Vastgesteld 5 september 2016
De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 29 juni 2016 overleg gevoerd met de heer Van der Steur, Minister van Veiligheid en Justitie, over:
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 19 mei 2016 inzake screeningsbevoegdheden politie (Kamerstuk 28 844, nr. 101);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 23 mei 2016 inzake overbruggingsovereenkomst politievoertuigen (Kamerstuk 29 628, nr. 636);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 30 mei 2016 inzake geweldgebruik politie 2015 (Kamerstuk 29 628, nr. 638);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 8 maart 2016 inzake reactie op de motie van het lid Madlener over terugkoppeling na geweldsincidenten (Kamerstuk 28 642, nr. 73);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 25 mei 2016 inzake WOB-besluit inkomensgegevens van de 200 meest verdienende medewerkers van de sector politie in 2015 (Kamerstuk 29 628, nr. 637);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 27 mei 2016 inzake aanbieding Verbeterplan Wet politiegegevens en Informatiebeveiliging (Kamerstuk 33 842, nr. 4);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 31 mei 2016 mede naar aanleiding van de televisie-uitzending van EenVandaag van 28 mei 2016 met informatie over het beslagproces (Kamerstukken 29 628 en 28844, nr. 639);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 20 juni 2016 inzake voortgangsbrief Politie (Kamerstuk 29 628, nr. 643);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 3 juni 2016 inzake reactie op verzoek commissie over het bericht «Rechter: agente struikelde over knuppel door fout in politiepak» (Kamerstuk 29 628, nr. 641);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 13 juni 2016 inzake bewapening politie (Kamerstuk 29 628, nr. 642);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 22 juni 2016 inzake beleidsreactie op de onderzoeksrapporten Twee Steden (Kamerstuk 29 628, nr. 644 );
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 23 juni 2016 inzake wob-verzoeken ontslagcijfers politieambtenaren (Kamerstuk 29 628, nr. 645);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 27 juni 2016 inzake digitale eindrapportage Administratieve lastenvermindering Politie (Kamerstuk 29 628, nr. 647).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Ypma
De griffier van de commissie, Nava
Voorzitter: Helder
Griffier: Mittendorff
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Helder, Kooiman, Marcouch, Swinkels, Van Toorenburg en Van Veen,
en de heer Van der Steur, Minister van Veiligheid en Justitie.
Aanvang 10.04 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen. Hartelijk welkom bij dit algemeen overleg over politie.
[Van het begin van dit overleg is geen geluidsopname beschikbaar.]
De heer Van Veen (VVD):
Voorzitter. Het imago van de politieagent staat onder druk. Niet lang geleden ging het over oom agent en was de agent je beste vriend, dwong het uniform van de politieagent respect en gezag af en was er veel waardering voor zijn werk. Dat staat onder druk, en die trend moet zo snel mogelijk stoppen.
Een agent deugt! Het is totaal onbelangrijk welke etnische achtergrond een agent in functie heeft. De VVD wil een divers korps waar ruimte is voor alle mensen met de juiste capaciteiten en de beste mensen op de beste plek. Wat de VVD absoluut niet wil, is dat een agent vanwege zijn achtergrond een stap terug doet om escalatie te voorkomen of – en dat is nog veel erger – uit angst om voor racist uitgemaakt te worden maar de andere kant opkijkt.
Selectie van politie personeel start bij de voordeur. Ondanks de wens van de VVD om een divers korps te zijn, wil ik geen enkele concessie doen aan de kwaliteit van de aspirant-agent. Een Nederlandse agent is van onbesproken gedrag, spreekt Nederlands, heeft een goed stel hersens en wil zich inzetten voor de veiligheid van de Nederlandse samenleving. Mensen die daaraan voldoen en de opleiding succesvol afronden, worden agent. Draag je eenmaal dat uniform dan sta je voor onze zaak, wie er ook in het uniform zit.
Ik begon met het imago van de agent. Mensen die roepen om een stopformulier voor de agent, zetten feitelijk vraagtekens bij de integriteit van de politieagent. Burgers moeten beschermd worden tegen de politie, dat is de wereld op zijn kop. Wanneer je zo'n signaal afgeeft, werk je in de hand dat iedere staandehouding die niet tot een aanhouding leidt, etnisch profileren is, of je een petje op hebt, uit Brabant komt, in een gepimpte auto rijdt, jong bent of oud. Wat het imago van de politie ook ernstig schaadt, zijn graaipraktijken zoals zich onlangs leken af te spelen bij de Centrale Ondernemingsraad van de nationale politie (COR). Ik maak een compliment aan de korpsleiding van de politie voor het optreden in deze zaak. Mijn vraag aan de Minister is hoe dit zo ongelooflijk mis heeft kunnen gaan?
Ik gaf al aan dat selectie van politiepersoneel begint bij de poort. Wie politieagent is, moet gelijke kansen hebben op plaatsing en promotie. Eens in de zoveel tijd komt in het nieuws dat dit niet het geval zou zijn en dat niet op kwaliteit geselecteerd wordt. Etniciteit zou een rol spelen. Voor ons is dat bijna niet te beoordelen. Het signaal van een aantal teleurgestelde dienders is geen signaal dat er structureel iets mis is met het carrièrebeleid van de politie. Kan de Minister toezeggen dat hij de Kamer hierover nader informeert?
Dat geldt ook voor de vermeende leegloop bij de politie. Ik kom zelf uit het bedrijfsleven. Een gezonde uitstroom van personeel wordt daar gezien als een pluspunt voor een organisatie. Mensen die zien dat het gras bij de buren groener is, tegen een functieplafond aanlopen of zich niet kunnen vinden in de koers van het bedrijf, vertrekken en maken plaats voor nieuwe, gemotiveerde en getalenteerde mensen. Is de Minister van mening dat er werkelijk sprake is van leegloop?
De heer Marcouch (PvdA):
Collega Van Veen spreekt over diversiteit met een ondertoon alsof diversiteit een streven is naar minder kwaliteit of per definitie kan leiden tot minder kwaliteit. Het pleidooi voor diversiteit is juist een kwaliteitsplus. Vindt de collega van de VVD ook dat het in die zin noodzakelijk is om diversiteitsbeleid te voeren?
De heer Van Veen (VVD):
Ik heb dat vrij helder uiteengezet. De VVD streeft ernaar om een divers politiekorps te krijgen. Het enige wat de VVD niet wil, is concessies doen aan de selectiecriteria voor personeel. Daarom zei ik dat een Nederlandse politieagent gewoon Nederlands spreekt en van onbesproken gedrag is. Het moet niet zo zijn dat de drang om diversiteit te bereiken zo groot is dat we concessies doen aan kwaliteit.
De heer Marcouch (PvdA):
Waarop baseert de heer Van Veen dat er concessies worden gedaan? Dat wordt wel gesuggereerd en dat lijkt me niet bevorderlijk voor het streven van de politie om een divers korps te worden.
De heer Van Veen (VVD):
Dan heeft de heer Marcouch mij niet goed begrepen. Ik zeg dat de criteria om politieagent te worden voor iedereen in Nederland dezelfde zijn. Het zou zomaar kunnen dat de doelstelling om een divers korps te zijn, ertoe leidt dat concessies worden gedaan aan de kwaliteit. Dat willen we sowieso niet. We willen dat de geschikte personen agent worden. Op het moment dat je het uniform draagt, ben je politieagent en is het voor mij niet relevant wie in dat politie-uniform zit.
Mevrouw Kooiman (SP):
Ik vind dit een beetje onzin. Als je een willekeurig politieacademiegebouw binnenloopt, is het overwegend wit. Als we kijken naar de afspiegeling van de samenleving, hebben we te maken met diverse culturen, achtergronden en seksualiteit. Het is niet meer dan logisch dat we ook op de Politieacademie bekijken, want daar begint het, op welke manier we diversiteit kunnen bereiken. De VVD is het daarmee toch niet oneens?
De heer Van Veen (VVD):
Nee, daar ben ik het helemaal niet mee oneens. De SP suggereert dat er geselecteerd wordt op etniciteit op het moment dat iemand naar de Politieacademie wil. Dat bestrijd ik. Ik vind dat de beste mensen met de beste papieren en het beste stel hersens, die geschikt zijn voor het vak, uiteindelijk op de Politieacademie moeten instromen. Ik hoop dat dat diverse etnische achtergronden zal opleveren. Ik hoop dat het genoeg mannen en vrouwen zijn. Ik ga ervan uit dat niet geselecteerd wordt op etniciteit maar op de kwaliteit van het toekomstig personeel.
Mevrouw Kooiman (SP):
Alsof mensen met een andere achtergrond niet over kwaliteit beschikken... Je kunt hier niet roepen dat je hoopt dat er sprake zal zijn van diversiteit en vervolgens op je handen blijven zitten. Je moet dan daadwerkelijk iets gaan doen. Je moet het diversiteitsbeleid bekijken en bereid zijn daarop in te zetten. Is de VVD daartoe bereid?
De heer Van Veen (VVD):
Mevrouw Kooiman gaat heel mooi om mijn antwoord heen. Zij suggereert opnieuw dat er ook geselecteerd kan worden op etniciteit bij de ingang van de Politieacademie. Ik zei dat dat niet het geval moet zijn. Dat betekent dat we diversiteit nastreven en de selectiecriteria bij de poort van de Politieacademie niet aanpassen om dat te bereiken. We willen mensen die geschikt zijn voor het politieambt en van onbesproken gedrag zijn. Man, vrouw, iedereen mag dat zijn, maar we moeten niet aan de selectiecriteria tornen.
Mevrouw Swinkels (D66):
De VVD hamert erop dat het begint bij de poort. Maar als mensen eenmaal binnen zijn, ook als ze een diverse achtergrond hebben, moet de cultuur dan niet erop ingericht zijn om ze binnen te houden? Mag ik een reactie van de VVD daarop?
De heer Van Veen (VVD):
Uiteraard. Daarom heb ik in mijn termijn ook aangegeven dat ik ervan uitga dat iedereen gelijke kansen heeft. Als men het uniform eenmaal draagt, door de selectie is gekomen en de opleiding met goed gevolg heeft afgesloten, dan moeten er voor iedereen gelijke carrièrekansen zijn. Dat is de reden waarom ik aan de Minister heb gevraagd of dat zo is.
Mevrouw Swinkels (D66):
Op welke manier denkt de VVD dat dit moet gebeuren?
De heer Van Veen (VVD):
De vraag suggereert dat het op dit moment niet gebeurt. Dat vind ik een rare veronderstelling. In de pers borrelt zo nu en dan het bericht op dat mensen niet gelijk behandeld worden. Voor mij is dat helemaal niet aangetoond. Ik heb net aangegeven dat ik me ook kan voorstellen dat mensen weggaan bij de politie omdat ze tegen hun functieplafond aanlopen, ontevreden zijn of zien dat het gras bij de buren groener is. Dat bij sommige mensen wellicht frustratie ontstaat, kan ik me ook voorstellen. Ziet de Minister aanleiding om onderzoek of extra dingen te doen als blijkt dat er wel degelijk geselecteerd wordt op etniciteit en mensen daarmee carrièrekansen missen? Dat wil de VVD niet. Wij willen dat iedereen die een uniform draagt, gelijke kansen heeft om op de plek terecht te komen waarop hij op basis van kennis en kunde terecht behoort te komen.
De heer Marcouch (PvdA):
Voorzitter. Vandaag vraag ik aandacht voor integriteit en diversiteit. Politieagenten komen binnen met integere karakters. Zij zijn zo van jongs af aan moreel gevormd en daarop worden zij geselecteerd. Bij de politie leren zij de vaardigheden die integer handelen mogelijk maken, van staande houden op basis van signalement tot de nekklem aanbrengen bij verzet tegen arrestatie. Het is verschrikkelijk als die vaardigheden mank gaan. Dat is deprimerend voor Typhoon en anderen die etnisch geprofileerd worden en dodelijk voor mannen als Mitch Henriquez, die de nekklem niet overleefde. Het begint met integriteit. Als die ontbreekt, krijgt de politie geen informatie, verdwijnt de bereidheid tot aangifte doen en verliest de politie haar gezag. Dat gezag is hard nodig om onze vrijheid te beschermen.
Lesbische vrouwen, homo's, biseksuelen en transgenders (lhbt'ers) maken zich nu al zorgen over de Gay Pride en over terreur zoals die in Orlando plaatsvond. Kan de Minister hen geruststellen met de belofte dat hij alle benodigde maatregelen neemt tijdens de Gay Pride?
Het is de kunst te voorkomen dat incidentele schendingen van integriteit uitgroeien tot patronen. Agenten moeten sowieso goed gescreend worden. Toch beginnen over enkele dagen 3.000 agenten ongescreend aan hun nieuwe functie bij de nationale politie. Zij werken net als de mol Mark met vertrouwelijke informatie. Hoe waarborgt de Minister onze veiligheid? Ontstaan hierdoor vertragingen en tekorten? Belangrijker nog vind ik dat de Minister het belang en de urgentie van integriteit actief uitdraagt. Een procedurele verwijzing van de Minister naar integriteitsbeleid, zoals hij gaf in de uitzending van Nieuwsuur over het schandaal van de vermiste, inbeslaggenomen goederen, klinkt als corvee. Bij een mentaliteitsverandering is urgentiebesef en gedrevenheid nodig. Wil de Minister dat uitdragen, vooral richting de leiding?
Er is iets mis met de politieleiding. Daarvan getuigt de braindrain, de uitstroom van talent. Volgens vakbondsleider Jan Struijs steken leidinggevenden hun energie in het monddood maken van probleemmelders in plaats van in het aanpakken van de problemen. Inderdaad verklaarde een leidinggevende de leegloop van haar team doodleuk met de onzekerheid van de agenten over de nieuwe werkomgeving. Zo organiseren we geen mentaliteitsverandering. Op welke manier verbetert de Minister de leiding?
Tot slot kom ik op de diversiteit. Korpschef Erik Akerboom heeft herhaaldelijk verklaard dat diversiteit chefsache is. Het is zijn persoonlijke opdracht dat een op de vier agenten diverse wortels heeft en kan lezen en schrijven met de bevolking. Terecht. Dat lukt niet, zegt vakbondsleider Struijs, de politie wil niet en de werkzoekenden willen ook niet. Dat lukt wel, het is een kwestie van gericht werken. De korpschef gaat gevarieerde selectieteams samenstellen, zei hij op 22 juni in Nieuwsuur. De werving begint te werken in Amsterdam, waar in de nieuwe lichting aspirant-agenten 17% allochtone wortels heeft. Een halfjaar eerder was dat 12% en Amsterdam voorziet dat het 20% wordt. Het zou mooi zijn als de gehele nationale politie daar kennis van neemt. Op welke manier houdt de Minister de vaart erin? Er is nog een flinke stap te zetten. Vooral het gebrek aan promotiekansen die agenten van allochtone komaf constateren, is een probleem. Als het lukt, hebben we grote vooruitgang geboekt met een politie die niet alleen de bevolking beter kent maar bovendien van ons is.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. Toen ik vanmorgen in Den Bosch de deur uitging, las ik veel berichten over een dodelijke steekpartij. Wat mij met name trof, was dat de politie eropuit moest, een drama zag in een gezin en vijf kinderen aantrof. Toen dacht ik: dit zijn de mensen over wie het vandaag gaat, mensen die zo hun best doen voor de veiligheid van andere mensen en die af en toe voor verschrikkelijke dingen komen te staan. Ik heb alle respect en bewondering voor hen.
Wij voeren hier vele debatten over de politie, maar de laatste tijd gaat het helaas alleen maar over geld. Geld, geld, geld en reorganisaties. Gelukkig staan er vandaag een aantal zaken op de agenda die niet alleen over geld gaan. Eén opmerking moet me wel van het hart. Als ik de hele stapel die we de afgelopen dagen hebben doorgenomen en alle uitdagingen die op het bordje van de politie liggen zie, dan begrijp ik echt niet waarom de Minister aan de korpschef vraagt om nog even 55 miljoen te bezuinigen. Laat de korpschef zich focussen op al die uitdagingen die voor ons liggen. Ik noem als voorbeeld de aanbestedingen van voertuigen. Als ik de stukken daarover lees, vraag ik me af hoe het mogelijk is dat die aanbestedingen van voertuigen, waarvan de politie en de burgers zo afhankelijk zijn, zo waardeloos gaan omdat afdelingen niet bezet zijn en zo rommelig verlopen. Ik kan dat niet begrijpen.
Ik lees ook over de inbeslaggenomen goederen en het probleem dat er zo veel kwijtraakt. De advocatuur is daar nu mee bezig. Maar als ik met politieagenten praat, zeggen ze tegen mij: vindt u het gek dat we het kwijtraken? We weten van gekkigheid niet waar we het moeten opslaan en archiveren. In een mooie brief staat dat het allemaal geregeld is. Ik heb onlangs een bezoek gebracht aan politieagenten die aangaven: we kunnen niet eens in het systeem dat hierover gaat; we houden zelf onze Excel-lijsten bij. Het is zo'n andere werkelijkheid dan ons hier wordt voorgehouden.
In de stukken staat dat een grote reorganisatie aan de gang is en dat de bezetting een probleem is. Dat begrijp ik allemaal wel, maar hoe kan het dan dat we dit pas over vijf jaar willen laten landen. Dat kan toch niet? Er zijn nu afdelingen onderbezet, waar mensen het water aan de lippen staat en mensen half overspannen hun werk doen. Hoe kan er dan afgesproken zijn dat er vijf jaar over gedaan kan worden? Dat kan niet.
Wat me ook opvalt, is dat steeds meer politieagenten tegen mij zeggen: wellicht is de verhouding tactisch-forensisch niet meer goed binnen de politieorganisatie; we kunnen heel veel dingen niet meer oplossen met «tactisch» en moeten daar heel anders naar kijken. Kan de Minister daarop reageren? Moet daar een verschuiving plaatsvinden?
We hebben recentelijk weer berichten gehoord over hoe men over elkaar heen valt in het politieonderwijs. Het gaat zo ver dat het lijkt alsof de opleiding terreur op dit moment helemaal niet meer wordt gegeven. Ik wil echt weten hoe dat zit. Wat gaat daaraan gebeuren? Er staan heel veel dingen op de agenda waaruit voor mij duidelijk blijkt dat de Minister de korpschef de ruimte moet geven om de problemen op te lossen, om intern te focussen en uiteindelijk betekenisvol te zijn voor de omgeving. Het is helaas nog steeds zo dat burgers en ondernemers zich in de kou gezet voelen. Dat is niet door de individuele diender, maar door de organisatie die gedwongen wordt om steeds maar door te reorganiseren.
Er zijn nog twee punten waarvan de Minister gisteren heeft beloofd ze vandaag met ons te bespreken. Hij zal daar ongetwijfeld op terugkomen.
De heer Van Veen (VVD):
Het viel me gisteren ook al op dat er vanuit het CDA een grote klaagzang komt over hetgeen er allemaal gebeurt. Het enige wat ik concludeer, is dat het CDA de krant heel goed leest en heel veel politieagenten spreekt. Nu hoor ik weer dat de Minister de korpschef meer ruimte moet geven om zijn ding te doen. Is het niet een van de taken van de korpschef om binnen het budget de zaken te regelen? Moet hij zich niet meer focussen op het regelen van de dingen in plaats van steeds op allerlei Kamervragen in te gaan? Vandaag spreekt het CDA over de inbeslagname van goederen. Dat wordt nu weer een prioriteit. Volgens mij moeten we de korpschef de tijd geven om aan de zaken te werken die leiden tot een betere bedrijfsvoering. Kan het CDA daar iets over zeggen?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik begrijp dat de coalitie vooral aanslaat op klagen. De Minister van Financiën zei ook al dat de politie niet zo moet klagen, dat mensen niet zo moeten klagen. Het probleem is dat wij zien dat de politiefunctionarissen zo vreselijk hun best doen om betekenisvol te zijn en het verschil te maken, maar dat dat meer ondanks dit kabinet is dan dankzij. Dat is zo pijnlijk. Wij hadden verwacht dat de VVD ook naast de dienders zou gaan staan omdat ze dat altijd heeft geroepen. Maar de politie is gewoon aan het wegzinken. In alle stukken die we hebben gelezen, geeft de Minister dat zelf aan. Ik begrijp dat de VVD-fractie het nog steeds niet wil zien, maar eergisteren bleek uit het rapport van de politie dat die zich niet serieus genomen voelt. Het akelige is dat de VVD daar vandaag blijkbaar gewoon mee doorgaat.
De heer Van Veen (VVD):
Ik heb niet gezegd dat de politie klaagt maar dat het CDA klaagt. Ik vind dat het CDA dan ook eens met oplossingen moet komen. De oplossing die ik het CDA aandraag, is steun uit te spreken aan de korpschef zodat hij zijn werk kan doen. Als we steeds van bepaalde onderdelen blijven zeggen dat ze belangrijk zijn, weet ik zeker dat de korpschef nooit toekomt aan zijn taak, namelijk het regelen van de organisatie van de politie. Kan het CDA een aantal positieve dingen rond de politie benoemen die op dit moment op touw worden gezet?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Het zou lachwekkend zijn als het niet zo schaamteloos was. Ik zit echt met verbazing te luisteren naar de gekkigheid die hier wordt uitgekraamd. Het is echt grappig. Onlangs stond hier de geweldige Minister van Veiligheid en Justitie, die zei: alles heeft prioriteit. Vervolgens zijn er beloften gedaan aan de samenleving en zinkt de politie langzaam weg in het moeras. Het enige wat de politie kan doen, is verdergaan met reorganiseren. De inzet van onze inbreng was inderdaad dat de korpschef, die zo betrokken is bij zijn mensen, de ruimte moet hebben om ervoor te zorgen dat het goed gaat. Maar wat moet de korpschef nu weer doen, wat de VVD blijkbaar lachend goedvindt? Hij moet gewoon op zoek gaan naar 55 miljoen euro omdat er nog meer bezuinigd moet worden, terwijl ik wil dat de dingen waar de politie om vraagt, worden opgelost. Dat is de toon die ik vandaag zet. Wij willen graag naast de politie staan om ervoor te zorgen dat de dingen worden opgelost, dat de agenten hun werk kunnen doen. De politie heeft ons gevraagd: geef ons die ruimte. Ik wil die graag bieden, maar het enige wat de VVD wil, is doorgaan met bezuinigen. Wij zetten daar de rem op. Maar dat debat voeren we vanavond wanneer de voltallige oppositie er met verschillende dekkingen uiteindelijk wel voor zal zorgen dat de politie het geld krijgt dat ze nodig heeft. Dat is waar men om vraagt en niet om mooie, stoere praatjes van de VVD.
De voorzitter:
Voordat ik de heer Van Veen het woord geef, merk ik op dat de leden over hun eigen woorden gaan, maar verzoek ik de vragen en antwoorden iets korter te houden. Anders komen wij niet toe aan drie interrupties bij het antwoord van de Minister. Ik geef het de leden in overweging, zij gaan over hun eigen woorden.
De heer Van Veen (VVD):
Ik heb een punt van orde en zeg toe dat ik het kort zal houden. Iedereen kiest zijn eigen woorden en dat heeft ook betrekking op het respectvol stellen van vragen. Het viel me gisteren ook al op dat het respect van het CDA tegenover de Minister anders is dan bij ons.
De voorzitter:
Ik weet niet of dat een punt van orde was. Mevrouw Van Toorenburg voelt zich uitgelokt. Ik geef haar kort de ruimte om te reageren.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Alles wat wij zeggen, doen wij uit respect voor de mensen die dagelijks op straat werken. Als wij zien dat deze mensen het niet meer kunnen doen, dan dienen wij voor hen op te komen. Ooit deed de VVD dat ook, maar dat is lang geleden.
De voorzitter:
We gaan elkaar niet uitlokken. Bent u klaar met uw inbreng?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ja, voorzitter.
De voorzitter:
U had nog 30 seconden tijd, die krijgen we cadeau. Dan geef ik snel het woord aan mevrouw Kooiman van de SP, met 30 seconden cadeau.
Mevrouw Kooiman (SP):
Voorzitter. Er staan ontzettend veel punten op de agenda en ik begin met de COR. Er komt een integriteitsonderzoek naar de ondernemingsraad van de nationale politie. Het jaarbudget van 1,6 miljoen werd overschreden en de huidige korpschef deed wat hij behoorde te doen: de overschrijding een halt toeroepen en een onderzoek instellen. Er doen een heleboel geruchten de ronde en in diverse media zijn zorgelijke geluiden gepubliceerd. Bijvoorbeeld dat de vorige korpschef wel op de hoogte was van de verspilling die gaande was en dat leden zelfs bevorderd werden ondanks problemen. Er zijn veel vraagtekens en ik heb daarover ook schriftelijke vragen gesteld. Was er sprake van ruilhandel? Kreeg de vorige korpschef belangrijke beslissingen door de COR door bijvoorbeeld andere financiële zaken goed te keuren of leden te bevorderen, of door politiek gevoelige zaken, zoals het herijkingsplan, het huisvestingsplan et cetera, goed te laten keuren? Of er sprake is geweest van ruilhandel moet uitgezocht worden. De vraag is of de besluitvorming rond de nationale politie en de reorganisatie wel zuiver en eerlijk tot stand is gekomen. Wat was de rol van de vorige korpschef? Was de Minister er al van op de hoogte en wanneer is hij op de hoogte gesteld? Kan de Minister dit aangeven en kan hij ook aangeven dat deze vragen worden meegenomen in het onderzoek? Dat lijkt mij wel zo zuiver.
Gisteren is hier al gesproken over de wijkagenten. Er was veel onrust over de inzet van de wijkagenten. Nog steeds is er geen volledige 100% dekking. Wellicht is het ook niet mogelijk om dat direct overal te regelen. Mijn zorg is dat deze agenten niet volledig worden ingezet voor de wijkagenttaken, maar dat ze ook worden ingezet voor noodhulpdiensten, horecadiensten en administratieve taken. Als je vindt dat het fundament van een veilige samenleving ook de rol van de wijkagent behelst, dan zul je daar ook voldoende tijd voor moeten vrijmaken.
Ik heb nog een heel mooi nieuwsbericht. Ik kan het niet anders noemen. Het is een brief, maar het leek wel een nieuwsbericht uit de Fabeltjeskrant. Het gaat over het oplossen van de bureaucratie. Mijn mailbox zat vol toen ineens op Teletekst stond dat de bureaucratie was aangepakt. De Minister suggereert dat een op de tien agenten in één keer vrij is van bureaucratie. 5.000 agenten krijgen lastenverlichting, want zoveel fte levert het op. Het is de grootste onzin. Er worden multimediazaken ingezet zodat ze allemaal korte filmpjes kunnen bekijken; het levert enorm veel tijdwinst op. Maar deze agenten kunnen vaak niet eens een filmpje afspelen op hun Flintstonecomputer. Uiteindelijk zijn veel ICT-mensen naar huis gestuurd en komen er veel protocollen bij. Gisteren vertelde mevrouw Van Toorenburg hoe ingewikkeld het is voor een agent om überhaupt een aangifte op te nemen. Ik vond het schandalig.
Dan hebben we nog het probleem op de Politieacademie. Een aantal mensen wil gaan staken, vooral vanwege de opleiding antiterreur, maar ook die voor het Interne Bijstandsteam (IBT). Als het doorgaat, gaan ze vrijdag staken en dat betekent dat die opleidingen geen doorgang kunnen vinden. De Minister verwijst doodleuk naar de Politieacademie zelf. Als we vinden dat mensen geschoold moeten worden en volledig getraind aan de frontlijn moeten verschijnen, dan zal er snel een oplossing geboden moeten worden, want het is bijna vrijdag.
Ik kom op de brief over de moord op Linda van der Giessen, een vreselijke zaak waarin veel is misgegaan. De Minister geeft aan dat een aantal zaken opgepakt moet worden. Het is mij niet helemaal helder wat er precies wordt opgepakt. Verbetermaatregelen worden opgepakt in Hedel, Zeeland, West-Brabant en Den Haag. Kan de Minister hier iets meer over vertellen? Er was ook ooit een idee om bij de politie teams huiselijk geweld te creëren. Ik wil daar graag iets meer over weten.
Tot slot. Velen hebben gesproken over de diversiteit. Gisteren is het ook aan de orde geweest in het debat. Ik vind dat er wat meer aandacht voor moet zijn. We kunnen niet op onze handen blijven zitten en maar toestaan dat de Politieacademie wit blijft en de politietop alleen uit witte mannen in pakken bestaat. We moeten echt inzetten op diversiteitsbeleid.
Ik ben over mijn tijd heen, hé?
De voorzitter:
Ja, inclusief die 30 seconden cadeau.
Mevrouw Swinkels (D66):
Voorzitter. Gisteravond spraken we over geld voor de politie. Dat was serieus en we hebben allemaal ons zegje daarover gedaan. Vandaag gaat het niet alleen om geld, maar kijken we kritisch naar het functioneren van de politie. Ik wil een aantal punten aan de orde stellen. Mijn eerste punt gaat over het verbeterplan van de Wet politiegegevens (Wpg). «Verbeterplan» vind ik een understatement. Er valt nog heel veel te verbeteren. In het rapport dat daarover in maart 2016 is uitgebracht, wordt geklaagd dat de toekenning van autorisaties nog niet op orde is, de controle niet, de opleiding nog niet, de kwaliteit van de gegevens nog niet en zo kan ik doorgaan. Op alle punten die worden genoemd, scoort de uitvoering van de Wet politiegegevens nog onvoldoende, met alle gevolgen van dien voor de privacy van de burgers als dit soort gegevens onrechtmatig gebruikt wordt. Vorige week werd al duidelijk – en dat vind ik echt een gevaar – dat politiegegevens in de toekomst mogelijk ook gebruikt worden bij de beoordeling van een aanvraag van een verklaring omtrent het gedrag (vog). D66 had daar al bezwaren tegen geuit. Als de opslag en de kwaliteit van de politiegegevens helemaal nog niet op orde blijkt te zijn, kan dat verstrekkende gevolgen hebben. Wat is de reactie van de Minister op het verbeterplan op dit punt? Kan de Minister garanderen dat, als politiegegevens in de toekomst gebruikt worden voor de vog, dit pas gebeurt als het verbeterplan helemaal is uitgevoerd en tot tevredenheid leidt?
Ik kom op mijn tweede punt. De diversiteit is hier al eerder aan de orde geweest en ik kan er kort over zijn. In de huidige samenleving is een divers politiekorps onmisbaar. Dat is niet alleen van belang voor de representativiteit maar ook voor de informatiepositie van de politie, zowel in de wijk als in de opsporing. Ik weet dat het al jaren een speerpunt is, maar de instroom van agenten met een niet-westerse achtergrond ligt anno 2016 nog steeds op 13%. De stijging van de instroom is wel positief, maar het probleem lijkt meer cultureel van aard te zijn. Het gaat daarbij niet alleen over politieagenten met een andere etnische achtergrond, maar ook om vrouwelijke, lesbische of homofiele agenten die zich minder, of helemaal niet, thuis voelen in de organisatie en daarom besluiten de politie te verlaten. Onderkent de Minister dit probleem? Wat gaat hij doen om de diversiteit binnen het korps te vergroten en in ieder geval te behouden?
Mijn derde punt ligt in het verlengde van de diversiteit: de cultuur binnen de politie. Dat is ook geen nieuw probleem. De vakbondsleider sprak kortgeleden in de pers over een afrekencultuur binnen de landelijke eenheid, maar ook in het onderzoek Politiecultuur in beweging komt dit ter sprake. Het onderzoek concludeert dat het cultuurprobleem binnen de politie een hardnekkig probleem is. Naar mijn mening ondermijnt dit het gezag van de politie en dat moeten we niet hebben. Onderkent de Minister dit probleem? Wat doet hij met de uitkomsten van dit onderzoek?
Ik kom op mijn laatste punt. Het vertrouwen in de politie wordt ook ondermijnd door berichten, zoals in een recente uitzending van EenVandaag, over het zoekraken van spullen die door de politie in beslag zijn genomen. Advocaten stellen zelfs dat er spullen verduisterd worden door de politie en dat dit al jarenlang gebeurt. Naar aanleiding van mijn vragen daarover zegt de Minister dat al sinds 2013 op dit terrein verbetertrajecten zijn gestart. Ik lees dan over allerlei administratieve processen die zijn of worden aangepast, maar die uitzending maakt pijnlijk duidelijk dat deze kwetsbaarheiden – zoals ik ze maar even noem – in het beslagnameproces anno 2016 nog steeds bestaan. Dat zit hem natuurlijk ook in het feit dat verdachten vaak geen aangifte doen als het gaat om gestolen goederen, want daar hebben ze geen belang bij. Maar aangifte is wel essentieel om te kunnen vervolgen. De Minister nodigt advocaten uit om hun beweringen te staven met concrete voorbeelden. Hoe gaat de Minister hen verleiden om dat daadwerkelijk te doen? Zijn er sinds 2013 disciplinaire sancties opgelegd als verduistering aan het licht kwam? De Minister zegt dat dit kan.
De politie verdient ons vertrouwen. Mogelijk rotte appels, zoals die er in elke organisatie zijn, moeten eruit voordat ze de rest aantasten.
Voorzitter: Van Toorenburg
Mevrouw Helder (PVV):
Voorzitter. Ik noem omwille van de tijd een paar punten en begin met de screening van externen die de politie inhuurt. Het is nu geen wettelijke bevoegdheid om externen en medewerkers van samenwerkingspartners te screenen. De Minister bereidt hiertoe een wetsvoorstel voor. De screening zal door de politie worden uitgevoerd en bestaat uit het checken van justitiële en politiegegevens en een gesprek met de betrokkene. Mijn fractie vindt het goed dat dit wordt geregeld en is benieuwd naar het wetsvoorstel. Ik heb wel alvast een vraag. Heeft screening in bepaalde gevallen wel een toegevoegde waarde? De Minister noemt in zijn brief bijvoorbeeld medewerkers van het Openbaar Ministerie. Zijn zij niet al op soortgelijke wijze gescreend voor een functie bij het Openbaar Ministerie voordat ze daar zijn gestart? Of is het meer voor het geval dat die screening al enige tijd geleden heeft plaatsgevonden?
Ik kom op het gebruik van geweld door de politie. De Minister geeft aan dat het gebruik van geweld in de afgelopen twee jaar stabiel is gebleven. De PVV ziet een lichte afname. Ik wil hiervan graag de oorzaak weten. Dat de politie minder geweld hoeft te gebruiken, zou erg fijn zijn, maar het mag niet zo zijn dat er minder geweld wordt gebruikt omdat agenten bang zijn om onderwerp te worden van een strafrechtelijk onderzoek. Kan de Minister hier meer duidelijkheid over geven? In het vorige algemeen overleg gaf de Minister aan ernaar te streven het wetsvoorstel stelselherziening geweldsaanwending voor de zomer aan de Kamer te sturen. Hij gaf ook aan er wekelijks mee bezig te zijn, dus ik ga er maar van uit dat dit lukt.
In reactie op de motie van mijn collega Madlener over terugkoppeling aan conducteurs over de verdere behandeling na een melding of een aangifte van een geweldsincident, meldt de Minister de gebruikelijke tekst, die we al een paar jaar horen. Wij zijn het daarmee eens, maar het feit dat conducteurs aangeven geen goede terugkoppeling te krijgen over wat er met hun aangifte gebeurt, geeft blijkbaar toch weer dat het in de praktijk niet zo goed gaat als in de theorie. Kan de Minister hier nog eens goed naar kijken? Verder blijkt het in bijna alle gevallen te gaan om veelplegers. Is bekend of in dit soort gevallen een isd-maatregel (inrichting stelselmatige daders) wordt opgelegd? Zo niet, waarom wordt daar geen gebruik van gemaakt?
Los van de agendapunten kom ik kort op een aantal artikelen dat in de media is verschenen. Een daarvan is de aanhouding van de rapper Typhoon. Wederom werd overal het etnisch profileren door de politie besproken. Uit vier rapporten blijkt echter dat hiervan geen sprake is. Mijn fractie zegt: laat agenten hun werk doen en val ze niet lastig met meer administratie, zoals de stopformulieren. Hiermee gaat een pilot van start. Ik weet niet of de Minister daarover gaat, maar wat mijn fractie betreft is dat niet nodig.
De Europese Politiebond meldde dat de politiediensten in Nederland onderbezet en onvoldoende uitgerust zijn om de grote stroom vluchtelingen te verwerken en te screenen. Dit heeft als risico dat potentiële terroristen ongezien meereizen in de vluchtelingenstroom. Aangegeven wordt zelfs dat de veiligheid van de politieagenten en de maatschappij ernstig in het geding is. Graag een reactie van de Minister.
Tot slot een opmerking over het diversiteitsbeleid dat de afgelopen tijd volop in de belangstelling stond. Wat mijn fractie betreft – ik heb het al vaker gezegd – is het een kwestie van de juiste man of vrouw op de betreffende plek. Als wervingscampagnes niet hebben geholpen, betekent dat niet per se dat dat de oorzaak is van weinig diversiteit. Misschien hebben bepaalde groepen die de politie probeert aan te trekken, niet de behoefte om bij de politie te werken. Ik spreek voor mijzelf. Persoonlijk zou ik beslist niet solliciteren naar een functie waarover in de advertentie staat dat vrouwen uitdrukkelijk wordt gevraagd te solliciteren. Niemand wil toch bekeken worden als degene die met voorrang is binnengekomen? Ik denk hierbij ook aan de heer Sitalsing, die al vaker terecht heeft aangegeven dat hij niet herinnerd wil worden als de eerste allochtone korpschef maar als een goede korpschef. Is het niet veel beter om via het onderwijs op middelbare scholen leerlingen enthousiast te maken voor een baan bij de politie? Als ik op werkbezoek ben, hoor ik namelijk vaak dat agenten tegenwoordig nauwelijks nog voor de klas staan en dat ze dit als een gemiste kans zien.
De heer Marcouch (PvdA):
Je kunt het diversiteitsbeleid natuurlijk benaderen vanuit het idee dat het goed is voor de jongeren die willen solliciteren. Ik hoor dat ook een beetje terug in de boodschap van de PVV. Maar het gaat hier om de effectiviteit van de politie zelf. Vindt mevrouw Helder niet dat, als het binnenhalen van kwaliteit niet zo gemakkelijk gaat, de politie zich daarvoor meer zou moeten inspannen opdat de politie effectiever is in haar werk? Want daar gaat het om. Het is geen liefdadigheid, het gaat om de vraag: hoe krijgen we de politie effectief, dus ook binnen de etnische gemeenschap?
Mevrouw Helder (PVV):
De vraag is hoe je dat gaat bewerkstelligen. Wat mijn fractie betreft wordt er niet aan de selectiecriteria gemorreld. Dat is één. Twee is: ik heb als voorbeeld genoemd om jongeren via het onderwijs enthousiast te maken. Dat lijkt mij een goed punt. In het verleden is vaak als argument gebruikt dat allochtone Nederlanders te weinig vertrouwen zouden hebben in de politie. Maar uit het artikel dat afgelopen maandag in de krant stond, blijkt dat niet waar te zijn. Uit de meest recente cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat het vertrouwen in de politie onder niet-westerse allochtonen 60% is. Dat is maar iets lager dan onder autochtonen. Collega Marcouch en ik zoeken een beetje naar de manier waarop je die groep enthousiast kunt maken. Ik ben het er helemaal mee eens dat dat moet gebeuren, maar aan de selectiecriteria wordt wat mijn fractie betreft niet gemorreld.
De heer Marcouch (PvdA):
Kwaliteit en selectiecriteria ... We zoeken juist naar kwaliteit plus. Bij diversiteit denk ik aan de eisen van de basiskwaliteit en daarbovenop zoeken wij nog eens agenten die iets extra's meebrengen. Het idee van afdingen op kwaliteit is wat mij betreft niet aan de orde. Ik ben blij te horen dat ook de PVV-fractie ziet dat de politie zich meer en creatiever, bijvoorbeeld op scholen, zou moeten inspannen om de diversiteit binnen de organisatie mogelijk te maken.
Mevrouw Helder (PVV):
Ik neem dat laatste onder dankzegging als compliment in ontvangst. Wat de heer Marcouch bedoelt met «kwaliteit plus» ... Dat zou mijn tekst niet zijn. Dan lijkt het net alsof de autochtone agenten kwaliteit min zijn. Iedereen brengt zijn eigen vaardigheden en zijn eigen achtergrond mee en dat heeft allemaal dezelfde meerwaarde.
Voorzitter: Helder
De voorzitter:
Ik hoor van de Minister dat hij een kwartiertje nodig heeft. Ik geef hem een minuutje cadeau en schors tot 11.00 uur.
De vergadering wordt van 10.46 uur tot 11.01 uur geschorst.
De voorzitter:
De Minister begint met de beantwoording van de vragen die gisteren zijn opengebleven.
Minister Van der Steur:
Voorzitter. Dat doe ik na een korte inleiding, ondanks uw advies om dat niet te doen. Ik doe het toch, omdat het goed is dat we stilstaan bij de inzetten die het afgelopen jaar op dit terrein zijn gedaan. We hebben vorig jaar afspraken gemaakt over de herijking van de reorganisatie van de nationale politie. Een van de uitgangspunten was dat we realistisch moeten zijn over de voortgang en de resultaten van de reorganisatie. We moeten ook de zaken niet mooier voorstellen dan ze zijn. Dat is een belangrijk punt. Dat ziet men ook in de voortgangsrapportage, waarin ik heb aangegeven dat er op een aantal terreinen nog steeds behoorlijke uitdagingen liggen die veel van de betrokken organisatie vergen om een en ander op een goede manier te doen. Dat geldt ook voor de administratieve lasten en een heleboel andere onderwerpen, zoals de inkoop. Bij de inkoop is er nog steeds een forse onregelmatigheid te zien. Die onregelmatigheid neemt toe, zelfs naarmate de processen beter op orde komen. Er liggen geen nieuwe contracten aan de uitgaven ten grondslag, omdat er vanuit de oude situatie van 26 korpsen steeds vaker wordt ontdekt dat er ergens contracten ontbreken.
De reorganisatie is nog steeds werk in uitvoering. Er gaan daarbij heel veel dingen goed, sommige dingen niet en andere dingen hebben hun tijd nodig. Ik heb daarom met de Kamer afgesproken dat we niet lukraak nieuwe prioriteiten toevoegen aan de nationale politie. We moeten de organisatie de gelegenheid geven. We moeten, zoals mevrouw Van Toorenburg zegt, de korpschef de ruimte geven om de basis op orde te krijgen. Dat is de absolute voorwaarde. Dat zijn we verplicht aan de samenleving, maar ook aan de mensen die die basis vormgeven, namelijk de mensen van de nationale politie, of ze nu geüniformeerd zijn of niet, die zich dag in, dag uit inzetten voor de veiligheid van onze samenleving. Er wordt mij met enige regelmaat gevraagd, zoals gisteren, om extra landelijke prioriteiten toe te voegen. Ik doe dat dus niet. Als ik het al zou doen – het is denkbaar dat het zich kan voordoen – moet er open met elkaar worden gepraat over wat er niet of minder wordt gedaan. Die gesprekken voeren we met elkaar. Ik waardeer het zeer dat de Kamer daar altijd heel positief in zit.
Ik kom heel kort op de administratieve lasten.
De voorzitter:
Voordat u daarmee verdergaat, heeft de heer Marcouch een interruptie. Nogmaals, ik probeer drie interrupties toe te staan. Dus als u de inleiding kort wilt houden.
De heer Marcouch (PvdA):
Ik meen dat de Minister verwijst naar de heer Bontes, die een landelijke aanpak van een aantal problematische groepen wil. Ik hoor de Minister zeggen dat we dat niet doen, maar volgens mij is de aanpak van problematische groepen al een prioriteit. Ik vraag dit om verwarring te voorkomen en omdat de aanpak niet meer op het lijstje van de Minister staat.
Minister Van der Steur:
Nee, maar dat heb ik gisteren al uitgebreid toegelicht. Ik heb uitgelegd, ook aan de heer Bontes, dat het hier gaat om een prioriteit die uiteraard in de lokale driehoek wordt geadresseerd, en dat er dus ook geen enkele reden is om daar een landelijke prioriteit van te maken. Stel dat je dat zou doen, niet op dit terrein maar op een ander terrein, dan moet je ook met elkaar bespreken wat je dan niet of minder doet. Het is van belang dat we dat in ons achterhoofd houden.
De voorzitter:
U kunt uw betoog vervolgen. Ik merk wel op dat de inleiding al twee minuten duurt.
Minister Van der Steur:
Ja, voorzitter, en het kan best nog iets langer. Ik heb daarna drie blokjes: de vragen van gisteren, de taakuitvoering en het personeel en de organisatie.
Ik was van plan om de Kamer voor te stellen om een kort filmpje te laten zien, maar het filmpje was niet kort genoeg om te laten zien. Het gaat om het filmpje dat gemaakt is om de administratieve lasten, de daling ervan en de manier waarop dat is aangepakt onder de aandacht te brengen van de organisatie. Het mooie is dat dit van onderaf is aangepakt. Het filmpje duurt zes minuten. Ik heb ervoor gekozen om het niet te laten zien, hoewel het illustratief is voor de wijze waarop de nationale politie ervoor zorgt dat de ervaren administratieve lasten worden teruggebracht. Ik beveel de Kamer aan dat filmpje te bekijken, want het geeft heel mooi aan hoe dat project in de Meierij, waar ik gisteren al over gesproken heb, van onderaf is opgepakt en er vervolgens in de afgelopen jaren toe geleid heeft dat er op heel veel terreinen minder administratieve lasten zijn. Nadat het nieuws hierover openbaar werd gemaakt, heb ik de afgelopen dagen zelf het intranet van de politie bekeken. We kunnen simpelweg vaststellen dat zeker niet iedereen bij de nationale politie na dit nieuws op de banken en stoelen heeft staan juichen omdat ze dit ook zo ervaren. Er is dus nog steeds een groot verschil tussen wat politieagenten dag in, dag uit ervaren – mevrouw Van Toorenburg vroeg daar vorige week al aandacht voor – en de pogingen, plannen en uitontwikkeling van de verbeteringen. Dat betekent dat we er nog lang niet zijn en dat er nog heel veel moet gebeuren. Het heeft ook te maken met het verschil tussen gepercipieerde administratieve lasten en de daadwerkelijke administratieve lasten, maar dat doet niet zo veel ter zake. We realiseren ons allemaal dat we, hoewel we trots zijn op wat de politie op dit punt voor elkaar heeft gekregen, nog steeds een lange weg te gaan hebben.
In algemene zin merk ik op dat het wetsvoorstel over geweldstoepassing – ik kom straks op de individuele vragen terug – de afgelopen maanden in een heel korte consultatietermijn, die niet iedereen op prijs gesteld heeft, met stoom en kokend water gereed is gemaakt. Het wordt zeer aanstonds door de ministerraad besproken en als dat goed afloopt, wordt het deze zomer naar de Raad van State gestuurd. Kort daarna ontvangt de Kamer het voorstel.
Ik zal niet ingaan op de vragen over de centrale ondernemingsraad omdat het onderzoek dat door de korpschef is aangekondigd, nog steeds loopt. Ik deel de zorgen die zijn uitgesproken. We moeten met ons oordeel wachten tot het onderzoek is afgerond. De Kamer zal het mij niet kwalijk nemen dat ik daar nu niet op inga.
Er zijn vragen gesteld over de Politieacademie. Het gaat niet om een conflict tussen de Politieacademie en de directie van de Politieacademie, maar om een beperkt onderdeel van de Politieacademie, meer specifiek de rijinstructeurs. Het is een discussie tussen werkgever en werknemer. Ik zou het zeer betreuren als dit tot acties leidt, maar er is goed overleg met elkaar. Ik weet niet of het leidt tot acties. Eén ding is zeker: men heeft aangegeven dat de gesprekken voortgaan in september.
Mevrouw Kooiman (SP):
Wat betreft deze acties roep ik de Minister op om er iets meer effort in te steken en meer moeite te doen om de discussie te beslechten. Het is bijna vrijdag. Wat betreft de ondernemingsraad heb ik de Minister niet gevraagd zich nu al uit te laten over bepaalde zaken, alhoewel ik natuurlijk heel nieuwsgierig ben naar wat de Minister zelf van de kwestie wist. Ik heb daar schriftelijke vragen over gesteld en verwacht dat die beantwoord worden. Ik heb wel gevraagd om mijn vragen mee te nemen in het lopende integriteitsonderzoek. Dat kan toch wel worden toegezegd?
Minister Van der Steur:
Daar is geen bezwaar tegen. De vragen zitten al in het onderzoek. Ik zal de schriftelijke vragen zeker beantwoorden, maar merk op dat ook voor die vragen geldt dat ik ze beantwoord met in achtneming van het feit dat er een onderzoek loopt. Alles wat onderdeel van het onderzoek is, zal ik niet alvast beantwoorden in de schriftelijke vragen, want anders heeft het geen zin om een onderzoek te doen.
Mevrouw Kooiman (SP):
Dan wacht ik de antwoorden op de schriftelijke vragen af, evenals de rol hierin van de Minister zelf. Als dit onderdeel is van het onderzoek zelf, ben ik daar natuurlijk heel erg nieuwsgierig naar. Naar aanleiding van de impasse op de Politieacademie dreigen de rijinstructeurs, de IBT en de terreuropleiding met staken. Dat leidt tot problemen omdat er mensen niet meer getraind en opgeleid kunnen worden. Ik wil graag dat de Minister iets meer moeite doet om dat conflict te beslechten. Het speelt al een tijdje. Er zijn hierover speciaal brieven naar ons en de Minister gestuurd. De Minister kan niet zomaar verwijzen naar de academie zelf, maar moet zelf in actie komen.
Minister Van der Steur:
In algemene zin geldt dat niet alleen de korpschef maar ook de Politieacademie daar alle aandacht voor heeft. Ik vind het alleen niet helemaal passend als de Minister zich er actief mee bemoeit, als het gaat om werkgever en werknemer of mensen die vinden dat zij op een andere manier beoordeeld of gesalarieerd moeten worden. Bovendien is dit geen kwestie die we even moeten oplossen omdat er misschien wel wordt gestaakt. Als mensen vinden dat er gestaakt moet worden, is dat meestal een onderdeel van het uitoefenen van druk op een werkgever. Ik vind dat ik die druk niet noodzakelijkerwijs meteen moet honoreren. Zo zit de wereld ook in elkaar. Het is een beetje een trend geworden dat mensen hun ontevredenheid zomaar via de media onder de aandacht brengen van de Kamer. De Kamer komt er vervolgens weer bij de Minister op terug. Dat is een route die men kan volgen. Ik weet niet of dat in alle gevallen meteen moet leiden tot noodzakelijke stappen. Er is een duidelijke afspraak gemaakt tussen de Politieacademie en de mensen dat er naar de functies wordt gekeken en dat daarover in september uitsluitsel komt. Ik vind dat we dat op zijn beloop moeten laten. Ik zou er later op teruggekomen zijn, want het was een individuele vraag van mevrouw Kooiman. Bij dezen heb ik die beantwoord.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik ben het met de Minister eens dat niet alles meteen moet worden opgeschaald als het een intern conflict is. Het baart me wel zorgen dat de inzetbaarheid van politieagenten op korte termijn in gevaar komt, met name ten aanzien van de dreiging van terreur. Ik vind dat dat niet kan. Als mensen dat laten gebeuren, mogen er consequenties zijn voor henzelf. Het is belangrijk te bekijken hoe het conflict kan worden opgelost. Als de Minister ons kan garanderen dat de inzetbaarheid van de politie ten aanzien van terreur niet in gevaar is, kan hij van mij de hand krijgen die hij nodig heeft. Dat de inzetbaarheid in gevaar komt kan niet het gevolg zijn.
Minister Van der Steur:
Dit is een goed voorbeeld. Mevrouw Van Toorenburg zegt: geef de organisatie de ruimte om hier het goede in te doen. Ik kan bevestigen dat er een conflict is met de rijinstructeurs van de Politieacademie, die helemaal losstaan van de operationele politieagenten die werkzaam zijn bij de Dienst Speciale Interventies (DSI). Onder de DSI vallen niet alleen politieagenten maar ook de Koninklijke Marechaussee, de marechaussee en de mariniers. De DSI heeft niets te maken met het conflict, dus daar hoeft mevrouw Van Toorenburg zich geen zorgen over te maken. Ik ben het wel met haar eens dat er, ook als er sprake is van een arbeidsconflict, nog steeds een verantwoordelijkheid is. Ik waardeer het zeer dat zij dat zegt, want ook hier geldt dat je die gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de veiligheid van Nederland gewoon moet dragen.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik wil de geluiden vanuit de politie altijd serieus nemen. Ik vind het dan wel vervelend dat er blijkbaar leraren zijn die het nodig vinden zich te laten citeren in de media dat de veiligheid op het terrein van terreur direct in gevaar komt. Dan vind ik het prima dat deze mensen daarop worden aangesproken. Zo willen wij niet met de politie omgaan. Het opleidingsinstituut ondermijnt dan het vertrouwen in de politie en dat is het laatste waar de politie een verantwoordelijkheid in moet nemen.
Minister Van der Steur:
Ik neem daarvan goede nota en ik ben het in algemene zin natuurlijk eens met mevrouw Van Toorenburg dat elke individuele politieagent ook een verantwoordelijkheid draagt voor het aanzien en het imago van het korps. Ik wil echter ook niet mijn ogen sluiten voor het feit dat er in het kader van de reorganisatie op een aantal terreinen echt grote zorgen zijn geweest en nog steeds zijn. Het is aan de nationale politie om er onder mijn verantwoordelijkheid voor te zorgen dat die zorgen zo snel als dat gaat worden weggenomen, maar het moet wel passen in het systeem.
Ik kom op de beantwoording van de vragen die gisteravond gesteld zijn. Mevrouw Van Toorenburg heeft gevraagd naar het aangifteproces. Ze gaf aan geschrokken te zijn van de lijst van stappen die een rechercheur moet zetten voordat hij met de aangifte aan de slag kan. Er worden per jaar een miljoen aangiften gedaan. Een proces van systematische communicatie en stappen is noodzakelijk om de aangiften op een zorgvuldige manier te kunnen verwerken. Een goede aangifte is het startpunt van de opsporing en daarom worden de aangiften opgenomen door de intake- en servicemedewerkers. Alle opgenomen aangiften worden door een casescreener beoordeeld. Die bepaalt vervolgens aan de hand van het werkingsdocument of er aanknopingspunten zijn voor verder onderzoek. Afhankelijk van de complexiteit en de zwaarte van de zaak worden zaken opgepakt door de basisteams, de districtsrecherche op eenheidsniveau of landelijk. Met al deze niveaus hangen nieuwe afwegingen samen. In het vijfde inspectieonderzoek hebben we laten weten hoe deze processen lopen bij de aanpak van de high-impact crimes en de veel voorkomende criminaliteit. De inspectie beveelt dan ook een goede afstemming aan tussen het Openbaar Ministerie en de politie bij het sturen en het wegen van de aangifte. Deze aanbeveling wordt door de korpschef en mij onderschreven en komt ook terug in het kwaliteitsplan Openbaar Ministerie en politie. Er wordt dus hard gewerkt aan het verbeteren van de kwaliteit van de aangifte door de intake- en servicemedewerkers beter op te leiden. Het screeningsproces wordt door het Openbaar Ministerie en de politie gezamenlijk onder de loep genomen. Daarin wordt ook meegenomen of de relevante informatie snel genoeg gedeeld wordt en op de juiste tafels belandt. Daarnaast loopt er een project waarmee de aangiften worden verbeterd. Dat is ook in het belang van de versterking van de prestaties van de strafrechtketen. Ik zal de Kamer daarover informeren voor het zomerreces. Vaststaat dat het proces uit een aantal stappen bestaat. Die zullen zonder twijfel als een administratieve last worden ervaren. In het oude stelsel ging het misschien sneller en efficiënter, maar niet noodzakelijkerwijs beter. We vinden dat goed zichtbaar moet zijn wat er met de aangiften gebeurt. De traceerbaarheid van de aangiften speelt dus een belangrijke rol in het proces.
De voorzitter:
U zei dat de Kamer voor de zomer wordt geïnformeerd over de prestaties van de strafrechtketen, maar het is al zomer.
Minister Van der Steur:
Voordat de Kamer met zomerreces gaat.
De voorzitter:
Dan hebt u nog een week.
Minister Van der Steur:
Dat is mij bekend. Ik verheug me de komende dagen op niet twee maar drie volle tassen per dag waarmee ik de Kamer voorzie van allerlei belangrijke informatie voor het zomerreces.
Mevrouw Van Toorenburg vraagt om een reactie op het onderzoek van VNO-NCW over de aandacht van de politie voor ondernemers. Het is van groot belang dat ondernemers altijd aangifte doen van strafbare feiten omdat dit het startpunt is voor strafrechtelijk onderzoek. Als de aangifte zelf niet direct aanleiding geeft tot opvolgen, kan de aangifte ook het startpunt zijn om actie te ondernemen als er meerdere volgen. Daarom is het van groot belang dat het doen van aangifte in de afgelopen jaren steeds gemakkelijker is gemaakt: telefonisch, op locatie via mails en via internet. De politie wil zo effectief mogelijk zijn, maar is ook afhankelijk van preventieve maatregelen, zoals het registreren van unieke kenmerken van goederen, zoals serienummers van gereedschappen, zodat bij opsporing vastgesteld kan worden dat goederen van diefstal afkomstig zijn.
Er is een heel goede samenwerking met de ondernemers binnen het keurmerk Veilig Ondernemen, maar ook bij het nationaal platform, waar ik zelf de voorzitter van mag zijn. Het onderzoek verbaasde mij. Ik zal het tijdens de volgende bijeenkomst met VNO-NCW bespreken. Wij zitten met regelmaat met elkaar om de tafel, maar dan krijg ik geen signalen. Vervolgens komt het staande het debat naar voren. Ik zal VNO-NCW erop aanspreken dat ik het zeer op prijs stel als men onderzoek doet – dat is heel verstandig en wij willen het ook graag weten – maar dan is het wel handig om dat onder mijn aandacht te brengen als we elkaar spreken. Er wordt flink geïnvesteerd in de aanpak van cybercrime. Op dat punt zullen we in de toekomst nog enorme stappen moeten zetten. De korpschef heeft binnenkort een kennismakingsgesprek met VNO-NCW. Daar zal dit onderwerp ongetwijfeld aan de orde komen. Mijn indruk is dat de samenwerking met ondernemers heel erg goed is en dat de high-impact crime-aanpak enorm wordt gewaardeerd door ondernemers, vooral in het midden- en kleinbedrijf. Iedereen ziet dat het aantal overvallen en winkeldiefstallen enorm is gedaald de afgelopen jaren. Maar als er zo'n signaal van zorg komt, pakken we dat zeker op.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Het verbaast me een beetje dat de Minister aangeeft niet te herkennen wat er is gebeurd. Hij geeft in eerste instantie aan dat de ondernemers aangifte moeten doen en preventiemaatregelen moeten nemen. Als je echt luistert naar wat de ondernemers zeggen en de manier waarop ze het zeggen, moet het de Minister toch wakker schudden over wat er feitelijk aan de hand is. Het is geen kwestie van alleen in een gesprekje het aangeven. Als ik met ondernemers praat, hoor ik dat het helemaal geen zin heeft om aangifte te doen omdat gezegd wordt: hier kunnen we toch niets mee, dus laat maar zitten, het is zonde van je tijd. Uiteindelijk zetten ze, na zeven keer beroofd te zijn, zelf hun camerabeelden op internet omdat de politie er toch niets mee doet. Dat beeld heb ik ervan. Ik begrijp niet zo goed dat de Minister hierdoor verrast is. Hij zegt: ze hadden het tegen ons moeten zeggen, ze hadden aangifte moeten doen en ze moeten preventieve maatregelen nemen. Ik vind dat niet de goede manier.
Minister Van der Steur:
De vraag die dan rijst, is wat de meerwaarde van het overleg is dat ik met de ondernemers heb. We hebben het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing (NPC), waarvan we recentelijk hebben vastgesteld dat het van groot belang is dat het wordt voortgezet. We hebben daarbij een aantal prioriteiten. We zijn er in de evaluaties heel tevreden over; ook VNO-NCW en MKB Nederland. Het verrast mij om vervolgens te horen dat uit hun onderzoek blijkt dat ondernemers heel ontevreden zijn. Dat is een serieus signaal. Daar doe ik niets aan af. We weten dat er een probleem is met de aangiftes. We onderzoeken dat. Dat is een van de punten waarover de Kamer binnenkort wordt geïnformeerd. Het is van groot belang dat al dat onderzoek wordt gedaan. Als ik die boodschap hier kan afgeven, doe ik dat. Iedereen moet aangifte doen, al was het alleen maar om de cijfers helder te hebben. Bovendien leiden aangiftes ook tot onderzoek. Ik herken het beeld niet – dat hebben we al een keer eerder gewisseld – dat er niets met berovingen gebeurt. Een beroving is een high-impact crime en die wordt in gevallen waarin er opsporingsindicaties zijn gewoon opgepakt. Dat kan ook niet anders, want anders hadden we de aantallen overvallen het afgelopen jaar niet omlaag gekregen.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Over dat laatste zijn we het niet eens, dat de cijfers zo laag zijn. De geluiden die ik krijg, zijn vrij serieus. Het betreft telkens overvallen in winkels die niet worden opgelost. Dat terzijde. Het is belangrijk dat de Minister niet alleen met de bobo's van VNO-NCW spreekt. Misschien moet hij in die mooie toren eens een gesprek voeren met al die ondernemers die hun hart via het forum hebben gelucht. Misschien moet hij samen met VNO-NCW deze mensen uitnodigen en hen vragen wat er is. Blijkbaar hoort hij de geluiden niet en ik wel. Kan de Minister toezeggen dat hij met de ondernemers in gesprek gaat? Hij moet niet alleen aan de directietafel gaan zitten – dat is natuurlijk allemaal leuk en gezellig – maar de mensen in een groot platform het verhaal laten vertellen. Misschien komt het geluid dan wel bij de Minister binnen.
Minister Van der Steur:
Ik moet een beetje oppassen, want mevrouw Van Toorenburg begint de afgelopen weken wel heel erg mijn agenda te beheersen met een reeks van bankgesprekken en onderzoeken die ik moet doen. Ik praat met VNO-NCW. Ik ga ervan uit dat zij haar achterban vertegenwoordigt. Dat is haar taak. Ik mag van haar verwachten dat zij de geluiden die zij vanuit haar achterban verneemt met mij bespreekt. Ik zal VNO-NCW daarop aanspreken. Ik spreek zelf heel veel met ondernemers. Ik trap op de rem, opdat ik niet elk AO door mevrouw Van Toorenburg wordt uitgenodigd om een volgend gesprek aan te gaan. Ik ben namelijk ook nog verantwoordelijk voor een organisatie van 100.000 man. Ik moet ervoor zorgen dat we het werk op vrij veel andere terreinen blijven doen. Het signaal wordt serieus genomen. Het zal zeker een onderwerp zijn van het gesprek dat de korpschef binnenkort met VNO-NCW heeft. Als mevrouw Van Toorenburg de cijfers in twijfel trekt, moet zij dat doen. Dat zou echter niet juist zijn, omdat de cijfers op een zorgvuldige manier tot stand komen.
De heer Van Veen had een vraag over de gebiedsgebonden politiezorg. De gebiedsgebonden politiezorg is een grote verworvenheid van de Nederlandse politie en neemt een prominente plaats in in de organisatie van de nationale politie. Er wordt geïnvesteerd in robuuste basisteams waarbij de wijkagenten de spil zijn. Het Real Time Intelligence Center (RTIC) levert de benodigde gestructureerde informatie aan voor het werk van de basisteams en de gebiedsgebonden politie. Op het terrein van beheer is er geïnvesteerd in de versterking van de basisteams, zoals de uitrol van MEOS (mobiel effectiever op straat). Het beoogde model is nog niet tot volle wasdom gekomen, omdat de personele reorganisatie de afgelopen jaren vertraagd is, maar die wordt momenteel gelukkig weer afgewikkeld. Eind 2017 is de basis op orde en moet die ook op orde zijn.
Er moet 1 wijkagent per 5.000 inwoners zijn. Dat gemiddelde geldt in elke regio. De korpschef zorgt ervoor dat de wijkagentennorm wordt gehaald. Er is gisteren maar ook vandaag even discussie geweest over de inzet. Er zijn gesprekken gaande met de lokale driehoeken. De driehoek bepaalt uiteindelijk wie waar wordt ingezet. Daar ga ik niet over. De Kamer kan mij daar wel op aanspreken en ik kan het signaal vervolgens doorgeven, maar aan het einde van de dag bepaalt de lokale driehoek op welke wijze agenten binnen hun eenheid worden ingezet. We hebben momenteel 94% van de bezetting gerealiseerd. Er is wel op een aantal terreinen structureel onderbezetting; die 94% is een gemiddelde. Er wordt hard gewerkt aan de omzetting, onder andere omdat de vacatures sinds kort konden worden opengesteld.
Mevrouw Kooiman (SP):
Het aantal wijkagenten zou eigenlijk al op orde moeten zijn, omdat de norm allang was afgesproken. Het is niet meer dan logisch dat de vacatures worden opengesteld. Ik hoop dat we heel snel van de Minister het bericht krijgen dat een en ander geregeld is. De Minister verwijst voor de inzetbaarheid doodleuk naar de lokale driehoek. Dat is natuurlijk een beetje gek. Als wijkagenten op de nooddienst of voor ME-taken worden ingezet, zijn dat taken die landelijk worden opgelegd. Agenten lopen vast omdat ze zo veel taken op hun bordje hebben. Het komt niet alleen vanuit de lokale driehoek, het is omdat van hen wordt gevraagd om iets op te lossen. Wil die Minister de werkdruk laten afnemen?
Minister Van der Steur:
Zeker. Dat is een van de grote onderdelen van de personele reorganisatie. De vacatures kunnen nu worden opengesteld, omdat de personele reorganisatie zover is. De druk op de wijkagent kan dus afnemen, omdat er aanvulling kan plaatsvinden met mensen die de andere taken moeten doen. Het ziet er dus heel positief uit. We houden een en ander uiteraard goed in de gaten. Het is echter uiteindelijk de keuze van de lokale driehoek om invulling te geven aan de taken die er liggen. Als er dan niet genoeg mensen zijn omdat de vacatures niet konden worden opengesteld, moeten daar keuzes in worden gemaakt. Dat begrijp ik. We moeten echter scherp houden dat die keuzes niet alleen bij mij liggen.
Mevrouw Kooiman (SP):
Dat is echt te gemakkelijk gezegd, want het betreft taken die landelijk vastliggen. Er zijn uiteraard een aantal taken bij van de lokale driehoek, maar de wijkagenten zeggen zelf dat het reguliere taken betreft, zoals nooddienst, ME-dienst en horecadiensten. Die diensten moeten worden ingevuld, maar dat kan niet vanwege de krapte binnen de organisatie. Ik ben blij dat de Minister zegt dat ernaar wordt gekeken en dat er wordt geprobeerd om een en ander op te lossen, maar is hij ook bereid om de Kamer na het zomerreces over de voortgang te informeren? We spreken hier al zo lang over en ik ben het echt een beetje zat.
Minister Van der Steur:
Mevrouw Kooiman wordt daar uiteraard twee keer per jaar keurig via de voortgangsrapportages over geïnformeerd. De onderbezetting is daar een onderdeel van. Zij krijgt de informatie toegestuurd via de reguliere informatievoorziening.
De heer Van Veen (VVD):
Ik heb in het debat gisteren gevraagd in hoeverre de onderbezetting iets te maken heeft met het uiteindelijke plaatsingsbesluit. Er hebben mensen op bepaalde functies gesolliciteerd. Op basis daarvan is een selectie gemaakt van wie in welke regio en in welk gebied wijkagent gaat worden. Ik wil daar graag meer duiding over en een en ander zien in relatie tot het ziektepercentage. De Minister zou daar nog op terugkomen. Hoe groot is de kans dat mensen die nu nog in de ziektewet zitten, straks gebruik kunnen maken van de opengevallen plaatsen voor wijkagent? Het gaat maar over ongeveer 113 tot 120 wijkagenten die we momenteel tekortkomen. Kan de Minister daar iets over zeggen?
Minister Van der Steur:
Het is goed om heel kort te zeggen wat de huidige status is. Om en nabij 52.000 mensen hebben hun plaatsingsbesluit gekregen. Het is helder waar er binnen het korps over- en onderbezetting is. Dat moet de komende tijd worden uitgemiddeld. Zo werkt het systeem. Zo is het ook met de bonden afgesproken. Er zal de komende tijd nog sprake zijn van onder- en overbezetting. Dat moet in de komende tijd worden gereguleerd. We zijn het erover eens dat het ziekteverzuim te hoog is. De korpschef is daar ook zeer bezorgd over. Een van de taken is om het ziekteverzuim zo snel mogelijk terug te brengen. Ik ga er zelf van uit dat het ziekteverzuim samenhangt met de onzekerheden die de afgelopen jaren naar mijn smaak veel te lang hebben geduurd. Iedereen, ook mensen die nu ziek zijn of aan de beterende hand zijn, kan voor de vacatures in aanmerking komen, zeker ook voor die van wijkagent.
De heer Van Veen (VVD):
Ik formuleer mijn vraag nog één keer anders. De plaatsingsbesluiten zijn genomen. Ik ga ervan uit dat er op de 6% onderzetting niet is gesolliciteerd door mensen die graag op die plek wijkagent wilden worden. Hoe snel kan het probleem worden opgelost vanuit de overbezetting van mensen die dubbel op een vacature hebben gesolliciteerd? Het gaat over relatief weinig mensen. Ik ga ervan uit dat het probleem vrij eenvoudig is op te lossen. Klopt dat?
Minister Van der Steur:
Ik heb even ruggespraak gehouden. De berichten zijn zodanig dat het zeker helpt in het proces om het op deze manier aan te pakken. De verwachting is dat het snel kan worden opgelost. Zeg ik dat goed? Ik kijk even naar de korpschef, want die moet dat even bevestigen. Anders zeg ik hier iets waar de heer Van Veen uiteindelijk niet blij door wordt.
Mevrouw Swinkels (D66):
Ik sluit aan op het punt van de wijkagenten. De wijkagenten zijn onderdeel van een basisteam. Ik hoor dat ze momenteel maar voor 50% of 60% van de tijd daadwerkelijk als wijkagent bezig kunnen zijn. De Minister zegt dat we een en ander in het kader van de herplaatsing in de loop van het jaar nog gaan regelen. Ik begrijp echter dat er in de basisteams sprake is van wat je «scheve invulling» kunt noemen. Gaat dat de ontwikkeling rond de wijkagent niet in de wielen rijden?
Minister Van der Steur:
Het uitgangspunt is dat wijkagenten zo veel mogelijk in en voor hun wijk werken. Dat is hun taak en dat is ook het succes ervan. De politie is in principe terughoudend in het aan wijkagenten toedelen van neventaken. Gemiddeld genomen is de huidige situatie dat de wijkagenten voor 60% actief in de wijk kunnen zijn. Het ideaal is uiteraard dat dat meer is dan 60%. Het percentage zou idealiter rond de 80 moeten liggen. Dat is het streven. De basisteams moeten worden aangevuld, zodat de taken die nu af en toe nog door de wijkagenten worden gedaan niet meer door de wijkagenten hoeven te worden gedaan. Daarnaast is er de discussie naar aanleiding van de motie van de heer Van der Staaij die vraagt of we die ene wijkagent per 5.000 inwoners fijnmaziger kunnen realiseren. Dat is vooral de verantwoordelijkheid van het lokaal gezag. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de recente activiteiten rond asielinstroom en grootschalige evenementen af en toe de inzet van wijkagenten vragen. Dat is zo. Dat is nu eenmaal altijd zo in organisaties met fluctuerend werk. Het streven is dat de wijkagent meer wordt ingezet dan nu het geval is.
Mevrouw Swinkels (D66):
Misschien was ik niet geheel duidelijk. Naar ik heb begrepen, zouden de basisteams, als het gaat om de scheve invulling, in absolute termen te groot zijn en zouden er meer mensen nodig zijn in de specialistische functies. Kan de Minister garanderen dat de basisteams, als je de wijkagent wilt beschermen, groot genoeg blijven en dat daar geen mensen worden afgehaald om bij de specialistische functies in te zetten?
Minister Van der Steur:
Het uitgangspunt is uiteraard dat dit zo is. Ik zei echter net al tegen de heer Van Veen dat sommige basisteams als gevolg van alle plaatsingsbesluiten volgens de normering te groot zijn en sommige te klein. Sommige teams zijn overbezet en sommige zijn onderbezet. Dat moet eerst nog worden uitgemiddeld. Er komt de komende tijd dus een verschuiving om de overbezetting bij de een op te lossen en de onderbezetting bij de ander te laten verdwijnen. De basisteams moeten zodanig van omvang zijn dat de wijkagenten hun taak in de wijken kunnen doen. Dat zit in het inrichtingsplan van de nationale politie besloten.
Ik kom bij de vragen van de heer Van Veen over het ophelderingspercentage. Om te beginnen deel ik met de heer Van Veen de ambitie dat het ophelderingspercentage in Nederland omhoog moet. Het percentage ligt al jaren rond de 25; het schommelt een klein beetje. Het gaat dan om het aantal verdachten dat door de politie in beeld is gebracht, gedeeld door het aantal delicten. Het goede nieuws is dat het ophelderingspercentage per delict nogal verschilt. Dat weet de heer Van Veen. Bij levensdelicten ligt het ophelderingspercentage ver boven de 80, maar bij diefstal is het 10. Bij moord en doodslag ligt het percentage rond de 80; bijna alle ernstige misdrijven waar de samenleving zich grote zorgen over maakt, worden opgelost. Bij geweldsmisdrijven ligt het percentage wel wat lager, namelijk op ongeveer 60. Zoals ik al eerder heb gezegd, zou het bij fietsendiefstal heel mooi zijn als we in de buurt van de 10% uitkwamen. Ik kan inmiddels bevestigen dat mijn recentelijk in Amsterdam gestolen fiets nog niet is teruggevonden en dat de dader nog niet is gepakt en dat ik vrees dat dit ook niet gaat lukken. De nationale politie legt de prioriteit uiteraard bij de levensdelicten en zwaardere delicten. We zijn het erover eens dat het uitgangspunt is dat de ophelderingspercentages omhoog moeten.
Ik kom bij het onderwerp taakuitvoering. De heer Marcouch had een vraag over de Gay Pride. Die heet dit jaar de Europride, omdat die in het kader van het voorzitterschap plaatsvindt. Ik heb in de media al het een en ander gezegd over de zorgen die er zijn. De burgemeester van Amsterdam en de lokale driehoek zijn primair verantwoordelijk voor de benodigde maatregelen om de veiligheid van zo'n evenement te garanderen. In het algemeen kan ik melden dat er goed contact is met het COC. Het COC en de NCTV zijn in gesprek over dreigingen die zich rond lhbt maar zeker ook rond het evenement kunnen afspelen.
Mevrouw Van Toorenburg had een vraag over de toerusting in het digitale tijdperk. De korpschef heeft daar recentelijk nog met haar over gesproken. We zetten op een heleboel terreinen een heleboel stappen vooruit. Het programma MEOS is al genoemd. Ik wil het niet elke keer noemen, maar het is wel een enorme stap vooruit. De forensisch medewerkers kunnen op de plaats delict hun informatie sneller en beter vastleggen, beter invoeren en in de relevante databases vergelijken. De digitale toerusting van politiemedewerkers kost uiteraard geld. Er wordt in de Voorjaarsnota dan ook extra geld voor de ketenpartners ter beschikking gesteld ter verbetering van de opsporing. Dat gebeurt in het kader van de contourennota opsporing. Er is dankzij een slotanalyse een goed beeld van de verhouding tussen tactisch en forensisch. Die verhouding moet in de toekomst verder worden uitgewerkt. Het zou kunnen dat er een verschuiving plaatsvindt van tactisch naar forensisch of andersom. Volgens mij is de verwachting van tactisch naar forensisch. Digitale en technologische informatie staan hoog op de agenda bij de politie en de ketenpartners. Samen met het Openbaar Ministerie en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) wordt er voor de forensische opsporing een nieuw instrumentarium ontwikkeld. Mooie voorbeelden daarvan zijn NFiDENT en Local DNA, twee recente ontwikkelingen waarmee de Kamer ongetwijfeld bekend is.
Mevrouw Kooiman had vragen over de wijkagent, maar die zijn inmiddels behandeld.
Mevrouw Kooiman vroeg voorts naar het TweeStedenrapport. Het is van groot belang dat als er in Nederland een incident plaatsvindt, dat zorgvuldig wordt onderzocht. Het is verschrikkelijk dat we het incident niet hebben kunnen voorkomen. We moeten altijd onze uiterste best doen om vroegtijdig in te grijpen en bescherming te bieden aan degenen die dat nodig hebben. Het zou dan de natuurlijke neiging kunnen zijn om overal regeltjes voor te maken, om een nieuw formulier te maken dat moet worden ingevuld en dan komt daar wel uit wat het is. We moeten vaststellen dat we juist hier afhankelijk zijn en zullen blijven van de inschatting van een individuele politiemedewerker of hulpverlener. We moeten dus ervoor zorgen dat de opleiding en ondersteuning daarvoor optimaal zijn. We moeten zeker niet in een kramp schieten en weer een nieuw formulier maken om dit soort zaken beter te stroomlijnen. Daar schiet niemand wat mee op, zeker niet met het aantal aangiften voor huiselijk geweld; ik dacht 90.000 per jaar. Het is telkens weer aan degene die de zaak behandelt om te beoordelen wanneer welke actie moet worden ondernomen. Samenwerking tussen de politie, het Openbaar Ministerie maar ook de gemeenten en de Veiligheidshuizen is van groot belang. Er moeten duidelijke werkprocessen zijn. Dat zijn de verbeteringen die zijn afgesproken. Ik heb de Kamer daarover in een brief geïnformeerd. De korpschef audit de werking van de procedures, zeker ten aanzien van stalking en huiselijk geweld. Het slachtoffer staat centraal. Er is een goede samenwerking die steeds wordt versterkt met Veilig Thuis. De implementatie van de EU-richtlijn minimumnormen voor slachtoffers kan een positieve bijdrage leveren. Ten slotte is er een politie-instructie voor huiselijk geweld. Op die manier wordt getracht te voorkomen dat dit soort vreselijke zaken zich in de toekomst kan voordoen.
Mevrouw Kooiman (SP):
Dat is ongeveer wat ik in de brief heb gelezen, dus ik was er op zich mee bekend. Naar ik begreep, wordt er bij de politie momenteel nagedacht over een pilot met teams huiselijk geweld. Ik vroeg mij af wat de status daarvan is. Kan de Minister daarover iets zeggen? Het is belangrijk dat we expertise ontwikkelen voor stalking en huiselijk geweld. De meeste doden vallen helaas nog steeds bij huiselijk geweld.
Minister Van der Steur:
Daarover zijn mevrouw Kooiman en ik het geheel eens. We moeten ervoor zorgen dat we de werkprocessen, de ondersteuning en de opleiding zodanig inrichten dat mensen, de individuele politieagenten en hulpverleners, de juiste afweging kunnen maken en we moeten de kans op risico's zo klein mogelijk maken. Ik kom in de tweede termijn terug op de teams huiselijk geweld. Ik heb de informatie daarover even niet paraat.
Mevrouw Swinkels vroeg naar het benodigde verbeterplan voor de Wet politiegegevens en de Regeling informatiebeveiliging politie. Het verbeterplan is een meerjarig plan dat voldoet aan de voorwaarden van mijn brief van 7 december jongstleden. In december 2016 zal de korpschef een hercontrole laten uitvoeren om te beoordelen of de verbetermaatregelen effect hebben en op welke punten bijsturing noodzakelijk is. Ik ga niet in op de vragen die mevrouw Swinkels heeft gesteld over de vog, want ik zie daar geen koppeling tussen. Bovendien heeft zij die vragen recentelijk nog aan de Staatssecretaris gesteld, die hij heeft beantwoord in een vorig AO. Ik zie die koppeling niet. Wij hebben het hier over hoe we ervoor zorgen dat de politie zo snel mogelijk en zo goed mogelijk aan de eisen van de Wet politiegegevens en de Regeling informatiebeveiliging politie voldoet. Dat is een grote klus, want het gaat om 26 manieren van werken die tot 1 moeten worden samengebracht. Daarom is het ook niet binnen een jaar opgelost.
Mevrouw Swinkels (D66):
Ik word uitgedaagd als de Minister zegt dat hij de koppeling niet ziet. Het is in dit rapport heel duidelijk dat als het gaat om de kwaliteit van de politiegegevens, nog allerminst is gewaarborgd dat de manier waarop de politiegegevens worden opgeslagen en de toegang ertoe, goed zijn geregeld. Er is wel degelijk een risico van onrechtmatig gebruik, met alle gevolgen van dien. Ik zie heel duidelijk een gevaar als mogelijk vervuilde gegevens bij de beoordeling van vog-aanvragen worden gebruikt. Ik begrijp dat de Minister de politie nog wat tijd wil geven. Die heeft ze met alle respect zeker nodig. Ik zou het echter fijn vinden als de Minister toezegt – dat zou best kunnen – dat de gegevens pas tegen de tijd dat een en ander op orde is, als basis worden gebruikt voor de beoordeling van de vog.
Minister Van der Steur:
Dat debat heeft mevrouw Swinkels al met de Staatssecretaris gevoerd. Die heeft heel duidelijk laten merken dat hij dat niet van plan is. Als het gaat om het beoordelen van de risico's bij het afgeven van een vog: de Kamer heeft meermalen gezegd dat er niet alleen moet worden afgegaan op een veroordeling, maar ook op andere signalen die er zijn. Dat ben je verplicht aan de organisaties die een vog aanvragen. Als er in de kinderopvang drie meldingen over iemand zijn in verband met problemen in de omgang met kinderen en die meldingen hebben niet tot een strafrechtelijk onderzoek geleid en kunnen vervolgens niet bij de beoordeling van een vog worden meegenomen, dan doen we het niet goed. Sterker nog, we hebben vastgesteld dat we voor de afweging bij vog die meldingen zelfs in Europa beschikbaar willen hebben via het Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS). Mevrouw Swinkels heeft dat debat met de Staatssecretaris gevoerd. Het is volgens mij helder wat de lijn van het kabinet daarin is. Ik voel mij daarin breed gesteund door de Kamer. De Kamer realiseert zich goed dat er over het algemeen een belangrijke reden is als een organisatie om een vog vraagt. Elk signaal moet serieus worden genomen. De keerzijde van de medaille is dat je moet zeggen: we wisten het wel, maar we hebben het niet meegenomen in de beoordeling en het is heel vervelend dat er nu iets is gebeurd, want u bent door de vog op het verkeerde been gezet.
Mevrouw Swinkels zegt dat je de aanwezige informatie niet moet gebruiken, omdat niet zeker is of die wel goed is opgeslagen. Zo begrijp ik haar vraag. Dat is volgens mij toch iets heel anders. Waar het bij het voldoen aan de Wet politiegegevens vooral om gaat, is de vernietiging van gegevens en een gegarandeerd op dezelfde manier uitvoeren van de wet in de gehele keten, dus binnen het gehele korps. Dat is erg ingewikkeld, want het gaat om 26 korpsen die tot 1 zijn gemaakt. Er wordt hard aan gewerkt. Ze hebben er tijd voor nodig. Maar die ene grootheid, de problematiek rond de Wpg, heeft eigenlijk geen relevantie voor de discussie over welke gegevens er voor een vog worden gebruikt. Dat zijn twee verschillende grootheden. Dat probeer ik mevrouw Swinkels duidelijk te maken.
Mevrouw Swinkels (D66):
Met dank voor de inspanning van de Minister op dit punt, maar juist als het gaat om het vernietigen van eventueel onjuiste of outdated gegevens en het dus niet tijdig opschonen van politieregisters ... Dat moet momenteel handmatig gebeuren. Het systeem is momenteel nog niet op orde – en dat begrijp ik ook – maar pas als het systeem wel op orde is, kan er van de juistheid van de gegevens worden uitgegaan en kan elk signaal als een goed signaal worden gezien dat bij de vog kan worden betrokken.
Minister Van der Steur:
Nee. Het simpele feit dat gegevens wellicht niet tijdig worden vernietigd, wil niet zeggen dat het onjuiste gegevens zijn. Het zijn signalen die bij de politie in de organisatie bekend zijn. Die signalen worden meegewogen bij een vog. De samenleving verwacht van ons dat als de politie iets weet over iemand die wordt gevraagd om over een vog te beschikken voor een kwetsbare functie, alle signalen kunnen worden meegenomen. Dat hebben we met de Kamer afgesproken. Het is verstandig dat de Staatssecretaris dat ook doet. Dat laat onverlet dat er van de nationale politie inzet moet zijn op het voldoen aan de eisen die de Wpg stelt. Misschien dat we in de toekomst nog weleens spreken over langere bewaartermijnen. Het zou mij niets verbazen als dat een onderwerp is dat in het kader van de aanpak van georganiseerde criminaliteit en terrorismebestrijding aan de orde komt.
Ik kom bij de vraag van mevrouw Swinkels over de inbeslaggenomen goederen. Er is één onderzoek gedaan door de Inspectie Veiligheid en Justitie en het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC). Er is een verbetertraject gestart met betrekking tot het beslagproces. De Kamer is daarover op 31 mei jongstleden geïnformeerd. Als er sprake is van diefstal of verduistering, wordt er een strafrechtelijk onderzoek gestart. Daarnaast loopt er een onderzoek van de Nationale ombudsman. De uitkomsten daarvan worden in de zomer verwacht. Ook dit onderzoek wordt meegenomen om te bezien waar nog verder maatregelen moeten worden getroffen.
Mevrouw Swinkels (D66):
Als het om gestolen goederen gaat, komen die aangiftes er niet. De verdachten hebben daar geen belang bij, want dan komt er ook nog een punt tenlastelegging. Als de advocaten die deze aantijgingen van verduistering doen, moeten worden verleid om aangifte te doen, hoe stelt de Minister zich dat dan voor?
Minister Van der Steur:
Ik ben blij dat ik niet heb doorgelezen toen mevrouw Swinkels de vraag stelde, want ik heb hier het antwoord en dan had ik de interruptie van mevrouw Swinkels onmogelijk gemaakt, dus dat komt goed uit.
Naar aanleiding van de berichtgeving in de media waarin advocaten zeiden dat er op grote schaal inbeslaggenomen goederen worden gestolen, was er voor de politie en voor mij uiteraard maar één belang: zo snel mogelijk de daad bij het woord voegen en weten waar het precies om gaat. Er is geen concrete informatie van de advocatuur gekomen over waar en welke spullen wanneer dan ook zijn gestolen. Wel bleek dat het in een aantal gevallen ging om situaties die zich jaren geleden hadden voorgedaan. We moeten daar dus een beetje realistisch in zijn. Als een crimineel 500 kilo cocaïne in zijn vrachtauto heeft vervoerd en er wordt vervolgens medegedeeld dat er 450 kilo in beslag is genomen, vraagt hij zich af waar die overige 50 kilo is gebleven. Ik snap dan ook wel dat hij niet zegt dat er nog 50 kilo meer was. Dat signaal kan wel door de advocatuur worden verstrekt. Dat is de reden dat destijds aan de advocaten is gevraagd om te melden wat er concreet is gebeurd. Daar is geen antwoord op gekomen. Het OM en de politie zijn momenteel met de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten (NVSA) in gesprek. Daarbij is afgesproken dat partijen met elkaar in gesprek gaan als blijkt dat klachten of aangiften bij incidenten niet worden aangepakt. De politie staat zeer open voor signalen van advocaten die aangeven dat er iets niet goed gaat. De heer Marcouch zei dat integriteit een belangrijk uitgangspunt is. Dat ben ik geheel met hem eens en dat geldt ook op dit punt. We moeten er samen met de advocatuur voor zorgen dat serieuze signalen serieus worden opgepakt. Het hoeft niet noodzakelijkerwijs negatief uit te werken voor degene die het meldt. Dat was echter niet het geval. Dat betreur ik, want er is een hoop ophef over gemaakt. Het lijkt momenteel zo te zijn – ik zeg het heel voorzichtig – dat het aantal onderliggende harde feiten mogelijkerwijs beperkter is dan de indruk die door de advocatuur werd gewekt. Ik zou het heel vervelend vinden, want nu staan we eigenlijk allemaal met lege handen. De advocatuur heeft gezegd dat er heel grote zorgen zijn, maar die zorgen worden niet concreet. Wij hebben gezegd dat als er heel grote zorgen zijn, we die stevig moeten aanpakken. We kunnen echter niets, want we krijgen niets concreets. Dat maakt het ingewikkeld. Dus ook hier doe ik graag de oproep: als de advocaten iets concreets weten, laat het weten en dan zorgen wij ervoor dat er actie kan worden ondernomen. We hebben er belang bij, ook de advocatuur, dat de integriteit van de politie vooropstaat.
Mevrouw Swinkels (D66):
Dat ben ik helemaal met de Minister eens. Ik kan onderschrijven dat de advocatuur hierin een taak heeft, want van die kant komen de aantijgingen. Wat belangrijk is, is de uitspraak van de Minister dat het voor de verdachte niet noodzakelijkerwijs negatief hoeft uit te pakken. Daar zit de kern van mijn vraag: wat bedoelt de Minister daarmee? Hoe gaat hij de advocatuur verleiden? Wat gaat hij de advocaten daarvoor in de plaats bieden? Of is er niets te bieden?
Minister Van der Steur:
Het gaat mij te ver om nu een discussie te voeren over de manier waarop je dat in concrete gevallen moet doen. De advocatuur heeft binnen de afspraken die ze met het OM en de politie kan maken de ruimte om dat te doen, omdat we er belang bij hebben. Maar let op: elke verdachte kan na een veroordeling of vrijspraak altijd melden hoe, wat en wie, want het ne bis in idem-beginsel staat in de weg dat de verdachte vervolgens kan worden veroordeeld. Als er iets niet goed is gegaan, kan de verdachte na veroordeling altijd melden: ik ben inmiddels veroordeeld, maar het was niet 450 kilo maar 500 kilo en die 50 kilo moeten we misschien maar eens even gaan vinden. Dat kan. Ik hoef mevrouw Swinkels niet uit te leggen dat de verdachte daar vervolgens niet alsnog voor kan worden veroordeeld.
Ik kom bij de vraag van mevrouw Helder over de terugkoppeling van strafvervolging naar conducteurs. Er is afgesproken dat het OM conform de Aanwijzing slachtofferzorg het slachtoffer op de hoogte houdt van de strafzaak. Daar is fiks in geïnvesteerd. Ik zal bekijken of er concreet iets over de conducteurs kan worden gemeld, of daar het gevoel bestaat dat er fiks in is geïnvesteerd. Ik kom nog op de isd-maatregel. De agressiviteitszaken die zich de laatste tijd richting conducteurs hebben voorgedaan, hebben bijna allemaal in aanhoudingen geresulteerd en volgens mij inmiddels ook in een aantal veroordelingen. Ik zei «bijna allemaal», niet «allemaal». Het goede nieuws is dat die zaken stevig zijn opgepakt. Ik kom er in de tweede termijn concreet op terug.
Slachtoffers van geweld krijgen in principe binnen twee weken na hun aangifte een persoonlijke terugkoppeling over de voortgang van hun zaak. Dat geldt ook voor werknemers met een publieke taak. De terugkoppeling gaat nog niet in alle gevallen goed. Het verbeteren van de dienstverlening inzake het aangifteproces en de terugmelding blijft een prioritair thema van de politie om het vertrouwen van burgers, waaronder de medewerkers in publieke dienst, verder te vergroten. Met de implementatie door de politie van de EU-richtlijn minimumnormen slachtoffers zal de aandacht voor slachtoffers en de informatie die zij ontvangen, verder toenemen. We moeten ernaar streven om zo veel mogelijk inhoudelijk aan mensen te blijven terugkoppelen. Er kan na twee weken worden gemeld dat je nog niets hebt, maar als er daarna wel nieuws is, moet er worden bekeken of je dat kunt blijven terugkoppelen.
Mevrouw Helder vroeg of het mogelijk is om het isd-systeem toe te passen voor agressie en geweld tegen werknemers. Uit onderzoek blijkt dat het vaak om veelplegers gaat. Een ding is zeker: ook hier geldt nog steeds een verhoging van 200% van de strafeis voor werknemers met een publieke taak, waar de conducteurs onder vallen. De verhoging is conform de OM-richtlijnen in het systeem van het Openbaar Ministerie ingebouwd. Daarnaast past het OM op andere wijzen verzwaring toe. Veilige Publieke Taakzaken kennen een hoger dagvaardingspercentage; ongeveer 80%, ook in lichte zaken. Er wordt een zwaardere mobiliteit geëist, bijvoorbeeld gevangenisstraf in plaats van een taakstraf. Tevens wordt er vaker een schadevergoeding geëist. De vraag was of het isd-systeem wordt toegepast. Ik zie daar nog geen antwoord op, dus we bekijken of die vraag in de tweede termijn kan worden beantwoord.
Mevrouw Helder constateerde dat het geweldgebruik licht is afgenomen. Ze vraagt zich af wat daarvan de oorzaak is en of de oorzaak gevonden kan worden in het feit dat er angst is voor strafrechtelijk onderzoek. Ik zie geen bijzondere daling waarover we ons zorgen moeten maken. De cijfers zijn al jaren stabiel. Dat is wel een beetje gek om te zeggen, want ik zou graag willen dat geweldgebruik door de nationale politie in de loop der jaren wel degelijk daalt. Er zijn voor zover mij bekend geen aanwijzingen dat er een trend is die door de ene of de andere kant wordt veroorzaakt, dus daar heb ik geen inzicht in.
Ik kom op het blokje personeel en reorganisatie. De heer Van Veen had een vraag over de leegloop bij de politie, maar hij bedoelde ongetwijfeld de Landelijke Eenheid. Er zijn bij de Landelijke Eenheid zorgen geweest. Die zorgen hebben we ook via de media kunnen vernemen. We hebben op een aantal terreinen al acties ondernomen. De vacatures voor de financieel-economische rechercheurs en de digitale rechercheurs zijn opengesteld en binnenkort volgen de vacatures voor intelligence en forensische opsporing. Zo worden tot en met 2018 in totaal 700 zijinstromers op hbo- en wo-niveau geworven. Zij kunnen snel bijdragen aan de opsporing. De chef van de Landelijke Eenheid heeft mij verzekerd dat zij er alles aan doet om de huidige spanningen binnen de organisatie weg te nemen, maar ik zeg er wel bij dat er momenteel een lacune van 200 fte is. Op dat punt herken ik dus de zorgen binnen de eenheid dat er een heleboel mensen bij moeten. Die zijn ook voorzien in de begroting – dus dat kan – maar er moeten wel goede mensen worden aangenomen.
Ik kom op het blokje etniciteit en etnisch profileren. De heer Van Veen vroeg of ik aanleiding zie om me zorgen te maken over de carrièrekansen voor mensen die wel of niet – deze vraag is eigenlijk beide kanten op gesteld – worden beïnvloed door een bepaalde etnische achtergrond. Ik maak me daar geen zorgen over. In het rapport De kracht van verschil van november 2015 staan de maatregelen genoemd voor het voeren van een divers personeelsbeleid. Er wordt divers personeel geworven. Het doel is om divers personeel te behouden en dat men carrière moet kunnen maken. Er zijn gedachten geformuleerd waar ook de top 61 aan moet voldoen. Er is aandacht voor, maar de heer Van Veen zal begrijpen dat enige tijd nodig is om een en ander te realiseren.
Mevrouw Swinkels stelde eigenlijk dezelfde vraag, namelijk op welke wijze ik voor meer diversiteit en meer bewustwording bij de politie zorg. Daar wordt op alle terreinen aan gewerkt. De huidige resultaten zijn positief. Niet alleen de instroom is van belang, maar ook het behoud van mensen in de organisatie. Er wordt nadrukkelijk geworven bij groepen die in de politieorganisatie ondervertegenwoordigd zijn. Het instroompercentage van niet-westerse allochtonen is fors gestegen ten opzichte van vorig jaar en zelfs verdubbeld ten opzichte van 2013. Het instroompercentage bedraagt 13 in 2016 tot nu toe, 7 in 2015, 6,7 in 2014 en 6,4 in 2013. De selectie van de recentste groep kandidaten is nog niet helemaal afgerond, maar de voorlopige cijfers stemmen hoopvol dat de stijgende trend wordt voortgezet. Interessant is de pilot Blauw Talent. Een aantal sollicitanten uit de ondervertegenwoordigde groepen die hoog scoren maar net niet door de selectieprocedure zijn gekomen, wordt een begeleidingstraject aangeboden. Hiermee wordt de kans vergroot om de volgende keer wel door de selectieprocedure te komen. Als dat lukt, wordt de pilot dit jaar uitgebreid.
De politie werkt voor het behoud van de diversiteit binnen de organisatie aan cultuurverandering en streeft naar een cultuur waarbij verschillen worden erkend, herkend en gewaardeerd. Als ik mag afgaan op mijn bezoek afgelopen vrijdag aan de politie Rotterdam waar ik de iftar heb bijgewoond, kan ik zeggen dat men die avond blijk gaf van een enorm positieve, inclusieve cultuur waarbij mensen van alle achtergronden – politieagenten maar ook bezoekers – met elkaar op een heel bijzondere manier die avond hebben meegemaakt. Daarnaast wordt er in trainingen in het politieonderwijs aan cultuurverandering gewerkt. Diversiteitsbewustzijn en kennis op het gebied van diversiteit worden versterkt. De netwerken, onder de titel Divers vakmanschap, dragen hieraan bij door de kennis en expertise van verschillende leeftijden en culturen verder onder collega's te verspreiden. Ik spreek volgende week met rapper Typhoon om te bezien of hij bereid is om een bijdrage te leveren aan de bewustwording.
De heer Marcouch had een vraag over de screening en de vertrouwensfuncties. De politie controleert in het kader van de personele reorganisatie of alle medewerkers die in een P-vertrouwensfunctie worden geplaatst in het bezit zijn van een geldig vgb, de verklaring van geen bezwaar. De huidige inschatting is dat van de ruim 14.000 medewerkers die op een P-vertrouwensfunctie worden geplaatst er maximaal 3.000 nog een veiligheidsonderzoek moeten ondergaan. De heer Marcouch noemde dat aantal ook. Medewerkers die in het kader van de reorganisatie een andere functie krijgen, mogen pas aan de slag als de verklaring van geen bezwaar is afgegeven. Ik neem aan dat daarna het veiligheidsonderzoek plaatsvindt.
De heer Marcouch (PvdA):
Ik begrijp dat de Minister per blok antwoordt. Ik had een punt gemaakt van de vele integriteitsincidenten vanuit de politie die zorgen baren. Ik vroeg daar heel specifiek naar. Ik weet niet of de Minister daar nog op terugkomt of dat hij hiermee het blok afsluit. Ik heb de Minister gevraagd om veel actiever te zijn op dit punt, want integriteit is de alfa en omega van het politiewerk. Als dat ontbeert, ondermijnen we alles. De agenda zit vol met brieven over de integriteitsproblematiek; de COR niet eens meegerekend.
Minister Van der Steur:
Het moge helder zijn dat de heer Marcouch en ik de verantwoordelijkheid en de zorg over de integriteit van de politie delen. Er zijn een aantal afschuwelijke incidenten geweest. Er waren een paar situaties waarbij aan zo'n incident onmiddellijk wordt gehangen dat dé integriteit van de politie in het geding is. Het meest aansprekende incident is uiteraard de afschuwelijke kwestie rond de politiemol. Ik weet van de heer Marcouch dat hij de politieorganisatie goed kent. Ik maak mij over de integriteit geen zorgen. Waar ik mij wel zorgen over maak, is de beeldvorming. De heer Marcouch mag van mij verwachten dat we naar aanleiding van de incidenten er samen met de korpschef telkens weer voor zorgen dat er in de organisatie alles aan wordt gedaan om de kansen op risico's zo klein mogelijk te maken en tegelijkertijd het integriteitsdenken en integriteitsbesef binnen de organisatie steeds weer zo groot mogelijk te maken. De cijfers zijn heel positief. Ik heb die cijfers naar de Kamer gestuurd. Er is maar in een heel gering geval een probleem op het gebied van integriteit. Meldingen worden serieus opgepakt. In maar een heel beperkt aantal gevallen leidt dat tot beëindiging van de werkrelatie of tot maatregelen. Het gaat cijfermatig om een heel kleine groep. De aard van het werk betekent dat één foute politieman – vroeger heette dat geloof ik «een platte politieman» – zoals mogelijkerwijs in het geval van de politiemol het geval zou zijn, een ernstige situatie is. Ik moet het voorzichtig zeggen, want de zaak loopt nog. Mijn aandacht gaat dus prioritair naar de integriteit. De inspectie doet een onderzoek en de aanbevelingen van de inspectie worden in de organisatie opgevolgd.
De heer Marcouch (PvdA):
Natuurlijk, het zijn incidenten, maar wel ernstige incidenten. Het gaat mij niet zozeer om de verklaring van die paar incidenten, maar meer om wat de organisatie aan inspanningen levert. Zoals politieagenten aan hun fysieke conditie en vaardigheden moeten werken, is integriteit ook iets waar je aldoor aandacht voor moet hebben. Ik ben heel erg benieuwd naar de inzet van de Minister om te zorgen voor scherpte op het terrein van integriteit. Ik krijg die informatie niet uit de brieven die we hebben gekregen. Ik heb als buitenstaander niet het gevoel dat integriteit een thema is dat binnen de organisatie leeft.
Minister Van der Steur:
Ik kan de heer Marcouch garanderen dat alleen al de berichtgeving over deze incidenten ervoor heeft gezorgd dat de integriteit binnen de organisatie een thema is. Er is geen agent die niet kwaad en bezorgd was over wat hij in de media heeft kunnen vernemen over wat er mogelijkerwijs in dit specifieke geval is gebeurd. De integriteit moet een belangrijk onderdeel zijn. We moeten echter niet een probleem creëren dat er niet is. De politieorganisatie als zodanig is een integere organisatie. De mensen die er werken zijn integer. Incidenten laten zien dat we de aandacht niet moeten laten verslappen. Ik wil hier niet de indruk wekken en ook niet bevestigen dat er een groot probleem is op het gebied van integriteit. Dat is niet aan de orde. De zorg die we ervoor hebben, is van groot belang. We moeten integriteit altijd uitdragen en belichamen; de korpschef ook. Dat is vooral de taak van de korpsleiding.
Ik kom bij de vraag van mevrouw Helder over de screening door de politie. Voor de duidelijkheid: de politie screende op het verzoek van een aantal organisaties mensen omdat men in die organisaties vond dat die mensen op zodanige functies zaten dat ze extra moesten worden gescreend. De screening bleek vervolgens niet voorzien te zijn van een wettelijke grondslag. Die wettelijke grondslag gaat er komen. Waarom? Mevrouw Helder gaf het voorbeeld van het Openbaar Ministerie. Het Openbaar Ministerie vindt screening door de politie wenselijk voor functies bij het Openbaar Ministerie waarin sprake is van een hoger risico wat betreft integriteit en aanraking met gevoelige politiegegevens. De screening komt dan boven op de vog die het OM-personeel al standaard moet hebben. Daar waar mensen geacht worden om met gevoelige gegevens in aanraking te komen of in de positie komen dat integriteitsrisico's groter dan normaal zijn, is het wenselijk om politiescreening te laten plaatsvinden. Het is niet het uitgangspunt om dubbel te screenen. Het OM moet zorgdragen voor zijn eigen integriteitsbeleid.
Mevrouw Van Toorenburg vroeg waarom het vijf jaar moet duren om de formatie en de bezetting in evenwicht te brengen. Die termijn is afgesproken als onderdeel van het sociaal flankerend beleid met de vakbonden. Die vijf jaar is overigens een maximum. Het mag dus veel eerder en het moet wat ons betreft ook veel sneller. De korpschef probeert het evenwicht zo snel mogelijk te bereiken, bij voorkeur eerder dan de termijn van vijf jaar, maar wel binnen de spelregels die met de bonden zijn afgesproken. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat dat bepalend is voor de flexibiliteit die we daarin hebben. De vakbonden achten de termijn in het belang van het aanwezige personeel.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik begrijp best dat er goede afspraken zijn gemaakt, maar de politie geeft aan dat het op bepaalde afdelingen knelt en dat het lastig wordt om dat goed in evenwicht te brengen. Het moet dan toch opnieuw een speerpunt zijn om ervoor te zorgen dat een en ander heel snel wordt uitgevlakt? Ik begrijp van de korpschef dat dat zijn inzet is, maar misschien is het belangrijk om opnieuw met de bonden hierover te spreken, want vijf jaar ... Ik ken afdelingen die door hun hoeven zakken als het vijf jaar duurt. Dat kan niet.
Minister Van der Steur:
Laten we helder zijn: wat sneller kan, zal sneller gebeuren. Er liggen afspraken met de bonden en die zijn er niet voor niets. Die afspraken zijn er om de zorgvuldigheid ten opzichte van het personeel te waarborgen. Iedereen heeft er belang bij dat het zo snel mogelijk gaat; de mensen, de afdelingen, de korpschef en ikzelf. Wat dat betreft, zijn we het met elkaar eens. Dus: hoe eerder het kan, hoe beter en vijf jaar is een maximum. Er moet wel zorgvuldigheid zijn. Ik beschouw de opmerking van mevrouw Van Toorenburg als een steun in de rug van de korpschef om zo snel mogelijk verstandige beslissingen te nemen.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik hamer hier zo op, omdat ik van overgeplaatste mensen hoor dat ze iets met hun leidinggevende moeten bespreken en dat die leidinggevende er nog niet is. Ik weet dat de korpschef die geluiden herkent. Het is bijna een running gag in de politiewereld om te zeggen: heb je het al aan je leidinggevende gevraagd? Dan gaat iedereen lachen, want niemand weet wie dat is. Ik begrijp best dat de bonden een grotere agenda hebben, maar ik zie dat individuele mensen hierdoor worden overvraagd. Het indringend verzoek is dus om een en ander wat soepeler te laten verlopen dan de bonden soms wellicht wensen.
Minister Van der Steur:
Ik dank mevrouw Van Toorenburg voor haar tweede vraag en haar opmerkingen, want ik zie die als een ondersteuning voor het beleid dat we voeren. De bonden hebben er belang bij dat de mensen niet onnodig lang zitten te wachten. Ik ga ervan uit dat dit onderwerp zal zijn van het gesprek tussen de korpschef en de bonden. Ik zie de korpschef knikken, dus dat gaat de goede kant op. We delen het uitgangspunt van hoe eerder, hoe beter. Het is in het belang van iedereen dat een en ander op een zorgvuldige manier en zo snel mogelijk gebeurt.
Mevrouw Helder wees op het onderzoek van de Europese politiebond naar de zorgen van politiemedewerkers in Europa bij de identificatie van asielzoekers. Ik heb de Kamer daarover een brief toegezegd voor het algemeen overleg over de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ-Raad) van 6 juli. Ik heb de Kamer daarover uitgebreid geïnformeerd. We hebben het proces zoals wij dat voeren twee keer door de inspectie laten onderzoeken. Dat proces is op orde. Ik heb aangekondigd dat we deze zomer nieuw onderzoek doen naar de wijze waarop de follow-up plaatsvindt en dat we een controle uitvoeren op de intake zoals die nu plaatsvindt. Alle asielzoekers zijn door de CT-systemen gehaald. Daarnaast heeft de politie een gezondheidsprotocol. Uit het rapport bleek dat een van de zorgpunten in Italië was dat daar tbc-gevallen zijn geconstateerd en dat er tevens een risico op schurft was. Er is een gezondheidsprotocol dat moet voorkomen dat de Nederlandse politieagenten in gevaar komen.
Mevrouw Swinkels vroeg naar het cultuuronderzoek bij de politie. Het cultuuronderzoek beschrijft verschillende elementen van de cultuur binnen de verschillende onderdelen van de politieorganisatie. Het is geen onderzoek naar dé cultuur binnen de politie, want dat zou weinig zin hebben. Het rapport biedt aanknopingspunten om binnen de organisatie aan de slag te gaan. Het gaat om thema's als familiecultuur, initiatief en professionele ruimte. Daar zijn goede voorbeelden maar ook minder goede voorbeelden van. De korpschef, de politiechef en de teamchefs zullen een en ander intern actief oppakken.
Ten slotte had de heer Marcouch een vraag met betrekking tot de zorgen over de uitstroom van talent. Hij vroeg wanneer de leiding gaat veranderen, alsof de leiding in de nationale politie het naar zijn mening niet zo goed doet. Ik wil erop wijzen dat ik dat beeld niet herken. Er wordt binnen alle geledingen van de nationale politie heel hard, heel integer en heel zorgvuldig gewerkt in een af en toe nog steeds moeilijke organisatie. Alle leidinggevenden zijn in 2014 opnieuw geselecteerd. Ze zijn in 2015 van start gegaan. De medewerkers hadden daarbij zelf een belangrijke rol. Daarnaast is er voor de nieuwe leidinggevenden nieuw leiderschapsonderwijs ontwikkeld. Er komt dit jaar een onderwijsprogramma voor de zittende leidinggevenden. Op die manier wordt ervoor gezorgd dat iedereen voor zijn taak is toegerust.
De heer Marcouch (PvdA):
Mijn vraag is niet goed geïnterpreteerd. Mijn vraag ging erover dat de leiding moet verbeteren. Dat zeg ik niet alleen, maar ook de bonden. Zij zeggen dat de leiding meer bezig is met het de mond snoeren van de mensen die problemen aangeven dan met het oplossen van problemen. Wil de Minister daarop reageren?
Minister Van der Steur:
Wat verwacht de heer Marcouch dat ik zeg? Als ik dat beeld zou delen, moet het opgelost worden. Als de heer Marcouch zegt dat er voorbeelden zijn dat dit gebeurt, zeg ik dat dit niet goed is. Ik heb dat al meermalen gezegd, overigens ook over andere organisaties onder mijn verantwoordelijkheid. Een organisatie moet openheid en transparantie nastreven. Als er mensen zijn die misstanden melden of ontevreden zijn, moet daarop worden geacteerd. Dat is in het belang van de organisatie zelf, want anders houd je dat mensen hun ongenoegen, onrust of ontevredenheid via andere kanalen uiten en dan komt het hier weer terecht. Het is van groot belang dat de organisatie openheid en transparantie nastreeft. Het is zeker geen beleid van de politie om op de geschetste wijze te acteren. Als het wel gebeurt, vind ik dat het niet zou moeten.
De heer Marcouch (PvdA):
Het komt wel uit de mond van een van de grootste politievakbonden. Ook al is het maar een aantijging, dan nog is het belangrijk dat het wordt rechtgezet. Het draagt in ieder geval niet ten positieve bij aan het beeld van de politie. Er lopen inderdaad mensen weg. Er is dus op zijn minst iets aan de hand wat moet worden opgelost.
Minister Van der Steur:
Het beeld dat er een probleem zou zijn omdat er mensen uit de organisatie vertrekken, is niet terecht. Er wordt grote prioriteit gegeven aan de belangen, zorgen en gevoelens van werknemers. Eén of twee incidenten betekenen niet dat er een probleem is. Dat is evenmin het geval ten aanzien van de integriteit. Bij de herijking hebben we echter heel expliciet gezegd dat de zorg voor en het welzijn van politiemedewerkers grote prioriteit hebben. Van de leidinggevenden wordt verwacht dat zij veel meer dan misschien tot op heden het geval was aandacht besteden aan de belangen, zorgen en gevoelens van de werknemers. Om die reden noemde ik net ook de opleidingen. Als ik, zoals ik helemaal aan het begin zei, de reacties op de administratieve lasten beluister en hoor hoe deze worden ervaren, dan ligt er nog wel een taakje voor een aantal leidinggevenden. Wat dat betreft vinden de heer Marcouch en ik elkaar.
Tot slot wil ik de Kamer graag informeren over een onderwerp dat mij en mijn collega's uit België en Luxemburg actief bezighoudt: het verdrag in de Benelux op het terrein van politiesamenwerking. Dit is een heel ander onderwerp dat niet aan de orde is geweest. Ik wil het echter wel melden, omdat ik er deze zomer nog allerlei stappen in hoop te zetten. Ik vind het prettig om de Kamer de gelegenheid te geven om er in tweede termijn nog iets over te zeggen, als hiertoe aanleiding mocht zijn. Het onderwerp is eigenlijk heel simpel. De operationele politiediensten in de Benelux geven aan dat zij hun samenwerking verder willen versterken en dat zij er mogelijkerwijs veel belang bij hebben om ook hun informatiepositie te verbeteren. Ik noem een heel simpel voorbeeld: het is niet mogelijk om als Nederlandse politieagent te zoeken in een Belgisch systeem en vice versa.
De voorzitter:
Ik onderbreek u even. Ik verwacht dat de collega's prijs stellen op de informatie. U geeft deze nu echter mondeling en het is gebruikelijk dat dit schriftelijk gebeurt, zodat de Kamerleden zich erop kunnen voorbereiden. Als ik nu geen vingers omhoog zie gaan, ga ik ervan uit dat de Kamerleden de mondelinge informatie voor nu akkoord vinden, maar dat u een en ander bij de eerstvolgende gelegenheid schriftelijk zult bevestigen.
De heer Marcouch (PvdA):
Ik denk dat u gelijk hebt. Ik vind het prima als de Minister de mededeling doet dat er iets aankomt en dat hij ergens mee bezig is. Ik ken het onderwerp een beetje, maar niet goed genoeg om er nu al op te reageren. Ik stel het derhalve op prijs als de Minister de Kamer per brief informeert en wij er bij een andere gelegenheid wat dieper op ingaan.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik vind het ook een beetje lastig te peilen, temeer omdat ik ongeveer tweeënhalf tot drie maanden geleden de Minister hierover bevraagd heb in de plenaire zaal. Ik ontving namelijk signalen vanuit de politie Limburg dat men meer wilde samenwerken. Met alle respect, de Minister hoonde toen de signalen min of meer weg, zei dat het allemaal geregeld was en dat ik een onzinnig onderwerp aansneed. Ik kan me dat nog heel goed herinneren, omdat ik namelijk ben teruggegaan naar de regio met de vraag of men mij het bos had ingestuurd. Ik hoor dus graag van de Minister of dit hetzelfde punt betreft of dat ik me totaal vergis.
De voorzitter:
Ik wil voorkomen dat we hieraan een gehele ronde wijden. Ik vraag de Minister derhalve om hierover uitsluitsel te geven, in de hoop dat de twee collega's die nu hun vinger opsteken daar ook tevreden mee zijn.
Minister Van der Steur:
Het is mijn bedoeling de Kamer op de hoogte te stellen van een actuele ontwikkeling. Daar zit verder geen verplichting aan vast. Ik verwacht niet van de Kamerleden dat zij zeggen: doet u maar, we stemmen overal mee in. In augustus hebben we de eerstvolgende hoge top over dit onderwerp en in de aanloop daarnaartoe wil ik gewoon gemeld hebben wat mijn lijn is. Natuurlijk wordt de Kamer na afloop van de top gewoon bericht over wat er is besproken, wat de lijnen zijn en wat we gaan doen. Als we gaan doen wat we mijns inziens zouden moeten doen, moeten immers de verdragen worden aangepast en daar wordt de Kamer natuurlijk uitgebreid bij betrokken. Ik zou het echter vervelend vinden als ik op weg ernaartoe niet al even gemeld heb dat ik ermee bezig ben. Vandaar dat ik dit doe. Ik verwacht dus geheel niet dat de Kamer zegt: we stemmen ermee in en u hebt verder carte blanche om het te doen. Dat vraag ik ook niet. Ik wil het enkel meegedeeld hebben en dit is het uitgelezen moment om dat te doen.
De voorzitter:
Begrijp ik het goed dat u de Kamer nu informeert, dat daarmee de vraag van mevrouw Van Toorenburg beantwoord is en dat u de Kamer, nadat u van het beraad terug bent gekomen, nader informeert?
Minister Van der Steur:
Ja, dat zal ik doen. Ik wil nog een of twee punten maken. Ik herken mij er niet in dat mevrouw Van Toorenburg weggehoond zou zijn. We hebben toen volgens mij gesproken over het EPICC (Euregionaal Politie Informatie en Coöperatie Centrum), het samenwerkingsverband dat in Limburg actief en zeer succesvol is, maar dat nog wel gebaseerd is op de ouderwetse regelgeving. Ik wil niets afdoen aan het grote succes. Het werkt, maar het kan simpeler. Over dit punt zijn we al langer in gesprek met de vrienden in de Benelux en ik wil mij graag inzetten om het in de toekomst nog verder te verbeteren. Dat impliceert heel veel en lossen we niet voor het einde van het jaar op. Hierover moeten we samen met de Kamer heel serieus nadenken, want wederzijdse toegang tot databestanden zal heel wat consequenties hebben. We zullen ook kijken naar de bevoegdheid om op elkaars grondgebied geweld te gebruiken en verdachten staande te houden en eventueel te verhoren. We zijn van plan om hierover in augustus verder te spreken en dan zal ik de Kamer uitgebreid informeren over de lijnen.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Dit is precies datgene wat ik heb gezegd in het plenaire debat, namelijk dat er mogelijkheden zijn. Ik zei toen tegen de Minister dat men tegen allerlei beperkingen aanloopt. De Minister zei toen op flamboyante wijze, wat hem vaak siert maar soms irritant is, dat ik me moest realiseren dat het allemaal prima ging en er niets aan de hand was. Ik heb toen gezegd dat ik andere berichten kreeg, maar dat ik terug zou gaan naar Limburg omdat ik het waarschijnlijk niet goed begrepen had. Gelukkig heb ik het echter wel goed begrepen en gaat het daadwerkelijk een tandje beter. Gelukkig, maar waarom moet het nu zo?
Minister Van der Steur:
Ik herken mij niet in het beeld dat mevrouw Van Toorenburg schetst. Als zij het echter zo ervaren heeft, zal ik de Handelingen er nog even op naslaan en niet nalaten om in de brief van augustus te vermelden dat mevrouw Van Toorenburg en ik elkaar verkeerd begrepen hebben. Eén ding is zeker: het is echt een onderwerp waarover we het in het najaar moeten hebben. Ik zal de mogelijkheden en onmogelijkheden inventariseren. Het heeft verstrekkende gevolgen, dus we zullen hierover stevig van gedachten moeten wisselen. Ik heb eerder aangekondigd dat we soortgelijke gesprekken met Duitsland voeren, ook ten aanzien van bijvoorbeeld de terreureenheden en de wijze waarop die met grenzen zouden moeten omgaan. Ook hierover zal ik, als we er verder mee zijn, de Kamer nader informeren.
De heer Van Veen (VVD):
Ik heb het gevoel dat de Minister aan het einde van zijn termijn gekomen is. Hij heeft in heel rap tempo iets gezegd over een soort tweede kans bij de selectie van politiepersoneel. Ik heb een dossierachterstand en wil graag weten hoe dit soort dingen, waarmee diversiteit binnen het korps wordt bewerkstelligd en mensen een tweede kans krijgen, wordt betaald. Krijgt iedere sollicitant bij de politie een tweede kans of geldt deze specifiek voor mensen met een bepaalde etnische achtergrond?
Minister Van der Steur:
Daarop zal ik in de tweede termijn terugkomen.
De voorzitter:
We zijn wij aan het einde gekomen van de eerste termijn van de Minister en gaan verder met de tweede termijn van de Kamer. Ik hanteer een spreektijd van twee minuten met één korte interruptie.
De heer Van Veen (VVD):
Voorzitter. Ik ben in mijn eerste termijn ingegaan op het imago van de politieagent en constateer dat de Minister daar niet echt op gereageerd heeft. De Minister staat voor het politiekorps en is bezorgd over het beeld dat de mensen buiten van de politie hebben. In tweede termijn wil ik echter iets meer horen over het imagoprobleem. Vroeger werd er gesproken over «oom agent» en «de agent is je beste vriend». We moeten ervoor zorgen dat dit weer een vanzelfsprekendheid wordt. Dat geef ik graag aan de Minister mee.
Ik ben heel benieuwd naar het antwoord van de Minister in de tweede termijn op de vraag die ik eerder stelde. We moeten naar een divers korps, maar daarvoor moeten de selectiecriteria niet worden aangepast. Op het moment dat we in een selectieprocedure mensen een tweede kans geven, wil ik de nadrukkelijke toezegging dat deze geldt voor iedereen die bij de politie solliciteert en niet alleen voor mensen met een bepaalde etnische achtergrond.
De heer Marcouch (PvdA):
Voorzitter. Wat het imago betreft, wil ik van de Minister wat meer inzet zien op het terrein van integriteit. Het probleem van ethnic profiling tast het gezag van en het vertrouwen in de politie aan en in die zin ook het beeld over de politie. Op dit punt wil ik graag wat meer gedrevenheid van de Minister en de korpsleiding.
De Minister geeft aan dat het goed gaat met de werving wat diversiteit betreft. Recentelijk ontving ik echter nog signalen van chefs uit het veld die zeggen: zoals het nu georganiseerd is, maken we het onszelf echt moeilijker. Ik noemde net het goede voorbeeld van Amsterdam. Laten we bekijken of we het overal zo kunnen doen als in Amsterdam, in ieder geval in de steden waar sprake is van urgentie. Graag hoor ik een reactie van de Minister.
Tot slot heeft de Minister er zojuist een wet van gemaakt om actuele dingen in te brengen die niet op de agenda staan. Ik krijg door dat het team opsporing mensenhandel, dat het aantal uitgebuite Romakinderen onlangs met succes heeft teruggebracht, ontbonden wordt en dat daardoor het onderzoek spaak loopt. Kan de Minister hier wat helderheid over verschaffen? Wat is de stand van zaken? Als ik me niet vergis, betreft het team 13 Oceans. Is het waar dat dit team ontmanteld wordt en dat lopende onderzoeken hierdoor vastlopen?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. Het grote nieuws van dit debat is dat de politie ooit een fiets is kwijtgeraakt, terwijl het vandaag toch gaat over heel wat grotere zaken dan fietsen. Het is belangrijk dat we vandaag wederom hebben gehoord hoeveel er nog moet gebeuren bij de politie voordat het allemaal op orde is. Veel mensen werken hier hard aan mee en zijn betrokken. Dit debat is voor mij niets anders dan een steun geweest voor vanavond, om ervoor te zorgen dat wat de politie gaat doen ook daadwerkelijk met onverdeelde aandacht gebeurt en om te voorkomen dat we de politie nog een keer dwingen om een bezuinigingsslag te maken. Daarin zal de oppositie dus haar verantwoordelijkheid nemen. Ik ben alleen maar gesterkt in de overtuiging dat dit echt bitter nodig is.
Mevrouw Kooiman (SP):
Voorzitter. Heel veel zaken komen zoals gebruikelijk terug. Ik wil nog even stilstaan bij de bureaucratie binnen de politie. De Minister heeft in een mooi persberichtje aan de buitenwereld een soort hallelujaverhaal opgehouden waarin staat dat het allemaal beter gaat. Ik ben blij dat de Minister ook de intranetberichten binnen de politie leest, want het geluid van de werkvloer klonk anders.
Ik wil iets concreets voorstellen. Sommige formulieren zijn versimpeld, zoals het «botsen is blazen»-formulier bij rijden onder invloed. Bij het ontstaan van ongelukken of schade zijn de protocollen echter heel ingewikkeld. Bovendien komen er steeds meer protocollen bij, zoals het protocol raadsman bij politieverhoor. Volgens mij is er onlangs ook een nieuw formulier bij gekomen voor heenzendingen van arrestanten. Het stapelt zich op. Voornoemde voorbeelden hebben enkel betrekking op de agenten op de werkvloer. Rechercheurs geven aan dat zij zich soms een veredelde typemiep voelen, omdat ze allemaal ordners aan bewijsvoering moeten verwerken en verantwoording moeten afleggen, wat heel veel werk is. Waarom bekijken we het niet integraal om te bezien welke formulieren we nog meer kunnen versimpelen en of we misschien een aantal formulieren kunnen afschaffen? De Minister zei namelijk in zijn tweede termijn dat er best veel nieuwe formulieren bij komen en dat ook hij dat niet wil. Het lijkt me dus goed om het een keer flink onder de loep te nemen. Ik zie dat ik een interruptie heb, voorzitter. Leuk!
De voorzitter:
Ik wilde u eerst de gelegenheid geven om uw blokje af te maken.
Mevrouw Kooiman (SP):
Wat diversiteit betreft, wil ik de heer Marcouch bijvallen die expliciet naar de politietop heeft gevraagd. Je moet niet alleen kijken naar de onderkant van de organisatie, maar ook naar de politietop. De heer Akerboom zit hier als mooie man in pak aan tafel, maar ik mis natuurlijk wel de vrouwen. Ik zou graag wat meer diversiteit binnen de politietop zien. Misschien ligt hier ook een taak voor de heer Akerboom, maar ik draag de eindverantwoordelijke Minister op om wat meer diversiteit te bewerkstelligen.
De voorzitter:
Als de korpschef het verslag toegezonden wil krijgen om deze passage in te lijsten, dan hoor ik dat graag.
De heer Van Veen (VVD):
Praten over bureaucratie en formulieren is natuurlijk niet vrijblijvend. Ik heb de SP eerder horen pleiten voor het gebruik van stopformulieren door de politie bij staandehoudingen. Mag ik echter uit de bijdrage van mevrouw Kooiman concluderen dat het stopformulierenplan van de SP niet langer bestaat?
Mevrouw Kooiman (SP):
Ik ben blij dat de heer Van Veen heeft opgelet tijdens de inbreng van mijn collega, mevrouw Karabulut. Zij heeft inderdaad gepleit voor een pilot om te bekijken of het gebruik van stopformulieren inderdaad tot veel bureaucratie leidt, omdat onderzoeken uit Engeland iets anders uitwijzen. We zijn bereid om daar goed naar te kijken. Als het inderdaad tot meer bureaucratie leidt, moeten we bekijken op welke andere manier we etnische profilering kunnen tegengaan. We willen alles aanpakken om de zorgen weg te nemen, om goed gehoor te geven aan de geluiden op de werkvloer, maar ook om de diversiteit binnen de organisatie aan te pakken. Het gebruik van stopformulieren kan een manier zijn.
De heer Van Veen (VVD):
Het is dus toch vrijblijvend. Eigenlijk zegt mevrouw Kooiman dat bureaucratie mag en kan, mits het iets oplost. Als we bureaucratie willen aanpakken, moeten we erop vertrouwen dat de politieagent zijn werk gewoon goed doet. Daar hebben we geen stopformulieren bij nodig.
Mevrouw Kooiman (SP):
De VVD-fractie kiest er blijkbaar voor om op haar handen te blijven zitten, haar hoofd in het zand te steken en vervolgens te beseffen dat er daadwerkelijk niets gebeurt. Zij dient enkel moties in op basis waarvan het niet eens mogelijk blijkt om te werken aan diversiteit. Dat is er ongeveer gebeurd. Ik ben heel blij dat Blauw Talent nu wel mogelijk is en dat er getracht wordt om diversiteit binnen de organisatie te bewerkstelligen. De SP staat voor een diversiteitsprogramma binnen de politie. Dit in tegenstelling tot de VVD, onder wier leiding het gehele diversiteitscentrum compleet is afgebroken. Het is dus fijn dat de SP-fractie dit wel voorstaat en dat zij wel zal kijken naar een afgewogen beleid.
Mevrouw Swinkels (D66):
Voorzitter. Ik sluit me geheel aan bij de woorden van mevrouw Kooiman, die haar misschien terloops ontglipten, over mooie mannen in uniformen. Het effect van uniformen op vrouwen is immers bekend. Ik sluit mij volledig aan bij haar woorden over het etnisch profileren en bij de eerdere opvatting van het CDA over het feit dat de politie ruimte moet krijgen: geef haar de ruimte in de brede zin van het woord, dus ook financieel. Dat zullen we vanavond zien.
Tot slot hamer ik nog even op de Wet politiegegevens en de Regeling informatiebeveiliging. De Minister zegt dat elk signaal van belang is voor de beoordeling van de vog-aanvraag. Vallen hier ook valse meldingen onder, bijvoorbeeld van huiselijk geweld? Deze worden weleens gedaan in het kader van een echtscheiding en leiden dan mogelijk tot afwijzing voor een baan in de kinderopvang en een gemiste kans. Je kunt dit alleen voorkomen in een goedlopend systeem, want dan wordt de valse melding tijdig en definitief verwijderd en wordt ook voorkomen dat deze leidt tot onterechte weigering van een vog. Wil de Minister dit meenemen en aan de Staatssecretaris verzoeken om politiegegevens alleen te gebruiken op het moment dat het systeem op orde is?
Voorzitter: Van Toorenburg
Mevrouw Helder (PVV):
Voorzitter. Ik dank de Minister voor zijn beantwoording van de vragen. Ik sluit aan bij de vraag van de heer Van Veen over een tweede kans in de opleiding. Geldt deze voor iedereen of voor bepaalde groepen? Ook ik zou het er niet mee eens zijn dat er onderscheid wordt gemaakt. Ik sluit hiermee aan bij wat ik in eerste termijn heb gezegd over de juiste man en vrouw op de betreffende plek.
Ik maak een bruggetje van het debat van gisteravond naar het debat van vanavond. Dat mag, omdat het hier vandaag ook besproken is. Ik wil terugkomen op de rekensom die de Minister gisteren maakte. Ik heb de Handelingen uitgedraaid.
De Minister zei gisteravond dat het gat voor 2016 170 miljoen bedraagt. Hierover zijn we het eens. De Minister haalt er 6 miljoen af als gevolg van de validatie. Deze heb ik hem cadeau gegeven. Dan haalt de Minister er 10 miljoen af voor de contourennota. Hierover ben ik het niet met hem eens, want dat bedrag zit niet in die 170 miljoen. Vervolgens zegt de Minister dat er een bedrag van 12 miljoen in zit voor het vakantieloon. Naar mijn mening klopt dit ook niet, want dat bedrag zit evenmin in die 170 miljoen. Van die 170 miljoen minus de 6 miljoen die wél in mindering mag worden gebracht, oftewel 164 miljoen, resteert een bedrag van 86 miljoen dat het kabinet ter beschikking stelt. De Minister komt onder de streep uit op een bedrag van circa 55 miljoen, maar dat klopt niet. Naar mijn mening kom je uit op een restant van 78 miljoen dat nog moet worden opgelost door de sturingsmaatregelen. Als dat niet lukt, moet het in mindering worden gebracht op het eigen vermogen. De Minister heeft gezegd dat het eigen vermogen 156 miljoen bedraagt. Als je 78 miljoen van die 156 miljoen af haalt, gaan we flink richting de 75 miljoen en dat is de grens van 1,5% waaronder het herstelplan in werking treedt. Ik wil mijzelf niet op de borst kloppen, maar mijn collega's en ik hadden het gisteravond bij het juiste eind. Ik wil daarom graag van de Minister een nieuwe rekensom, of een verduidelijking van zijn eerdere rekensom met een uitleg waarom hij die 10 miljoen en die 12 miljoen toch meeneemt in het debat van vanavond. Ik heb namelijk een amendement klaarliggen.
De voorzitter:
Na het bewijs dat mevrouw Helder de rekentoets echt gehaald heeft, geef ik het voorzitterschap aan haar terug.
Voorzitter: Helder
De vergadering wordt van 12.32 uur tot 12.39 uur geschorst.
Minister Van der Steur:
Voorzitter. Laat ik allereerst de uitnodigingen die zijn gedaan door de heer Van Veen en de heer Marcouch samenvatten, want die hangen met elkaar samen. De heer Van Veen vraagt of ik voor het korps van de nationale politie sta. Het antwoord hierop is ja. We moeten met elkaar onze verantwoordelijkheid hiervoor blijven nemen. Het betreft een organisatie met mensen die op een heel goede en integere manier zich tot het uiterste inspannen voor onze samenleving. Zij doen dit onder omstandigheden, dag en nacht, 's ochtends vroeg en 's avonds laat, op een fantastische manier en met een enorme inzet. We moeten ons blijven realiseren dat deze mensen stuk voor stuk ons respect en onze waardering verdienen. Richting de heer Marcouch zeg ik dat we er op voorhand van uit moeten gaan dat zij zich op integere wijze inzetten.
Voor het onderwerp etnisch profileren is de laatste tijd veel aandacht geweest. Ik ben heel blij dat ik de komende week met Typhoon kan bespreken hoe we zijn ervaring meenemen in het project dat we hebben. Daarnaast herhaal ik mijn woorden dat we van politieagenten moeten blijven verwachten dat zij hun beslissingen nemen op basis van lastige afwegingen binnen een kort tijdsbestek, waarbij de mogelijkheid bestaat dat ze soms ook de verkeerde beslissing nemen. Dat moeten we blijven accepteren, want we willen dat politieagenten die beslissingen nemen.
Mevrouw Helder suggereerde dat het aantal aanhoudingen met geweld afneemt, omdat agenten bang zijn voor vervolging. Als dat zo is, dan hebben we de taak om daar een oplossing voor te bieden en dat doen we ook met het wetsvoorstel inzake geweldsaanwending.
Ik sta voor de politie, tezamen met de korpschef en de korpsleiding, maar ook tezamen met alle politiechefs en natuurlijk met de mensen die het betreft. De trots van de politieorganisatie zelf is onverwoestbaar. Dat hoor ik ook terug in de bijdrage van bijvoorbeeld mevrouw Van Toorenburg en mevrouw Kooiman. Om die reden is het van belang dat we de ergernissen, die er zeker zijn geweest en er ook nog zullen zijn, zo snel en effectief mogelijk wegnemen.
Dan kom ik op de vraag van mevrouw Van Toorenburg over mijn fiets. Ik heb inderdaad de indruk dat dit het nieuws van dit debat wordt. Dat zou jammer zijn, want het voorbeeld diende alleen om aan te geven dat we realistisch moeten zijn ten aanzien van de ophelderingspercentages. Zo ziet u maar weer, als je zoiets tijdens een debat en passant opmerkt, is het goed mogelijk dat dat ene itempje wat meer aandacht trekt dan bijvoorbeeld het feit dat de nationale politie met een heel succesvol traject bezig is geweest om de administratieve lasten terug te brengen. Het zij zo, daar zullen we mee moeten leren leven.
Mevrouw Kooiman riep op om het proces inzake het verminderen van de administratieve lasten voort te zetten. Vervolgens ontstond er een debatje tussen mevrouw Kooiman en de heer Van Veen over de stopformulieren. Ik wil graag kijken naar de ervaringen die in Engeland zijn opgedaan. Mijn eerste indruk is dat er in Engeland een groot methodologisch verschil bestaat tussen staandehouding en aanhouding. Wij kennen dat niet. Er wordt nu goed naar gekeken en ik zal de Kamer hierover informeren. Ik ben niet voornemens om nu al, voordat we het met elkaar goed besproken hebben, pilots op dit punt te doen, ook omdat ik echt bezorgd ben over de vraag welke consequenties het heeft voor de administratieve last. Daar moet goed naar gekeken worden voordat we dit soort experimenten doen. Daarover heb ik ook goed contact met de burgemeester.
Mevrouw Swinkels wilde het debat over de vog voortzetten en vroeg of ik het even met de Staatssecretaris wil bespreken. Mevrouw Swinkels is prima in staat om het zelf met de Staatssecretaris te bespreken en er komt vast een gelegenheid waarbij zij dit kan doen. Ik heb net ook duidelijk gemaakt dat datgene waarover we ons zorgen maken bij de Wet politiegegevens losstaat van de beoordeling van de vog.
Mevrouw Helder en de heer Van Veen hebben beiden vragen gesteld over de opleiding van de Politieacademie. Daar zit de volgende uitdaging. Het uitgangspunt is dat er meer vrouwen en meer mensen met diverse etnische achtergronden bij de politie komen en dat zij allemaal voldoen aan dezelfde selectiecriteria. Er is geen onderscheid ten aanzien van de selectiecriteria. Als iemand door de selectiecriteria komt, ongeacht achtergrond, huidskleur, geslacht of seksuele geaardheid, voldoet hij of zij altijd aan de eisen. Hieraan worden geen concessies gedaan. Als je vaststelt dat sommige groepen gemakkelijker aan de eisen voldoen dan andere groepen, kun je nooit een diverser korps krijgen als je er niet een bepaalde vorm van stimulering op loslaat. Om die reden is er voor vrouwen, maar ook voor mensen met een andere etnische, niet-Nederlandse achtergrond, gekozen voor de mogelijkheid van een tweede traject. Dit geldt alleen als de betreffende personen aan de hoogste eisen voldoen en het misschien op één of twee onderdelen net niet halen. Dat is de gedachte. Op deze manier proberen we sollicitanten uit specifieke doelgroepen die binnen het korps minder vertegenwoordigd zijn te laten toetreden, en daarmee de diversiteit die we van belang vinden te bewerkstelligen. Dit is mogelijk, omdat er geen concessies worden gedaan aan de kwaliteit.
De heer Van Veen (VVD):
Ik heb twee vragen. Ten eerste, had ik kunnen weten dat er een tweede kans wordt geboden? Ten tweede, wat bedoelt de Minister met de opmerking dat sommige mensen niet zo gemakkelijk aan de criteria kunnen voldoen? Het gaat toch gewoon om geschiktheid: lengte, gewicht, fitheid? Waarom zouden bepaalde mensen niet zo gemakkelijk voldoen aan de criteria?
Minister Van der Steur:
Omdat mensen van wie we vinden dat zij in het kader van het diversiteitsbeleid tot de nationale politie zouden moeten kunnen toetreden, soms net niet aan de kwaliteitseisen voldoen en dus in enkele gevallen een extra steuntje nodig hebben op een aantal kleine puntjes. Het gaat dus niet om mensen die helemaal niet voldoen en klaargestoomd moeten worden. Dat zou ook geheel niet in het belang zijn van de nationale politie. We proberen om de diversiteit die we met de Kamer hebben besproken, te realiseren door een tweede kans mogelijk te maken. Als de mensen bij die tweede kans nog steeds niet voldoen op de één of twee punten waarop zij eerder niet voldeden, is het einde oefening. De hoofdregel is immers dat er geen enkele concessie wordt gedaan aan kwaliteit. Dat is overigens ook in overeenstemming met bijvoorbeeld de motie-Tellegen c.s. over de taaleis.
De heer Van Veen (VVD):
Mijn eerste vraag was of ik had kunnen weten dat er een tweede kans bestaat en hoe die is ingevuld. Ongeacht de vraag of ik het wel of niet had kunnen weten, hoor ik graag op basis waarvan die tweede kans wordt geboden, zodat ik het kan begrijpen. Nu begrijp ik het immers niet.
Minister Van der Steur:
Ik kan zo snel niet bedenken of de heer Van Veen het had kunnen weten. Ik stel voor dat ik het systeem nog even netjes per brief aan de Kamer communiceer, conform het verzoek van de heer Van Veen.
De heer Marcouch heeft gevraagd naar het team mensenhandel dat ontbonden zou zijn. Ik kan dit zo snel niet plaatsen, dus ik neem dit ook mee in voornoemde brief.
Mevrouw Kooiman vroeg in de eerste termijn naar de teams huiselijk geweld. Het uitgangspunt is dat er een inzet wordt gepleegd op de dreigingsanalyse, zodat de politie betere bescherming kan bieden aan de aangever. Er komt een betere casusregie. De informatie zal op één plaats worden samengevat, maar er zijn geen aparte teams voor huiselijk geweld. Huiselijk geweld is een onderdeel van het werk van de basisteams, maar volgens mij hebben we dat al een keer met elkaar gewisseld. Misschien is dit niet het antwoord dat mevrouw Kooiman zoekt, maar één ding is zeker: de korpschef voert een audit uit en zal maatregelen nemen als dat nodig is, ook ten aanzien van de kennisborging op dit terrein. Er is echter niet een apart team huiselijk geweld.
Mevrouw Kooiman (SP):
De reden dat ik het nog een keer opperde, is het feit dat er wel gedacht werd aan een team huiselijk geweld. Huiselijk geweld past namelijk net niet bij bijvoorbeeld het team zeden en soms ontbreekt de expertise binnen de normale blauwe organisatie. Die geluiden wilde ik hier laten horen en ik hoop dat deze worden meegenomen in het kader van het leren van ervaringen. Dat wilde ik meegeven.
Minister Van der Steur:
Ik dank mevrouw Kooiman voor haar suggestie. Eigenlijk is het meer een ondersteuning van en stimulans voor het beleid dat we al voeren.
Mevrouw Kooiman merkte tevens op dat protocollen een plaag zijn. In principe zijn we het erover eens dat als protocollen leiden tot onnodige administratieve lasten, we er zo snel mogelijk vanaf moeten. Als protocollen leiden tot een verbetering van de werkprocessen, de dienstverlening en de kwaliteit van het werk van de politie, moeten we ze houden. Hierover zal niemand het oneens zijn. Uiteraard wordt er integraal naar gekeken en over gerapporteerd in het jaarverslag van de politie dat de Kamer ook zal ontvangen.
Ik had mevrouw Helder nog beloofd om naar de conducteurs te kijken, althans naar de isd-maatregel. In de meeste gevallen heeft geweld tegen conducteurs de afgelopen maanden geleid tot aanhouding. Een aantal onderzoeken loopt nog en het Openbaar Ministerie en de nationale politie zijn ermee bezig. Als de specifieke situatie er aanleiding toe geeft, zal de officier van justitie de isd-maatregel eisen. Volgens mijn informatie gebeurt dit ook. Een van de voorwaarden is drie veroordelingen in vijf jaar. Dat snap ik.
Dan hebben we net nog even gecontroleerd of het vakantieloon en de contourennota in het P&M-onderzoek zitten. Hierover hebben mevrouw Helder en ik een twistpunt. Zowel de politie als het departement is het erover eens dat de betreffende bedragen wel degelijk onderdeel zijn van het P&M-onderzoek. Om die reden klopt de rekensom die ik gisteren heb gehanteerd. Het tekort dat aan het einde van dit jaar eventueel opdoemt, zou derhalve beperkt moeten blijven tot ongeveer 55 miljoen of zoveel minder als gevolg van de sturingsmiddelen van de korpschef.
Voorzitter: Van Toorenburg
Mevrouw Helder (PVV):
Ik ben het er niet mee eens, maar ik zal vanavond het rapport nog een keer achterstevoren en binnenstebuiten keren. Laat ik even in de redenering van de Minister meegaan. Er zou dan sprake zijn van een gat van om en nabij 56 miljoen waarvoor sturingsmaatregelen getroffen moeten worden. Als dat niet lukt, wordt het bedrag in mindering gebracht op het eigen vermogen van de politie. Volgens de Minister bedraagt dit 156 miljoen. Minus die 56 miljoen komt het op 100 miljoen. De grens is 75 miljoen. Binnen welke bandbreedte moet er voorzichtig gedacht worden aan een herstelplan?
Minister Van der Steur:
Er hoeft niet aan een herstelplan gedacht te worden totdat het eigen vermogen onder de 75 miljoen euro duikt. Dat is de regeling.
Voorzitter: Helder
Minister Van der Steur:
Ik bevestig graag dat als er lessen getrokken kunnen worden uit bijvoorbeeld de wijze waarop de werving in Amsterdam plaatsvindt, op het terrein van diversiteit, dit uiteraard gebeurt. Dit betrof een vraag van de heer Marcouch.
Hiermee heb ik alle vragen beantwoord en dank ik de Kamerleden wederom voor hun bereidwilligheid om met mij in debat te gaan. Ik bespeur bij veel Kamerleden altijd een enorme interesse voor de nationale politie. En terecht, want het is niet zomaar een organisatie in Nederland. Is er eigenlijk – ik vraag het, omdat ik het niet weet – ook een soort geïnstitutionaliseerd overleg tussen de Kamer en de korpsleiding, bijvoorbeeld één of twee keer per jaar, om even bij te praten en te laten zien waar de lijnen liggen en wat het beleid is? Dit zou heel veel vragen en onrust wegnemen. Het kan individueel maar ook in commissieverband. Ik geef het slechts in overweging. Als de Kamer er prijs op stelt, weet ik zeker dat de korpschef bereid is om daarin te bewilligen.
De voorzitter:
Hiermee is een einde gekomen aan de tweede termijn van de Minister. Ik heb drie toezeggingen genoteerd.
– In het kader van de administratieve lastendruk heeft de Minister over het programma Versterking prestaties strafrechtketen gezegd de Kamer voor de zomer te zullen informeren over de stand van zaken. De Minister beseft dat hij daar nog maar één week de tijd voor heeft en drie tassen mee naar huis moet nemen. Ik zie geen bezwaren aan de kant van mijn collega's, dus dat gaat dan helaas ook gebeuren de komende week.
– De Minister zal de Kamer informeren over de resultaten van het onderzoek naar de ervaringen en de praktijk in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot het stopformulier. Tot dat moment worden er geen pilots gefaciliteerd.
– Er komt een brief met nadere toelichting op de selectiecriteria van de politieopleiding voor mensen met een etnische achtergrond. In diezelfde brief wordt ook de vraag van de heer Marcouch meegenomen. Op welke termijn kan de Kamer deze brief tegemoetzien?
Minister Van der Steur:
Voor het zomerreces, zeg ik met enthousiasme, wetende dat dan de vierde tas in de maak is.
De voorzitter:
Ja, dat wilde ik ook al zeggen. Maar goed, die toezegging is bij dezen genoteerd. Ik zie geen vragen meer aan de kant van mijn collega's. Ik dank alle aanwezigen, mijn collega's, de Minister en zijn ondersteuning, voor hun belangstelling voor dit algemeen overleg en sluit de vergadering.
Sluiting 12.54 uur.