Vastgesteld 28 oktober 2016
De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 12 oktober 2016 overleg gevoerd met de heer Van Dam, Staatssecretaris van Economische Zaken, over:
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 11 april 2016 over binnenvisserij – stand van zaken IJsselmeer (Kamerstuk 29 664, nr. 153);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 25 april 2016 met de reactie op de brief van Stichting DUPAN over de effectiviteit van de aalbeheermaatregelen;
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 15 april 2016 met het beleidsbesluit Additionele Handkokkelvisserij (Kamerstuk 29 684, nr. 137);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 13 mei 2016 over de kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) haaienactieplan (Kamerstuk 33 450, nr. 48);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 7 juni 2016 met de tweede rapportage bruinvisbeschermingsplan (Kamerstuk 29 675, nr. 186);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 10 juni 2016 over de vaststelling van de definitieve aanwijzingsbesluiten voor mariene Natura 2000-gebieden Doggersbank, Klaverbank en Friese Front (Kamerstuk 32 670, nr. 110);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 21 juni 2016 met de reactie op het verzoek van de commissie over het artikel «EZ verliest hoger beroep wolhandkrab» (Kamerstuk 29 675, nr. 187);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 22 juni 2016 met het programma Naar een rijke Waddenzee 2015–2016 voortgang en rapportage transitie van de mosselvisserij in de Waddenzee (Kamerstuk 29 684, nr. 142);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 4 juli 2016 over de uitvoering van de aanbevelingen voor motorvermogen (Kamerstuk 32 201, nr. 84);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 7 oktober 2016 inzake toekomst decentraal aalbeheer (Kamerstuk 29 664, nr. 154).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Vermeij
De griffier van de commissie, Franke
Voorzitter: Geurts
Griffier: Konings
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Bruins, Dijkgraaf, Van Gerven, Geurts, Graus, Jacobi, Koşer Kaya, Visser en Wassenberg,
en de heer Van Dam, Staatssecretaris van Economische Zaken.
Aanvang 10.03 uur.
De voorzitter:
Ik vervang even de voorzitter, de heer Graus. Wanneer hij binnenkomt, wisselen hij en ik van plek. Ik heet de mensen op de publieke tribune, de Staatssecretaris en uiteraard zijn ondersteuning en ook de collega's van harte welkom. De heer Van Gerven heeft aangegeven dat hij graag als eerste wil spreken wegens verplichtingen elders. Ik heb dit overlegd met degene die er al zat en die eerste spreker zou zijn. Hij gaat daarmee akkoord. Ik constateer dat ook de andere leden daarmee akkoord gaan. Ik hanteer een spreektijd van zes minuten en twee interrupties per Kamerlid.
De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Discards moeten worden uitgebannen. Het is ethisch onverantwoord om gezond voedsel ongebruikt weg te gooien. Het principiële uitgangspunt dient te zijn dat de visserij voedsel produceert zonder verspilling. Dit moet een belangrijke randvoorwaarde van het toekomstige visserijbeleid zijn. Ik citeer niet dagelijks uit regeringsrapporten, maar in het rapport «Vis, als duurzaam kapitaal De Nederlandse visie op het nieuwe Europese visserijbeleid» werd eind 2009 onder CDA-Minister Verburg in het kabinet-Balkenende III de inzet voor de herziening van het gemeenschappelijk visserijbeleid bepaald. «Voedsel produceren zonder verspilling»; dat was het uitgangspunt voor de herziening van het visserijbeleid in Europa. Dat lijkt mij een goed uitgangspunt: geen verspilling van voedsel, maar ook geen nutteloze verspilling van leven.
Vóór de herziening van het gemeenschappelijk visserijbeleid werd uit de Noordzee 900 miljoen kilo vis gevangen die vervolgens dood overboord werd gekieperd. Dat zijn de cijfers uit de «Verburg-nota»: 900 miljoen kilo. Om het geheugen even op te frissen: dat was ongeveer een derde van het gewicht van de vissen die aan land werden gebracht. De morele verontwaardiging hierover was groot. Het is een voedselverspilling van een omvang die haar weerga niet kent. Daarnaast is het volgens de SP-fractie moreel verwerpelijk om dieren te doden met als enig doel ze terug te gooien in zee. Slechts een zeer klein gedeelte van de vis die overboord wordt gegooid, blijft leven. Men doet nu wel experimenten om de vissen in een bak water te houden, zodat ze meer overlevingskansen hebben. Dat is op zich natuurlijk positief. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het met deze experimenten gaat? Nog veel beter is het natuurlijk om selectief te vissen. Dat leidt tot minder nutteloos gedode vis en minder gewonde vis en het is beter voor het gehele ecosysteem. De sector moet hiertoe gaan innoveren. Welke initiatieven en voortgang zijn er in dezen? En welke rol gaat de Staatssecretaris hierin vervullen?
Discards trekken een zware wissel op het voortplantingsvermogen van de soort en de omvang van het bestand. IMARES meldde indertijd dat de Nederlandse boomkorvloot 46% tot 57% van de gevangen schol teruggooide. Hoeveel procent van de gevangen vis gooit de Nederlandse vissersvloot nu dood overboord? Is het nog steeds hetzelfde percentage en hoe staat het met de andere soorten? Hoe is het met de tong? Hoeveel gooit de boomkorvloot nu dood overboord? Graag willen wij van de Staatssecretaris weten of dit alleen de cijfers voor de gequoteerde discards betreft of voor alles, ook de oneetbare soorten.
Dan een ander punt, het IJsselmeer. Het gaat slecht met de visstand en dus slecht met de vissers. Het IJsselmeer is al jaren een probleem en het wordt elk jaar slechter. Ik vraag de Staatssecretaris of hij een goede oplossing voor de lange termijn ziet voor het IJsselmeer en de vissers daar, een oplossing waarmee de natuur en de visstand zich kunnen herstellen en waarbij de vissers een nieuwe toekomst in dan wel buiten de visserij in het vooruitzicht wordt gesteld, een toekomst waarin de Vismigratierivier de natuurlijke loop der dingen herstelt en het leven in en om het water kan opbloeien.
Er was een mooi plan om zowel economisch als ecologisch de zaak op orde te krijgen, het Masterplan Toekomst IJsselmeer. Dit plan is ergens voor de finish gestrand. Dat is doodzonde, want het IJsselmeer en de beroeps- en sportvissers verdienen beter. Is de Staatssecretaris bereid om een Masterplan IJsselmeer 2.0 aan de Kamer voor te leggen? Volgens mij zaten we immers dicht bij een oplossing en dan moeten we niet op die neergaande lijn doorgaan.
Misschien moet de Staatssecretaris de regie nemen. Er lopen nu een aantal trajecten, waarbij vissers gecompenseerd zullen gaan worden: de Marker Wadden, de Afsluitdijk en de versterking van de Houtribdijk, het traject tussen Lelystad en Enkhuizen. Kan de Staatssecretaris hier gecoördineerd naar kijken, zodat deze compensatie gelijk een onderdeel kan worden van het grotere plan? Het is immers echt nodig om de viscapaciteit op het IJsselmeer te reduceren, teneinde de viscapaciteit in overeenstemming te brengen met de natuurlijke reproductiecapaciteit van de vis. Een plan, waarmee op een sociaal en economisch verantwoorde manier viscapaciteit permanent uit de markt genomen kan worden, kan een basis vormen voor het Masterplan IJsselmeer 2.0. Uiteindelijk gaat het om een beperkte groep vissers; dit moet dus mogelijk zijn.
Voorzitter: Graus
De heer Van Gerven (SP):
We moeten het ecologisch kapitaal duurzaam gebruiken en niet méér opvissen dan de reproductiecapaciteit van de vis. Dat lijkt mij vanuit het oogpunt van solidariteit met toekomstige generaties een correct uitgangspunt. In Europa is hiervoor de maximum sustainable yield uitgangspunt van beleid. Moet dit ook niet voor het IJsselmeer gaan gelden? We moeten niet méér vis uit het IJsselmeer halen dan het kan opbrengen.
Wij hebben het teruggooiplan voor demersale visserij in de Noordzee ontvangen. Ik zou van de Staatssecretaris graag een appreciatie horen van dit nieuwe plan van de Europese Commissie. Wat zijn de verschillen ten opzichte van het huidige plan en hoe kijkt het kabinet daartegen aan?
De voorzitter:
Ik wil de heer Geurts bedanken voor het waarnemen en hem feliciteren; hij was de kortst zittende voorzitter in de parlementaire geschiedenis. Er is nog een interruptie van mevrouw Visser, mijnheer Van Gerven, voordat u ons verlaat.
Mevrouw Visser (VVD):
Ik heb met belangstelling naar de heer Van Gerven geluisterd en vooral naar wat hij zei over de IJsselmeervisserij. Hij gebruikte daarbij heel veel woorden, maar wat de SP nu wil, is mij compleet ontgaan. De SP roept op tot een definitief besluit. De Staatssecretaris heeft een brief gestuurd waarin staat dat er in oktober een besluit komt. De heer Van Gerven heeft heel veel zaken genoemd die er rondom het IJsselmeer gebeuren: de Afsluitdijk, de vispassage, de Marker Wadden – van alles en nog wat – maar de discussie gaat om het feit dat we beroepsvisserij en sportvisserij hebben. Daar is de discussie vaak op stukgelopen, ook in het kader van compensatie. Waar pleit de SP-fractie nu precies voor? Wil zij de beroepsvisserij volledig verbieden en volledig compenseren en de sportvisserij wel toestaan? Of heb ik dat verkeerd begrepen?
De heer Van Gerven (SP):
Nee, ik heb me daarover niet uitgelaten. Ik heb wel het uitgangspunt geformuleerd dat je niet meer vis moet vangen dan het IJsselmeer kan dragen. Dat daar een tegenstelling ligt of dat er discussie is tussen sportvissers en beroepsvissers, moge duidelijk zijn. Kennelijk was men dicht bij een oplossing maar men kwam er niet uit. De Staatssecretaris is wellicht in de positie om er een duwtje aan te geven, zodat er wel een fatsoenlijke oplossing komt. Ik heb daarbij geen keuze gemaakt voor de ene of andere partij.
Mevrouw Visser (VVD):
Dit is echt een heel langlopend thema. Ik herken dan ook wat de heer Van Gerven zegt, maar ik denk dat dit voor veel mensen hier aan tafel geldt die zich met de visserij bezighouden. Ik zie ook mensen in de zaal die zich nadrukkelijk met dit dossier hebben beziggehouden. De heer Van Gerven geeft aan dat, als de visstand toeneemt, ook de visserij mag terugkomen. De vraag is: aan wie geef je dan de ruimte? Nu mag de beroepsvisserij veel minder vangen; die periode wordt ook nog met een jaar verlengd. Daarvoor wil zij gecompenseerd worden, maar de sportvisserij wil daar ook vis kunnen vangen. Er moet dus een keuze worden gemaakt. Ik denk dat de Staatssecretaris het ook wel fijn zou vinden, juist als hij in oktober met al die partijen de knoop moet doorhakken, om te horen wat de SP vindt. Kiest de SP voor de sportvisserij of voor de beroepsvisserij of wil de SP beide de kans geven? Dat is wel belangrijk. De SP vraagt de Staatssecretaris om dit op te lossen. Hoewel ik denk dat de Staatssecretaris bezig is om dit op te lossen, is het ook goed om te horen wat de SP hiervan vindt.
De heer Van Gerven (SP):
Ik heb al gezegd dat de SP daarin geen keuze maakt. Wij formuleren alleen het uitgangspunt, namelijk dat er niet méér vis gevangen moet worden dan het IJsselmeer kan dragen. Ik ken de tegenstellingen, maar wij kiezen niet heel duidelijk voor de ene of de andere partij. Er spelen verschillende belangen: voor de één is het een beroep en voor de ander is het sport. Ik heb daar geen uitgesproken standpunt over, maar het uitgangspunt zal wel gerespecteerd moeten worden: niet méér vis vangen dan het IJsselmeer kan dragen.
De voorzitter:
Voordat de heer Van Gerven ons gaat verlaten, heeft ook professor Dijkgraaf van de SGP een vraag.
De heer Dijkgraaf (SGP):
De heer Van Gerven zegt heel duidelijk dat je er niet méér uit moet halen dan erin zit. Dat lijkt mij een heel goed uitgangspunt, want anders heb je op een gegeven moment een probleem. De vraag is natuurlijk: hoeveel zit erin? Wij krijgen signalen dat de meetmethoden waarmee IMARES meet hoeveel vis erin zou zitten, zeer achterhaald zijn en dat een onderzoeksschip dat de moderne methode gebruikt, aantoont dat er veel meer vis zit. Vindt de heer Van Gerven ook niet dat je in ieder geval de juiste methode moet hanteren om te bepalen hoeveel vis erin zit?
De heer Van Gerven (SP):
Ja.
De heer Dijkgraaf (SGP):
En vindt de heer Van Gerven dat het ministerie dan ook maatregelen moet nemen? Om financiële redenen wordt een ouderwetse methode gebruikt, met een jip-en-jannekenetje, terwijl de vissers er veel meer uithalen. Kijk maar naar de vangst; dan zie je dat er gewoon veel meer vis zit. Vindt de heer Van Gerven dat het ministerie de maatregelen moet nemen die nodig zijn om goed te meten?
De voorzitter:
Tot slot, de heer Van Gerven.
De heer Van Gerven (SP):
Er moet een goede meetmethode zijn. U zegt dat de IMARES-meetmethode achterhaald en ondeugdelijk is. Ik hoor wel van de Staatssecretaris of dat zo is, want er spelen natuurlijk ook belangen. Maar het moet duidelijk zijn dat er over de meetmethode geen discussie mag zijn. We moeten weten wat er in het IJsselmeer zit, zodat we op basis daarvan beleid kunnen maken.
De voorzitter:
De heer Van Gerven gaat ons zoals gezegd verlaten. Veel succes met uw verdere werkzaamheden in de Staten-Generaal.
De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. Er wordt veel gepraat over vissers, maar het is mooi dat ze zich de laatste tijd steeds meer zelf laten zien en horen. Zo was ik bij de demonstratie Eendracht Maakt Kracht (EMK), waarbij een belangrijk deel van de kottervloot de Rotterdamse haven opsierde, maar ik heb ook gepraat met de Stichting Noordzee. Dat was een goed gesprek. Ik begrijp hun gedachtegang en waar die vandaan komt. Ik probeer die twee werelden allebei op een faire manier te behandelen en bij elkaar te brengen. Ik denk dat ze elkaar raken op het gebied van innovatie en evidencebased meetmethoden. Daar wil ik vandaag tijd aan besteden.
Er wordt volop geïnnoveerd in de visserijsector: nieuwe netten, nieuwe vangstmethoden, schonere schepen en het Masterplan Duurzame Visserij 1 (MDV 1). We vermoeden dat de overlevingskans van teruggegooide vissen toeneemt, maar niemand weet dat echt. Ik pleit voor evidencebased beleid. Dat is lastig in deze sector. Er worden modellen gebruikt en de methoden van IMARES zijn ook al even ter sprake gekomen. De aanlandplicht wordt nu gefaseerd ingevoerd en tegelijkertijd hebben we eigenlijk geen betrouwbare cijfers over de overlevingskans van vissen die teruggegooid worden in zee. We kunnen dus met geen mogelijkheid vaststellen of innovatie helpt. We hebben geen nulmeting en geen bewijs. We weten alleen wel dat de netten van de vissers vol zitten en dat op grond van die informatie het visbestand groeit, althans voor sommige soorten. Door de aanlandplicht hebben we op dit moment een maatregel die garandeert dat we 100% vissterfte hebben, die leidt tot voedselverspilling. Er is geen uitzicht op of dit ooit zal verbeteren. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is: wanneer is er nu genoeg innovatie en bij welk percentage vissterfte zouden we die aanlandplicht weer kunnen loslaten? Nul procent kan per definitie niet gehaald worden in de demersale visserij.
Ik pleit dus voor de aanpak van meten tot weten. De aanlandplicht moet niet worden ingevoerd voordat we een degelijke meetmethode hebben om te meten hoeveel vissen overleven of sterven. Ik pleit voor een innovatieprogramma dat dit onderwerp grootschalig aanpakt. Dat kunnen de vissers niet alleen. Het zijn vaak eenmansbedrijven en ze hebben voor hun schepen al flinke investeringen gedaan. Je kunt niet verwachten dat zij stuk voor stuk in hun eentje dit probleem gaan oplossen. Hier is een sectorale aanpak nodig en hier is hulp van de overheid nodig, zodat in publiek-private samenwerking een goed onderzoeksprogramma tot stand kan komen, dat evidencebased is. Is de Staatssecretaris bereid om tot die tijd souplesse te tonen met de handhaving van de aanlandplicht, totdat we een goed meetbaar, controleerbaar en realistisch eindpunt hebben geformuleerd?
De regelgeving is nu zo strak en gedetailleerd dat iedere afwijking van de regels en dus ook iedere innovatie, in feite een boete oplevert. Is de Staatssecretaris bereid om te onderzoeken of innovatie kan worden gestimuleerd door het verlenen van meer structurele ontheffingen en door verruiming van de regelgeving te bepleiten in Brussel? Ik hoorde namelijk dat Frankrijk en Denemarken de puls al weer willen schrappen uit de maatregelen. Kan de Staatssecretaris zich inzetten om dit te voorkomen? Die puls lijkt namelijk te helpen, ook bij de overlevingskans van vissen.
Mijn tweede punt betreft de choke species. Dat is een groot probleem, zeker in combinatie met de aanlandplicht. Op het ministerie wordt steeds gezegd: natuurlijk gaat de vloot niet halverwege het jaar aan de kant, maar concrete oplossingen hoor ik nog niet van de Staatssecretaris. Hoe wil de Staatssecretaris concreet voorkomen dat de vloot aan de kant moet als gevolg van de choke species? Welk onderdeel van de aanlandplicht zou dan niet gaan gelden?
Het derde onderwerp dat ik wil aanroeren, is de blackbox en de uitbreiding van de functionaliteit naar 300 pk motorvermogen. Het ministerie staat op het punt om die blackbox in te voeren en verplicht te stellen. Aangezien de regels op dit moment al zo drastisch veranderen in de visserij en er al zo veel innovatie nodig is, pleit ik voor rust en ruimte voor de vissers. Als we de functionaliteit van de blackbox uitbreiden met het meten van het motorvermogen, denk ik dat we weer iets gaan invoeren dat niet evidencebased, niet controleerbaar en niet goed getoetst is. Ja, overtreders moeten worden aangepakt. Ik ben niet van het gedogen. Als er boeven tussen zitten die boven de norm zitten, pak ze dan alsjeblieft aan, maar ik vraag de Staatssecretaris wel om het invoeren van weer een verplichting met de nieuwe functionaliteit op dit moment niet op te leggen aan de sector.
Bovendien is het nog zeer onduidelijk of zo'n blackbox ook inderdaad die 300 pk kan meten. Dat is nog niet gevalideerd. Er zitten veel overbrengingsschakels tussen motorvermogen en het vermogen dat je uiteindelijk in het water brengt via de schroef. Laten we ook hier alsjeblieft evidencebased en door meten tot weten zaken gaan invoeren en niet zomaar een nieuwe functionaliteit toevoegen.
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Ik verbaas me een beetje over de inbreng van de ChristenUnie op het punt van de 300 pk en de blackbox. Ik denk dat ik ondertussen al zo'n tien jaar woordvoerder visserij ben. Er is steeds gevraagd om niet meer te gedogen, maar hard te gaan handhaven. De garnalenvissers en de garnalenvissersbond willen juist zelf dat dit wordt ingevoerd en dat met een blackbox en alles wat praktisch en haalbaar is, juist streng wordt gehandhaafd. Zij willen graag het label «duurzaam» echt verdienen. De ergernis is al jaar en dag dat de 300 pk-plus boten af en toe, zoals ze dat zelf noemen, langskomen om even leeg te vissen. De heer Bruins laat de garnalenvissers dus heel erg in de steek met zijn voorstel.
De heer Bruins (ChristenUnie):
Mevrouw Jacobi en ik zitten toch wel dicht bij elkaar. Mijn voornaamste bezwaar is dat er weer een verandering van de regelgeving komt. Ik gun de vissers nu juist even rust en ruimte. Mijn belangrijkste bezwaar is echter eigenlijk een technisch bezwaar. Ik ben er op dit moment niet van overtuigd dat die blackbox ook daadwerkelijk kan meten wat ze zeggen dat die kan meten. Ik denk dat het eerst helder gevalideerd moet worden. Ik zeg dit dus puur vanuit een technisch oogpunt. Een deel van de sector zegt misschien «gooi hem er maar in», maar ik zie ook dat dit tot extra kosten kan leiden. Ik zou graag zien dat op dit moment alle inspanning rond innovatie zich richt op het goed leren omgaan met de aanlandplicht en dat we deze sector voorlopig even met rust laten.
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Ik denk dat we niet op één lijn zitten. Ik vind dit wel ernstig. Er is namelijk al zo lang gevraagd om eindelijk eens het blackboxsysteem en de handhaving serieus te nemen. De sector wil het zelf. We hebben het hier over duurzaamheid en het bevorderen van kleinschalige visserij op de Wadden. Dat doen de garnalenvissers juist. Ze willen ook heel graag gecertificeerd zijn. Die 300 pk is zo'n grote ergernis. We kunnen technisch alles en ook dit is technisch heel goed uitvoerbaar. Het heeft ook niets te maken met onrust of dat het technisch niet kan. Dit heeft te maken met niet willen. Voor mij is het nu klaar. Ik vraag om een harde handhaving wat betreft die 300 pk.
De heer Bruins (ChristenUnie):
Dan zullen we elkaar toch niet treffen. Ik ben ook voor handhaving van de 300 pk. Laat we dat goed handhaven en laten we niet gedogen. Ik zei al dat ik niet van het gedogen ben. Maar op dit moment geloof ik er niet in dat dit helder gevalideerd is. Ik denk dat dit alleen maar tot extra kosten zal leiden en dat ook dit weer een tekentafeloplossing is, net als de aanlandplicht die op dit moment wordt ingevoerd. We zijn echt klaar met tekentafeloplossingen. We moeten naar de praktijk en zorgen dat we in de praktijk zien wat er werkelijk gebeurt.
Mijn laatste punt betreft de brexit. In de visserijsector zijn grote zorgen over de brexit. Voor de Britten is het enorm belangrijk. Ik wil de Staatssecretaris vragen: laat voor Nederland die brexit niet een ondergeschoven kindje worden. Dit is extreem belangrijk voor de Nederlandse visserijsector. Hoe wil de Staatssecretaris zich inzetten voor de belangen van de Nederlandse vissers in de context van de brexit?
De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter. De visserijsector is boos. De steen des aanstoots zijn de aanlandplicht en de vrees dat zij visgronden kwijtraakt. Als geen ander weet de sector haar onvrede over te brengen aan verschillende fracties in dit huis. Ik wil graag stilstaan bij de vraag of die klachten wel terecht zijn. Ik begin bij de beschikbaarheid van de visgronden.
De Nederlandse vissers hebben momenteel ongeveer 90% van de Noordzee tot hun beschikking. Slechts 1,4% van de Noordzee is beschermd tegen de meest schadelijke vistuigen. Ondanks dat schrikbarend lage percentage bescherming, verzet de visserijsector zich met hand en tand tegen de aanwijzing van meer en grotere beschermde natuurgebieden in de Noordzee. Het kabinet blijkt telkens gevoelig voor die kortetermijnbelangen van de visserijsector. Inmiddels zijn het Friese Front en de Centrale Oestergronden gedeeltelijk als beschermd gebied aangewezen, maar daarmee zijn we er helaas nog lang niet.
De Partij voor de Dieren blijft inzetten op het belang van de aanleg van een natuurnetwerk in de Noordzee en het aanwijzen van grote zeereservaten. Wij denken dat dat echt van levensbelang is voor de toekomst van de Noordzee. Tijdens het AO Water in juni van dit jaar heeft de Minister van I en M aangegeven hierin stappen te willen zetten. Ik hoop dat dit voornemen stand houdt, ondanks de sterke visserijlobby. Ik verneem graag welke concrete plannen er ondertussen liggen. Ik zou graag willen weten – ik hoop dat de Staatssecretaris daarop kan antwoorden – over welk niveau van bescherming we het gaan hebben. Is dat het hoogste beschermingsniveau, dus tegen alle vormen van visserij?
Dan de aanlandplicht. Ook daar klagen vissers over. Maar die aanlandplicht is heel hard nodig, want jaarlijks wordt er op de Noordzee tussen de 140 miljoen kilo en 220 miljoen kilo vis overboord gegooid.
De heer Dijkgraaf (SGP):
De heer Wassenberg goochelt met cijfertjes. Hij zegt dat 1,4% van de Noordzee beschermd is, maar weet hij ook dat 40% van de Noordzee helemaal niet bevist wordt? Zou het niet een win-win kunnen zijn als je zegt dat als je meer wilt beschermen – er ligt een concreet voorstel van de visserijsector zelf – je dat doet in gebieden die uiteraard waardevol zijn voor de natuur, maar waar nu al niet gevist wordt? Dan sla je toch twee vliegen in één klap? Waarom niet die win-win?
De heer Wassenberg (PvdD):
Wij vinden het belangrijk dat er gronden worden aangewezen waar niet mag worden gevist. Nu wordt op het allergrootste deel van de Noordzee gevist. Er zijn verschillende gebieden waar niet gevist mag worden en er zijn verschillende beschermingsniveaus. Het beschermingsniveau waarbij bijvoorbeeld bodemberoerende technieken worden geweerd, geldt maar voor die 1,4% van de Noordzee. Dat gebied moet groeien, dat moet groter worden, willen we de Noordzee beschermen en willen we de kraamkamers in stand houden en de visbestanden beschermen.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Er ligt echter al een concreet voorstel van de visserijsector zelf om meer gebieden te beschermen, in totaal 2.000 ha. Dan sla je toch twee vliegen in één klap? We kunnen wel heel negatief lopen doen, maar ik denk dat het beter is om constructief te zijn en te zeggen: hoe kun je belangen van de visserij, de belangen van de natuur en de belangen van de vis dienen? Waarom dus niet serieus kijken naar een alternatief voorstel voor de gebieden waar nu gevist wordt en het voorstel van de visserijsector positief bekijken?
De heer Wassenberg (PvdD):
We spreken vandaag met de Staatssecretaris. Daarom vraag ik aan hem: als er dadelijk nieuwe gebieden worden aangewezen – die gebieden zijn al aangewezen – welk beschermingsniveau krijgen die dan en wordt het echt een serieuze bescherming? Elk plan is prima, maar we hebben het hier nu met de Staatssecretaris over en ik wil nu gewoon weten over welke bescherming van die gebieden op de Noordzee we het hebben. We hebben het bovendien over gebieden met een gedeeltelijke bescherming. De Partij voor de Dieren is ervoor dat er een groot – ik zou bijna zeggen: een vertakt – systeem komt met gebieden die met elkaar in verbinding staan en dat er een natuurnetwerk komt in de Noordzee. Dat is iets anders dan alleen een aantal geïsoleerde gebieden bescherming bieden. Een natuurnetwerk is voor ons dus ook heel belangrijk.
De heer Geurts (CDA):
De heer Wassenberg heeft zijn cijfers gewoon niet op orde. 37% van de Noordzee, om heel precies te zijn, wordt niet of minder dan eens per tien jaar bevist en 90% van de bodemvisserij vindt plaats in iets minder dan de helft van de Noordzee. Verder had hij het over miljoenen kilo's discards, maar we praten over 40 tot 50 ton en dat daalt ook nog fors. Hij heeft zijn cijfers dus niet op orde. Ik weet niet welke getallen hij gebruikt en uit welke rapporten hij citeert. Ik doe dat uit Europese rapporten die vastgesteld zijn.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik heb mijn cijfers wel op orde. Minder dan een half procent van de Noordzee wordt beschermd tegen alle vormen van visserij. Ongeveer 1,4% wordt beschermd tegen de meest natuurvijandige technieken, die bodemberoerende technieken. Als het gaat om de bijvangst baseer ik mij op de cijfers van IMARES, een onderzoek uit 2014, waaruit blijkt dat de bijvangst die overboord gezet wordt, tussen de 140.000 ton en 220.000 ton is. Als ik dat in kilo's uitdruk, mijnheer Geurts, is dat 140 miljoen kilo en 220 miljoen kilo.
De heer Geurts (CDA):
Ik adviseer de heer Wassenberg om nieuwe batterijen in zijn rekenmachine te doen, want dit klopt gewoon niet. Dit klopt echt niet. Daar kunnen we een hele discussie over voeren, maar het klopt echt niet.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dan adviseer ik de heer Geurts om een nieuwe leesbril te kopen, want onderzoek uit 2014 geeft die cijfers aan en daar staan die 140.000 ton en die 220.000 ton, dus 140 miljoen kilo en 220 miljoen kilo precies uitgelegd.
De heer Geurts (CDA):
Ik weet niet wanneer de heer Wassenberg voor het laatst een bril heeft gekocht, maar ik heel recent. Ik ben dus nog up to date.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dan moet de heer Geurts zijn nieuwe bril misschien gebruiken om dat artikel uit 2014 toch een keer te lezen. Ik kan hem dat van harte aanraden.
Ik vervolg mijn betoog. Ik ga het hebben over de aanlandplicht. Daar was ik net mee begonnen. Ik had het er dus over dat er tussen de 140 miljoen en 220 miljoen kilo vis overboord gegooid wordt. Daarbij worden de niet-commerciële soort en de bodemdieren niet eens meegenomen. Die verspilling illustreert wel hoever we nog van een duurzame visserijsector verwijderd zijn. Die aanlandplicht dient om de visserijsector te verduurzamen. Alleen: de visserijlobby haalt de focus weg van de verduurzamingsslag, die de sector juist zo hard nodig heeft. Die sector zou selectiever moeten gaan vissen. Er zijn vissers die zeggen dat de aanlandplicht voor extra sterfte zorgt, omdat teruggegooide vis een hogere overlevingskans heeft. Heel recent onderzoek, uit maart 2016, van IMARES laat echter iets heel anders zien, namelijk dat de overleving van vis erg laag is en afhangt van allerlei niet te controleren variabelen, zoals seizoen, weer en diepte van het vangstgebied. Het merendeel van de onderzochte soorten, tong, schol en schar, sterft. De overleving van schol en schar wordt bijvoorbeeld geschat op enkele procenten bij een reguliere trekduur. Dat betekent dat het allergrootste deel van de vis dood overboord wordt gegooid. De aanlandplicht zorgt ervoor dat we de vissterfte onder bijvangst in kaart kunnen brengen, zichtbaar kunnen maken.
De heer Bruins (ChristenUnie):
De heer Wassenberg zal begrijpen dat, wanneer je vis teruggooit, de overlevingskans altijd groter is dan wanneer je de vis aan land brengt, want dan is de vissterfte 100%. Mijn vraag betreft een ander punt. Hoe denkt de heer Wassenberg dat de visserij kan gaan innoveren onder een aanlandplicht? Als je regelgeving aanscherpt en nog eens aanscherpt dwing je een sector om te innoveren, maar hiermee dwing je een sector te innoveren onder een regel waarbij je alles vastlegt en niet meer kunt aantonen of je ook aan het innoveren bent. Wat is de ratio erachter om voor 100% vissterfte te gaan en innovatie te blokkeren? Dat is namelijk wat de aanlandplicht op dit moment doet.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik heb één vraag gehoord, namelijk hoe je zou moeten innoveren, maar ik zal twee vragen beantwoorden. Ik hoor de heer Bruins namelijk ook zeggen dat de overlevingskans hoe dan ook groter is als je de bijvangst over boord zet. Daarop valt wel iets af te dingen, want IMARES laat zien dat er bij sommige vangsten slechts een overleving is van 4%, 5%. 95%, 96% van de vissen wordt dus dood overboord gegooid. Dat staat niet heel ver af van 100% sterfte. Bovendien is al helemaal de vraag wat er op de langere termijn zal blijven leven. In sommige gevallen is de sterfte dus zo verschrikkelijk hoog dat je dicht tegen de 100% aan zit. Dat is één. Innoveren kan op een heel simpele manier. Je zou bijvoorbeeld kunnen kijken naar de maasgrootte van de netten, waardoor vissen eerder kunnen ontsnappen. De innovatie hoeft dus niet eens heel hightech te zijn om minder ongewenste vis te vangen. De visserijsector zal eraan moeten werken om die innovatieslag te maken die gemaakt moet worden. De sterfte van de bijvangst zal echt omlaag moeten.
De heer Bruins (ChristenUnie):
Als je innovatief wilt verduurzamen, maak je de regelgeving strakker en strakker en zorg je ervoor dat jouw producten beter en beter worden. Dat is hoe innovatie in iedere sector werkt: in de hightechindustrie of welke industrie dan ook. Dat betekent dat je hier ook zou kunnen zeggen dat de sterfte hoger moet worden: volgend jaar moet zij zoveel zijn en het jaar daarna zoveel enzovoorts. Vervolgens laat je al die gedetailleerde Brusselse regels los en zorg je ervoor dat die grotere mazen, die andere netten gebruikt mogen gaan worden en dat je andere technieken mag gaan gebruiken. Maar het zit muurvast. Deze sector mag niet eens innoveren, want dan krijgt men een boete. Hoe gaat deze sector innoveren, en jaar na jaar beter worden, onder de huidige regelgeving van Brussel met de aanlandplicht? Mijnheer Wassenberg, ik zie het niet gebeuren. Alles zit vast vanuit de overheid en vanuit Brussel.
De heer Wassenberg (PvdD):
Nee, het is helemaal niet zo dat alles vastzit. Er zijn heel veel manieren om te innoveren. Je kunt kijken naar de gebieden waar je gaat vangen, je kunt gebieden vermijden waar veel jonge vis zwemt. Ook sprak ik over de ontsnappingspanelen en de maasgrootte. Er zijn dus heel veel manieren om te innoveren. Die hoeven niet allemaal hightech te zijn. Iedereen is het erover eens dat we toe zullen moeten naar een selectievere visserij als we de visserij willen verduurzamen. We moeten af van een visserij die alles vangt, maar alleen aan boord houdt wat aantrekkelijk is en commercieel verhandeld kan worden en de rest overboord gooit. We zullen uiteindelijk beter, selectiever moeten gaan vissen. Dat bepleit ik.
De voorzitter:
Mijnheer Bruins, ik zal het bij hoge uitzondering toestaan, maar in principe hebt u uw interruptie in tweeën al gehad.
De heer Bruins (ChristenUnie):
De heer Wassenberg zal de vissers aan zijn kant vinden als het gaat om selectiever vissen. Het is mij alleen volstrekt onduidelijk hoe de aanlandplicht daarbij gaat helpen.
De voorzitter:
Deze slotopmerking staat genoteerd. Mijnheer Wassenberg, u kunt verdergaan met uw betoog. U hebt nog ongeveer tweeënhalve minuut.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dan zal ik voor de duidelijkheid de zin herhalen waarmee ik dit blokje bijna afsluit: de aanlandplicht zorgt ervoor dat de vissterfte onder de bijvangst nu voor het eerst echt helemaal zichtbaar wordt. De oplossing voor het probleem van de bijvangst moet worden gezocht in het voorkomen van bijvangst door selectiever te vissen.
Mijn laatste blokje gaat over haaien en roggen. Deze soorten staan sterk onder druk en zijn, zo moet ik helaas zeggen, een zeldzaamheid geworden in de Noordzee. Gelukkig deelt de Staatssecretaris de zorgen van de Partij voor de Dieren, wil hij vol inzetten op het redden van haaien en roggen en is hij gekomen met een actieplan. Over dat actieplan heb ik toch nog een paar vragen en opmerkingen. Ik denk dat ik de Staatssecretaris zou teleurstellen als ik die niet had. Helaas ontbreekt het in het actieplan nog aan voldoende concrete maatregelen. Hoe gaat de bijvangst door de visserij voorkomen worden? Welke beschermingsmaatregelen komen er? En heel concreet: is de Staatssecretaris bijvoorbeeld bereid tot een terugzetverplichting voor haaien in Natura 2000-gebieden?
Voor monitoring van herstel is een nulmeting nodig. We moeten weten hoe de vlag er nu bij hangt, hoe het er nu voor staat, maar ik zie nog geen actie om zo'n nulmeting te houden. Ook vraag ik me af hoe de rolverdeling tussen het Ministerie van EZ en het Ministerie van I en M is. Volgens mij ontbreekt die rolverdeling nog, net als een budget voor het actieplan in de begroting. Dat laatste is belangrijk, want zou het geen idee zijn om het actieplan uit te werken in een uitvoeringsagenda met concrete maatregelen en er budget voor vrij te maken? Ik denk namelijk dat we niet kunnen verwachten dat onderzoeksinstituten en de visserijsector zelf het initiatief daartoe nemen en dat zelf gaan bekostigen. Kan de Staatssecretaris daarop reageren?
De voorzitter:
Dan gaan we luisteren naar de inbreng van een collega met een heel toepasselijke naam in dezen, mevrouw Visser van de VVD.
Mevrouw Visser (VVD):
Ik ben zelf geen visser, voorzitter.
Het is goed om stil te staan bij een belangrijk onderwerp als de visserij. De gemiddelde Nederlander weet namelijk niet waar de vis precies vandaan komt als hij die thuis aan het eten is of bij de haringkar koopt. Tegelijk staan mensen op hun achterste benen als ze op tv een documentaire zien over het kweken van garnalen of andere soorten vis in Azië, omdat ze dan zien op welke manier dat gebeurt. Dan krijgt iedereen meteen minder trek in dat soort vis. Dicht bij huis zorgen vele Nederlandse vissers juist dag in, dag uit – dat zijn lange, harde dagen op zee – voor een goede visstand, en proberen ze goede en betaalbare vis dicht bij huis te vangen en op ons bord terecht te laten komen.
Ondertussen hebben die vissers zelf het gevoel dat zij aan alle kanten worden tegengewerkt, of dat nou door de Europese beleidsmakers is, de departementen in Nederland of allerlei organisaties. Ik moest wel lachen toen de heer Van Wassenberg sprak over de vislobby. We hebben net zo goed de lobby van de andere kant, van allerlei organisaties die stenen in de zee gooien als zij vinden dat ze hun zin niet krijgen. We zien dus aan beide kanten de emoties hoog oplopen. Ik snap het ook, kijkend naar een dossier als dat van de aanlandplicht, waarvan IMARES zelf constateert dat de belevingswerelden van de visserij aan de ene kant en de beleidsmakers, bijvoorbeeld die uit Europa, aan de andere kant, niet met elkaar overeenstemmen. Iedereen heeft echter hetzelfde doel: ervoor zorgen dat die zee goed gevuld is met vis, maar ook dat iedereen op een goede manier zijn brood kan verdienen. Bij de uitwerking van die maatregel zijn echter grote vraagtekens te plaatsen.
Heel veel van de onderwerpen met betrekking tot de visserij hebben we al eerder besproken. Het zijn dus vaak terugkerende onderwerpen, wat er mee te maken heeft dat de visserij Europees geregeld is en dat we aan veel Europese en internationale verdragen gebonden zijn. Ik begin dan ook met de aanlandplicht. Hoe zorgen we voor een aanlandplicht die uitvoerbaar, naleefbaar en handhaafbaar is? Daarover hebben we ook moties ingediend. We maken ons daar toch grote zorgen over. Er werd net al door de ChristenUnie gewezen op een manifestatie door EMK (Eendracht Maakt Kracht), een groep vissers die bezorgd zijn en graag hun werk willen doen. Zij komen met concrete problemen waar ze tegen aanlopen. Scholvissers bijvoorbeeld die met een maaswijdte van 100 millimeter vissen, willen geen tongschar verspelen, maar het gevolg is meer ondermaatse vis en dus ook ondermaatse schol. Dit dienen ze weer te registreren omdat het een doelsoort is. Maar wat betekent dit dan? Moeten ze dit wel of niet registreren? Ze lopen tegen allerlei uitvoeringsproblemen aan. Zij vragen om hierover snel duidelijkheid te krijgen. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe dit soort problemen snel wordt opgelost? Dit zorgt er namelijk voor dat vissers in hun dagelijkse werkzaamheden met allerlei administratieve verplichtingen en vraagstukken bezig zijn in plaats van met hun dagelijkse werk.
Een ander punt is de brexit. Daarover zijn tal van vragen te stellen. VisNed heeft een brief aan de Kamerleden gestuurd met tal van brexitgerelateerde onderwerpen. Het betreft terechte vragen, maar een deel van die vragen kunnen we pas beantwoorden als de Britten daadwerkelijk artikel 50 in werking stellen. Wel spreekt daaruit een zorg die de VVD-fractie deelt. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de aanlandplicht. Kijk de beelden van de heer Nigel Farage met zijn pleidooi voor een brexit terug; hij noemde juist het besluit van Europa over de aanlandplicht in de visserij als argument om uit Europa te stappen. Gelet op dat soort sentimenten is het wel heel onrechtvaardig dat juist de Britten, die hebben aangedrongen op die aanlandplicht, er nu uitstappen, en de rest van Europa opzadelen met een probleem waarvan zelf IMARES zich afvraagt of het middel inmiddels niet erger is dan de kwaal.
Hoe zorgen we ervoor dat we die aanlandplicht uitvoerbaar, handhaafbaar en leefbaar maken? Moeten we de brexit eigenlijk niet gebruiken om de aanlandplicht van tafel te krijgen? Of moeten we, zoals de visserijsector zelf bepleit heeft, de aanlandplicht als een van de maatregelen inzetten om ervoor te zorgen dat de visserijbestanden op orde komen, en dus niet als generieke maar als heel specifiek maatregel inzetten? Ik krijg hierop graag een reactie van de Staatssecretaris.
Ik zal een aantal onderwerpen heel snel aflopen. Er is samen met het CDA en de SGP een motie ingediend over het Friese Front en de Centrale Oestergronden. Daarin wordt gevraagd om met de visserijsector en alle andere betrokken partijen om tafel te gaan zitten. Wat is daarvan de stand van zaken? We hebben namelijk opgeroepen om meer ruimte te geven aan de visserij.
Een ander punt is de doorvaart van de vissersschepen in verband met de windmolenparken op de Noordzee.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Mevrouw Visser stelt een bijzondere vraag aan de Staatssecretaris over de oestergronden. Ik denk dat ze die vraag bij haar eigen Minister, bij Minister Schultz, moet neerleggen. Als het goed is, gaat zij daarover. Of mis ik iets?
Mevrouw Visser (VVD):
Dat is een gezamenlijke verantwoordelijkheid. We hebben ook gevraagd om daarvoor gezamenlijk de verantwoordelijkheid te nemen. Bij het vraagstuk zijn namelijk zowel de visserijsector als milieuorganisaties en ruimtelijke-ordeningskwesties betrokken. Mevrouw Koşer Kaya heeft dus gelijk, maar de Staatssecretaris heeft er zelf belang bij om het gesprek hierover te faciliteren. Daarom onze vraag aan hem wat er nog nodig is om dit voor elkaar te krijgen. Ook bij het wetgevingsoverleg over water zal deze vraag vast weer aan de orde komen.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Dan is het toch wel erg jammer dat mijn collega Visser in het commissieoverleg hierover niet heeft voorgesteld om ook Minister Schultz hierbij uit te nodigen.
Mevrouw Visser (VVD):
Dit is een procedurele opmerking. Ik ga graag door op de inhoud: we hebben samen met het CDA moties ingediend over de doorvaart voor de visserij in verband met windmolenparken op zee. Wat is de stand van zaken daarvan?
Dan de rivierkreeft. Ik was heel blij om naar aanleiding van vragen van mijzelf in augustus te horen dat wij het vissen op rivierkreeft toch mogelijk gingen maken, maar in de praktijk blijkt daar niets van terecht te komen. Dat heeft te maken met heel praktische dingen, namelijk – ik heb een mail vanuit de rivierkreeftvisserij voor me liggen – dat er geen geijkte rivierkreeftfuik in de wet- en regelgeving is opgenomen. Zij vallen dus onder het aalfuikenbeheer. Dat betekent dat zij nu niet mogen vissen. Wij hebben dus weliswaar gezegd dat zij op rivierkreeft mogen vissen, maar doordat zij onder specifieke wet- en regelgeving vallen, die niet op hen van toepassing is, kunnen ze nu drie maanden helemaal niets. Dat was niet de bedoeling van mijn vraag. Ik vraag de Staatssecretaris dus om daar alsnog iets aan te doen.
Mijn laatste vraag betreft de handelsnormen. Bij het afschaffen van de PBO's is ooit afgesproken dat de NVWA zou toezien op die handelsnormen. Inmiddels heeft de Staatssecretaris aangekondigd dat dit over zou gaan naar de sector zelf. De vraag is of dit niet ingaat tegen de afspraken die gemaakt zijn ten tijde van de afschaffing van de PBO's. Bezwaarlijk is ook dat dit op heel korte termijn moet ingaan, namelijk al op 1 januari aanstaande. De sector heeft zelf al aangeven dit niet voor elkaar te krijgen. Wat gaat dit dus betekenen? Is de Staatssecretaris bereid om naar die geluiden te luisteren en ervoor te zorgen dat de termijn verandert? Maar vooral: hoe verhoudt zich dit tot de eerdere afspraken die zijn gemaakt?
De voorzitter:
Dank u wel. Het is overigens de heer Wassenberg. U dichtte hem een adellijke titel toe, maar hij is van de eenvoudige tak uit de Westelijke Mijnstreek. Hij heeft wel een ietwat adellijk voorkomen, maar het is Wassenberg en niet Van Wassenberg. Mijnheer Wassenberg, u wilt daar nog op reageren?
De heer Wassenberg (PvdD):
Niet uit de Westelijke Mijnstreek, uit Maastricht.
De voorzitter:
Maar u woont nu in de Westelijke Mijnstreek in ieder geval? Bedankt voor deze correctie. Mevrouw Koşer Kaya van D66.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik had ook graag van Koşer tot Kaya willen heten, maar dat zit er niet in. Ik hoop overigens dat dit niet van mijn tijd afgaat.
Mevrouw Visser (VVD):
Ik dacht dat mevrouw Koşer Kaya mij een vraag wilde stellen, dus ik stopte even. Ik zou nog graag een laatste opmerking maken.
De voorzitter:
Ik had u zelfs al een halve minuut extra gegeven. U zat al op 06:30 minuten. Kunt u die opmerking niet voor de tweede termijn bewaren?
Mevrouw Visser (VVD):
Dan ga ik ervan uit dat de PvdA me iets gaat vragen over het fuikenverbod in Zeeland en mijn collega's van de SGP en het CDA iets over de wolhandkrab.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Voorzitter. Het afgelopen jaar heb ik veel gesproken met vissers en natuurorganisaties en heb ik veel werkbezoeken afgelegd. Ik ben naar de Waddenzee, de Noordzee en allerlei natuurgebieden geweest. Ook heb ik meegedaan aan de Beach Cleanup Tour. Het is buitengewoon boeiend om te zien hoeveel vuil mensen op onze stranden achterlaten, terwijl zij op diezelfde stranden ook willen genieten. Voor zowel de Waddenzee als de Noordzee als de internationale wateren waarin we vissen is het ongelooflijk belangrijk dat de natuur en de visstand goed blijven, ook voor toekomstige generaties. Daarom heb ik een initiatiefnota ingediend over deze problematiek om ervoor te zorgen dat er een evenwicht komt, dat zowel de natuur als de visserij in de toekomst behouden blijft en dat het volledige visbestand groeit, en niet alleen het visbestand van bepaalde soorten. Ik ben benieuwd naar de reactie van het kabinet op mijn visnota Leve de Zee. Vervolgens zou ik er met mijn collega's uitgebreid over willen spreken.
Vandaag wil ik een aantal onderwerpen naar voren brengen, waaronder de wolhandkrab. Ik heb een afschrift van een brief gekregen waarmee begin dit jaar een ontheffing werd verleend om te vissen op de wolhandkrab voor de Haringvlietsluizen. Dat verbaasde mij heel erg, want begin dit jaar hebben wij de evaluatie ontvangen van de pilot met de wolhandkrab, met daarin de bevestiging dat het controleprotocol niet de noodzakelijke garanties geeft om de kans dat met dioxine vervuilde wolhandkrab in de handel komt, voldoende uit te sluiten. Het verbaast mij dan ook dat er zo'n brief ligt. Als die vergunning verleend is, komt er vervuilde vis bij de consument op het bord. De voedselveiligheid is daarmee gemoeid. Ik wil graag van de Staatssecretaris weten of dit klopt, hoe dit kan en waarom die vergunning is verleend. Was het niet de Staatssecretaris die schreef dat er zorgen waren over de nalevingsbereidheid van de sector? Ik citeer: «Zo is er in 2015 bij toezicht 7 keer geconstateerd dat een beroepsvisser viste op aal of wolhandkrab in de voor deze visserij permanent gesloten gebieden». Ik begrijp dat de aangenomen motie-Dijkgraaf c.s. (29 664, nr. 146) de Staatssecretaris in een moeilijke positie heeft gebracht, maar tegelijkertijd is het wel belangrijk dat er geen met dioxine vervuilde wolhandkrab op ons bord komt. Dat willen we niet. Is er ondertussen een goed en sluitend systeem met de juiste waarborgen om vervuilde vis uit de handel te houden? Is de nalevingsbereidheid verbeterd? Hoeveel vergunningen voor wolhandkrabvisserij zijn afgegeven en waar en waarom?
Ik kom op de zeebaars. Op 22 augustus ontstond ophef onder sportvissers in het Rotterdamse havengebied, want toen zij daar 's ochtends aankwamen, bleken er opeens beroepsvissers te staan die via staandwantvisserij vele zeebaarzen gevangen hadden. Veel sportvissers vonden het wrang om grote hoeveelheden zeebaars opgevist te zien worden, terwijl zij sinds juli onderworpen zijn aan een limiet van één zeebaars per dag. Die maatregelen zijn terecht; laat ik daar heel duidelijk over zijn. Wij maken ons namelijk grote zorgen over de stand van de zeebaars. Wat zijn de voorwaarden van de huidige vergunningen en tot wanneer lopen die vergunningen? Hoe verhouden de vangstquota zich tot het totale zeebaarsbestand? Op welke wijze worden de vergunningen geraakt door de herstelmaatregelen ter bescherming van het sterk onder druk staande zeebaarsbestand? Op welke wijze wordt met de verbetering en uitoefening van deze vergunningen en de gelijktijdig aan de recreatieve visserij opgelegde stringente beperkingen zorggedragen voor een evenwichtig visserijbeleid, gericht op een duurzaam visbestand en een evenredige verdeling van de lasten tussen commerciële en recreatieve vissers? Ik reageer ook even op het korte interruptiedebatje met de heer Van Gerven en ... Ik zei bijna mevrouw Dijkgraaf, maar ik bedoel uiteraard mevrouw Visser. Het is niet of-of, het gaat om een evenwicht. Dat evenwicht blijkt zoek te zijn. Hoe staat het hiermee?
Ik kom op de zalm en de Duitsers. Ja, de Duitsers. Iedereen in deze sector weet mij inmiddels te vinden. Ik heb een afschrift gekregen van een brief van Der Atlantische Lachs, een vereniging die zich inzet voor de terugkeer van de zalm. Dat is buitengewoon belangrijk, want de zalm is in veel Europese riviersystemen uitgestorven of bedreigd. Dat zal de heer Dijkgraaf – ik wilde net zeggen: professor – ook niet zijn ontgaan en zeker zo'n partij die toekomstige generaties een warm hart toedraagt, zal dat toch erg vervelend vinden.
De voorzitter:
Uw zes minuten zijn voorbij, mevrouw Koşer Kaya.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik maak het snel af. Die brief is van juli en is een vervolg op een brief van mei. Die brief is niet beantwoord. Is het gebruikelijk dat brieven onbeantwoord blijven? Waarom is deze brief niet beantwoord? Dat roept de vraag op wat de Minister doet om de zalm terug te krijgen in onze rivieren. Daarbij moet hij niet alleen kijken naar de watermolens en vispassages laten maken; ook grensoverschrijdende samenwerking is hard nodig. Wij willen de zalm terug in onze rivieren.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Ik heb een punt van orde, voorzitter.
De voorzitter:
U hebt uw twee interrupties al gepleegd, dus u maakt er nu een punt van orde van. Dat is heel sluw. Wat is uw punt van orde?
De heer Dijkgraaf (SGP):
Mevrouw Koşer Kaya verwees net naar de SGP. In de motie-Van der Vlies werd gevraagd om betere vispassages. Op dat punt vinden wij elkaar dus.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik wilde zo-even de aandacht van de heer Dijkgraaf trekken, want die had ik nog niet.
De voorzitter:
Dat is u gelukt.
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Voorzitter. Ik ben niet van adel, dus opmerkingen daarover kunnen de leden zich besparen.
De Partij van de Arbeid staat voor duurzame, kleinschalige visserij. We moeten de visstand op peil houden en zorgen voor een visserijsector die nog jaren mee kan. Ik begin met de IJsselmeervisserij. Daar is al het nodige over gezegd, maar ik wil nog een paar belangrijke punten toevoegen. De Staatssecretaris meldt in zijn brief dat de visserij het afgelopen jaar intensief was, dat partijen zich onvoldoende aan de gezamenlijk gestelde opgaven houden en dat de nalevingsbereidheid bij de sector laag is. Er schijnen veel overtredingen, met name stroperij, geconstateerd te zijn. Dat is de omgekeerde wereld van wat wij met het IJsselmeer willen, namelijk een verbetering van de visstand. De Staatssecretaris heeft gezegd dat in oktober een overleg zal plaatsvinden. Wat is de inzet voor dat overleg van oktober? Wordt de handhaving geïntensiveerd? Is er op dit moment duidelijkheid over de visstand? Wordt er – volgens mij heeft de SP-woordvoerder daar ook al naar gevraagd – een relatie gelegd met grote projecten als de vismigratie, de Marker Wadden enzovoorts?
Ik heb nog een ander puntje. Het schijnt dat bij de IJsselmeertransitie de vergunning gerelateerd is aan het vaartuig. Worden er ook vergunningen afgegeven zonder dat er een schip tegenover staat? Daar heb ik namelijk geluiden over gehoord.
Ik kom op het aalbeheer. Er is een EU-verordening waarin voor Europese landen wordt gesteld dat 40% van de paling ongestoord moet kunnen uittrekken. Hoe staat het hiermee? Zijn wij op de goede weg? Graag krijg ik meer helderheid over de regie over het aalbeheer.
Mijn volgende punt gaat over vis en waterkrachtcentrales. Daar heb ik al een paar keer moties aan moeten wijden. Een van de manieren om de palingstand te verbeteren is namelijk om de vissterfte bij de waterkrachtcentrales substantieel terug te dringen, onder andere in Limburg. De waterkrachtcentrales mogen niet meer dan een sterfte van 10% veroorzaken. De Minister van I en M heeft aangegeven vanaf 1 juli 2016 klinkende resultaten te willen zien. De vraag is nu of de situatie bij de waterkrachtcentrales echt drastisch is verbeterd. Zo niet, dan gaan wij ervan uit dat de centrales stilgelegd worden, in ieder geval in tijden van vistrek. Graag krijg ik hierover duidelijkheid.
Er is geen visserijoverleg zonder dat ik aandacht vraag voor de situatie van het traditionele werelderfgoed fuikvissen, heel kleinschalig, door een gilde van oude vissers en jonge mensen die die traditie graag willen overnemen. Het is een traditie en moet dus gebeuren zoals het vroeger ging. Het is heel kleinschalig; foto's geven dat aan. Wij hebben ook een uiteenzetting gekregen van deze mensen en zij hebben ons hierover boeken aangereikt. De Staatssecretaris heeft ons beloofd dit op te lossen, maar er komen steeds nieuwe regels. Nu is er weer sprake van een keerwant. Moet dat nu echt in zo'n fuikje? Daar kan bijna niet eens een vis in, laat staan een zeehond! Voor dit soort dingen heeft de Staatssecretaris ons een oplossing beloofd. Er is gigantisch toezicht op, het wordt gemonitord. Omwille van deze traditionele zaak moet dit echt opgelost worden en wel vandaag nog, zou ik bijna zeggen. Graag hoor ik van de Staatssecretaris wanneer wij met deze vissers in Zeeland feest kunnen gaan vieren omdat zij deze viswijze weer volgens de oude traditie mogen uitvoeren.
Vorige keer hebben we gesproken over staandwantvisserij bij de eilanden in de Noordzee. De Staatssecretaris heeft gezegd dat het helemaal goed komt met de handhaving. Graag hoor ik van hem hoe het hiermee staat.
Ik heb nog een punt over het gebruik van 300pk-motoren op de Wadden. In een interruptie op de ChristenUnie heb ik al gezegd dat ik blij ben met het idee van de blackboxcontrole. De vlag gaat uit bij de garnalenvissers, die dit al heel lang heel graag willen. Zij ergeren zich al jarenlang aan collega's die met 300 pk plus over de Waddenzee scheuren om de week een beetje goed te maken. Ik ben blij dat we daar eindelijk hard tegen gaan optreden. De garnalenvissers vinden het duurzaamheidslabel erg belangrijk. Ik zou zeggen: doorstarten. Wel heb ik namens de Nederlandse Vissersbond nog een vraag. Wil de Staatssecretaris in de nabije toekomst, dus eigenlijk vanaf morgen, door middel van innovatie praktische en betaalbare oplossingen inzetten voor het registreren van motorvermogen? Dat moet kunnen. We kunnen dat bij auto's; we kunnen dat overal. Het moet veel minder fraudegevoelig worden. Dat zou echt heel veel oplossen.
Ik hoor van de voorzitter dat ik nog 20 seconden heb, dus ik houd het kort. Ik sluit me aan bij de vragen van de VVD-woordvoerder over de aanlandplicht.
De heer Bruins (ChristenUnie):
Mevrouw Jacobi legt de vinger op de zere plek. Ik zei al dat we het eens zijn over een strenge handhaving van de 300 pk. Aan het eind van haar betoog vraagt mevrouw Jacobi de Staatssecretaris of hij vanaf morgen op praktische en betaalbare wijze de black box kan invoeren. Dat is nu precies het probleem: het moet praktisch en betaalbaar zijn, maar het betreft innovatie en innovatie kost tijd. Je moet apparaten testen, je moet ze ijken, je moet ervoor zorgen dat ze meten wat ze moeten meten, je moet ervoor zorgen dat je bereikt wat je wilt bereiken. Kunnen mevrouw Jacobi en ik elkaar vinden in de gedachte dat we beginnen met een proef waarmee we aantonen dat dit werkt, voordat we de hele kottervloot op kosten jagen voor iets wat misschien niet werkt?
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Elke stap om die 300 pk plus van de Waddenzee te krijgen, is meegenomen. Maar als een proef betekent dat we nog weer tien jaar tuttelen, dan ben ik daar niet voor. Is dat niet ook een beetje een doekje voor het bloeden? Ik zou zeggen: doorzetten. Technisch moet het allemaal kunnen. We kunnen het bij auto's en zelfs bij fietsen. Waarom zouden we het nou niet bij het motorvermogen van een schip kunnen? Ik ben in dit geval aanhanger van de garnalenvissers op de Waddenzee, die moeten leven van kleinschalig vissen. Dat past bij dat type gebied. De 300 pk plus moeten we met elkaar niet meer willen. Ik ben daarom niet zozeer voor een proef, maar voor doorzetten en wegwezen.
De heer Bruins (ChristenUnie):
Aan het begin van het antwoord van mevrouw Jacobi werd ik blij, want ik zag wat licht en ik voelde wat lucht. Misschien moeten we op korte termijn even elkaars handen vasthouden en bekijken hoever we samen kunnen komen.
De voorzitter:
Mevrouw Jacobi is om, zie ik.
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Alle medestanders zijn meegenomen.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng, mevrouw Jacobi. We gaan luisteren naar de inbreng van professor Dijkgraaf van de SGP. O, sorry, ik was mevrouw Koşer Kaya vergeten! Mijn excuses. Zij heeft nog een vraag voor mevrouw Jacobi.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
De heer Dijkgraaf wil graag dat ik hem interrumpeer, maar zo snel gaat dat niet, mijnheer Dijkgraaf!
Ik had nog een vraag voor mevrouw Jacobi over de aanlandplicht. Zij zei: ik sluit mij aan bij de vragen van de VVD. Voor zover ik weet, is de VVD helemaal niet zo gecharmeerd van de aanlandplicht.
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Mevrouw Visser had wel goede vragen.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ja, sommige vragen daarover waren prima vragen, zoals: hoe kun je meer maatwerk verrichten, innovatie aanjagen en daar samen met Europa meer ruimte aan bieden? Dat waren geweldige vragen; daar zou ik me ook zo bij aansluiten.
De voorzitter:
Maar wat is uw vraag?
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
De kernopmerking van de inbreng van mevrouw Visser was: de aanlandplicht is een verschrikkelijk instrument om te gebruiken. Hoe zit de PvdA daar dan in? Kan ze daar wat duidelijkheid over geven?
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Zeker, met alle liefde. Laten we stellen dat de aanlandplicht echt een heel harde maatregel is. Die is ervoor bedoeld om onze visstand te verduurzamen en om innovaties aan te jagen, maar dat moet je met elkaar voor elkaar brengen. Als de aanlandplicht betekent dat je eigenlijk alleen maar dooie visjes aanlevert, dan vind ik dat zonde voor de visstand in de zee. Ik denk dat zaken als regie, uitvoerbaarheid en gezamenlijke intrinsieke motivatie daarbij horen. Mevrouw Koşer Kaya zei zelf ook dat de VVD daar uiterst goede vragen over heeft gesteld. Ik ben er wel heel erg voor dat de aanlandplicht als middel een-op-een aansluit bij het doel van de duurzame visserij. Het kan de beginfase zijn, maar nu is mijn beeld dat die het doel niet geheel dient. Niet de aanlandplicht is mij heilig, maar het duurzaam vissen en het visbestand in de zee zijn mij heilig. Daarom denk ik dat als je maatregelen treft, je er heel goed aan doet om die uiterst zorgvuldig te monitoren en om in beeld te hebben of het beter of misschien ook nog anders kan. Enige nuance op dit punt verwacht ik ook van mijn buurvrouw van D66. Je moet het altijd ook nog met de mensen doen, vandaar.
De voorzitter:
Laten we proberen om de vragen en antwoorden iets bondiger te houden, want het begint op een tupperwareavondgesprek te lijken. Daar moeten we mee oppassen, want anders komen we in de knel met de tijd.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik kan de lange inbreng van mevrouw Jacobi heel kort, in één zin, samenvatten: we nemen langzaam afscheid van de aanlandplicht. Sommige vragen zijn inderdaad heel goed; die heb ik ook genoemd. Prima dat die vragen gesteld worden, maar de kern van de inbreng van mevrouw Visser was dat de aanlandplicht niet oké is. Ik hoor de PvdA hier heel langzaam bewegen naar de opvatting dat die nu niet meer zou moeten gelden, terwijl we nog maar half weten of het instrument inderdaad effectief is of niet. Dat zou je dus eerst moeten gaan uitzoeken.
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Precies, dat laatste vind ik ook. Mijn buurvrouw probeert alles politiek te maken, maar daarmee los je de problemen in de wereld niet op. Het gaat precies om het laatste dat ze zei, namelijk dat je moet bekijken of het ook wel werkt.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Voorzitter. Je zou het bijna vergeten, maar wat ons hier aan deze tafel bindt, is dat we allemaal een goede visstand en minder bijvangst willen. Daar moet het uiteindelijk om gaan. Dat wil iedereen, maar deze aanlandplicht, waarover we net een discussie hebben gehad, werkt niet, is niet uitvoerbaar en is peperduur. Kijk ook naar de acties van Eendracht maakt Kracht. Van de zomer hebben we een petitie gekregen. Er is duidelijk gemaakt dat het vertrouwen weg is. Hoe gaat de Staatssecretaris dat vertrouwen terugwinnen? Ik denk dat mevrouw Jacobi daar zojuist heel mooie dingen over gezegd heeft. Ik ben blij dat de Partij van de Arbeid ook kritische vragen stelt. We hadden op zich al een Kamermeerderheid, maar eigenlijk verdient de visserij dat dit breed gesteund wordt en dat we met elkaar naar een betere oplossing zoeken.
Met mevrouw Visser zeg ik dat de brexit wat dat betreft aan de ene kant natuurlijk een bedreiging is voor de visserij, omdat een groot deel van wat wij vangen in Britse wateren wordt gevangen. Aan de andere kant is het misschien ook wel een kans om dit eindelijk eens op te lossen. De Britten waren namelijk wel de motor achter de aanlandplicht. Vervolgens zadelen ze ons ermee op. Straks krijgen we de situatie dat zij zich er weer niet aan gaan houden en voorop gaan lopen. Ik vraag de Staatssecretaris hoe dit traject nu gaat lopen. We hebben de Staatssecretaris, en ook zijn voorgangers natuurlijk, best weleens naar Brussel gestuurd met opdrachten voor een andere aanlandplicht of voor vertraging. Tot nu toe komen er signalen: ja, fijn dat u dat doet, Kamer, maar de Europese trein dendert door. Daar moet wat mij betreft echt een eind aan komen. Ik wil dus een heel heldere strategie van de Staatssecretaris. Gaat hij op reis? Gaat hij de hoofdsteden af? Ik denk dat er voldoende onderwerpen zijn om te bespreken. Het gaat niet alleen over de aanlandplicht, maar ook over andere zaken. Misschien kan hij de derogatie en de saldering in het fosfaatplafond ook gelijk meenemen.
Er zijn veel onderwerpen waarbij we de Europese partners nodig hebben, maar ik ben bang dat we met deze EU er wat betreft de aanlandplicht niet gaan komen. Daarom denk ik steeds meer aan een vexit. Waarom zouden we eigenlijk de instemming nodig hebben van landen die helemaal geen visserijbelangen hebben? Denk aan een land als Oostenrijk. Waarom zou de Staatssecretaris dus niet een deal sluiten met de landen die vergelijkbare belangen hebben en vergelijkbare problemen hebben langs bijvoorbeeld de Noordzee? Dat zijn wel de belangrijkste problemen. Ziet de Staatssecretaris daar wat in voor het geval dat je er op Europese schaal niet uit komt? Wat is daar eigenlijk erg aan? Is het zo gek om samen te werken met landen met gelijkgeschakelde belangen?
We hebben al even een interruptiedebat gehad over de Centrale Oestergronden en het Friese Front. Bijna 40% van de Noordzee wordt inderdaad niet of nauwelijks bevist. Ik mis dat in alle signalen over de bescherming van de Noordzee en over voldoende natuurontwikkeling. Natuurlijk heeft de heer Wassenberg gelijk als hij zegt dat maar een klein percentage echt formeel wordt beschermd, maar tegelijkertijd is het gewoon een feit dat 40% niet of nauwelijks bevist wordt. Toch wil het kabinet boven op de Natura 2000-gebieden nog gebieden aanwijzen die gesloten moeten worden voor de bodemberoerende visserij. Er ligt een heel concreet voorstel vanuit de visserijsector. Pakt de Staatssecretaris dat op en gaat hij de motie van de SGP, VVD en CDA – ik ben eerlijk gezegd kwijt in welke volgorde precies, maar die maakt ook helemaal niet uit; het ding heeft een meerderheid gehaald – uitvoeren?
Ik kom op de handelsnormen. In het verleden was het Productschap Vis verantwoordelijk voor de controle van de handelsnormen. De afspraak bij opheffing van de productschappen was dat de NVWA die zou overnemen. Het ministerie en de NVWA trekken nu hun handen ervan af. Ik vind dat onverteerbaar. Het was al uiterst moeilijk dat dat productschap verdween. Die afspraak is heel expliciet gemaakt. Nu krijgen we gewoon de situatie dat dit jaar nog maar 50% van de tijd een inspecteur aanwezig is, en vanaf januari 2017 moet de sector het maar uitzoeken. Die blijft dan met de brokken en de kosten zitten. Dit is niet in lijn met de afspraken die we gemaakt hebben. Ik vraag de Staatssecretaris dus om die afspraken na te komen.
Ik kom op de IJsselmeervisserij. Als het zo doorgaat, komt er een ijskoude sanering, terwijl die niet nodig is. Ik pleit in de eerste plaats – ik had het er in de interruptie al even over – voor een betere schatting van de visstand. Wij krijgen signalen dat de methode van IMARES achterhaald is. Ik geef een heel simpel voorbeeld. Het IJsselmeer wordt steeds helderder. Dat betekent dat de visjes naar beneden gaan. Met de jip-en-jannekesleepnetjes van de IMARES-boot haal je dan niks op. Dan meet je dus geen vis. Ja, toedeledokie zeg ik dan! Als je vist met de moderne vismethode waarmee de vissers vissen, dan haal je veel meer naar boven. Neemt de Staatssecretaris die positieve ontwikkeling mee? En gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat er goed gemeten wordt? Er is een alternatief visstandonderzoek. Er worden ook al drie jaar gegevens verzameld. Waarom worden die niet meegenomen? Dat zijn metingen met de juiste vismethodes. In de tweede plaats wil de Staatssecretaris binnenkort een besluit nemen over een alternatief beheersysteem op het IJsselmeer. Laat ik mijn vraag eenvoudig houden: hoe wil hij dat ooit op een goede manier doen zonder budget voor de uitkoop van bedrijven?
Tot slot. Wat is de stand van zaken wat betreft de wolhandkrab? Gaat het nou eindelijk gebeuren? Als alle door mevrouw Koşer Kaye gestelde vragen worden omgedraaid, zijn dat de vragen waarop ik graag de antwoorden van de Staatssecretaris wil hebben.
De heer Geurts (CDA):
Voorzitter. Ik wil beginnen met de mogelijke gevolgen van de aangekondigde brexit voor de Nederlandse visserij. Ik heb daar vragen over gesteld bij de Landbouw- en Visserijraad. Dat onderdeel is alleen helaas nog niet beantwoord. Maar het gaat wel ergens over. Wij als CDA vragen of de Staatssecretaris bereid is om de strijd aan te gaan om de Nederlandse visserijbelangen te beschermen. Gaat hij de gevolgen van de brexit voor het Europese visserijbeleid Europees agenderen? De heer Dijkgraaf heeft er net ook al op gewezen. Ik wil toch een kleine nuance aanbrengen bij wat de VVD zojuist aangaf. Ik proefde dat de VVD even wil wachten totdat de Engelsen daadwerkelijk de brexit inzetten, maar dan kom je in een situatie waarin eerst wordt gezegd: Kamer, wacht nog even, wacht nog even. Daarna komt dan: sorry Kamer, u bent te laat.
Mevrouw Visser (VVD):
Dit heet echt uitlokking. Laat ik de heer Geurts maar geruststellen. Ik vulde in wat de Staatssecretaris gaat zeggen, namelijk dat hij pas daadwerkelijk stappen kan zetten als de Britten de procedure in werking zetten. Dat weet het CDA ook. Laat wat ons betreft echter één ding heel helder zijn. Er zijn volgens mij terechte zorgen geuit door de visserijsector. Wij zien ook dat investeringen nu worden uitgesteld. Dat is dus des te meer reden om snel duidelijkheid te krijgen. Als de Staatssecretaris op dat punt stappen kan zetten, voorafgaand aan de daadwerkelijke aanvraag, dan zie ik die graag tegemoet. Daartoe roepen we hem ook. Ik sluit me dan ook aan bij de vragen die in dezen door de SGP zijn gesteld.
De heer Geurts (CDA):
De VVD doet een duidelijke oproep. Die ondersteun ik, maar ik geef ook aan dat de Staatssecretaris niet achterover mag gaan leunen. Eigenlijk vind ik dat hij zich nu in Londen moet melden en hierover met het Engelse kabinet moet gaan praten. Als we namelijk blijven wachten, trekken we in Nederland zo meteen aan het kortste eind. Dat gaat wat mij betreft niet gebeuren. Dat is een heel dringende oproep aan de Staatssecretaris om dit dossier hoog te agenderen en om naar Londen te gaan.
Mevrouw Visser (VVD):
Dat is een heel mooie oproep. Ik denk dat die ook terecht is, want ik deel de zorgen – ik denk dat ik niet de enige ben aan deze tafel – over de brexit. We willen juist dat er zo snel mogelijk zekerheid komt. Ik kan me ook voorstellen dat de Britten daar totaal geen zin in hebben. We kunnen de Staatssecretaris niet met een onmogelijke opdracht op pad sturen. Die kanttekening plaats ik bij de oproep, maar ik denk dat de heer Geurts en ik het eigenlijk gewoon eens zijn: zorg ervoor dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt.
De heer Geurts (CDA):
Niemand is gehouden tot het onmogelijke, maar daar zullen we in de komende weken ook wel bij andere onderwerpen over spreken, denk ik.
Ik wil nog benadrukken dat de Nederlandse kottersector niet aan het kortste eind mag trekken op dit dossier. Het is ook moeilijk verteerbaar – daar komt mijn bruggetje naar de aanlandplicht – dat het nota bene de Britten waren die zo nodig de aanlandplicht wilden. Zij zijn nu aan het vertrekken en wij blijven met de brokken zitten. Daarom is het ook extra zuur dat zij in de toekomst deze regelgeving overboord kunnen gaan gooien. Dat zou voor onze sector pijnlijk gaan uitwerken op de Noordzee. Ik zie dat de visserijsector hard werkt aan maatregelen om de overleving te bevorderen, maar dit is niet van vandaag op morgen opgelost. Het werd net ook al gezegd: we moeten constateren dat de aanlandplicht in zijn huidige vorm gewoon niet werkt. De sector werkt vooral hard aan de overleving van schol bij tongvisserij. Gezien de huidige problemen met het terugvorderen van middelen bij innovatieve projecten – ik heb daar ook schriftelijke vragen over gesteld – vraag ik de Staatssecretaris met klem om deze onderzoeken en innovaties te ondersteunen. Het kan niet de bedoeling zijn dat achteraf veel geld wordt teruggevraagd van zeer betrokken en innovatieve vissers, die onder andere de pulsvisserij hebben uitgevonden. Lopen innovaties op het gebied van overleving niet dit risico? Worden de onderzoeken voluit gesteund door de Staatssecretaris? Daarnaast is het alleen in 2017 doen misschien te kort om het vereiste overlevingspercentage van 30 te bereiken en van schol een uitzondering te maken. Is de Staatssecretaris bereid te bekijken hoe de situatie voor 2018 werkbaar gemaakt kan worden, bijvoorbeeld door uitstel?
Ik wil nu ingaan op de NVWA. Het is jammer dat ook in dit dossier de NVWA voorbij komt. Voor het uitvoeren van de controle op Europees afgesproken kwaliteits- en handelsnormen heeft het ministerie de taken overgenomen van het productschap. Mij komt ter ore dat de NVWA deze controles gaat halveren en hier tarieven voor in rekening wil gaan brengen. Klopt dat? En is dit conform de afspraken die gemaakt zijn met de sector over de overdracht van de taken van het productschap naar het ministerie? Wat betekent de vermindering van toezicht voor de naleving? Is het de bedoeling van de Staatssecretaris dat de sector zelf het toezicht gaat uitvoeren? Dat zou toch indruisen tegen afspraken met de sector? Graag krijg ik opheldering hierover.
Ik kom op het IJsselmeer. Voorgangers hebben daar al een aantal dingen over gezegd, die ik niet zal proberen te herhalen. Samenvattend is de hoofdvraag wat de voortgang is van de toekomstvisie op IJsselmeervisserij en van de aanpak tegen illegale visserij die wordt voorbereid. Ik ben zeer benieuwd wat de Staatssecretaris wil bereiken in het bestuurlijk overleg over het toekomstige beheerplan voor het IJsselmeer.
In maart vroeg ik naar de voortgang van het overleg over de zeeVISpas. Hierover zou de Kamer in het tweede kwartaal van dit jaar, dus voor de zomer, geïnformeerd worden, maar ik heb het niet gezien. Misschien heb ik het gemist, maar graag hoor ik van de Staatssecretaris hoe het met de zeeVISpas staat en waarom die wel of niet wordt ingevoerd.
Mijn volgende punt is de doorvaart door windparken op zee. In de motie-Geurts c.s. wordt verzocht dat in pilots ook gekeken wordt naar de doorvaart door windparken op zee van schepen groter dan 24 meter. Mijn gevoel is – mij bereiken die berichten ook – dat die motie genegeerd wordt door de Minister. Ik gebruik het AO Visserij om ook deze Staatssecretaris zeer dringend te verzoeken om eens binnen het kabinet te bekijken hoe het staat met die motie en hoe het daarmee verdergaat. Is de Staatssecretaris bereid om contact op te nemen met de Minister van Infrastructuur en Milieu en de Kamer hierover op korte termijn te informeren? Die windmolenparken op zee staan er zowat, maar de vissersboten zouden er niet doorheen mogen varen. Het CDA wil hier heel hard duidelijkheid over.
De stand van zaken over wolhandkrab is al ter sprake gekomen. Een paar collega's zijn ook al ingegaan op de staandwantvisserij. Ik beëindig daarom hierbij mijn eerste termijn.
De voorzitter:
Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de eerste termijn van de Kamer.
De vergadering wordt van 11.20 uur tot 11.35 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik hanteer twee interrupties per Kamerlid over alle onderwerpen. Ik hoop dat de Staatssecretaris met blokjes gaat werken. Als hij de blokjes bekend kan maken, weten de Kamerleden wanneer een blokje is afgerond. Ik sta interrupties alleen toe aan het einde van elk blokje.
Staatssecretaris Van Dam:
Voorzitter. Nu u dit zegt, kort ik het aantal blokjes natuurlijk in; dat begrijpt u! Nee hoor, ik verdeel mijn bijdrage in drie blokken: ten eerste de aanlandplicht, ten tweede het IJsselmeer en andere vragen over binnenvisserij en ten derde de overige vragen over beschermde gebieden, haaien, roggen, motorvermogen, handelsnormen, doorvaart, zeevispas, et cetera.
Vrijdag had ik een echte visdag, zoals dat altijd gebruikelijk was op vrijdagen. Ik ging 's ochtends naar Urk, waar het Holland Fisheries Event 2016 was en innovatie in de visserij centraal stond. Het is een grote visbeurs, waar alle nieuwe technologieën voor de motor, voor vistuig, voor vissorteerders et cetera worden gepresenteerd. 's Avonds was ik bij VISSCH, het culinaire visfestival op Scheveningen. Tegen de voorzitter zeg ik vanwege zijn bijzondere interesse dat dat echt met SCH wordt geschreven, niet omdat het een heel chic festival is, maar omdat SCH in dit geval natuurlijk staat voor de drie letters die Scheveningse kotters altijd sieren. Het mooie van deze combinatie van evenementen was dat ze heel goed lieten zien hoe het gaat met de visserij, maar ook welke vragen er op het bord van de visserij liggen.
Op Urk werd mij te verstaan gegeven dat het best goed gaat met de zeevisserij. Er zijn volop vangstmogelijkheden. Het gaat relatief goed met de visstanden in de Noordzee. Er wordt aardig verdiend en er is dus ruimte om te investeren. Dat was nadrukkelijk de boodschap. De banken waren ook aanwezig op dat event en de algemene teneur was dat, als er één moment is om investeringen te doen, het nu is. Dat is een positief bericht, maar dit laat ook zien waarvan wij het de komende jaren moeten hebben. Of het nu gaat om uitdagingen zoals de aanlandplicht of op termijn om de altijd wel weer hoger wordende olieprijs, die zeer van invloed is op het inkomen van vissers, we moeten het hebben van innovatie, waar wij als Nederlanders goed in zijn. We doen het daardoor nu ook al goed en in de toekomst kunnen we het daardoor mogelijk nog beter doen.
Later op die dag ging ik zoals gezegd naar het visfestival in Scheveningen. Daar stond het populairder maken van de Noordzeevis centraal. Ik vind het vrij bizar dat we vis importeren vanaf de andere kant van de wereldbol, terwijl we zelf hier zulke prachtige vis vangen, die soms voor bijna niets verkocht wordt in de havens. Vaak weten mensen niet eens dat bepaalde vis geschikt is voor menselijke consumptie, terwijl dat wel zo is. Er was bijvoorbeeld een prachtige kraam, een foodtruck, waar gerechten werden bereid met wijting, een vis die vroeger meestal aan de kat gegeven werd. Daar kon je proeven dat het een fantastische vis is, waarmee je heerlijke gerechten kunt maken.
Uit die twee evenementen bleek ook voor welke uitdagingen de sector en wij samen staan, bijvoorbeeld ten aanzien van de aanlandplicht. Ik heb die ochtend gezegd dat ik heel goed begrijp dat dit veel vraagt van de visserij, want dit betekent dat je vis, die je nu achterlaat in zee, mee moet nemen naar de wal, soms levend, vaak ook met weinig overlevingskans. Europa heeft een aantal jaren geleden de aanlandplicht ingevoerd, met instemming van Nederland. De besluitvorming daarover vond eigenlijk plaats onder het vorige kabinet en is helemaal aan het begin van deze kabinetsperiode afgerond. Nederland heeft toen de invoering van de aanlandplicht voluit gesteund om ervoor te zorgen dat er selectiever gevist wordt. Dat was het doel: ervoor zorgen dat er minder bijvangst en minder ondermaatse vis gevangen wordt en dat er geen vis die eigenlijk geschikt is voor humane consumptie, overboord gegooid wordt omdat de marktwaarde daarvan minder is dan van de vis die je liever mee terugneemt in je ruim.
Dat is een behoorlijke stap voor de vissers. Daarom hebben mijn voorganger en ik steeds gezegd dat wij ons eraan committeren om te zoeken naar rek en ruimte in de Europese regelgeving en naar een geleidelijke invoering. Wij zullen daarvoor naar mogelijkheden zoeken. Als we een goed verhaal hebben, bijvoorbeeld over soorten met een hoge overlevingskans, pleiten we in Brussel voor ruimte in de regelgeving. Tegelijkertijd vraagt dit echter ook iets van de visserij zelf. Zij moet zich er ook voor inspannen om selectiever te vissen en te kijken naar de maasgrootte en naar de lengte van de trek waarmee wordt gevist. Dat soort inspanningen wordt van de visserij gevraagd. Enerzijds hoor ik de bezwaren en de moeilijkheden waarmee men te kampen heeft – nogmaals: dat begrijp ik ook heel goed – maar anderzijds zie ik nog wat weinig beweging in wat van de vissers zelf wordt gevraagd. Ik denk dat we ons van twee kanten ervoor moeten inspannen om zo goed mogelijk met die aanlandplicht te kunnen omgaan.
Daarmee kom ik bij de concrete vragen die daarover gesteld zijn. Mevrouw Visser vroeg naar de casussen van de Stichting Eendracht Maakt Kracht (EMK), bijvoorbeeld de overleving van schol. Als wij daarover een goed verhaal hebben, dan ben ik zeer bereid om in Brussel voor ruimte in de regelgeving te pleiten, maar dan moeten we dat goede verhaal wel hebben. Op dit moment zijn de overlevingspercentages van schol te laag om in Brussel ruimte te kunnen krijgen; het gaat nu om een overleving van om en nabij de 20%. Dit zal een stuk hoger moeten zijn, willen we kans maken op die ruimte. Dat vraagt ook aanpassingen van de visserij zelf. Dit is typisch zo'n voorbeeld van iets wat we samen moeten doen. De lengte van de trek zal bijvoorbeeld korter moeten om de overlevingskans van de vis te vergroten. Daarover zijn we in gesprek. Als we ons van beide kanten daarvoor inzetten, zijn er wellicht mogelijkheden. Maar ik ben hier nog niet optimistisch over, want het overlevingspercentage is nu zo laag dat we geen goede zaak hebben in Brussel.
De heer Van Gerven vroeg naar aanleiding daarvan hoe het staat met de experimenten op het gebied van de overleving van vis. We zullen daar nog aanvullend onderzoek naar moeten doen. Er zijn nog aanknopingspunten; ik noemde al het experimenteren met kortere trekken. Hopelijk lukt het om het overlevingspercentage daarmee te vergroten, maar op dit moment zijn de resultaten nog niet goed genoeg. De heer Van Gerven vroeg in dit kader ook hoeveel procent vis dood overboord wordt gegooid, bijvoorbeeld tong en oneetbare soorten. Het bijvangstpercentage hangt sterk af van de soort visserij. Bij de pelagische visserij, diepzeevisserij of visserij op scholen is het percentage bijvangst over het algemeen zeer laag, terwijl voor de klassieke tongvisserij, de bodemvisserij, het percentage juist hoog is, tot wel 50% en soms zelfs 70% bijvangst. Dat betreft meestal schol en schar, waarvan een deel eetbaar is en een deel ondermaatse vis is, die niet voor humane consumptie bedoeld is. Ook uit deze percentages blijkt dat de ontwikkeling naar een selectievere visserij hard nodig is en dat daarin stappen gezet moeten worden.
De heer Bruins vroeg of ik wat meer souplesse in de handhaving van de regels zou kunnen betrachten tot er meer duidelijkheid is over de overleving. Ik heb vaker gezegd dat ik maximale rek en ruimte zoek. De handhaving is nu vooral gericht op het verstrekken van informatie en voorlichting, zodat de vissers goed weten waar ze aan toe zijn en waarop zij later afgerekend worden. Er is al sprake van een overgangsperiode van twee jaar. Zoals ik al zei, bespreken we verdere mogelijke rek en ruimte met Brussel op het moment dat we daarvoor een goede zaak hebben.
De heer Geurts en de heer Van Gerven vroegen naar het onderzoek naar overleving, dat ik zeer ondersteun. Daar wordt veelvuldig over gesproken en daar wordt ook geld voor beschikbaar gesteld via het Visserijfonds. Daar waar hobbels zijn, bijvoorbeeld vanwege vergunningen, probeer ik de weg te effenen. Dat neemt niet weg – de heer Geurts vroeg daarnaar – dat daar waar gebruikgemaakt wordt van Europese subsidies, de uitgaven altijd binnen de Europese kaders moeten passen en dat er ook verantwoording over moet worden afgelegd, juist om het risico op terugvordering zo veel mogelijk te beperken of liefst op voorhand weg te nemen.
De heer Bruins vroeg naar de innovatie in de visserijsector en zei dat evidencebased beleid nodig is bij de aanlandplicht. Hij vroeg welk percentage overleving acceptabel is. Dat moet nog overeengekomen worden in de regionale groepen. De heer Dijkgraaf vindt dat we vooral moeten samenwerken met de landen die samen met ons een belang hebben bij de Noordzee. Dat is de staande praktijk. De regionale groepen overleggen over de implementatie van de aanlandplicht en maken daar afspraken over. Een van de opdrachten waarover de heer Dijkgraaf toen sprak en waarmee de Kamer mij op pad stuurde, was bijvoorbeeld om te bekijken of de implementatie van de aanlandplicht nog even kon worden uitgesteld. Zoals de Kamer weet, hebben we dit juist met de landen in onze eigen regionale groep besproken. Die waren daar toen niet voor te porren, maar we zijn wel met hen in gesprek over de harmonisatie van de handhaving, omdat we willen dat iedereen die op dezelfde manier toepast. Het onderzoek en de pilots met betrekking tot overleving van vis betreffen bijvoorbeeld ook een andere verwerkingsmethode aan boord, om op die manier de overlevingskansen te vergroten. Er werd al gesproken over de bak met water aan boord. Ook hiervoor is een regeling geopend om dat soort dingen verder te kunnen onderzoeken.
De heer Dijkgraaf wees op het draagvlak en het vertrouwen bij de sector zelf. Hij vroeg hoe ik dat ga herstellen. We zijn zeer intensief, wekelijks en soms zelfs meer dan eens per week, in overleg met de sector over de implementatie van de aanlandplicht. We proberen samen op te trekken, ook richting de EU, waar we een goede zaak hebben. Nogmaals: het is niet allemaal eenrichtingsverkeer; we zullen het echt samen moeten doen. Wij zijn bereid om dingen te doen, maar we verwachten natuurlijk dat de sector zich ook inspant voor een selectievere visserij. Als we op dat punt de handen goed ineenslaan, verwacht ik dat de implementatie ook beter zal gaan. Maar ik hoor ook uit de gesprekken dat de verandering waarom gevraagd wordt, natuurlijk moeilijk is. We proberen daarover zo goed mogelijk in gesprek te zijn. Ik ben ervan overtuigd dat contact hierover goed is, wat niet altijd betekent dat we het eens zijn met elkaar, maar dat hoeft ook niet. Ik denk dat een zeer intensief, open contact en duidelijkheid over wat je van elkaar verwacht, helpt om het vertrouwen te herstellen, zoals de heer Dijkgraaf dat noemt. Zolang we dat samen doen, denk ik dat we een heel eind komen.
De heer Bruins vroeg naar de zogenoemde choke species. Hoe wordt voorkomen dat je met je vloot voortijdig naar de kant moet, omdat je van een bepaalde soort te veel hebt bijgevangen, terwijl je daarvoor geen of te weinig quotum hebt? Ten eerste zet ik mij ervoor in dat de quota voor de choke species naar aanleiding van de aanlandplicht voldoende omhoog gaan, zoals eigenlijk ook is afgesproken. Dit zal ook weer in december in de Landbouw- en Visserijraad aan de orde komen. Ten tweede moet de ruil van ongebruikte quota beter en intensiever. Lidstaten overleggen daarover en maken daar afspraken over. Zo kunnen we elkaar daar ook in helpen. Ten derde is er tussen soorten en jaren een zekere flexibiliteit van de quota. Daar kan dus wat in geschoven worden. Momenteel wordt ook bekeken of het beheer van de quota aangepast moet worden. Dat gebeurt in nauw overleg met de sector.
Voordat ik overga op de brexit ga ik nog in op de vraag van de heer Van Gerven over het meerjarenplan voor de demersale visbestanden in de Noordzee van de Europese Commissie. Hij vroeg wat mijn appreciatie daarvan is. Het voorstel van de Commissie is gebaseerd op de aanbeveling die de Noordzeelanden zelf gedaan hebben. De Commissie neemt die aanbeveling over. Ik ben dus zeer tevreden met dat voorstel.
Er werd ook gevraagd naar de brexit. Die leidt tot veel onzekerheid in de visserij. Overigens niet alleen daar, want Nederland heeft sowieso een sterke economische band met het Verenigd Koninkrijk en hiermee zijn grote economische belangen gemoeid. Die brengen wij ook duidelijk in beeld, zowel voor onszelf als voor overleg in Europa. Een van de dingen die wij ook in beeld brengen, zijn de risico's die gemoeid zijn met de visserij. De Nederlandse visserij is misschien wel een van de sectoren die het meest te vrezen heeft van een brexit, onder andere vanwege de aanlandplicht en het mogelijke verschil in concurrentie dat zou kunnen ontstaan, omdat de Britten zich niet meer hoeven te houden aan Europese regelgeving. Overigens hebben de Britten wel aangegeven dat ze nog steeds het doel van selectievere visserij ondersteunen.
Nederlandse vissers vangen veel van hun quotum in Britse wateren. Dat is aan de orde, want daar zullen afspraken over gemaakt moeten worden met de Britten. Ook over de pulsvisserij die nu op basis van Europese regelgeving is toegestaan, zullen wij aparte afspraken met de Britten moeten maken. De pulsvisserij kan dus ook bedreigd worden door de brexit. Wij brengen dat soort risico's in kaart en zullen de komende tijd samen met de visserijsector de strategie bepalen. Het is bekend dat het kabinet vindt dat er pas onderhandeld zal worden met de Britten als ze hebben aangegeven dat ze de EU daadwerkelijk gaan verlaten, dus als er genotificeerd is. Die onderhandeling loopt centraal in Europa. Maar goed, wij proberen onze belangen zo goed mogelijk in beeld te brengen en ook onder de aandacht van de andere Europese lidstaten te brengen. Wij voeren dat onderhandelingsproces namelijk met zijn 27'en.
Mevrouw Visser vroeg of we de brexit niet kunnen gebruiken om de aanlandplicht van tafel te krijgen. De Britten wilden de aanlandplicht namelijk graag. Ik heb al gezegd dat het vorige kabinet dat volop gesteund heeft. Daar zat mijn partij niet in, zeg ik erbij, maar ook mijn partij heeft dat gesteund. Dit kabinet heeft de onderhandelingen vervolgens afgerond. Het was dus iets wat Nederland volop steunde, omdat Nederland het doel van selectiever vissen ondersteunt. Nederland probeert het middel daartoe, de aanlandplicht, eigenlijk zo zachtjes mogelijk te laten landen, maar dit vergt wel verandering van de visserijsector. Verandering vraagt altijd iets van mensen, maar zolang wij zoeken naar een pragmatische manier van invoering van de aanlandplicht, denk ik dat wij het doel moeten kunnen bereiken op een manier die voor de visserij draagbaar is. Op dat vlak zal de brexit dus geen verschil maken. Ik zei al dat medewerkers van het Britse ministerie hebben gezegd dat ze ook na een brexit een bijvangstop belangrijk blijven vinden.
Hiermee heb ik volgens mij alle vragen over de aanlandplicht beantwoord.
De voorzitter:
Zijn er nog vragen inzake de aanlandplicht? Mevrouw Visser meldde zich als eerste.
Mevrouw Visser (VVD):
Ik heb eerlijk gezegd heel veel vragen, want zoals de Staatssecretaris al zei, zijn hier meerdere vragen over gesteld. Laat ik twee zaken aan de orde stellen. De Staatssecretaris kijkt terug op het proces van de aanlandplicht. Dat verhaal herken ik. Ik denk dat iedereen hier aan tafel dat verhaal herkent, maar dat was niet de vraag. We constateren nu met elkaar dat een middel dat wij ooit met goede bedoelingen hebben bedacht, niet functioneert in de praktijk. Moeten wij het aanknopingspunt en degenen die dit hebben geagendeerd en zich nu terugtrekken, dan niet aangrijpen om te zeggen: de aanlandplicht is ooit bedacht, maar werkt niet; kunnen wij die aanlandplicht dus – dat is een voorstel vanuit de visserijsector – niet als generieke maatregel instellen, maar als beheersmaatregel? Dan heeft de Staatssecretaris de visserijsector direct mee, want die is daar absoluut toe bereid. De sector heeft dit al eerder voorgesteld. Wat is de inzet van de Staatssecretaris in bredere zin in het kader van de brexit-onderhandelingen over de aanlandplicht?
Staatssecretaris Van Dam:
In het kader van de brexit is het in brede zin van belang dat wij ervoor zorgen dat het Nederlandse belang zo goed mogelijk wordt gediend. Dat wordt nog moeilijk genoeg. Dat kan men zich voorstellen, zeker als het gaat om de visserij. Nederland heeft namelijk een behoorlijk groot belang, ook in vergelijking met andere lidstaten. Wij proberen dus duidelijk te maken, ook aan de rest van Europa, welke economische belangen überhaupt bij de brexit in het geding zijn. Onze inzet is natuurlijk dat wij ervoor zorgen dat Nederland er op economisch vlak zo sterk mogelijk uitkomt. Dat geldt zeker ook voor de visserijsector. Ik zie echter geen aanleiding om de brexit te gebruiken voor het terugdraaien van de aanlandplicht. Bij de andere Europese lidstaten is er geen animo om de aanlandplicht terug te draaien. Toen ik door de Kamer op pad werd gestuurd om te vragen om uitstel van de invoering van de aanlandplicht, heb ik al gezegd dat die inzet niet bepaald met begrip tegemoetgekomen werd. Dat heb ik toen ook teruggekoppeld aan de Kamer. Wij gebruiken het nodige krediet, juist omdat wij rek en ruimte zoeken, bijvoorbeeld voor het uitstellen van de aanlandplicht voor schol. Dat soort stappen kost ons krediet, ook bij de andere Noordzeelidstaten. Ik wil me blijven inzetten voor het invoeren van de aanlandplicht, juist op deze pragmatische manier. Dat is een manier die de visserijsector ook kan dragen.
Mevrouw Visser (VVD):
Ik denk dat een deel van dit debat ook in de tweede termijn gaat plaatsvinden en anders zullen collega's hier vast ook wel vragen over hebben. Nu heb ik nog een heel specifieke vraag die ik wel in deze interruptie zal stellen. Is de Staatssecretaris bereid om ervoor te pleiten dat de aanlandplicht wordt omgezet in een beheersmaatregel in plaats van een generieke maatregel? Het maakt niet uit of de aanleiding daarvoor nou de brexit is of iets anders. De Staatssecretaris zei dat hij een goed verhaal moet hebben. Kunnen wij dit aspect meenemen in dat goede verhaal? Mijn concrete vraag is of de Staatssecretaris daartoe bereid is.
Staatssecretaris Van Dam:
Ik zei zojuist al dat je in deze discussie gewoon moet bekijken hoe dit Europees ligt. Is er ruimte om te streven naar zo'n pragmatisch mogelijke invoering? Op het moment dat je de basismaatregel ter discussie stelt, kost je dat vooral heel veel krediet, maar levert je dat heel weinig op. Ik vind dat dus geen verstandige strategie.
De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik waardeer het dat de Staatssecretaris bepleit om maximale rek en ruimte te vinden in de regelgeving. Tegelijkertijd zien we de aanlandplicht op dit moment nog steeds met een enorme vaart op ons af komen. Als we inderdaad naar duurzame visserij willen, is het eigenlijk noodzakelijk om innovatie te versnellen. Wij moeten innovatie stimuleren in het tempo waarop de aanlandplicht er aankomt. Want dan moet de visserij in feite klaar zijn. Dat is heel moeilijk in deze sector die voornamelijk uit eenmansbedrijven en kleine bedrijven bestaat. Welke mogelijkheden heeft de Staatssecretaris om innovatie mogelijk te maken voordat de teugels meer en meer worden aangehaald? Hij sprak al over de bakken met water. Dat is eigenlijk de allereerste keer dat wij evidencebased gaan aantonen hoeveel vissen er overleven, maar dat leidt nog niet tot een hoger aantal overlevende vissen. Ik denk dat er echt een versnellingsstrategie in innovatie nodig is in deze sector, zolang de aanlandplicht in het tempo op ons afkomt, waarop hij op ons afkomt. De overheid is nodig om innovatie binnen twee of drie jaar voor elkaar te krijgen met onderzoek, met wetenschap, met aantonen en met ijking. Daarvoor is iets meer nodig dan een paar bakken met water en dit alles laten afhangen van enkele vissermannen die ook nog hun brood moeten verdienen. Wat kan de Staatssecretaris betekenen voor een versnelling van innovatie?
Staatssecretaris Van Dam:
Ik denk dat we al best veel doen wat dat betreft. We zijn zeer intensief in gesprek met de visserijsector over de aanlandplicht en over de vernieuwingen en innovaties die dat mogelijk vergt. Daar is ook budget voor beschikbaar, zoals ik al zei, vanuit de Europese fondsen. Er is dus ruimte voor onderzoek en innovatie op dit gebied. Ik denk dat wij de mogelijkheden die er zijn, gewoon gezamenlijk moeten benutten. Ten eerste gaat het over onderzoek naar overleving. Dat wordt al gedaan. Er wordt gekeken naar de aanpassingen die je zou kunnen doen om de overleving eventueel te verhogen. Bakken met water en een kortere trek heb ik al genoemd. Er moet ook de bereidheid zijn om dat te doen. Het is niet alleen onderzoeken wat je kunt doen. Je moet ook bereid zijn om dat daadwerkelijk toe te passen. Ten tweede gaat het over selectiever vissen. Dat betekent soms bijvoorbeeld iets voor de maasgrootte of het benutten van innovaties. Ik heb in Stellendam een keer een innovatiecentrum bezocht waar geëxperimenteerd wordt met nieuwe netten en technieken om te vissen. Van dat soort innovaties moeten wij het de komende jaren hebben. Wij ondersteunen dat, want er is budgettair ruimte om dat te ondersteunen.
De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik zit ook nog te denken aan bijvoorbeeld een combinatie met de collega van OCW. Kunnen wij bekijken of we in de wetenschap of via de NWO een soort publiek-privaat programma, waarin zowel de sector als universiteiten investeren, kunnen opzetten om versnelling teweeg te brengen? Is de Staatssecretaris bereid om eens met zijn collega een kopje koffie te drinken en dan te bespreken wat er mogelijk is vanuit de reguliere instrumenten?
Staatssecretaris Van Dam:
Dat kan altijd, maar ik probeer de heer Bruins duidelijk te maken dat wij eigenlijk al heel veel doen op dit gebied. Ik snap best dat hij vraagt: kan er niet nog meer? Maar ik denk dat de mogelijkheden om onderzoek en innovatie te doen gewoon ruim genoeg zijn. Er is natuurlijk nauwe samenwerking met bijvoorbeeld IMARES en dergelijk onderzoek. Dus ook de universitaire kant is zeer betrokken.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Toen wij destijds besloten over de aanlandplicht – waar de SGP niet voor was, maar wat uiteindelijk wel gebeurd is – heeft het kabinet duidelijk aangegeven dat de aanlandplicht het sluitstuk van het beleid zou zijn. Ik heb hier een verslag van de behandeling in de Tweede Kamer. Staatssecretaris Dijksma zegt: «Een aantal leden, onder wie de heer Bosman, heeft gevraagd waar we nu staan. Hij wil onder andere van mij horen hoe ik tegen de aanlandplicht aankijk. Hij zal zo opnieuw van mij horen dat deze het sluitstuk van het beleid is.» Altijd is de redenering geweest: eerst ervoor zorgen dat er voldoende innovatieve methoden zijn en pas als alles op orde is, zal het een sluitstuk zijn. Nu is het gewoon de methode om ervoor te zorgen dat er minder bijvangsten zijn. Eerlijk gezegd, vind ik de koers die de Staatssecretaris hier vaart, eigenlijk helemaal niet passen bij wat destijds afgesproken is bij de invoering van dit instrument. Ik roep de Staatssecretaris dus om terug te keren tot de oude koers.
Staatssecretaris Van Dam:
De heer Dijkgraaf refereert aan een debat dat volgens mij in 2013 gehouden zal zijn. Er werd toen gesproken over de stapsgewijze invoering van de aanlandplicht als sluitstuk van beleid. Toen hadden we nog een paar jaar voor de boeg, maar nu zijn wij tegen het eind van 2016. We zijn dus ruim drieënhalf jaar verder. De afgelopen drieënhalf jaar waren er ook om ons voor te bereiden en om te zoeken naar mogelijkheden van innovatie, onderzoek – waar ik net over gesproken heb – en aanpassing vanuit de visserij. Het is wat lastig om nu te zeggen: omdat een aantal aanpassingen in de visserij nog niet heeft plaatsgevonden, kan de aanlandplicht niet doorgaan. Die ruimte hebben we ook Europees gezien niet. Wij vinden nu al ruimte binnen Europa en rekken die al heel behoorlijk op. Ik denk dat wij ons goed moeten realiseren dat het niet alleen maar woorden zijn. Wij zoeken niet alleen de maximale rek en ruimte, maar vinden die ook binnen Europa, bijvoorbeeld met het uitstel van de aanlandplicht voor schol tot 2018. Dat is al een goed voorbeeld van de hoeveelheid ruimte die wij vinden binnen Europa om de aanlandplicht op een manier in te voeren die draagbaar is voor onze visserij. Ik heb hier ook een paar keer benadrukt dat het aanpassingen van de visserij vergt. Daar moeten wij niet omheen lopen. Dat is altijd de bedoeling geweest van de aanlandplicht en dat wordt ook nog steeds gevraagd.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Ik kijk naar wat de visserijsector heeft gedaan. Dat is gigantisch investeren in alle mogelijke methoden. Alleen lopen wij tegen het probleem aan dat er volstrekt onvoldoende tijd is. Dan kom ik toch terug op de vraag van mevrouw Visser. Er is een aangenomen motie van de heren Bosman, Slob, Dijkgraaf en Geurts die ook gesteund werd door onze voorzitter van de PVV, waarin wordt gevraagd om in te zetten op het beheersinstrument als sluitstuk. Keer op keer zijn er moties aangenomen. Er is een meerderheid gevonden om dat op een fatsoenlijke manier te doen. Wij willen dat er meer tijd is. De visserijsector investeert bij het leven. Vind je het dan gek dat het draagvlak op een gegeven moment weg is, als daar een democratische meerderheid voor is en de visserij de handen uit de mouwen steekt? Ik vind dat niet gek. Het is fijn dat de Staatssecretaris in gesprek blijft. Maar ja, als je praat en er te weinig gebeurt, vind ik het niet gek dat de vissers op een gegeven moment zeggen: jongens, dit trekken we niet meer!
Staatssecretaris Van Dam:
Ik denk dat het ook goed is om gezamenlijk realistisch te zijn over de ruimte die er is binnen de Europese discussie. Eigenlijk zegt u «laten we ons niet houden aan de afspraken die wij zelf hebben gemaakt in Brussel», maar dat is geen optie. Ook voor het vertrouwen is het niet goed om te suggereren dat dat een optie is. Het is goed om helder te zijn tegen elkaar over wat er van Nederland verwacht wordt, waarmee we zelf niet alleen hebben ingestemd maar ook hebben ondersteund. Laten we proberen om dat op een manier te implementeren die zoveel mogelijk ruimte biedt en het zo draagbaar mogelijk maakt voor de visserij. Dat is en blijft mijn inzet. Ik denk, en dat laat de praktijk ook zien, dat we daarmee ver kunnen komen. U zegt «kunnen wij niet afstappen van die afspraken die in Europees verband gemaakt zijn», maar het ligt nogal voor de hand dat dat niet gaat.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Dat was destijds wel integraal onderdeel van de deal die we in Europa gesloten hebben. Dit zou een sluitstuk zijn. Dat is destijds ook ingebracht door het kabinet. Het is voor mij helemaal niet een kwestie van afstappen van de afspraken die we met Brussel hebben. Brussel zou alle begrip moeten hebben. Volgens mij hebben wij behoefte aan een Staatssecretaris die gewoon in de trein, de auto en het vliegtuig stapt, naar de collega's toegaat en eindeloos lobbyt tot het voor elkaar komt.
De voorzitter:
Dat was uw derde termijn, professor Dijkgraaf.
Staatssecretaris Van Dam:
De heer Dijkgraaf herhaalt zijn woorden en ik zou hetzelfde kunnen doen, maar dat heeft niet zoveel zin, want dan heb je geen debat. De heer Dijkgraaf wijst terug naar wat we destijds hebben gezegd: de aanlandplicht als sluitstuk. Daarom hebben we ook gezorgd voor een gefaseerde invoering, stap voor stap. Eerst de pelagische sector, waarvoor het makkelijk realiseerbaar was, nu de demersale sector; dat gaat ook stap voor stap, soort voor soort, met uitzonderingen die we hebben weten te bedingen. Je kunt als Kamer natuurlijk altijd proberen om het onmogelijke van het Nederlandse kabinet te vragen, maar het helpt denk ik niet in het gesprek dat wij met de visserijsector hebben om te suggereren dat er ruimte is om terug te komen op de afspraak die we hebben gemaakt. Die ruimte is er niet. Gelet op de brede steun voor die afspraak destijds in de Kamer zou het niet van consistentie getuigen als Nederland zou proberen om terug te komen op die afspraak. Wat wij wel doen, is met de Europese collega's zo goed mogelijk in gesprek gaan over de manier van invoeren van die aanlandplicht, zodat de implementatie voor vissers – niet alleen Nederlandse vissers want ook onze collega's hebben ermee te kampen – draagbaar is.
De heer Geurts (CDA):
Ik wil toch graag even doorgaan op dit punt. Hij kwam weer voorbij: het moet van Brussel. De Staatssecretaris gebruikte ook woorden als «realistisch», maar het tijdpad is onrealistisch. Dat moeten we gewoon met elkaar vaststellen. De heer Dijkgraaf gaf terecht aan dat in het debat – ik heb dat ook eens teruggekeken – door de toenmalige Staatssecretaris is aangegeven dat de aanlandplicht gewoon een sluitstuk is. Ik zie dat de Staatssecretaris er een hoofdstuk van maakt, maar dat is nooit de bedoeling geweest, niet van de politiek en ook niet van deze kant van de Kamer, toen niet en nu niet. De visserij is niet gehouden tot het onmogelijke. Dat zei de toenmalige Staatssecretaris ook en die woorden herhaal ik dan maar eens een keer. Als de schol in 2018 in een aanlandplicht komt, dan hebben we gewoon een groot probleem. Ik denk niet dat dit kabinet dat op zijn geweten wil hebben. De druk op de Staatssecretaris vanuit de Kamer is enorm groot, maar laat hem niet aankomen met «het moet van Brussel». Dan moeten we dat aanpassen, want niemand is gehouden tot het onmogelijke en het tijdpad is onrealistisch.
Staatssecretaris Van Dam:
Ik heb al gememoreerd dat het het vorige kabinet was – Staatssecretaris Bleeker, partijgenoot van de heer Geurts – dat de gesprekken in Europa heeft gevoerd over de aanlandplicht. Staatssecretaris Bleeker heeft die mede vormgegeven en hij heeft die ook mede ondersteund. Het is ook goed om met elkaar terug te kijken. Wij hebben dit gezamenlijk gewild en we wisten ook welk commitment wij daarmee aangingen. We wisten ook dat dat iets vraagt van de visserij. Het vergt namelijk soms aanpassingen in de uitvoering. Het vraagt ook om innovatie. Dat proberen we vanuit het kabinet ook zo goed mogelijk te ondersteunen, met gebruikmaking van Europese fondsen die daar ook voor bedoeld zijn. Tot slot, en dat heb ik vrijdag ook aangegeven, denk ik dat we samen met de visserij moeten kijken naar de wijze waarop wij de waarde van soorten die men nu liever niet aanlandt maar die in de toekomst wel moeten worden aangeland, kunnen vergroten. Daar zit natuurlijk ook een deel van het probleem. Waarom is het aanlanden van schol een probleem, van schol die goed geconsumeerd kan worden? Omdat de marktprijs daarvan vele malen lager ligt dan die van tong. Op zich kan de politiek niet altijd de marktprijs bepalen, helaas, maar het blijft toch bijzonder dat een fantastische vis zoals schol voor dergelijke prijzen hier in Nederland verkrijgbaar is. Daar valt heus wel meer mee te doen. Die marktwaarde valt heus wel positief te ontwikkelen. Ook dat wil ik graag ondersteunen. Ik wil daarin graag samen met de visserijsector optrekken.
Op het moment dat wij een goede zaak hebben als het gaat om de overlevingskans van schol en blijkt dat met bepaalde aanpassingen die overlevingskans fors verhoogd kan worden ten opzichte van de 20% die het nu is, hebben we ook een goed argument in Brussel om te pleiten voor een uitzondering voor schol. Daarvoor zullen we wel eerst stappen moeten zetten en dat vergt niet alleen stappen van de kant van de overheid. Wij doen onderzoek en wij zijn bereid om ons daarvoor in te zetten, maar dat vergt ook stappen van de kant van de visserij. Het vergt bijvoorbeeld vissen met een kortere trek dan nu gebeurt omdat daarmee waarschijnlijk ook de overlevingskans van schol vergroot wordt. Als we daarin samen gaan optrekken, hebben we wellicht een goed argument om in Brussel te pleiten voor een uitzondering. Dat argument hebben wij op dit moment echter nog niet.
De heer Geurts (CDA):
Ik proef uit zijn antwoorden dat de Staatssecretaris zich met name focust op het middel. Mevrouw Lutz Jacobi heeft net heel duidelijk in haar inbreng aangegeven dat wij ons moeten focussen op het doel. Ik heb de verslagen erop nagelezen want ik verwachtte al de reactie van de Staatssecretaris van «uw partijgenoot van toentertijd». Ik raad de Staatssecretaris aan om het verslag van toen eens goed na te lezen. Er is toen gezegd dat niemand gehouden is tot het onmogelijke. Het gaat om het doel, niet om een middel. Wij focussen ons nu op het middel waarbij wij de kottervloot gewoon de nek omdraaien. Dat kan nooit, maar dan ook nooit, de bedoeling zijn.
Staatssecretaris Van Dam:
Allereerst merk ik op dat het gelukkig een stuk beter gaat met de demersale visserij dan de heer Geurts nu voorspiegelt en van «de nek omdraaien» is sowieso geen sprake. Het is wel een uitdaging; dat realiseer ik mij zeer goed. Het is een uitdaging waarvan wij al een aantal jaren weten dat die eraan komt. De aanlandplicht is het middel om een ander doel te bereiken, namelijk het doel van selectiever vissen en minder ondermaatse vis vangen. Het is niet onmogelijk om minder ondermaatse vis te vangen, zo zeg ik tegen de heer Geurts. Dat vergt wel aanpassingen. Het vergt aanpassingen die zeker consequenties kunnen hebben voor het inkomen van de visserij. Daarom is het van belang om te investeren in innovatie. Afgelopen vrijdag waren op Urk voorbeelden te zien van tal van innovaties die maken dat er gevist kan worden met een lager brandstofgebruik waardoor het kostenniveau naar beneden gaat en het makkelijker is om opbrengsten te realiseren. In relatie tot de mogelijkheden van bijvoorbeeld de MDV 1, met een zeer laag brandstofgebruik, geven de vissers aan: als wij met dit schip kunnen vissen, dan is voor ons de aanlandplicht niet zo'n probleem. Het kostenniveau is dusdanig laag dat bijna alles wat we vangen, opbrengst is. Ook door gebruik te maken van innovatie zijn er dus tal van mogelijkheden. Als de heer Geurts zegt dat de visserij er niet aan gehouden mag worden om het onmogelijke te doen, dan wijs ik hem erop dat er mogelijkheden zijn om anders te vissen en om te innoveren waardoor het makkelijker wordt om om te gaan met de aanlandplicht. Dat vergt echter inderdaad – en dat wist iedereen toen het commitment voor de aanlandplicht werd aangegaan – aanpassingen van de visserij.
De voorzitter:
De laatste interruptie over de aanlandplicht gaat naar mevrouw Koşer Kaya van D66.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Het doel was en is om die bijvangst te verminderen. De Staatssecretaris heeft zojuist aangegeven dat er 50% tot 70% bijvangst is. Ik geloof niet dat dat inmiddels minder is geworden. Collega's die zeggen dat het niet gaat om het middel moeten vervolgens aangeven welk middel effectiever is. Dat hoor ik niet. Ik zou eigenlijk van de Staatssecretaris willen weten of er voorstellen door de visserijsector zijn gedaan om de bijvangst terug te brengen door innovatieve oplossingen? Zo ja, wat zijn die voorstellen dan precies? Is er daarmee ook rek en ruimte in Europa mogelijk? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe hij die innovatieve agenda kan aanjagen zodat we bij het doel van het verminderen van bijvangst kunnen blijven in plaats van bij het middel? Nogmaals, het middel van aanlandplicht is, zolang hierop geen antwoord is, wat mij betreft niet van tafel.
De voorzitter:
Mogelijk kan de Staatssecretaris het ook kort en puntig houden.
Staatssecretaris Van Dam:
Laat ik eerst nog benadrukken dat voor de implementatie van de aanlandplicht een uitvoeringsagenda is opgesteld. Die is in 2015 ontvangen en die heeft mijn voorgangster samen met de visserijsector opgesteld. De stappen die nu doorlopen worden, zijn niet eenzijdig door de overheid opgelegd maar samen met de visserijsector vastgesteld. Het is belangrijk om dat te benadrukken. Ik zei al dat er twee manieren zijn om te komen tot een selectievere visserij. Soms gaat het om het gebruik van andere netten, maar in relatie tot overlevingskansen kan ook gekeken worden naar de lengte van een trek. Als je korter trekt, dan hebben vissen een grotere kans om te overleven. Ook daar moet dus onderzoek naar worden gedaan. Er is alle ruimte voor innovatie en dat wordt ook ondersteund, zowel in de samenwerking – het zoeken naar mogelijkheden – als met budget, waarbij we gebruik maken van Europese fondsen. Het aanjagen van de innovatie gebeurt dus; daartoe zijn volop mogelijkheden en wij ondersteunen die ook.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
We zullen van deze discussie niet af zijn zolang niet overduidelijk, ook door de sector, met feitelijke ondersteuning aangegeven kan worden hoe men op een andere manier minder bijvangst krijgt. Zolang dat niet gebeurt, zitten we met deze discussie, vrees ik. Ik wil deze Staatssecretaris dan ook meegeven dat hij niet alleen ondersteunend maar ook aanjagend die innovatie ter hand moet nemen.
De voorzitter:
In «meegeven» zit geen vraag. De Staatssecretaris knikt. Hij neemt het mee. We gaan naar het tweede blokje: binnenvisserij.
Staatssecretaris Van Dam:
Voorzitter. Laat ik beginnen met het IJsselmeer. Een aantal woordvoerders heeft daarover gesproken. Ik heb de Kamer op 11 april de stand van zaken gegeven. Uit de metingen blijkt dat de stand van de schubvis ronduit slecht is. Ik heb in de brief aangegeven: het is vijf voor twaalf. Dat komt niet alleen door de hoge visserijdruk, maar ook door de waterkwaliteit en de inrichting van het IJsselmeer. De nalevingsbereidheid bij de sector op het IJsselmeer is laag, wat een groot zorgpunt is. Op al die terreinen zal verbetering moeten komen. Ik heb de laatste dag van deze maand bestuurlijk overleg. Dan moeten wij een besluit nemen over het toekomstige beheerstelsel. Ik zal de Kamer zo spoedig mogelijk daarna informeren over de uitkomst daarvan en de aanpak voor de toekomst. In de richting van de heer Van Gerven en degenen die namens hem meeluisteren, zeg ik: er komt geen masterplan 2.0. Er komt wel een gebiedsagenda IJsselmeer 2050; die verschijnt medio 2017 en bevat een integrale aanpak van het watersysteem. Eind deze maand spreken wij bovendien over een nieuw beheerstelsel voor de visserij voor de komende vijftien jaar.
De heren Van Gerven en Dijkgraaf vroegen naar de onderzoeksmethode. De meetmethode die IMARES toepast is op dit moment de best beschikbare. Vissers worden daarbij betrokken. Het is wel van groot belang dat er een goede dialoog is tussen de wetenschappers en de vissers. Ik wil dat graag faciliteren, en dat doen we ook. Het gaat zowel over hoeveel vis er daadwerkelijk in het IJsselmeer zit als over de beleving daarvan. Er bestaan verschillende beelden, zoals ik ook in het bestuurlijk overleg heb kunnen constateren. Op zich is het aan wetenschappers om een meetmethode te bepalen en te zorgen dat die betrouwbaar is en gevalideerd. Belangrijk daarbij is niet alleen de actuele stand, maar vooral ook de trend in de wetenschappelijke analyses. Ik heb al gezegd dat die trend veel slechter was dan was gehoopt en misschien ook wel was verwacht. Er wordt met IMARES gekeken of verdere optimalisatie van een meetmethode noodzakelijk is, maar op basis van de gegevens van IMARES tot nu toe is overduidelijk dat het ronduit slecht gaat met de visbestanden in het IJsselmeer.
De heer Van Gerven vroeg of ik kan zorgen voor een gecoördineerde aanpak bij het Masterplan IJsselmeer. Ik ben in overleg met de initiatiefnemers over vispassages, zachte oevers en dergelijke over wie de kosten gaat dragen. Of uitkoop van vissers nodig is – daar vroeg de heer Van Gerven ook naar – moet van geval tot geval bekeken worden.
De heer Van Gerven vroeg ook of maximum sustainable yield moet gelden in het IJsselmeer. Dat kan niet in het IJsselmeer, want daarvoor zijn de wetenschappelijke gegevens onvoldoende. We volgen een voorzorgsbenadering die gebaseerd is op de wetenschappelijke gegevens die er wel zijn.
Dan waren er vragen over de wolhandkrab. Ik begin met de vragen van mevrouw Koşer Kaya. In 2011 is de visserij op paling en wolhandkrab in het stroomgebied van de Maas en de Rijn verboden vanwege te hoge concentraties dioxines en pcb's. Er wordt jaarlijks uitgebreid onderzoek gedaan naar de stand van de vervuiling in paling en wolhandkrab. Tot op heden blijkt dat die in het algemeen onverminderd hoog blijft. Desondanks werk ik met de Minister van VWS aan een beleidskader met randvoorwaarden voor het verkleinen of juist het uitbreiden van een gesloten gebied. Op basis daarvan kan een helder en toetsbaar besluit genomen worden over het wel of niet toestaan van de aalvisserij. Het conceptbeleidskader is recent met de sector besproken. Ik verwacht dat het nog dit jaar wordt vastgesteld. Daarna zal bekeken worden of voor het Haringvliet en andere wateren eventueel visserij kan worden toegestaan. Mevrouw Koşer Kaya zei dat ze iets voor zich had op papier, maar mij is niet bekend dat er sprake is van een ontheffing voor structurele visserij op wolhandkrab binnen de Haringvlietsluizen. Ik weet niet of dat was waar mevrouw Koşer Kaya op doelde?
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik heb hier een brief van 29 februari met als kop: ontheffing wolhandkrab en snoekbaars visserijvaartuig huppeldepup, maaswijdte en gesloten tijd voor snoekbaars.
Staatssecretaris Van Dam:
De vraag was of het om de binnenwateren ging. Dat is gesloten gebied. Daarvoor is mij geen ontheffing bekend voor structurele visserij. Maar ik zal daar verder naar moeten kijken. Mevrouw Koşer Kaya moet mij dan straks even overhandigen wat ze heeft, want dat moeten we even uitzoeken waar het precies om gaat.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Prima.
Staatssecretaris Van Dam:
De heer Dijkgraaf vroeg naar de voortgang van de wolhandkrabpilot. Ik heb op 17 juni bij de beantwoording van vragen over de Voorjaarsnota aangegeven dat ik na meerdere verzoeken aan het visserijbedrijf Klop nog geen informatie had ontvangen over de implementatie van de afgesproken verbeterpunten, of data waarmee wordt aangetoond dat het verbeterde protocol in de praktijk ook werkt. In een gesprek van medewerkers van het departement met het visserijbedrijf heeft het bedrijf aangegeven niet verder te willen met de pilot in de huidige vorm, omdat men het niet commercieel haalbaar acht. Mocht het bedrijf de pilot alsnog oppakken, dan zal mijn departement in lijn met de motie-Dijkgraaf samen met het bedrijf bekijken hoe dit mogelijk te maken is. Onze opstelling is daarin niet veranderd.
Dan vroeg mevrouw Visser naar de rivierkreeftjes. Om de aal te beschermen is het in september, oktober en november verboden om met aalvistuigen te vissen. Vissers die op rivierkreeft vissen, mogen voor hun visserij in deze maanden dus ook geen fuiken gebruiken. Wel kunnen de vissers met kreeftenkorven vissen. De visserij op rivierkreeftjes hoeft dus niet stil te liggen. Voor de visserij op rivierkreeftjes is zo'n korf een goed alternatief voor een fuik.
Mevrouw Koşer Kaya vroeg naar zeebaars. Sportvissers mogen een zeebaars per dag vangen, terwijl de professionele visserij andere mogelijkheden heeft. Laat ik duidelijk zeggen dat er redenen zijn om je zorgen te maken over de toestand van de zeebaars. Het wetenschappelijk advies op basis waarvan de Europese Commissie en Raad afgelopen december besluiten hebben genomen, laat zien dat het herstel nog niet is ingezet en dat de toestand slecht was. Daarom zijn maatregelen in Europees verband vastgesteld. Er is gediscussieerd over hoe ver die maatregelen moesten gaan. Mijn inzet is steeds geweest een evenredige balans tussen de lasten voor beroeps- en voor sportvissers. Dit is de uitkomst geweest in december. Dat betekent dat recreatieve vissers gedurende een halfjaar een zeebaars per dag in hun tas – de bag limit, zoals dat heet – mogen meenemen.
De voorzitter:
Sorry, er is even onduidelijk. Ik stond net toe dat mevrouw Koşer Kaya wat zei tijdens het blokje omdat het ter verduidelijking was voor de beantwoording van de Staatssecretaris. Interrupties zijn pas aan het einde van het blokje. Gaat u verder, Staatssecretaris.
Staatssecretaris Van Dam:
In het verlengde hiervan is gevraagd naar het vissen met staand want in de Rotterdamse haven. Er is een rechtszaak tegen de vissers geweest, maar de rechter vond dat er onvoldoende aanleiding was om de vergunning onmiddellijk in te trekken. Mevrouw Jacobi vroeg hoe het staat met de handhaving. Die gebeurt door en onder auspiciën van de NVWA. In samenwerking met onder andere de politie wordt erop toegezien dat men zich houdt aan de regels zoals die op basis van de Europese besluitvorming uit december zijn doorgevoerd.
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Ik vroeg niet naar Rotterdam. Ik vroeg naar staand want en de handhaving op de eilanden en langs de kust. Ik kan het antwoord niet helemaal plaatsen. Daar zijn de gemeenten namelijk verantwoordelijk voor.
De voorzitter:
Als u voortaan even wacht totdat ik u het woord geef, want ik schrok me werkelijk kapot toen u er plotseling zo doorheen begon te roepen.
Staatssecretaris Van Dam:
Excuus. Dit ging ook over staand want. Mevrouw Jacobi heeft gelijk dat het op de eilanden een verantwoordelijkheid is voor de gemeenten, zoals we in die specifieke gevallen hebben afgesproken. Ik kom straks nog terug op de laatste stand van zaken.
Mevrouw Jacobi vroeg ook naar de strandfuikenvisserij in Veere. De vissers in Veere hebben een onderzoeksbureau gevonden dat een rapportage over de vangsten met strandfuik voor ze kan opstellen. Er is contact tussen de vissers en Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) over het aanvragen van de ontheffing. Er wordt gezocht naar een oplossing voor de verplichte keerwand. Dat is bedoeld om zeehonden tegen verdrinking te beschermen. De vissers geven aan dat het belemmerend werkt voor het uitvoeren van hun vorm van visserij. Er wordt dus een oplossing gezocht. Ik hoop ook zo spoedig mogelijk een ontheffing te kunnen verlenen. Ik hoop dan ook te kunnen zeggen dat we er samen uit zijn gekomen.
Ik kom bij de waterkrachtcentrales. In december 2014 is de nieuwe Waterwet in werking getreden, met een extra waarborg voor de bescherming van vissen. In gestuwde trajecten van grote rivieren mag cumulatief niet meer dan 10% vissterfte optreden door waterkrachtcentrales. Dan gaat het vooral om aal en zalm. Een vergunning voor een waterkrachtcentrale wordt slechts verleend indien wordt voldaan aan de maximaal beschikbare visbescherming voor stroomafwaartse migratie. Voor de stand van zaken van de vergunningverlening moet ik u verwijzen naar de Minister van I en M, die daarvoor verantwoordelijk is.
Mevrouw Jacobi vroeg of we op goede weg zijn met het aalbeheer en hoe het zit met de regie hierop. Jaarlijks wordt de voortgang gemonitord. Er is geen aanleiding om het beheerplan op dit moment aan te passen. Wel heb ik de Kamer afgelopen vrijdag geïnformeerd over het decentraal aalbeheer als alternatief voor de driemaandse sluiting. Dat wordt volgend jaar verder uitgewerkt en zou per 2018 in werking kunnen treden.
Daarmee ben ik aan het eind van mijn tweede blok.
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Er zijn zo veel onderwerpen gepasseerd. Ik moet op een paar punten tegelijk interrumperen.
De voorzitter:
Als u dat maar kort en puntig doet, anders komen we echt in de knel.
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Ik heb geen antwoord gekregen op de vraag naar de stand van zaken van de handhaving op staand want op de eilanden. Ik hoorde dat de Staatssecretaris erop zou terugkomen, maar ik heb nog niets gehoord. Is het decentraal aalbeheer waarop nu aangestuurd wordt, ook gericht op die 40% ongestoorde uittrek? Volgens mij is de relatie zoek. Als het gaat om de waterkrachtcentrale: I en M zal wel over de waterkrachtcentrales gaan, maar hier zit de Staatssecretaris die verantwoordelijk is voor de vissterfte. Ik mis even het antwoord op de vraag hoe we erop gaan sturen dat die centrales niet meer dan 10% vissterfte veroorzaken.
De voorzitter:
Over de eerste vraag heeft de Staatssecretaris al gezegd dat hij daar later op terugkomt.
Staatssecretaris Van Dam:
Over het decentrale aalbeheer heb ik vrijdag aangegeven dat het ook in andere gebieden in Nederland kan worden toegepast. Dat betekent dus niet drie maanden sluiten, maar vissen op basis van een quotum gedurende het jaar. Op basis van de pilot is namelijk gebleken dat dit kan leiden tot dezelfde resultaten als het aalbeheer dat nu wordt toegepast. Het stuurt ook op dezelfde doelen. Ik sta die nieuwe methode dus toe, omdat het tot hetzelfde resultaat kan leiden.
Mevrouw Jacobi's laatste vraag ging over de waterkrachtcentrales. Daarvan heb ik gezegd dat bij de vergunningverlening voor een waterkrachtcentrale geëist wordt dat er voldaan wordt aan maximale bescherming van vissen. Het is de verantwoordelijkheid van de Minister van I en M om daarop te toetsen.
Ik zal nu terugkomen op de handhaving op de zeebaarsvisserij met recreatief staand want langs de kust en op de eilanden. Gemeenten die het aangaat, hebben een brief gekregen waarmee ze op de hoogte zijn gebracht van de maatregelen uit Brussel. Er is aangegeven dat ze zelf verantwoordelijk zijn voor de handhaving. Er is één gemeente die daar bezwaar tegen maakt. Daarmee zijn we nog in gesprek. De andere gemeenten pakken de handhaving zelf op, zoals ook de afspraak was.
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Ik krijg niet echt een antwoord op de vraag wat de stand van zaken is. Wat is de stand van zaken bij de waterkrachtcentrales, waarbij deze Staatssecretaris, die voor de vissterfte verantwoordelijk is, vanaf 1 juli 2016 klinkende resultaten wil zien? Zijn er nog steeds centrales die boven de 10% zitten? Hebben jullie daar contact over binnen het kabinet?
Wat is de stand van zaken rond de handhaving op het staand want? Hoeveel overtredingen zijn er, werkt het en dat soort zaken meer? In Zeeland is strandfuikenvisserij een traditionele vorm van visserij. We moeten niet gaan etteren. Het is een fuikje van niets. Er worden volgens mij voorwaarden gesteld die voor het grote werk gelden. Gaat u alstublieft een oplossing zoeken, anders doe ik zelf mee aan de oplossing. Kunnen wij ervan uitgaan dat eind deze maand de zaak daar is opgelost?
Staatssecretaris Van Dam:
De antwoorden op de gedetailleerde vragen van mevrouw Jacobi over de waterkrachtcentrales en de handhaving op de eilanden, waarbij zij precies wil weten hoeveel boetes zijn uitgereikt et cetera, zoeken we uit. Het lijkt mij het handigste als we haar daarover schriftelijk informeren.
Over de fuiken heb ik gezegd dat we samen aan een oplossing werken. Dat is de intentie. Dat heb ik volgens mij ook eerder gezegd. De intentie is om ervoor te zorgen dat deze vissers hun traditionele ambacht kunnen blijven uitoefenen. Daarbij lopen we soms, zoals ook in dit geval, tegen bestaande regels aan. Dan kijken we samen met de vissers of die hobbels kunnen worden weggenomen. Dat is de bedoeling. Ik hoop dat het kan leiden tot een aanvraag voor een ontheffing en dat ik die dan ook kan verlenen. Ik hoop dat we daar snel uit zijn.
De voorzitter:
Wanneer kan de Kamer de brief met de antwoorden op de vragen van mevrouw Jacobi verwachten? Zou dat nog voor de begrotingsbehandeling kunnen?
Staatssecretaris Van Dam:
Ja, dat moet makkelijk kunnen.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik vind dat de Staatssecretaris mijn vragen over de zeebaars wel heel snel heeft beantwoord. Hij zegt eigenlijk dat er geen probleem is. Als het gaat om de beroepsvissers, is er wel degelijk een probleem, want die zijn bijna niet te controleren. Tegelijkertijd vraag je wel aan de sportvissers om zich te beperken tot één vis. Ik wil daar staandwantvisserij bij betrekken. Het houdt niet op bij één zeebaars. Die blijven komen. Die gaan allemaal dood. De genomen maatregelen worden niet gestand gedaan. Bovendien zegt bijvoorbeeld de burgemeester van Vlieland dat dit waardeloze regelgeving is. Het is gewoon niet te handhaven. Ik wil precies weten hoe het met staand want is. Is het juist dat na die ene gevangen zeebaars al die anderen er ook in stromen en dus ook doodgaan, en dat het niet controleerbaar is? Dat kan in eerdergenoemde brief meegenomen worden. Ik wil precies weten hoe dit te controleren is en of dit te handhaven is. Zo niet, dan zal de Staatssecretaris toch met een andere oplossing moeten komen. Je kunt niet aan de ene kant tegen de sportvisserij zeggen dat ze er een mogen vangen en aan de andere kant toestaan met staand vissen om veel meer vissen te vangen, die vervolgens dood gaan. Dat kan niet de bedoeling zijn.
De voorzitter:
Er wordt een en ander uitgezocht en per brief beantwoord.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
De Staatssecretaris kan dit daarin meenemen.
De voorzitter:
Dat is ook het verzoek en dat gaat ook dan gebeuren. Dan kunnen we nu verder gaan.
Staatssecretaris Van Dam:
Ik wil daar best in de brief op terugkomen, als mevrouw Koşer Kaya het op prijs stelt. Maar in dit geval is het wel iets overzichtelijker. Voor recreatieve vissers bestaat de limiet voor een half jaar. Gedurende een half jaar mag men niets meenemen en gedurende een half jaar mag men een zeebaars per keer meenemen. Dat is de zogenaamde bag limit. Voor de professionele visserij geldt dat er ook periodes zijn waarin de visserij gesloten is op basis van de Europese regelgeving. In de rest van het jaar heeft men te maken met een quotum. Men mag dus een bepaalde hoeveelheid vangen.
Over de staandwantvisserij in de haven van Rotterdam heb ik gezegd dat er een rechtszaak over is gevoerd. Of die loopt nog, dat weet ik niet zeker. De rechter heeft aangegeven dat er onvoldoende aanleiding is om de vergunning onmiddellijk in te trekken. Als mevrouw Koşer Kaya wil dat wij op die specifieke zaak nader terugkomen in de brief, wil ik haar dat toezeggen.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Graag, want in die uitspraak staat ook heel duidelijk dat het evenwicht ver zoek is. Ik zou dat in de brief dus ook terug willen zien.
Staatssecretaris Van Dam:
Doen we dat.
De heer Dijkgraaf (SGP):
De Staatssecretaris zegt dat het slecht gaat met de visstand op het IJsselmeer. Hij baseert dat op het onderzoek van IMARES. De Staatssecretaris zegt dat het IMARES-onderzoek het best beschikbare is. Hij vergeet er een ding bij te vertellen en dat is: binnen de huidige financiële kaders. Er vaart al drie jaar lang een onderzoeksschip mee. Dat is gewoon een vissersschip, maar in overleg met EZ meet het de visstand. Zij komen uit op een factor 10 tot 15 hoger dan IMARES. Dat wordt verder genegeerd in de aanbevelingen. Hoe kan dat nou? Waarom wordt dat niet meegenomen? Al drie jaar lang zijn die vissers, met hun eigen geld ook, bezig om dit soort dingen te financieren, om aan te tonen dat IMARES een achterhaalde techniek heeft. Vriend en vijand zijn het daarover eens. Alleen dan is het antwoord: ja, maar er is niet meer geld. Maar geld kan toch nooit de reden zijn om de visstand verkeerd in te schatten?
Staatssecretaris Van Dam:
Waar het om gaat, is dat van IMARES wordt gevraagd om op een wetenschappelijk gevalideerde manier te bepalen wat de visstand is. Ik heb gezegd dat we daarbij nog meer waarde hechten aan de trend die daarin zit dan aan de precieze stand, want de trend zegt veel meer. Gaat het vooruit of achteruit? Waar de visstand zich zou moeten verbeteren, gaat die achteruit. Dat is de voornaamste conclusie op basis van de gegevens van IMARES. Ik heb ook gezegd dat we zowel met IMARES als met de sector bekijken waar er eventueel verbeteringen in de meetmethode mogelijk en nodig zijn. Het is uiteindelijk aan IMARES om te bepalen welke meetmethode wetenschappelijk aanvaardbaar is. Dat kunnen wij niet voor ze beslissen. Het zijn wetenschappers. Ze zijn daarin onafhankelijk en dat moet ook. IMARES gebruikt op dit moment de best beschikbare meetmethode. Maar zoals gemeld, we bekijken waar eventueel verbeteringen mogelijk zijn. Dat alles neemt niet weg dat de visstand op het IJsselmeer achteruit gaat waar die vooruit zou moeten gaan.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Dat is precies wat ik betwijfel. Het gaat niet alleen om de stand van de visserij. Daar geldt die factor 10 tot 15. We hebben natuurlijk 85% reductie gehad van de vismogelijkheden op het IJsselmeer. Desalniettemin, drie jaar op rij ziet een van de grote bedrijven die daar bezig is, de vangst stijgen met 30 tot 50% per jaar. Het kan niet allebei waar zijn. Ik zou daarom IMARES scherp willen bevragen – want wij zijn inderdaad niet de experts die dat moeten bepalen – of zij de beste methode gebruiken binnen de financiële middelen die er zijn, of zouden ze het veel beter kunnen doen als het budget ruimer zou zijn? Hoe verklaren ze anders dan de verschillen met het onderzoeksschip dat meevaart en dat ook daadwerkelijk vist? Is de Staatssecretaris bereid om ons dat in een brief te doen toekomen?
Staatssecretaris Van Dam:
De heer Dijkgraaf begint met «het kan niet allebei waar zijn». Dat is natuurlijk niet zo. Dat weet hij. Vissers vissen gericht, om zo veel mogelijk te vangen. IMARES moet over het hele IJsselmeer bepalen wat de stand van de schubvis is. Er kan daarin wel degelijk een verschil optreden. Over het verschil in beleving zijn gesprekken gaande, zoals het goede wetenschappers ook betaamt. Goede wetenschappers kijken naar dit soort signalen en betrekken die in hun onderzoeksgegevens. Het is aan IMARES om onafhankelijk vast te stellen hoe het gaat met de visstand in het IJsselmeer. De heer Dijkgraaf is zelf ook wetenschapper, dus hij weet hoe belangrijk de onafhankelijkheid van wetenschappers is. Wetenschappers komen soms tot conclusies die partijen die belangen hebben bij die conclusies, soms liever anders hadden gezien. Maar het is wel aan de wetenschap om te zorgen dat er op een wetenschappelijk verantwoorde manier tot een vaststelling wordt gekomen. Eventuele verbetermogelijkheden worden ook besproken. IMARES bespreekt ook de waarnemingen van anderen in het gebied en bekijkt ook of die moeten leiden tot aanpassing van methoden en of het daarmee zijn conclusies staande kan houden. Tot nu toe doet IMARES dat. De trend gaat evident de verkeerde kant op in het IJsselmeer. Het gaat niet aan dat we te nonchalant zijn over de ontwikkeling van de visstand in het IJsselmeer. Uit de metingen van IMARES blijkt dat het de verkeerde kant op gaat en dat er echt wat moet gebeuren willen we de visstand overeind houden. Dat is, zeg ik er bij, nadrukkelijk ook in het belang van de vissers in het IJsselmeer.
De voorzitter:
Mijnheer Dijkgraaf, u wilt weer interrumperen. Daarmee pakt u al voor de derde keer een derde termijn.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Mijn vraag wordt niet beantwoord. Mijn vraag was of de Staatssecretaris bereid is om IMARES te vragen of ze het beter kunnen doen als de financiële drempel weg is. Ik heb als wetenschapper ook te vaak meegemaakt dat ik door een ministerie werd gebeld – ik zal verder geen details noemen – of ik voor € 100.000 kon aantonen dat gras oranje was. Mijn antwoord was steevast nee. Daar weigerde ik aan mee te werken. Ik hoor graag het antwoord van IMARES op de vraag of ze het beter kunnen als de financiële drempel weg is.
Staatssecretaris Van Dam:
Dit is wel een type vraag dat bijna uitlokt. Ik zou als onderzoeker altijd zeggen dat meer budget zeer wenselijk is. Ik interpreteer de vraag zo dat we bij IMARES de vraag neerleggen of het nogmaals kan bevestigen dat dit de best beschikbare meetmethode is. Het antwoord nemen we dan mee in de brief die ik stuur.
De voorzitter:
Voor we aan het laatste blokje beginnen, heb ik een mededeling van huishoudelijke aard. Een tweede termijn gaan we niet halen. Dat kunnen we vergeten. Ik merk dat een paar Kamerleden daarmee al akkoord gaan. De Staatssecretaris kan dan rustig het derde blokje doen en dan kunnen de leden nog vragen stellen. Maar een tweede termijn zit er niet in. Heeft iemand daar bezwaar tegen?
De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik denk dat er behoefte is aan een VAO. Die zou ik graag willen aanvragen.
De voorzitter:
Prima. Dan wordt u ook meteen de eerste spreker.
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Wat heeft het voor zin om bezwaar te maken? Het is gewoon niet mogelijk.
De voorzitter:
Het is protocol om het even netjes te vragen. Daar wil ik mij ook gewoon aan houden.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Met dien verstande dat de vragen die onbeantwoord blijven wel voor het VAO schriftelijk beantwoord zijn. Anders hebben we een probleem.
De voorzitter:
Kan de Staatssecretaris dat toezeggen?
Staatssecretaris Van Dam:
Ik vermoed dat u dat VAO niet meer deze week kunt inplannen. Dan zou het moeten lukken.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan begint de Staatssecretaris nu aan zijn derde en laatste blokje: overig. Dank u allen voor de medewerking.
Staatssecretaris Van Dam:
Overig begint met de beschermde gebieden in de Noordzee. Daarover zijn verschillende vragen gesteld, overigens ook met verschillende intenties. De een was kritisch of er niet te veel beschermd werd en de ander kritisch of er niet te weinig beschermd werd. Dat is wel herkenbaar in deze discussie. De Minister van I en M en ik hebben gekeken naar een bescherming die past binnen het streven om tussen de 10% en 15% van de Noordzee te beschermen tegen noemenswaardige bodemberoering, om te zorgen dat de natuur zich daar kan herstellen en ontwikkelen. Zoals u weet zijn de Minister van I en M en ik op dit moment nog bezig om ons besluit rond het Friese Front en de Centrale Oestergronden af te ronden. Vorige week heeft Minister Schultz daarover ook nog met de vissers gesproken. U wordt op zeer korte termijn daarover geïnformeerd.
Sommige leden zeiden dat 40% van de Noordzee niet wordt bevist. Bij dat percentage worden vaak stukken van de Noordzee meegenomen waarin het niet interessant is om te vissen, omdat er niet veel interessante vissen te vinden zijn. Dat zijn over het algemeen ook stukken die ecologisch niet zo interessant zijn. Het gaat dan niet om gebieden waar niet gevist mag worden. Het aantal gebieden waar geen sprake mag zijn van noemenswaardige bodemberoering is met inbegrip van het besluit dat de Minister van I en M en ik nog definitief moeten maken. Het gaat dan om ongeveer 12% van de Noordzee waar geen noemenswaardige bodemberoering mag plaatsvinden. Dat is ongeveer in het midden van de 10 en 15% die het kabinet zich als ambitie had gesteld. Volgens mij doen we het daarmee heel aardig. Sommige Kamerleden zullen dat niet genoeg vinden. Andere Kamerleden zullen dat te veel vinden. Ik denk dat we aardig in het midden zijn uitgekomen.
Ik kom bij het actieplan voor haaien. De heer Wassenberg wilde mij niet teleurstellen en daar toch een aantal vragen over stellen. Maar zijn insteek daarbij was positief. Dat heb ik goed gehoord. De Kamer heeft het plan voor de zomer gekregen, waarmee ik invulling geef aan de Kaderrichtlijn Mariene Strategie. Samenwerking met andere lidstaten in de Noordzee is essentieel. We agenderen dit in de regionale groep. We moeten daarbij zelf het goede voorbeeld geven. Daarvoor kiezen we een aanpak langs drie sporen. Dat is allereerst communicatie en educatie. Beter beheer begint met betere identificatie van haaien en roggen door vissers en door inspecteurs. Ook het bewustzijn van het belang van haaien en roggen in het ecosysteem moet worden vergroot. Hier kunnen zowel de visserijsector als de ngo's bij helpen. Tot slot het verhogen van overlevingskansen en het verlagen van ongewenste bijvangsten. In dit kader kan het project best practices, zoals in de vorm van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie haaienactieplan, ook sterk bijdragen aan het herstel van kwetsbare roggen en haaien. Over de inzet buiten de Noordzee en in Caribisch Nederland wordt de Kamer nog geïnformeerd.
De heer Wassenberg vroeg naar concrete maatregelen. Vissers zijn nu zelf aan zet om met oplossingen te komen. Een terugzetverplichting in Natura 2000-gebieden, waar de heer Wassenberg om vroeg, is juridisch niet mogelijk. Wel geldt er voor veel haaien sowieso al een algemene terugzetverplichting. De heer Wassenberg zei dat er een nulmeting nodig is. Er wordt gebruikgemaakt van bestaande wetenschappelijke surveys. Extra onderzoek op dergelijke schaal is erg duur. Wij gaan ervan uit dat wij op basis van de bestaande gegevens de effecten voldoende kunnen zien. Hier is geen apart budget voor. De heer Wassenberg vroeg daarnaar. We liften mee op de bestaande inzet. Natuurlijk kan het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) ook voor dit doel benut worden.
Er zijn vragen gesteld over het motorvermogen en de blackbox. Mevrouw Jacobi zei terecht dat het juist in het belang van veel vissers is dat er streng wordt toegezien op het motorvermogen. Het is namelijk niet eerlijk als vissers die zich netjes aan de regels houden oneerlijk beconcurreerd worden door schepen die dat niet doen. Ondanks vele inspanningen in het verleden was de naleving hiervan binnen de garnalenvisserij soms onvoldoende. De werkgroep motorvermogen heeft dan ook in 2012 een aantal aanbevelingen gedaan om de naleving te verbeteren. Die zijn waar mogelijk overgenomen en doorgevoerd. De regelgeving en de kaders zijn aangepast. Die bieden nu voldoende basis voor de handhaving en naleving van de voorschriften met betrekking tot het motorvermogen. De Europese Commissie heeft deze zomer een audit uitgevoerd naar de wijze van controle van het motorvermogen en heeft daar in zijn algemeenheid een positief oordeel over geveld.
De pilot met de blackbox is afgerond. De heer Bruins vroeg daarnaar. Mede naar aanleiding van signalen vanuit het bedrijfsleven in verband met de kosten en de fraudegevoeligheid van de blackbox heb ik besloten om die functionaliteit niet verplicht te stellen. De heer Bruins had kennelijk een ander beeld, maar in de brief aan de Kamer stond niet dat de blackbox verplicht zou worden ingevoerd. De blackbox is ook niet nodig voor controle op motorvermogen. Op termijn bestaat wel de mogelijkheid om motorvermogen toe te voegen. Hiermee heb ik de vraag van de heer Bruins volgens mij volledig beantwoord.
Er waren ook vragen over de handelsnormen. Daarover hebben we het eerder gehad, namelijk in het kader van de besparingen die de NVWA moet doorvoeren omdat er een beperkt budget is, zoals bekend. Ik heb daar fors budget bij gelegd en de NVWA heeft zelf bekeken waar eventueel besparingen zouden kunnen worden gerealiseerd. Een van de dingen is: niet meer zelf toezicht uitoefenen op de handelsnormen. Ik herken de discussie waaraan gerefereerd werd door mevrouw Visser, de heer Dijkgraaf en de heer Geurts. Zij wezen erop dat de termijn te kort zou zijn om dat al op 1 januari te laten ingaan. Ik vind het een sympathiek idee om te kijken naar de mogelijkheid van een overgangstermijn. Ik zal dus bekijken of en hoe ik dat kan faciliteren. Daarover wordt ook gesproken met de sector. Er wordt bekeken of we dat kunnen doen.
Er is ook een vraag gesteld over de motie-Geurts over doorvaart. De Kamer krijgt zo snel mogelijk duidelijkheid daarover. Ik doe dit samen met de Minister van I en M. Zij is de hoofdverantwoordelijke voor de veiligheid van de scheepvaart. Uiteindelijk is dat doorslaggevend. Bekeken zal worden of dit mogelijk is. Als de veiligheid het niet toelaat, zal de conclusie helaas zijn dat het niet kan. Zodra wij helderheid daarover hebben – ik verwacht die op niet al te lange termijn – zullen wij de Kamer die informatie toesturen. Daar krijgt de Kamer dus een brief over van ons.
Mevrouw Koşer Kaya vroeg om een reactie op haar initiatiefnota. Ik wil dat niet nu in een paar seconden doen, maar zij krijgt die reactie zo spoedig mogelijk. Mevrouw Koşer Kaya vroeg ook naar de zalm. Mijn voorganger heeft de brief van het Duitse Lachs-comité ontvangen. Als mevrouw Koşer Kaya daar een afschrift van wil, stoppen we dat bij de brief die de Kamer toch al krijgt. Dan heeft iedereen wat leesvoer de komende tijd.
De heer Geurts heeft gevraagd hoe het staat met de zeeVISpas. Ook daarover krijgt de Kamer op korte termijn informatie van mij. Die zal ik in elk geval sturen voor de begrotingsbehandeling EZ, zodat de leden er desgewenst dan op terug kunnen komen.
Dan ligt er nog een vraag van de heer Bruins over het stimuleren van innovatie en het gebruikmaken van ontheffingen. Hij gaf als voorbeeld de pulsvisserij. Volgens mij was het ook de heer Bruins – of misschien was het mevrouw Visser; ik weet het niet meer – die sprak over weerstand van de Fransen en de Denen. Pulsvisserij is volgens mij een ongelooflijk goed voorbeeld van innovatie van de Nederlandse visserij die leidt tot minder bodemberoering en ook nog eens tot minder brandstofgebruik. Pulsvisserij is dus beter voor de bodem van de zee en voor de vissers, want ze kunnen goedkoper vissen. Er is nu een tijdelijke ontheffing om ervaring op te doen. Andere landen zijn niet zomaar bereid om de positieve effecten van pulsvisserij te erkennen. Ongetwijfeld heeft dat ook te maken met de positieve effecten die dit voor onze vissers heeft. Ik ben al tijden zeer actief bezig met het lobbyen voor pulsvisserij bij andere lidstaten, bij het Europees Parlement en bij de Europese Commissie. Ook de visserijsector draagt daar zeer actief aan bij. Het is geen gelopen race. Dit vergt veel inzet van ons, maar die inzet plegen wij, omdat deze innovatie geheel in lijn is met wat Europa altijd van ons vraagt. Er is mij dus veel aan gelegen om ervoor te zorgen dat de pulsvisserij erkend wordt in de verordening technische maatregelen bescherming mariene organismen van de Europese Commissie.
Hiermee meen ik alle vragen van de commissie beantwoord te hebben.
De heer Geurts (CDA):
Ik had er nog een, dacht ik. Ik kom nog even terug op de NVWA-controles van de kwaliteit en de handelsnormen. Toen het productschap opgeheven werd, heeft het ministerie een overeenkomst gesloten met de sector. Het zou overgenomen worden door het ministerie. Heb ik het nou goed gehoord dat die overeenkomst eenzijdig door het ministerie is opgezegd? Als dat zo is, dan zou ik graag een nadere verklaring van de Staatssecretaris krijgen over wat hier gebeurd is.
Staatssecretaris Van Dam:
Dit is destijds uitgebreid besproken in het debat over de NVWA. Ik meen dat de heer Geurts daarbij was. Ik zeg dit even uit mijn hoofd.
De heer Geurts (CDA):
Ik heb dit punt vaker genoemd, maar dit is nieuw.
De voorzitter:
Sorry, mijnheer Geurts, maar u mag niet door de Staatssecretaris heen gaan praten.
Staatssecretaris Van Dam:
Voorzitter, daar gaat u over. Volgens mij is dit niet nieuw, want dit is toen ook aan de orde geweest. Wij hebben destijds gezegd dat afgesproken is dat de NVWA continu erbij staat en toezicht houdt op het controleren van handelsnormen. De NVWA heeft aangegeven dat zij vindt dat dit niet nodig is. Aangezien wij zoeken naar besparingen, lijkt ons dit een zeer gerechtvaardigde besparing. Ik heb toen gezegd dat wel daarover gesproken moest worden met de sector op basis van de eerdere afspraak. Dat gesprek loopt en daar komt de suggestie uit voort om te werken met een overgangstermijn. Ik heb gezegd dat ik daar sympathie voor heb. Wij bekijken dus of en hoe dat gefaciliteerd kan worden.
De heer Geurts (CDA):
Dan blijft mijn vraag overeind staan. In het NVWA-debat hebben wij een heleboel dingen besproken. Dit punt heb ik toen ook ingebracht, maar het is mij toen niet helder geworden dat het ministerie gewoon de overeenkomst met de sector opgezegd heeft. Daar wil ik toch wel een nadere verklaring over. Is dat besproken met de sector? Hoe gaat de bekostiging lopen? Komt dat voor rekening van de sector? Er zijn toch afspraken gemaakt bij het opheffen van het productschap, dus hoe verhoudt zich dat tot elkaar? Als er dan toch een brief naar de Kamer komt, zou de Staatssecretaris daarin ook nadere duiding hiervan kunnen geven.
De voorzitter:
Laten we dat maar doen, want wij komen aardig in de knel, omdat de heer Wassenberg ook nog een interruptie heeft. Als de Staatssecretaris kan toezeggen dat hij de vraag van de heer Geurts in de brief beantwoordt, ben ik hem erkentelijk.
Staatssecretaris Van Dam:
Dit is volgens mij geen nieuwe vraag. Dit is precies de vraag die de heer Dijkgraaf – niet de heer Geurts – in het debat over de NVWA gesteld heeft. Dit alles is toen dus aan de orde gekomen. Ik heb destijds aan de ene kant gezegd dat er afspraken zijn gemaakt. Aan de andere kant heb ik gezegd dat de intensiteit waarmee het werk gedaan werd in de ogen van de NVWA niet altijd nodig is. Als er een noodzaak is om het zo te doen, hebben wij een heel ander gesprek dan wanneer het de inschatting van de NVWA zelf is dat men werk doet dat op die manier eigenlijk niet nodig is. Daarover heeft een gesprek plaatsgevonden met de sector. Dat is nog niet helemaal afgerond, zoals ik al heb aangegeven. In dit geval lijkt het mij enigszins overdreven om opnieuw de punten op papier te zetten waarover wij nu al voor de tweede keer van gedachten wisselen.
De heer Geurts (CDA):
Ik heb nog een klein puntje. Dan lees ik toch graag in de brief die de Staatssecretaris nog gaat schrijven, waarom de NVWA vindt dat er geen controles meer nodig zijn. Toen de sector het binnen de productschappen deed, moest het allemaal van de overheid en nu hoeft het in een keer niet meer. Ik hoor graag waarom er nu minder controles nodig zijn. Dit gaat over voedselveiligheid et cetera. Ik denk dat de Kamer daarover goed geïnformeerd moet zijn.
De voorzitter:
Wij moeten gaan afronden, Staatssecretaris. De heer Wassenberg heeft tijdens deze ronde nog niets gevraagd, dus hem moeten we ook even aan het woord laten. Staatssecretaris, kunt u de vraag van de heer Geurts beantwoorden via de brief?
Staatssecretaris Van Dam:
We kijken even of dat in deze brief kan of op het moment dat die gesprekken over de eventuele overgangstermijn zijn afgerond. Dan zullen wij het apart melden.
De voorzitter:
Dank u wel, Staatssecretaris. Mijnheer Wassenberg, het woord is aan u. Ik moet u helaas vragen om kort en puntig te interrumperen. Ik kan er niets aan doen.
De heer Wassenberg (PvdD):
Kort, dat ben ik altijd. In het vorige blok had de Staatssecretaris het over de noodzaak van onafhankelijk onderzoek. Hij weet dat onderzoek noodzakelijk is om gegevens onderling te vergelijken. Een nulmeting dient ervoor om te kijken of beleid ook op de lange termijn resultaat heeft. In het IJsselmeer gaat de visstand achteruit. Dat weten wij omdat daar ooit een nulmeting is gedaan. Erkent de Staatssecretaris dat een nulmeting bijdraagt aan de kwaliteit van de gegevens en om de gegevens van haaien en roggen onderling te kunnen vergelijken? Als hij dat erkent, is er dan toch niet ergens ruimte in de begroting om zo'n nulmeting mogelijk te maken?
Staatssecretaris Van Dam:
Het is altijd mooi om meer te weten, maar de vraag die je moet stellen is: is dat nodig en weegt het op tegen de hoge kosten die ermee gemoeid zijn? Het gaat hier immers om vrij behoorlijk onderzoek op kleine schaal. Het gaat om hoge kosten, terwijl ik al heb aangegeven dat wij gebruik kunnen maken van de wetenschappelijke gegevens die al bekend zijn en waarmee we ook een goed beeld hebben dat voldoende is om beleid op te richten. Ik zou daar in dit geval dus niet extra geld voor willen uittrekken.
De voorzitter:
Mevrouw Jacobi gaat er al vandoor, maar ik zal nog even de toezeggingen oplezen en bekijken of de Staatssecretaris daarmee akkoord gaat. Tussendoor zeg ik ook alvast dat er een VAO zal volgen in de plenaire zaal, met als eerste spreker de heer Bruins van de ChristenUnie.
De volgende toezeggingen zijn gedaan:
– De Staatssecretaris zal de Kamer zo spoedig mogelijk informeren over de resultaten van het bestuurlijke overleg IJsselmeer dat aan het einde van de maand plaatsvindt.
– De Staatssecretaris informeert de Kamer voorafgaand aan de begrotingsbehandeling Economische Zaken – en dan welteverstaan het onderdeel Landbouw en Natuur – schriftelijk over:
– de vissterfte als gevolg van waterkrachtcentrales,
– de handhaving van de zeebaarsvangst in de staandwantvisserij,
– de uitkomst van het overleg met IMARES over het verbeteren van de onderzoeksmethodes, waarin de vraag wordt voorgelegd of de methodes verbeterd kunnen worden als er meer financiële ruimte is,
– de zeeVISpas.
– Indien mogelijk informeert de Staatssecretaris de Kamer over de vraag waarom de NVWA vindt dat er geen controles op de handelsnormen meer nodig zijn.
– De Staatssecretaris stuurt zo spoedig mogelijk een brief over de doorvaart in windmolenparken voor schepen van meer dan 24 meter. Deze brief zal hij samen met de Minister van Infrastructuur en Milieu sturen.
De Staatssecretaris knikt instemmend.
Ik dank iedereen hartelijk: de mensen op de tribune, de mensen die thuis geluisterd en gekeken hebben, de Kamerleden en zeker ook de Staatssecretaris en zijn gevolg. Bedankt voor de orde en netheid en een gezegende lunch!
Sluiting 13.03 uur.