Kamerstuk 29628-855

Verslag van een algemeen overleg

Politie


Nr. 855 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 10 januari 2019

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 29 november 2018 overleg gevoerd met de heer Grapperhaus, Minister van Justitie en Veiligheid, over:

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 2 juli 2018 inzake antwoorden op vragen commissie, gesteld tijdens het algemeen overleg Politie van 20 juni 2018, over Politieonderwijs en Instroomarrangement (Kamerstuk 29 628, nr. 788);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 4 juli 2018 inzake halfjaarbericht politie (Kamerstuk 29 628, nr. 799);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 5 juli 2018 inzake medewerkersmonitor Politie 2018 (Kamerstuk 29 628, nr. 803);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 1 november 2018 inzake arbeidsvoorwaardenakkoord politie 2018–2020 (Kamerstuk 29 628, nr. 817);

  • de brief van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 1 november 2018 inzake WODC-rapport «langetermijnmonitor Raadsman bij politieverhoor» (eerste editie) (Kamerstuk 31 753, nr. 154);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 5 november 2018 inzake reactie op het verzoek over het lid Helder, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 16 oktober 2018, over onvrede bij de Nationale Politie (Kamerstuk 29 628, nr. 818);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 12 november 2018 inzake besteding middelen politie (Kamerstuk 29 628, nr. 820);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 14 november 2018 inzake veiligheidsagenda (Kamerstukken 28 684 en 29 628, nr. 540);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 14 november 2018 inzake rapport «Werkbelasting en baantevredenheid bij de Politie: wijkagenten, teamchefs en HSM-medewerkers» (Kamerstuk 29 628, nr. 822);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 16 november 2018 inzake halfjaarbericht politie (Kamerstuk 29 628, nr. 825);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 28 november 2018 inzake inzet van operationele sterkte en het effect van administratieve lasten van de operationeel expert op de operationele sterkte (Kamerstuk 29 628, nr. 833).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Van Meenen

De griffier van de commissie, Hessing-Puts

Voorzitter: Van Meenen

Griffier: Verstraten

Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Azarkan, Bisschop, Den Boer, Buitenweg, Van Dam, Helder, Kuiken, Laan-Geselschap, Van Meenen en Van Raak,

en de heer Grapperhaus, Minister van Justitie en Veiligheid.

Aanvang 10.03 uur.

De voorzitter:

Goedemorgen. Welkom bij het algemeen overleg van de vaste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid. Het onderwerp van vandaag is de politie. We hebben spreektijden van zes minuten afgesproken. Ik zou u willen vragen om te beginnen met twee interrupties. Uiteraard – excuses – heet ik de Minister en zijn ambtenaren in alle rangen en standen van harte welkom. Ik geef het eerste het woord aan de heer Azarkan van DENK. U moet daar staan. Zo werkt het in de Troelstrazaal. De evaluatie hiervan is gaande, maar voorlopig doen we het nog zo.

De heer Azarkan (DENK):

Voorzitter, dank. Laat ik traditioneel beginnen met alle medewerkers van de politie, alle dienders, te bedanken voor hun inzet om Nederland veiliger te maken. Dat doen ze met hart, ziel en verstand.

Voorzitter. Twee willekeurige berichten van gisteravond: Shell betaalt in Nederland geen winstbelasting en de politie laat 16.000 zaken zitten door personeelstekort. Ogenschijnlijk hebben deze twee zaken niets met elkaar te maken, maar wat mij betreft tekent dit het beleid van de VVD die dit land de afgelopen tien jaar heeft geregeerd. Multinationals worden gematst en de publieke sector wordt geknepen. Er is te weinig geïnvesteerd in onderwijs, zorg, defensie en de politieorganisatie. De gevolgen van de keuzes die de kabinetten-Rutte hebben gemaakt, raken nu ook onze veiligheid. Dat wordt steeds zichtbaarder. Steeds meer mensen gaan het zien. Want we zien de frustratie bij de districtschefs over de 16.000 zaken die de politie nu laat zitten. We zien ook de frustratie bij de slachtoffers, bij de burgers. We zien dat ook in de samenleving. Wat gaat de Minister daaraan doen? Want in elk stuk dat ik onder ogen gekregen heb, staat dat het beter moet. De opleiding moet beter. De systemen moeten beter. De registratie moet beter. De communicatie moet beter. De aangiftes moeten beter. Diversiteit moet beter. Maar we zijn alweer enige tijd onderweg. Wanneer gaat de Minister het nou eens op orde hebben?

Voorzitter. Terwijl de politie 16.000 zaken laat zitten, maakt de VVD zich in allerlei talkshows druk over het handhaven van het boerkaverbod. Dat betreft maximaal 300 vrouwen die verder geen vlieg kwaad doen, en die door het boerkaverbod alleen maar verder in een isolement raken. Dat zijn bekende methodes van de VVD. Het zijn afleidingsmanoeuvres.

Dan iets over de klachtenafhandeling door de politie. In 2015 heeft de Inspectie Justitie en Veiligheid daar een onderzoek naar gedaan. Klagers waren niet bijzonder tevreden. Het rapportcijfer was een mager zesje. Vooral over de opvolging van de klacht waren zij wat mij betreft ontevreden. Want er bleken grote verschillen te zijn tussen de manieren waarop de verschillende regionale eenheden met die procedure omgaan, terwijl er juist gestreefd wordt naar eenduidigheid. Uit onderzoek blijkt dat het leren van de klachten onvoldoende is geborgd binnen de politieorganisatie. Medewerkers zijn onvoldoende op de hoogte van het belang van klachtenbehandeling en de doelen die de politie daarmee nastreeft. Ze zijn ook bang – dat staat verder in het stuk – dat een klacht schadelijk is voor hun carrière. Daarom staan ze vaak afhoudend tegenover die klachten. De klachtencoördinatoren en klachtenbehandelaars hebben onvoldoende tijd om te investeren in meer kennis en begrip bij medewerkers. Aan het signaleren van trends en het uitwisselen van leermomenten binnen en tussen de eenheden komt de politie nauwelijks toe. Wat heeft de Minister gedaan met dit onderzoek? Zijn er veranderingen doorgevoerd? Is de Minister bereid om dit onderzoek te herhalen om te kijken of er verbeteringen zijn opgetreden?

Daarbij zou ik graag speciale aandacht willen vragen voor de groep burgers met een niet-westerse migratieachtergrond. We moeten kunnen zien hoe hun ervaring van de klachtenprocedure zich verhoudt tot het gemiddelde. Is de Minister bereid om dat ook mee te nemen in het onderzoek? Kan hij de onderzoekers daarbij ook vragen om concrete aanbevelingen te doen voor het verbeteren van de klachtenprocedure?

Dan iets over predictive policing. In de Verenigde Staten is dat er al. Dat blijkt in de VS allerlei ongewenste effecten te hebben. De burgemeester van New York heeft zelfs een speciale taskforce in het leven geroepen die onderzoekt hoe overheidsdiensten als de politie algoritmes inzetten om beslissingen te nemen die van invloed zijn op het leven van de New Yorkers. Ook gaat de taskforce aanbevelingen doen om deze besluitvormingsprocessen voor het publiek openbaar te maken. De politie in Nederland is hiermee gestart en gaat daar vrolijk mee aan de slag. Wij noemen dat CAS, het Criminaliteits Anticipatie Systeem. Big data doen hun intrede bij de politie. We gaan boeven vangen met algoritmen!

Voorzitter. Dit heeft ook nare en gevaarlijke kanten. Hoogleraar informatierecht Nico van Eijk zegt: over het algemeen is de norm dat data-analyse tot op postcodeniveau relatief acceptabel is, maar analyseren op persoonlijk niveau is een heel ander verhaal. Van Eijk wijst op het gevaar dat een systeem, wanneer het effectief blijkt, wordt uitgebouwd en geleidelijk morele grenzen overschrijdt. Wordt CAS bijvoorbeeld in de toekomst gekoppeld aan andere politiesystemen, zoals slimme camera's waarmee verdacht gedrag wordt geregistreerd? Inlichtingendiensten in Nederland hebben te maken met een toezichthouder maar er is geen onafhankelijke partij die het gebruik van CAS controleert en dat zou wat DENK betreft wel slim zijn. Als je zo'n sterk instrument inzet met verregaande conclusies en bevoegdheden, moet je ook extra veiligheid inbouwen. Zo kan je niet alleen de morele grens in de gaten houden, maar zorg je ook voor draagvlak voor zo'n computersysteem.

De voorzitter:

U heeft nog één minuut.

De heer Azarkan (DENK):

Dat komt goed uit, voorzitter, want ik was bij mijn laatste pagina. Mijn vraag aan de Minister is of hij bereid is om een onafhankelijke toezichthouder in te stellen. En klopt het dat er al een eerste evaluatie van het CAS is gedaan? Zo ja, kunt u die naar de Kamer sturen? Bent u bereid om dat systeem te blijven evalueren, ook vanuit het perspectief van de burger en met aandacht voor mogelijke onrechtmatigheden en privacyschendingen?

Tot slot, voorzitter, nog een kort punt over de raadsman bij politieverhoren. De Minister concludeert in zijn brief dat de versnelde invoering van het recht op verhoorbijstand per 1 maart 2016 goed is verlopen, want volgens de politieregistratie is er in de beleidsperiode consultatiebijstand verleend in 62% van alle A-, B- en C-verhoren. Kan de Minister aangeven waarom hij tevreden is met die 62%? Dat betekent toch ook dat 38% van de mensen geen verhoorbijstand krijgt, terwijl ze daar wel recht op hadden? Of zie ik dat verkeerd?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Buitenweg van GroenLinks.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dank u wel, meneer de voorzitter. Laat ik beginnen met het maken van een compliment aan de korpsleiding. Vaak geef ik de agenten een compliment maar in dit geval doe ik dat heel specifiek aan de korpsleiding. Afgelopen week ben ik samen met mevrouw Van Toorenburg naar het toneelstuk Rauw geweest over het leven en werken bij de politie. We hadden het daar net al over. Het stuk laat zien hoe heftig het is om 24 uur per dag aan te staan en onvoldoende hersteltijd te hebben. Het ging ook over integriteit, over elkaar aanspreken, over blauw versus niet-blauw en over discriminatie. Inmiddels hebben meer dan 10.000 dienders het stuk gezien en met elkaar besproken, vaak in teamverband. Ik vind het heel belangrijk dat de korpsleiding de noodzaak van een cultuurverandering erkent en daar ook naar handelt.

Je kunt elkaar aanspreken wat je wilt, maar als er simpelweg te veel werk is voor te weinig collega's, dan krijg je wat gisteren in het nieuws was. Ruim 16.000 onderzoeken zijn stopgezet wegens gebrek aan capaciteit, zo hoorden we. Zaten daar high-impact crimes bij, zaken die we juist prioritair hebben gemaakt in de opsporing? En zijn dit de cijfers van alle delicten of zijn er eigenlijk meer? Zijn er ook zaken stopgezet waarvan de dader echt in beeld was? Vindt de Minister dat eigenlijk acceptabel of moeten we zeggen dat er toch gewoon doorgepakt moet worden? Ik hoorde over een zaak van een oudere vrouw in een verzorgingshuis die na een bezoek van de loodgieter haar juwelen en bankpas kwijt was. Op een tijdstip daarna is er gepind en daar waren camera's in de buurt. Toch blijft zo'n zaak liggen. Wat doet dit met het vertrouwen van mensen die aangifte doen? Zij zouden kunnen gaan denken dat dat bijna geen zin heeft. Het midden- en kleinbedrijf heeft te maken met diefstallen, maar de politie heeft daar gewoon geen tijd voor. Zij hebben het vaak helemaal gehad met de politie en voor de politie zelf is dat natuurlijk ook superfrustrerend.

Voorzitter. Ik zal eerlijk zeggen dat ik ernstig twijfel aan sommige cijfers van de Minister. Dat is serieus. Zo zijn er ook meldingen die niet worden uitgegeven maar worden doorgeleid naar de wijkagent. In het veld hoor ik dat het werkelijke aantal meldingen veel groter is dan wordt gezegd. Natuurlijk kan niet alles worden opgepakt. Daar moeten we reëel in zijn. Maar ik wil als volksvertegenwoordiger wel een reëel beeld hebben, want pas dan kunnen we een eerlijk debat hebben over veiligheid. Ik wil ook een eerlijk beeld hebben van de operationele sterkte van de politie. Volgens de Minister telt die na de uitbreiding, zoals afgesproken in het regeerakkoord, 51.329 fte. Maar is dat inclusief of exclusief aspiranten? We hadden afgesproken dat die er niet bij opgeteld zouden worden.

Mijn fractie maakt zich werkelijk zorgen. We drijven van incident naar incident. We horen andere cijfers uit het veld dan van de Minister of we horen weer iets anders in de media. GroenLinks wil daarom een onderzoek van de Algemene Rekenkamer. Veiligheid is nu al een belangrijk onderzoeksthema voor de Algemene Rekenkamer. De Rekenkamer kijkt niet alleen naar doelmatigheid en rechtmatigheid, maar bekijkt ook of het overheidsbeleid wordt uitgevoerd zoals het bedoeld was. De Rekenkamer maakt ook risicoanalyses. Is de Minister bereid om dit aan de Rekenkamer te vragen? Anders zal ik in overleg treden met mijn collega's om te kijken of we samen zo'n onderzoek door de Rekenkamer kunnen bevorderen. Ik weet dat mijn collega Helder al heel vaak naar de cijfers heeft gevraagd. Volgens mij kunnen we samen goed optrekken met de Rekenkamer, die hier dus al een prioritair thema van heeft gemaakt. We kunnen dit gezamenlijk voorstellen.

Voorzitter. Ik kijk ook naar de cijfers van de Politieacademie. Is daar wel voldoende instroomcapaciteit? Er moeten niet alleen 1.111 fte geworven worden. Er stromen ook 17.000 agenten uit die moeten worden vervangen. Als ik naar die cijfers kijk, dan tellen ze niet op. In 2019 zijn er 2.310 opleidingsplekken, maar als je de aspiranten en de specifieke instroom in dat jaar bij elkaar optelt, gaat het om 2.445 mensen. En zo gaat het maar verder. Kan de Minister nu eens een precies staatje maken, waarin hij uiteenzet hoeveel instroom hij verwacht en wat de capaciteit van de Politieacademie is?

Voorzitter. Ik had het bij de behandeling van de begroting al over de operationeel experts. De Minister heeft daar een brief over geschreven. Hij heeft gezegd: daar hoort ook heel erg veel bureauwerk bij. Er is een verschil tussen wat heel veel agenten hebben meegekregen over de rol van de operationeel experts en hoe die nu wordt uitgevoerd. Dat past bij wat we verder zien, ook in het WODC-onderzoek. Er bestaat vaak een ander beeld van de taken die mensen daadwerkelijk hebben. Dat leidt tot opmerkingen dat ze heel veel tijd kwijt zijn aan taken die juist niet bij hun eigenlijke werkzaamheden horen. Als er in het loongebouw of in hoe de taken belegd zijn zo veel dingen scheef zitten, dan is dat heel serieus. Ik vraag dan ook aan de Minister hoe dat moet worden aangepakt.

In dit algemeen overleg kunnen we het ook over de cao hebben. Ik vind het goed dat hierin niet alleen wordt gesproken over beloning, want dat is niet het enige probleem. Er zijn ook heel veel problemen met de inspraak van agenten, bijvoorbeeld als het gaat om de roosters. Dat lees ik ook terug in het WODC-rapport. De teamchefs zeggen: wij hebben veel meer eigen ideeën. Maar die teamchefs zeggen ook: wij willen niet dat de agenten zelf inspraak hebben in hun rooster. Hoe wil de Minister bevorderen dat er meer eigenaarschap bestaat, meer inspraak vanaf de werkvloer? Als je het hebt over de werkdruk, dan gaat het er niet alleen om dat er heel veel werk te doen valt. Het gaat ook om een soort eigenaarschap van je functie. Op welke wijze wil de Minister dat bevorderen?

De voorzitter:

U heeft nog een halve minuut.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Volgens mij is dat voldoende om af te ronden, voorzitter. Ik wil vooral eindigen met deze hartenkreet aan de Minister. Snapt hij dat het voor ons als drijfzand onder de voeten voelt als er elke keer andere cijfers komen? Zou hij het niet goed vinden, juist in het belang van de samenwerking tussen de regering en de volksvertegenwoordiging, om de Rekenkamer, het geëigende instituut hiervoor, een rol te geven? De Rekenkamer kan dan uitzoeken hoe het zit met het criminaliteitsbeeld en kan kijken of de capaciteit die belegd is bij de politie, eigenlijk wel voldoet.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Van Dam van het CDA.

De heer Van Dam (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Het schijnt hier gebruikelijk te zijn dat je begint met het uitdelen van complimenten. Laat ik ook eens een compliment uitdelen aan de Tweede Kamer, voor de manier waarop wij met de politie omgaan. Wij besteden veel aandacht aan de politie, niet alleen omdat het om de helft van de Justitiebegroting gaat, maar ook omdat het werk dat op straat gebeurt, ongelofelijk belangrijk is. Afgelopen maandag hebben we het vooral gehad over de interne aspecten binnen de politie op hrm-gebied en over de bureaucratie. Vandaag staan er ook allemaal onderwerpen op de agenda en binnenkort vindt de evaluatie van de Politiewet plaats. Ik vind dat we dat best op een gestructureerde manier doen. We zijn ook een beetje weggedreven van het elke keer achter incidenten aanlopen. De politie wordt daar ook niet blij van. In zoverre begin ik dus met een compliment aan mezelf, want je moet toch zelf de slingers ophangen om van je leven een feest te maken.

Er zijn een paar dingen die ik aan de orde wil stellen. Natuurlijk moeten we het vandaag hebben over de cijfers die gisteren aan de orde kwamen. Het is van alle tijden dat de politie foto's maakt en dat de officier van justitie bepaalt welke foto's er afgedrukt worden. Het is dus van alle tijden dat er zaken niet opgepakt worden. Daar is ook de Aanwijzing voor de opsporing voor. Maar natuurlijk is er op dit moment ook een fors capaciteitsprobleem bij de politie. Graag zou ik een duiding van de Minister krijgen van wat er aan de hand is en hoe het zit, voordat ik daar van alles van vind.

Een tweede punt is de Ontwikkelagenda Opsporing. Dat onderwerp is nauw verbonden met het niet kunnen opsporen. Ik ben teleurgesteld over de Ontwikkelagenda Opsporing en ik zal u uitleggen waarom. In 2015 schreef Michiel Princen het boek De gekooide recherche. Het is een zeer interessant boek van een journalist die bij de recherche gaat werken. Vervolgens kwam daarachteraan het rapport Handelen naar waarheid, een rapport van vier mensen die het mes in de politieopsporing zetten en keken wat er aan de hand was. Dat leidde tot het rapport Herijking Opsporing, met daarin zeventien verbetermaatregelen. Als je terugkijkt hoe die zeventien maatregelen zijn uitgevoerd, is dat best teleurstellend. In 2016 heeft de Kamer een rapportage gehad en daarna is er nog wat in een halfjaarrapport gekomen. Van de zeventien maatregelen zijn er hooguit drie of vier uitgevoerd. En nu – dat is ook een mooie politietactiek – schetsen wij een nieuw vergezicht, de opsporingsagenda, en gaan we opnieuw beginnen. Ik ben daar wat wantrouwend over. Ik zou daar graag van de Minister een reactie op ontvangen. Wil hij bij die reactie ook het initiatief-Q van binnen de politie betrekken? Dat initiatief komt van opsporingsprofessionals, van bottom-up. Zij zijn heel actief bezig om de opsporing te vernieuwen.

Een ander punt is de nationale veiligheidsagenda. Ik heb bij de begroting al gezegd dat ik daarin de verkeershandhaving mis. Ik heb mijn motie even aangehouden om in dit debat nog iets meer uit te kunnen leggen wat ik wil en waarom ik dat wil. Er staan nu vier punten in de agenda. Dat zijn er gelukkig wat minder dan in 2015, toen er een veiligheidsagenda kwam die bijna alle lokale initiatieven onmogelijk maakte. Nu staan er minder punten in en dat ondersteun ik van harte, maar de punten die erin staan, zijn volledig grijs van karakter. Die zitten aan de opsporingskant. Van hooguit de executie kun je zeggen dat dat een ander ding is. Blauw wordt met deze agenda niet bediend, om het maar zo te zeggen. Tegelijkertijd kunnen we niet om de verkeersveiligheid heen. Er is niet zozeer een stijging van het aantal doden, als wel van het aantal zwaargewonden. Die lijn gaat echt onrustbarend omhoog. De Minister heeft eerder, in maart 2018, geschreven dat hij met de veiligheidsagenda gaat proberen om ook de handhaving in de openbare ruimte te bedienen. Hij noemde daarbij expliciet de verkeershandhaving. De Kamer heeft via verschillende moties dit onderwerp bij herhaling op de agenda gezet. Ik noem de motie van collega Dijkstra van de VVD maar ook de PVV-motie over gericht flitsen. Wij vinden dat belangrijk en daarom zou ik heel graag willen dat het opnieuw gebeurt. Ik denk niet dat dat ten koste hoeft te gaan van andere prioriteiten, omdat die vooral met de opsporing te maken hebben en dit voor mij echt een blauw onderwerp is.

Voorzitter, tot slot. In de laatste halve minuut die ik heb, wil ik het graag hebben over het vuurwerk. We komen weer in de periode van oud en nieuw en het vuurwerk. Kan de Minister de succesvolle aanpak van vorig jaar, operatie Oorworm, waarmee mensen via social media werden benaderd en waarin ook gekeken werd naar postpakketten, nog eens uitleggen? Ik maak me daar echt ongelofelijk veel zorgen over. Ik heb de verantwoordelijkheid genomen om niet voor een algeheel vuurwerkverbod te zijn, maar ik sta ervoor, al sinds ik in de Kamer zit, dat het zware, illegale vuurwerk, waarin het grootste gevaar schuilt, aangepakt blijft worden. Is dat ook nu nog een prioriteit?

Dank u wel.

De voorzitter:

Er is een interruptie voor u van mevrouw Buitenweg.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Na de zelffelicitaties van de heer Van Dam dacht ik dat hij de Minister zou gaan feliciteren, maar dat gebeurde niet, dus misschien kan hij daar nog een kleine reflectie op geven. Hoe staat hij tegenover het voorstel om een onderzoek van de Rekenkamer te krijgen, zodat we beter beslagen ten ijs kunnen komen? We proberen ons werk als volksvertegenwoordiging zo goed mogelijk te doen, zoals de heer Van Dam ook zei.

De heer Van Dam (CDA):

Ik begrijp het punt dat u maakt. Soms is het een soort zoektocht om te ontdekken wat precies de cijfers zijn. De Minister heeft bijvoorbeeld deze week nog gewezen op een brief van 2 juli van dit jaar over de in- en uitstroom. Daarin staat allerlei informatie. Ik krijg vaak het verwijt dat ik mij met de details bezighoud, maar ik kan mezelf in hoofdlijnen wel een beeld verschaffen van wat er gebeurt. Wat ik eigenlijk veel belangrijker vind, is dat er in de hele strafrechtketen veel meer eenduidigheid komt in doelen, cijfers en getallen. Dat hebben wij bij de begroting ook aan de orde gesteld.

Het tweede dat ik heel graag zou willen – dat zal ik ook in het debat over de evaluatie van de Politiewet naar voren brengen – is erg in lijn met een motie die mevrouw Den Boer bij de begroting heeft ingediend. Wij willen dat we met z'n allen fundamenteel gaan kijken naar de politiefunctie in Nederland. Dan heb ik het niet over de organisatie van meneer Akerboom, maar over de brede politiefunctie. U hebt een motie ingediend over de boa's. Die zitten er bij mij ook in. De discussie die we daarover met elkaar de komende jaren moeten voeren, is relevant, maar dat geldt ook voor de burgeropsporing en de private opsporing. Ik heb in mijn achterhoofd weleens het woord «staatscommissie» gehad. Als we daar niet fundamenteel met elkaar over nadenken, dan gaat ons dit overkomen en dat vind ik het slechtst denkbare. Dit is de weg die ik op zou willen gaan.

De voorzitter:

Meneer Van Dam, mag ik u verzoeken om de antwoorden iets korter te houden. U had weliswaar nog spreektijd over, maar toch. Mevrouw Buitenweg.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Het is interessant dat het CDA ook gewoon wil kijken op welke wijze we het goed kunnen organiseren. Dat heeft ook te maken met de boa's en met het hele gebouw – zeg maar – voor handhaving en opsporing. Dat delen we. Het is goed om de situatie qua criminaliteitscijfers en het hele beeld te weten, voordat we het moeten inrichten. Want we zien nu soms wisselende cijfers. Die oproep zou ik toch willen doen aan de heer Van Dam. Voordat we dat allemaal gaan organiseren, moeten we weten hoeveel boa's er nodig zijn. Het is ook de vraag of er inderdaad 2.000 extra rechercheurs nodig zijn. Heel veel mensen doen geen aangifte. Als mensen veel moeite doen om aangifte te doen over serieuze zaken – want de politie neemt zeker niet alles in behandeling en hun zaken zijn toch in behandeling genomen – moeten we voorkomen dat die zaken komen te vervallen met een dader in beeld. Dat zijn serieuze kwesties. Om dat in beeld te hebben, zou ik de heer Van Dam willen vragen om in ieder geval te overwegen om te kijken op welke wijze we een onderzoeksopdracht kunnen meegeven aan de Rekenkamer.

De heer Van Dam (CDA):

Heel kort. Ooit is mij het woord «redundantie» geleerd. Dat betekent dat je een probleem op meer manieren benadert. Ik geloof er zelf niet meer zo in dat er rond bepaalde fenomenen één eenduidige manier van rapporteren is. Hier zijn allerlei organisaties bij betrokken. Ik denk dat je meer de trend uit de verschillende rapportages moet halen. Dat is belangrijk en daar richt ik mij meer op. Ik sluit ook nog even aan bij een advies van Kuijken. Die zegt dat je binnen de politie op hoog niveau een soort registratie-eenheid moet maken, omdat we later beter kunnen zeggen of de politie Nederland veiliger heeft gemaakt. To be honest: ik geloof daar gewoon niet in. Het is nog nooit gelukt om politiewerk eenduidig in cijfers te vatten. Dan moet je echt andere dingen doen. Ik denk dat we het daar bij het debat over de Politiewet ook nog eens goed over moeten hebben met elkaar.

De voorzitter:

Dank u wel. U was klaar met uw betoog?

De heer Van Dam (CDA):

Ik kan het eventueel wat langer maken, want dan kan ik...

De voorzitter:

Nou, nee, nee, nee. Dit is bijna uitlokking, maar nee.

De heer Van Dam (CDA):

... misschien ook nog de politie in vroegere tijden behandelen.

De voorzitter:

Ja, laten we dat eens doen! Maar voor die tijd geef ik graag het woord aan mevrouw Helder van de PVV.

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter, dank u wel. Ik sluit me voor het gemak even aan bij het hele complimentenrondje, maar er blijft er nog één over en dat is de Minister. Dus laat ik de Minister een keer een compliment maken. En dan zie ik de antwoorden op mijn vragen natuurlijk met spanning tegemoet.

Op de zaken met een daderindicatie die gestopt zijn, vele duizenden zaken, vanwege personeelstekort heb ik gisteren op tv al commentaar gegeven. Ik wil dat nog met twee punten aanvullen. Dat is natuurlijk frustrerend voor de agenten zelf en het ondermijnt ook het vertrouwen in de politie. Want burgers doen dan bijna geen aangifte meer en dan daalt de geregistreerde criminaliteit natuurlijk ook. Dat hebben meerdere collega's al gezegd en ik kom daar aan het end van mijn betoog op terug, als ik dan nog tijd heb.

Ik begin nu met de agenda, met als eerste het politieonderwijs en het instroomarrangement. De komende jaren zoekt de politie ongeveer 17.000 nieuwe medewerkers. De Minister schrijft dat de instroom van aspiranten daarom wordt verhoogd en dat er meer wordt gekeken naar zijinstromers. Bovendien wordt de opleidingscapaciteit bij de Politieacademie uitgebreid. Daar ben ik het allemaal mee eens, maar de «zijinstromer als specialist» is al vaker geprobeerd en uiteindelijk niet gelukt, omdat die mensen al dan niet gedesillusioneerd het korps weer hebben verlaten. De vraag aan de Minister is hoe hij dat nu gaat voorkomen.

Het is inmiddels wel bekend dat mijn fractie vindt dat aspiranten niet meer moeten worden meegeteld bij de operationele sterkte. Ze zijn voor maximaal 60% inzetbaar vanwege het feit dat ze onderwijs volgen. Ze kosten capaciteit vanwege de begeleiding van een ervaren agent die ze nodig hebben. Het niet meer meetellen van de aspiranten stond ook in het herstelplan van de vakbonden. Dat zou onverkort overgenomen moeten worden, wilden ze instemmen met de nieuwe cao. Die hebben we nu gelukkig, maar dat punt zie ik nergens meer terug. Daarom wil ik graag een reactie van de Minister op dat punt.

Om de uitstroom van met name pensioengerechtigde medewerkers en de geleidelijke instroom van nieuwe medewerkers te overbruggen, heeft de Minister incidenteel 58 miljoen extra beschikbaar gesteld. Uit de middelen die voor 2018 nog op de aanvullende post staan, 52 miljoen in totaal, wordt hier 33 miljoen aan toegevoegd, zodat het geheel op 91 miljoen komt. Maar dat laatste, die 33 miljoen op de aanvullende post, is structureel geld. Die 58 miljoen zijn incidenteel geld. Dus hoe pakt dat nou in de toekomst uit? Want met incidenteel geld kun je geen mensen aannemen, zo heb ik geleerd. Dan blijft op die aanvullende post, als ik goed heb gerekend, nog 19 miljoen over. Is dat geld bedoeld voor de beveiliging van de politiegebouwen? Want dat zijn nou net de 19 miljoen die ik in een eerdere brief heb gelezen. Zo nee, waarvoor is dat dan wel? Of blijft dat vooralsnog op die post staan?

Dan de Ontwikkelagenda Opsporing. Ik sluit me toch wel een beetje aan bij collega Van Dam. Wij hebben daar inderdaad een heel lang verleden in dat uiteindelijk uitmondde in een herstelagenda met zeventien maatregelen. In de huidige Ontwikkelagenda Opsporing wordt beschreven hoe de politie en het OM de doorontwikkeling op complexe vraagstukken in de komende jaren willen realiseren. Dat gaat concrete resultaten opleveren, zo wordt beloofd. Maar er is wel een randvoorwaarde om die concrete resultaten te bereiken – dat staat ook in de brief – namelijk een breed gedeelde urgentie en eigenaarschap binnen de politie en het Openbaar Ministerie. Dat heeft zelfs «de hoogste prioriteit». Dan vraag ik: is aan de randvoorwaarde voldaan? In de brief van de Minister lees ik daar niks meer over, dus graag een reactie.

Dan het rapport Werkbelasting en baantevredenheid bij de politie: wijkagenten, teamchefs en HSM medewerkers. In elke van deze functiecategorieën stelt een flink deel van de ondervraagden over meer capaciteiten te beschikken dan de functie vereist. De Minister gaat hier niet verder op in en stelt verderop in de brief dat een overgroot deel wél tevreden is. Dat moge zo zijn, maar ik vind dit wel een ernstige conclusie. Die vereist een motivering, want die mensen kan je kwijtraken. Dat probleem zien we inmiddels wel op ons afkomen. Volgens het eerdere Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie zit inmiddels iedereen op zijn of haar plek, dus hoe kan dit? En belangrijker: wat gaat de Minister hieraan doen?

Dan het rapport Langetermijn-Monitor Raadsman bij politieverhoor. Het grootste knelpunt bleek het wachten op de advocaat en de daarmee gemoeide taken. Naast wachten betekenen het informeren van verdachte en de communicatie met de advocaat een extra werklast voor de politie. Zonder aan het belang van een raadsman bij het verhoor afbreuk te doen, zeg ik dat capaciteit van de politie belangrijk is. Die wil ik graag bewaken. Agenten horen buiten en niet binnen te zijn. Mijn vraag aan de Minister is of er tijdwinst te behalen is met een eerdere suggestie van mijn kant, de zogenoemde piketraadsman op het politiebureau op de dag dat hij of zij piket heeft. In een ver verleden is dat bij de ZSM-aanpak ook besproken, dus graag krijg ik een reactie van de Minister hierop.

Tot slot de criminaliteitscijfers. Mijn motie is helaas net verworpen. Ik heb die een jaar aangehouden, want de steun steeg gelukkig: inmiddels 69 voor. Het is wel jammer dat dezelfde dag een brief van de Minister kwam – hij ontraadde de motie – waarin staat dat er ten aanzien van het ophelderingspercentage een aanvullende indicator komt. Dat is ongeveer hetzelfde als wat ik gevraagd heb. Dat vind ik dus een beetje flauw. Maar goed, hoop doet leven en wie weet heb ik over niet al te lange tijd 76 zetels voor dat punt.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Van Raak van de Socialistische Partij.

De heer Van Raak (SP):

Dank, voorzitter. Ik begin ook met een compliment aan de Minister. Er is een overeenkomst over de arbeidsvoorwaarden. Ik wil vooral de bonden heel erg ervoor danken dat ze geluisterd hebben naar de mensen, de medewerkers en dat ze acties hebben georganiseerd en de poot stijf hebben gehouden. Ik denk dat het akkoord dat er nu ligt, een stuk beter is dan wat er was. Beseft de Minister ook dat de bonden hem erg beschermd hebben? Beseft hij hoe moeilijk het is geweest voor de bonden om de mensen te overtuigen en de politiemensen weer enig vertrouwen en perspectief te bieden? Beseft de Minister ook hoe diep en existentieel die boosheid is?

In het regeerakkoord staat gewoon het woord «flexibilisering». Ik heb dat hier vaker gezegd en ik zal dat blijven zeggen, want ik merk in gesprekken met agenten dat dat echt werkte als de rode lap op de stier. Dat leidde tot veel boosheid. Wij hebben de nationale politie nu vijf jaar. Vijf jaar lang hebben politiemensen alles gegeven, de roosters gevuld, de gaten gevuld ten koste van hun privéleven en niet zelden ook ten koste van hun gezondheid. En dan krijgen ze van de regering en de Minister te horen dat ze flexibeler moeten worden. Piswoest waren ze! Dat zijn ze nog steeds. Waarom?

De agenten zijn ook boos over het gehannes met cijfers. Telkens zegt de regering dat er meer agenten komen, maar dat is niet zo. Aan het einde van de kabinetsperiode, in 2022, zullen er 1.174 fte minder zijn. Dat heeft alles te maken met aspiranten. Al op 8 februari 2016 heeft deze Kamer een motie aangenomen om die aspiranten niet in de volledige operationele sterkte mee te nemen, omdat ze niet volledig operationeel zijn. Die motie is ook gesteund door – ik noem maar wat – D66, ChristenUnie en CDA. Waarom moeten we dan toch telkens van de Minister horen dat er extra agenten bij komen, terwijl het er in 2022 minder zullen zijn?

Ik snap de roep om een onderzoek door de Algemene Rekenkamer, maar ik vind het natuurlijk gekkigheid dat we de Algemene Rekenkamer zouden moeten vragen om ons objectief te informeren, terwijl de regering dat zou moeten doen. Als het nodig is, gaan we het doen, maar het is belachelijk. Er zijn ook cijfers over hoeveel mensen er dagelijks op straat zijn. 17.000 tot 23.000 agenten zegt de korpsleiding. De bonden doen daar een eentje vanaf. Als agenten de ingelogde roepnummers gaan tellen, kunnen ze zien wie er op straat aanwezig zijn. Agenten schrijven dat, als ze op een bepaald moment inloggen, er in heel Nederland 795 collega's actief zijn op straat. Wees nou eens eerlijk. We gaan straks een evaluatie maken van de nationale politie. Ik denk dat één uitgangspunt heel belangrijk is, namelijk: wees eens eerlijk! Dat is de afgelopen vijf jaar niet gebeurd. Ga geen promopraatje houden en ook niet aan marketing doen, maar vertel hoe het zit! Dan kunnen we het oplossen. Want anders krijgen we grote problemen, zoals het bericht van gisteren: 16.000 zaken kunnen niet worden uitgerechercheerd vanwege personeelstekort. De daders kunnen niet worden opgepakt. Dat zijn minimaal 16.000 zaken. De Minister zegt dat er voldoende personeel is, maar minimaal 16.000 zaken worden niet opgelost vanwege personeelstekort. Dat kan niet allebei waar zijn. Het kan niet zijn dat de korpschef zegt «we zijn op de goede weg» en dat de korpschef ook zegt dat we soms een keuze moeten maken tussen een ernstige verkrachting en de georganiseerde misdaad. Dat kan gewoon niet allebei tegelijk waar zijn.

Als we toch in de cijfers zitten, voorzitter, kijk ik naar de agenten tussen de 55 en 64. Dat zijn er 16.824. Laten we dat afronden naar 17.000. Die gaan met pensioen of horen met pensioen te gaan. Dat is niet geregeld in de arbeidsvoorwaarden. Die zaak steekt nog steeds. Dit is nog steeds heel erg belangrijk voor agenten. Bouwvakkers en stratenmakers hebben officieel zware beroepen. Hoe zit het met de politiemensen? Het kan gewoon niet dat je op je 67ste nog operationeel actief bent alsof je 27 bent. Ik spreek jonge agenten die met veel enthousiasme aan de slag gaan, maar zij vragen: moeten we dit werk straks op ons 70ste nog doen? Dat kan niet. Daar moet een oplossing voor komen. Ik snap wel dat er een groot probleem is: er is een groot tekort aan mensen en tegelijkertijd neemt het aantal taken toe. Mijn vraag aan de Minister is dan ook waarvoor we dan de nationale politie hebben. We gaan die binnenkort evalueren. Ik heb hier al vaker gezegd dat het politiewerk onvoorspelbaar is voor de agent op straat, voor de rechercheur of voor de ondersteuner. Maar één ding is echt supermakkelijk, namelijk uitrekenen hoe oud je agenten zijn, hoeveel instroom er mogelijk is, hoeveel opleidingscapaciteit er is en hoeveel mensen je nodig hebt. Dat kunnen wij hier achter op een bierviltje uitrekenen voor de korpschef en voor de Minister. Als hij ons de goede cijfers geeft, is dat geen enkel probleem. Waarom is dat de afgelopen vijf jaar nou niet gebeurd? Dit is het meest basale, het allermakkelijkste.

De voorzitter:

U heeft nog een halve minuut.

De heer Van Raak (SP):

Waarom kan dit niet?

Dat brengt me bij mijn laatste vraag. Die gaat over het inrichtingsplan. Die vraag stel ik ook als voorbereiding op de evaluatie van de nationale politie. Ik ben al heel lang op zoek: wie heeft dat inrichtingsplan in hemelsnaam gemaakt? Dat is mij nooit verteld, maar volgens mij is het mede gemaakt door KPMG. Bij alle bestuurlijke wanorde in dit land, bij alles wat er misgaat op wat voor manier dan ook, zie ik altijd de naam «KPMG». Ik wil voor het debat van de 12de een brief van de Minister waarin staat welke consultants, welke externen, destijds hebben meegewerkt aan dat inrichtingsplan, hoeveel geld dat gekost heeft en hoe gewone operationele agenten en medewerkers hierbij betrokken zijn geweest. Ik hoop dat ik daar een eerlijk antwoord op kan krijgen, anders ga ik zelf op zoek.

Voorzitter, dank je wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Bisschop van de SGP, tenzij hij erop staat dat mevrouw Den Boer voorgaat.

De heer Bisschop (SGP):

Een vast principe van de SGP is: dames gaan voor. Dus ik sta erop!

De voorzitter:

Ik kijk ook even naar de andere dames. Ik zie dat mevrouw Kuiken straks weg moet, dus dan gaan we gewoon door. Wij kennen uw beleefdheid, meneer Bisschop. Die is genoteerd, maar het woord is nu aan u.

De heer Bisschop (SGP):

Op bevel van de voorzitter.

De voorzitter:

Mevrouw Den Boer zat in de file.

De heer Bisschop (SGP):

Ik doe dit onder lichtelijk protest.

Voorzitter. Vanavond precies een week geleden was ik in Rhenen op een bijeenkomst belegd door de plaatselijke SGP. Het thema was veiligheid. Ze hadden die avond prachtig ingericht, met uiteraard de burgemeester die aan het woord kwam, maar ook met een van de wijkagenten. Ik heb ze daar kunnen feliciteren, want Rhenen heeft vier wijkagenten en ze waren juist de week ervoor op het aantal inwoners van precies 20.000 gekomen. Dus dat sommetje klopte exact. De wet schrijft voor dat er op elke 5.000 inwoners één wijkagent moet zijn. Dat is prioritair; dat heeft prioriteit. In Rhenen voldeed men in dat opzicht dus precies aan de wet. Nog afgezien van die wet wil ik dit onderstrepen. We hebben het er afgelopen maandag ook over gehad en ik blijf erop hameren dat dat het uitgangspunt is, want dat heeft ook te maken met het verhaal dat die wijkagent vertelde. Ik werd daar gewoon enthousiast van. Waarom? Omdat je merkt dat die wijkagent in die politiepost in Rhenen waar ze onderdak vinden, in de haarvaten van de samenleving zit. Ze kennen de straten, ze kennen de mensen en ze kennen eigenlijk de problemen. Als je op die manier kunt opereren, bevorder je op een hele basale manier de veiligheid.

In die zin wil ik me ook graag aansluiten bij de collega's die complimenten hebben uitgedeeld. Ik wil dat ook graag doen aan al die politievrouwen en -mannen die op deze manier Nederland een stukje prettiger maken. Ze zorgen gewoon voor veiligheid. Maar in die waardering zitten inbegrepen de korpsleiding, die dit mogelijk maakt, en de Minister, die hiervoor politiek verantwoordelijk is en die zich zo gloedvol inzet voor goede, basale voorzieningen: één agent per 5.000 inwoners, niet gemiddeld maar gewoon per gemeente.

Voorzitter. Er is ook weleens wat frustratie, namelijk dat er niets wordt gedaan met meldingen die klip-en-klaar zijn. Collega's hebben daar ook aan gerefereerd. Daar wordt geen opvolging aan gegeven, of daar kan geen opvolging aan gegeven worden. Die blijven op de plank liggen of worden in de verdere procedure niet afgehandeld. Dat onderstreept nog eens de noodzaak van de wijkrechercheurs, van het aandacht geven aan dat aspect van veiligheid en dat te bevorderen. Ik heb dat vaker genoemd.

Voorzitter. Ik kom op de regionale verdeling van het extra budget van 91 miljoen. Ik heb dat staatje zitten bekijken. Op het eerste gezicht lijkt het wel een reële verdeling, maar het valt mij toch ook op dat het verhoudingsgewijs wel weer heel erg neerdaalt in de grote steden en minder buiten de Randstad, behalve dan misschien in Oost-Nederland. Mijn concrete vraag is: wat komt er terecht van de toezegging die eerder gedaan is dat er serieus gekeken zou worden naar een betere spreiding van agenten over de dunner bevolkte regio's. Want daar zijn de problemen niet minder. Zeker als het gaat om preventie, om tijdig ingrijpen en om het criminaliteit vóór zijn, liggen daar kansen. Die moeten we niet laten glippen.

Dan de werkdruk, voorzitter. In de praktijk is er bij alle functiecategorieën vaak sprake van overbelasting. Dat is een signaal dat we zeer serieus moeten nemen. Als we van politiepersoneel steeds meer vragen dan het aankan, zal dat zich inderdaad uiten in een hoog ziekteverzuim – we weten allemaal hoe het ervoor staat – uitval en zelfs uitstroom. Daar is niemand bij gebaat; de organisatie zelf niet, maar ook de veiligheid in ons land niet. Een van de kritiekpunten is nog steeds de hoge administratievelastendruk. Dat is een belangrijk deel van de werkdruk zoals die wordt ervaren. Er wordt al tijden over gesproken, maar gebeurt er nu echt iets om agenten zo veel mogelijk de kans te geven om hun ding te doen op straat in plaats van achter het bureau?

Daarnaast geven velen aan dat ze vooral onder hun niveau werken. Ze doen taken die beter door anderen gedaan zouden kunnen worden. Dan is het de vraag of er niet beter gebruikgemaakt kan worden van ieders capaciteiten. In de brief over het arbeidsvoorwaardenakkoord schrijft de Minister dat de disbalans tussen werkaanbod en politiecapaciteit moet worden opgelost. Wordt daarbij ook uitdrukkelijk gekeken naar taken die eigenlijk niet bij de politie thuishoren? En is de Minister bereid om dat in kaart te brengen? Want ook daar is winst te behalen.

De voorzitter:

U heeft nog driekwart minuut.

De heer Bisschop (SGP):

Dan kan ik nog precies even de nationale prioriteiten aan de orde stellen. De Minister noemt in zijn brief van 14 november de nationale prioriteiten, maar hoe verhouden deze prioriteiten zich tot andere belangrijke thema's? Ik denk bijvoorbeeld aan terrorisme. Keuzes zijn nodig, maar kan de Minister een overzicht geven van de eerdere toezeggingen over de prioriteiten van hem en van zijn voorgangers? En in hoeverre komen lokale prioriteiten daarmee in de knel?

Ik had nog iets over buitenlandse rechtshulpverzoeken. Dat loopt allemaal als een trein, lijkt het wel. Maar moet dat ook werkelijk zo veel tijd, energie en geld vergen? Kunnen we die niet beter anders inzetten en de rechtshulpverzoeken misschien ietsje lager prioriteren?

Voorzitter, ik dank u voor uw mildheid, want ik heb die driekwart minuut gewoon gebruikt. Dank u wel.

De voorzitter:

Dat was u ook toegestaan. Ik geef graag het woord aan mevrouw Laan van de VVD.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Dank, voorzitter. De afgelopen periode heb ik met veel mensen gesproken die werkzaam zijn bij de politie, van de CFO nationale politie tot de wijkagent in Culemborg, en van een financieel rechercheur tot een agent van de zeehavenpolitie. Stuk voor stuk zijn mensen die bij de politie werken bijzonder trots op en betrokken bij wat ze doen. Dat typeert ook de politie. Ze krijgen te maken met de meest uiteenlopende situaties: het in toom houden van dronken bezoekers van een uitgaansgebied, het troosten van een kind na een ongeval en daarnaast ook nog eens een luisterend oor bieden bij een burenruzie. Ze zijn van alle markten thuis en ik ben ervan overtuigd dat zij nog steeds op veel waardering kunnen rekenen, niet alleen van de mensen achter deze tafel, zoals zonet al genoemd is door veel van hen, maar zeker ook door de mensen thuis.

Voorzitter. Versterking van de organisatie is echter nodig. Dit kabinet investeert daarom fors in de politie: zo'n 291 miljoen extra. Dat levert ruim 1.100 fte op. De komende jaren stromen er echter wel 15.000 medewerkers uit. Net zoals de samenleving vergrijst, vergrijst ook de politieorganisatie. Ik wil graag van de Minister horen of er bijvoorbeeld een beroep kan worden gedaan op de uittreders. Is hier een plan voor? Zouden zij bijvoorbeeld bereid zijn om aspiranten te begeleiden? Uit gesprekken blijkt namelijk dat dienders met hart en ziel actief zijn bij de politie en graag willen blijven helpen om de organisatie sterker te maken.

Voorzitter. De samenleving verandert en het politiewerk verandert daardoor ook. De politie van nu moet werkzaam zijn in de wijk, op het web en in de wereld. We verwachten nogal wat van onze mensen. Laten we ons dat erg goed realiseren. Waar men vroeger een eenvoudige telefoontap kon plaatsen, moet men nu vanwege technologische ontwikkelingen verschillende taps plaatsen op tablets en smartphones. Hierdoor is de recherche dus veel meer tijd kwijt met in principe dezelfde handeling. Sinds 2008 zijn er 5.000 rechercheurs bij gekomen, terwijl het aantal opgeloste zaken ongeveer hetzelfde blijft. Dit is absoluut niet te wijten aan de rechercheurs en hun inzet. Zij werken zich namelijk drie keer in de rondte. Het is vooral te herleiden naar de veranderende identiteit van de problematiek. Kan de Minister dit beamen?

Voorzitter. Versterking van de politieorganisatie kan op verschillende manieren worden uitgevoerd. Onder versterking verstaat de VVD ook het verlagen van de werkdruk. De werkdruk moet omlaag, omdat er anders nog meer mensen zullen uitvallen. Het is dus goed dat dit kabinet zo'n 91 miljoen uittrekt om de werkdruk inderdaad te verlagen. Dit kan in principe op twee manieren: meer mensen hetzelfde werk laten uitvoeren of het werk efficiënter uitvoeren. De VVD is een soort rupsje-nooit-genoeg: wij willen en-en. De 1.111 fte om de werkbelasting te verlagen helpen daar uiteraard bij, maar we moeten ook kijken naar efficiënter werken door middel van samenwerking met andere veiligheidsorganisaties. Ik ben dus erg blij met de toezegging die de Minister afgelopen week aan een van mijn collega's heeft gedaan dat er een visie komt op het ontwikkelen van onder andere een ander takenpakket van de politie en de samenwerking daarin met de boa's.

We hebben het er al eerder over gehad: het ziekteverzuim. Het ziekteverzuim ligt bij de politie behoorlijk hoog. We zijn dan ook blij met het aanvalsprogramma, dat ervoor kan zorgen dat ongeveer 1.500 collega's weer aan het werk gaan. Uit het halfjaarbericht dat de Minister heeft toegestuurd, blijkt helaas dat er nog geen zichtbare resultaten zijn. Wanneer verwacht de Minister positieve resultaten aan de Kamer te kunnen voorleggen? We zouden hem daarbij ook nog eens opmerkzaam willen maken op het VVD-voorstel om vrijwilligers in te zetten specifiek bij de afdeling cyber, waarvan wij begrijpen dat ze wereldwijd heel hoog zijn aangeschreven. Hoe cool is het als jij je werk kan uitbreiden met vrijwilligerswerk bij de politie op dit onderwerp?

De werving van nieuwe politiemedewerkers is op stoom. Er zijn voldoende mensen die graag aan de slag willen bij de politie. Maar wat blijkt? Een fors aantal sollicitanten is niet fit genoeg. Meneer Blokhuis zou dit misschien beamen. Ze gaan gelukkig niet geheel verloren voor de organisatie. Het is goed dat de pilot Blauw Talent succesvol is geweest, waardoor vanaf het tweede kwartaal van volgend jaar een nieuw empowermentprogramma zal worden gestart. De VVD wil niet tornen aan de fittest, maar ziet anderzijds wel de noodzaak om hier flexibeler mee om te gaan. Een cyberspecialist hoeft wat ons betreft niet zo fit te zijn als Usain Bolt. Hoe kijkt de Minister hiernaar? Zijn er afdelingen bij de politie waarbij voor de werkzaamheden de standaard fittest eigenlijk niet nodig is? Graag zijn reflectie.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik heb een opmerking over een paar puntjes terug. We adresseren allemaal dezelfde punten, maar het zijn wel allemaal zorgpunten. En dan verbaast het mij dat de VVD keer op keer blijft hameren op het ziekteverzuim. Daar moet aan gewerkt worden – dat is absoluut waar – maar het wordt hier gepresenteerd, door collega Van Oosten in de plenaire zaal en nu door u, alsof dit dé oplossing is waardoor we ineens van het hele tekort aan mensen af zijn. Collega Van Oosten heeft in de plenaire zaal voorgerekend dat het, als het allemaal zo loopt als u het voorstelt, 1.200 fte gaat opleveren. Hoe staat dat in vredesnaam in verhouding tot de 15.000 die we er in de komende tijd nodig gaan hebben?

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Dat is minder dan een aantal procent, maar het gaat erom dat de VVD zoekt naar meerdere manieren om het probleem op te lossen. Wij staren ons niet blind op de grote cijfers. Van uw fractie begreep ik dat er een paar miljard nodig zou zijn om het op te lossen. Dan heb je niet morgen meer agenten. Deze agenten zijn al opgeleid en zijn al deel van de organisatie. Op het moment dat zij totaal fit zijn vanuit hun ziektesituatie, kunnen ze weer actief deelnemen en hoeven ze niet eens meer opgeleid te worden. Dus wij zeggen niet dat dit dé oplossing is. Als dat zo is overgekomen dan spijt me dat, want zo heb ik het niet bedoeld. Ik bedoel dat het een deel is van de oplossing. Het betreft juist mensen die al deel zijn van de organisatie en die dus gelijk actief kunnen worden ingezet op het moment dat ze weer aan de slag kunnen.

De heer Van Raak (SP):

Mijn medewerker zit mee te kijken en appt mij: schaamteloos. Volgens mij heeft dat met twee punten te maken. Die wil ik de VVD maar even voorleggen. Ten eerste. Waarom denkt de VVD dat het ziektepercentage bij de politie zo hoog is? Zou dat ermee te maken kunnen hebben dat al die gaten in de roosters moeten worden opgevuld en dat collega's elkaar telkens moeten vervangen en moeten zorgen dat de tent blijft draaien? Het hoge ziekteverzuim is dus juist een gevolg van het falen van de politieorganisatie. Dan mijn tweede vraag. Zegt de VVD nou echt dat agenten na hun pensionering langer moeten blijven doorwerken? Ik wilde dat even helder hebben, want ik kon het bijna niet geloven.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Er is weer duidelijk een verschil tussen de SP en de VVD. De VVD staat optimistisch en positief in het leven. De reden waarom deze mensen in deze overspannen situatie zijn geraakt, of wat hun ziektebeeld dan ook is, daar hebben we het niet over. We hebben het erover dat we deze mensen, samen met het voorstel dat de Minister heeft gedaan, weer aan het werk willen helpen. Het merendeel van deze mensen wil ook heel graag weer aan het werk. Daarin wijken wij af van de SP, die het blijkbaar vreselijk vindt als die mensen weer aan het werk gaan. Wij zijn daar groot voorstander van. Het is voor de organisatie fijn en het is voor die mensen nogal prettig als ze weer aan het werk gaan, en heel vaak ook voor de partners van die mensen. Dat is dus een prima inzet en daar willen we op insteken. Dat wil helemaal niet zeggen dat dit dé oplossing van het probleem is, maar het is wel een deel van de oplossing van het probleem, voor de mensen en voor de organisatie. Dat heb ik net aan uw collega ook al verteld.

En u kunt goed luisteren, meneer Van Raak, dat weet ik van u. Ik heb helemaal niet gezegd dat mensen die met pensioen gaan móéten blijven werken. Ik heb aangegeven dat sommige van deze mensen het zelfs heel erg moeilijk vinden om met pensioen te gaan en dat zij misschien betrokken willen blijven bij de organisatie. Dat sluit precies aan bij het voorstel dat wij al eerder gedaan hebben, over het vrijwilligerswerk. En of deze mensen nou vrijwilliger worden... Er wordt nu gelachen door de collega's, maar dat ging niet over mijn voorstel, zo zeg ik even tegen de luisteraars. Dat ging slechts over een kopje koffie dat verkeerd naar binnen schoot.

De voorzitter:

Ja, gaat u verder.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Het gaat erom dat deze mensen betrokken willen blijven en dat je wellicht van hun kennis en enthousiasme gebruik kunt maken. Of ze nou als vrijwilliger helpen bij de hockeyclub, bij de voetbalvereniging, bij de korfbalvereniging of bij de politie, wij geven de Minister deze suggestie mee. Hoe kan je de energie en de betrokkenheid van deze mensen blijven gebruiken? Dat is wat ik voorstel en het is dus geenszins de suggestie die u doet, want willen ze wat anders gaan doen, dan vinden we dat ook helemaal prima. U weet, wij zijn liberalen.

De voorzitter:

Meneer Van Raak wil vast nog wel een vraag stellen, maar het antwoord moet in ieder geval korter. De vraag mag natuurlijk ook kort zijn, maar dat was die de vorige keer ook al. Meneer Van Raak.

De heer Van Raak (SP):

Dan blijf ik me niet verschuilen achter mijn medewerker, maar dan zeg ik het gewoon zelf. Het antwoord vind ik ook schaamteloos. Ja, je kunt vrijwilliger worden bij de korfbalvereniging of de voetbalvereniging en dan zegt de VVD: je kunt ook bij de politie gaan werken. Ik vind dat redelijk schaamteloos. De VVD heeft er in de vorige regeerperiode bewust voor gekozen om het aantal agenten te verminderen, er een stop op te zetten en om flink te bezuinigen op de politie. Ook aan het einde van de regeerperiode in 2022 zullen er veel minder agenten zijn. Ik heb alle respect voor mevrouw Laan-Geselschap, maar ze moet hier niet met praatjes aankomen dat mensen maar langer door moeten werken, minder ziek moeten worden, flexibeler moeten zijn en beter hun best moeten doen. Want dat is denk ik precies de reden waarom al die agenten zo verschrikkelijk boos zijn op de politiek.

De voorzitter:

Mevrouw Laan, kort.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Het woordje «schaamteloos» is blijkbaar nogal makkelijk te gebruiken. Iemands woorden framen en uitleggen op een manier waarop iemand ze niet heeft geuit – u kunt de Handelingen erop nalezen – vind ik schaamteloos. Ik denk dat uit mijn verhaal meer dan duidelijk blijkt dat ik de politieagenten in dit land ontzettend hoog heb zitten en heel veel respect voor ze heb. Ik realiseer me dat er problemen zijn. Volgens mij is de pensioengolf het grootste probleem. Over hoe we daarmee omgaan, gaan we de komende dagen en jaren met deze Minister in gesprek. Hoe gaan we daar een oplossing voor zoeken? Wij kijken naar die toekomst. Wij willen deze mensen graag helpen. Met alle respect, maar u blijft hangen in shaming, iets «schaamteloos» noemen en mij woorden in de mond leggen die ik niet heb gebruikt.

De voorzitter:

Mevrouw Buitenweg heeft ook nog een interruptie voor u.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

De werkdruk en de aanpak van het ziekteverzuim zijn een terugkerend thema. Collega Foort van Oosten heeft dat ook vaak besproken. Wat mij opvalt is dat het bij de VVD steeds wordt teruggebracht tot een soort individueel probleem. Dat is het ook bij een deel van de mensen die ziek zijn, maar er zijn natuurlijk ook een aantal heel structurele oorzaken: te veel werk, onvoldoende grip op roosters en te weinig tijd om te herstellen. Dat zijn de oorzaken van het relatief ongelooflijk hoge ziekteverzuim van meer dan 7%. Ik wil daar toch iets meer reflectie op, namelijk dat dit toch echt niet alleen een individueel probleem is. Wat is de collectieve verantwoordelijkheid van ons om dat verder te helpen?

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Misschien is het mijn natuurlijke reflex als liberaal om het individueel te bekijken. Maar u heeft gelijk. Natuurlijk is er wat aan de hand. Dat heeft deze coalitie ook onderkend. Daarom is er extra geld vrijgemaakt om de organisatie te versterken. Ik denk dat dit in het verleden, tot dit regeerakkoord... Er is extra geld om dit soort zaken aan te pakken. Ja, dat probleem is er. U hoort mij dat zeggen, net als mijn collega Van Oosten. We zeggen dat niet omdat we denken dat er geen probleem is, maar omdat er een probleem was waar wat aan gedaan moest worden. Daarvoor hebben we nu extra geld. Nogmaals, wij kijken naar de toekomst. Wij gaan dus kijken hoe deze Minister dat geld op een goede manier gaat inzetten zodat het ziekteverzuim kan worden teruggedrongen, zodat meer mensen aan de slag kunnen en vooral zodat de Nederlander zich veilig voelt en zijn problemen worden opgelost. Waar men op de politie wil rekenen, moet men er ook op kunnen rekenen.

De voorzitter:

Mevrouw Laan, mag ik u vragen om via de voorzitter te spreken?

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik zal de laatste zijn om te zeggen dat het alleen een kwestie is van geld, want het is niet alleen een kwestie van geld. Het gaat natuurlijk ook heel erg over kleinere teams en over dat teamchefs weten wat er speelt. Het heeft ook te maken met meer eigenaarschap van de roosters en tijd om te herstellen. U bent een liberaal. Vindt u niet dat er ook meer zeggenschap...

De voorzitter:

Ik ben inderdaad ook een liberaal, maar wilt ook u via de voorzitter spreken?

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ja, via de voorzitter. Dat is helemaal waar. Meneer de voorzitter, de VVD is een liberale partij. Ik zou willen weten hoe de VVD meer zeggenschap aan mensen geeft om meer grip te hebben op hun situatie. Ik vind de nadruk op de psychische problemen van iedereen vanwege de ellende onprettig. Ik vind dat we collectief dingen moeten veranderen. Daarbij hoort het zo instellen van de politieorganisatie dat er kleinere teams zijn met meer zeggenschap voor de agenten. Ik hoop dat ik u daarmee aan mijn zijde vind bij de evaluatie van de Politiewet.

De voorzitter:

U hoopt mevrouw Laan aan uw zijde te treffen. We gaan het horen.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Kort antwoord, voorzitter. Die laatste vragen hebben volgens mij allemaal betrekking op het debat van 12 december, waarin we met elkaar over het systeem gaan praten. Volgens mij praten we vandaag over personeel, over mensen. Daar wil ik de individuele benadering op leggen, zodat deze mensen goed begeleid worden en zo snel mogelijk terug kunnen komen in het werkproces. Nogmaals, niet als oplossing van het probleem, maar wel als deeloplossing. Ik ga verder, voorzitter.

De voorzitter:

Nee, want er is nog een interruptie van de heer Azarkan.

De heer Azarkan (DENK):

Ik heb dat punt nu ook al een aantal keren gehoord. Het is een soort toverformule bij de VVD: als we het ziekteverzuim met 2% kunnen terugdringen, hebben we meteen 1.500 tot 2.000 agenten; klaar. Ik zou aan mevrouw Laan-Geselschap willen vragen wat eigenlijk de oorzaak is van het oplopen van het ziekteverzuim.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Ik heb de medische gegevens niet van deze mensen, maar als u geluisterd heeft naar uw collega...

De voorzitter:

Nee, als de heer Azarkan geluisterd zou hebben. Ja, sorry, ik ben een beetje streng.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Voorzitter, u heeft helemaal gelijk. Het is eventjes een rare setting, in fysieke zin dan. Ik kan daar nu niet op ingaan want ik kan niet naar al die individuele gevallen kijken. Er is natuurlijk werkdruk. Dat weten we allemaal. Dat komt uit alle onderzoeken. Dat is natuurlijk voor een deel de reden van het ziekteverzuim, maar dat is niet voor iedereen het geval. Als u vraagt naar het verleden, kan ik u daar op dit moment geen inzicht in geven. Dat weet u denk ik beter. Wel hebben we de rapporten die we allemaal gelezen hebben, waarin een grote analyse van het verhaal gegeven wordt.

De heer Azarkan (DENK):

Dit is precies wat ik verwachtte. Mevrouw Laan-Geselschap kent denk ik onvoldoende de reden van het oplopen van het ziekteverzuim, met name in 2014 en 2015. Dat heeft namelijk te maken met de keuze die zij en haar partij gemaakt hebben. Ze hebben hier de keuze gemaakt om het anders te organiseren. Toen is het ziekteverzuim enorm opgelopen, met zo'n 17% tot 18%. Dat zijn keuzes die gemaakt zijn. Ik vind het bijzonder dat we in de politiek iets bedacht hebben waarbij de mensen die het probleem hebben veroorzaakt, hier staan te vertellen hoe je het zou moeten oplossen. Bovendien wordt het op zo'n oppervlakkige manier benaderd dat ik het alleen maar zie als de zoveelste proefballon van de VVD. Voorzitter, ik vind het echt schaamteloos.

De voorzitter:

Ik heb geen vraag gehoord. Mevrouw Laan wil misschien nog reageren en anders zet ze haar betoog voort.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Ik ga er alleen maar dit over zeggen. U zegt dat we mensen niet persoonlijk mogen aanspreken, maar het feit dat ik persoonlijk wordt aangesproken over het verleden vind ik ook niet zo heel chic en sympathiek. Maar goed, dat is blijkbaar hoe het hier werkt. Ik hoorde geen vraag, dus ik ga door met mijn verhaal.

De voorzitter:

Doet u dat.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Nogmaals, het politiewerk begint bij mensen en wordt uitgevoerd door mensen. Voor hen moeten er genoeg ogen en oren in de organisatie zijn. Mij bereiken de signalen dat persoonlijke kwesties, zoals bijvoorbeeld PTSS, niet altijd even serieus worden genomen. De VVD wil dat deze mensen gehoord worden en dat zij op een deugdelijke manier worden begeleid. Het zijn kwetsbare mensen die dankzij hun werk in een bepaalde situatie zijn gekomen. Ik ben dan ook blij te lezen dat deze Minister en de korpschef voortvarend aan de slag gaan met de afspraken in het akkoord arbeidsvoorwaarden, waardoor de positie van politiemedewerkers met PTSS zal worden verbeterd. Ik hoop dat hier op korte termijn resultaten op worden geboekt, want ook deze mensen maken deel uit van de organisatie en zijn van belang.

Voorzitter. Ik sluit mijn betoog af met te zeggen dat de politieorganisatie in de ogen van de VVD alle steun in de rug behoeft waar nodig en dat we graag deze Minister ondersteunen en helpen, maar ook kritisch zullen bejegenen op het moment dat wij denken dat de inzet niet op de goede manier gaat gebeuren.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Kuiken van de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Dank uw wel, voorzitter. 16.000 zaken blijven liggen. Daarop wordt niet doorgerechercheerd terwijl de daders in beeld zijn. Het lijkt me als slachtoffer redelijk onverteerbaar als je weet dat jouw dader in beeld is, maar de politie niet in staat is om hem op te pakken, waardoor de dader zijn straf ontloopt. Ik hoop dat de Minister dit in zijn beantwoording straks niet gaat bagatelliseren, niet kleiner gaat maken en niet wegkijkt. Het is een serieus signaal. Of het er nu 2.000 meer of minder zijn, is eigenlijk niet zo relevant, want we voelen allemaal aan dat het te veel is. Dat wordt ook gevoeld binnen de politieorganisatie. Niet voor niets hebben we vandaag allemaal al vrij veel mail gehad van politieagenten die zich daarin herkennen. Maar ze zijn niet alleen negatief, ze willen ook meedenken over wat er nodig is om tot oplossingen te komen om het percentage van zaken dat blijft liggen naar beneden te brengen. Mijn vraag is dan ook of de Minister zich herkent in deze cijfers. Zo ja, wat vindt hij ervan? Hoe beoordeelt hij dat? Uiteraard vraag ik hem, net als mevrouw Buitenweg, of het alleen de lichtere zaken betreft. Ik geloof dat niet, omdat ik ook verhalen van burgemeesters hoor dat er zaken van zware mishandeling en zelfs moordzaken blijven liggen. Ook daar zou ik een duiding van de Minister van willen hebben. Ik vind de suggestie van mevrouw Buitenweg om de Algemene Rekenkamer onderzoek te laten doen naar die cijfers helemaal niet zo'n slechte. Ik denk dat die behoefte er is. Ik denk dat er behoefte is aan eenduidigheid. Als je weet hoe het precies zit, kun je namelijk ook doorpakken en heb je een eerlijk debat en gesprek met elkaar. Het is niet alleen een kwestie van geld. Dat er meer geld bij komt is mooi en ik weet dat er altijd behoefte is aan meer geld. Ik zou zelf misschien andere keuzes hebben gemaakt nu het economisch mee zit, maar er gaat extra geld naartoe.

Maar geld alleen is niet de oplossing. Het gaat over het totaal. Mijn opvatting is dat de invoering van de nationale politie eigenlijk is mislukt. Daar gaan we 12 december verder over praten. Het is te snel en te haastig gegaan. De organisatie ligt nog steeds aan het beademingsapparaat en heeft nog onvoldoende lucht om rustig door te kunnen werken. Dat is echt een groot probleem. De werkdruk is nog steeds heel erg hoog. De bureaucratie is nog steeds torenhoog. Er is een hoog ziekteverzuim. Bovendien moet de politie werken in een organisatie die afhankelijk is van de hele strafrechtketen. We zien dat er veel zorgen zijn bij het OM en dat de rechterlijke macht moeite heeft om alle zaken weg te werken. Mijn vraag is dan ook concreet aan de Minister: welk overleg voert hij met collega Dekker over de positie van de politie in de strafrechtketen? De afhankelijkheid is groot. We praten daar eigenlijk onvoldoende over, maar ik vind het wel heel belangrijk om dat goed inzichtelijk te maken. Wat betekent die afhankelijkheid voor de slagkracht van de politie zelf?

Voorzitter. Ik wil ook een vraag stellen over de opsporingsvernieuwing. We hebben nieuwe plannen, plannen 2.0 en plannen 3.0. Mijn vraag is eigenlijk heel concreet: wanneer komen we tot uitvoering van al die plannen? Want als het bij plannenmakerij blijft, weten we een ding zeker: het was zoals het was, het blijft zoals het is en er zal niets gaan veranderen. Dat kan niet de bedoeling zijn.

Diezelfde vraag heb ik over het terugdringen van de bureaucratie. Ik was behoorlijk geïrriteerd in het debat destijds toen het ging over het terugdringen van de bureaucratie. Weer een externe audit, weer wordt het op afstand gezet. Ik denk dan: jongens, alleen al binnen het dg Politie lopen 80 mensen rond. Als al die ambtenaren de opdracht krijgen om één bureaucratische regel uit hun eigen beleid te schrappen, denk ik dat we al meer slagkracht krijgen. Als we de agenten meer eigen verantwoordelijkheid geven om de bureaucratie terug te dringen met heel concrete heldere voorstellen, denk ik dat we binnen een halfjaar meer kunnen bereiken dan een externe audit in vijf jaar.

De voorzitter:

Er is een interruptie voor u van de heer Van Dam.

De heer Van Dam (CDA):

Ik wilde iets vragen aan mevrouw Kuiken. Kijk, natuurlijk is het een enorm probleem dat zaken niet opgepakt worden. De Minister zal dat straks duiden. Natuurlijk kun je dat voor een deel oplossen met extra capaciteit, maar laten we reëel zijn: heel veel extra capaciteit is niet snel te realiseren, alleen al vanwege de opleidingscapaciteit bij de politie. Je moet dus andere dingen doen. Een van die dingen is het aanpakken van de bureaucratie. Daar hebben we het afgelopen maandag uitdrukkelijk over gehad. Een ander punt is anders gaan opsporen. Bent u het met mij eens dat daar een enorme kans ligt? Het anders inrichten van de opsporing moet rendement opleveren.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Zeker. Dat is een vraag die u eigenlijk aan de Minister had willen stellen in uw eigen termijn en waar u niet de kans toe kreeg. Maar via deze weg hebt u toch die terechte opmerking kunnen maken. Laat de Minister vooral reageren, zou ik zeggen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik denk dat ik snel door mijn tijd heen ga dus ik ga langzamerhand richting een afronding. Ik wil het nog even heel concreet hebben over de beschikbare capaciteit. Mijn vraag is eigenlijk heel simpel: hoeveel mensen lopen er vandaag in blauw op straat en hoeveel rechercheurs zijn er daadwerkelijk bezig met het oplossen van zaken? Ik heb het dus niet over allerlei administratieve taken of zaken die erbij komen, maar puur over operationele en functionele inzetbaarheid. Dat vind ik namelijk de vraag van de dag, want dat is waar agenten in hun dagdagelijkse werkzaamheden mee te maken hebben. Ook ik was laatst in Etten-Leur. We zijn naar het bord gegaan om te zien welke mensen zij daadwerkelijk fysiek in konden zetten. Op papier zitten er in een kleine eenheid tien tot twintig mensen extra. Maar dat is dus papier en niet de praktijk. Als dat in alle eenheden en alle korpsen het geval is, is er een verschil tussen praktijk en werkelijkheid. Ik ben niet zo goed in hoofdrekenen, maar dat snap ik met mijn boerenverstand nog wel.

Voorzitter. De politie is een heel grote organisatie, een soort tanker. Het vraagt tijd om die tanker in beweging te krijgen. Zeker als ze in de haven zijn, hebben ze een goede loodsman nodig. Ik kijk naar de enige persoon die dat moet en kan doen en dat is de Minister. Dat vraagt wel om daden. Die zijn ontzettend nodig.

Voorzitter. Mijn laatste opmerking is meer van procedurele aard. Ik heb namelijk een andere afspraak. Ook ik heb te maken met een beperkte inzetbaarheid. Ik vervang een collega die een collega vervangt. Ik kom straks weer even terug, maar ben even een uur uit deze zaal.

De voorzitter:

Maar voordat u weggaat, staat u wellicht toe dat er nog een interruptie is van mevrouw Helder.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik hoor mevrouw Kuiken spreken over de getallen. Ik ben ook altijd van meten is weten, maar dit gaat eigenlijk over het gat tussen het aantal agenten dat volgens de bonden fysiek op straat is en het aantal dat de korpsleiding berekend heeft. Nou vind ik dat gat eerlijk gezegd niet zo interessant. Ik heb me geconcentreerd op de aanwezigheid van politiebureaus. Want eigenlijk is een politiebureau net zoals een ziekenhuis: je hoopt het nooit nodig te hebben, maar het moet wel nabij zijn. Ik vind het heel leuk dat ik op straat agenten tegenkom. Ik groet ze ook altijd en ze groeten mij ook terug, maar is het niet zo dat het belangrijkste is dat zij er zijn als je ze nodig hebt?

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ja. Of ze nu op dat bureau aanwezig zijn om daar operationeel inzetbaar te zijn of op straat, is een discussie die we volgens mij niet met elkaar aan moeten gaan. Ik wil gewoon een agent die fysiek aanwezig kan zijn om te doen waarvoor hij of zij is opgeleid. Dat is mijn concrete vraag. Dank dat ik dat nog even mocht toelichten.

Voorzitter. Ik zie uit naar de beantwoording. We volgen die sowieso op afstand en ik kom straks nog terug. Dank u wel.

De voorzitter:

Tot slot is het woord aan mevrouw Den Boer van D66.

Mevrouw Den Boer (D66):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst is D66 blij dat het de Minister is gelukt om afspraken te maken met de bonden over een nieuwe cao. Daarbij vragen wij ons wel af of de Minister in de gaten gaat houden wat de effecten zijn van die cao. Is die daadwerkelijk effectief en leidt die tot het gewenste resultaat? Ik doel bijvoorbeeld op meer capaciteit, minder ziekteverzuim en al die zaken die al eerder aan de orde zijn gekomen.

D66 betreurt ook dat er nu zo veel onderzoeken zijn stopgezet. Dit kabinet zorgt ervoor dat er jaarlijks vele miljoenen bij komen. Dat is mooi. Die miljoenen worden ook ingezet voor de recherche. Maar D66 hoopt wel dat dat geld daadwerkelijk terechtkomt waar het hoort. Daar gaan we de Minister uiteraard kritisch op volgen. Mijn vraag aan de Minister is dus ook of hij hiervoor gaat zorgen.

Met betrekking tot de uitstroom die veelvuldig is besproken, vraag ik me af op welke cijfers de Minister zijn prognose baseert ten aanzien van de met name onvoorziene uitstroom. Zou deze weleens groter kunnen zijn dan op dit moment voorzien? Ook hierop krijg ik graag een reactie.

Dan kom ik op politieonderwijs. Ik ben benieuwd of sinds de brief van de Minister ondertussen stappen zijn ondernomen. Eerder heb ik aandacht gevraagd voor het toekomstbestendig maken van het politieonderwijs. Ik heb nog een aantal vragen. De Minister schrijft dat de instroomcapaciteit in orde is. Ik hoop dat dat ook zo zal blijven. Maar hoe staat het met de vervolgopleiding en de opleiding voor de specialistische functies? Deze is immers gekoppeld aan de formatie. Hier dreigt een schaarste. Hoe zorgt de Minister ervoor dat er goed opgeleide docenten klaarstaan die deze vervolgopleiding daadwerkelijk kunnen verzorgen? Graag een reactie.

De voorzitter:

Ogenblik. Mevrouw Buitenweg.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Mevrouw Den Boer heeft veel verstand van het politieonderwijs. Zij zegt dat er een schaarste dreigt. Dat vrees ik ook. Denkt zij dat er een schaarste dreigt of denkt ze dat de toename aan capaciteit met 5% per jaar eigenlijk te weinig is? Graag krijg ik een inschatting van D66 zelf. Denkt mevrouw Den Boer dat er eigenlijk gewoon te weinig capaciteit is voor de Politieacademie in de komende jaren?

Mevrouw Den Boer (D66):

Ik denk dat we hier twee zaken goed uit elkaar moeten houden. Het gaat over de reguliere uitstroom en dus ook instroom. Je hebt de vervangingsvraag van gemiddeld 15.000. Bovendien heb je de vervangingsvraag ten aanzien van de hoog specialistische functies en dat soort zaken meer. Daar moet capaciteit voor geworven worden. Hoe gaat de Minister dat oplossen? Dat is een interessante vraag. Kan de Minister ervoor zorgen dat voor de specialistische functies, bijvoorbeeld de recherchefuncties, goed geëquipeerde docenten klaarstaan op de Politieacademie? Deze mensen moeten namelijk vanuit de operationele sterkte van de politie zelf geworven worden.

De voorzitter:

Mevrouw Buitenweg nog, kort.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Als je het hebt over capaciteit, gaat het om de verhoging van de capaciteit van de Politieacademie voor de komende jaren, de opdracht voor de instroom, de extra 1.100 mensen, de vervanging van de 17.000 én het bijscholen van mensen. Voor dat laatste vroeg de heer Van Dam aandacht omdat dat juist cruciaal is tijdens de loopbaan. Denkt collega Den Boer, dit alles overziend, dat er eigenlijk voldoende capaciteit is bij de Politieacademie?

Mevrouw Den Boer (D66):

Ik heb er alle vertrouwen in dat de Politieacademie met de reguliere vervangingscapaciteit kan dealen, dus de instroom van 15.000 en het opleiden van al die mensen. Ik denk dat die reguliere vervangingsvraag zeker goed gaat lukken. Maar ik heb vragen aan de Minister over de specialistische functies. Ik kom nog op het punt van bijleren door de politie zelf, juist nu.

De voorzitter:

Ik bied mijn verontschuldigingen aan. Ik heb mevrouw Buitenweg in een moment van onoplettendheid een derde interruptie toegestaan. Dus ja, dan mag u dat nu natuurlijk allemaal gaan doen. Maar goed, dat gaan we zien. In ieder geval weet u dat nu. Mevrouw Den Boer, gaat u verder.

Mevrouw Den Boer (D66):

Dat brengt mij op de vraag hoe de kennis van de politie up-to-date blijft. Daarvoor is een leven lang leren is ook van groot belang bij de politie. Kan de Minister toelichten hoe het staat met de zogenaamde profcheck, een test om kennis bij te houden? Die is nog altijd niet verplicht binnen de politieorganisatie.

Tot slot op dit punt. Als we het hebben over politieonderwijs, vraag ik ook graag aandacht voor het internationale politieonderwijs. De Kamer heeft hier relatief weinig zicht op. Dinsdag is onze motie aangenomen die vraagt om een geactualiseerde strategische visie op internationale politiesamenwerking. Ik zou graag de toezegging van de Minister willen ontvangen dat hij bij de uitvoering van deze motie ook aandacht besteed aan het internationale politieonderwijs. Hoe staat het daarmee? Ziet hij dat dit kan bijdragen aan samenwerking met onze internationale politiepartners?

Dan had ik ook nog een blokje verhoren, omdat dat in de reguliere stukken stond. Naar aanleiding van het onderzoek op de agenda... Ik zie een interruptie.

De voorzitter:

Ja, er is een interruptie van de heer Van Dam.

De heer Van Dam (CDA):

Ik wilde u wat vragen over de opleidingen. Ik merk en ben ook gewend van u dat u veel aandacht besteedt aan...

De voorzitter:

Via de voorzitter.

De heer Van Dam (CDA):

Ik merk dat mevrouw Den Boer veel aandacht besteedt aan de voortgezette opleiding. Dat ben ik ook van haar gewend. Ik vind het ook heel logisch dat ze dat doet. Maar mijn punt is: de nood in de politieorganisatie ligt puur bij het binnenhalen van nieuwe mensen. Dat is naar mijn smaak de nood. Ik hoor ook dat heel veel politiemensen helemaal niet toekomen aan voortgezette opleidingen, want er is helemaal geen ruimte om daaraan te doen. Deelt u met mij... Voorzitter, deelt mevrouw Den Boer dat met mij? Hoe zal zich dat de komende tijd volgens haar ontwikkelen? Vindt zij dat daar juist wel de prioriteit moet liggen? Ik ben gewoon benieuwd hoe zij dat ziet.

Mevrouw Den Boer (D66):

Ik vind het belang van politieonderwijs zeer groot. We kunnen niet zonder de Politieacademie, maar ook niet zonder het reguliere onderwijs. We weten dat de Politieacademie al samenwerkt met bijvoorbeeld het reguliere onderwijs om aan de capaciteitsvraag te kunnen voldoen. Mijn pleidooi doet niets af aan de reguliere opleiding die nuttig en noodzakelijk blijft voor de toekomst van de politie. Maar we moeten ook meegaan in de beweging. We moeten nadenken over een mix van mogelijkheden die dat kwalitatief hoogwaardige politieonderwijs ook voor de toekomst kunnen verzekeren. Nationaal en internationaal hebben we recht op het hooghouden van de kwaliteit.

De heer Van Dam (CDA):

Dat deel ik ook wel met collega Den Boer, maar de realiteit van dit moment is dat er gekozen moet worden tussen «gaan we een auto de straat op sturen?» of «gaan we iemand voor een voortgezette opleiding naar de Politieacademie in Apeldoorn sturen?». Laat ik die vraag dan maar heel boud hier neerleggen. Waar kiest D66 op dit moment voor?

Mevrouw Den Boer (D66):

Volgens mij is dat niet de keuze die nu voorligt. Volgens mij kan de Politieacademie prima voldoen aan de vragen die liggen bij het reguliere onderwijs. In het verleden is al aangetoond dat de Politieacademie kan dealen – om het zo maar te zeggen – met fluctuaties in de instroom. Er hoeft geen keuze gemaakt te worden. Er is een plan van aanpak van de Minister zelf. Daarin stelt hij diverse maatregelen voor, zoals maatwerk, het samenwerken met externe partners en dat soort zaken meer. Ik heb er voorlopig in ieder geval het volste vertrouwen in dat dat garanderen dat dit gaat lukken, dat we deze doelstelling halen. Maar we moeten de Minister hier uiteraard zeer kritisch-constructief in volgen.

De voorzitter:

De heer Van Dam nog kort.

De heer Van Dam (CDA):

Heel kort. Ik begrijp het antwoord, maar dat richt zich op het aanbod van de Politieacademie. Ik denk dat dat ruim is. Het ging mij erom wie dan in die klas gaat zitten. Dat punt hoor ik mevrouw Den Boer niet raken in haar antwoord.

De voorzitter:

Mevrouw Den Boer, ook kort graag.

Mevrouw Den Boer (D66):

«De klas» is misschien een wat ouderwetse framing van het huidige politieonderwijs. Het politieonderwijs voltrekt zich op veel verschillende manieren. Dit zit hem ook in bijleren gedurende de politiecarrière. Dat betekent dus dat er allerlei doorstroommogelijkheden zijn en dat er werving mogelijk is van mensen die al beschikken over competenties, vaardigheden en kennis. Ook dat is een mogelijkheid om eventueel aan die vervangingsvraag te voldoen.

De voorzitter:

Nou, mevrouw Helder, dan moet ik u ook een interruptie toestaan.

Mevrouw Helder (PVV):

Ja, maar ik doe het maar met één vraag, voorzitter, net zoals ik bij de eerdere interrupties heb gedaan. Mevrouw Den Boer, dat was niet de vraag van collega Van Dam. Ik ben ook wel geïnteresseerd in het antwoord. De vraag was: de agenten komen qua tijd niet toe aan onderwijs. Je kunt prachtig onderwijs hebben, maar wat te doen als niemand de mogelijkheid heeft om dat te volgen? Dat was de vraag. Daar zie ik graag een reflectie op.

Mevrouw Den Boer (D66):

Ik zal het houden bij een heel korte reflectie. Ik lees nergens, in welk onderzoek of welke bevinding dan ook, dat politieagenten niet meer toekomen aan onderwijs.

De voorzitter:

Nou, meneer Van Raak!

De heer Van Raak (SP):

Ik herhaal de vraag van de heer Van Dam. Ik hoop dat ik die goed parafraseer, anders moet u me maar... Mijn medewerker kijkt ook mee. De keuze was: een agent met een auto de straat op of naar een hogere opleiding in Apeldoorn.

Mevrouw Den Boer (D66):

Dat is niet de keuze.

De heer Van Raak (SP):

Als die keuze er is, welke keuze maakt D66 dan; even in commissie.

Mevrouw Den Boer (D66):

Dat is niet de keuze. Dat is precies wat ik probeer te zeggen. Het is en-en, allebei.

De heer Van Raak (SP):

Iemand kan toch niet tegelijk naar Apeldoorn gaan en een nooddienst draaien? Dat kan toch niet tegelijk?

De voorzitter:

Meneer Van Raak, we laten het hierbij. U heeft straks nog een tweede termijn en de vraag is nu al drie keer gesteld. Dit is het antwoord dat u krijgt. Mevrouw Den Boer, gaat u verder.

Mevrouw Den Boer (D66):

Op de agenda stond nog het punt van de politieverhoren, het onderzoek dat we hebben gezien. Ik had daar ook een mondelinge vraag over aangemeld. D66 wil uiteraard dat de politie voldoet aan alle Europese wetgeving. Daarnet is door mevrouw Kuiken al aan de orde gesteld dat de politie natuurlijk een heel essentiële positie heeft in de strafrechtketen. De politie is een poortwachter van die strafrechtketen. Alle kwaliteit moet daarin absoluut gegarandeerd zijn. Wij hebben wat zorgen over suggestieve vragen die tijdens politieverhoren en dergelijke worden gesteld, maar ik zal dit voor nu even laten voor wat het is. Ik houd het bij die observatie. Als Minister Dekker de volgende keer aanwezig is, zal ik daar nog vragen over stellen.

Dan kom ik op het punt dat een paar keer in de actualiteit is geweest, namelijk het gebruik van het stroomstootwapen. Mijn fractie is zeer kritisch op het gebruik van dit instrument. Er zijn zorgen of het wapen wel op de juiste momenten wordt ingezet. Afgelopen week bleek uit een interne notitie van de politie zelf, in handen van het AD – ik heb er ook berichtgeving over gezien in de Telegraaf – dat het wapen tientallen keren in niet-levensbedreigende situaties is gebruikt; althans, niet-levensbedreigend voor de politie. Soms waren de mensen zelfs al geboeid. Kan de Minister hierop ingaan? Herkent hij deze berichtgeving? Kan hij hierop reflecteren?

Ook bestaan er zorgen of de politie wel voldoende kan inschatten of en hoe het wapen wordt ingezet. Denk bijvoorbeeld aan de inzet bij verwarde personen. Bestaat er voldoende capaciteit voor het trainen van agenten om met deze stroomstootwapens om te gaan? Kan de Minister daarop ingaan? Alvast dank voor uw reactie.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee komt er een einde aan de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik schors de vergadering tot 11.45 uur. Ik raad u aan om even een versterkertje te nemen, want daarna gaan we tot 14.00 uur door.

De vergadering wordt van 11.21 uur tot 11.45 uur geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de Minister van Justitie en Veiligheid voor zijn eerste termijn.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Vorige week sprak ik bij de begrotingsbehandeling met uw Kamer over de politie. Ook afgelopen maandag heb ik met uw Kamer over de politie gesproken naar aanleiding van de initiatiefnota van het lid Van Dam. Over twee weken, op 12 december, spreken we weer met elkaar. Dan gaan we in debat over de evaluatie van de nationale politie en de beleidsreactie daarop. Het is een goede zaak dat we met elkaar veel aandacht geven aan een zo grote en belangrijke organisatie als de politie. Ik denk ook dat dat verdiend en terecht is voor de politiemensen, die zich elke dag inzetten om waakzaam en dienstbaar te zijn en om ook altijd weer die stap vooruit te zetten die onze politiemensen zo kenmerkt. Want we hebben in Nederland een kwalitatief zeer goede politie. Welke complimenten er ook aan anderen worden gegeven, ik denk dat we echt in ieder geval moeten beginnen met te zeggen dat onze politie ook internationaal zeer hoog aangeschreven staat. Ik denk ook dat we in Nederland dankbaar zijn voor deze politie.

In dat verband is het natuurlijk inderdaad altijd vervelend als we moeten vaststellen dat de politie niet in staat is om alle zaken op te pakken. Met de 16.000 zaken die niet zijn opgepakt, waaraan mevrouw Buitenweg en ook anderen refereerden, gaat het om circa 4%. Dat is en blijft altijd ook een zorg. Dat wil ik hier ook zeker benadrukken. Mevrouw Kuiken, die hier op dit moment niet aanwezig is, riep mij op om dit niet te bagatelliseren, maar die oproep was niet nodig. Die cijfers zijn overigens niet nieuw. Daar wordt u als Kamer jaarlijks over geïnformeerd. Onlangs gebeurde dat nog in de Monitor Strafrechtsketen van het CBS en het WODC, die op 15 oktober aan uw Kamer is aangeboden; daar stonden die cijfers ook in. Ik wil wel zeggen dat die cijfers – het aantal zaken als percentage van het aantal gedane aangiften – de afgelopen jaren redelijk stabiel op dat niveau liggen.

Ik wil hier ook meteen benadrukken dat dit niet wil zeggen dat ik niet de ambitie heb om daar toch meer aan te doen. Mede daarom heeft dit kabinet ingezet op meer structureel geld voor de politie voor een uitbreiding van de sterkte en de inzetbaarheid, want ik trek het me als Minister van Justitie en Veiligheid aan ten opzichte van de mensen die iets is overkomen en die daarvan aangifte willen doen. Ik trek het me evenzeer aan ten opzichte van onze politiemensen, die elke dag dat werk doen en voor wie het ook frustrerend is om te merken dat je zaken moet laten liggen. Ik wil dus heel duidelijk uitgesproken hebben dat die extra structurele middelen juist ook bedoeld zijn om onze politie meer capaciteit maar ook meer werkbaarheid te geven.

Ondertussen zeg ik ook hardop tegen iedereen in Nederland dat het doen van aangifte belangrijk blijft. Mijn beleid is er dus ook op gericht om meldingsbereidheid en het doen van aangifte voor alle delicten te blijven stimuleren. Dat verstevigt de informatiepositie van de politie en maakt het in ieder geval mogelijk om gerichter op te sporen. Gelukkig rapporteerde het Centraal Bureau voor de Statistiek in de Veiligheidsmonitor 2017 dat de aangiftebereidheid van de burgers in 2017 nagenoeg gelijk is gebleven ten opzichte van 2016.

Bij dat alles staat daar ook die dalende trend in criminaliteitscijfers. Dat is een reële dalende trend. Het CBS laat in de Veiligheidsmonitor van twee maanden geleden overigens zien dat het slachtofferschap is gedaald, maar ik kom daarop terug. Het is nog steeds een maatschappelijke opgave om er toch achteraan te blijven gaan dat we minder aangiften bij de politie hoeven te laten liggen. Dat is primair een opgave voor deze Minister, zoals ik daar als kapitein van een tankerschip op werd aangesproken door mevrouw Kuiken.

Het is natuurlijk altijd zo dat politiecapaciteit helaas niet oneindig is. Er zullen altijd keuzes gemaakt moeten worden: door het lokale gezag, de lokale officier van justitie, over waarop lokaal wordt ingezet in het kader van het opportuniteitsbeginsel en door mij, in overleg met de gezagen, over welke landelijke prioriteiten er gelden voor de politie. Ik reageer ondertussen ook op een aantal vragen, in dit geval op de bezorgdheid van mevrouw Buitenweg: u kunt ervan uitgaan dat ernstige feiten niet wegens capaciteitsgebrek terzijde worden gelegd. Bij high-impact crimes, zoals overvallen maar ook ondermijningszaken, zedenzaken en levensdelicten vindt altijd vervolgonderzoek plaats. Als een dergelijke zaak wordt gestopt, is dat na een besluit van het OM. Maar ja, er worden keuzes gemaakt. Keuzes zijn kwalitatief, zoals ik net al aangaf. Bij kleine zaken in veelvoorkomende criminaliteit kan het dan inderdaad voorkomen dat, misschien ook als er één of meerdere opsporingsindicaties zijn, de zaak toch niet wordt afgerond, omdat andere zaken in het hogere geweldsspectrum, zedenzaken of een ingrijpende woninginbraak voorrang verdienen. Die keuzes wil ik wel aan het OM en de politie laten. U mag mij voortdurend aanspreken op het inzetten van die extra middelen en op het door die middelen ook echt creëren van meer inzetbaarheid en capaciteit.

Als een kort postscriptum wil ik op dit punt nog toevoegen dat over de prioritering van zaken ook afgelopen maandag is gesproken in het overleg met uw commissie. Toen heb ik gewezen op het onderzoek van de Inspectie JenV naar sturing en weging. Ik heb toen ook al toegezegd dat ik uw Kamer in het voorjaar over de uitkomsten van dat onderzoek zal informeren. Ik denk dat we dan meer verdiept met elkaar over de keuzes kunnen praten.

Voorzitter. Ik ga nu even in op een aantal vragen op het punt van de sterktecijfers. Mevrouw Buitenweg gebruikte met betrekking tot die cijfers volgens mij de term «drijfzand»; althans, «het gevoel van drijfzand». Zij vroeg mij of ik bereid ben om de Algemene Rekenkamer te vragen om dit te onderzoeken. Welnu, ik stel voorop dat ik het belang van juiste cijfers deel. De volgende cijfermatige rapportages komen bij mij maar gaan vervolgens ook naar uw Kamer: één keer per jaar de Strafrechtsketenmonitor, één keer per jaar de CBS-Veiligheidsmonitor, één keer per jaar de bundel Criminaliteit en rechtshandhaving van het CBS en het WODC, twee keer per jaar halfjaarberichten over de politie en één keer per jaar de jaarstukken van de politie, met daarin ook de sterkte. En dan ga ik nog niet verder verdiept met u in op bijvoorbeeld de dreigingsbeelden die ook met uw Kamer worden gedeeld over zulke uiteenlopende onderwerpen als zware criminaliteit en terrorisme. Ik wil maar zeggen: ik vind cijfers heel belangrijk. U kunt mij er ook altijd op aanspreken dat die cijfers er zijn en dat ze voor ons ook goed te gebruiken en te interpreteren zijn. Ik denk dat we geen toevoeging krijgen met een onderzoek door de Algemene Rekenkamer daarnaar.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

De Minister heeft er gelijk in dat er al heel veel onderzoeken zijn. Tegelijkertijd zijn er ook heel vaak verschillende cijfers, ook in wat we horen van politiemensen zelf. Worden bijvoorbeeld ook allerlei meldingen meegenomen die niet door de meldkamer worden doorgeleid, bijvoorbeeld prio's 3 en 4 die naar een wijkagent zijn gegaan en daarna eigenlijk blijven liggen? Er zijn gewoon veel twijfels of alle cijfers er echt in zitten. Ik denk dat het ook voor de Minister van belang is dat we met elkaar een gedeeld beeld hebben van de criminaliteit. Als daar nu twijfels over zijn, denk ik dat het verstandig is om juist een stap ergens anders heen te zetten, naar de Algemene Rekenkamer, die zelf juist van veiligheid een prioriteit heeft gemaakt, om te zorgen dat we echt een gedeeld beeld hebben van de criminaliteit. Daarna kunnen we kijken wat er nodig is om dit op een goede manier aan te pakken, waarbij altijd keuzes gemaakt moeten worden; dat geef ik toe.

Minister Grapperhaus:

Twee dingen daarover. Ik hoop dat ik voldoende benadrukt heb dat die monitoren over de afgelopen jaren een consistent beeld geven. Die zijn dus, om het maar even zo te zeggen, betrouwbaar. Natuurlijk zijn er eigen ervaringen, die overigens ook in de statistieken terugkeren. We zijn het erover eens dat er bij die 16.000 zaken die na aangifte blijven liggen, ook zaken zitten die, zoals ik zojuist zei, misschien toch wel één of meerdere opsporingsindicaties hebben maar toch in een zodanige categorie zitten dat er is besloten om daar niet op door te gaan. Ik begrijp heel goed dat daar frustraties over zijn, ook bij de politiemensen zelf, maar de monitoren die we hebben, zijn nog steeds wel betrouwbaar en sluiten op elkaar aan. Ik zou het helemaal geen punt vinden om in een volgend AO nog eens heel goed met u daardoorheen te lopen, maar dat zou ik dan doen aan de hand van een brief die ik u stuur, waarin ik die monitoren allemaal nog even voor u op een rijtje zet, zodat u ze nog eens kunt zien en ook de samenhang daartussen kunt zien. Daar heb ik geen enkel bezwaar tegen; laat dat duidelijk zijn. Ik denk dat de Algemene Rekenkamer er vooral moet zijn om te controleren of ik het geld goed inzet respectievelijk – dat is natuurlijk ook het punt – óf ik het inzet. Ik zou er vooral voor willen zorgen dat de Algemene Rekenkamer er daarvoor blijft. Maar ook al zeg ik dus dat je dit niet door de Algemene Rekenkamer moet laten doen, ik wil ten slotte benadrukken dat ik wel het punt van mevrouw Buitenweg deel dat uw Kamer goed gefaciliteerd moet worden, zodat u het overzicht houdt. Daarom bied ik ook zonder meer aan om de diverse middelen die u nu in de loop van het jaar krijgt, nog eens op een rij te zetten en in verband met elkaar te brengen en om, als u daar vragen over heeft, daarover verder te spreken. Dat vind ik een prima punt, maar ik bied dat aan. Een aanbod moet wel aanvaard worden, zoals dat heet.

De voorzitter:

We gaan het zien.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik laat de Minister niet graag met lege handen staan. Dat is dus aanvaard, waarbij het natuurlijk niet zomaar «iets op een rijtje» is maar waarbij de boel dus echt met elkaar verbonden wordt. Dat lijkt me goed. De Algemene Rekenkamer gaat overigens natuurlijk over meer dan alleen doelmatigheid en rechtmatigheid. De Algemene Rekenkamer gaat ook over de vraag of beleid wordt uitgevoerd zoals bedoeld, maar laat ik even terugkomen op die 16.000 zaken. De Minister zegt steeds dat daar ook zaken bij zitten met opsporingsindicaties. Dat is nog vrij «los». Laat ik ten eerste vragen of het er echt niet meer zijn dan 16.000. Weet de Minister dat zeker? Ten tweede: zijn daar ook daders bij in beeld? Dat gaat volgens mij nog verder dan dat er opsporingsindicaties zijn.

Minister Grapperhaus:

Uit de registratie komen die cijfers van het CBS en het WODC voort. Dat is die 16.000. Daar zien we, in ieder geval in de afgelopen jaren, een consistent beeld in. Ik acht dat dus een betrouwbaar cijfer. Ik ben even van mijn à propos. Het tweede deel van de vraag ben ik even kwijt; dat is mijn fout.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Betekent «opsporingsindicaties» dat er een indicatie is dat het iemand kan zijn of is het ook vrij hard in beeld en zijn er ook echt redelijke verdenkingen, zodat er echt ook verdachten in beeld zijn en dat dat verder geen opvolging krijgt?

Minister Grapperhaus:

«Opsporingsindicaties» kan ook betekenen – nogmaals, we praten hier over lichtere delicten – dat er mogelijk een daderindicatie is. Ik ga het niet mooier voorstellen dan het is, maar daarbij is dus een afweging gemaakt: gezien de mate van die opsporingsindicaties in relatie tot de lichtheid van het delict en het feit dat bijvoorbeeld een zware zedenzaak capaciteit vereist, kan het vóórkomen dat zoiets toch blijft liggen. Vandaar mijn punt dat het wel mijn ambitie is om met die structurele extra gelden ook hier toch meer inzet, gewoon puur van politiemensen, op te kunnen plegen.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat nog even een vraag van mijn kant. Op welke termijn kan de Kamer het overzicht dat u gaat sturen verwachten?

Minister Grapperhaus:

Ik zou willen voorstellen ergens begin volgend jaar, half januari, als iedereen terugkomt van onder de mistletoe en dat soort dingen.

De voorzitter:

Ja, zeker! Gaat u verder.

Minister Grapperhaus:

En als de Kamer dat wenst, dan kunnen we in een volgend AO daarover spreken; dat zal ergens in februari zijn.

De voorzitter:

Dat gaan we zien, ja.

Minister Grapperhaus:

Mevrouw Buitenweg en de heer Van Raak vroegen allebei: geef nou echt even een goed en eerlijk beeld van die sterkte, van die verhoging. Daarover de volgende cijfers. Bij aanvang van de nationale politie was de beoogde operationele sterkte 49.802 fte en met dit regeerakkoord wordt die operationele sterkte uitgebreid tot een omvang van 51.329 fte. Dat aantal wordt op basis van de huidige verwachtingen in 2022 bereikt. Ik zeg daar ter verdere specificatie ook nog even bij – ik hoop dat u de getalletjes kunt bijhouden; anders wil ik ze nog aan u toesturen – dat die 51.329 zullen bestaan uit 46.489 operationele sterkte volledig opgeleiden en 4.843 aspiranten. Ik kom straks terug op de vragen die er waren over de aspiranten in de eenheden. Maar dit zijn dus in ieder geval de cijfers. Dat laatste cijfer, inclusief aspiranten, is ook conform de afspraken met uw Kamer daarover.

De heer Van Raak (SP):

Ik heb hier de jaarverslagen van de politie. Operationele sterkte min aspiranten, want dat hadden we afgesproken, was in 2018 47.203, in 2022 44.918. Dat is een verschil van min 2.285. Er komen er 1.111 bij; hartelijk dank daarvoor. Dan heb je een tekort van 1.174. Dat zijn mijn cijfers.

De voorzitter:

En uw vraag is?

De heer Van Raak (SP):

Waarom zijn dat niet de cijfers van de Minister? Die staan gewoon in de jaarverslagen van de politie.

Minister Grapperhaus:

Ik denk dat de heer Van Raak mogelijk refereert aan bezettingscijfers. Maar wat ik net al heb gezegd, want ik vind het lastig...

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter, sorry hoor, maar...

De voorzitter:

Nee, nee, één tegelijk. Wilt u even uw microfoon uitzetten? We gaan eerst het antwoord van de Minister horen. Gaat uw gang.

Minister Grapperhaus:

Ik zei net al: ik heb deze cijfers nu zo precies aangegeven maar het lijkt me zinnig als ik ze nog in een briefje zet, gewoon één kantje. Dat kan er aanstaande maandag liggen, dus ruimschoots voor 12 december, als we weer praten. Dat lijkt me het nuttigst. Dan kunnen we er altijd nog over praten in het kader van de evaluatie van de nationale politie, want hoe de formatie is vastgesteld bij het begin van het project in 2012 kan natuurlijk een punt van discussie zijn. Dat ziet vooral op het vormen van de nationale politie, waar we het 12 december over hebben.

De heer Van Raak (SP):

Dit is toch niet normaal? Wij willen gewoon weten hoeveel operationele sterkte min aspiranten er is. We krijgen de ene keer de ene cijfers en de andere keer de andere cijfers. Dan is het weer zus en dan is het weer zo. Waar hadden we nou de nationale politie voor? Nou, in ieder geval om dit soort dingen te verbeteren, om te kijken hoeveel mensen je in huis hebt, hoeveel mensen in opleiding zijn, hoeveel mensen operationeel zijn, hoeveel mensen ziek zijn, hoeveel mensen met pensioen zijn, hoeveel mensen je moet opleiden. En dat is een puinhoop. Daarom zitten we nu met al onze problemen: 16.000 zaken die niet worden opgelost. Waarom kan een Minister die verantwoordelijk is voor de politie, niet gewoon tijdens een overleg in de Kamer aangeven hoeveel operationele sterkte er is? Dat is toch een gotspe?

Minister Grapperhaus:

De verbanden die de heer Van Raak legt, zie ik totaal niet. Dat is een. Twee: ik heb zojuist precies gezegd – nog niet tot achter de komma, maar in ieder geval tot de 9, de 8 en de 2 – wat de operationele sterkte is zoals die was bij aanvang van de nationale politie, hoeveel het zal zijn in 2022, als die structurele investering ook daadwerkelijk helemaal is gerealiseerd. Ik heb aangegeven hoe je de operationele sterkte kunt uitsplitsen in de volopgeleiden en de aspiranten. Ik heb gezegd dat ik het nog in een brief op een rij zal zetten. Die krijgt u voordat we erover spreken op 12 december; die brief heeft u aanstaande maandag, 3 december. Dan hoeft iedereen hier niet zenuwachtig al die getallen te noteren. Maar ik geef volledige duidelijkheid en ik ben ook zeker bereid in het kader van 12 december te spreken over de discussie over de beoogde operationele sterkte destijds, in 2012, en hoe dat vervolgens is gegaan. Maar ik heb het exacte getal genoemd.

De voorzitter:

Korte vervolgvraag nog van meneer Van Raak.

De heer Van Raak (SP):

Ik word er allemaal een beetje moe van. Ik kijk gewoon in de jaarverslagen van de politie en dan is het raar dat de jaarverslagen van de politie het ene zeggen en de Minister hier in de zaal iets anders zegt. Maar als die brief er komt: van harte.

Ik had er ook nog een andere vraag over. Die ging over die inrichtingsplannen. Ik merkte dat er ineens ongelofelijk veel boosheid ontstond onder de politiemensen, de bonden, de ondernemingsraden op het moment dat die inrichtingsplannen voor de nationale politie bekend waren. Ik ben nou al heel lang aan het achterhalen wie die plannen heeft gemaakt. Ik heb begrepen dat daar in ieder geval ook betrokkenheid bij is geweest van KPMG. Ik heb gevraagd welke consultants hier naast KPMG bij betrokken zijn, hoeveel dat heeft gekost en wat daarvan de waardering was van de gewone agenten. Dat zijn concrete vragen die ik de Minister heb gesteld en die wilde ik ook graag voor het debat over de evaluatie van de nationale politie gebruiken. Dus is de Minister bereid om dat ook in die brief te zetten, zodat we gewoon op basis van een eerlijk verhaal die evaluatie kunnen voeren?

Minister Grapperhaus:

In ieder geval denk ik dat we daar niet nu maar inderdaad op 12 december over moeten spreken, want anders gaan we echt twee debatten volledig door elkaar halen. Ik kan nu niet toezeggen dat ik binnen die korte tijd alle informatie die de heer Van Raak hierover vraagt kan oplepelen, maar ik wil best aan hem toezeggen dat ik in ieder geval mijn best ga doen om te kijken wat ik op die korte termijn boven water krijg. Maar ik ga daar geen harde toezegging over doen; het is een inspanningsverplichting.

De voorzitter:

Mevrouw Buitenweg. Even kijken naar de interruptieadministratie. Dit is uw tweede interruptie, hè. Weet wat u doet!

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik weet wat ik doe. Ik ga ervan uit dat de Minister echt met volle overtuiging al mijn vragen gaat beantwoorden zoals ik ze heb gesteld, maar de heer Van Raak haalt hier wel een belangrijk punt aan. Ik had zelf die jaarverslagen van de politie er niet op nagelezen, maar er staat hier wel echt dat in 2022 de operationele sterkte min aspiranten 44.918 is en dat dat een achteruitgang is, dus dat er dan minder operationele sterkte is. Ik denk dat dat juist voor dit debat heel fundamenteel is. Misschien is het goed om heel even te schorsen, om de Minister de kans te geven om ook dit te bekijken want dit is juist een cruciaal onderdeel van wat we hier aan het bespreken zijn. Dat is dus eigenlijk mijn voorstel, want anders komt er weer zo'n hele lastminute tweede termijn. We zijn hier met personeel van de politie bezig, dus mijn voorstel, meneer de voorzitter, is om te schorsen om de Minister de kans te geven om op deze cijfers van de heer Van Raak te reflecteren.

De voorzitter:

Dat gaan we dan eerst even na, want dat is een ordevoorstel. Ik kijk even naar de commissie of er behoefte is aan een schorsing.

De heer Van Raak (SP):

Lijkt me een goed idee, voorzitter.

De voorzitter:

Meneer Azarkan?

De heer Azarkan (DENK):

Voorzitter, ik vind het op zich een goed idee, maar...

De voorzitter:

Even ja of nee.

De heer Azarkan (DENK):

Mag ik een ander voorstel doen?

De voorzitter:

Nee, eerst even dit.

De heer Azarkan (DENK):

Voorzitter, ik kan toch een ander voorstel doen? Mijn voorstel zou zijn dat de Minister doorgaat met de beantwoording. Als we in de tussentijd dat antwoord kunnen achterhalen waardoor we het aan het einde kunnen doen...

De voorzitter:

Dat is dus geen steun.

De heer Azarkan (DENK):

Nee, anders heb ik steun voor het voorstel van mevrouw Buitenweg, maar ik vraag het eerst even de Minister; dan kan hij zelf kiezen.

De voorzitter:

Maar zo werkt het hier niet.

De heer Azarkan (DENK):

Dat wordt niet door u bepaald.

De heer Van Dam (CDA):

Geen steun. We hebben nog veel te bespreken. De Minister heeft de toezegging voor een brief gedaan, dus niet op dit moment maar later.

De voorzitter:

Mevrouw Helder steunt het ook niet, meen ik.

Mevrouw Helder (PVV):

Nee.

De voorzitter:

Mevrouw Den Boer? Nee. Meneer Bisschop? Nee. Mevrouw Laan? Nee. Er is geen steun voor dit voorstel. Dan gaat de Minister verder met zijn beantwoording; we zijn dus bezig met de interruptie van mevrouw Buitenweg.

Minister Grapperhaus:

Daar geldt een herhaald antwoord voor. Dat gaat over de bezetting. Ik wil toch wel even iets wegnemen, zeker als de heer Van Raak zegt dat hij het allemaal niet normaal vindt. Deze cijfers zijn gewoon met uw Kamer gedeeld. We doen dus niet geheimzinnig of wat dan ook. Ik heb toegezegd, en ik zorg er ook voor dat dat er tijdig is – aanstaande maandag; dat is 3 december, als ik uit mijn hoofd terugreken vanaf sinterklaas – dat we even een briefje maken waarin we de getallen van de formatiesterkte en de bezetting gewoon nog eens goed op een rij zetten, daarbij ook verwijzend naar de eerdere brieven waarin u dat kunt vinden. Tegen mevrouw Buitenweg wil ik nog zeggen dat ik het belang onderstreep dat we met elkaar over cijfers spreken. Naar mijn mening hebben we die echt goed en helder verschaft, maar ik heb er geen enkel probleem mee om dat nog een keer goed op een rij te zetten en daar de 12de ook echt fundamenteel met elkaar over te spreken. Waarom zeg ik de 12de? Niet voor niets begon ik mijn beantwoording met hoe het nou bij de start van de nationale politie is vastgezet. Als je praat over waar straks die operationele sterkte zit, hoe die er moet uitzien en wat we er goed of niet goed aan vinden, dan moeten we dat inderdaad doen in het kader van hoe het destijds in 2012 is gegaan.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Maar dit is wel precies waar ik echt heel ongelukkig van word, namelijk dat er met die cijfers elke keer iets anders komt. Ik begrijp van de Minister dat er 51.329 fte komt, dat er dus een stijging is in het aantal fte. Vervolgens wordt het begrip bezetting geïntroduceerd en is er een daling in de bezetting. Een stijging in de fte en een daling in de bezetting dus. Ik zie dat de korpschef ook knikt. Maar dan is het eindresultaat toch dat er gewoon minder mensen zijn? En dat is toch wat voor ons nu van belang is? Is dat zo, is de concrete vraag.

Minister Grapperhaus:

Er zit een verschil tussen de daadwerkelijke bezetting en de operationele sterkte waarvoor de middelen gereserveerd zijn, om het even simpel te stellen. Het streven is zonder meer om uit te komen op die operationele sterkte die ik net in fte genoemd heb. Ik wil nog eens benadrukken, maar ik ga mezelf nu wel heel vaak herhalen, dat die cijfers echt consistent zijn geweest. Die zijn naar uw Kamer gestuurd. Ik begrijp de vragen van mevrouw Buitenweg heel goed. Ik heb dus gezegd: ik zal dat nog eens echt op een rij zetten, met verwijzing naar de brieven waarin dat eerder gewoon zo uiteengezet is. Dat lijkt me dan ook voor 12 december voldoende.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Mevrouw Buitenweg en mevrouw Kuiken vroegen ook nog hoe het nou precies zit met de inzetbaarheid van blauw. Mevrouw Kuiken voegde daar ook de vraag aan toe naar een uitsplitsing naar recherche. Ik heb gisteren aan uw Kamer een brief gestuurd naar aanleiding van het verzoek van mevrouw Buitenweg van zowel tijdens de begrotingsbehandeling als van afgelopen maandag, waarin ik nog eens duidelijk op een rij heb gezet hoe het zit met de operationele sterkte op straat. Ten aanzien van de recherche: ongeveer 13.000 politiemensen zijn dedicated in de recherche werkzaam. Maar ik wil benadrukken dat daarnaast heel veel recherchewerk door het blauw in blauw verricht wordt.

Mevrouw Buitenweg vroeg hoe die formatie nou precies is uitgebreid. Dat zijn 1.111 fte-functies voor volledig opgeleide medewerkers. Iedere eenheid gaat er in volledig opgeleide formatie op vooruit. Ik benadruk dat we natuurlijk graag willen dat elk jaar evenveel politiemensen uitstromen – we hebben het nu weer even over bezetting – en dat de instroom daar helemaal aan gelijk is. Dat zouden we natuurlijk het liefst willen hebben. Maar goed, dat kun je in zo'n grote mensenorganisatie, als ik het zo mag zeggen, natuurlijk nooit helemaal goed plannen. Maar daar zijn wel al die extra incidentele middelen voor de komende drie jaar op gericht – ik kom daar zo nog in meer detail op terug naar aanleiding van de vragen van mevrouw Helder – om nou juist toch enorm te stimuleren dat er extra instroom gaat komen door zijinstroom en andere maatregelen, om toch te proberen die uit- en instroom aan elkaar gelijk te laten zijn.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Mijn dochter speelt viool en dat doet ze tien minuten per dag. Maar van die tien minuten maakt ze ook graag gebruik om de viool op te bouwen en in te pakken, dus dan blijven er effectief natuurlijk geen tien minuten over maar een minuut of vijf, als ik mazzel heb. Waarom geef ik dit voorbeeld? Je kunt wel zeggen dat deze mensen dedicated zijn, maar daarmee zijn ze nog niet inzetbaar. Daarom vroeg ik of papier ook werkelijkheid is. Als ik bij een eenheid kom, dan kunnen ze zeggen: officieel hebben wij zoveel fte tot onze beschikking, maar feitelijk is dat nu alweer achterhaald, want deze persoon is gedetacheerd, deze persoon is uitgevallen maar telt nog steeds mee en deze persoon is verminderd inzetbaar, bijvoorbeeld vanwege zijn leeftijd. Welke garanties heeft u dat papier en werkelijkheid voldoende overeenkomen en vindt u die zelf ook afdoende? Wij hebben daar ernstige twijfels bij. Vertrouwt de Minister daar niet te veel op?

Minister Grapperhaus:

Laat ik beginnen te zeggen dat ik de zorg van mevrouw Kuiken deel; dan heb ik het over de inzetbaarheid van de politie en niet over de vioolles van haar dochter. Het gaat om 23.000 fte. Wat ik nu zeg, staat overigens in de brief van gisteren. Ik ga dat niet uitvoerig herhalen. In die brief heb ik gezegd dat de korpschef een inschatting heeft gemaakt. Hij zegt: als je alle factoren een rol laat spelen, zoals partiële uittreding, opleiding, training, ziekte, roosters en werktijden, dan is van die inzetbaarheid van 23.000 fte in totaal 17.300 fte over. Ik val even in herhaling ten opzichte van afgelopen maandag. Toen heb ik in het kader van deze en een andere vraag gezegd dat we op dit moment juist aan het kijken zijn hoe we de efficiency kunnen verbeteren zonder daarbij de werkdruk te verhogen; laat ik dat vooropstellen. In de cao zijn daar afspraken over gemaakt. We hebben afgesproken dat we die afspraken elke vier maanden als cao-partijen, de korpsleiding, de bonden en ikzelf, gaan bekijken. Hoe ontwikkelt zich dat? En slagen we er echt in om die efficiencyslag te maken ten gunste van het politiewerk?

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik zal het korter houden, voorzitter. Ik probeer mee te denken: is het dan niet interessant om een steekproef te doen bij een echte eenheid om te kijken of de beschikbaarheidscijfers die daar zijn aangeleverd, ook overeenkomen met de daadwerkelijke inzetbaarheid, bij wijze van spreken binnen een maand? Ik heb ook op het departement gewerkt en je rondt altijd naar boven af. Je gaat het niet zwarter maken voor jezelf. Dat is een concrete suggestie die ik graag doe en waar ik graag een reactie op wil.

Minister Grapperhaus:

Die suggestie nemen we graag over.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Mevrouw Helder vroeg naar het niet mee laten tellen van aspiranten in de operationele sterkte. In reactie op het herstelplan is er een strategisch beraad in het leven geroepen, waarin de vakbonden, de korpsleiding en de Centrale Ondernemingsraad spreken over de toekomst van de politieorganisatie. In de uitgangspunten voor dat strategisch beraad is afgesproken dat de sterkte van de aspiranten wordt overgeheveld naar een centrale pool, zodat ze in de toekomst niet meer worden meegenomen in de sterkte van de basisteams. Ik zal de vindplaats noemen. In mijn brief van juni 2018 over de 291 miljoen euro kunt u dat in ieder geval terugvinden.

Voorzitter. Mevrouw Buitenweg, en ik dacht ook mevrouw Kuiken, vroegen naar de operationele experts. Er bestaan misschien onjuiste beelden van de taken van die operationele experts. Een operationeel expert zorgt voor de operationele sturing, zowel in de basisteams als bij de opsporing. Hij of zij is ondersteunend aan de teamchef, die eindverantwoordelijk is voor de prestaties van het team. De teamchef draagt de personeelsverantwoordelijkheid voor het team. Omdat de operationele experts sturing geven aan de inzet hebben ze een beter zicht dan de teamchef op het functioneren van de operationele politieambtenaren. Ze werken daarbij wel binnen de kaders die door de teamchef zijn gesteld. De teamchef neemt dus de besluiten. De manier waarop de verschillende rollen in het landelijk functiehuis van de Nederlandse politie worden uitgevoerd, wordt momenteel in cursussen voor leidinggevenden uiteengezet. Daarin wordt kennis overgedragen.

Mevrouw Helder vroeg naar de 33 miljoen extra. Is dat structureel geld? Voor 2019 tot en met 2021 stelt het kabinet in ieder geval incidenteel 58 miljoen beschikbaar om maatregelen te treffen om de tijdelijke effecten op de inzetbaarheid te verminderen. Ik noem dat weer even, omdat dat al eerder door mij is gemeld. We willen de uitstroom, die echt groot gaat zijn, opvangen via inzetbaarheid, door zijinstromers aan te trekken en door mensen te stimuleren om door te werken na hun pensioen en dergelijke, waar mogelijk en als mensen dat zelf graag willen. Daar heb ik 33 miljoen extra uit de aanvullende post aan toegevoegd. Ik wil benadrukken dat die 33 miljoen ook incidenteel en niet structureel is. Dat geld kan dus niet gebruikt worden voor het aannemen van personeel, maar voor tijdelijke oplossingen. We willen het inzetten voor maatregelen die leiden tot meer inzetbare uren voor politiewerk. Daarmee willen we de inzetbaarheid dus vergroten. Dat gebeurt op lokaal niveau door de politie en in afstemming met het lokaal gezag. U kunt dan denken aan het bekostigen van overuren en het inhuren van niet-executieve medewerkers, waardoor de executieve mensen worden vrijgemaakt om het werk te doen waarvoor ze zijn aangenomen.

Ik heb afgelopen maandag benoemd – ik herhaal het hier even – dat we ook kijken naar een andere invulling van de arrestantenzorg. In de delen van het land waar ik kom, merk ik dat dat voor de mensen in het blauw een enorme verlichting zou betekenen. Daar zijn best andere goede oplossingen voor te bedenken. Ik wil mevrouw Helder meegeven – dat had zij goed gezien – dat bij de Voorjaarsnota nog besloten wordt over een extra structureel bedrag. Dat zal een mooi bedrag zijn van 29 miljoen, waar we nog naar gaan kijken en waar ik zeker nog met uw Kamer over te spreken kom.

Voorzitter. Ik wil de vraag van mevrouw Buitenweg beantwoorden over de cijfers van al die 16.000 delicten. Daar heb ik eigenlijk al heel veel over gezegd, maar zij stelde daar nog een aparte vraag over. Zij vroeg mij of ik dit acceptabel vind. Ik let er zeer op, in goed overleg met de korpsleiding, dat het niet moet gaan om zaken die maatschappelijk heel duidelijk worden gezien als zaken van belang. Ik blijf de ambitie uitspreken dat we dit cijfer met de extra middelen voor de politie omlaag kunnen krijgen, ook al zit het al jaren rond de 4% à 5%.

Voorzitter. Over de cao zijn een aantal vragen gesteld. Ik hoop niet dat de andere leden het mij euvel duiden als ik toch weer met een vraag van mevrouw Buitenweg begin. Hoe wil ik bevorderen dat er meer inspraak bestaat in de roosters? In de cao is afgesproken dat het groeps- en zelfroosteren gefaseerd wordt ingevoerd. Daar hebben in de afgelopen jaren ook een aantal pilots over gelopen. De uitkomsten op het gebied van groeps- en zelfroosteren zijn verwerkt in de handreiking. De bottomline zal zijn dat de teamchef het rooster tot stand brengt met zeggenschap van de medewerkers in het team. Daarnaast is er maatwerk mogelijk. Dit is in ieder geval een van de onderwerpen die aan de orde komt als we elke vier maanden met de korpsleiding en de bonden aan tafel zitten om te kijken wat de ontwikkelingen zijn.

De heer Van Raak vroeg: het kan toch niet zo zijn dat politiemensen moeten doorwerken tot hun 70ste? Tijdens het onderhandelingstraject is het onderwerp werklast en de belasting van politiepersoneel natuurlijk uitgebreid aan de orde geweest. We hebben een aantal afspraken gemaakt om een te grote belasting tegen te gaan en om vooral ook te kijken naar oudere medewerkers. Er komt bijvoorbeeld een optie voor ouderen om een samenstel van minder belastende werkzaamheden te creëren, zodat men op een gezonde manier naar de pensioenleeftijd toe kan. We gaan ook op dit punt bekijken hoe het in de komende tijd loopt.

Voorzitter. De heer Van Raak wees in een vraag ook op de bonden. Besef ik dat de bonden mij erg beschermd hebben, omdat het moeilijk was om de politiemensen te overtuigen? Van het begin aan ben ik me er heel erg bewust van geweest dat dit een complex onderhandelingstraject was. Ik heb ook aan het begin uitgesproken dat ik me realiseer dat het project van de nationale politie veel geduld en energie van mensen heeft gevraagd, zeker in het licht van de constatering die Kuijken doet in zijn rapport, namelijk dat de politiemensen ondertussen een even groot vertrouwen kregen van de burger. Kortom, zij gingen ondertussen keihard aan de slag met hun gewone werk. Ik denk dat de bonden samen met de korpsleiding en de mensen van mijn ministerie hard hebben gewerkt om tot een goed akkoord te komen. Daarna hebben zij zeer hard gewerkt om dat akkoord uit te leggen aan de mensen. Ik denk dat dat heel belangrijk is, want het herstel van vertrouwen staat de komende tijd voorop en dat blijft vooropstaan. Ik heb al vaker gezegd dat u in dat licht ook de viermaandelijkse afspraak moet zien die we met elkaar hebben. Maar goed, ik ga niet iets nieuws zeggen als ik zeg dat het de verdienste van de bonden is dat een meerderheid van de politiemensen voor dat akkoord heeft gestemd.

De voorzitter:

Een ogenblik. De heer Van Dam.

De heer Van Dam (CDA):

Ik wil iets zeggen over het punt van de bonden, de korpsleiding en de Minister. Ik denk dat het heel goed is dat u vier keer per jaar met de bonden om tafel gaat zitten, maar ik ben een beetje bang dat de medezeggenschap het kind van de rekening wordt. Die hoor ik u helemaal niet noemen. Die mogen er met een bijzettafeltje vier keer per jaar bij zitten. Ik heb toch een beetje het idee dat we naar een situatie moeten waarin we zeggen: the war is over. We moeten weer in een normale situatie komen. In een normale situatie heeft de medezeggenschap bij de politie een hele uitdrukkelijke rol, dus ik zou graag van de Minister willen horen hoe hij kijkt naar de medezeggenschap bij de politie.

Minister Grapperhaus:

Vanuit een vorig leven onderschrijf ik het belang van medezeggenschap, een leven dat ik overigens in zekere zin wel heb voortgezet, om het zo maar even te zeggen. We komen niet elke drie maanden, dus vier keer per jaar, bijeen, maar elke vier maanden, dus drie keer per jaar. We hebben cao-afspraken gemaakt. Ik heb net voldoende benadrukt dat het een behoorlijk moeilijke weg was om te komen tot die afspraken. Dat geldt ook voor de bestendiging via de ledenbijeenkomsten van de bonden. Die afspraken hebben we. Daar wordt kritisch naar gekeken. Er wordt ook zeer kritisch naar mij gekeken. Dat is iets tussen de cao-partijen, die elke vier maanden kijken of we op koers zijn. Ik wil onderstrepen dat ik de medezeggenschap er in die periode op een volwaardige manier bij zal betrekken, niet aan de hand van bijzettafeltjes of iets dergelijks. Er vindt dus overleg plaats met de medezeggenschap.

De heer Van Dam (CDA):

Ik begrijp de situatie volkomen. Ik waardeer zelfs de inzet die de Minister in de richting van de bonden pleegt. Ik waardeer het ook bijzonder dat de bonden het voor elkaar hebben gekregen dat er een cao wordt afgesproken. Maar we moeten wel reëel zijn, want als je naar de wet kijkt, dan vallen een heleboel dingen die in het herstelplan staan, eigenlijk onder de taakstelling van de medezeggenschap. Ik wil dat we uiteindelijk in een normale situatie terechtkomen. Ik zou de Minister toch willen vragen of hij ook een brief wil besteden aan de vraag hoe hij op termijn, vanuit die hele moeilijke reorganisatie, de verhouding met de medezeggenschap ziet en hoe hij die zo kan laten functioneren zoals in de WOR bedoeld is.

Minister Grapperhaus:

In het laatste bijzinnetje van de heer Van Dam zit misschien een heel klein beetje de suggestie dat het tot nu toe niet zo is gegaan zoals is bedoeld, maar dat wens ik toch echt te weerspreken. We hebben een cao-traject achter de rug. Laat ik om de heer Van Dam gerust te stellen maar meteen zeggen dat die brief er komt. Die zeg ik bij dezen toe. Maar we zitten niet elke vier maanden bij elkaar omdat we nog een soort langdurig pact van Versailles moeten uitschrijven en omdat er een soort oorlogssfeer is. Dat is absoluut niet het geval. Het is juist bedoeld om met elkaar te zeggen: we hebben elkaar vertrouwen gegeven en we gaan iedere keer kijken of het goed gaat of dat er dingen anders moeten. Maar die brief heb ik al toegezegd; die komt er.

Voorzitter. Mevrouw Helder...

De voorzitter:

Een ogenblik graag. Mevrouw Den Boer, op ditzelfde punt.

Mevrouw Den Boer (D66):

Ik heb inderdaad ook een vraag over de medezeggenschap. De nieuwe cao regelt dat politiemedewerkers meer medezeggenschap over hun roosters krijgen door de implementatie van zelf- en groepsroosteren. Maar wat voor mij een beetje onduidelijkheid blijft in deze discussie is wat de Minister zelf bedoelt met medezeggenschap. Bedoelt hij daarmee dat medewerkers binnen de politieorganisatie mee kunnen praten over zaken en dat ze daardoor ook het vertrouwen in de organisatie terugkrijgen en zich meer serieus genomen voelen? Of bedoelt hij het instituut van de Centrale Ondernemingsraad en de ondernemingsraden zoals die in de eenheden zijn georganiseerd? Ik zou heel graag willen dat u in de brief die u heeft toegezegd ook de positie van de ondernemingsraad meeneemt.

Minister Grapperhaus:

Geen misverstand, die brief gaat over de centrale ondernemingsraad. Daar hadden we het net ook over. Die gaat over de medezeggenschap. In het kader van de roosters had ik het niet over medezeggenschap maar over zeggenschap. Dat is op de werkvloer, dus dat staat er los van. De brief gaat over de medezeggenschap zoals in de Wet op de ondernemingsraden is vastgelegd. Daar wil ik nog een laatste dingetje over zeggen. We moeten ons het volgende realiseren. Artikel 27 van de Wet op de ondernemingsraden geeft bepaalde instemmingsrechten aan ondernemingsraden, maar daar kan de cao, zo staat in de wet, uitdrukkelijk op voorsorteren. Ik denk dat het echt goed is geweest dat we hier die afspraken hebben kunnen maken. Daar moeten we nu mee verder, maar we gaan ook de medezeggenschap goed voor uw Kamer in kaart brengen.

Mevrouw Den Boer (D66):

Eerder deze week is er een motie van mij aangenomen over medezeggenschap en ICT bij de politie. Die vraagt dat ook de medezeggenschap aan tafel zit bij de ontwikkeling van ICT bij de politie. Ik zou heel graag zien dat de Minister ook daarop reflecteert in zijn brief.

Minister Grapperhaus:

Daar kan ik in die brief zeker op reflecteren. Dat staat in artikel 25 van de WOR: bij belangrijke investeringen is er een adviesrecht, zonder meer. Ik zal er in de brief nog op reflecteren.

De voorzitter:

Dat hebben we genoteerd. Gaat u verder.

Minister Grapperhaus:

Dan nog een paar punten. Mevrouw Helder had een vraag over de medewerkers die boven hun niveau zijn geplaatst. Hoe is het nou toch mogelijk dat mensen zeggen dat ze meer capaciteiten hebben dan een functie vereist? Dat is eigenlijk het omgekeerde van mensen waarvan je zegt: die zijn onder hun niveau geplaatst. In de cao zijn loopbaanafspraken gemaakt over politiemedewerkers. Een medewerker Gebiedsgebonden Politiewerk (GGP) groeit in maximaal tien jaar door tot senior. Dat is een mooie afspraak. Die zorgt ervoor dat de politieorganisatie een aantrekkelijke werkgever blijft op een krapper wordende arbeidsmarkt. Men krijgt daardoor betere kansen om door te groeien. Daarnaast staat het medewerkers uiteraard altijd vrij om te solliciteren op een hogere functie als ze meer capaciteiten hebben dan voor de functie vereist is.

Mevrouw Laan wijst op het heel belangrijk punt van het ziekteverzuim. Het plan dat is uitgerold is een meerjarenplan. Dat heb ik steeds benadrukt. Er is een termijn van vijf jaar nodig, want het is een cultuurverandering, die de politie aan het inzetten is. Dat kost tijd. We zien nu al wel voorzichtig dat er een trend tot stilstand is gebracht, zoals de korpschef zegt. We zien al een beetje licht gloren. Ik heb het al eerder gezegd maar ik herhaal het nu: ik ga uw Kamer in ieder halfjaarbericht informeren over de recente stand van zaken ten aanzien van het plan van aanpak zoals het vorig jaar juni, uit mijn hoofd gezegd, naar uw Kamer is gegaan. Ik heb uw Kamer daar ook in het recente halfjaarbericht over geïnformeerd. Vandaar dat ik kon melden dat de trend in ieder geval tot stilstand lijkt te zijn gebracht. Het is zeer terecht dat er opnieuw aandacht voor wordt gevraagd, maar ik denk dat het belangrijk is dat we het plan nu echt de ruimte geven.

Mevrouw Laan vroeg hoe ik tegen de fitheidstest aankijk. Dat is de fysieke vaardigheidstoets. Die is verplicht gesteld voor alle politiemedewerkers die zijn toegerust met geweldsmiddelen conform de Regeling toetsing geweldsbeheersing politie (Rtgp). Dan gaat het om 40.000 mensen bij de politie. De medewerkers die daar niet aan mee hoeven te doen, zijn bijvoorbeeld mensen met een specifieke aanstelling: specialisten, bepaalde experts. Het deelnamepercentage is op dit moment 74%. Er zijn altijd medewerkers die door omstandigheden, zoals ziekte of zwangerschap, niet mee kunnen doen, maar wij blijven wel sturen op maximale deelname. Dit waren alle vragen over de cao.

Voorzitter. Ik wil dan naar een aantal vragen over de ontwikkelagenda opsporing. Kwaliteit moet in ieder geval vooropstaan. We moeten vooral kijken naar innovatie bij een aantal zaken op het gebied van cyber-forensisch. Ik denk dat we ook met proeftuinen moeten werken. Daar moeten we Q inderdaad ook bij betrekken. Daar wees de heer Van Dam op. We moeten het niet top-down doen. Wij moeten ook in een aantal dingen investeren, zoals ZSM, de kwaliteiten van processen-verbaal en de inzet en kwaliteit van de hulpofficier van justitie.

Ik ga even op dat punt door. De heer Van Dam wees nog op de private opsporing. Dat is een heel terecht punt. Daarom bereiden wij op dit moment een visie politiefunctie voor. Dan is er ook nog uw eigen motie over het landelijke beleid voor het omgaan met burgers bij de opsporing. Ik wil benadrukken dat die ontwikkelagenda niet het eindpunt is maar het begin van het gesprek hierover met alle stakeholders, zowel intern als extern. Ik ga er ook zonder meer van uit dat we daar nog met uw Kamer verder overkomen te spreken. Er is een ieder geval voldaan aan de randvoorwaarden voor de ontwikkelagenda. Dat was een vraag van mevrouw Helder. Er is commitment van politie, Openbaar Ministerie, regioburgemeesters en anderen. Het wordt nu op de agenda gezet van het Bestuurlijk Ketenberaad en het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie. Ik stel me zo voor dat we er inhoudelijk nader met elkaar over spreken als we een slag verder zijn.

Voorzitter. Dan heb ik nog een paar losse punten. Mevrouw Helder vroeg: zou een piketraadsman tijdwinst kunnen opleveren bij een politieverhoor? Onderzoeksbevindingen zijn in ieder geval aanleiding om verder te werken aan verbeteringen in de organisatie van die rechtsbijstand. Mevrouw Helder heeft terecht gesignaleerd dat daar echt veel politietijd in verloren gaat. We zijn nu aan het kijken hoe we dat kunnen verbeteren. De plek en positie van de betreffende raadspersoon kunnen daar zeker in worden meegenomen, zoals ook de eerder geuite vraag of een piketraadsman zou kunnen werken.

De heer Bisschop had een vraag over de administratieve lasten. Daar hebben we afgelopen maandag uitvoerig over gesproken. Daar was de heer Bisschop ook bij. We zetten vooral in op het verlichten van de administratieve lasten door enerzijds de al bestaande interne autoriteit administratieve lasten binnen de politie. Aan de andere kant is de heer Zuurmond nu aan de gang met de commissie administratieve lasten om nader te onderzoeken hoe het ervoor staat en welke verbeteringen er nog meer kunnen worden gemaakt.

Mevrouw Laan vroeg of ik kan beamen dat zaken ingewikkelder worden en meer tijd en menskracht kosten. Het antwoord daarop is kort en krachtig ja. Zaken worden ingewikkelder en krijgen alleen al een steeds grotere digitale component, die het ingewikkelder maakt. Zoals ik in mijn brief van 15 juni heb aangegeven betekent dat dat we moeten investeren in ICT en innovatie maar ook in de toe- en uitrusting van de politie. Als ik u een paar keer bij een overleg zeg «daar komt hij weer, die agent die met zijn Chromebook in zijn rugzakje door de wijk gaat», dan is dat deels om uit te leggen waarom er niet altijd meer op een bepaalde locatie een bureau hoeft te zijn, maar ook om aan te geven dat die agenten dit soort efficiëntiewinsten moeten kunnen maken, omdat de zaken ter plaatse gewoon ingewikkelder worden.

De heer Azarkan vroeg of het CAS gekoppeld kan worden aan andere politiesystemen. CAS is een van de dingen waar in de ontwikkelagenda opsporing aan wordt gerefereerd. Het is een innovatie om tot betere resultaten te komen. De politie hecht aan transparantie van de algoritmische berekeningen en maakt daarom alleen gebruik van eigen systemen. De voorspelling is niet herleidbaar tot burgers. Een separate toezichthouder is in dat verband dan ook niet nodig.

De heer Azarkan (DENK):

Begrijp ik het goed dat er bijvoorbeeld in Roermond gewerkt wordt met het sensingsysteem, waarbij aan de hand van een aantal criteria bepaald wordt hoe groot de kans is dat je opgepakt wordt? Dat werkt met een soort puntensysteem waarbij er bijvoorbeeld wordt gekeken of een auto een Pools of Roemeens kenteken heeft, of er vier mannen in de auto zitten et cetera. Valt dat systeem daaronder? Wordt daarmee geëxperimenteerd?

Minister Grapperhaus:

Er wordt wel mee geëxperimenteerd, maar in tweede termijn kan ik daar en detail op ingaan.

De voorzitter:

Dat wachten we even af.

Minister Grapperhaus:

De heer Van Dam vroeg naar project Oorworm. Is het zwaar illegaal vuurwerk nog een belangrijk punt op de lijst van politie en Openbaar Ministerie? Ik heb u daar op 16 november een brief over gestuurd. Daar ziet u duidelijk in dat wij nog steeds zeer inzetten op de aanpak van illegaal vuurwerk. project Oorworm werkt nog actief. Ik heb even wat getallen. Er zijn 3.000 brieven verstuurd. 1.000 Instagramaccounts zijn offline gehaald. Vorige week heb ik dat bekendgemaakt. Ook zit er nog steeds een interventieteam op postpakketten en dergelijke.

Voorzitter. Mevrouw Kuiken vroeg naar het overleg tussen mij en Minister Dekker, mijn collega voor Rechtsbescherming. De organisaties in de keten ontvangen naast de structurele extra gelden voor de politie straks nog eens in de loop der jaren een bedrag van 20 miljoen euro. Dat bouwt zich de komende jaren op. Daarover overleg ik inderdaad met collega Dekker, want daarbij moeten we echt kijken naar een optimale samenwerking in de keten, leidende tot de beste prestaties door die keten. Vandaar dat we regelmatig spreken over hoe zich dat op dit moment ontwikkelt.

De heer Van Dam vroeg nog aandacht voor de verkeersveiligheid. Ik heb de oproepen daarover gehoord. Ik wil bij dezen toezeggen dat ik in ieder geval aanstaande maandag in het laatste LOVP, waar de vaststelling van de veiligheidsagenda aan de orde is, aandacht zal vragen voor de vraag of verkeershandhaving alsnog als een prioriteit kan worden opgenomen. Ik heb al bij mijn begrotingsbehandeling benadrukt dat, als dat zou gebeuren, dat wel betekent dat je iets anders moet schrappen. Anders heeft het werkwoord «prioriteren» op een gegeven moment niet echt een betekenis meer. Dus je moet op een gegeven moment wel zeggen: oké, dit zijn de dingen die we vooropstellen en andere niet. Ik wil daar toch aandacht voor vragen. Dat is natuurlijk een belangrijk punt.

Ik kom op korte termijn samen met de Minister van IenW met het Strategisch Plan Verkeersveiligheid. Dat is een apart vehikel van ons samen om de verkeersveiligheid enorme prioriteit te geven. Ik denk dat dat voor de problemen, die u terecht noemt, het meest passende instrument is. Want slachtoffers in het verkeer vallen mede door eenzijdige ongelukken, door problemen met infrastructuur, door gebrek aan kennis van regels en dergelijke. Daar heb ik nou juist een combinatie van maatregelen voor nodig. Daarom is het verstandig om dat samen met de collega's van IenW in een strategisch plan te doen. Daar houd ik dan ook echt een pleidooi voor, want dan pakken we het zo doelmatig mogelijk op.

Ik erken dat het een prioriteit moet zijn, dat het echt heel erg belangrijk is, maar als ik dit als prioriteit in die veiligheidsagenda ga opnemen, dan gaat de politie op een gegeven moment naast het plan van mij en de collega van IenW lopen. Ik zou dat echt nog een keer in overweging willen geven, naast het feit dat ik het aanscherpen van de verkeersregels ten aanzien van de zeer gevaarlijk rijgedrag, alcohol en drugs achter het stuur, wel degelijk tot een persoonlijke wetgevingsprioriteit heb gemaakt. Maar dat ga ik niet allemaal herhalen.

De heer Van Dam (CDA):

Ik hoor het standpunt van de Minister. Ik heb niet zoveel behoefte om te herhalen wat ik in eerste termijn heb gezegd, hoezeer ik dat ook nog steeds zou kunnen herhalen. Er is een punt wat ik wel wil benadrukken. De Minister zegt: als ik verkeershandhaving toevoeg, moet ik iets anders wegstrepen. Daar snap ik eerlijk gezegd helemaal niets van. Want die vier andere punten zijn ondermijning. U moet mij eens vertellen welke verkeersagent aan ondermijning gaat doen. Ja natuurlijk, er zal zeker een drugstransport gevangen worden door mensen in het blauw, absoluut, maar dat lijkt me niet zo'n enorm punt. Mensenhandel? Ook een recherche-opsporingsonderwerp. Cybercriminaliteit. Moeten de cybercrime-jongens stoppen met hun werk omdat blauw iets aan verkeershandhaving gaat doen? Bij executie kan ik me nog iets voorstellen: het thuis ophalen van mensen voor het vonnis. Maar dan nog: die veiligheidsagenda is al stukken minder dan de eerste en ik denk dat dat winst is. Ik vraag hier niet om cijfers, zoveel staandehoudingen of dit of dat. Natuurlijk moet u met uw collega van IenW ook het nodige aan verkeershandhaving gaan doen op de terreinen van preventie enzovoorts. Maar de handhaving is het sluitstuk van het verhaal. Ik ben het echt fundamenteel met de Minister oneens dat het aantal verkeersdoden niet ook door handhaving teruggedrongen kan worden, want er is een gedeelte van recidiverende alcoholverdachten dat bijdraagt aan het getal, los van alle andere feiten. Ik markeer dit punt, omdat ik grote vraagtekens zet bij het beeld dat u neerzet: als dit erbij komt, moet er iets anders af, hoezeer ik ook in zijn algemeenheid grote uitroeptekens zet bij datgene wat u doet.

Minister Grapperhaus:

Die uitroeptekens wil ik graag uitwisselen met de heer Van Dam. Heel belangrijk: u noemt bijvoorbeeld ondermijning. Laat ik nou gisteren, toegegeven, op initiatief van het Kamerlid Groothuizen, het buitengebied in zijn gegaan. Waar in het buitengebied dringend behoefte aan is, en dat zeg ik hier hardop, is af en toe meer blauw. Niet ter plekke, dus blauw met groen, maar meer interventies. We hebben het dan over ondermijning. Ik ga niet het hele rijtje af, maar ondermijning en mensenhandel zijn wel degelijk prioriteit waar het blauw hard nodig is. Want zonder die geweldige agenten die wij hebben, zouden we bepaalde dingen niet direct in een buurt of iets dergelijks signaleren, we zouden er niet direct opvolging aan kunnen geven, juist op het punt wat ik zo belangrijk vind, namelijk dat je niet alleen de boeven pakt, maar dat de wijkagent ook met omwonenden praat over wat ze gezien hebben en wat er gebeurd is. Nou ja, ik kan hier heel lang over doorpraten, moet ik niet gaan doen, want ik ben hier af en toe misschien iets te gedreven mee bezig, maar die vier prioriteiten zijn er niet voor niets. Het is echt hard nodig dat we inzetten op cyber, omdat we gewoon met z'n allen zien dat dat een groeiend fenomeen is. Ik verwijs nog even naar het bericht van deze week over de weer opkomende phishingmails en dergelijke. Over executie hoeven we het niet te hebben. Voor die recidiverende alcoholisten in het verkeer moeten we in het kader van het beleid eens bekijken of de regelgeving nog scherper moet worden gemaakt. Daar zit ook een stuk preventie in, daar zit ook een stuk inzet van middelen in. Ik heb het vaak met de Kamer gehad over het alcoholslot dat niet goed werkte en dergelijke. Wat gaan we er dan voor verzinnen? Dat ligt dus anders. Ik herken de gevoelde prioriteit, maar ik vind dat ik daarin samen met Cora van Nieuwenhuizen stevig moet optrekken, en dat wil zij ook. Ik vind het een schandaal dat in deze samenleving nog recidivisten zijn.

De heer Van Dam (CDA):

Ik heb de Minister gisteren op Twitter met wat boswachters zien lopen. Ik waardeer zeer dat hij dat doet, maar ik vind dat toch van een andere orde dan dit punt. Met alle respect, ik vind ondermijning ook ongelooflijk belangrijk, ik vind cybercrime ook ongelooflijk belangrijk, maar vorig jaar waren er 148 verkeersdoden en dat aantal stijgt, zeker het aantal zwaargewonden. We hebben het vandaag over de cijfers, ik heb in de WOCD-rapportages en in andere zaken gekeken.

Nog een ding wil ik de Minister meegeven. Maandag gaat hij overleggen met de regioburgemeesters in het LOVP. Ik snap dat we in dit polderland zitten, maar ik wijs er toch op dat het de eigen bevoegdheid van de Minister is om die veiligheidsagenda vast te stellen. Ik vind dat hij daarin ook moet luisteren naar datgene wat daarover in het parlement wordt gezegd.

Minister Grapperhaus:

Ik onderstreep de laatste opmerking. Ik luister zeker naar wat daarover in het parlement wordt gezegd en ik heb dit op de agenda van maandag laten plaatsen.

De voorzitter:

Hoever bent u met uw antwoord?

Minister Grapperhaus:

Ik denk nog een stuk of tien vragen.

De voorzitter:

Om 13.00 uur is er een regeling. Voor deze commissie staan er drie punten op de agenda. Ik begrijp dat er al een punt af is.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Mijn punt over de 16.000 zaken heb ik van de agenda gehaald, omdat ze vandaag gewisseld zijn en we er op de 12de nog verder op terugkomen. Dit is even voor de collega's. Niet omdat ik het minder belangrijk ben gaan vinden na dit overleg.

De voorzitter:

Desondanks staan er nog steeds drie punten van deze commissie op de agenda. Dus ik wil even met u overleggen wat we nu doen. Want er zijn minstens drie mensen die nu wegmoeten. Ik zit me even af te vragen, gezien het aantal overleggen wat u heeft, of u straks nog behoefte heeft aan een tweede termijn.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Die behoefte heb ikzelf niet. Ik ga nu weg, maar voor mij hoeft er niet geschorst te worden. Ik ga de Handelingen teruglezen voor de antwoorden.

De voorzitter:

Prima. Ik kijk nog even naar anderen die weg zouden moeten. Niemand? Dan gaan we gewoon door.

Minister Grapperhaus:

Ik pak het zo gezwind mogelijk op.

De voorzitter:

U begrijpt dat dit even moest. Gaat u verder.

Minister Grapperhaus:

Ik wil alle negen fracties in de beantwoording tot hun recht laten komen.

De voorzitter:

Zeker, maar we hebben nu weer alle tijd.

Minister Grapperhaus:

De heer Bisschop vroeg hoe de prioriteiten zich verhouden tot andere prioriteiten zoals terrorisme. Ik heb in mijn brief van 14 november geschreven dat contraterrorisme wordt genoemd bij de onderwerpen waarvoor ik aandacht vraag. Maar dat kan natuurlijk lokaal ingevuld worden. De veiligheidsagenda is het resultaat van een zorgvuldig proces, in overleg met de gezagen en meenemend, zoals ik net zei, wat er vanuit het parlement aan gedachten over komt. Al die onderwerpen zijn afgewogen, maar er is gekozen voor een beperkte set om lokaal zoveel mogelijk ruimte te houden. Kijken we ook naar taken die niet bij de politie horen?

De heer Bisschop (SGP):

Ik sloeg met name aan op dat terrorisme, want dat lijkt me typisch iets wat je juist níét lokaal kunt regisseren. Het overstijgt de lokale mogelijkheden. Het lijkt me typisch iets wat de nationale veiligheid betreft. Ik heb me er dus over verbaasd dat dat niet tot een nationale prioriteit wordt gerekend.

Minister Grapperhaus:

Terrorisme wordt als zeer belangrijk onderwerp gesignaleerd. Daar hoeven we geen nadere afspraken over te maken. De veiligheidsagenda is er vooral op gericht om een aantal onderwerpen meer naar boven te halen. In mijn brief van 14 november staat al dat het CT zeer grote aandacht heeft. Wat u zegt over het lokale aspect: ja en nee. De NCTV en de korpsleiding hebben daar uiteraard een heel belangrijke landelijke positie in. Maar er zijn natuurlijk wel degelijk lokale issues te onderscheiden.

De heer Bisschop (SGP):

Dan wordt voor mij een beetje onduidelijk wat precies de status van zo'n nationale prioriteit is. Als terrorisme al heel belangrijk is, is dat dan naast die prioriteiten of is dat datgene wat er al gebeurt? Dat kon ik overigens niet uit de brief opmaken.

Minister Grapperhaus:

Eigenlijk dat laatste. Er is een aantal onderwerpen die je de prioriteit A, B of C geeft. Het gaat dan met name om de eerste twee prioriteiten. Zij vereisen nadere landelijke afspraken. Ondermijning is een goed voorbeeld, maar cybercrime ook. We zeggen daarvan: dit zijn heel belangrijke onderwerpen, waarover iedereen het eens is. Dan moeten we echt met elkaar landelijk tot nadere afspraken komen. Contraterrorisme is al, hoe verdrietig en bitter het ook is, zo belangrijk en daarover zijn al zulke duidelijke kaders en afspraken, dat we dat niet op onze agenda hoeven te prioriteren, want daarvoor zijn geen nadere afspraken nodig. Heb ik het zo helder genoeg uiteengezet? Ik hoop het.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Grapperhaus:

De heer Bisschop vroeg of er nog gekeken wordt naar taken die niet bij de politie horen. Daar hebben we maandag ook over gesproken. Dat komt terug in de visie op de toekomst van de politie, conform de motie van mevrouw Den Boer. Voorbeelden waaraan ik nu overigens werk, zijn aanpassingen in de arrestantenzorg en -vervoer, maar ook het bewaken van het vuurwerk, zoals eerder deze week genoemd. Dat zijn echt onderwerpen waarvan je ziet dat we kijken of ze kunnen worden weggehaald bij puur blauw, zonder dat je afdoet aan de kwaliteit of inhoud van het werk.

Voorzitter, nog een paar dingetjes. De 1 op 5.000 van toch weer de heer Bisschop. Ik heb in de brief van 15 juni aangegeven dat ik een heractualisatie heb gedaan van de verdeling en de inzet. Er is op dit moment geen reden om de maatstaven van de herverdeling te herzien, maar er wordt nog een onderzoek gedaan naar de gevolgen van de mobiliteit en de veranderende aard van de criminaliteit. Dat zou toch nog kunnen leiden tot een heroverweging van die middelen. Dat dunbevolkte gebied? Ik zie in ieder geval dat bijvoorbeeld voor de drie zuidelijke regio's echt relatief veel extra geld ter beschikking wordt gesteld, omdat ik in het afgelopen jaar heb gesignaleerd, niet alleen op grond van mijn werkbezoeken, maar ook op grond van statistieken en politieonderzoeken, dat het nodig was om juist in die dunbevolkte gebieden, in eentje waarvan ik gisteren was, op bepaalde projecten meer inzet te plegen. Kan de norm voor de wijkagent van 1 op 5.000 ook op gemeenteniveau worden toegepast? Dat heb ik maandag al een keer gezegd. Voor alle zekerheid nog een keer: de wettelijke systematiek bestaat uit twee elementen, namelijk de norm van 1 op 5.000 op eenheidsniveau en de gezagen die de sterkte verdelen binnen de eenheid. Dat is een systematiek die voldoet. Anders moet ik echt bij die gezagen langs en dan ga ik breken met de systematiek, dan ga ik zeggen waar de poppetjes moeten staan. Hoewel ik onlangs in een interview heb bekend dat ik zeker in het begin de neiging had me overal mee te bemoeien, moet ik dat niet gaan doen. Dat is voor niemand, ook niet voor mijn thuisfront, goed.

Dan had de heer Azarkan een vraag over dat onderzoek klachtenbehandeling. Naar aanleiding van het inspectierapport zijn daarop de volgende acties ondernomen. De medewerkers in het klachtenproces hebben een training in mediationvaardigheden gevolgd. Er zijn afspraken gemaakt over de criteria bij het bepalen van de ontvankelijkheid van de klachten. Er is een digitale folder beschikbaar gesteld met informatie voor de medewerkers over klachtenprocedures en de vindbaarheid van die informatie voor medewerkers wordt binnenkort ook nog eens verbeterd. In de opleiding van klachtbehandelaars en -coördinatoren wordt aandacht gegeven aan de aanbevelingen in het rapport: actieve informatieverstrekking in het intakegesprek met de klager, toetsen van het doel van de klager in het intakegesprek en bij de afronding van de klacht en nagaan welke informatie kan worden verstrekt over eventuele vervolgacties. De folder voor burgers, voor alle duidelijkheid, is ook aangepast. Het taalgebruik is eenvoudiger en het doel van klachtbehandeling is duidelijker omschreven.

Naar aanleiding van de motie van het lid Marcouch is nog de mogelijkheid om klachten via de politieapp in te dienen uitgerold. Ik denk dat er op dit moment geen reden is om het onderzoek nu al te herhalen. Ik denk dat het gewoon goed is om deze maatregelen de komende twee jaar gewoon eens even de kans te geven hun werk te doen. Ik heb overigens geen indicatie dat de politie met klachten van bepaalde groepen Nederlanders anders omgaat dan met andere. Ik heb wel bij een eerdere aangelegenheid, naar aanleiding van een vraag van de heer Azarkan, gezegd dat zich inderdaad een heel enkele keer een incident kan voordoen en dat ik dat zeer betreur. Maar de politie kijkt hier echt heel erg goed naar.

De heer Azarkan (DENK):

Dank voor de uitgebreide beantwoording. Mijn vraag is wanneer er een evaluatie gepland staat. Zijn er ook meetbare doelen gesteld over waar dat aan moet voldoen?

Minister Grapperhaus:

In de eerste plaats wijs ik op wat ik net zei: nu geen evaluatie, maar het zou een idee zijn om die over twee jaar te gaan doen, dus laten we zeggen in de tweede helft van 2020. Dat is één. Twee. De doelstelling is om uiteindelijk te gaan vaststellen dat die klachtbehandeling niet meer tot enig beeld leidt van het ontsporen van het klachtenproces. Daar gaat het natuurlijk in brede zin om.

Voorzitter. De heer Azarkan heb ik inmiddels antwoord gegeven op zijn vragen over de pilot Sensing in Roermond. Het is inderdaad een proeftuin uit de Ontwikkelagenda Opsporing, samen met de TU Eindhoven. Dat is een kwestie van slim combineren van bijvoorbeeld camerabeelden en nummerborden om bijvoorbeeld zakkenrollers sneller te identificeren. Het is een heel goede aanpak van mobiel banditisme. Er is een nauwe samenwerking met de OvJ en de burgemeester om de inbreuk op de privacy te monitoren en te beslissen of het acceptabel is om het doel te bereiken. Data die niet gerelateerd zijn aan dat banditisme worden automatisch vernietigd in deze pilot.

De heer Azarkan (DENK):

Toch even over die proef. Zijn er ook elementen zoals afkomst die bepalen of je een hogere kans hebt dat je aangehouden wordt?

Minister Grapperhaus:

Ik neem aan dat u doelt op etnisch profileren. Nee, dat doet de politie niet meer. Ik heb al een aantal keren uitdrukkelijk gezegd dat de politie dat niet doet. Dat hoort ook niet in onze samenleving. Dat heb ik ook gezegd.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Ik kom langzamerhand echt aan het slotgeheel toe. Mevrouw Helder vroeg nog naar de zijinstromers. Ik denk dat we daar inderdaad nog veel kunnen bereiken om de mensen beter aan ons te binden. We hebben het eerder ook gehad over de met de bonden afgesproken «specifieke aanstelling». Daarmee wordt het mogelijk om politiemensen in te zetten op een beperkt deel van de politietaak, zoals FinEc, dus financieel-economisch, of cyber. Het opleidingstraject daarvoor is heel wat korter. Die medewerkers worden dan ook echt gericht ingezet. Dan heb je ook echt een een-op-een gebruik van de bijzondere ervaring en kennis van die mensen.

Mevrouw Den Boer vroeg in dat verband naar de vervolgopleidingen en de specialistische opleidingen. De opleidingen FinEc, digitale opsporing, forensische opsporing en intelligence maken onderdeel uit van het basispolitieonderwijs. De capaciteit daarvan wordt, zoals gezegd, met onze middelen in het regeerakkoord uitgebreid. Dan kunnen we zowel aan de opleiding ten behoeve van de reguliere vervanging voldoen alsook aan de extra uitbreidingen en dergelijke. In de cao hebben we nog afgesproken om 10 miljoen extra te investeren in het vakspecialistisch onderwijs, het zogenaamde vpo. Dat is echt bedoeld om dat onderwijs meer flexibel te maken, dat wil zeggen: op locatie en het verbeteren van de inzetbaarheid. Ik heb afgelopen maandag ook gewezen op de pilots die in Amsterdam en Rotterdam gaan draaien om aspiranten al meer werkende weg in te zetten. De Politieacademie start nog in 2019 met een vpo-traineeprogramma, waarmee jonge docenten van binnen en buiten de politie de kans krijgen om in twee jaar te groeien in de rol van docent in het vakspecialistisch politieonderwijs.

Dan de onvoorziene uitstroom, waar ook mevrouw Den Boer op wees. De politie houdt in haar strategische personeelsprognoses rekening met twee soorten: uitstroom vanwege pensioen of uitstroom vanwege andere redenen, zeg maar onvoorzien, zoals mensen die iets anders gaan doen. De prognose van «onvoorzien» is vrij gedetailleerd en gebaseerd op onder meer gegevens van trends uit het verleden, maar ook worden factoren als ontwikkeling van de arbeidsmarkt daar natuurlijk in meegenomen. De politie heeft op dit moment geen zicht op de redenen voor de uitstroom die niet gerelateerd is aan de pensioengerechtigde leeftijd, dus die onvoorziene uitstroom. We gaan kijken of we daar meer inzicht in kunnen krijgen. Daarom worden in 2019 gefaseerd exitgesprekken ingevoerd. In de cao is afgesproken dat de politie samen met de Politieacademie vóór eind 2019 een scenario op hoofdlijnen ontwikkelt voor het geval de feitelijke situatie zich anders gaat ontwikkelen dan de prognoses nu laten zien.

Dan moet ik nog dit zeggen. Uw Kamer heeft wat zorgen geuit of we nu wel die specialisten binnenkrijgen. Er is een streefwaarde van 20% hbo'ers in de opsporing. Die streefwaarde is gerealiseerd. Dan gaat het echt om hbo-functies op het gebied van intelligence, digitaal rechercheren, cybercrime, financieel rechercheren en forensische expertise. De cijfers, die ik nu even voorlees, heb ik in een vorig AO ook al naar voren gebracht, maar ik wil ze toch nog even noemen omdat het echt cijfers zijn om trots op te zijn. De beschikbare formatie voor de hbo-plusspecialismen is ultimo augustus voor 102% gevuld. Dan is het nog een gemiddelde nota bene van een overbezetting op de functies FinEc en intelligence: respectievelijk 109% en 115%. Dat wekt de indruk alsof er accountants wijkagent zijn geworden. Er is nog een onderbezetting op de specialismen digitale opsporing cyber en forensische opsporing. Daar gaat het om respectievelijk 90% en 84%. Maar ik vind dat cijfers waar we de korpsleiding echt een compliment voor zouden kunnen maken.

Voorzitter. Dan nog de laatste twee vragen van mevrouw Den Boer over het stroomstootwapen.

De voorzitter:

Voordat u daaraan begint, is er een interruptie van mevrouw Den Boer.

Mevrouw Den Boer (D66):

Ik kom nog even terug op het blok politieonderwijs. Natuurlijk zijn de hbo-cijfers en dergelijke cijfers om trots op te zijn. Wat mij betreft ligt het accent niet alleen op werven en opleiden, maar ook op het vasthouden van die mensen. Het is heel belangrijk dat zij voldoende geprikkeld blijven om in die organisatie te blijven. Dan heeft de Minister het over het vakspecialistisch onderwijs en over een pilot in Amsterdam en dergelijke, maar ik zou toch wel een soort update willen hebben van zijn brief van 2 juli en specifiek van wat op pagina 6 staat, waar hij denk ik ook de zorgen deelt met D66 dat de opleidingsvraag van de politie op het gebied van het vakspecialistisch onderwijs «echter verbeterd dient te worden». Daar zijn nu een aantal aanzetten toe gedaan. Dat snap ik, maar ik zou het toch wat structureler willen blijven volgen. Dus bent u bereid om de Kamer hier bijvoorbeeld in het voorjaar, 1 maart, weer over te informeren? Ook zou ik het volgende willen vragen aan de Minister, om nog even bij het politieonderwijs te blijven: ik heb u een toezegging gevraagd of u ook het internationaal politieonderwijs wilt meepakken in de uitvoering van mijn motie over internationale politiesamenwerking.

Minister Grapperhaus:

Ja, ik ben daartoe bereid.

De voorzitter:

Zo kan het ook!

Minister Grapperhaus:

Nu ik die bereidheid heb gegeven, ga ik verder met het stroomstootwapen. Daarover heeft mevrouw Den Boer nog een vraag gesteld. Ik zie de operationele meerwaarde daarvan, maar er moeten gewoon nog een aantal zaken worden uitgezocht. Ook hebben we nog de motie van mevrouw Ellemeet ten aanzien van de inzet van het middel in de ggz. Er vindt nog een wetenschappelijk onderzoek plaats naar de mogelijke gezondheidseffecten van het middel. Mijn streven is dat ik u voor de zomer ga rapporteren en dat ik hier definitief met uw Kamer over in debat ga. Dit is echt een belangrijk onderwerp. Er zijn veel meer belangrijke onderwerpen, maar dit is, zo merk je, maatschappelijk een belangrijk onderwerp. Het is ook voor de politie een belangrijk onderwerp. Ik heb er begrip voor dat mevrouw Den Boer even wijst op de publicatie die er ergens vorige week was, maar ik denk dat we niet fragmentarisch met elkaar moeten discussiëren, dus ik zou willen voorstellen dat we, zodra ik met mijn eindrapport kom voor de zomer, daar nog voor de zomer een goed gesprek, een debat met elkaar over hebben.

Als allerlaatste. Mevrouw Kuiken vroeg of de vorming van de nationale politie te snel is gegaan. Twee dingen daarover. In ieder geval maak ik alvast de opmerking dat dit niet de conclusie is geweest van de commissie-Kuijken. Zij heeft er juist op gewezen dat het zo goed is geweest dat, inderdaad dankzij de Tweede Kamer, uit mijn hoofd gezegd, in 2015 is gezegd dat we het traject wat moesten bijstellen. Want toen had het eigenlijk bijna af moeten zijn. Het is een beetje een teaser, maar ik zou heel graag met u hierover verder willen spreken in ons plenaire debat op 12 december aanstaande.

Dat was mijn inbreng.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan kijk ik even naar de commissie of er nog behoefte is aan een korte tweede termijn. Die is er. Dan heeft u een spreektijd van maximaal twee minuten, namelijk een derde van de spreektijd in de eerste termijn. Dan geef ik als eerste het woord aan de heer Azarkan.

De heer Azarkan (DENK):

Voorzitter, dank. Ook dank aan de Minister voor de beantwoording. Ik heb in mijn eerste termijn met name stilgestaan bij het Criminaliteits Anticipatie Systeem. De Minister heeft de vragen daarover voldoende beantwoord, maar er blijven voor mij nog wel twee vragen. Eén: wie bewaakt de morele grenzen? Ik vond dat antwoord onvoldoende. De Minister gaf aan dat dit valt onder de algehele toezichthouder, maar ik gaf aan dat in het buitenland ook gewerkt wordt met onafhankelijke toezichthouders. Mijn andere vraag aan de Minister is: wanneer is er een eerste evaluatie? Ik zou er graag iets meer over willen weten.

Over de beantwoording over de klachtenprocedure ben ik ook tevreden, maar ik zou toch de Minister willen manen om iets betere doelstellingen te formuleren. Ik vind die nogal vaag geformuleerd en had ook niet de indruk dat het al gepland staat. Maar ik begrijp hieruit dat ergens halverwege 2018 een evaluatie zal worden uitgevoerd. Ik ben heel benieuwd welke doelstellingen dan gesteld worden, omdat het anders altijd een soort nulmeting blijft.

Als laatste gaf ik net aan – ik ben ook blij met die beantwoording – dat het toch niet zo kan zijn in Nederland dat je op basis van je afkomst ergens in de statistiek verdwijnt en dat dit bijdraagt aan de kans dat je vervolgens door de politie opgepakt wordt.

Dank.

De voorzitter:

Dank u wel. Meneer Van Dam, aan u het woord.

De heer Van Dam (CDA):

Voorzitter. Uiteraard ook van mijn zijde dank voor de beantwoording van de vragen. Dank ook voor de toezegging van de brief over de medezeggenschap.

Ik heb wel een paar puntjes, in de eerste plaats over de cijfers. Daar begonnen we eigenlijk een beetje mee. In de media waren die 16.000 zaken de opmaat naar dit AO. Ik moet heel eerlijk zeggen: ik heb de tijd benut om eens in de WODC-rapportages en in de Strafrechtketenmonitor te kijken. Ik heb mijn best gedaan, maar ik heb niet het getal van 16.000 kunnen achterhalen. Ik denk dat dat getal voor een deel het sepot van alle tijden is: gewoon keuzes die gemaakt worden in de opsporing, want uiteindelijk is het algemeen belang daarbij bepalend, niet het individuele belang. Voor een deel zal het erom gaan dat er geen capaciteit is om dingen op te pakken. Ik vind het voor de betrouwbaarheid en voor de eerlijkheid naar de politie toe wel heel erg van belang dat die helderheid komt. Ik ben een beetje kwijt hoe die helderheid gegeven wordt de komende tijd. Komt er bijvoorbeeld een brief over of wat dan ook? Misschien kan daar nog wat duidelijkheid over komen.

Over de verkeersveiligheid wacht ik heel graag het overleg van maandag af. Ik vraag de Minister om zo spoedig mogelijk na maandag bericht te geven wat hij besloten heeft naar aanleiding van het overleg in het LOVP. Dan weet ik ook wat ik met mijn motie moet.

Tot slot over de Ontwikkelagenda Opsporing. Weet u, ik heb daar wat aarzelingen bij. Natuurlijk moeten wij de opsporing nu de ruimte geven om te ontwikkelen. Wat betreft de veranderingen in de opsporing, die door Princen beschreven moet worden: wij gaan er de komende jaren geen duizenden rechercheurs bij krijgen. Dus er zal in de manier van werken een heleboel noviteit moeten zitten om antwoorden te geven op deze tijd. Mensen verklaren steeds minder. Je zult veel meer met techniek, sporen of wat dan ook moeten werken. Dus ik ben heel erg bereid om daar ruimte voor te geven om te zien wat er gebeurt. Ik ben heel blij met zo'n beweging-Q. Tegelijkertijd wil ik niet komen waar wij met die zeventien verbetermaatregelen zijn geweest: eindeloze rapportages en geen resultaat. Ik ga dit volgen de komende tijd. Ik ga in 2019 heel uitdrukkelijk die opsporing volgen, maar ik ben er ook nog niet precies over uit wat ik daar aan rapportagedrift wil en tegelijkertijd aan ruimte wil, maar ik vind dit eigenlijk onbevredigend.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Helder.

Mevrouw Helder (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst dank aan de Minister voor het antwoord op echt alle vragen.

Bijna direct na mijn aantreden ben ik al begonnen over de criminaliteitscijfers. Ik had toen twee boeken paraat en ken die inmiddels van buiten. De Minister heeft het over de aangiftebereidheid. Die is nagenoeg gelijk gebleven. Dat klopt helemaal, namelijk onverminderd laag: gemiddeld 23%. Ik vind dat niet om over naar huis te schrijven. De veiligheidsmonitor wordt altijd aangehaald, maar die gaat maar over een paar typen misdrijven. Cybercrime valt er bijvoorbeeld buiten. Inmiddels, naar aanleiding van het laatste jaar, is dat niet meer het geval. Maar dan hebben we de Cybersecuritymonitor, die zelf, uit mijn hoofd gezegd, op pagina 41 zegt: het beeld is niet allesomvattend. Ik ben heel blij dat er een brief komt van de Minister. Ik hoop dat daarin ook wordt meegenomen het aan mij toegezegde WODC-rapport naar de aard en omvang van de geregistreerde criminaliteit. Dan kunnen we hopelijk een AO gaan houden. Ik heb mijn spreektekst volgens mij al klaar.

Dan de Ontwikkelagenda Opsporing. De Minister zegt – daar ben ik wel blij mee – dat die geagendeerd is bij het bestuurlijk ketenberaad en het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie en dat de Kamer wordt geïnformeerd. Nou wil ik niet iedere keer een heleboel brieven krijgen, dus zou dat mee kunnen in de halfjaarlijkse berichten?

Dan de raadsman bij het politieverhoor. Ik ben blij dat de Minister zegt dat plek en positie van de raadsman nader worden bekeken, maar dan heb ik de volgende vraag. In het laatste deel van zijn brief staat: de volgende onderzoeksperiode loopt tot 1 maart volgend jaar; de Kamer wordt t.z.t. geïnformeerd. Wordt dit erin meegenomen? Dat zou ik fijn vinden.

Dat was eigenlijk alles wat ik wilde zeggen, maar ik wil nog even ingaan op het stroomstootwapen. Ik ben blij dat de Minister zegt dat daar een brief over komt en dat we het daar goed over gaan hebben. Ik snap natuurlijk ook helemaal – dat heeft hij bij de begroting ook gezegd – dat er, naar aanleiding van de aangenomen motie, goed gekeken moet worden naar gezondheidsrisico's. Wat ik hier toch wel even wil meegeven, is dat we niet zover moeten gaan als wat de Verenigde Naties inmiddels vragen, namelijk dat dit helemaal niet moet gebeuren omdat zij het zien als marteling. Dan vraag ik mij af waar we mee bezig zijn, want dan kun je de diensthond en het wapen ook niet meer inzetten.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Bisschop heeft geen behoefte aan een tweede termijn. Mevrouw Laan, gaat uw gang.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Dank, voorzitter. Kort. Dank voor de beantwoording aan de Minister en de ondersteunende mensen, niet alleen hier in de zaal, maar ook op andere plekken in het gebouw. Ik wil nog een opmerking meegeven. Een aantal collega's heeft erover gesproken en ik heb eraan gerefereerd: het fenomeen van boa's en de ontwikkeling van andere systemen in deze samenleving om samen Nederland veilig te houden. Ik begrijp dat de Minister zegt dat hij daar na de jaarwisseling al dan niet met vuurwerk – in mijn geval met – op terugkomt. Mijn vraag is even of de Minister nu kan duiden in hoeverre dat volgende week, als wij op 12–12 weer met elkaar in een andere zaal debatteren, een onderdeel zal zijn van de discussie. Ik begrijp dat collega's op dat moment met alles zullen komen, maar als de Minister nu echt heel duidelijk kan zijn over wat voor visie hij volgend jaar gaat presenteren over hoe boa's onderdeel gaan uitmaken van ons veiligheidshuis, dan kunnen we wellicht voorkomen dat we daar volgende week veel tijd aan besteden. Alvast bedankt.

De voorzitter:

Mevrouw Den Boer.

Mevrouw Den Boer (D66):

Voorzitter. Ik wil de Minister graag danken voor de vele antwoorden. We hebben het gehad over de cao. Ik wil toch het optimistische geluid laten horen en desalniettemin de Minister meegeven dat wij dat natuurlijk ook wel echt gaan monitoren. Zijn daar straks positieve effecten te verwachten? Ik hoop van wel.

Zeggenschap en medezeggenschap zijn besproken. Die zijn uiteraard van groot belang. De mensen moeten weer lol krijgen in de organisatie. Ik denk en hoop vurig dat dat daadwerkelijk gaat gebeuren.

De vraag van capaciteit is heel veel aan de orde geweest, maar ik heb in dit debat ook aan de orde willen stellen dat het niet alleen gaat om kwantiteit, maar vooral ook om kwaliteit. De politie mag niet op die kwaliteit inboeten. We moeten ook geen oplossingen erin gaan rommelen. Mijn fractie blijft pal staan voor de rechtsstatelijke waarborgen, bijvoorbeeld als het gaat om politieverhoor en internationaal samenwerken. Kennis en vaardigheden moeten bijgespijkerd en bijgehouden worden. Dat staat hopelijk garant voor een goede performance binnen en buiten de grenzen.

Ik dank de Minister voor de toezegging dat hij in het voorjaar van 2019 met een update komt over het vakspecialistisch onderwijs en de goede oplossingen daarvoor.

Ik dank de Minister ook voor zijn toezegging om internationaal politieonderwijs mee te nemen bij de uitvoering van mijn motie over internationale politiesamenwerking.

Twee slotpunten nog, te beginnen met het stroomstootwapen. Uiteraard begrijp ik dat de Minister dat onderzoek en het eindrapport wil afwachten, en dat we dat meenemen in de integrale discussie daarover.

Tot slot zie ik uit naar het debat op 12–12 over de evaluatie van de Politiewet.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Ten slotte mevrouw Buitenweg. Twee minuten heeft u.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Excuses, meneer de voorzitter en meneer de Minister, dat ik een deel van de antwoorden niet kon volgen, maar die zal ik zeker opzoeken.

Ik steun de heer Van Dam in zijn pleidooi om wat meer helderheid te krijgen over de 16.000 zaken: wat voor soort zaken betreft dat en waar hadden we dat kunnen vinden? Ik neem aan dat het antwoord daarop in een brief komt. Ik heb daar net geen debat over aangevraagd, maar ik denk wel dat we dit hier beter moeten bespreken.

Dan de operationele sterkte versus de bezettingsgraad, dat nieuwe fenomeen. Ik snap dit werkelijk niet. Waarom zeggen we dat er 1.111 fte's bij komen als dit in het echt niet betekent dat er meer mensen bij komen? Want we hebben ondertussen heel andere cijfers die te maken hebben met bezetting, die betekenen dat er uiteindelijk minder mensen zijn in 2022 dan er nu zijn. Kijk, als ik tegen mijn medewerkers zeg dat ze er twee collega's bij krijgen en er uiteindelijk een halve weggaat, dan hebben zij niet het idee dat ze wat meer ruimte hebben. Ik snap dan ook niet waarom je überhaupt zou zeggen dat je die 1.111 fte's erbij doet. De Minister zei gisteren, toen hij zijn bezoek bracht aan Noord-Brabant, dat er acht tot negen extra opsporingsambtenaren bij zouden komen. Moet ik dan nu begrijpen dat het er uiteindelijk niet echt acht of negen zullen zijn, maar slechts zes of nog minder? Dat hoor ik graag van de Minister.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De Minister kan meteen antwoorden.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Er zijn vandaag een paar cijferdiscussies, de eerste over die 16.000 aangiften die blijven liggen...

Oh, excuses, mijn telefoon gaat. af. Een kleine bijdrage van de Rolling Stones, voorzitter. Het nummer heet We Love You. Misschien helpt dat enigszins voor de stemming.

Voorzitter. Ik heb toegezegd – anders ga ik daar nu lang op door – dat ik maandag nog eens even iets uitleg over hoe het zit met de formatiecijfers. Het verhaal daarover is heel helder. Bij het begin van de nationale politie is er een formatiegetal bepaald. In de jaren daarna zijn er in de diverse regio's die boven de formatie zaten politiemensen af gehaald of vertrokken. Dit kabinet zegt: wij gaan de formatie van de politie die er moet zijn en die er kan zijn met 1.111 fte's verhogen. Dat is een structurele, dus blijvende, verhoging. Het kost natuurlijk een paar jaar om dat op te bouwen. Dat zijn de cijfers die ik steeds heb laten zien. Daar wordt niet in gegoocheld. Als u terugkijkt naar de brieven die ik naar uw Kamer heb gestuurd, ziet u dat dat heel consistent is. Ik kan me voorstellen dat er, laat ik dat maar zo zeggen, wat verwarring over ontstaat, omdat in jaarrapportages van de politie wordt gesproken over feitelijke bezetting. Ik praat nu maar even open, voorzitter: toen ik aantrad als Minister moest ik ook even aan de werkelijkheid wennen dat een paar regio's nog steeds boven hun fte's zaten ten opzichte van de afspraken over de nationale politie uit 2012. Dan moet je dus even zeggen: daar zit dus meer bezetting dan er eigenlijk als formatie was afgesteld in 2012. Ik heb dit steeds consistent zo uitgelegd, maar ik wil er naar uw Kamer altijd voor zorgen dat alle verwarring en vragen uit de wereld worden geholpen. Ik zeg dus bij dezen toe om volgende week nog eens met een overzicht te komen waarin ik dat heel helder laat zien. Ik zal er verwijzingen bij doen naar de stukken waarin we dit vorig jaar hebben aangegeven; niet uit wijsneuzigheid maar gewoon even om u te helpen als Kamer. Ik laat zien dat het echt een consistent verhaal is.

Ten aanzien van de zaken die zijn blijven liggen waarover de heer Van Dam het heeft, heb ik al eerder aan mevrouw Buitenweg en de heer Van Raak gezegd: ik zorg dat er aanstaande maandag 3 december, dus twee dagen voor sinterklaas, wanneer de meeste mensen pakjesavond vieren, bij u een brief ligt waarin ik nog even die getallen van die 16.000 op een rijtje zet. Die zijn evenwel ook al eerder aan de orde geweest in de Veiligheidsmonitor en in andere stukken. Ik heb gezegd dat ik in januari met een uitvoerige brief kom waarin ik het verband uiteenzet tussen de diverse middelen en monitoren die we hebben om de cijfers goed in de gaten te houden. Daar vroeg mevrouw Buitenweg om en het leek mij goed om dat toe te zeggen.

De heer Van Dam (CDA):

Even om het heel specifiek te maken: gaat u maandag er dan ook duiding bij geven? Nu ontstaat een beetje het beeld dat die zaken blijven liggen door een gebrek aan capaciteit of doordat de politie haar werk niet doet. Ik zou zo snel mogelijk helder willen hebben hoe dat precies zit. Ik wil niet dat er gezwartepiet wordt rond die tijd.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter... Wat zegt u, meneer Van Dam?

De voorzitter:

Zwarte Piet, bedoelde hij. Laat die maar even gaan.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter, u heeft mij goed begeleid in het laten lopen van dingen en dat gaat steeds beter.

Ik ga in die brief – laat ik dat gewoon doen, want dan gaat het sneller – ook die verbanden uiteenzetten.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik begrijp echt het verschil tussen bezetting en fte's, namelijk: je hebt een plan en er is de echte werkelijkheid. Maar ik vind het wel moeilijker om te begrijpen waarom je doet alsof iets toeneemt. Je had het net zo goed op hetzelfde niveau kunnen laten, want het duurt nog jaren en jaren voordat je überhaupt dat niveau bereikt. Maar goed, ik heb een concrete vraag. Er is beloofd dat er in Brabant acht tot negen extra opsporingsambtenaren komen om het afval te bestrijden. Komen die er nou ook in het echie, en wanneer zijn ze er dan ook in het echie?

Minister Grapperhaus:

Ik werp echt van me dat we net zouden doen alsof er mensen bij komen en dat niet zo is. Kennelijk moet ik dat nog eens op een rijtje zetten, maar ik heb altijd consequent aangegeven: er komen ten opzichte van 2012, toen de formatiesterkte voor de politie is vastgesteld, 1.111 structureel te betalen politiemensen bij. Misschien dat ik het zo voor iedereen nog eens heel erg helder neerzet.

Het tweede punt ging over die acht of negen mensen in het gebied; ik weet niet welk getal het is. De lokale gezagen gaan uiteindelijk over hoe de politie wordt ingezet en waarvoor die wordt ingezet. De Veiligheidsagenda, die we met elkaar uitvoerig hebben besproken, geeft aan wat we de komende jaren prioriteiten vinden waar we landelijke afspraken over moeten maken, die we dus niet alleen maar van het lokale laten afhangen. Ondermijning staat heel hoog op dat lijstje. Ik blijf daar natuurlijk verder over in gesprek met de burgemeesters in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie. Ik heb daar zelfs – nu dwaal ik even naar een ander onderwerp af – een apart fonds van 100 miljoen euro voor opgezet. Voor het aantal politieagenten dat straks ter plekke wordt ingezet, heeft het lokaal gezag als het goed is in ieder geval meer middelen en meer mensen, want daar zetten we structureel geld voor in. Maar hoe ze dat straks uiteindelijk invullen, is hun verantwoordelijkheid. Daar mag ik ook niet in treden.

Voorzitter, dan nog het volgende. Mevrouw Helder wil ik bij dezen toezeggen dat we bij het halfjaarlijks bericht ook de voortgang van de opsporingsagenda zullen melden.

En dan tegen de heer Van Dam: dat over die zeventien maatregelen ging over het op orde brengen van de administratieve kwaliteit van de organisatie. De opsporingsagenda gaat echt over de vernieuwing, wat een wat ander onderwerp is.

Ik meen dat ik op deze wijze de punten die er nog waren heb beantwoord, voorzitter. Heb ik nog iets gemist?

De voorzitter:

Mevrouw Laan heeft nog een openstaande vraag en mevrouw Helder blijkbaar ook.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Ik heb specifiek gevraagd naar de boa's en wat u daarover in het komend jaar gaat zeggen, zodat we het debat op 12–12 op een andere manier kunnen voeren.

Minister Grapperhaus:

Ik heb al eerder een brief aangekondigd. Die komt in de komende weken voor het reces bij u.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik had nog een vraag. De plek en de positie van de raadsman tijdens politieverhoren wordt nader bekeken. Wordt dat meegenomen in de eerstvolgende onderzoeksperiode, die loopt tot maart volgend jaar?

Minister Grapperhaus:

Ja.

De voorzitter:

Dank u zeer. Daarmee komt een einde aan dit overleg, maar voordat ik de vergadering sluit, neem ik nog even de toezeggingen met u door. Let u goed op.

  • De Minister zegt toe de statistieken van de politie en van de strafrechtketen als geheel inzake het oppakken van strafrechtzaken in een overzicht te combineren en dat aanstaande maandag naar de Kamer te sturen.

  • De Minister zegt toe de Kamer voor 12 december te informeren over de formatiesterkte en bezetting van de politie, en hierbij zo veel als mogelijk in te gaan op het inrichtingsplan.

  • De Minister zegt toe de Kamer een brief te sturen over medezeggenschap binnen de politieorganisatie, en daarbij onder andere in te gaan op het ICT-aspect hiervan.

  • De Minister zegt toe de Kamer een update te geven van de brief van 2 juli jl. over politieonderwijs, en deze voor 1 maart 2019 aan de Kamer te zenden.

Dat zijn de toezeggingen.

Minister Grapperhaus:

Het overzicht van de monitoren en het verband daartussen zal misschien iets meer tijd kosten. Maar we zetten alles op alles om dat tijdig voor 12 december bij u te hebben.

De voorzitter:

Maar voor 12 december gaat wel lukken?

Minister Grapperhaus:

Ja. De brief over de formatiebezetting is er in ieder geval aanstaande maandag. Voor die andere doen we enorm ons best.

De voorzitter:

Ja. Dan nog mevrouw Den Boer.

Mevrouw Den Boer (D66):

Nog even ter verduidelijking over de laatste toezegging. Ik meende twee toezeggingen te hebben gehad van de Minister over het politieonderwijs. A: de actualisatie van de brief van 2 juli, met name met betrekking tot het vakspecialistisch onderwijs. B: het meenemen van internationaal politieonderwijs in de uitvoering van mijn motie.

De voorzitter:

Ja, maar dat laatste is geen toezegging in de zin dat die hier voorgelezen wordt, want dat doen we alleen maar met toezeggingen die ook een schriftelijke reactie naar de Kamer oproepen.

Meneer Azarkan?

De heer Azarkan (DENK):

Ik meen me te herinneren dat de Minister de toezegging had gedaan om in 2020, halverwege, een onderzoek te doen naar de klachtenprocedure.

Minister Grapperhaus:

Ja, klopt.

De voorzitter:

U heeft gelijk. Die wordt genoteerd.

Dan rest mij niets anders dan de Minister, zijn ambtenaren en de leden te bedanken. Omdat het vandaag blijkbaar Nationale Complimentendag is ook nog eens een keer complimenten voor allen die ons ondersteunen in deze zaal: de griffier, de bode, de mensen die het verslag maken, de pers...

De heer Azarkan (DENK):

De voorzitter!

De voorzitter:

Ja, ja. En iedereen die zo vriendelijk is geweest dit debat te volgen in deze zaal en elders. Ik wens u allemaal nog een mooie dag, en de politie in het bijzonder: veel succes met uw zeer belangrijke werk.

Sluiting 13.39 uur.