Kamerstuk 29628-894

Verslag van een algemeen overleg

Politie


Nr. 894 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 4 juli 2019

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 4 juni 2019 overleg gevoerd met de heer Grapperhaus, Minister van Justitie en Veiligheid, over:

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 11 maart 2019 inzake de operationeel expert in de praktijk (Kamerstuk 29 628, nr. 865);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 14 maart 2019 inzake samenwerking DJI en politie op het gebied van arrestantenzorg Amsterdam (Kamerstukken 29 628 en 24 587, nr. 867);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 29 maart 2019 inzake registratie van misdrijven (Kamerstuk 29 628, nr. 870);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 1 april 2019 inzake reactie op verzoek commissie inzake voorlichtingsverzoek Afdeling advisering Raad van State naar aanleiding van de motie van het lid Van Dam over advies inwinnen bij de Raad van State over het democratisch toezicht (Kamerstuk 29 628, nr. 840) (Kamerstuk 29 628, nr. 869 );

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 4 april 2019 inzake versterking van de Financiële Recherche (Finec) (Kamerstukken 28 684 en 29 911, nr. 555);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 25 april 2019 inzake inkomensgegevens politie in het kader van de Wet Normering Topinkomens (WNT) over het jaar 2018 (Kamerstuk 29 628, nr. 872).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Van Meenen

De waarnemend griffier van de commissie, Tielens-Tripels

Voorzitter: Van Meenen

Griffier: Burger

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Bisschop, Den Boer, Buitenweg, Van Dam, Helder, Krol, Laan-Geselschap en Van Meenen,

en de heer Grapperhaus, Minister van Justitie en Veiligheid.

Aanvang 19.05 uur.

De voorzitter:

Goedenavond, welkom bij het algemeen overleg van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid. Het onderwerp van vanavond is de politie. We hebben afgesproken om uiterlijk tot tien uur te vergaderen, met spreektijden van vier minuten. Ik zou willen beginnen met twee interrupties, en dan zullen we kijken hoever we komen. De aanwezige leden hebben erin bewilligd dat mevrouw Den Boer als eerste zal spreken, omdat zij vrij spoedig de vergadering zal moeten verlaten. Ik heet de Minister en zijn ambtenaren van harte welkom, en onze ondersteuning en u allen op de publieke tribune en elders. We gaan van start en ik geef als eerste het woord aan mevrouw Den Boer.

Mevrouw Den Boer (D66):

Voorzitter en leden, dank voor het voorrecht om als eerste te kunnen spreken. Ik wil het vanavond graag hebben over de toekomstbestendige politie. Ik wil het allereerst hebben over de innovatie bij de politie, want de politie staat natuurlijk voor hele grote opgaven, om te beginnen de enorme uitstroom van 17.000 mensen in de komende jaren. Om effectief te blijven, is de politie druk bezig met innoveren. Het is positief dat we horen dat de politie een app heeft ontwikkeld waarmee agenten kunnen zien of iemand nog een celstraf of een boete heeft uitstaan. Dat bevordert natuurlijk de eenduidige registratie. In zeven maanden tijd waren 600 voortvluchtigen opgepakt; ik geloof dat dat een bericht was van 21 mei. Maar mijn vraag is of die app ook gaat helpen om de overige 10.400 voortvluchtigen snel op te pakken. Dat vraag ik aan de Minister. En gaat die app helpen bij het oppakken van verdachten in het buitenland?

In het kader van de innovatie worden ook bodycams ingevoerd. Deze bodycams werden ingevoerd om de veiligheid van agenten zelf te vergroten, maar daarbij valt mij ook een aantal andere zaken op. Agenten maken zich bij het gebruik van bodycams heel druk om hun eigen privacy en niet zozeer om die van burgers. Ze zijn bang dat ze op de vingers getikt worden of dat de beelden een onjuiste representatie geven, zoals blijkt uit het rapport van de Ombudsman. Ik vraag de Minister wat hij vindt van de resultaten van dat onderzoek van de Ombudsman.

Dan is er dat strategisch kompas van de politie, dat stelt dat niet alleen slim maar ook verantwoord moet worden omgegaan met innovatie. De vraag is dan of die bodycams de burgers daadwerkelijk veiliger maken. Verhogen ze de pakkans? Meer veiligheid voor agenten is natuurlijk heel belangrijk, maar meer veiligheid voor de burgers is dat evenzeer. Is de Minister het met D66 eens dat het onwenselijk dat de richtlijnen niet eenduidig zijn? Is de Minister het ook met mij eens dat er duidelijke afspraken gemaakt moeten worden over die bodycams? En is hij het ook met D66 eens dat het perspectief van de burger moet worden meegenomen in het al dan niet verbreden van het gebruik van de bodycams?

Ook het gebruik van social media door de politie neemt toe. Hierbij lijken de richtlijnen van de politie zelf vaak in het gedrang te komen door slordigheden en overschrijdingen. De parallel met bodycams is helder: innovatie kan de effectiviteit verbeteren maar creëert ook grijze gebieden. Burgers moeten ervan uit kunnen gaan dat de politie overal op eenzelfde en op een correcte manier handelt. Zowel de politie als de Minister moeten zich hier hard voor maken.

Voorzitter. Met betrekking tot de toekomst heb ik het ten tweede over duurzaamheid. Duurzame inzetbaarheid van mensen en middelen is essentieel voor een politie die klaar is voor de toekomst. Eerst de mensen. In het jaarverslag over 2018 is het ziekteverzuim nog steeds 6,9%. Dat is fors hoger dan het landelijke gemiddelde, terwijl de aanpak hiervan toch al jaren een topprioriteit is. Waarom lukt het nou niet om dit in de klauwen te krijgen en dit aan te pakken? Ik maak me zorgen dat als de operationele sterkte niet snel op peil is, het ziekteverzuim eerder zal toenemen dan afnemen. Hoe wil de Minister dit voorkomen?

De voorzitter:

U heeft nog een halve minuut.

Mevrouw Den Boer (D66):

Voorzitter, tot slot nog een paar vragen over de middelen. Hoe staat het met de uitvoering van de duurzaamheidsagenda van de politie? Zou de Kamer de duurzaamheidsagenda van de nationale politie toegestuurd kunnen krijgen? Het is nu erg zoeken naar die duurzaamheidsagenda: waar is Wally? In de begroting staat nog niets over wat de doelen zijn, welke kosten hiermee gemoeid zijn en per wanneer de duurzaamheidsdoelen moeten worden gerealiseerd.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Dan is vervolgens het woord aan mevrouw Helder van de PVV.

Mevrouw Helder (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Verbind het vergezicht met de terugblik, aldus de president van de Algemene Rekenkamer bij de aanbieding van het verslag van de Rekenkamer bij de verantwoordingsstukken over 2018. Hoewel dit niet op de agenda van dit algemeen overleg staat, wil ik daar wel aandacht aan geven. Waarom? Omdat het over geld gaat. De Minister van Financiën meldde dat er sprake is van 15 miljard aan extra inkomsten. Hij zei: «Daar is veel mee gedaan.» Daarbij noemde hij zes onderwerpen. De politie zat daar niet bij. Dat werd bevestigd in de Voorjaarsnota. Wat ook werd bevestigd, is dat de politie het financiële gat bij de rechtspraak en het Openbaar Ministerie voor haar kiezen krijgt. Vanaf 2020 gaat er structureel 60 miljoen minder naar de politie. Althans, dat haal ik uit bijlage 4 bij de Voorjaarsnota. Waarom verbindt de Minister de terugblik niet met het vergezicht? Of is de Minister erg kort van geheugen? Hoe kan een organisatie van een dergelijke omvang die net uit een grote reorganisatie komt en in zeven jaar tijd 17.000 agenten moet werven, dit betalen? Graag uitleg, voorzitter; niet van u, maar van de Minister.

Dan naar de agenda. Ik begin met de operationeel expert. De operationeel expert draagt zorg voor de operationele sturing en is daarbij ondersteunend aan de teamchef, die eindverantwoordelijk is voor de prestaties van het team. Dat klinkt mooi op papier, maar de praktijk is anders. Veel teamchefs zijn geconfronteerd met het feit dat ze de leiding hebben over grote, en misschien wel te grote, basisteams. Het is natuurlijk onmogelijk om aanspreekbaar en zichtbaar te zijn als je leiding moet geven aan 200 mensen. De operationeel expert wordt nu gebruikt om dit gat te vullen, maar komt de teamchef zo niet op nog grotere afstand van zijn mensen te staan? En is de operationeel expert niet een agent die we liever zijn werk op straat zien doen? Hoe moet ik dit zien in relatie tot de mededeling van de Minister dat 91 miljoen is vrijgemaakt om de inzetbaarheid bij de politie te vergroten? Daarbij is gesteld dat deze middelen worden ingezet voor de inhuur van administratieve ondersteuning om de operatie te ontlasten, zodat zij het politiewerk kunnen verrichten. Dat staat in de brief van de Minister van 28 november vorig jaar. Graag een reactie van de Minister op dit punt.

Voorzitter. Dan de samenwerking tussen DJI en de politie op het gebied van arrestantenzorg. Door arrestanten voortaan onder te brengen in het justitieel cellencomplex Schiphol doet zich in de regio Amsterdam de mogelijkheid voor om tot een efficiëntere samenwerking te komen in de strafrechtketen. Het beoogde resultaat is een substantiële verhoging van de inzetbaarheid van de politie, in eerste instantie binnen de eenheid van de politie Amsterdam. De businesscase gaat uit van 172 fte's die in de basisteams in Amsterdam ingezet kunnen worden. Dat klinkt mooi, maar laten we niet te vroeg juichen: het is een proef. Als na drie jaar blijkt dat de proef een succes is, wil de Minister een derde van de vrijgespeelde agenten herverdelen over andere eenheden in het land. Dan houdt Amsterdam er 120 over. Maar wat gebeurt er als de proef geen succes is? Het tekort aan agenten blijft dan zeker bestaan.

Voorzitter. Tot slot mijn steeds terugkerende mantra over de criminaliteitscijfers. De Minister gaat in zijn brief, die we overigens ook bij het algemeen overleg Strafrechtelijke onderwerpen hebben besproken, totaal aan de kern voorbij. De Minister schrijft over trends en dilemma's, maar in het artikel waar de brief over gaat, zeggen agenten dat ze gedwongen worden om misdrijven anders te noteren. Dat zijn geen dilemma's. Er wordt geïnvesteerd in de kwaliteit van de opsporing, aldus de Minister. Maar dan lijkt het alsof de agenten het fout doen. Er wordt nu juist gesteld dat ze hiertoe gedwongen worden. De waarheid ligt waarschijnlijk ergens in het midden. Dat wil ik dan ook graag van de Minister horen, dus graag een inhoudelijke reactie op dit punt.

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Dan is het woord aan de heer Krol van 50PLUS.

De heer Krol (50PLUS):

Dank u, voorzitter. Een meerderheid van de agenten zegt niet te geloven dat de criminaliteit daalt. Dat is anders dan de officiële statistieken laten zien. De 50PLUS-fractie vertrouwt deze mannen en vrouwen. De onvolledige registratie van misdrijven is een feit. Dat weet de Minister ook. Daar zijn verschillende oorzaken voor. In de eerste plaats is er de dalende aangiftebereidheid, omdat slachtoffers niet meer geloven dat er iets gedaan wordt met hun aangifte. Ook al zijn er camerabeelden, er wordt niet gerechercheerd. De aangiftebereidheid daalt ook omdat het steeds moeilijker wordt om een politiebureau te vinden. Slachtoffers die wel aangifte willen doen, worden weggestuurd om er nog even over na te denken of ze die verkrachting wel willen aangeven. Bovendien wordt er gevraagd of ze wel begrijpen hoe erg het kan worden bij een rechtszaak.

Daar komt nu weer bij dat het registratieproces bij de politie ingewikkeld is en tot fouten kan leiden. Bovendien zouden agenten opdracht krijgen – u hoorde het net van mijn collega – om misdrijven anders te registreren. Een auto-inbraak wordt weggeschreven als vernieling. Een mishandeling wordt een ruzie. Vooral de inbraak- en straatroofcijfers zouden bewust laag worden gehouden. Dan praten we dus over het bewust toedekken van criminaliteit. En de Minister doet het af als een incident.

Aangifte doen is een van de pijlers van onze rechtsstaat. Daar beginnen de opsporing en vervolging van misdrijven. Het gaat bij registratie en slachtofferenquêtes niet alleen om een goed beeld van de totale criminaliteit, maar ook om de aanpak ervan. Is de Minister het met de fractie van 50PLUS eens dat de aangiftebereidheid omhoog moet? Dit vanwege het herstel van het geloof in politie en justitie, de effectieve opsporing en vervolging van daders, de handhaving van de rechtsstaat, het voorkomen van eigenrichting en de preventieve werking van het strafrecht, maar ook en vooral voor de beveiliging van de maatschappij en haar burgers en de resocialisatie van de dader.

50PLUS heeft deze kabinetsperiode al veel voorstellen gedaan over het verbeteren van de aangifte. Wij zien de dalende aangiftebereidheid als een groot probleem. 50PLUS wil in elke gemeente minimaal één politiebureau of politieloket. En we willen een speciale aangifteagent om aangiften efficiënter maar vooral ook beter te laten verlopen. De Minister zag er niets in. Wij vroegen om een piketdienst voor slachtofferadvocaten als iemand aangifte komt doen van een hals- en zedenmisdrijf. Je hebt recht op een advocaat, maar bijna niemand weet dat. Gaat Minister Dekker, uw collega, dat nu eindelijk onderzoeken, of moeten we blijven wachten?

Op onze voorstellen kregen we steeds een nee, en nog een nee. Waarschijnlijk krijgen we ook vandaag weer een nee. Dat maakt ons echter extra strijdlustig. Daarom heb ik een paar voorstellen voor deze Minister. Het aangifteproces kan beter en efficiënter met een aangifteagent. Er wordt geëxperimenteerd met aangifte via een beeldverbinding. Kan de Minister daar wat over vertellen? Kan het toepassen van moderne technieken worden uitgebreid?

Wij dagen de Minister uit om met een streefcijfer te gaan werken voor de aangiftebereidheid. Heeft de Minister een standpunt over wat het wenselijke niveau is? Zou hij het beter vinden als 40% van de slachtoffers aangifte doet? Of 50%? Levert een stijging van de aangiftebereidheid misschien wel problemen op? Als 50% van de slachtoffers aangifte doet, kunnen politie en justitie het dan niet meer aan? Dat mag toch geen reden zijn om niet te streven naar een hogere aangiftebereidheid? Wij vinden 50% het minimum. Vindt de Minister dat ook? Maar ja, ik ben bang dat we weer een nee gaan horen vandaag.

De voorzitter:

Dank u zeer. Dan is het woord aan mevrouw Laan van de VVD.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Dank u wel, voorzitter. De VVD begint deze keer met de organisatie. De transitie van de nationale politie is afgerond. Binnen het nieuwe organogram heeft de operationeel expert een nadrukkelijke rol gekregen. Deze persoon draagt zorg voor de operationele sturing in de basisteams en de opsporing. Er is gebroken met het idee dat leidinggevende taken alleen door formele leidinggevenden kunnen worden uitgevoerd. Dat is een goede ontwikkeling voor de zelfontplooiing van de medewerkers. Ik kijk ook erg uit naar het rapport van de Minister dat voor de zomer zal verschijnen, waarin de rol van de operationeel expert en de setting ervan in de organisatie geduid worden. Een vraag hierover: gaat het rapport inderdaad nog voor het reces komen? Is ook al bekend wat het proces na de publicatie van dit rapport zal zijn? En het belangrijkste: kan al duidelijkheid worden verschaft aan de basisteams over de doorontwikkeling van de functies? Hoe sneller er duidelijkheid is, hoe sneller de onrust in de organisatie kan worden weggenomen.

Voorzitter. Dan het volgende punt, het registreren van misdrijven. Een aantal collega's hebben er al naar verwezen. Enkele leden van de Nederlandse Politiebond hebben in een enquête aangegeven dat zij misdrijven verkeerd móéten registreren. Vooral de cijfers over inbraak en straatroof zouden volgens de onderzoekers laag worden gehouden. Als er signalen uit de organisatie zijn, moeten die signalen wel worden opgepakt. De VVD ziet dan ook graag dat er een gedegen onderzoek wordt gestart. Een enquête van een vakbond waar 10% van de leden op heeft gereageerd, is wat ons betreft niet voldoende. De korpschef heeft aangegeven de signalen die uit dit onderzoek voortkomen serieus te willen nemen en hierover in gesprek te gaan. Wat gaan wij daarvan terugzien? We worden graag op de hoogte gehouden van deze gesprekken. Ik ben zelfs van mening dat er wel wat meer kan gebeuren dan alleen maar een gesprek. Een eigen en gedegen onderzoek zou gepast zijn, waarin vooral de beweegredenen voor het mogelijk verkeerd registreren moeten worden meegenomen. Is het bijvoorbeeld administratief gezien onduidelijk hoe mensen iets moeten registreren, of heeft het een andere oorzaak? Hoe kijkt de Minister hiernaar?

Voorzitter. Dan het volgende onderwerp, de financiële recherche. Het lukt nog onvoldoende om verhoudingsgewijs grote sommen geld af te pakken van criminelen. Ergens begrijp ik wel dat het lastig is, aangezien financieel rechercheren een vak is dat erg in beweging is, mede vanwege digitalisering en internationalisering van de maatschappij. Begrip hiervoor houdt echter niet in dat het niet lastig te verkroppen is dat criminelen overal mee weg lijken te komen. We weten dat deze Minister daarvan geen voorstander is. Misdaad mag namelijk nooit lonen. Dit kabinet voegt 171 fte's toe aan de regionale en landelijke eenheid ten behoeve van opsporing en bestrijding van criminaliteit. Ligt het vooral aan de capaciteit bij onze diensten dat het afpakken van crimineel vermogen lastig is of maken andere onderdelen het lastig? Zit het bij de bewijslast bij de rechtbank misschien klem? Zijn er genoeg contacten met bijvoorbeeld het bankwezen, als het criminele financiële verkeer digitaal verloopt? Participeren zij in de samenwerkingsverbanden om crimineel vermogen af te kunnen pakken?

Namens de VVD heb ik een motie ingediend die oproept om voor het zomerreces 2019 – weer dat zomerreces – te starten met een pilot waarbij in beslag genomen goederen ten goede van de samenleving komen. Het gaat namelijk niet alleen om het afpakken van onrechtmatig verkregen geld, maar ook om goederen als auto's, boten en huizen. De VVD wil dat deze geschonken worden aan de maatschappij. Is de Minister al begonnen met een pilot? Wat is de status van de uitvoering van de motie?

Voorzitter. En als afsluiter, in het kader van de actualiteit: de politie heeft haar zorgen geuit over Mexicaanse drugsbendes die voet aan de grond proberen te krijgen in West-Europa en specifiek in Nederland door crystal meth aan het drugspalet toe te voegen, alsof er nog niet genoeg rommel op de markt was. Crystal meth is regelrechte rotzooi. Kan de Minister de Kamer informeren over de stand van zaken van deze situatie? Dat kan wat ons betreft prima per brief.

De voorzitter:

Dank u wel. U heeft een interruptie van mevrouw Helder.

Mevrouw Helder (PVV):

Het is niet aan mij om te antwoorden namens de Minister, maar ik heb in de stukken van de Algemene Rekenkamer gezien dat er in het kader van de pilot voor het afpakken van crimineel vermogen een data-alliantie strafrechtketen zou komen en dat de Algemene Rekenkamer heeft geconcludeerd dat die er nog niet is. Dat heeft de Minister ook bevestigd in reactie op die stukken. Ik vrees dus dat het antwoord zal zijn dat die motie van mevrouw Laan nog ergens in een la ligt. Mijn vraag aan mevrouw Laan is dus: als dat het antwoord blijkt te zijn, is zij dan bereid om er samen met mijn partij nader naar te kijken? Ik zeg niet dat er een motie moet komen; het gaat mij erom dat er eindelijk een keertje vaart wordt gemaakt met dit onderwerp, want we krijgen dit keer op keer terug. En er gebeurt niks.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Dat lijkt me een goed plan.

De voorzitter:

Kijk, dat zijn de antwoorden waar ik van houd, even los van de inhoud natuurlijk, maar vooral qua lengte. U was klaar met uw bijdrage, dacht ik. Dan geef ik graag het woord aan de heer Van Dam van het CDA.

De heer Van Dam (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Ik wil het vooral hebben over de politie dicht bij de burger. Dat vinden wij belangrijk. Dat vindt het CDA belangrijk omdat er van burgers zelf ook het nodige verwacht wordt. Dan moeten ze wel gesupport worden door de politie die dichtbij is.

Ik heb daar drie punten over. In de eerste plaats hebben wij een landelijke check van politiebureaus uitgevoerd. Er is een landelijke lijst van welke bureaus open zijn. Die is in 2015 gepubliceerd. Daar is wat bij gekomen en daar is wat af gegaan. Wij hebben aan 70 lokale CDA-afdelingen gevraagd om op de fiets te klimmen en gewoon eens te gaan kijken of het klopt. Is het bureau open of dicht en kun je daar wel of niet aangifte doen? Ik zal zo dadelijk aan de bode vragen om het document dat dat heeft opgeleverd, rond te delen.

Ik wil vier elementen daaruit voorleggen aan de Minister. In de eerste plaats zou ik graag zien dat de landelijke locatielijst jaarlijks geüpdatet wordt. Het is nu een lijst uit 2015. Die is niet meer actueel, terwijl dat heel belangrijk is. Een tweede punt is dat de manier van aangifte doen toch een beetje een zoekplaatje is. Collega Krol had het er net ook al over. Je moet bijna naar het bureau toe om te ontdekken of het wel of niet open is. Ik ben erg voor lokale inbedding van de politie, maar ik wil de Minister vragen om daar toch meer landelijke kenbaarheid in te brengen. Een derde punt is een idee dat in Rotterdam is gelanceerd. Geef elke wijkagent op de website van de politie een foto en een mailadres, en misschien wat contactgegevens, zodat de verbinding tussen de wijkagent en de burger kan worden bevorderd. Tot slot vragen wij specifiek aandacht voor de nabijheid van de politie op het platteland, want daar zijn erg veel bureaus gesloten of alleen open op bepaalde momenten, niet 's avonds en überhaupt niet 's nachts. Wij vinden dat daar extra aandacht voor moet komen. Graag een reactie van de Minister daarop.

Een tweede punt gaat over een eerder door mij ingediende motie over de 80%-norm voor wijkagenten. Ik heb die motie in december ingediend en die is Kamerbreed ondersteund. In februari heeft de Minister in een brief geschreven dat hij bij de eerstvolgende halfjaarnotitie – dat is dus binnenkort – aan zal geven in hoeverre die norm wel of niet gehaald wordt. Ik heb veel contact met politiemensen en ik wil hier toch memoreren dat ik geen wijkagent tegenkom die voor 80% in zijn wijk actief kan zijn. Let wel: ik begrijp de nood bij de politie, maar ik vind dat wij daar als Kamer goed zicht op moeten hebben. Ik wil de Minister heel nadrukkelijk vragen om bij die halfjaarrapportage zeer helder inzichtelijk te maken – ook op basis van cijfers en wat mij betreft ook over eenheden heen – waar het probleem zit en wat het probleem is. Ik wil op geen enkele manier de sterkteproblematiek die er nu bij de politie is, miskennen. We kunnen hier heel makkelijk roepen dat het allemaal moet, maar ik vind wel dat we goed inzichtelijk moeten hebben hoe dit probleem zit.

Dan tot slot, voorzitter...

De voorzitter:

Een ogenblik. Er is eerst een interruptie van mevrouw Helder.

Mevrouw Helder (PVV):

Mijn fractie is, was en blijft voor een politie dicht bij de burger, dus ik ben blij dat ik collega Van Dam dat ook hoor vertellen. Wij vinden dat de politiebureaus zo veel mogelijk open moeten blijven. Tijdens ons werkbezoek aan de Schilderswijk hebben wij de zogenoemde GGP-bus gezien. Dat was een initiatief van de gemeente Leudal. Het ging om zestien gemeenten die helaas niet allemaal meer een politiebureau hebben. Dat werd ondervangen door die GGP-bus om zo met een rijdend bureau aanwezig te kunnen zijn. Het is nog een pilot die valt onder de middelen voor innovatie. Maar als dat onvoldoende blijkt te zijn, is de heer Van Dam dan bereid om mee te kijken naar de verdere financiering?

De heer Van Dam (CDA):

Er zijn momenteel allerlei initiatieven gaande bij de politie, zoals pop-uptents en wijkagenten die koffie drinken, Coffee met een Cop. Wijkagent Wilco Berenschot houdt tegenwoordig kantoor in een rijdende trein. Alles is denkbaar. De bus die u noemt, rijdt ook in het Westland. De gemeente Midden-Delfland heeft ook zo'n bus. Aan de ene kant is het een politiebus en aan de andere kant is het een brandweerbus. Onze samenleving verandert en de diender verandert. Uiteindelijk gaat het mij niet om stenen, maar om dienstverlening. Het gaat mij erom dat burgers op momenten dat zij dat nodig hebben, een beroep op de politie kunnen doen. Bij 112 is dat redelijk helder geregeld. Dat heb ik laatst zelf mogen ondervinden. Maar als je aangifte wilt doen, dan is veel minder helder geregeld waar je recht op hebt. Als er bij je is ingebroken, wanneer komt de forensische opsporing dan? Komen ze de aangifte bij je thuis opnemen of moet je naar het bureau toe? Het is allemaal erg onduidelijk, dus mijn idee is – dat staat ook allemaal op dit papier – dat we winst kunnen maken door helderheid te verschaffen aan de burger. Dat betekent niet zozeer dat we meteen extra mensen moeten aannemen of extra gebouwen moeten neerzetten, maar dat de dienstverlening helder moet zijn.

Mevrouw Helder (PVV):

Dat was een heel lang antwoord, maar alle initiatieven die de heer Van Dam noemde, verschillen op één punt met mijn GGP-bus, om hem zo maar even te noemen: daar kan je geen aangifte doen. Als zedenslachtoffer ga je toch niet bij Coffee met een Cop in de plaatselijke McDonald's vertellen wat je overkomen is? Dat doe je wél in die bus. Ik vind het jammer dat de heer Van Dam die niet gezien heeft. Ik zou zijn antwoord toch enigszins daarop toegespitst willen zien, want dat onderscheidt dit initiatief echt van alle andere initiatieven.

De heer Van Dam (CDA):

U hebt het specifiek over het doen van aangifte in een zedenzaak. Dat is volgens mij met allerlei eisen omgeven. Je moet gecertificeerde zedenrechercheurs hebben om zo'n aangifte op te nemen. We kunnen van de politie niet verwachten dat ze in iedere bus die rondrijdt, zo'n gecertificeerde zedenrechercheur heeft zitten. Maar de politie mag zedenslachtoffers wel duidelijk maken dat ze naar een bepaald bureau toe kunnen gaan en dat zij daar binnen zo veel uur of binnen een dag een afspraak hebben, of dat ze meteen naar een ziekenhuis kunnen of iets dergelijks. Daar is gewoon helderheid in te krijgen. Ik wil geenszins weglopen bij de terechte vraag van mevrouw Helder of er misschien extra geld moet komen op een gegeven moment. Maar ik zeg er wel bij: u weet dat ik in de coalitie zit, u weet dat er afspraken zijn en u weet dat er fors geïnvesteerd wordt in de politie, dus ik ga niet goedkoop roepen dat we dat maar moeten doen. Daar zit meer aan vast dan ik hier nu waar kan maken.

De voorzitter:

U hebt nog één minuut spreektijd.

De heer Van Dam (CDA):

Dan ga ik in één minuut heel Ter Apel bespreken. In Ter Apel zit het landelijk aanmeldcentrum voor mensen die asiel willen zoeken. In de jaren 2016 en 2017 is daar extra capaciteit naartoe gegaan: 15 fte. Inmiddels is dat niet meer zo en moet er binnen de eenheid Noord-Nederland zelf gezocht worden naar extra capaciteit. Zo zit ons politiebestel ook in elkaar. Ik constateer dat de gemeente Wester-nog wat – ik moet de naam zo even opzoeken – er niet in slaagt om dat te organiseren. Dat moet natuurlijk Westerwolde zijn. Ik bied alle inwoners van Westerwolde excuses aan dat ik niet direct op die naam kwam. Ik zal het nooit meer vergeten. Anyway, waar het mij om gaat is dat die gemeente zich nu in de steek gelaten voelt. Ik wil vooral de systeemvraag bij de Minister neerleggen. Hoe kan dat nou? Hoe kan het dat het kennelijk niet lukt om die bijstand voor elkaar te krijgen als er een probleem is in die gemeente?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Buitenweg van GroenLinks.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dank u wel, meneer de voorzitter. Laat ik beginnen met de OE: de Operationeel Expert. Toen we daar een jaar geleden over praatten, werd het wat makkelijker weggewuifd, zo van: dat loopt allemaal wel prima. Maar het is goed dat we er nu wat langer bij stilstaan en dat de Minister ook echt aan het kijken is naar de positie van de Operationeel Expert. Ik hoor steeds van politiemensen dat het ingewikkeld is en dat blijkt ook uit verschillende onderzoeken. Het zouden meewerkende voormannen en voorvrouwen zijn, die niet formeel leidinggeven, maar wel met leidinggevende taken belast zijn. Zoals mevrouw Helder zei, was het bedoeld om de teamchef te ontlasten, maar het is een ingewikkelde positie.

Ten eerste hebben ze te maken met een enorm hoge werkdruk. Dat wordt ook in de rapporten gezegd. Daarin staat dat dit onder andere komt door administratieve overbelasting. Daar wil ik wel wat meer over horen van de Minister. Wat is die administratieve overbelasting van de OE? Ik hoor op de werkvloer juist vaak dat men vindt dat ze heel veel administratieve lasten hebben door het handelen van de OE. Ik wil graag wat meer inzicht hierin.

Een ander belangrijk punt is de onduidelijkheid over taken. Heel veel OE's voeren hun taken uit zoals ze hun vorige taken hebben uitgevoerd. Ik vind het goed dat hier wat meer onderzoek naar wordt gedaan om te kijken of dit wel de goede functie is.

Er wordt door de Minister gezegd dat de OE's passen in een sturingsmodel dat als doel heeft medewerkers meer ruimte te geven om naar eigen inzicht te handelen en autonomer te werken. Dat is belangrijk, maar ik zou graag van de Minister willen horen wat dit betekent. In welke zin worden zij autonomer? Hoe wordt gemeten of dat doel bereikt is? Dat vind ik een belangrijke, zeg ik tegen de Minister. Ik steun het doel overigens wel, want we vragen ook steeds meer van medewerkers. We vragen om een hogere opleiding. Dat ze dan ook wat autonomer kunnen handelen snap ik. Maar hoe weten we nou of dat geslaagd is? Hoort daar ook bij dat zij meer inspraak hebben op waar meer inzet nodig is? Ik was toevallig gisteren op het Centraal Station in Den Haag. Daar heb ik een gesprek gevoerd met een aantal mensen. Zij vonden het eigenlijk heel onzinnig dat zij daar 's ochtends en in de namiddag een groot deel van hun tijd stonden om de veiligheid te bewaken, onder andere voor de Kamerleden die dan door het station lopen. Dat was volgens hen namelijk helemaal niet het grootste probleem dat op dit moment in Den Haag speelt. Dat vind ik wel interessant. Wat bedoelt de Minister nou met autonomie? Gaat dat dan ook over inspraak op waar mensen worden ingezet, mede op basis van hun eigen ervaringen?

In de arrestantenzorg zijn grote tekorten. Ik heb begrepen dat een aantal arrestantenverzorgers zijn weggedaan omdat zij de integrale beroepsvaardighedentraining niet goed hebben afgerond. Zij zijn aan de kant gezet. In hun plaats zijn er nu een aantal private beveiligers. Sowieso worden er private beveiligers ingezet omdat er een tekort aan arbeidskrachten is. Maar zij kunnen niet alle taken overnemen. Ze zijn ook niet bewapend en hebben niet dezelfde training gehad. Toch worden zij af en toe een-op-een vervangen, waarbij een medewerker dus wordt vervangen door een private beveiliger. Wat betekent dat voor de werkdruk van die andere mensen en ook voor de veiligheid? Gaat een medewerker nog de cel opendoen als er wat aan de hand is, als die er dan alleen met een beveiliger voor staat, die voor de rest geen wapenstok draagt? Ik ben benieuwd naar hoe de Minister dit ziet. En snapt hij ook dat de gang van zaken wel wat moeilijk te verteren is voor het personeel, als er inderdaad personeel dat die ene test niet heeft gehaald, vervangen is door private beveiligers, die die test überhaupt niet hoeven te halen? Dat is nog een vraag die ik heb.

Er is ook al flink wat gezegd over de cijfers en ik geloof dat mevrouw Helder... Voorzitter, moet ik afronden?

De voorzitter:

In vijftien seconden.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Oké. Dan zal ik nog dit zeggen. Onder anderen mevrouw Helder zei: mensen worden gedwongen om iets anders te registreren. Dat staat natuurlijk ook uitgebreid in dat rapport van Investico. Volgens mij heeft dat ook heel veel met de cultuur te maken. Zo sprak ik een aantal mensen vorige week en die zeiden: als er een paar teamchefs zeggen dat het bij hen allemaal heel goed geregeld is, dan is het heel moeilijk om te zeggen dat je zelf wel met een flink aantal problemen kampt. Klopt het dat dit ook heel veel te maken heeft met een cultuur van moeilijk erkennen dat het af en toe niet goed loopt, en dat dat tot gevolg heeft dat er druk wordt uitgeoefend op medewerkers om de boel wat rooskleuriger voor te stellen? En zo ja, wat gaat daar dan aan gebeuren? Want dat lijkt mij een taaie materie.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik ten slotte het woord aan de heer Bisschop van de SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Dank u wel. Ik begin met de werving van nieuwe politiemensen. Als ik kijk naar het rapport dat de Rekenkamer op Verantwoordingsdag heeft gepresenteerd, dan ben ik daarin weinig gerustgesteld. Het rapport is weinig hoopgevend over de ambitie om de gestelde doelen, die dus moeten leiden tot capaciteitsuitbreiding en bovendien vervanging van gepensioneerde politiemensen, gehaald zullen worden. Dat komt met name door de krapte op de arbeidsmarkt. Mijn eerste vraag aan de Minister is dan ook: wat gaat de Minister doen, nog in 2019, om werving en opleiding wel tot een succes te maken, in plaats van dat we veel te weinig van de stappen maken die we nodig hebben?

Voorzitter. Het tweede punt waar ik even op wil inzoomen, is de arrestantenzorg in Amsterdam. De Minister heeft ons daarover geïnformeerd. De politie en de Dienst Justitiële Inrichtingen werken samen. Dat is mooi, zeker als het door betrokkenen ook gewaardeerd wordt. Maar mij is onduidelijk wat ik mij moet voorstellen bij de voorgestelde 172 fte die voor andere taken in Amsterdam ingezet kunnen worden. Hoe profiteren de andere politieregio's daar dan van? Daarbij dan ook nog de vraag hoe zij nu hun winst, hun voordeel kunnen verzilveren van op termijn 54 fte erbij. Of is het de bedoeling dat er in die andere regio's ook tot een concentratie van cellen gekomen wordt? Als dat zo is, dan zou het vaak over landelijk gebied gaan, en dan zou de politiezorg in die gebieden alleen nog maar verder onder druk komen te staan. Ik hoor daar graag de reactie van de Minister op.

Ik had ook een betoogje over de wijkagent. De Minister is ook van mij gewend dat ik daar aandacht op vestig. Ik wil wel melden dat de indruk is dat het de goede kant uit gaat met de inzet van wijkagenten, alleen – en daar sluit ik aan bij de opmerking van collega Van Dam van het CDA – lijkt het soms nog te veel een sluitpost. Ik zou graag de reactie van de Minister willen horen op hoe dat voorkomen kan worden en hoe dit verder versterkt kan worden.

Dan een puntje geestelijke verzorging van arrestanten. Hoe is dat nou eigenlijk geregeld? Klopt het dat lang niet overal mogelijkheden zijn voor geestelijke verzorging van arrestanten op politiebureaus en dat dat een beetje afhangt van de sfeer of de bereidwilligheid op zo'n politiebureau zelf?

Opsporing en vervolging. Ik sluit mij kortheidshalve aan bij de vragen van mevrouw Laan over het bewust verkeerd registreren van misdrijven. Ik wil die vragen ook graag gesteld hebben.

Dan het verwarrende onderscheid tussen opgeloste en opgehelderde misdrijven. Misschien kan daar wat aan gedaan worden. Er wordt een nieuwe indicator ingevoerd, interventiepercentage. Opgelost en opgehelderd, ik denk dat dit, tenzij je een doorgewinterde verstokte jurist bent, voor velen van ons beroepsmatig betrokkenen nauwelijks uit te leggen is. Prima om interventiepercentages te hanteren, maar dan is het wel van belang dat er ook inzicht wordt gegeven in om wat voor interventies het gaat en welk deel van de totale criminaliteit het betreft.

Tot slot iets over de financiële recherche. Belangrijk dat burgers en bedrijven, ook kleine bedrijven, beschermd worden tegen personen of bedrijven die zich schuldig maken aan afpersing, misleiding enzovoorts. Investeren in financiële recherche is er dan één. Maar de vraag is hoe de politie omgaat met aangiftes bij vermoedens van het financieel uitknijpen van burgers. Hoe wordt voorkomen dat er tegen burgers wordt gezegd dat ze vanwege wanprestatie hun toevlucht moeten nemen tot het civiele recht? Laat de gespecialiseerde en ook de generalistische agenten voluit werk maken van de bestrijding via het strafrecht en van de ontneming van voordelen. Is de toegevoegde menskracht op dit terrein daadwerkelijk volledig beschikbaar voor de financiële recherche? Of moet ook die straks nog andere taken op zich nemen? Zo zijn de wijkagenten bijvoorbeeld een beetje te veel een sluitstuk.

Voorzitter, ik denk dat ik hiermee mijn bijdrage heb geleverd. Ik dank u zeer.

De voorzitter:

Nou, zeker, ruim. Ik dank u zeer. Daarmee komt er een einde aan de eerste termijn van de zijde van de Kamer.

De vergadering wordt van 19.39 uur tot 19.55 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering en geef graag het woord aan de Minister van Justitie en Veiligheid.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Dank. Ik wil graag ingaan op de vragen van de zijde van uw Kamer. Ik wil in ieder geval alvast gezegd hebben dat het erg goed is dat we deze periodieke overleggen hebben. Ik heb een tijd geleden ook gezegd dat er veel onderwerpen over de politie zijn. Maar de politie en de politiemensen verdienen het ook dat we goed en kritisch tijd besteden aan al die onderwerpen die er zijn. Hoewel ik eerst nog door mijn antwoorden heen moet gaan, stel ik het in ieder geval op prijs dat we daar met elkaar op een goede wijze over debatteren.

Voorzitter. Ik heb mijn antwoorden onderwerpsgewijs op een rijtje liggen. Ik wil beginnen met alles wat te maken heeft met de Gebiedsgebonden Politie, de aangiftes, de dienstverlening en alles daar omheen. De vraag was, laat ik daarmee beginnen, om voorbeelden te geven van contacten tussen politie en burgers in het kader van de Ontwikkelagenda van de Gebiedsgebonden Politie. Wijkagenten zijn met pop-upbureaus en Coffee met een Cop en dergelijke aanwezig op plekken waar burgers zijn. Dat is soms op de markt, soms in het winkelcentrum, soms in bejaardenhuizen. Via de GGP-bus is er een mobiel politiebureau in bijvoorbeeld landelijke gebieden. Wijkagenten zijn aanwezig op het web voor de digitale burger. Ze zijn ook echt benaderbaar voor de sociale media. Ik heb hier vaak genoeg gerefereerd aan de wijkagent in Groningen die met z'n mountainbike en zijn iPad door zijn wijk rijdt en daar ter plekke een soort mobiel politiebureau kon uitrollen. Wat dat betreft heeft het MEOS-systeem de wijkagenten echt veel verder geholpen bij de dienstverlening aan de burger.

De vraag van de heren Van Dam en Bisschop was evenwel of ik in de halfjaarlijkse rapportages via cijfers en eenheden inzichtelijk zou kunnen maken hoe de 80%-norm wordt gehaald. De politie registreert niet hoeveel tijd wijkagenten aan het werk zijn voor en in de wijk. Het zou onwenselijk zijn als zij dat deden, omdat een dergelijke registratie een zware administratieve last voor ze zou betekenen. Maar in het kader van de Ontwikkelagenda Gebiedsgebonden Politie wordt juist ingezet op het verlichten van die administratieve lasten, zodat wijkagenten meer tijd hebben voor hun wijk. Dat neemt niet weg dat ik een aantal van de suggesties die de heer Van Dam deed positief wil oppakken, omdat ik heel goed begrijp dat we op een aantal concrete punten misschien meer inzicht moeten geven. Ik noem het verzoek om een locatielijst die jaarlijks wordt geüpdatet. Want inderdaad, in de notitie verwijst de heer Van Dam naar 2014, toen die locatielijst is opgesteld. Lokaal gezag en politie kunnen gezamenlijk besluiten om af te wijken van die lijst, als de lokale situatie daarom vraagt. Ik ben in ieder geval bereid om jaarlijks uw Kamer bij de jaarstukken van de politie een actuele versie van die locatielijst toe te zenden. We kunnen, als u dat op prijs stelt, vervolgens aan de hand van die lijst over vragen en opmerkingen spreken. Overigens kunnen burgers nu al via politie.nl alle locaties in hun directe omgeving waarop de politie bereikbaar is, raadplegen. Ik herhaal: politie.nl. Dat is overigens een lijst met fysieke politiebureaus en geen uitputtend overzicht van de plekken waar de politie, zoals ik dat net al aangaf, voor de burger bereikbaar is.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik snap het antwoord van de Minister dat het ondoenlijk is om een hele urenregistratie te hebben van alle wijkagenten om precies te weten hoeveel uren ze in de wijk zijn. Tegelijkertijd is het ook wel vrij verhullend om te spreken van een wijkagent, als een wijkagent soms maar een dag in de twee weken in zijn wijk is. Wat is dan op een gegeven moment nog het idee van een wijkagent? Kunnen we toch wat meer informatie krijgen over hoe vaak de Minister denkt dat de wijkagenten in de wijk zitten en behoren te zitten?

Minister Grapperhaus:

Die vraag begrijp ik op mijn beurt. Want ik zit er zelf ook mee hoe we met elkaar goed inzichtelijk kunnen maken hoe we die nabijheid niet alleen organiseren, met heel veel initiatieven, maar ook hoe we dat op enig moment nader kunnen duiden. Ik vind het lastig om daarop nu toezeggingen te doen. Maar ik wil wel toezeggen aan uw Kamer dat ik aan het begin van het najaar zal komen met een brief waarin ik toch ga proberen om aan te geven hoe je daarop meer duidelijkheid zou kunnen gaan geven. Dat lijkt mij het meest zinnige, waarbij ik heel eerlijk zeg dat ik het agenten of hun teams niet wil gaan aandoen om met een urenregistratie te gaan werken. Wel wil ik kijken of we al die initiatieven in een matrix kunnen zetten ten opzichte van wat er in een bepaalde regio aan GGP-zorg is. Dan kunnen we misschien zien hoe dat ongeveer uitwerkt op de daadwerkelijke aanwezigheid van de wijkagenten, want om het laatste ging het mevrouw Buitenweg.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dank u wel. Dat is goed. Maar we zijn tegelijkertijd steeds meer aan het praten over medezeggenschap en eigenaarschap. Daar hadden we het in een vorig AO ook al over. Is het ook een idee om mee te nemen wat de wijkagenten er zelf van vinden, want het kan ook tot frictie leiden? Als wij die matrix krijgen, trekken we daar onze conclusies uit. Maar ik ben ook wel benieuwd hoe mensen zelf hun taak opvatten en op welke wijze zij vinden dat daaraan uitvoering kan worden gegeven. Dus dat is misschien ook iets wat de Minister kan meenemen in de wijze waarop de wijkagent invulling kan geven aan zijn taken.

Minister Grapperhaus:

Ik wilde juist vermijden u op te schepen met een matrix, waarvan u zich afvraagt hoe u daar verder mee komt. Maar ik zal het punt dat u noemt zeker meenemen, waarmee ik bij een volgend punt kom...

De voorzitter:

Voordat u dat doet, meen ik dat meneer Van Dam hierop wil interrumperen. Gaat uw gang.

De heer Van Dam (CDA):

Ik wil interrumperen op het punt van de wijkagent. Als de Minister daar nog niet mee klaar is, wil ik wel wachten totdat dat het geval is.

Minister Grapperhaus:

Misschien is het zinnig om even dit blokje af te maken.

De voorzitter:

Dan doen we dat.

Minister Grapperhaus:

Ik neem eerst een aantal suggesties van de heer Van Dam door. Hij vroeg om een speciaal plan om de aanwezigheid van de politie buiten de grote steden te organiseren. Hier geldt inderdaad dat lokale maatwerk. Daar zie je de per regio verschillende rol van het lokale gezag. Terug naar mijn antwoord op de vraag van mevrouw Buitenweg: we moeten oppassen om het in een matrix te gaan gooien, want dan krijg je inderdaad dat geen recht wordt gedaan aan de grote regionale verschillen. Maar goed, ik erken de zorg over en de waarde die de heer Van Dam hecht aan de bereikbare politie, juist buiten de grote steden. Maar het systeem van de gebiedsgebonden politiezorg geeft nou juist, als het goed is, de ruimte voor lokale initiatieven en misschien ook de inbreng op basis van ervaring door de wijkagenten zelf, waarop mevrouw Buitenweg in haar termijn wees. Er is al eerder gewezen op de experimenten met de GGP-wijkbus. Daar zijn in ieder geval positieve ervaringen mee opgedaan, want de afstand tot de politie wordt letterlijk verkleind, doordat de politie vaker nabij is en burgers makkelijker in gesprek kunnen gaan. Andere basisteams hebben daarvoor interesse getoond. Als dat een succesvolle aanpak zou blijken te zijn om de nabijheid in die landelijke gebieden beter te kunnen borgen, dan kunnen we dat via een uitwisseling van best practices breder inzetten. Ik zal u daar in de halfjaarlijkse berichten nader over informeren.

De heer Van Dam vroeg in het verlengde van herkenbaarheid en bereikbaarheid naar de foto en het mailadres van de wijkagent. Burgers kunnen nu al op politie.nl informatie opzoeken over hun wijk, waaronder een smoelenboek van de aan die wijk gekoppelde wijkagenten. De wijkagenten die nog geen profielfoto hebben toegevoegd, zal gevraagd worden om dat alsnog te doen. Hoe de burgers met hun wijkagenten verder contact kunnen opnemen, bepalen de basisteams. Het kan altijd online of via 0900–8844. Veel wijkagenten zijn, ik zei het al eerder, veel aanwezig op sociale media, waar ze nou juist meer ruimte hebben om zich voor te stellen aan geïnteresseerde burgers. Ook hier geldt weer dat de manier waarop wijkagenten zichtbaar en aanwezig zijn deels lokaal maatwerk is. Maar nogmaals, ik zal daar in de brief die ik net heb toegezegd voor het begin van het najaar meer uitgewerkt op terugkomen.

De voorzitter:

U bent klaar met dit blokje? De heer Van Dam.

De heer Van Dam (CDA):

Ik hoor de Minister toezeggen dat er aan het begin van het najaar een nader inzicht komt. Ik hoor mevrouw Buitenweg zeggen dat ze daar blij mee is, maar ik ben daar in die zin wat minder blij mee. Ik refereer zelf aan een brief van de Minister van 13 februari, die gaat over die motie van 80% wijkagenten. Daar zegt de Minister: over de voortgang van de realisatie van de Ontwikkelagenda GGP zal ik de Kamer informeren bij gelegenheid van het volgende halfjaarbericht politie. Dat is denk ik wat in juli komt. Daarbij zal ik ook de motie van het lid Van Dam c.s. betrekken over het bevorderen dat wijkagenten daadwerkelijk 80% van hun tijd hun eigenlijke werkzaamheden in of voor hun wijk kunnen uitoefenen. Daar komt bij dat, als ik weleens een bezoekje breng aan het hoofdbureau van politie of anderszins, ik aan de muren daar billboards zie hangen waarop in detail wordt weergegeven hoeveel wijkagenten we hebben, hoeveel ontnomen is en wat de reactietijd op 1-1-2 is. Fantastisch. Het kan er bij mij niet in, met het BCVM-systeem in gedachten waarin capaciteit geschreven wordt, dat de politie dan niet in staat is om dat te doen. Sterker nog: ik heb van de ondernemingsraad Midden West-Brabant een overzicht gezien waarin op detailniveau gezegd wordt dat de wijkagenten 40% tot 60% beschikbaar zijn voor hun eigenlijke taak.

De voorzitter:

En uw vraag is?

De heer Van Dam (CDA):

Ik vind dat de Minister in de halfjaarstukken met cijfers inzichtelijk moet maken in hoeverre die 80%-norm wordt gehaald.

Minister Grapperhaus:

Ik heb de motie – zo staat het ook in de brief die u aanhaalt – zo opgevat dat wij moeten aangeven hoe we bevorderen dat die 80%-norm zo veel mogelijk wordt gehaald. Dat zeg ik nu, refererend aan wat u net aanhaalde. Ik wil zeker toezeggen dat ik nog eens na zal gaan waaraan u refereert in Brabant. Maar, als ik uw leden goed begrijp, gaat het er niet om dat we dit als richtlijn in het basisteam gaan hanteren. Het gaat erom dat we exact zouden gaan registreren hoe vaak de wijkagent in zijn wijk aanwezig is. Ik bedoel dan dat hij voor de burgers aanspreekbaar is of respectievelijk de burgers aanspreekt. Daarvan heb ik uitgelegd dat dat wel een behoorlijke administratieve last is voor een wijkagent als je dat zinvol wilt gaan doen. In een vorig leven heb ik het in een andere functie ook moeten doen, zodat ik weet hoe ingewikkeld het is. Dan moet je je klokje voortdurend aan- en uitschakelen als je dit of dat gaat doen. Dat wil ik de dienders niet aandoen. Dat u mij vervolgens indringend aankijkt en zegt dat u meer inzicht wilt krijgen in hoe daar invulling aan wordt gegeven, daarvan zeg ik toe dat ik in het begin van het najaar met een brief zal komen waarin ik daarover meer duidelijkheid geef. Dan zal ik ook, zeg ik bij dezen, bij u terugkomen op wat u noemde over Brabant. De cijfers die op de billboards staan, zijn wel optelsommen van in de computer ingevoerde algemene gegevens, waarbij de computer heel makkelijk op kan tellen hoeveel 1-1-2-meldingen er zijn geweest. Dat hoeft de diender niet te doen. Maar we hebben het nu over dingen die de diender zelf moet invoeren. Nogmaals, laten we daar nou voorzichtig mee zijn, om onze extra politie daaraan te besteden. Maar valt u mij wel lastig met dat ik ervoor zorg dat u begin van het najaar van 2019 die brief hebt.

De voorzitter:

Nog een korte, afrondende vraag van de heer Van Dam.

De heer Van Dam (CDA):

Ik onderstreep dat ik me niet schuldig wil maken aan cijferfetisjisme. Het gaat mij erom dat we de diender dichter bij de burger krijgen dan op dit moment het geval is. Daar ligt de behoefte. Ik wil geenszins in detail treden, maar volgens mij is het zo dat met de huidige systemen, zonder dat er een extra administratieve verplichting komt, wel degelijk inzichtelijk kan worden gemaakt hoeveel de wijkagent in zijn wijk is. En dan bedoel ik niet rechts voorin in het surveillancevoertuig, maar echt in zijn rol van wijkagent in de wijk. Ik wil de Minister uitdrukkelijk vragen om dat te beantwoorden in de halfjaarrapportage en daar dan niet zozeer een kwalitatief, maar ook een kwantitatief overzicht van te geven. Ik begrijp heel goed in welke context de politie momenteel functioneert, maar ik wil daar wel een helder beeld van hebben.

Minister Grapperhaus:

Ik heb de brief toegezegd, zoals we die net bespraken. Ik ga me daarom inspannen om dat heldere beeld aan te geven, zonder dat dat leidt tot administratieve lasten bij de individuele diender in de wijk.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Grapperhaus:

Dat is natuurlijk wel de uitdaging.

De heer Krol had een paar vragen over de aangiftebereidheid. Ik wil daar, als u dat goed vindt, in één keer doorheen gaan. Hij vroeg allereerst om iets te vertellen over de beeldverbinding bij aangiftes. Dat gaat om de zogeheten 3D-aangiftes. Op diverse locaties kan inmiddels op deze manier aangifte worden gedaan. Dat is niets nieuws, dat kan bij een politiemedewerker op een centrale locatie. Op die manier kunnen meerdere locaties bediend worden als het gaat om het doen van aangifte en kunnen meer bureaus openblijven. Zo zijn er overigens meer. Ik heb daarover al vaker met de Kamer gesproken. Ik raad van harte de commissie aan en ik nodig u daartoe uit om in Apeldoorn te gaan kijken naar een aantal experimenten die men daar heeft met vormen van digitale melding en aangifte door middel van bots, dus een geautomatiseerd systeem dat antwoordt op vragen en dan geleidelijk de melding helemaal opneemt. Maar ook met bijvoorbeeld de gespecialiseerde zedenagenten. Want op dat gebied zijn er inderdaad gespecialiseerde agenten, en niet op andere gebieden. Verder moeten agenten gewoon in staat zijn om alle aangiftes op te nemen, maar op het gebied van zeden kan een slachtoffer zelfs kiezen of de aangifte door een mannelijke of een vrouwelijke rechercheur wordt opgenomen.

De heer Krol stelde een vraag over dat streefcijfer voor aangiftebereidheid. Nou ja, ik heb hier al vaker gezegd: dé aangiftebereidheid bestaat niet. Mensen maken een eigen afweging, waarop ik als Minister beperkte invloed heb. Het streven is in ieder geval om een verhoging te hebben bij cyber en zeden van, nadrukkelijk gezegd, meldingen. Meldingen moeten wat politie en OM betreft natuurlijk als het een strafbaar feit betreft tot aangiftes leiden. Maar dat is een belangrijk streven. Voor het overige is het zo dat een speciale aangifteagent niet past bij het uitgangspunt van de politie dat iedere politiemedewerker, behalve de gespecialiseerde zedenpolitieaangifte, alle burgers bij het opnemen van een melding of een aangifte van dienst moet kunnen zijn. Dat neemt niet weg dat ik het punt van de heer Krol wel oppik, namelijk dat we er bij cyber, een opkomende vorm van criminaliteit, en zeden, een vorm waar nog meters moeten worden gemaakt, er hard aan moeten trekken om het aantal meldingen en aangiftes omhoog te krijgen.

De voorzitter:

Meneer Krol.

De heer Krol (50PLUS):

Ik ben blij dat de Minister onderschrijft dat die aangiftebereidheid, hoe je die ook wil definiëren, omhoog zou moeten gaan, maar hij noemt geen streefgetal. Hoeveel beter zou het moeten zijn? Hij praat nu alleen over cyber en zeden, maar ook bij alle andere vormen van criminaliteit zou hij toch moeten streven naar meer bereidheid van de burger om aangifte te doen?

Minister Grapperhaus:

Het is goed dat de heer Krol mij er nog even aan herinnert dat ik een aspect van zijn vraag nog niet heb beantwoord, althans van de inleiding op zijn vraag. Dat is namelijk het volgende. De aangiftes hebben al enige jaren een stabiel niveau. Ondertussen zien wij dat het aantal zogenaamde high-impact crimes afneemt. Dat is de vorm van criminaliteit die gewone burgers het meest direct treft, dus woninginbraken, diefstal, straatroof en meer van dat soort dingen. Dan kunnen wij natuurlijk de discussie gaan voeren over of de geregistreerde criminaliteit de hele criminaliteit is, maar als je ervan uitgaat dat wat je mist aan registratie altijd ongeveer hetzelfde percentage zal blijven, dan zie je ook nog steeds dat er in ieder geval sprake is van een afname van het aantal high-impact crimes. Dat gegeven, plus het feit dat het aantal aangiftes op zichzelf stabiel blijft, maakt dat er niet een aanleiding is om nu ineens een streefcijfer te krijgen op het gebied van het doen van aangifte. Ik herhaal nogmaals, voor een paar concrete onderwerpen, cyber en zeden... Daar heeft u mij vorige week ook iets over horen zeggen naar aanleiding van die jonge vrouwen die via allerlei anorexiasites worden misbruikt. Daar gaan wij ook een campagne voor inzetten, dus daar gaan wij zeker actie op ondernemen. Maar sec genomen gaat het niet om het verhogen van het percentage aangiftes. Het gaat er vooral om dat wij ervoor zorgen dat de misdaadcijfers aangeven dat het aantal high-impact crimes omlaaggaat en ook omlaag blijft gaan.

De heer Krol (50PLUS):

De Minister spreekt over een stabiel niveau, maar de politiemensen die ik spreek – die kloppen erg vaak bij ons aan – schetsen echt een ander beeld. Zij vertellen tegen mij dat de criminaliteit stijgt. Wat klopt er dan niet? Zitten die politiemensen te slapen?

Minister Grapperhaus:

Misschien is het dan goed om ook even naar het punt van de registratie van die cijfers te kijken. Ik heb dit al eerder met uw Kamer besproken. De bronnen waar ik mij op baseer zijn het WODC en het CBS. Dat zijn wetenschappelijk getoetste onderzoeksmethoden. Die geven allemaal dezelfde trend aan. Deze trend geven niet alleen het WODC en het CBS aan, maar ook andere bronnen. Laat ik op dat punt maar meteen een antwoord geven aan de leden Helder, Laan-Geselschap en Buitenweg. Er zijn geen aanwijzingen vanuit die onderzoeksinstanties dat de registratie binnen de politie in zijn algemeenheid plaatsvindt op basis van oneigenlijke motieven, zoals het beïnvloeden van het criminaliteitsbeeld, of dat agenten worden gedwongen. Ik heb dat onderzoek van Investico – daarin staan gegevens die ik onderzoekstechnisch niet kan laten verifiëren – wel voorgelegd aan de korpschef. De korpschef heeft aangegeven dat hij de signalen uit het onderzoek serieus neemt en daarover gesprekken aangaat binnen de organisatie. Al zou dat maar om tien gevallen gaan, dan vind ik dat wij daar echt op moeten acteren. Hij heeft tegen mij gezegd – dat heb ik aan uw Kamer gemeld, maar ik herhaal het hier – dat hij daar in het najaar bij mij op zal terugkomen. Dan zal ik ook terugrapporteren naar uw Kamer.

Ik vind – dat is natuurlijk mijn verantwoordelijkheid – dat ik consistent de onderzoeksbronnen die ik net noemde, die ook nog eens allemaal dezelfde trend laten zien, moet aanhouden. Ik ga daar ook op af als de cijfers minder mooi zijn. Dat wil ik er ook eerlijk bij zeggen. Die bronnen lieten bijvoorbeeld in het afgelopen jaar zien dat het aantal high-impact crimes niet meer afvlakte. Ik herhaal nogmaals dat de korpschef aan de slag is gegaan met het onderzoek van Investico.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Het is natuurlijk hartstikke goed dat de korpschef ermee aan de slag is gegaan, maar ik hoor juist van agenten dat de korpschef vaak niet weet hoe het is, omdat iedereen het juist een beetje beter doet voorkomen. Daarom vroeg ik ook of het zo kan zijn dat het in de cultuur zit, dat het moeilijk is om te zeggen dat het eigenlijk wat minder goed gaat, dat je er moeite mee hebt om de juiste mensen op de juiste plek te hebben, dat de dingen die gedaan moeten worden onvoldoende kunnen worden gedaan. Kan het kloppen dat er dus steeds een beter beeld wordt voorgeschoteld en dat in die zin de korpschef dus niet het goede beeld heeft? De Minister zegt dat hij het aan de korpschef gaat vragen, maar mijn vraag is juist hoe wij ervoor zorgen dat er veel meer wordt gekeken naar of dit probleem wordt herkend door de mensen die het werk daadwerkelijk doen.

Minister Grapperhaus:

Juist de korpschef en het lid dat binnen de korpsleiding verantwoordelijk is voor het personeel zijn de personen om binnen het korps in gesprek te gaan, zoals ik net zei, om de punten die Investico noemt te onderzoeken. Ik kan in eerste instantie alleen maar afgaan op de empirische onderzoeken die er zijn geweest. Er zijn ook een aantal redenen te noemen die kunnen leiden tot een registratie op A, terwijl het misschien B moet zijn, bijvoorbeeld bij een samenloop van delicten. Er zijn een aantal redenen die ik al eerder met uw Kamer heb besproken. Laat één ding duidelijk zijn: ik neem het punt van Investico wel serieus. Het is dus niet zo dat ik zeg: ja, sorry het is geen WODC. Het enige dat ik zeg, is dat het onderzoek gebaseerd is op geanonimiseerde interviews met mensen van de politie. Daar kan ik geen empirisch-wetenschappelijk etiket op plakken. Dat is nu eenmaal zo. Ik kan wel tegen de korpsleiding zeggen: «Er zijn serieuze geluiden vanuit de politie dat er agenten zijn die zeggen dat zij worden gedwongen om dingen niet zus, maar zo te registreren. Dat kan natuurlijk niet. Korpsleiding, ik wil dat u daar grondig induikt en dat u mij in het najaar laat weten wat uw bevindingen zijn.» Deze korpsleiding is in staat om dat op een integere wijze te doen en niet op een wijze die alleen maar averechts werkt. Ik heb daar dus vertrouwen in.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik heb ook wel vertrouwen in de integriteit van de korpsleiding; dat is echt niet wat ik zeg. Het gaat erom dat ik hoor dat mensen vaak om allerlei redenen dingen wat mooier voorstellen dan ze zijn en dat daardoor de juiste cijfers uiteindelijk niet naar boven komen. De Minister zegt dat de korpsleiding er juist voor verantwoordelijk is om dat te gaan doen. Dan is mijn vraag aan de Minister: heeft de Minister nog nooit gehoord van de signalen dat mensen het elke keer ietsje beter voorspiegelen dan het in werkelijkheid is en dat uiteindelijk de korpsleiding daarmee niet het juiste beeld heeft? Heeft de Minister nog nooit van die signalen gehoord? Dat is mijn vraag.

Minister Grapperhaus:

Ik heb in persoon nog nooit dergelijke signalen gekregen, maar ik kan mij best voorstellen dat de gemiddelde diender een zekere mate van verlegenheid heeft als hij met de Minister in contact komt. Ik kom natuurlijk veel op bureaus. Ik heb inmiddels een ontelbaar aantal werkbezoeken afgelegd in het land, maar ik begrijp heel goed dat mensen dan niet zeggen: «Komt u even mee, want ik moet u iets vertellen. Ik moet dingen anders registreren.» U moet juist mij niet nemen. De korpsleiding zegt: «Wij nemen dat Investico-signaal serieus. Wij gaan daar in het korps mee aan de slag. Dat moeten wij serieus oppakken.» Daar is de korpsleiding ook voor. Bij ieder bedrijf moet de directie of de leiding als zij een soort klokkenluidersgeluid hoort, want dat is het, dat op integere wijze onderzoeken. Dat gebeurt nu. In het najaar hoor ik het en dan hoort u het terug van mij.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Nog één verduidelijking.

De voorzitter:

Nou, heel kort.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

De Minister blijft maar steeds praten over «gedwongen». Ik denk dat het van belang is om een onderscheid te maken. Het kan zo zijn dat mensen worden gedwongen, maar het kan ook zo zijn dat mensen zich gedwongen voelen. Het gaat er niet om dat ik denk dat iemand echt zegt: je carrière gaat eraan als dit en dat. Volgens mij moeten wij ook openstaan voor de verschillende categorieën.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik had een verhelderende opmerking.

De voorzitter:

O, het was een verhelderende opmerking.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik had het idee dat de Minister alleen gaat kijken naar of mensen gedwongen worden, terwijl ik juist wil dat hij een wat opener blik heeft, omdat het ook allemaal veel implicieter kan zijn.

De voorzitter:

Dank voor deze verheldering.

Minister Grapperhaus:

Die verheldering wordt niet heel erg herkend, want ik heb niet echt over gevoelens of andere dingen gesproken. Mijn gevoelens en die van de korpschef moeten hier vooral niet een rol spelen vandaag. Ik heb tegen de korpschef gezegd: wilt u met de signalen van Investico, zoals die zijn, aan de slag gaan? En de korpschef heeft gezegd: ik ga dat serieus onderzoeken. Daar zit dus een range van dingen in.

De voorzitter:

Mevrouw Laan heeft op ditzelfde punt ook nog een interruptie.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Dat was ook een deel van mijn inbreng. Mijn zorg zit erin dat dit boven de markt hangt. Het is niet voor niks dat volgens mij de helft van de collega's achter de tafel hier ook opmerkingen over heeft gemaakt in hun inbreng. Mijn concrete vraag was net de volgende. De korpschef gaat in gesprek; dat is prima. Maar zou dat niet wat meer dan een gesprek moeten zijn, waarna u dan in het najaar met feiten naar ons terugkomt, zodat wij klip-en-klaar, eens en voor altijd, deze mist uit de wereld kunnen helpen? Want het discussiëren over zo'n onderwerp maakt niet dat mensen daar meer vertrouwen in krijgen, lijkt mij. Mijn vraag aan de Minister, via u, voorzitter, is dus: hoe concreet kunt u het dit najaar maken? Kunt u ons ook daadwerkelijk geruststellen dat het inderdaad is zoals u nu zegt?

Minister Grapperhaus:

Nou ja, ik weet juist niet hoe het is. Ik weet niet of de signalen die Investico geeft incidenten betreffen of dat daar meer achter zit. Maar via u, voorzitter, benadruk ik in de richting van mevrouw Laan dat het niet zo is dat de korpschef een keer een gesprekszaaltje afhuurt waarin men met z'n allen in een kring gaat zitten en zegt: hoe voelen we ons vandaag? De bedoeling is dat de korpschef nagaat of dit soort dingen gebeuren – dat wil zeggen: meer dan «ooit eens een keer» – en zo ja, in welke mate en waar, en wat we daaraan kunnen doen. Daarover gaat hij in het najaar aan mij rapporteren. U krijgt van mij dus wel iets meer dan gewoon alleen «we hebben een gesprek gevoerd»; dat beloof ik u.

De voorzitter:

Goed. Gaat u verder.

Minister Grapperhaus:

De heer Bisschop had nog een vraag over de wijkagent, die geen sluitpost moet worden. Welnu, de Ontwikkelagenda Gebiedsgebonden Politie kent vele initiatieven waardoor de positie van de wijkagent op termijn wordt versterkt. U kunt daarbij denken aan het verminderen van de administratieve lasten, het versterken van het team rondom de wijkagent en het verbeteren van het samenspel van rollen. Daar hebben we het al eerder over gehad. Maar ik heb ook een heleboel dingen genoemd als het gaat om moderne wijzen van bijvoorbeeld digitale toerusting en dergelijke, die de wijkagent bij uitstek in positie zou moeten brengen. Ik hoop dat de heer Bisschop die ook heeft meegenomen.

Voorzitter. Dan had ik een aantal vragen over het afpakken van crimineel vermogen. Er was ook nog een vraag over drugs. Daar kom ik zo dadelijk aan toe; eerst wil ik het hebben over dat afpakken. Mevrouw Laan vroeg: ligt het niet afpakken van crimineel vermogen aan gebrek aan capaciteit of ligt de oorzaak bijvoorbeeld bij de rechter? Welnu, het afpakken van crimineel vermogen is een complex proces. Dat heeft geen eenduidige oorzaak. Ik heb daar in mijn brief van 13 maart uitvoerig bij stilgestaan. Er zijn extra middelen ingezet voor ondermijning. Dat verhaal kent u. Het gaat om 100 miljoen incidenteel en 10 miljoen structureel. Voor 2018 hebben we ook nog 30 miljoen incidenteel ingezet ter versterking van de aanpak afpakken. Ik kom samen met mijn collega Hoekstra nog met een gezamenlijke brief aan uw Kamer op het punt van witwassen, waar dit onderwerp natuurlijk ook in terug zal komen. Maar ik wil via u toch even tot mevrouw Laan zeggen: men kan dus niet zeggen dat er één duidelijke reden is aan te wijzen waarom er op het punt van het afpakken van crimineel vermogen toch nog altijd die golfbeweging is.

Mevrouw Laan-Geselschap vroeg ook naar de aanpak van de productie van crystal meth. De politie ziet vooralsnog geen opvallende ontwikkelingen met betrekking tot methamfetamine in Nederland. We weten hoe verwoestend en verslavend deze drug is. Ik heb daarom wel onder meer het cluster synthetische drugs bij de landelijke eenheid versterkt. Ik heb gezegd dat we daar echt wel op in moeten zetten. Ik kom nog voor het zomerreces met een wetsvoorstel in consultatie om de handel in grondstoffen van synthetische drugs aan te pakken. Ik zal per brief nader op dit punt ingaan, maar als u de Nationale Drug Monitor 2018 ziet, dan kunt u daarin terugvinden dat de doorvoerhandel van cocaïne ook in Nederland aan het toenemen is. Dat vind ik een zorgwekkende ontwikkeling. Het is ook zorgwekkend wat er in Rotterdam allemaal in beslag is genomen. We zien ook dat de nieuwe neuro-psychoactieve stoffen toenemen. Vorig jaar zijn er voor het eerst zelfs twee heroïnefabriekjes opgerold in Nederland. Dat blijf ik altijd als een hele pijnlijke anekdote aanhalen. Dat vind ik als Minister van Justitie en Veiligheid een zorgelijke ontwikkeling, omdat dat betekent dat binnen lijst 1 van de Opiumwet, de harddrugs, nog scherpere, gevaarlijkere spullen kennelijk terrein aan het winnen zijn. U weet dat ik daar stevig op inzet en blijf inzetten – niet tot genoegen van iedereen, maar toch.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dat brengt mij tot de vraag hoe effectief dat nou is. Ik begrijp best dat we het allemaal niet fijn vinden. Heroïne is een verschrikkelijk verwoestende drug, en meth is ook een drama voor de gezondheid. Ik was nog Breaking Bad aan het kijken. Maar ik hoor politiemensen ook heel vaak zeggen: kunnen we nu eens gaan evalueren hoe het nu staat met de aanpak van bijvoorbeeld xtc – dat is aanzienlijk minder verwoestend, ook niet gezond, maar wel minder verwoestend – en wiet? Het idee is niet om het allemaal maar vrij te geven. Het enige wat ik vraag, is of de Minister ervoor openstaat om ook te gaan evalueren wat die enorme inzet hierop allemaal heeft opgeleverd en wat het betekent voor de politiecapaciteit. Het is niet dat ik denk dat er helemaal geen probleem is met het gebruik van drugs, maar ik wil wel aan de Minister vragen of hij bereid is ook te gaan evalueren hoe effectief de aanpak die hij heeft gekozen nu eigenlijk is.

Minister Grapperhaus:

Naar aanleiding van een vraag van mevrouw Van Toorenburg van eind vorig jaar heb ik met uw Kamer afgesproken dat ik kom met een brief over mijn standpunt over de aanpak van harddrugs, ook ten aanzien van de consumentenhandel, om het maar even zo te noemen. Ik denk dat dat eerst moet gebeuren. Verder is het natuurlijk zo – dat is aangekondigd bij het ter beschikking stellen van die ondermijningsgelden – dat we op enig moment zeker zullen gaan evalueren of de inzet van die ondermijningsgelden de juiste is geweest. Dat is verdeeld over een aantal projecten. Ten aanzien van drugs die zich op lijst 1 van de Opiumwet bevinden heb ik altijd gezegd dat ik als Minister de strijd tegen de handel, distributie en productie van die drugs in ieder geval zal blijven voortzetten. Deze drugs zijn gevaarlijk voor de gezondheid. Ze kunnen ook ontwrichtend werken op allerlei manieren. Daar ga ik het hier vandaag allemaal niet uitvoerig over hebben; ik denk dat een ander AO daar geschikter voor is. Maar daar zal op ingezet blijven worden.

Ik wil toch helpen herinneren aan het volgende. Leest u het rapport Waar een klein land groot in kan zijn – voor de kijkers thuis: dat was de titel van het rapport – van professor Tops van vorig jaar. U kunt het herkennen aan de vele kleurtjes xtc-pillen op de voorkant. In dat rapport heeft professor Tops er nog eens goed op gewezen dat we in 2005 de productie en handel van xtc in Nederland nagenoeg onder de duim hadden. Daarna is de aanpak ongeveer een decennium niet meer zodanig geweest dat die hielp en is het weer tot iets heel groots geworden. Ik denk dat dit antwoord voorlopig voldoende is. Die brief van mij over de positie ten aanzien van het verhandelen, distribueren enzovoorts van harddrugs gaat er zeker spoedig komen.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik merk dat er vaak dingen door elkaar gehaald worden. De Minister zegt gelijk: die drugs zijn gevaarlijk en ontwrichtend. Dat wil ik ook helemaal niet ontkennen, maar de vraag blijft of de aanpak die we kiezen een goede aanpak is. Ik snap ook dat we te maken hebben met de internationale situatie, dat export een groot probleem is en dat we daar niet zomaar een alleingang in kunnen maken. Maar we hebben artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet. Daarin staat dat je de doelstellingen moet gaan formuleren en moet kijken of alle gelden en dergelijke doelmatig zijn besteed. Mijn vraag is dus: komt er ook een manier om te kijken of we alle eisen die gesteld worden in artikel 3.1 ook kunnen loslaten op het drugsbeleid van deze Minister? Is de Minister bereid om een brief te schrijven over de wijze waarop hij wil kijken naar de doeltreffendheid van zijn beleid?

Minister Grapperhaus:

Ik herhaal dat de gelden van het ondermijningsfonds zullen worden geëvalueerd. Dat duurt nog een paar jaar. Verder wil ik erop wijzen dat ik op dit moment niets anders heb uitgesproken dan dat ik vind dat wij de strafrechtelijke bepalingen en de Opiumwet gewoon moeten handhaven. Dat is in het belang van onze rechtsstaat. Naar aanleiding van de brief over harddrugs die ik ga schrijven, spreek ik daar zeker nog over met de Kamer, met de vaste commissie voor Justitie. Zo eenvoudig is het.

De voorzitter:

Dank u wel. Gaat u verder.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Over de financiële recherche is een aantal vragen gesteld en zijn verschillende dingen gezegd. Allereerst wil ik alvast tegen mevrouw Laan zeggen dat wij op dit moment wachten op een nota van het Openbaar Ministerie. Dat is een verkenning naar de wijze waarop de pilot met het afpakken van crimineel vermogen moet worden uitgevoerd. Dat heeft het OM aangegeven. Ik heb volgens mij al met de Kamer gedeeld dat dat OM mij, en ik daarmee uw Kamer, in de zomer over die verkenning zal gaan informeren. Ik wil er overigens nog wel op wijzen, zoals ik eerder heb gedaan, dat het huidige regeerakkoord de afspraak bevat dat het afgepakte criminele vermogen in de generale middelen moet komen. In de coalitie zal eerst duidelijk moeten worden hoe men hiertegen aankijkt. Daarna kom ik hierop terug bij uw Kamer.

De heer Bisschop vroeg of de toegevoegde menskracht voor de financiële recherche daadwerkelijk beschikbaar was. De formatie is in 2018 volledig bezet. Alle capaciteit voor Finec is momenteel dus beschikbaar. De extra formatie uit het regeerakkoord voor meer en hoger opgeleide rechercheurs zal op termijn ook ten goede komen aan de taakuitoefening van die Finecteams. De heer Bisschop vroeg verder hoe we omgaan met aangiften van financiële delicten tegen burgers, dus de zogenaamde horizontale fraude zoals internetoplichting. Dat is een belangrijk aandachtspunt. Ik heb al aangegeven dat ik ga inzetten op meer aangiften, meer meldingen op het gebied van cyber. Onlangs heb ik daar op de Landelijke Veiligheidsdag nog een campagne voor geopend. Daar moeten we echt heel veel aandacht aan besteden, want de oplichters, de boeven, verplaatsen zich steeds meer naar het internet. Een aantal maatregelen is in ieder geval mogelijk ten aanzien van horizontale fraude. Opsporing is daar natuurlijk een van. Ik wijs de heer Bisschop er via u wel op dat niet elke aangifte kan leiden tot een opsporingsonderzoek. Dat zult u begrijpen; er moet natuurlijk wel een bepaald minimum aan aanwijzingen zijn om een opsporingsbelang te kunnen creëren. Daarom is ook betrokkenheid en weerbaarheid van private partijen van essentieel belang. Vorig jaar heeft Marktplaats de Gelijk Oversteken Service geïntroduceerd en in oktober 2018 heb ik zelf met onder andere Marktplaats en een aantal soortgelijke sites een nieuw initiatief gelanceerd, waardoor consumenten elkaar kunnen gaan beoordelen. Dat is echt iets wat de weerbaarheid van mensen helpt, maar ook meer betrouwbaarheid geeft.

De heer Bisschop (SGP):

Kijk, zo wordt het maatschappelijk middenveld zelfs ingeschakeld voor het vergroten van de veiligheid, hè! Even over die aangifte. Als ik de Minister goed beluister, wordt een aangifte altijd opgenomen als er voldoende aanwijzingen zijn dat er strafbare feiten zijn gepleegd. Mag ik het zo formuleren?

Minister Grapperhaus:

Ja, al worden aangiftes ook opgenomen in gevallen waarin er nog niet voldoende aanwijzingen zijn. Ik neem aan dat u met «aanwijzingen» opsporingsindicaties bedoelt. Het kan zijn dat er behalve de enkele aangifte nog geen verdere opsporingsindicaties zijn, maar dat de politie toch zegt: wij gaan die aangifte opnemen. Dat gebeurt vaak.

De heer Bisschop (SGP):

Ik weet voldoende.

Minister Grapperhaus:

Dan waren er diverse vragen over de operationeel expert van mevrouw Buitenweg, mevrouw Laan en mevrouw Helder. De functie van operationeel expert is een van de vele functies binnen de politie. Hoe medewerkers die rol individueel invullen en of zij dat op de juiste manier doen, is primair de verantwoordelijkheid van de politie. Ik zou mijn boekje te buiten gaan als ik daar te veel over in detail ging spreken. Op dit moment rondt de politie de knelpunteninventarisatie domein leidinggevenden af. De verwachting is dat de rapportage daarover handvatten geeft voor de verbetering van de uitoefening van de functie van operationeel expert en teamchef. Ik kan meteen in antwoord op mevrouw Laan meedelen dat ik u na de zomer verwacht te kunnen informeren over die rapportage. Laat ik ernaar streven dat ik dat doe voor het begin van het najaar van 2019. Inhoud en conclusies worden nog wel in de organisaties zelf en in de vakbonden besproken. Ik hoop dus dat ik hier dit najaar met u verder over zal kunnen spreken naar aanleiding van het rapport.

Er waren nog een paar vragen. Zo vroeg mevrouw Helder naar de inzetbaarheid, het geld. Zij vroeg: hoe moet ik dat allemaal zien in relatie tot die 91 miljoen die is vrijgemaakt om de administratieve lasten te verlichten? Die 91 miljoen waar ik het over had, dient om de inzetbaarheidsdip op te vangen die ontstaat door het vervangingsvraagstuk. Mevrouw De Boer, die niet meer aanwezig is, wees ook op de grote aantallen mensen die via pensionering uitstromen. Door administratieve taken tijdelijk te laten uitvoeren door ingehuurde externen, kan de operationele sterkte worden vrijgemaakt voor inzet op politietaken. Dat is een van de maatregelen waarvoor die 91 miljoen wordt ingezet. Dat bedrag wordt daar niet helemaal voor ingezet.

De heer Bisschop vroeg hoe we de werving en opleiding in 2019 tot een succes gaan maken. Dat gaan we doen, maar het is niet zo dat het tot nu toe geen succes was. In 2018 was er geen wervingsprobleem. De gerealiseerde instroom heeft de prognose al benaderd. De operationele sterkte is in 2018 overigens wel minder snel gestegen dan verwacht, zeg ik heel eerlijk. Dat kwam doordat er een hoge doorstroom was van operationele mensen naar niet-operationele. Daarbij ging het vooral om de docenten en begeleiders van aspiranten. Dit is onvoldoende ingecalculeerd in de prognoses. Dat moet ik me natuurlijk aantrekken, laat dat duidelijk zijn, maar de werving van nieuwe mensen was echt op orde. De politie doet het in deze moeilijke arbeidsmarkt wat dat betreft goed op dit moment.

De heer Bisschop (SGP):

Als ik het verantwoordingsonderzoek bekijk en lees dat de ambitie voor 2018 is dat het aantal agenten in de wijk en rechercheurs met 480 fte toeneemt, dan zie ik dat dat niet wordt gehaald. En de operationele sterkte van de politie is gedaald. Als je de aspiranten erbij telt, blijkt uiteindelijk dat het aantal per saldo met slechts 73 fte gestegen te zijn. Dan blijf je toch een eind uit de buurt van de ambitie die verwoord is? Ik volg het antwoord van de Minister dus niet helemaal.

Minister Grapperhaus:

Die 480 fte was helemaal niet bedoeld om in 2018 gerealiseerd te zijn. U haalt dat, denk ik, uit die verantwoording en misschien ook uit het interview met de voorzitter van de Rekenkamer in het NRC. Ik heb hem naar aanleiding van dat interview zeer snel uitgenodigd, ook omdat er twee weken geleden nog even sprake van was dat we een AO zouden hebben. Voor het AO wilde ik namelijk duidelijkheid over, misschien, de toonzetting van het interview en een aantal dingen die in de verantwoording stonden, maar die niet klopten. Het AO ging overigens niet door omdat er een debat was met, toen nog, Staatssecretaris Harbers. Ik heb dat met hem besproken. We hebben het «misverstand» uitgesproken. Die 480 is nooit bedoeld om ook in 2018 gerealiseerd te zijn. Als u mijn stukken leest – ik wil ze nog wel toesturen aan uw commissie – dan ziet u dat dat ook zo is. Er was een groei voor 2018 geprognotiseerd van 300. Vervolgens kwam ikzelf al met de bekentenis dat we die 300 niet hebben gehaald. Als u kijkt naar het rijtje, dan ziet u dat de getallen nieuwe mensen op zichzelf wel zo'n beetje gehaald worden, met hier vijf te veel en daar vijf te weinig, maar dat er ineens een minpost ontstaat omdat een groot aantal mensen van operationeel naar niet-operationeel gaat. Dat is in de prognose niet goed geweest; daarin is onvoldoende rekening gehouden met de overstap van mensen naar niet-operationeel omdat we die nodig hadden in de opleiding respectievelijk voor de begeleiding van aspiranten.

De voorzitter:

Dank u wel. Gaat u verder.

Minister Grapperhaus:

Dan de vraag van mevrouw Helder of het klopt dat de politie 60,9 miljoen structureel moet bijdragen aan rijksbrede en/of JenV-brede problematiek. Neen. Ik herken dat bedrag wel, maar dat is een heel ander bedrag. Ik wil dat toch even uitleggen. Vermoedelijk doelt mevrouw Helder op bijlage 4 bij de Voorjaarsnota. Dat is het overzicht regeerakkoordmiddelen op de aanvullende post. Ik wil geen misverstand daarover. Daar staat 60,9 miljoen euro genoemd voor de politie. Dat geld wordt niet bij de politie weggehaald, maar het gaat hier om het restant van het geld voor de politie uit het regeerakkoord dat in 2018 nog op de aanvullende post stond en nu naar artikel 31 van de begroting van JenV is overgemaakt ten behoeve van de politie. Het is dus een begrotingstechnische overheveling, maar er is geen sprake van een structurele bijdrage aan rijksbrede en/of JenV-problematiek.

Mevrouw Helder (PVV):

Bijlage 4 had ikzelf ook genoemd, dus ik ben blij dat de Minister daar ook aan refereert. Daar staat inderdaad vanaf 2020 min 60,9 en ook voor de drie daaropvolgende jaren. Het misverstand is misschien wel ontstaan door het feit dat op pagina 6 van diezelfde brief bij de Voorjaarsnota bij rechtspraak en Openbaar Ministerie, punt 21, 61 staat. Dat zijn bijna corresponderende cijfers. Ik hoor de Minister zeggen dat dat voor de aanvullende post is. Ik snap dat de aanvullende post de regeerakkoordgelden zijn. Wil het van de aanvullende post van het Ministerie van Financiën naar het Ministerie van Justitie en Veiligheid gaan, dan is er een bestedingsplan, want anders wordt het geld niet overgemaakt. Hoe moeten wij dat als parlement nu zien? Wij lezen in de media een bedrag. Wij krijgen de Voorjaarsnota waarin toevallig een corresponderend bedrag staat. Dan wil ik toch opheldering over die min 60,9 vanaf 2020. Wat betekent dat nu? Dat is geld op de aanvullende post, maar gaat dat naar aanleiding van een bestedingsplan alsnog overgeheveld worden of niet?

Minister Grapperhaus:

Dat is overgeheveld. Als u dat op prijs stelt, wil ik dat best nog wel even in een brief aan u sturen, want ik wil hier nul misverstand over hebben. Dit nog even los van het feit dat ik qua eigen huishoudboekje niet bepaald een goochelaar met cijfers ben. Ik wil daar echt geen enkel misverstand over hebben.

De voorzitter:

Ik vraag even of mevrouw Helder dat wil.

Mevrouw Helder (PVV):

Jazeker, want mevrouw Helder wil altijd graag opheldering over dat soort dingen. Ik dacht: ik gooi mezelf er ook maar even in. In het ophelderingspercentage komen we elkaar nog niet tegemoet, maar ik zou hier wel graag een brief met wat verduidelijking over willen. Ik wil een ervaring uit het verleden met een verre voorganger van deze Minister voorkomen. Toen werden er gevangenissen gesloten en uiteindelijk bleek na heel veel rumoer van de oppositie dat er letterlijk nog 63 miljoen in een oude sok was gevonden door Minister Opstelten. Iedereen blij, tot bleek dat het uit de loon- en prijsbijstelling kwam. Lees: de werkvloer betaalde het zelf. Dat wil ik heel graag voorkomen.

De voorzitter:

Er komt een brief.

Mevrouw Helder (PVV):

Er komt een brief en hopelijk een heel uitgebreide brief, want ik wil niet weer voor zo'n voldongen feit worden gesteld. En ik denk mijn collega's ook niet.

De voorzitter:

Nee, prima. Misschien mag ik zo vrij zijn om meteen te vragen wanneer die brief ongeveer het licht zou kunnen zien?

Minister Grapperhaus:

Begin volgende week of eind deze week. Voor 10 juni 2019 heeft u die brief.

De voorzitter:

Laten we maar gauw verdergaan.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Ik heb een voorganger gehad die altijd oranje dassen droeg. Ik wist niet dat er daarvoor iemand was die een oude sok had. Je maakt de gekste dingen mee.

Dan kom ik bij de vraag van mevrouw Helder over de arrestantenzorg in Amsterdam. Het gaat niet om een proef. We zijn nu met alle betrokken partijen bezig om dat project vorm te geven. Dat is een compliment aan de ambtenaren op mijn ministerie die, toen we echt een eerlijke verdeling hadden gemaakt van de extra agenten die dit kabinet financiert, toch vaststelden dat volgens de geldende systematiek er in ieder geval in Amsterdam wat knellende punten waren die vooral terug te voeren zijn op de recente ontwikkeling van toeristen in de stad. We hebben onszelf de vraag gesteld: hoe kunnen we dat oplossen? We gaan de arrestantenzorg in Amsterdam voortaan uitbesteden aan de Dienst Justitiële Inrichtingen, vestiging Schiphol. Natuurlijk moeten er nog wel een aantal dingen ondernomen worden, maar daar gaat het nu niet om. Daarmee spelen we 172 agenten vrij die op dit moment met de arrestantenzorg belast zijn. Zij kunnen dan doen, wat ze ook het liefste doen: gewoon de straat op of aan het recherchewerk.

Dan antwoord ik ook meteen even op de vragen van de heer Bisschop. DJI neemt de arrestantentaken over en de politie kan dan op straat handhaven. De eerste jaren is dat primair in Amsterdam gezet. Ik meen dat na de eerste drie jaar een deel van de capaciteit wordt herverdeeld. Het is niet voorzien dat we dit op dit moment ook in andere regio's gaan uitrollen. Het heeft echt te maken met de specifieke geografische en andere omstandigheden in Amsterdam.

Mevrouw Buitenweg had zorgen over de private beveiligers die arrestantenverzorgers vervangen. De politie heeft mij laten weten dat het een tijdelijke maatregel is. Ik heb de politie ook gevraagd om een diepgaande analyse, juist ook naar aanleiding van de vragen die mevrouw Buitenweg daarover eerder heeft gesteld. Ik zal uw Kamer spoedig van de antwoorden op de hoogte stellen.

Dan de bodycams, een belangrijk instrument. Mevrouw De Boer is er niet meer, maar: ja, de burger met goede bedoelingen zal zich nog veiliger weten. De bodycam werkt de-escalerend en is ook voor de omstander potentieel veiliger. De politie heeft een inzetkader voor bodycams ontwikkeld en die zal dan ook niet voor stelselmatige observatie worden ingezet. In het halfjaarsbericht kom ik daar uitvoerig op terug. Dan wat betreft het verhaal van de Ombudsman over bodycams. Ik heb toegezegd in het halfjaarsbericht aandacht te besteden aan de bodycam en privacy. Dan komt er ook een reactie op het onderzoek van de Ombudsman.

De app omtrent voortvluchtigen is een mooi succes, maar dat succes komt wel op het conto van mijn collega Dekker. Ik zal, met uw welnemen, deze vraag naar hem doorgeleiden.

Dan heb ik nog een paar vragen. De heer Van Dam vroeg begrijpelijkerwijs naar de gemeente Westerwolde vanwege het azc Ter Apel. Ik ben mij van die problematiek in Ter Apel zeer bewust, inmiddels vanuit twee verschillende perspectieven van mijn tijdelijk uitgebreide portefeuille. Ik weet dat er ook contact is gezocht door de politie met de politiechef en de burgemeester. De verdeling van de capaciteit is uiteindelijk iets wat door de gezagen in eenheid gebeurt. Als zou blijken dat men in de capaciteitsverdeling niet uitkomt door zo'n situatie, dan bestaat de mogelijkheid voor de korpsleiding om een beroep te doen op mogelijke inzet uit andere regio's of uit de landelijke eenheid. Daarvan is mij op dit moment niets bekend, maar ik wil er wel met nadruk op wijzen dat dat de systematiek is die gehanteerd wordt. Ik wil u in ieder geval toezeggen, hoewel ik daar niet in mag treden want dat is echt aan de lokale driehoek, dat ik zal blijven volgen hoe dit zich ontwikkelt, ook in mijn overleggen met de korpsleiding.

De heer Van Dam (CDA):

Ik wil toch nog eens benadrukken dat we het in Nederland zo geregeld hebben dat er één plek is waar alle mensen die asiel willen aanvragen naartoe gaan. Dat is Ter Apel. Dat is een plek waar, met alle respect voor deze mensen, rijp en groen door elkaar zitten. Als asielzoekers uit veilige landen eenmaal doorverwezen worden, kunnen ze op een plek terechtkomen die we soms een «aso-azc» noemen. Daar zijn er andere maatregelen. Maar in Ter Apel is die schifting nog niet gemaakt. Nederland heeft georganiseerd dat het daar gebeurt. Ik vind dat in de toegewezen politiesterkte te weinig gereflecteerd wordt dat heel Nederland Ter Apel daarin bijstaat. Ik zou het bijzonder op prijs stellen als de Minister daar aandacht aan besteedt. In voorgaande jaren is dat vanuit het land wel gedaan. Het is nu misschien niet de kwantiteit, maar wel de kwaliteit van het probleem dat daar speelt en waar inwoners van Ter Apel echt heel veel last van hebben. Dat weten we allemaal. Ik heb me laten informeren over hoeveel tijd er in het azc beschikbaar is voor een wijkagent om iets te doen. Als de Minister zich daar even in verdiept, zal hij het met mij eens zijn dat dat gewoon substantieel te weinig is. De bevoegdheid ligt daar, maar ik zou u toch willen vragen om u daar een keer in te verdiepen, met welke pet dan ook op.

Minister Grapperhaus:

Het gebeurt niet vaak, maar hier doet de heer Van Dam mij toch iets tekort. Ik heb mij daarin verdiept, maar ik heb ook aangegeven waar het primaat ligt om over deze problematiek een besluit te nemen. Ik heb nadrukkelijk gezegd dat ik dit ga volgen en dat ik zal zien in hoeverre ik daar via de korpsleiding enige input of gedachte in kan meegeven. Ik zit echter met het gegeven dat dit uiteindelijk primair vanuit de lokale driehoek moet komen. Zo werkt ons stelsel. Nu wij dit gezamenlijk zo besproken hebben, moet ik met Gerard Reve zeggen: het is gezien, gehoord en niet onopgemerkt gebleven. Ik ga het volgen.

De heer Van Dam (CDA):

ik wil de Minister zeker op dit punt geenszins tekortdoen. Het is dus goed dat ik dat kennelijk even kan herstellen. Vroeger kon je een vorm van bijstand aanvragen. Een burgemeester kon via de commissaris van de Koning bijstand aanvragen. In het nieuwe politiebestel bestaat die mogelijkheid niet meer, dus zal het op een andere manier moeten. In formele zin is er geen bijstand. Dit is iets wat nu eigenlijk binnen de politie zelf opgelost moet worden en wat binnen de eenheid moet worden gedaan. Ik constateer dat dat niet functioneert. Dat is mijn informatie. Daar vraag ik van de zijde van de Minister aandacht voor.

Minister Grapperhaus:

Het is nu anders ingericht, maar die mogelijkheid is er nog steeds. Daar verwees ik net ook naar. Nogmaals, ik neem het punt van de heer Van Dam serieus en ik zal hier zeker ook met de korpsleiding over in gesprek gaan. U kunt erop rekenen dat ik daar nog bij uw Kamer op terugkom. Laat ik het zo zeggen. Ik wil daar gewoon even duidelijkheid over scheppen.

De voorzitter:

Mevrouw Laan, op ditzelfde punt.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Het verbaast mij een beetje dat de Minister niet verwijst naar de vragen die door de VVD op 8 mei gesteld zijn over precies ditzelfde onderwerp, met een aantal van de opmerkingen die door de heer Van Dam mondeling zijn toegelicht. Onze schriftelijke vragen waren vrij expliciet. Als de Minister hier blijkbaar al ideeën over heeft, zou ik graag willen horen op welke termijn hij ons de antwoorden wil doen toekomen, in combinatie met het feit dat hij in zijn antwoord twee zinnen eerder aangaf dat in Amsterdam vanwege het toerisme – mind you – extra mensen worden geregeld, op wat voor manier dan ook. En dat terwijl Amsterdam ook nog eens een keer het Eurovisie Songfestival wil hebben, met nog meer toerisme. Maar goed, dat geheel terzijde. Ik begrijp niet waarom onze vragen niet veel sneller beantwoord worden. Ik ben het helemaal met collega Van Dam eens dat wat hier gebeurt voor zo'n dorpje wel van een buitencategorie is. Daar zouden we naar moeten kunnen kijken. Ik ben blij dat de Minister dat gaat doen, maar ik zou wel snel antwoorden op de vragen willen hebben.

Minister Grapperhaus:

Ik moet zeggen dat ik niet van plan was om voor het songfestival straks ook extra agenten ter beschikking te stellen, hoewel er in mijn jeugd een groepje was waarin ook een politieagent zong. Y.M.C.A. heette de groep. Of het nummer? Dat ben ik kwijt. Ik hoor dat het de groep was. Whatever.

Even terug naar mevrouw Laan en haar opmerking over Amsterdam. Daarover heb ik duidelijk gezegd dat ik vind dat als we extra geld geven, waarvan een deel straks toch weer over de andere regio's wordt verspreid, Amsterdam in ieder geval in de eerste drie jaar wel degelijk echt stappen moet gaan zetten, zodat een bepaalde belasting in die stad verminderd wordt. Dat is één. Dat is een belasting die verband houdt met drugstoerisme. Daar zeg ik niets nieuws mee, want dat heeft ook in een dubbelinterview met mij en de burgemeester in Het Parool gestaan.

Twee. Ik neem deze problematiek serieus. Dat geldt ook voor de vragen van mevrouw Laan. In het begin van de week komen ze beantwoord naar mevrouw Laan terug. De VVD had deze vragen inderdaad gesteld. Ik moet nu al verklappen dat de beantwoording van de vragen in de lijn zal zijn die ik net heb aangeven. Ik zal daarin nog iets uitvoeriger ingaan op hoe de systematiek met de bevoegdheid van het lokale gezag precies werkt. Nogmaals, ik neem de zorg van uw Kamer heel erg serieus. Ik heb ook al toegezegd dat ik daarop terugkom als ik dat bij de korpschef heb gevolgd. Maar ik moet wel het stelsel respecteren zoals dat is. Dat betekent dat ik niet zomaar iets kan opdringen.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Ik wil alleen maar gezegd hebben dat toerisme blijkbaar een reden is om te kunnen afwijken. Ik noem daarbij dan een azc in een dorp, met alle gevolgen van dien. Dat speelt niet alleen in Ter Apel, want er zijn andere dorpen in ons land die tegen vergelijkbare zaken aanlopen, zoals Boxmeer. Ik zou toch aan de Minister willen meegeven dat, als hij gebaren richting bepaalde gemeentes maakt, dat heel kwetsbaar is in de generale afweging. Ik hoop dat ik niet alleen maar teleurgesteld zal zijn in de antwoorden op de vragen die wij krijgen. Maar goed, dat gaat vast gebeuren.

Minister Grapperhaus:

Ik ben ervan overtuigd dat mevrouw Laan niet teleurgesteld gaat zijn. Ik blijf het even herhalen, want anders gaan we het allemaal wat simplistisch voorstellen. Enkel en alleen het feit dat er in Amsterdam meer toeristen zijn dan tien jaar geleden is geen reden om de arrestantenzorg zo te gaan inrichten dat er extra fte's vrijkomen, waarvan een deel straks ook voor de regio. Dat is natuurlijk ook specifiek zo vanwege de criminaliteitsproblematiek en wat daarmee samenhangt. Dat neemt niet weg dat ik het punt van mevrouw Laan onderstreep dat we heel goed moeten opletten dat we extra aandacht besteden aan regio's en plaatsen die door specifieke landelijke problematiek te lijden hebben. Nogmaals, die aandacht geef ik ook. Ik heb toegezegd dat ik daar bij uw Kamer op terugkom. Maar heb er begrip voor, of weet wel dat ik rekening heb te houden met hoe ons stelsel in elkaar zit: primair is dit aan de lokale driehoek.

Mijn eigen agenda is soms al ingericht. Mij werd zojuist verteld dat ik ook met de burgemeester in gesprek ga. Zo heb ik vanavond ook weer wat vernomen.

Voorzitter. Dan is er nog de duurzaamheidsagenda. Mevrouw De Boer vroeg hoe het daarmee gaat. Daar is mee gestart. De eerste stap is de uitvoering van label C-huisvesting en pilots met emissieloos rijden. Als u daarin geïnteresseerd bent, wil ik de duurzaamheidsagenda graag aan u toesturen.

Bij de autonome ruimte voor medewerkers bij het opstellen van de teamplannen die met medewerkersparticipatie worden opgesteld draait het om het kiezen van de personele inzet, waarbij wordt gestreefd naar een optimum tussen de leidende vraag naar politiecapaciteit van buiten en het aanbod dat er in dat opzicht is.

Voorzitter. Hoe kan het dat niet overal geestelijke verzorging voor arrestanten beschikbaar is? Op dit moment is niet in geestelijke verzorging voorzien in de maximaal drie dagen dat een arrestant bij de politie zit. Als een arrestant overgaat naar de DJI is geestelijke verzorging beschikbaar.

De voorzitter:

Mevrouw Buitenweg, kort graag. Dit is uw vierde interruptie.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik wilde net zeggen: ik begrijp dat ik voldoende interrupties heb gehad. Maar ik wil aan u vragen hoe we omgaan met vragen die geheel en al niet beantwoord worden. Mijn vraag was bijvoorbeeld...

De voorzitter:

Dat gaan we zo inventariseren, zoals gebruikelijk. De Minister is nog niet klaar.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Dan had ik nog de vraag van de heer Bisschop of er duidelijkheid kan komen over het verschil tussen het ophelderen en oplossen van zaken. In de strafrechtketenmonitor zal een indicator worden geïntroduceerd. Dat wordt het interventiepercentage. Ik zal dan ook op dat begrip nader ingaan.

Dan heb ik nog een laatste vraag over het ziekteverzuim. Het ziekteverzuim is sinds twaalf maanden aan het dalen. In april van dit jaar is het verzuim ten opzichte van april vorig jaar gedaald van 6,5% tot 6,1% conform de CBS-methode. De grootste winst zit in de persoonlijke aandacht voor de medewerker en het toepassen van maatwerk. Er zijn dertien kartrekkers benoemd. De uitdrukking is wat ze is. Zij komen maandelijks bijeen en stimuleren en coördineren de aanpak in de eigen eenheid. Verder zijn er tien casemanagers PTSS en acht re-integratiecoaches ten behoeve van langdurig zieken. Ook zijn er dertien fte backoffice casemanagers. Ik heb al bij eerdere overleggen aangegeven dat het terugbrengen van het ziekteverzuim voor mijzelf echt iets is waar ik hard aan probeer te trekken. Het gaat met kleine stapjes, maar het gaat.

De heer Bisschop (SGP):

Ik heb een onderliggende vraag naar aanleiding van die nieuwe indicator interventiepercentage. De bedoeling van zo'n nieuwe indicator is, neem ik aan, helderheid te verschaffen en duidelijke informatie te geven. Daarvoor is het nodig om inzicht te geven in wat er onder die indicator zit. Wat voor type misdrijven zijn er geweest en wat voor soort interventies zijn er gepleegd? Dat hoorde ik de Minister niet toezeggen, maar ik mag aannemen dat dit in zijn reactie begrepen is?

Minister Grapperhaus:

Ja, dat is erin begrepen, voorzitter. Ik nam het woord al...

De voorzitter:

Heel goed. Oké. Bent u klaar met uw termijn?

Minister Grapperhaus:

Ja.

De voorzitter:

Dan kijken we nog even naar de onbeantwoorde vragen. Ik weet zeker dat mevrouw Buitenweg er een heeft, als het er geen twee zijn.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Eentje ga ik er in tweede termijn doen, maar de andere gaat over het doel van de autonomie. Het doel staat beschreven in een van de brieven. Er staat dat medewerkers meer ruimte krijgen om naar eigen inzicht te handelen en autonomer te werken. Mijn vraag is of dat doel verder uitgewerkt is. Wat wordt precies bedoeld met autonoom handelen en op welke wijze wordt gemeten of dat doel behaald wordt?

Minister Grapperhaus:

Ik geef toe dat ik het misschien ietwat mechanisch voordroeg – het excuus is dat het al een lange dag is geweest – maar ik heb u gezegd dat het wordt gehanteerd bij het opstellen van de teamplannen. Die worden met medewerkersparticipatie opgezet. Dan gaat het vooral erom dat je keuzes maakt, precies zoals mevrouw Buitenweg zei, voor de personele inzet. Je gaat dan kijken hoe je zo goed mogelijk de combinatie kunt maken tussen de externe vraag – waar zijn de mensen nodig? – en het bestaande aanbod. Die twee moeten natuurlijk wel op elkaar kunnen inspelen. Als je op een gegeven moment een team hebt in een regio als de Zuidas waar heel veel vraag is naar financiële expertise, terwijl die niet in het team zit, dan moet je dat goed met elkaar heroverwegen. Ik denk dat het laatste, het aanbod van arbeid, in de meeste gevallen gewoon goed plooibaar is en dat het vooral gaat om de vraag: wat is bij dit team de leidende vraag en waar is precies capaciteitsbehoefte aan? Daarbij kan inderdaad ervaring van de dienders zelf een rol spelen. Die wordt ook ingebracht. Ik zei het net misschien een beetje truttig, maar hierbij alsnog.

De voorzitter:

Had u nog meer onbeantwoorde vragen, mevrouw Buitenweg? Nee? Mevrouw Laan.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

De Minister is ingegaan op mijn vragen over het financiële verkeer en het geld dat daar werd afgepakt. Ik kan het gemist hebben, maar volgens mij heeft hij niets specifiek gezegd over het afpakken van spullen. Daar heb ik in het verleden al verscheidene keren aandacht voor gevraagd: boten, auto's. U zegt elke keer dat het over geld gaat, maar het gaat niet over geld. Het gaat over spullen.

Minister Grapperhaus:

Dan heb ik mij niet helemaal duidelijk uitgedrukt. De verkenning van het OM gaat over de motie van mevrouw Laan. We kijken of we in beslag genomen goederen kunnen terugbrengen in de gemeenschap. Het OM komt met een verkenning om dat in een pilot vorm te geven. Daarom heb ik die noot erbij geplaatst. Of het nu een boot is of een speeltuin – je ziet ook heel veel criminelen in de speeltuin – wat het ook is, de vraag is vervolgens: hoe kun je dat op een goede manier ingezet krijgen voor de gemeenschap? Daar komt het OM mee terug. Ik moet vervolgens kijken of het past binnen de afspraken in het regeerakkoord. Alles wat in beslag genomen wordt, alles wat wordt afgepakt, moet ten gunste van de algemene middelen te gelde gemaakt worden. Ik moet nog kijken hoe ik dat ga oplossen. Nogmaals: die verkenning is best nog wel wat. Je moet kijken wat er gebeurt als je het in de gemeenschap terugbrengt: hoe moet je dat bijvoorbeeld waarderen. Je kunt het niet zomaar aan de gemeenschap schenken, want voor je het weet moet de gemeenschap successierechten betalen.

De voorzitter:

Goed, helder. Ik kijk even of er nog onbeantwoorde vragen zijn. Nee? Zo niet, dan kijk ik of er behoefte is aan een tweede termijn. Die is er. Dan heeft u één minuut en twintig seconde de tijd.

Mevrouw Helder geef ik als eerste het woord.

Mevrouw Helder (PVV):

Dank aan de Minister voor de beantwoording van de vragen. De brief over de financiële middelen voor de politie zie ik met belangstelling tegemoet. Verduidelijking is echt nodig op dit punt. Ik verwijs toch maar even naar pagina 14 van bijlage 5 bij de Voorjaarsnota. Daarin staat dat de rechtspraak kampt met een structureel tekort. Bij het OM staat dat het nog niet ingevulde deel van de taakstelling wordt teruggedraaid. Daarvoor moet je altijd ruimte in je eigen begroting vinden. Op dezelfde pagina staat bij B5, politie: JenV ontvangt regeerakkoordmiddelen vanaf de aanvullende post voor verschillende doeleinden bij de politie. Een zin verder staat: een deel van de middelen wordt ingezet voor dekking van problematiek op de JenV-begroting. Gerustgesteld ben ik dus zeker niet. Mijn vraag zou dan ook zijn: hoe dan? Ten koste van wat? Als dat in de brief erbij genomen kan worden, zou ik dat zeer op prijs stellen.

Mijn laatste punt gaat over de brief van de Minister over de registratie van misdrijven. Over het ophelderingspercentage zegt iedere burger: dan is het misdrijf opgehelderd, de verdachte is een dader, want die is veroordeeld; we weten hoe het zit. Nu komt er een aanvullende indicator, een interventiepercentage. Dat is bedoeld om een beter beeld te geven van de prestaties aan de voorkant van de strafrechtketen. Maar het ophelderingspercentage, waarvan gewoon niet duidelijk is voor de burger wat eronder valt, blijft gewoon bestaan. Lees: de onduidelijkheid wordt alleen maar groter. Dat is waarom ik al acht jaar bezig ben met de vraag om eens met een fatsoenlijk meetinstrument te komen. Ik blijf het zeggen, want mijn motie kwam nog maar zes stemmen tekort voor een meerderheid. Dit is gewoon niet hoe het bedoeld is. Er komt een aanvullende indicator bij en dan zien we door de bomen helemaal het bos niet meer. Ik zou dus heel graag zien dat er een nieuwe invulling komt van het begrip «ophelderingspercentage». Dan hebben we alvast een klein begin te pakken.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan komen we bij mevrouw Laan. Die heeft geen behoefte aan een tweede termijn. Dan komen we bij de heer Van Dam.

De heer Van Dam (CDA):

Ik loop even de punten langs die ik aan de orde heb gesteld. Ik heb het over de check van de politiebureaus gehad. Ik dank de Minister voor de toezegging om jaarlijks met een update te komen. Ik vind het mooi dat wijkagenten die een profielfoto enzovoorts... dat dat in orde komt. Ik heb de Minister horen zeggen dat hij zeer aarzelend is over een speciaal plan voor de nabijheid op het platteland, omdat hij vindt dat dit lokaal ingevuld moet worden. Ik moet ook niet alles willen, dan heb ik voor een volgend AO nog iets om op terug te komen.

Ik heb echter niets gehoord over het landelijk herkenbaar servicecentrum om aangiftes te doen. Dat wil ik toch aan hem vragen. We hebben het gehad over high-impact crimes. Zou het zo raar zijn, met alle respect voor lokale initiatieven, dat de politie bij high impact crimes formuleert waar een burger aan toe is als hij aangifte wil doen? Dat zou toch helemaal niet zo gek zijn? Ik heb het dan over inbraken en verkrachtingen, echt grote dingen, waar over het algemeen de recherche aan te pas komt. Die neem je niet op in de wijkbus die toevallig een keer voorbijkomt. Over dat soort dingen gaat het. Graag een reactie van de Minister daarop.

Dan de 80%-norm voor de wijkagenten. Ik ben er een beetje pinnig op dat dit gewoon helder voor elkaar komt, omdat ik vind dat dit helder moet worden. Ik vraag de Minister het volgende. De politie beschikt over heel veel cijfers. Ik wil echt niet dat de wijkagenten in hun zakboekje moeten gaan noteren dat ze dit of dat doen. Volgens mij zijn er al bestaande systemen. Ik verwacht eerlijk gezegd dat er substantie zit in de kwartaalrapportage of de halfjaarsrapportage.

Tot slot nog even over bijstand. Ik krijg signalen uit de buitenwereld dat bijstand nog wel degelijk in de Politiewet staat. Ja, maar dat is bijstand tussen de eenheden. In het nieuwe politiebestel is bijvoorbeeld bijstand tussen teams binnen een eenheid toebedeeld aan de eenheidschef. Vroeger kon je als burgemeester bijstand vragen aan de commissaris van de Koning. Dat is allemaal geschrapt, om goede redenen, omdat het een heel systeem was. Dat is nu juist in de eenheid belegd. Het zou dus binnen de eenheid Noord-Nederland zo moeten functioneren dat als de ene burgemeester om hulp roept, de andere teamchefs en de andere gemeenten hem helpen. Dat is het systeem dat bedoeld is. Dat functioneert niet in dit geval.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Buitenweg.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dank u wel. Ik heb nog één opmerking over de medewerkersparticipatie die een rol gaat spelen bij het kijken of er wat autonomer gefunctioneerd kan worden. Hartstikke goed. Maar ik herinner mij uit het vorige overleg over de politie dat dit nog helemaal niet zo uitgewerkt was. Sterker nog, er waren allerlei vragen over hoe de medewerkersparticipatie vorm moest krijgen. Ik wacht dus vol spanning af hoe dit uiteindelijk in de praktijk gaat uitwerken, want ik denk dat het heel erg belangrijk is dat mensen kunnen meepraten daarover.

Dan de arrestantenzorg, die volgens mij met anderhalve zin werd afgedaan: de Minister zou er nog een keer naar kijken en had nog geen signalen dat het een groot probleem is. De zin was voorbij voordat ik het wist. In zijn beantwoording van mijn vragen zegt hij dat het voorkomt, niet alleen in Oost-Nederland maar ook in Limburg, Den Haag, Noord-Holland en Rotterdam. Mijn vraag is wat dit nu betekent voor de werkdruk en voor de veiligheid. En klopt het dat mensen soms een-op-een vervangen worden, terwijl de private beveiligers niet dezelfde opleiding of uitrusting hebben. Daardoor wordt het voor andere mensen onveiliger en wordt de werkdruk groter. Dat is eigenlijk de vraag die ik nu beantwoord wil hebben of anders later in een brief beantwoord wil hebben.

De voorzitter:

Dank u wel. Ten slotte de heer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Allereerst dank aan de Minister voor de beantwoording van de vragen. Het punt van mevrouw Helder wil ik toch onderstrepen. Ik ga ervan uit dat met de nieuwe indicator geen mistbank wordt gecreëerd, maar dat de mist optrekt en dat er klip-en-klaar helderheid en duidelijkheid wordt gegeven hoe het zit met de zaken die zijn aangebracht en die lopen. Ik hoor graag hoever ze zijn, enzovoorts. Daar hebben we behoefte aan en inderdaad niet aan een extra indicator die versluierend werkt. Dat zou ik graag nog een keer bevestigd willen zien. Ik meende de Minister dat te horen zeggen, maar ook voor de gemoedsrust van collega Helder zal dit zeker bevorderlijk zijn.

Het punt van de instroom van nieuwe agenten en aspiraten zal ik nog even nakijken, want ik heb dat niet helemaal scherp. Ik kom daar dan eventueel, bij leven en welzijn, in een later stadium nog wel een keer op terug. Dat punt zal nog regelmatig aan de orde komen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dat helpen wij u hopen. Ik kom nog even terug bij mevrouw Helder, want zij was nog iets vergeten.

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Ik dacht: ik prop het in die minuut en 20 seconden. Dank dat ik even tien seconden krijg. Kan de Minister in de brief over de financiën ook even terugkomen op de laatste alinea van zijn brief van 12 november 2018? Daar schrijft hij: «Daarnaast is er voor de jaren 2019 en verder een structurele reeks beschikbaar van circa 29 miljoen. Over de besteding van deze middelen ben ik nog in gesprek met de korpschef en de gezagen.» En nu komt het: «Besluitvorming over deze structurele middelen vindt plaats bij de voorjaarsbesluitvorming van het kabinet.» Maar ik kon die 29 miljoen nergens terugvinden, dus misschien kan er nog een alinea worden toegevoegd aan de brief.

De voorzitter:

Dat gaan we horen, want ik ga het woord geven aan de Minister voor zijn tweede termijn.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Laat ik beginnen met die 29 miljoen. Ik ben de gesprekken met de gezagen daarover aan het afronden. Ik heb uw Kamer daar al wel eerder over geschreven. In die 29 miljoen zit onder andere de financiering van de businesscase van de arrestantenzorg, zeg ik uit mijn hoofd. De andere posten van die 29 miljoen weet ik even niet – excuses – maar ik heb daar wel in februari een brief over geschreven aan uw Kamer. Dat weet ik zo goed, omdat ik toestemming moest vragen of ik dat al voor de Voorjaarsnota uit mocht doen.

U vroeg ook hoe het zit met die middelen. Voor zover het de Voorjaarsnota betreft, komt dat nog aan de orde. Dat staat er even los van, maar ik zal hoe dan ook in de brief over de 60 miljoen die ik heb toegezegd, laten zien hoe je die precies kunt duiden.

Er is gevraagd naar het ophelderingspercentage. Dan haak ik aan bij zowel mevrouw Helder als de heer Bisschop. De strafketenmonitorbrief komt voor het zomerreces. Daarin wordt de nieuwe indicator besproken en toegelicht. De indicator is opgesteld in overleg met ter zake kundige wetenschappers. Zoals ik net al aangaf, zullen we het naar aanleiding daarvan bespreken. Dat geldt ook voor de zorgen die mevrouw Helder uitte over het door elkaar gaan lopen van meetinstrumenten. Ik denk dat we dat echt eerst even moeten afwachten. Dat is er spoedig. Daarna kunnen we er met elkaar – ik kijk ook naar de heer Bisschop – een hele intensieve maar vruchtbare discussie over hebben.

Tot de heer Van Dam zeg ik dat ik in het halfjaarsbericht terugkom op de vraag waar de burger nou aan toe is als hij een aangifte doet. Dat zeg ik bij dezen toe. Over de wijkagentennorm heb ik het in eerste termijn al gehad. Daar was verder geen vraag over.

Over de bijstand in Noord-Nederland en Westerwolde heb ik gezegd dat ik nog een gesprek met de burgemeester heb. Dat ik dit misschien eerst niet in het vizier had, komt misschien voort uit een andere rol die ik even enige tijd heb. Ik heb de Kamer toegezegd op deze kwestie terug te komen. Ik heb een zogeheten winstwaarschuwing afgegeven. Ik heb gezegd dat ik daarbij alleen zover kan gaan als ik in het huidige stelsel ook een bevoegdheid heb.

Mevrouw Buitenweg had nog een vraag over de een-op-eenvervanging vanuit de private sector. Ik kom in het najaar terug op de uitkomsten van het onderzoek. Dat zeg ik bij dezen toe. Laat ik dan meteen zeggen: de eerste helft van het najaar. Zoals u bekend is, loopt het najaar tot de kortste dag en tevens langste nacht.

Dan heb ik alle vragen beantwoord.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Hartelijk dank aan de Minister. Begrijp ik goed dat hij daarin dus ook de gevolgen voor de werkdruk en de veiligheid meeneemt?

Minister Grapperhaus:

Dat zal daarin worden meegenomen, want anders krijg u een enveloppe met weinig inhoud.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dan komen wij langzaam maar zeker aan het einde van dit algemeen overleg. Ik ga nog even met u de toezeggingen doornemen. Hoewel dat nog niet in de commissie besloten is, hebben we ze op naam genoteerd, voor het geval dat u morgen bij de procedurevergadering mocht besluiten om dat experiment aan te gaan. Ik ga het er dus bij zeggen. We kunnen het dan altijd nog veranderen, maar we kunnen het maar één keer noteren.

  • De Minister zegt aan de heer Van Dam toe de Kamer jaarlijks bij de jaarstukken van de politie een lijst van locaties van politiebureaus toe te zenden.

  • Aan mevrouw Buitenweg en de heer Van Dam zegt de Minister toe de Kamer aan het begin van het najaar een brief te sturen over de 80%-tijdsbesteding van de wijkagent in de wijk en de herkenbaarheid van wijkagenten op de website van de politie.

De heer Van Dam (CDA):

Ik vind het fijn dat u dat aan mij toeschrijft, maar dat hoeft niet, want ik houd vast aan de halfjaarsrapportage, die de Minister eerder heeft toegezegd.

De voorzitter:

Dat is genoteerd.

  • Aan mevrouw Laan zegt de Minister toe de Kamer in de zomer te informeren over de pilot om ingenomen goederen te doen toekomen aan de samenleving.

  • Aan mevrouw Laan zegt de Minister toe dat hij de Kamer voor het najaar informeert over de conclusies van het rapport over de operationeel expert.

  • Aan mevrouw Helder zegt de Minister toe voor 10 juni aanstaande een brief aan de Kamer te sturen met een verduidelijking van de 60,9 miljoen uit bijlage 4 op de aanvullende post.

Ik ben even kwijt of het laatste punt dat u noemde, ook door de Minister is toegezegd. Er was nog een uitbreiding. Dat zal later zijn, hoor ik de Minister zeggen.

  • Aan de heer Van Dam is toegezegd dat de Minister de Kamer in het najaar middels een brief informeert over de uitkomsten van een gesprek met de korpschef over zorgen omtrent politie-inzet in de gemeente Westerwolde.

  • Aan de heer Van Dam zegt de Minister toe in het halfjaarsbericht terug te komen op het landelijk herkenbare serviceaanbod wat betreft het doen van aangifte.

  • Aan mevrouw Laan, mevrouw Buitenweg, meneer Van Dam en iedereen die het maar horen wil, zegt de Minister toe dat hij de Kamer in het najaar informeert over de uitkomst van het onderzoek naar het inzetten van private beveiligers in de arrestantenzorg.

De heer Van Dam (CDA):

Het boeit mij niet heel erg of het op mijn naam staat, maar ik heb de Minister ook nog horen zeggen dat hij op de website van de politie de fotootjes en mailadressen van de wijkagenten ...

Minister Grapperhaus:

Wij gaan bevorderen dat wijkagenten hun foto daar zo veel mogelijk op zetten.

De voorzitter:

Dat zat in de tweede toezegging, die daarom mede op uw naam staat. Die gaan we dus weer toevoegen.

De heer Van Dam (CDA):

Nou, ik heb liever dat u die dan als aparte toezegging opneemt. Ik vind dit zo verschillend ten opzichte van de 80%-cijfers.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de griffie. Dat gaan we doen, maar ik ga de toezegging niet nog een keer voorlezen, als u het niet erg vindt.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik begrijp dat de brief er niet 10 juni kan zijn. De Minister zegt dat de brief later komt.

Minister Grapperhaus:

Dat is een andere brief. Die 60,9 miljoen kunnen we echt binnen een paar dagen uitleggen. U had daarnaast de vraag hoe het nou precies zit met de middelen in het kader van de Voorjaarsnota. Daar komen we, denk ik, eind juni op terug.

De voorzitter:

Dat is dan ook nog een toezegging aan mevrouw Helder. Dat is dan nummer 9.

Daarmee komt er een einde aan dit algemeen overleg. Ik dank de Minister, zijn ambtenaren, de leden, onze onvolprezen ondersteuning in alle soorten en maten, en de mensen op de publieke tribune en elders die dit debat hebben gevolgd. Ik wens u allen nog een mooie avond toe.

Sluiting 21.31 uur.