heer De Graaf werkt samen met de heer Le Pen die de Hitlergroet brengt en de Holocaust een detail noemt, die een ongelofelijk schunnige grap maakt over Joden en ovens. Geen begin van een zelfreflectie en dan wel zulke grote woorden hebben. Ik vind het echt stuitend.
De heer De Graaf (PVV): De heer Segers kan stuitend vinden wat hij wil. Ik vond zijn artikeltje in de Volkskrant van vanochtend stuitend, waarin hij antisemitisme relateert aan de opstelling van Israël in het Midden-Oostenconflict. Dat is een judaskus aan de Joodse samenleving in heel West-Europa. Daar moet de heer Segers zich voor schamen. Wij hebben afstand genomen van de heer Le Pen. Zelfs zijn eigen dochter, de partijleider met wie wij samenwerken, heeft dit gedaan. Die Poolse partij heeft geen fraaie uitspraken gedaan. Als het nodig is omdat er tot samenwerking besloten wordt, wat nog lang niet zeker is, zal daar ongetwijfeld afstand van genomen worden. Dat zien wij dan. Over dat andere punt heb ik de heer Segers niet gehoord.
Voorzitter. De beveiliging van Joodse instellingen als topprioriteit heeft de PVV vaker bepleit. De aanslag op het Joods Museum in Brussel en de aanval van moslims op een bus vol Joodse peuters in Antwerpen bewijzen de noodzaak en urgentie van een dergelijke maatregel. Ook willen wij een specifiek onderzoek instellen naar antisemitisme binnen de islamitische gemeenschap. De heer Van Raak heeft dat met heel veel woorden ook gezegd. Inzicht krijgen in de achtergronden, het draagvlak en de praktische steun voor het antisemitisme binnen de parallelle islamitische samenleving is cruciaal. Of denkt de Minister daar anders over?
Kent de Minister het zinnetje: «Man Zafirtum bihi min rijaal al-Yahuud, fa-qtuluuh.»? Graag een helder antwoord. Dit is Arabisch. Toen Mohammed Medina wilde zuiveren van de laatste Joodse stam, leidde hij de moordpartij op alle mannen van die stam. Onthoofding was hun lot, zelfs nadat ze zich hadden overgegeven. Die moraal zien we terug in de beelden die de navolgers van Mohammed op internet zetten, vanuit Syrië, de Levant, Kenia, Somalië en Nigeria. Zij zijn het, die de islamitische opdracht om de Dar al Islam uit te breiden het beste uitvoeren. De grenzen van dit zogenaamde Huis van de Vrede worden al 1.400 jaar getekend met het bloed van de vernederde, onthoofde, opgeblazen of gestenigde tegenstanders en 73% van de Nederlandse moslims heeft daar waardering voor. Ziet de Minister hier wellicht enige dreiging, of loopt dat wel los?
Gezien het uitsluitende karakter van de islam is alles in Nederland mogelijk doelwit van een aanslag, elk gebouw, elke instelling. Hoe gaat de Minister met deze dreiging om? We hebben te maken met geïnstitutionaliseerde haat, gedreven door de islam die wekelijks wordt geïnfuseerd in kinderen en volwassenen in de madrassa's en op zo'n 415 veelal gesubsidieerde plekken, waar iedere vrijdag de mensen wordt ingepeperd dat je vijf keer per dag het gebed moet aanvangen met: leid ons niet op het pad van de dwalenden, – dat zijn volgens de uitleg de christenen – en niet op het pad van degenen op wie god vertoornd is. Dat zijn de joden. Zo denkt elke moslim zeker vijf keer per dag even aan de joden en de christenen, en natuurlijk niet in positieve zin. Dat is niet het juiste kompas op de weg naar integratie in de westerse open society die ons allen zo lief is. Hoe kijkt de Minister aan tegen de opdracht die iedere moslim in het leven moet vervullen?
Het geweld tegen joden komt in West-Europa uit de islamitische hoek. Er zijn veel wijken in West-Europa waar islamitische kolonisten het nederzettingenbeleid geslaagd hebben uitgevoerd. In die broedplaatsen bekokstoven echte moslims hoe Mohammed op de puurste wijze nagevolgd kan worden. Kijk naar Samir Azzouz, de Tsjetsjeniëganger, die de 350 doden in Beslan een groot feest noemde. Neem Mohammed Bouyeri, die Theo van Gogh slachtte en neem Mehdi Nemmouche. Of neem Toulouse, waar een Mohammed lookalike de zwangere Eva Sandler in rouw dompelde, of Parijs, waar vorige week ternauwernood een aanslag werd verijdeld. Al deze aanslagen en ook de twee die ik eerder noemde, dragen het zegel van de profeet. Kan de Minister uitleggen wat hij in zijn brief bedoelt met een aanslag «in de context van de jihadistische ideologie en strategie»? De Minister zei een aantal weken geleden in de Tweede Kamer dat de jihad niets met de islam van doen heeft. Vindt de Minister dit nog steeds? Graag krijg ik een heldere visie van de Minister op dit punt.
Iedere partij die op 27 oktober 2010 de motie-Halsema steunde, waarin stond dat het tegengaan van islamisering geen doelstelling van beleid mocht worden, heeft boter op het hoofd aangaande het toegenomen islamitisch gefundeerde antisemitisme in Nederland. Op de SGP, Van Klaveren en de PVV na, heeft iedereen hier aanwezig kilo's boter op het hoofd. Dankzij hen zitten we nu hier. Ieder woord dat gesproken is of nog gesproken wordt, is doordrenkt met de tranen van de krokodil, die van de heer Segers voorop.
Er zijn sterke aanwijzingen dat met name Qatar en Saoedi-Arabië de oorlogskas van de jihadisten van ISIS spekken. De PVV wil weten of deze aanwijzingen kloppen en welke maatregelen de regering tegen deze regimes gaat ondernemen.
Ik herhaal het verzoek om de beveiliging van Joodse instellingen per direct over te nemen en de administratieve detentie van Syriëgangers met de hoogste spoed mogelijk te maken, zodat hun, in geval van een dubbel paspoort, het Nederlandse paspoort afgenomen kan worden en ze uitgezet kunnen worden. Wij verzoeken de regering, misschien in een motie, om antisemitisme voortvarend aan te pakken en daarbij de-islamisering met prioriteit tot doelstelling van het beleid te maken.
De heer Van Klaveren (GrBvK): De PVV wil antisemitisme aanpakken en de ellende die uit jihadisme voortkomt bestrijden. Waarom bezuinigt de PVV dan 1,1 miljard op veiligheid?
De heer De Graaf (PVV): Wij hebben gisteren voorgesteld om de 3,7 miljard die uit ontwikkelingshulp te halen valt, te besteden aan veiligheid en aan de AIVD en dergelijke diensten, zodat de veiligheid in Nederland weer op orde kan komen.
De heer Van Klaveren (GrBvK): Mijn collega kent de doorrekening van het PVV-programma waarschijnlijk wel. Daarin wordt toch echt 1,1 miljard bezuinigd op veiligheid, zowel op politie als defensie, dus ook op de inlichtingendiensten. Het bedrag van ontwikkelingshulp is allang uitgegeven om zorg en sociale zekerheid te bekostigen. Het geld dat de heer De Graaf in de veiligheidsdienst wil steken, wat ik overigens een goed idee vind, heeft hij dus niet. Hij bezuinigt 1,1 miljard op veiligheid. Waar betaalt hij het dan van?
De heer De Graaf (PVV): De heer Van Klaveren zegt terecht dat wij bezuinigen op veiligheid en dan zijn wij nog de partij die voor de mildste variant van bezuinigingen is. Ik zei al dat er veel in de pot van ontwikkelingshulp zit. Hiervan is inderdaad een groot deel al besteed en bovendien zullen we een deel naar de AIVD moeten doorsluizen. Dat is de afgelopen weken al vaker door collega's bepleit. Nogmaals, je zou kunnen zeggen dat code rood geldt, maar gezien het islamitisch fundamentalisme, de antisemitische dreiging en überhaupt de huidige dreiging, kun je bijna zeggen dat het code groen is. Dan moet je de bakens verzetten en andere dingen gaan doen. Vandaar onze oproep gisteren om meer geld te steken in de AIVD.
De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Op de agenda staat een algemeen overleg over de beveiliging van Joodse instellingen. Ik merk dat het onderwerp door de voorgaande sprekers in een breed perspectief wordt geplaatst, zelfs in een mondiaal perspectief. Ik zal er ook een steentje aan bijdragen. Overal in het Midden-Oosten stijgen rookwolken op van de brandhaarden die er woeden: een felle strijd in Syrië, een snelle opmars van ISIS in Irak, aanslagen. De geur van rook en gevaar is echter ook in ons eigen land te ruiken, van jihadistische oproepen op internet tot terugkerende terroristen die er niet voor terugdeinzen aanslagen te plegen, zoals op het Joods Museum in Brussel waarbij vier doden vielen. De reden om te spreken over de beveiliging van Joodse instellingen heeft alles te maken met die internationale ontwikkeling. Ik kan mij voorstellen dat het terrorisme iedereen vrees inboezemt, maar in het licht van de aanslag op het Joods Museum moeten wij de gevoelens van onveiligheid onder de joodse medeburgers serieus nemen. De aanslag laat zien welke risico's er voor deze groep zijn. Wij hebben daar al langere tijd op gewezen. Wij hebben een ereschuld om juist onze joodse medeburgers een veilige plek in Nederland te bieden. Daarover hebben wij in 2010 een uitvoerig debat gehad en in 2011 is er een rapportage van het kabinet geweest. Wij hebben toen met brede steun van de Kamer een motie aangenomen waarvan ik de eerste ondertekenaar mocht zijn. In die motie werd gezegd dat wij in het licht van de geschiedenis en de ernstige en verontrustende uitingen van antisemitisme, een zelfstandige en integrale aanpak van antisemitisme wilden en de regering verzochten om een keer per jaar de Kamer te informeren over de ontwikkeling in de bestrijding van antisemitisme en concrete acties om antisemitisme terug te dringen. Die motie staat nog steeds. Iedere keer bestaat de neiging om die op te nemen in grotere en bredere actieplannen voor alle dingen die verkeerd zijn in de wereld, maar dan verwatert het ook weer makkelijk. Wij hechten er juist aan om dit punt eruit te lichten en zelfstandig aandacht te geven. Wil de Minister op die voet, vanuit die motie, doorgaan met de zelfstandige rapportages en acties om antisemitisme terug te dringen?
De fysieke veiligheid is een belangrijk punt. Ik sluit mij kortheidshalve aan bij wat de heer Segers zei over de verantwoordelijkheid van de overheid, het gesprek aangaan met de Joodse gemeenschap en kijken naar ervaringen in andere landen, zodat de kosten niet onevenredig op die kleine gemeenschap drukken. Op dit punt trekken we goed samen op.
Veiligheid is meer dan een politiebus of een zak met geld. Ik heb afgelopen maandag een gesprek gehad met het Joods Maatschappelijk Werk. Dit is een heel andere categorie, maar die heeft wel iets te maken met de sociale veiligheid. Het verraste mij hoe de Holocaustervaringen doorwerken in de derde generatie. Ook bij de Minister van VWS zullen wij aandacht vragen voor die kant van veiligheid en het gevoel van veiligheid.
De jihadistische websites en oproepen vormen mede de basis voor de voedingsbodem voor terrorisme en antisemitisme. Uit een uitzending van Nieuwsuur eerder deze week bleek dat er meer kan en moet gebeuren tegen oproepen om mee te doen met ISIS en andere terroristische groepen. Die preventieve kant moeten wij niet vergeten. Kan de Minister providers aanspreken op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid om die oproepen tegen te gaan en te verwijderen? Klopt het dat de providers daar erg terughoudend in zijn? Ik vind de houding dat er een gerechtelijk bevel moet zijn omdat men anders niet weet wat er mis is, teleurstellend. Als dingen evident zijn of aangedragen worden, mag je toch vanuit de maatschappelijke verantwoordelijkheid van providers verwachten dat ze daarop actie ondernemen? Graag krijg ik een reactie van de Minister.
Vinden registratie en bestraffing van antisemitische incidenten door het OM intussen sneller plaats dan in de tijd van eerdere debatten die wij hierover hadden?
Enkele weken geleden is een SGP-motie aangenomen om aard, omvang en hardnekkigheid van het antisemitisme aan de orde te stellen. Gelukkig is die door de Kamer breed ondersteund. Wat doet de Minister om dit onder de aandacht van zijn Europese collega's te brengen?
Ik laat het bij deze beperkte opsomming omdat de Minister al heel wat te beantwoorden heeft, als ik alle vragen van de vorige sprekers op mij laat inwerken. Het onderwerp is het waard.
De heer Van Klaveren (GrBvK): Voorzitter. Wij spreken vandaag over de beveiliging van Joodse instellingen in Nederland. Helaas is het voeren van dergelijke discussies in ons nationale parlement bijna 70 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog blijkbaar nog nodig. Zoals professor Van der Horst al stelde, vindt het hedendaags antisemitisme in Europa zijn oorsprong vooral in de islam en zijn gewelddadige opdracht voor jihad. Het onderliggende stuk bij dit debat is dan ook een brief over de recente moordpartij in het Joods Museum in Brussel door een uit Syrië teruggekeerde jihadstrijder. Dat het antisemitisme in Brussel een groot probleem is, mag ook blijken uit het onderzoek van de heer Elchardus die vaststelde dat meer dan de helft van de islamitische jeugd in Brussel antisemitische ideeën heeft.
Ook in Nederland is de situatie precair, zeker voor orthodoxe joden. De directeur van de Stichting Bij Leven en Welzijn, die al 40 jaar Joodse instellingen en evenementen beveiligt, stelt dat het wachten is op een aanslag op Nederlands grondgebied als de overheid niet snel ingrijpt. Een reclame voor de musical over Anne Frank werd besmeurd met hakenkruizen en antisemitische teksten. Het is bekend dat een op de vijf geschiedenisdocenten in de Randstad de Holocaust niet in de klas durft te bespreken.
Het wetenschappelijk onderzoek Antisemitism Worldwide wees al op de link tussen het groeiend antisemitisme en de groeiende invloed van de islam. Waar de islamitische gemeenschap groeit, groeit het antisemitisme ook, aldus het rapport. Het is een ongemakkelijke conclusie, maar juist daarom moeten wij er de ogen niet voor sluiten.
De toename van het antisemitisme en het aantal misdrijven is niet alleen schokkend maar ook heel duur. Joodse kinderen kunnen alleen een dagje naar Artis als er particuliere beveiliging wordt ingehuurd. Een kind naar een joodse school sturen, heeft een prijskaartje van € 1.200 per kind per jaar. Niet alleen de portemonnee staat onder druk, ook de persoonlijke vrijheid komt steeds vaker in het gedrang. Het toenemende antisemitisme is voor een aantal orthodoxe joden inmiddels reden om ons land te verlaten, geen keppeltje meer te dragen of zich niet langer te kleden naar hun overtuiging. Deelt de Minister onze visie dat deze situatie onacceptabel is?
Ik denk dat iedereen hier de overtuiging heeft dat antisemitisme keihard aangepakt en bestreden dient te worden. In de praktijk zien wij echter dat hiervan niet echt iets terechtkomt. Aangifte doen heeft zelden zin of het gewenste effect. In de bekende zaak met de antisemitische Turkse jongeren uit Arnhem, die hun Jodenhaat luidkeels en ongegeneerd op televisie ventileerden, weigerden het OM uiteindelijk te vervolgen; graag een reactie van de Minister op deze onzalige beslissing van het OM.
Het antisemitisme tiert welig en wij weten hoe gevaarlijk dat is, helemaal na de slachting in Brussel. Ik bepleit vandaag wederom om de Joodse gemeenschap tegemoet te komen in de enorme kosten voor de beveiliging. Veiligheid is een kerntaak van de Staat en mag daarom niet worden afgeschoven, zoals nu gebeurt. Vandaag bepleit ik ook dat de bezuiniging op de veiligheids- en inlichtingendiensten wordt geschrapt.
Mijn fractie wil dat het probleem bij de bron wordt aangepakt. Het is een geaccepteerd juridisch principe dat de veroorzaker van geleden schade de schade vergoedt. Daarom stel ik voor, nu de registratie van antisemitisme bij de politie eindelijk wordt verbeterd, dat mensen die veroordeeld worden voor antisemitische delicten meebetalen aan de beveiligingskosten voor Joodse instellingen. De boetes die uitgedeeld worden, kunnen gestort worden in een fonds voor beveiliging van Joodse instellingen, dat eventueel kan worden ondergebracht bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven, dat al bestaat. Hoe staat de Minister tegenover dit idee?
Voorzitter: Segers
Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Voorzitter. Onlangs werden de kindertransporten vanuit het Nationaal Monument Kamp Vught herdacht. Aan het eind van de oorlog zijn 1.269 kinderen afgevoerd uit Vught. Twee dagen gingen de treinen naar de vernietigingskampen. Het is altijd een verschrikkelijke herdenking, waar ik al dagen van tevoren mee bezig ben. Bij die herdenking sprak de opperrabbijn. Hij vertelde over de manier waarop hij als Joodse man in Nederland leeft. Hij zei dat hij al jaren tegen ervaringen aanloopt die hem het gevoel gaven dat hij niet erg welkom is, maar dat het de afgelopen jaren erger is geworden. Hij zei dat het ergste is dat hij wordt nagescholden door kinderen van een jaar of acht, negen, tien. Het was heel treffend dat hij zei: hadden die kinderen die mij nu naschelden maar kunnen spreken met de kinderen die in 1944 zijn afgevoerd. Dat was heel ingrijpend. Hij vroeg: waar kan ik eigenlijk terecht wanneer ik zie dat in een gezin kinderen met haat worden opgevoed, ik kan de Raad voor de Kinderbescherming bellen als ik huiselijk geweld zie of hoor, ik kan over andere zaken klagen, maar waar kan ik terecht als ik zie dat een kind in een gezin wordt voorbereid op een diepgeworteld haatgevoel? Ik vond dat een goede vraag, die ik vandaag aan de Minister stel. Ik vind het belangrijk dat de noodkreet van de opperrabbijn wordt gehoord.
Als directeur van een jeugdinrichting heb ik vaak met verbazing gekeken naar de gevoelens van de jongens die bij mij vastzaten. Ooit zat een jongen vast die Geert Wilders wilde doden. Wij hebben gesprekken met die jongen gevoerd en eigenlijk zag je vrij snel dat hij een totaal betekenisloos leven had en dacht: als ik zoiets uithaal, dan krijg ik misschien betekenis in mijn leven. Dat zie je ook bij de jongeren die vertrekken naar afschuwelijke landen waar oorlogen en burgeroorlogen worden gevoerd. Hoe zorgen wij ervoor dat die jongens, die iedere keer dreigen af te glijden, en hun ouders bij de kraag worden gepakt om ervoor te zorgen dat ze een maatschappelijk aanvaardbaar bestaan opbouwen, zodat ze betekenisvol zijn binnen onze grenzen en niet die waanzinnige gedachte hebben dat ze elders betekenisvol moeten leven? Deze twee hartenkreten wil ik naar voren brengen.
Dan de koude kant van dit debat: de kosten. Wij spreken over de beveiliging van Joodse instellingen. Met de heer Segers en anderen is ook de CDA-fractie van mening dat wij moeten bekijken hoe de instellingen ondersteund kunnen worden in de kosten. De overheid neemt in toenemende mate een belangrijk deel voor haar rekening. Ik vind dat de heer Van der Staaij het mooi zei. Eigenlijk hebben wij een ereschuld om ervoor te zorgen dat de overheid haar steentje bijdraagt.
Het kan niet zo zijn dat, als de grootste branden in de wereld woeden, wij de AIVD niet op oorlogssterkte hebben en dat de AIVD door reorganisaties en de samenwerking met de MIVD meer naar binnen gekeerd moet zijn dan gericht op jongeren die straks terugkeren uit die afgrijselijke gebieden. Een dringende oproep: maak een nieuwe afweging, draai de bezuinigingen op de AIVD terug en zorg ervoor dat de AIVD de jongeren die terugkeren naar Nederland in het snotje kan houden. Dit om te voorkomen dat zich een drama voltrekt, zoals onlangs kort over de grens gebeurde.
Voorzitter: Van Toorenburg
De vergadering wordt van 17.56 uur tot 18.11 uur geschorst.
Minister Opstelten: Voorzitter. De aanleiding voor dit debat is een trieste. De bijzondere positie van de Joodse gemeenschap binnen onze samenleving is vanavond aan de orde. De aanleiding om daarover nadrukkelijker te spreken dan eerder, is natuurlijk de vreselijke moord en de aanslag bij het Joods Museum in Brussel op 24 mei jl. Het is een vreselijke daad en de gedachten van het kabinet gaan uit naar de families van de slachtoffers. Ik heb dit in het overleg met mijn Belgische collega aan haar overgebracht. Wij, de diensten, ikzelf en de NCTV, hebben direct de noodzakelijke maatregelen getroffen en contact gelegd met de verschillende Joodse organisaties, de politie en het OM. Vervolgens is dit contact op 30 mei geïntensiveerd, toen bekend werd dat de verdachte was opgepakt en dat hij zich had aangesloten bij een jihadistische groep die strijdt tegen het Syrische regime. Daarom wordt ervan uitgegaan dat dit kan worden geplaatst in de context van de jihadistische ideologie en strategie, zeg ik tegen de heer De Graaf. Deze gegevens hebben wij op dit moment en die heb ik van mijn Franse collega gekregen.
De aanslag in Brussel illustreert de dreiging die uitgaat van de terugkeer naar het Westen van jihadisten die hebben deelgenomen aan de strijd in Syrië. Op basis van die informatie hebben alle diensten wederom alert gereageerd en hebben wij de maatregelen geïntensiveerd die wij bij de instituten van de Joodse gemeenschap hadden genomen. Ik wil dat in het debat centraal stellen. Wij hebben daarbij rekening gehouden met, zoals de heer Segers zei, het objectieve dreigingsbeeld. Op basis van dat dreigingsbeeld moet je die maatregelen nemen. Wij hebben die extra maatregelen ook genomen omdat wij gevoel hebben voor het aanwezige meer subjectieve onveiligheidsgevoel. Wij hebben dat gedaan met verschillende lokale bestuurders en niet alleen met die van Amsterdam. Het gaat onder andere om Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Amstelveen. De blik is altijd op Amsterdam gericht, dat is logisch, maar er is meer dan dat. Wij hebben wederom de contacten met de Joodse gemeenschap geïntensiveerd. Ik hoef niet te vertellen met wie allemaal, want die kent de Kamer ook. Met hen hebben wij nadere afspraken gemaakt.
Wij hebben wel gezegd dat elke maatregel tijdelijk is. Ik heb dat beeld later laten wegnemen, want het geeft het idee dat de maatregelen morgen gestopt kunnen worden. Dat zijn wij absoluut niet van plan en daar is ook helemaal geen aanleiding voor. Sommigen hier hebben gezegd dat deze dreiging niet zomaar weg is. Je kunt ook zeggen dat elke maatregel tijdelijk is. Wij hebben dit besproken in het overleg met de burgemeester van Amsterdam, die, op hetzelfde moment dat ik de brief naar de Kamer stuurde, een brief aan de raad van Amsterdam heeft gestuurd. Ik zeg nog een keer tegen de heer Segers dat ik die brief niet eerder wilde sturen, omdat ik het correct vond om eerst het overleg met de burgemeesters en de Joodse instituten over de maatregelen af te ronden en daarna de Kamer te informeren. De prioriteit en de focus lagen op het nemen van de juiste maatregelen. Wij hebben afgesproken hoe wij verder gaan. In het verlengde van wat de Joodse gemeenschap toekomt en het bestel dat wij hanteren, heeft de burgemeester van Amsterdam in de brief geschreven dat hij het gesprek met mij wil voortzetten. Dat komt goed uit, want dat wil ik ook met hem, de andere burgemeesters en de Joodse gemeenschap. Het loopt nu zo dat wij met elkaar een structureel veiligheidsplan voor de Joodse gemeenschap en de instituten maken en daarin meenemen wat nodig en redelijk is, welke kosten redelijk zijn en wie welke kosten betaalt. Ik heb tijdens het debat over antisemitisme de Kamer de toezegging gedaan, dat ik met Amsterdam dit gesprek voer en de Kamer hierover zal informeren. Ik zeg toe dat ik dat na het zomerreces afgerond heb.
De heer Segers (ChristenUnie): Ik dank de Minister voor de toezegging. Het lijkt mij een heel goed en mooi voornemen om opnieuw om de tafel te gaan zitten en alles op een rijtje te zetten. Is mijn informatie juist dat Amsterdam inmiddels over de brug is gekomen met € 500.000 voor de beveiliging en dat Amsterdam daarin voorloopt en eerder kleur heeft bekend dan het Rijk?
Minister Opstelten: Ik verwijs naar de brief van de burgemeester aan de raad, waarin hij zegt dat hij in overleg gaat treden met de Minister. Wij hebben niets gezegd over wie wat doet. Misschien doet Amsterdam al iets. Dat kan ik mij heel goed voorstellen, want Amsterdam deed dat al. Wij hebben nog nooit op die manier aan tafel gezeten. De Joodse gemeenschap neemt haar deel, de Amsterdamse overheid neemt haar deel en wij gaan bekijken wat redelijk is. Ik zit er met open vizier in. Dit is wel een doorbraak. Ik geef zo uitvoering aan de toezegging die ik heb gedaan, maar ook aan de bijzondere situatie die helaas is ontstaan en waarin wij onze gevoelens moeten laten blijken en daadkrachtig moeten opereren.
De heer Segers (ChristenUnie): Ik dank de Minister oprecht dat hij zegt dat dit een doorbraak is. Wij hebben dit debat eerder gevoerd en toen kwamen wij minder dicht, of eigenlijk niet, bij elkaar. Is dit een nieuwe situatie en wordt opnieuw een afweging gemaakt, waarbij de Minister opnieuw kijkt naar zijn verantwoordelijkheid?
Minister Opstelten: Ja, dit is helaas een nieuwe situatie. Wij doen nooit mededelingen over concrete maatregelen. Gelukkig respecteert de Kamer dat. De aanslagen en wat daarop is gevolgd, is aanleiding geweest voor dit overleg. Wij hebben dit intensief besproken in het overleg dat wij zeer regelmatig en intensief hebben met de burgemeesters van de steden die te maken hebben met jihadreizigers.
De heer Van der Staaij (SGP): Ook ik heb er zeer veel waardering voor dat dit op overeenstemming gerichte overleg wordt gevoerd en dat het de bedoeling is om eruit te komen. Het zou heel fijn zijn als daardoor een onderwerp dat wij al heel lang bediscussiëren, tot een goed einde komt, al is de aanleiding natuurlijk buitengewoon triest. De Minister zei dat wij na het zomerreces geïnformeerd worden, zodat dit nog tijdig bij de begrotingsbehandeling betrokken kan worden.
Minister Opstelten: Het gaat om de feiten en wat er aan de orde is en dat de Joodse gemeenschap het vertrouwen krijgt dat zij op de overheid mag rekenen. Dit overleg loopt nu en dat moet goed gebeuren. Het gaat in de eerste plaats over de maatregelen, maar ook over geld. Ik denk dat de informatie in september komt, want ik weet wanneer de Kamer terugkomt van reces. Dan zijn wij al aan de slag.
Ik kom bij het punt van het antisemitisme. Het is goed dat de heer Segers dit op de agenda zet. Wij hebben daarover een debat gehad, dat ik niet ga herhalen. Ik heb vellen vol met wat wij toen hebben afgesproken, maar dat weten wij allemaal. Collega Asscher is de primair verantwoordelijke, maar ik vind het goed dat de heer Segers zegt dat je daarin schouder aan schouder vanuit verschillende verantwoordelijkheden moet opereren en niet moet zeggen: dat is Asscher, ik zal het morgen met hem bespreken en u hoort nog van hem. Ik heb daar zelf een verantwoordelijkheid in te nemen, net als mijn collega's Bussemaker, Schippers en Staatssecretaris Van Rijn. Minister Asscher heeft als coördinerend Minister op het gebied van rassendiscriminatie periodiek overleg met de Joodse organisaties over het actieplan en andere onderwerpen. Ik leg een verband tussen wat de heer Segers en de heer Van der Staaij zeiden. Dat vond ik een heel goed punt. Er is in een motie afgesproken dat het kabinet elk jaar op het punt van maatregelen en actie tegen antisemitisme laat zien wat het doet, wat het vindt, gaat doen en wat het heeft gedaan. Ik kan mij niet voorstellen dat mijn collega's als ik ze morgen informeer, zeggen: wat heb je nou weer toegezegd? Ik ga dat doen. Misschien loopt het al, maar ik krijg de indruk dat de heer Van der Staaij vindt dat het een beetje is weggelopen. Ik kan mij niet voorstellen dat dit het geval is.
De heer Van der Staaij (SGP): Misschien ook voor de collega's: het gaat om de motie op stuk nr. 25 (30 950). Dan begrijpt de Minister waar ik het over heb.
Minister Opstelten: In dat verband zijn er ook rondetafelgesprekken georganiseerd waarin collega Asscher dit met anderen bespreekt. De jaarlijkse voortgangsbrief hierover komt in december. Die zullen wij bespreken met de scherpte die daarvoor noodzakelijk is.
De heer Van Klaveren vroeg of ik kan regelen dat veroordeelde antisemitisten een schadevergoeding storten in een fonds waaruit de beveiliging van Joodse instellingen kan worden betaald. Ik acht dit niet wenselijk en niet nodig. Dit gaat over financiering door de overheid. Die moet gewoon haar taken op het terrein van de veiligheid van de burgers uitvoeren, met inachtneming van de redelijk te achten eigen verantwoordelijkheid van burgers. Daar ga je niet allerlei fondsen voor inrichten, dat doe je gewoon. Dat is mijn conclusie.
De heer Van Klaveren (GrBvK): Ik kom met deze suggestie omdat wij de afgelopen jaren al tientallen debatten over de beveiliging van Joodse instellingen hebben gehad. Er is door verschillende Ministers geweigerd om in te gaan op de wens van de Kamer. De Minister geeft aan dat hij opnieuw in gesprek gaat. Ik hoop uiteraard op het beste. Mocht het zo zijn dat de beveiligingskosten en -maatregelen voor de Joodse gemeenschap nu wel gedragen gaan worden door de Staat, dan kunnen wij dit punt later nog een keer bespreken als dat nodig is. Ik ben blij met de gewijzigde koers van de Minister.
Minister Opstelten: De heer De Graaf vroeg wat ik doe aan de bestrijding van antisemitisme in de islamitische gemeenschap. In Nederland mag je binnen de wettelijke normen denken, zeggen en geloven wat je wilt. Mijn collega Asscher en ik spreken de gemeenschap erop aan zich open te stellen voor de verschillende meningen en vooral met elkaar in gesprek te blijven over de waarden die de gemeenschappen met elkaar en Nederland verbinden. Wij verwachten van de gemeenschappen dat zij zich uitspreken tegen de jihadstrijd en religieuze intolerantie en dat zij openstaan voor andersdenkenden en niet-gelovigen. In de debatten hierover komt altijd aan de orde dat we hierover met de vertegenwoordigers uit de moslimgemeenschap spreken.
Wanneer wordt er specifiek onderzoek gedaan naar het antisemitisme binnen de islamitische gemeenschap? Het onderzoek van de Anne Frank Stichting stelt dat antisemitische uitingen door jongeren voor het overgrote deel worden gedaan door autochtone jongeren die supporters zijn van betaalde voetbalclubs. Een deel van de antisemitische uitingen wordt veroorzaakt door jongeren die worden beïnvloed door het conflict in het Midden-Oosten. Beide factoren worden meegenomen in het onderzoek naar de achterliggende triggerfactoren onder jongeren, dat collega Asscher heeft ingesteld. Daarnaast wordt gekeken naar de thuisomgeving van jongeren. Dat geldt dus ook voor een islamitische thuisomgeving.
De heer De Graaf vroeg naar de bestrijding van antisemitisme in de islamitische gemeenschap. Ik heb daarover net het nodige gezegd. Wij moeten iedereen daarop aanspreken, zonder aanziens des persoons. Het triggerfactorenonderzoek zal begin 2015 worden afgerond.
De heer Dijkhoff vroeg hoe de internationale dreiging van antisemitisme wordt aangepakt en wat Nederland op internationaal niveau doet aan de bestrijding daarvan. Nederland wil de bestrijding van antisemitisme naar aanleiding van het Jagland-rapport aan de orde stellen in de EU en de Raad van Europa.
Ik vind het belangrijk om in te gaan op wat mevrouw Van Toorenburg zei. Ik vond dat zeer indrukwekkend. Ik denk dat iedereen tijdens dit soort ontmoetingen dat soort gedachten heeft. Bij wie men in hemelsnaam terecht kan, is inderdaad de kern. Daar is geen ambtelijk antwoord op te geven en geen nota over te schrijven. Het is toch altijd de instantie die je vertrouwt. Je kunt natuurlijk iedereen ergens naartoe verwijzen, naar de Raad voor de Kinderbescherming, naar een wijkagent of naar het onderwijs. De ouders moeten hun verantwoordelijkheid nemen, maar het is niet zeker dat dit gebeurt. Je kunt je wenden tot het lokaal gezag, maar als dat te ver weg is, is dat feitelijk niet mogelijk. De instanties moeten ook gevoel voor de antwoorden hebben. Dat vind ik de klaroenstoot die uit het betoog van mevrouw Toorenburg kwam: instanties en functionarissen, let daarop, registreer dat. Ik zeg in alle eerlijkheid dat er geen kant-en-klaar adres is te geven.
Voorzitter: Segers
Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Dit thema is met name belangrijk in de grote steden, maar misschien ook elders waar daartoe aanleiding is. Als je ziet dat het in een gezin helemaal misgaat, moet je weten waar je heen kunt. Of dat nou de Raad voor de Kinderbescherming of het Centrum voor Jeugd en Gezin of een school is, maakt mij niet uit, als er maar wordt aangeslagen en erover nagedacht wordt hoe je zo'n gezin bereikt. Misschien kan de Minister deze indringende vraag van de Joodse gemeenschap meenemen in het gesprek met Minister Asscher?
Voorzitter: Van Toorenburg
Minister Opstelten: Dat zal ik zeker doen. Het klimaat in het gesprek over jihadreizigers is daar ook naar. Een keer in de maand hebben mijn collega Asscher en ik de bazen van de AIVD en de NCTV en de burgemeesters aan boord en spreken wij alle dossiers door. Ik vind dit een goed thema om daar aan de orde te stellen.
Ik kom bij de aanpak van de jihadgangers en de terugkeerders. Niet om daarvan weg te blijven, maar als punt van orde zeg ik dat wij vrijdagmorgen over een week komen met een uitgave van het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) plus een beleidsreactie van het kabinet daarop. Daarin geven wij diepgaander dan tot nu toe aan, aanvallend en niet defensief, wat wij vinden dat moet gebeuren en wat wij op dit thema doen. Ik ben gaarne bereid om er daarna met de Kamer over te spreken. Ik zal er nu vast een paar dingen over zeggen.
Als een hoogleraar zegt dat dit geen prioriteit van de politiek of het kabinet is, moet ik dat met kracht bestrijden. Elke dag en op elk moment dat het nodig is, heeft dit ten volle onze aandacht, niet alleen van mij, maar ook van mijn collega's en van de verantwoordelijke diensten. Helaas is het een onderwerp dat naar verwachting niet snel zal verdwijnen. Het is een duurzaam dreigingsbeeld, dat niet door een aantal maatregelen is opgelost. Het heeft de volle aandacht en prioriteit van het kabinet en alle diensten.
Ik wil vijf punten noemen, zonder ze verder uit te werken. Dat gebeurt in de brief over de jihad in het kader van de integrale aanpak van het jihadisme en de jihadgang. Het eerste punt is samenwerking en informatie-uitwisseling. Ten behoeve van de integrale aanpak vindt intensieve nationale en internationale samenwerking en informatie-uitwisseling door politie en inlichtingendiensten plaats. Reisbewegingen, contacten en andere relevante zaken worden gedeeld om zo deze dreigingen het hoofd te bieden. De internationale samenwerking tussen die diensten is uitstekend.
Het tweede punt is de risicoreductie. De risico's van elke terugkeerder worden in kaart gebracht en op basis daarvan worden strafrechtelijke, bestuurlijke of maatschappelijke maatregelen getroffen. Een onderscheid tussen softe en harde maatregelen is daarbij irrelevant. Alleen resultaat telt. Soms kun je door een softe benadering, door te verhinderen dat iemand gaat, enorm veel leed voorkomen.
Het derde punt is inzet van alle bestaande maatregelen. Uitreizen wordt met alle beschikbare middelen ontmoedigd en belemmerd, zoals signalering door het Schengen Informatie Systeem (SIS), bevriezing van tegoeden, paspoortsignalering en interventiemaatregelen op lokaal niveau. Van alle ruim 100 uitgereisde Syriëgangers wordt bekeken of strafrechtelijke vervolging op welke grond dan ook mogelijk is.
Het vierde punt is internet. Onlineactiviteiten van jihadisten ter ondersteuning van de jihad worden gedwarsboomd met alle mogelijke juridische, bestuurlijke en maatschappelijke middelen. Internetbedrijven is gevraagd hieraan bij te dragen. Ik kom daar straks naar aanleiding van een vraag specifiek op terug.
Het vijfde punt is voorkomen van de aanwas. Bij de aanpak wordt samengewerkt met eerstelijns professionals in velerlei disciplines en het brede maatschappelijk middenveld, moslims en niet-moslims. Het doel hiervan is om radicalisering te signaleren, nieuwe aanhang van deze jihadistische beweging te voorkomen en de verspreiding van de radicale boodschap een halt toe te roepen. Dit zijn de vijf kernthema's waarop wij in ons actieprogramma terugkomen.
De heer Van Raak (SP): Ik vind het indrukwekkend en goed. Ik zie uit naar de uitwerking op vrijdag over een week. Een ding valt mij wel op: het is veel werk voor de AIVD. De Minister lijkt mijn analyse te delen dat met name de inzet van mensen, middelen, tijd, kennis en kunde bij de AIVD van groot belang is. Is hij bereid om bij een volgend bezoek aan de Minister van Binnenlandse Zaken – hij kan even binnenlopen, want het zit allemaal op één gang – dit verhaal te houden en hem te waarschuwen dat 25% bezuinigen op de AIVD totaal onverantwoord is?
Minister Opstelten: Ik was van plan om daar later op terug te komen. Het is veel AIVD maar ook heel veel politie, heel veel OM en heel veel kennis in het kennisnetwerk van de steden en gemeenten. Dat is cruciaal, want daar hoor je veel meer dan de heer Van Raak aangeeft. Het is de combinatie daarvan. Om op zijn concrete vraag in te gaan: natuurlijk praten Minister Plasterk en ik hierover, ook met andere collega's. Er is wat mij betreft geen enkele noodzaak om collega Plasterk aan te spreken op het functioneren, de prioritering en de focus van de AIVD op dit terrein. Geen enkele aanleiding. Ik ga dus niet morgenochtend of vanavond bij collega Plasterk aankloppen en zeggen: nu moet het gebeuren. Nee, het gebeurt. Daar moet de heer Van Raak van uitgaan. Het is voor mij belangrijk dat hier ontzettend de focus op wordt gelegd en dat de terugkeerders in persoon gevolgd worden, zodat wij weten wat er gebeurt. Dat is voor het kabinet en de samenleving van belang en ook voor de burgemeesters die alle verhalen horen en beelden en gegevens krijgen van de AIVD.
De heer Van Raak (SP): Ik heb echt goed geluisterd. De kern van het betoog van de Minister van volgende week vrijdag is dat terugkeerders fysiek en op internet gevolgd en geanalyseerd moeten worden. Dat is wijs, want dat is de enige manier om aanslagen te voorkomen. Dat is echter het werk van de AIVD en van niemand anders. Dat zijn extra taken waarbij veel kennis en kunde moet worden opgebouwd en veel moet worden geïnvesteerd. De huidige bezuinigingen gaan al ten koste van de operationele capaciteit, met name de ICT-capaciteit. Er zullen al heel snel minder analisten zijn. De Minister kan niet aan de ene kant het verhaal vertellen dat hij flink veel nieuwe taken van de AIVD gaat vragen, omdat dat de enige manier is om terroristische aanslagen te voorkomen, en aan de andere kant zeggen dat men 25% moet bezuinigen. Als de Minister dat serieus meent, zijn zijn woorden totaal ongeloofwaardig.
Minister Opstelten: Dat vind ik niet. Als de heer Van Raak goed luistert, hoort hij dat er een belangrijke taak voor de AIVD ligt, maar die lag er al. Er is een vijftal hoofdlijnen waarmee wij met elkaar de problematiek aanpakken. De AIVD heeft het vanaf het begin van het jihadterrorisme op zich genomen om in kaart te brengen wie er gaan en wie er terugkomen. Hij heeft daar goed en bekwaam focus aan gegeven en heeft ook geherprioriteerd om dat te kunnen blijven doen. Anders hadden we die gegevens ook niet kunnen krijgen. Als wij het trouwens over deze problematiek hebben, hebben wij het over ruim 3.000 mensen die vanuit Europa zijn gereisd, van wie ruim 100 uit Nederland.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik ga hier nog even op door, want de Minister zal zich ongetwijfeld herinneren dat dit bij de begrotingsbehandeling een belangrijk punt was. Als het goed wordt opgepakt, mag dit niet ten koste gaan van andere taken. Het is goed om daar zicht op te krijgen. De Minister noemt het al: 3.000 in Europa, waarvan 100 in Nederland. Dan zijn we er nog lang niet. Als je een en ander goed wilt volgen, het goed in kaart wilt brengen en ervoor zorgt dat wijkagenten goed geïnformeerd worden, kost dat veel capaciteit van de AIVD. Ik vraag de Minister niet om morgen bij zijn collega binnen te stappen, maar wel om ervoor te zorgen dat bij de begrotingsbehandeling aan het eind van dit jaar de voorliggende bezuinigingen op de AIVD niet doorgaan. Het is goed als vanuit het Ministerie van V en J een bepaald bedrag wordt toegevoegd, omdat dit een heel belangrijke taak in dit dossier is.
Minister Opstelten: Ik heb net een heldere positie ingenomen. Het is niet voor de eerste keer dat de heer Van Raak en mevrouw Berndsen mij dit vragen. Dit is het kabinetsbeleid. De AIVD doet het buitengewoon professioneel. Daar heb ik geen enkele klacht over en er is van mijn kant geen enkele aanleiding om daarover iets te zeggen. Anders zou ik dat zeker doen. De AIVD heeft geherprioriteerd om deze focus te kunnen leggen. Dat is binnen de kaders normaal. Het is niet alleen een enorme inzet voor de AIVD, maar ook voor de politie in de steden waar deze beveiliging plaatsvindt en voor andere diensten. Het is een ommekeer en het zal lang duren. Wij moeten in de steden ongelofelijk attent en hard opereren. In de integrale benadering komt een heleboel kijken, juist op lokaal niveau, omdat de informatie daar het meest zichtbaar is.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Niemand van ons zegt dat de AIVD zijn werk niet goed doet. Integendeel, wij zijn nog nooit zo tevreden over de AIVD geweest. Wij moeten wel constateren dat het niet hierbij blijft. Wij moeten onder ogen zien dat deze problematiek de komende jaren groeit en dat er meer samengewerkt moet worden met de Europese inlichtingendiensten. Dat kost nu eenmaal capaciteit. Kan de Minister toezeggen om bij de begrotingsbehandeling samen met zijn collega van Binnenlandse Zaken nadrukkelijk de taken van de AIVD te bekijken en de Kamer te informeren ten koste van welke prioriteiten dit gaat? Dan kan de Kamer een afweging maken of het verantwoord is dat de taakstellingen gewijzigd worden.
Minister Opstelten: Wij zijn normale bestuurders en wij bekijken continu of wat wij zeggen ook kan. Dat is belangrijk voor mijn diensten, zeker met dit onderwerp, waar ik verantwoordelijkheid voor draag naast de andere prioriteiten. Daarom ontmoeten wij elkaar regelmatig. Collega Plasterk doet hetzelfde en ik vind dat hij dit met verve doet. Terecht, want het is heel belangrijk. Wij zullen alles in de gaten houden, maar dat geldt niet alleen voor de AIVD, maar ook voor de politie en het OM. Dat geldt ook voor de steden, waaraan wij de kennis leveren. Dat is ook belangrijk. Herprioritering is niet alleen aan de orde voor de AIVD, maar ook voor de politie en het lokaal bestuur. Ik hoop dat de Kamer er vertrouwen in heeft dat de diensten hier de focus op en de prioriteit bij leggen.
De heer De Graaf (PVV): Ik meen dat de Minister aan het eind van zijn betoog komt ...
De voorzitter: Dat herken ik niet, want de Minister heeft nog een hele stapel.
Minister Opstelten: Dan kent u mij niet.
De heer De Graaf (PVV): Ik was nog niet uitgepraat, maar werd alweer in de reden gevallen. Ik mis in het vijfpuntenplan heel simpele dingen waarmee je veel kosten kunt voorkomen. De softe aanpak kan misschien wel werken, maar ik geloof niet zo in de aanpak van «iemand uit de jihad halen». Die jihad blijft in die persoon. Het is beter om te zeggen: eens weg, altijd weg. Je gaat op reis, ISIS steunen, je gaat daar aan de slag, je onthoofdt wat mensen of pleegt andere misdaden. Dan moeten wij ervoor zorgen dat die persoon het land niet meer inkomt. De mensen die al teruggekeerd zijn en die aan de jihad hebben bijgedragen, moeten wij gewoon vastzetten; bekijken wat zij misdaan hebben, paspoortje afpakken als zij er twee hebben en daarna het land uit. Daarmee kun je heel veel kosten voorkomen en haal je heel veel dreiging uit dit land weg.
Minister Opstelten: Het OM zit bovenop de jihadgangers of ronselaars die aanleiding geven tot strafrechtelijke beoordeling. Die vraag hoeft de heer De Graaf niet te stellen, want dat is duidelijk. Verder nemen wij nog meer maatregelen.
De heer De Graaf (PVV): De Minister specificeert het op de ronselaars, maar niet op de mensen die teruggekeerd zijn. Daarvan lopen er tientallen vrij rond in Nederland, België, Duitsland en Frankrijk. Van die 3.000 terugkeerders die de Minister noemde, zitten tegen de 1.500 in de vier landen die ik noem. Wij hebben open grenzen, de afstanden zijn klein. Wij hebben gezien wat er in Brussel is gebeurd doordat een persoon even van de radar raakte. Dat is vreselijk. Ik begrijp niet dat er alleen op ronselaars wordt gelet zodat die vastgezet kunnen worden. Pak de mensen op die daar geweest zijn, je weet waaraan ze hebben bijgedragen, zet ze in de gevangenis, pak het paspoortje af en zet ze daarna uit. Waarom is dit zo moeilijk te realiseren?
Minister Opstelten: Er is een bewijs nodig dat men in vreemde krijgsdienst heeft gevochten. Wij hebben daarover eerder gesproken. Het OM is continu bezig om dit te bekijken. Alle terugkeerders worden in persoon gevolgd en zijn bekend. Er wordt maatwerk verricht voor wat met hen kan en moet gebeuren. Elke jihadganger is onderwerp van onderzoek van het OM of de dienst. Er vindt vervolging plaats als die opportuun is. Meer kan ik daarover niet zeggen. De heer De Graaf moet het vertrouwen hebben dat onze diensten dat doen.
Er werd gevraagd wat wij op Europees niveau doen. Wat doet Nederland aan de dreiging van de Syriëgangers? Doet Nederland dat intergouvernementeel of vragen wij voortdurend aan Commissaris Malmström of zij maatregelen wil nemen? Wij vinden het effectiever om het intergouvernementeel te doen. Donderdag een week geleden heb ik voor de JBZ-Raad een heel goed overleg gehad onder leiding van mijn Belgische collega Milquet en met mijn Duitse, Franse, Zweedse en Deense collega's. Continu proberen wij elkaar te vinden en gemeenschappelijk te opereren. Het heeft geen zin als Nederland allerlei maatregelen neemt en België en Engeland niet. Wij hebben onze eigen methodieken en ervaringen en wisselen die uit. Wij komen met een actieprogramma met elementen, eigenlijk de hoofdlijnen van onze aanpak, die wij met die landen uitvoeren. Dat betekent informatie uitwisselen, contracommunicatie en het neerzetten van het contraverhaal en de contrabeelden in Nederland. De Engelsen gebruiken daarvoor ongelofelijk interessante en boeiende zaken. Wij komen met dat soort zaken om het hard en duidelijk aan te pakken. Daarnaast gaat het ook om een antwoord op de vraag waarover mevrouw Van Toorenburg sprak: wat brengt mensen ertoe om dit te doen? Wij zullen 8 juli a.s. in Milaan proberen met acht collega's het actieprogramma vast te stellen. Daarmee komen wij naar buiten en wij zullen de Kamer daarover informeren.
De heer Segers (ChristenUnie): Die aanpak klinkt goed en grondig. Een praktische vraag: klopt het dat de dader van de aanslag in Brussel in België niet, maar in Frankrijk wel in beeld was? Je kunt een prachtig actieprogramma hebben, maar als het op dat niveau al misgaat, is dat heel zorgwekkend.
Minister Opstelten: Dat de aanslag naar alle waarschijnlijkheid is gepleegd door een Fransman in België bevestigt de noodzaak van internationale informatie-uitwisseling. De veiligheidsdiensten en de politie werken intensief samen met de partnerdiensten binnen en buiten de EU. Niettemin wordt door deze aanslag duidelijk dat de Europese uitwisseling van informatie over Syriëgangers absoluut verbeterd moet worden. Weten waar personen zich bevinden en welke reisbewegingen ze maken, heeft zowel buiten als binnen Europa prioriteit. Gezien de aantallen personen is dat een grote uitdaging. Daarom komt het actieplan er. België wist het niet, dat is duidelijk, en daar hebben wij met elkaar over gesproken. In het belang van het onderzoek dat nog plaatsvindt, vind ik het juist om hier geen verdere details over te geven.
De heer Segers (ChristenUnie): Ik zal daarover ook geen vraag stellen. Ik stel wel vast dat het heel pijnlijk is dat er in België geen zicht op was. Dat is een aanmoediging om met heel veel urgentie en snelheid met elkaar aan de slag te gaan. Het probleem is urgent. Mensen zullen terugkeren en wij moeten die Europabreed in het vizier hebben.
Minister Opstelten: Wij spreken daarover en vinden het onze taak om onze eigen achterban, de parlementen, te overtuigen dat de actieplannen moeten worden gerealiseerd en dat de processen niet lang moeten duren. Die tijden hebben wij gehad. Het verdient om op de punten die ik aangeef door te zetten en het gewoon te doen. Wij nemen als landen onze verantwoordelijkheid en rekenen op de brede steun van onze parlementen.
De heer Van Raak (SP): Er is volgens mij iets anders aan de hand. Er is nooit afgesproken om dit soort informatie niet te delen. Volgens mij was de afspraak altijd om dat te doen, maar is dat niet gebeurd. Ik ben ervoor om nieuwe en betere afspraken te maken, maar er is ook een cultuurverandering bij de geheime diensten noodzakelijk, omdat geheime diensten ontzettend veel moeite hebben met het delen van informatie. Het zit in het diepst van hun haarvaten om dat niet te doen. Samenwerking tussen diensten is moeilijk omdat dit geen cultuur is tussen Europese landen. Hoe gaat de Minister voorkomen dat wij straks prachtige afspraken op papier hebben, maar er in de praktijk eigenlijk heel weinig gebeurt?
Minister Opstelten: Daar ben ik het niet mee eens. De diensten werken goed samen, maar het moet beter. Wat wij doen is niet nieuw. Wij bundelen alleen de krachten, acht Ministers, acht regeringen. Dat is heel belangrijk. Er is ook alle aanleiding voor. Wat er gebeurd is, heeft voor ons allemaal nog een keer de situatie aangescherpt. De diensten, maar ook het politieoptreden met Europol en Interpol, zijn belangrijk. Het is belangrijk dat de openbare ministeries van alle landen elkaar vinden. Wij staan dag en nacht klaar om overleg met elkaar te voeren. Het inzetten van reisbewegingen wordt effectief gevonden. Ook in dit parlement is weleens gedacht: is dat nou wel nodig? Het is nodig en wij zullen aangeven hoe wij dit doen en waarom het nodig is. Ik heb er nog geen brief over geschreven, omdat het niet zo effectief is als Nederland dat alleen doet. Het is wel noodzakelijk. Het wordt effectief als wij dat allemaal doen. Die krachten moeten wij bundelen.
De heer Van Raak (SP): De Minister zegt dat de diensten goed samenwerken, maar dat is gewoon niet waar. Als diensten goed hadden samengewerkt, had dit voorkomen kunnen worden. De Minister zegt dat met zoveel woorden. Men wist het niet in België. Dat is een bloody shame. Men heeft niet samengewerkt. Ik wil ervoor waarschuwen dat afspraken op papier worden gemaakt en dat de geheime diensten die met veel interesse lezen, maar dat er weinig wordt gedaan om te werken aan een cultuurverandering waardoor geheime diensten binnen Europa gaan samenwerken. Dat gebeurt op dit moment om allerlei redenen niet, ook niet intern. Men is bijzonder terughoudend en het zit nu eenmaal niet in het systeem. Het is niet het wezen van de diensten om op deze manier samen te werken. Er zal ook bij de diensten intern wat moeten veranderen.
Minister Opstelten: Ik heb daar het nodige over gezegd. Als men het wist in België, betekent dat niet dat daarmee de aanslag had kunnen worden voorkomen. Dat wil ik wegnemen. Dat kunnen wij niet zeggen. Daarnaast moet de samenwerking tussen de intelligence, met alle diensten, de geheime diensten en de politiediensten, beter. Wees blij dat wij dat zeggen. Iedereen kan zeggen dat dit eerder had moeten gebeuren. Ik wil dat niet tegenspreken, maar ik richt mij op de feiten.
De samenwerking is ook internationaal gericht op het optreden tegen de jihadistische groepen op het internet. Ik ben het ermee eens dat jihadistische uitingen kunnen leiden tot aanwas. Om dit te keren, wordt geïntervenieerd door het laten blokkeren en anderszins wegnemen van die kwalijke uitingen. Het is daarbij essentieel dat de bedrijven die dit faciliteren, meewerken. Ik heb bedrijven opgeroepen dit te doen. Veel bedrijven hebben hun bereidheid hiertoe aangegeven. Internationale samenwerking is daarbij essentieel. Daarom heeft de Europese Commissie de oprichting van een publiek-privaat platform tot stand gebracht. Ik heb zelf het initiatief genomen voor het European Joint Initiative on Internet and Counterterrorism, dat is gericht op het versterken van de Europese samenwerking op dit terrein. Overigens wordt de daad bij het woord gevoegd. Recent is door de NCTV het bedrijf GlobalHost gevraagd deze facilitering af te zetten tegen de eigen voorwaarden en te toetsen. Vandaag heeft de NCTV een gelijksoortig verzoek gedaan voor de jihadistische website De Ware Religie.
De heer Van der Staaij (SGP): Heel goed dat de NCTV en de Minister hier bovenop zitten. Ik reageerde echter op berichten van grote providers. Die gaven aan dat zij zo ongeveer een gerechtelijk bevel nodig hebben om in actie te komen. Ik vond dat teleurstellend. Ziet de Minister mogelijkheden om in die opstelling verandering te bewerkstellingen?
Minister Opstelten: Dat is een goed punt. Toevallig heeft UPC vanochtend in een overleg vanochtend nee gezegd, maar Google zei ja. Wij blijven erop aandringen om die bedrijven achter dit beleid krijgen. Wij leggen ons ook niet neer bij het standpunt van UPC. Het DTN en de beleidsbrief gaan op 30 juni a.s. naar de Kamer. Ook dit punt krijgt daarin aandacht. Het gaat dus niet om volgende week vrijdag maar om maandag.
De heer De Graaf vroeg of ik opheldering kan geven over een niet-Joodverklaring die door Saoedi-Arabië zou worden gevraagd. Mij en mijn collega van Buitenlandse Zaken is niets bekend van een niet-Joodverklaring. Deze geldt niet voor Nederlandse diplomaten.
De heer De Graaf (PVV): Ik wil niet zeggen dat een antwoord goed moet zijn of in mijn straatje moet passen, maar sommige vragen zijn niet beantwoord. Ik vroeg of de Minister het geïmporteerde antisemitisme als verrijking ziet. De Minister heeft gezegd dat wij er wat aan moeten doen, maar ziet hij de dreiging van de jihad en ISIS in Nederland? Ziet hij dat eigenlijk iedere plek in Nederland vanuit islamitisch-jihadistisch oogpunt een doel is? Daarnaast heb ik die heel moeilijke zin uitgesproken. Weet de Minister daar iets van af? Dat is namelijk met betrekking tot de import van antisemitisme een heel belangrijk punt.
Minister Opstelten: In de DTN komen al die punten aan de orde en daar komen wij na 30 juni op terug. Ik ben daar niet op ingegaan om er niet op vooruit te lopen. Dat vind ik niet juist.
De heer De Graaf (PVV): Ik heb niet gevraagd naar situaties, maar heb een aantal ideologische vragen gesteld. Daar komt geen antwoord op, ook niet op het verhaal of jihad islam is of niet. De Minister loopt daaromheen, terwijl het cruciale punten zijn. Ik zal dat ene zinnetje maar vertalen: «Dood elke Jodenman waar gij hem maar vinden kunt.» Dit komt uit een hadith en is voor iedere moslim in Nederland een heel belangrijke richtlijn die opgevolgd moet worden. Op die ideologische vraagstelling komt geen enkel antwoord van de Minister. Ik verwacht een antwoord, maar ik moet eerlijk zeggen dat ik niet gerustgesteld ben.
Minister Opstelten: Ik denk niet dat wij allerlei antwoorden op ideologische vragen gaan geven. Ik verwijs naar de DTN en de beleidsbrief. Het gaat om het dreigingsbeeld en de maatregelen die wij nemen. Ik heb er in hoofdlijnen iets over aangegeven. Verder ben ik ingegaan op het punt van de afspraken en hoofdlijnen op het dossier van het antisemitisme en de beveiliging, de hoofdlijn van dit AO.
De heer Segers (ChristenUnie): Voorzitter. Ik heb dit algemeen overleg aangevraagd, omdat ik met veel anderen de veiligheid van de Joodse gemeenschap urgent vind. Er zijn nog steeds grote zorgen over de beveiliging, zeker in het licht van de terugkeer van Syriëgangers. Een van de grootste graten in de keel was de bekostiging van de beveiliging van Joodse instellingen. Ik had in mijn achterhoofd dat het weleens een VAO kon worden, maar nu de Minister heeft gezegd dat hij opnieuw gaat praten – hij gebruikte het woord «doorbraak» – met de gemeenten en de Joodse gemeenschap, dank ik hem daarvoor. Ik zal geen VAO aanvragen omdat dit een belangrijke toezegging is. Mij is er veel aan gelegen dat wij en de overheid onze verantwoordelijkheid voor veiligheid waarmaken. Wij wachten de berichten in september af en zullen dan wellicht opnieuw het gesprek aangaan.
Het tweede was het deltaplan, eigenlijk de uitvoering van de motie-Van der Staaij. Daarvan heeft de Minister gezegd dat hij dit gaat oppakken en dat dit naar de Kamer komt. Ook voor die toezegging dank ik hem.
Het is heel zorgwekkend dat de Europese samenwerking niet goed is gegaan. Het voornemen is om die heel snel te verbeteren. Mijn laatste vraag is naar het onderzoek naar de achtergronden van antisemitisme. De Minister zei dat er onderzoek naar triggerfactoren wordt gedaan. Ik weet dat dit onderzoek wordt uitgevoerd, maar het is oppervlakkig. Je kijkt naar het laatste duwtje richting een antisemitische daad. Als wij onderzoek doen, moeten wij ook naar bronnen en diepliggende achtergronden kijken. Ik heb er zorgen over of het voldoende is om alleen maar naar de trigger te kijken of dat het een diepgravender onderzoek moet zijn. Wij moeten symptomen bestrijden door naar de bronnen te gaan. Ik dank de Minister voor zijn bereidheid om beide ter hand te nemen.
De heer Marcouch (PvdA): Voorzitter. In lijn met de brief heeft de Minister aangegeven om vanuit de taak van de overheid stevig in te zetten op objectieve onveiligheid, ook met politie, OM en inlichtingendiensten. Ik ben blij met de toezegging om met de gemeenschap te gaan praten over wat je kunt doen aan de angst. Angst is een effect van terreur en een van de meest complexe factoren van veiligheid; hoe pak je het subjectieve gevoel van onveiligheid aan? Wij wachten de plannen van de Minister af. Hij is op koers. Blijf op koers en wees vooral heel scherp en alert.
De heer Dijkhoff (VVD): Voorzitter. Ik zie uit naar de stukken die komen, zodat wij snel verder kunnen spreken over deze zaak en de concreet te nemen maatregelen. Vandaag ging het officieel alleen over de beveiliging van de Joodse instellingen. Ik bedank de Minister dat hij ons op de hoogte houdt van de voortgang, maar hij merkt wel dat wij al heel snel vooruitkijken naar een offensieve aanpak van de problemen en vooral van degenen die die problemen veroorzaken. Daarvoor liggen er een aantal moties met stevige oproepen tot wetsvoorstellen. Ik ben blij dat wij daar snel meer over horen.
De heer Van Raak (SP): Voorzitter. Ik bedank de Minister ervoor dat hij zegt dat er een nieuwe situatie, een reële dreiging, is en dat dit aanleiding is voor een nieuw gesprek met de Joodse instellingen. Daar ben ik blij mee.
Ik heb begrepen dat de Minister niet bereid is om zijn buurman, de Minister van Binnenlandse Zaken, aan te spreken. Dat zullen wij dan volgende week maar zelf doen. Je moet ook alles zelf doen hier! Ik wil de Minister op het hart drukken – dat zal ik volgende week ook bij de Minister van Binnenlandse Zaken doen – dat de samenwerking tussen geheime diensten niet op orde is. De Minister zegt van wel, maar dat is niet zo. Als iemand uit Frankrijk in Brussel een aanslag pleegt en vervolgens toevallig in de bus van Amsterdam naar Marseille bij een reguliere drugscontrole met een kalasjnikov in zijn tas wordt opgepakt, is dat geen professionele en goede samenwerking tussen geheime diensten. Ik wens de Ministers veel succes met het maken van plannen op papier, maar er zal in het denken en de cultuur van de geheime diensten iets moeten veranderen.
De heer De Graaf (PVV): Voorzitter. Ik heb de Minister de naam van Cecilia Malmström horen noemen en dat er overleg met deze dame komt. Volgens deze dame zijn wij zelf schuldig aan de jihad. Er is dus wat missiewerk voor de Minister te verrichten. Gisteren was op een van haar websites van de Europese Unie haar Engelse speech te lezen, waarin stond dat wij zelf medeschuldig zijn aan de jihad.
Ik zie bij de Minister een zeer grote terughoudendheid, misschien moet ik het wel een bewuste blinde vlek noemen, aangaande de benoeming van de ideologische achtergronden van het antisemitisme, vooral van die in de islam, want daar liggen de grote ideologische achtergronden. De jihad wordt nog steeds niet als islamitisch betiteld. Je moet de ideologische achtergronden kennen voor je het probleem aan kunt pakken. Ik wil in navolging van de heer Segers, niemand die dat verwacht, de Minister daartoe oproepen. Doe niet alleen onderzoek naar de triggerpunten, maar ga dieper en kijk beter naar de ideologische achtergronden. De wereld die zich dan opent, is een schrikbarende wereld. Dat moet iedereen weten, zeker een Minister.
Ik roep de Minister op om het actieplan goedkoper te houden. De heer Van Raak heeft net als ik gezegd dat er een gat zit, waardoor de aanslag in Brussel heeft kunnen plaatsvinden. Iemand is van de radar verdwenen, uit beeld geraakt. Als je de grenzen dichtdoet, als je mensen die weggegaan zijn niet laat terugkomen en de reeds teruggekeerden oppakt, heb je veel meer controle. Dat scheelt een hoop samenwerking en Nederland wordt er veiliger van.
De heer Van Klaveren (GrBvK): Dat verhaal kennen wij natuurlijk. Het grootste deel, als het gaat om de maatregelen, kan ik onderschrijven. Dan blijft de vraag waarom de PVV 1,1 miljard bezuinigt op veiligheid, onder andere op de veiligheidsdiensten. Dat is een heel gek verhaal als je stelt dat je het jihadisme wilt aanpakken en terreur wilt bestrijden.
De heer De Graaf (PVV): Die vraag heb ik beantwoord.
De heer Van Klaveren (GrBvK): Nee, die vraag is niet beantwoord. Die vraag is beantwoord met een verwijzing naar een stukje van tien punten waarin totaal geen onderbouwing staat. De heer De Graaf gaf aan dat een deel van de gelden voor ontwikkelingshulp al waren uitgegeven, dus er zit een gat in zijn verhaal. De doorrekening van het PVV-verkiezingsprogramma stelt heel helder dat er 1,1 miljard wordt bezuinigd op veiligheid. De heer De Graaf houdt een verhaal om de jihad aan te pakken en terreur te bestrijden. Ik deel dat, maar 1,1 miljard bezuinigen past niet in dat verhaal.
De heer De Graaf (PVV): De heer Van Klaveren weet donders goed dat de massa-immigratie ons 7,2 miljard euro per jaar kost, maar dat die niet meegenomen kan worden in de berekeningen van het CPB, die de heer Van Klaveren zelf aanhaalde. Wij hebben het nu tweeënhalf uur over kosten gehad, die het gevolg zijn van de massa-immigratie. Als wij met de maatregelen die ik genoemd heb de massa-immigratie beperken, gaat dat heel veel geld opleveren. Als je die 7,2 miljard binnen weet te houden en in de berekening meeneemt, is er heel veel geld over.
De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Ik bedank de Minister voor zijn welwillende beantwoording. Ik sluit mij aan bij degenen die zeiden dat het goed is dat de Minister sprak over een doorbraak in het overleg over het beveiligingsplan voor Joodse instellingen en de financiering daarvan. Het is ook een goede zaak dat de Minister aangeeft dat hij bereid is op grond van de eerder aangenomen motie jaarlijks te rapporteren over antisemitisme en de bestrijding daarvan. Wij zien uit naar de aangekondigde beleidsplannen voor het bestrijden van de jihadisten, de terugkerende en uitreizende jihadisten die een gevaar kunnen vormen voor de veiligheid.
Het is heel goed dat de Minister en de NCTV de providers blijven aanspreken op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid om websites te blokkeren en niet toe te kijken als via internet opgeroepen wordt tot de jihad. Zoals de Minister aangaf, kan Nederland dat niet in zijn eentje. Je moet breder, Europees en internationaal, de samenwerking zoeken. Wij wachten dat met belangstelling af.
De heer Van Klaveren (GrBvK): Voorzitter. Ook wij zijn blij te horen dat de Minister opnieuw gaat onderhandelen en in gesprek gaat met de Joodse gemeenschap om te bekijken wat er mogelijk is voor de beveiligingskosten. Ik hoop dat dit er uiteindelijk toe leidt dat die beveiligingskosten niet langer zo enorm op die gemeenschap drukken.
Ik wil nogmaals bepleiten om in deze tijd van groeiend extremistisch gevaar de bezuiniging op de veiligheidsdiensten te schrappen. Onder andere als gevolg van de jihadgang naar Syrië is bezuinigen op de AIVD een van de onverstandigste dingen die je kunt doen.
Voorzitter: Segers
Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Voorzitter. Het is goed dat de Minister opnieuw gaat praten over de kosten en ondersteuning voor de beveiliging. Wij wachten dat met spanning af. Het is ook goed dat hij opnieuw in gesprek gaat om te onderzoeken waar de trigger zit, maar ook wat verder de voedingsbodem is en dat hij daarbij de noodzaak om te bekijken wat je ertegen kunt doen, meeneemt.
Ik heb toch nog een vraag over de providers. Als een provider vrij bot de meest afschuwelijke dingen doorgeeft, wat kunnen wij daar concreet tegen doen? Ik denk dat dit een dermate zorgwekkende situatie is, dat je meer van providers mag verwachten dan dat zij die dingen alleen maar als een brievenbus doorgeven.
Voorzitter: Van Toorenburg
Minister Opstelten: Voorzitter. De heer Segers vroeg naar het onderzoek naar de triggerfactoren. Daarbij komen de achterliggende en meer diepgaande oorzaken en aanleidingen aan de orde. De heer Segers wordt daarin bediend. Ik zal die vragen zeker aan collega Asscher overbrengen.
Ik doe geen herhaling van zetten wat betreft de AIVD. Ik zal collega Plasterk zeggen dat hij volgende week een vraag krijgt en welke dat is.
Mevrouw Malmström is bij dat overleg, maar het is in de eerste plaats een intergouvernementele samenwerking, die de Commissie steunt. Ik heb haar die uitspraak niet horen doen.
Als de provider niet vrijwillig meewerkt, is het mogelijk dat het OM strafrechtelijk ingrijpt. Die afweging is mede afhankelijk van de bewijslast. De NCTV kan dan de «notice and take down»-procedure volgen. De site wordt dan geblokkeerd. Dat is de opzet: eerst meewerken, dan wordt door de NCTV een beroep op de providers gedaan om de website weg te nemen. Gebeurt dat niet, dan is het OM aan bod. Die maakt de afweging. Ik kom daar in de beleidsbrief op terug.
De voorzitter: Ik heb de volgende toezeggingen genoteerd:
− De Minister zal de Kamer in september informeren over de uitkomsten van het gesprek ten aanzien van de maatregelen die genomen worden voor de beveiliging van de Joodse instellingen en de kosten die dat met zich meebrengt.
− Het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland inclusief het actieprogramma zal op maandag 30 juni a.s. naar de Kamer worden gestuurd.
− De Minister heeft een aantal toezeggingen over de algemene beelden gedaan, die hij zal bespreken in de ministerraad.
De heer De Graaf (PVV): Er zijn nog twee punten die ik aan wil stippen, dus ik vraag op de valreep toch nog een VAO aan.
De voorzitter: Prima. Wij zullen dat aanmelden met als eerste spreker de heer De Graaf.
Sluiting 19.31 uur.