Kamerstuk 29628-449

Verslag van een algemeen overleg

Politie


Nr. 449 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 1 april 2014

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 30 januari 2014 overleg gevoerd met Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie over politieonderwerpen.

(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.)

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Jadnanansing

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Van Doorn

Voorzitter: Jadnanansing

Griffier: Smulders

Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Berndsen-Jansen, Bontes, Van Haersma Buma, Helder, Jadnanansing, Kooiman, Marcouch, Van Oosten, Segers en Van Tongeren,

en Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 14.00 uur.

De voorzitter: Hierbij open ik dit algemeen overleg. Aan de orde is een heel aantal politieonderwerpen. Gezien de drukke agenda spreken wij een spreektijd af van zeven minuten en twee interrupties in eerste termijn. Ik heet de mensen op de publieke tribune uiteraard hartelijk welkom, evenals de Minister, zijn ambtenaren en mijn collega's. Ik geef het woord meteen aan mevrouw Berndsen van D66.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. Vertrouwen is geloven dat de persoon die men vertrouwt en die verantwoordelijk is voor een groep zal doen wat men van hem verwacht. «Vertrouwen» wordt voor D66 het kernwoord van het debat van vandaag. Wij maken ons zorgen over de discrepantie tussen de politieke wensen van de Minister en de realiteit van de Nationale Politie. Door het maken van onrealistische beloftes schaadt de Minister niet alleen het imago van de politie, maar ook het vertrouwen van mensen.

Vertrouwen heeft te maken met geloofwaardigheid. De Inspectie Veiligheid en Justitie heeft onderzoek gedaan naar de betrouwbaarheid van de belangrijkste cijfers bij de politie. Uit dat onderzoek blijkt dat van de 19 onderzochte brongegevens de betrouwbaarheid van zo'n 40% voldoende is. Zo'n 60% is matig betrouwbaar dan wel onbetrouwbaar. Onder de tekortkomingen vinden we belangrijke onderdelen van de taakuitvoering terug. Zo zijn de cijfers over ophelderingspercentages van misdrijven onvoldoende betrouwbaar. Hoe kan de Minister ambities en doelstellingen formuleren over het aanpakken en oplossen van meer zaken, als hier geen goed zicht op is? Er zijn verschillen in de registratie en in de optelling van cijfers. We kunnen dus concluderen dat de verlaging van criminaliteitscijfers niet per se te maken heeft met effectief beleid, maar mogelijk gewoon een gevolg is van betere administratie. Waar baseert de Minister dan zijn succesverhalen op? Hoe geloofwaardig is hij dan?

Een van de oorzaken van de onbetrouwbaarheid van de cijfers van de Minister heeft te maken met computersystemen bij de politie. Dat er ICT-problemen zijn, is niet nieuw, maar dat de Review Board van het Aanvalsprogramma Informatievoorziening Politie belangrijke zorgpunten heeft over de governance en de financiën van het programma wel. De Review Board suggereert ook om de werkingsmethode met een jaar te vertragen. De Minister heeft eerder niet geluisterd naar het advies van de Inspectie Veiligheid en Justitie om het tempo van de veranderagenda en de personele organisatie bij te stellen. D66 heeft daarover een motie ingediend, die de Minister heeft ontraden. De motie heeft het dan ook niet gehaald. Gaat de Minister het tempo nu wel aanpassen wat de ICT betreft, of blijft hij bij zijn starre houding dat het allemaal wel gaat lukken? Kan de Minister toelichten welke gevolgen dit heeft voor het realiseren van de doelen van de Nationale Politie? Welke maatregelen zijn nodig om binnen de budgettaire kaders te blijven?

Dan kom ik op de dienstverlening, want ook die heeft te maken met vertrouwen en met gewekte verwachtingen. Een veilige samenleving begint bij adequate aandacht voor en hulpverlening aan slachtoffers. Uit het rapport van de inspectie blijkt dat belangrijke gegevens over het proces van hulpverlening aan burgers onvoldoende betrouwbaar zijn. Wat kan de Minister aan slachtoffers daadwerkelijk beloven als het proces van hulpverlening niet in orde is? En welke valse verwachtingen wekt hij dan? Ik noem bijvoorbeeld de multi-channelaanpak, de belofte dat de burger overal, altijd en op verschillende manieren aangifte moet kunnen doen. Dat gaat pas in 2017 lukken, belooft de Minister. Maar wat is de huidige praktijk? Fijn dat je overal in Nederland aangifte kunt doen, maar worden aangiftes overal op dezelfde manier snel en adequaat opgepakt? Wat gebeurt met je aangifte als de systemen en registratiemethoden nog niet overal in Nederland homogeen en in orde zijn? Meer of beter aangifte doen is niet alleen nodig in het kader van dienstverlening, het moet ook leiden tot betere ophelderingspercentages. Heeft de 97% terugkoppeling van woninginbraken geleid tot meer opgeloste zaken?

Van de week namen we kennis van het fenomeen dat twee steden hun eigen inlichtingendiensten willen gaan runnen. Ik wil graag van de Minister weten wat hij daarvan vindt.

Vertrouwen heeft als laatste ook te maken met verantwoordelijkheid. De Minister is verantwoordelijk voor zo'n 60.000 mensen die bij de politie werken. Er zijn veel aspecten van het personeelsbeleid die ik zou willen bespreken, maar gezien de tijd richt ik de focus op PTSS, en niet voor de eerste keer. Politieagenten krijgen nog steeds niet alle zorg die zij nodig hebben. Hoe garandeert de Minister dat de politie-eenheden zich aan de uitspraken van de Adviescommissie PTSS houden? Is de Minister het met D66 eens dat agenten met PTSS eenzelfde status zouden moeten krijgen als defensiemedewerkers, in ieder geval wat zorg en nazorg betreft?

Ik wil de Minister best op zijn blauwe ogen vertrouwen – als hij al blauwe ogen heeft – maar ik luister kritisch naar zijn woorden en ik geloof zeker niet meteen alles wat hij zegt of schrijft. D66 heeft de Minister eerder gevraagd om het tempo van de inhoudelijke veranderagenda en de personele reorganisatie te heroverwegen. Hij wilde toen niet luisteren. Het imago van de Nationale Politie en het vertrouwen van burgers lijden onder zijn onrealistische doelstellingen. Daarom zeg ik tegen de Minister: geef de politieorganisatie de nodige rust en ruimte om de immense reorganisatie te volbrengen en pas uw ambities daarop aan! Met onbetrouwbare cijfers en mooie woorden maken wij Nederland niet veiliger.

De voorzitter: De heer Van Oosten wil u interrumperen.

De heer Van Oosten (VVD): Ik hoor terecht een heleboel kritische vragen van collega Berndsen namens haar partij en ben erg nieuwsgierig naar de antwoorden daarop. Collega Berndsen neemt een aantal malen het woord «vertrouwen» in de mond. Vanochtend nog heb ik een rapport gelezen, ik neem aan dat mevrouw Berndsen het ook kent: «Vertrouwen in de politie, trends en verklaring». Het staat op Parlis vermeld en is afkomstig van de Erasmus Universiteit. Daarin staat dat het vertrouwen in de politie onveranderd hoog is, ook hoog in Europees perspectief. Er wordt ook een waarschuwing uitgesproken, althans zo vertaal ik het, dat wij politici en de media en de wetenschap niet voortdurend de suggestie moeten wekken als zou er een gebrek aan vertrouwen zijn. Kan mevrouw Berndsen reflecteren hoe zij haar kritische opmerkingen, die ik snap vanuit het dualisme en vanuit de trias politica, ziet ten opzichte van de bevindingen uit dat rapport? Daar ben ik benieuwd naar.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik richt mijn opmerkingen aan de Minister, omdat hij verantwoordelijk is voor de Nationale Politie. Dat het vertrouwen in de politie onveranderd hoog is, is een heel knappe prestatie. Dat is overigens al jaren het geval. Waar het vertrouwen in de politiek heel laag was, en misschien nog steeds is, is het vertrouwen in de politie altijd onveranderd hoog gebleven. Mijn kritiek richt zich vooral op de onrealistische doelen van de Minister, die ten koste gaan van het gezag van de politie als ze niet gerealiseerd worden en dat tast de betrouwbaarheid aan.

Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. BVH, BVI, BOSZ, WPS, AVP en volgens de Review Board zijn de centrale thema's governance, alignment, executiekracht, planning en verandervermogen. De Belastingdienst zegt altijd: leuker kunnen we het niet maken, wel makkelijker. Gaat de Minister dat ook doen voor de politie? Met alle respect, maar hier begrijpt toch bijna niemand meer iets van?

Er staan een heleboel brieven op de agenda en daarom begin ik maar meteen met de brief van 9 juli vorig jaar, over de maatregelen die zijn genomen om de intake van aangiften te verbeteren. De PVV staat achter deze maatregelen en de resultaten mogen er ook zijn, maar we moeten niet vergeten dat er meer nodig is om ervoor te zorgen dat burgers aangifte doen. Slechts een derde van de burgers doet aangifte. Als belangrijkste reden voor het niet-doen van aangifte wordt genoemd: omdat het toch niet helpt. Opsporing, vervolging, de pakkans en een flinke straf zijn belangrijk en aangifte is in ieder geval hiervoor onmisbaar. Is de Minister dit met de PVV eens?

Slachtoffers van andere misdrijven dan de zogenoemde high-impact crimes moeten een afspraak maken om aangifte op het bureau te kunnen doen. Soms kunnen zij daar echter pas na vier weken terecht. Dit komt de kwaliteit van de intake en daarmee dus de opsporing niet ten goede. De PVV wil dan ook van de Minister weten wat hij hieraan gaat doen. Daarnaast heeft mijn fractie nog een vraag over het plan om een aantal aangiften die uitsluitend om verzekeringstechnische redenen worden gedaan, voortaan met een melding af te doen bij de verzekeraar. Aan welke aangiften denkt de Minister dan? Betekent dit ook dat de betrokken misdrijven dan niet meer worden geregistreerd en dat niet meer wordt geprobeerd om ze op te lossen? Daardoor worden de misdaadcijfers natuurlijk wel beïnvloed. Graag hoor ik hierop een reactie.

Dan een vraag over de robuuste basisteams. De PVV ziet graag blauw op straat, en niet achter het bureau. Uit het werkveld heeft mijn fractie vernomen dat bijvoorbeeld drie teams van 50 man worden getransformeerd in één robuust basisteam van 130 man. Dat zijn 20 agenten minder op straat. Dat kan toch niet de bedoeling van de Minister zijn. Graag hoor ik dat bevestigd door de Minister.

In dat kader heb ik ook een vraag over het antwoord van de Minister op de zorgen van de NS, nu de «ouderwetse» spoorwegpolitie wegvalt. Ook hierover horen wij een mooi mantra dat er juist meer capaciteit komt, maar dat betwijfelt de PVV ten zeerste. Weliswaar zijn het in getal meer agenten, maar die worden flexibel ingezet en zijn dus niet specifiek belast met de bestrijding van agressie op het spoor. Dat is alsof je zegt: u krijgt meer, maar u moet het delen. Het gevaar bestaat dus wel degelijk dat deze agenten met andere taken bezig zijn op het moment dat ze op het perron inzetbaar hadden moeten zijn. Gaat de Minister er dan toch voor zorgen dat er agenten fysiek aanwezig blijven op de NS-stations?

Dan de brief van 28 oktober. Volgens de Minister is een gezaghebbende uitstraling bij de politie aanwezig. Een nadere onderbouwing ontbreekt. Die zou ik vandaag toch graag willen horen. Wat klopt er van de berichten die de PVV vanuit het werkveld heeft gekregen over de Politieacademie? Een op de vijf kandidaten die de opleiding hebben afgerond, valt alsnog kort daarna uit, en dat terwijl de opleiding, zoals mij is verteld, ongeveer € 200.000 per persoon kost. Graag hoor ik daarop een reactie van de Minister.

Ten aanzien van de psychosociale gezondheid wordt geconcludeerd dat de gemiddelde politiemedewerker beschikt over een goede psychosociale gezondheid. Dat is mooi en wij wachten de beleidsreactie in maart dan ook af. Wel is mijn fractie benieuwd naar de reactie van de Minister op de onvrede van agenten over het Openbaar Ministerie en het strafrecht, want dit wordt genoemd als een van de zes meest voorkomende bronnen van spanning in het werk van politiemedewerkers. De Minister geeft aan dat het OM op het moment onderzoek uitvoert naar de straftoemeting. Wat is daarvan de stand van zaken? Wanneer kunnen wij het eindresultaat verwachten? Ook hoor ik graag van de Minister of hij onderzoek gaat doen naar de vraag of vertrouwen in de politie een houding is die afwijkt van vertrouwen in andere instellingen. Dat staat op pagina 35 van het rapport bij die brief. Naar die vraag is geen onderzoek gedaan, maar het is wel relevant om te weten. Meten is weten, en indien nodig kan de Minister dan op tijd ingrijpen.

Dan wil ik graag een reactie op het inspectierapport. Ook collega Berndsen had het net al over de betrouwbaarheid van een aantal belangrijke cijfers van de politie. De conclusies zijn niet mals: lang niet alle brongegevens zijn betrouwbaar. De conclusie dat er meer misdrijven worden opgelost, is daardoor dus niet te controleren. De PVV-fractie heeft daar op 20 december vragen over gesteld. Die zijn nog niet beantwoord. Daarom herhaal ik hier graag de belangrijkste vraag, in een poging om daar vandaag wel antwoord op te krijgen. Erkent de Minister dat hij de Kamer onjuist heeft voorgelicht inzake de cijfers over high-impact crimes, aangezien de cijfers van de politie onbetrouwbaar blijken te zijn?

Daarbij heeft mijn fractie uit het werkveld begrepen dat een woninginbraak, code A20, onder een andere code wordt geregistreerd indien de inbraak heeft plaatsgevonden in een huis dat leegstaat of wordt verbouwd. Ook inbraak in een vakantiewoning wordt vaak onder een andere code geregistreerd, namelijk als eenvoudige diefstal, en dat is – zo heb ik mij laten vertellen – code A90. Op deze wijze geven de cijfers dus geen betrouwbaar beeld. Mijn fractie wil dan ook dat de Minister de daling van het aantal woninginbraken, een high-impact crime, bereikt met maatregelen, en niet door te goochelen met cijfers. Graag een reactie daarop.

Daarnaast vindt de PVV het vreemd dat het voorhanden hebben van professioneel inbrekerswerktuig – ik noem een slotentrekker, kopsleutels of een lockpick – niet strafbaar is gesteld in onze strafwetgeving. Als een gemeente dit niet in een Algemene Plaatselijke Verordening (APV) strafbaar heeft gesteld, kan de politie vaak niets beginnen, aangezien er bewezen moet worden dat er sprake is van voorbereidingshandelingen. Dat kost capaciteit bij het OM en bij de politie. Zelden wordt zo'n onderzoek dan ook gestart, tot frustratie van de politie op straat. Is het wel in een APV opgenomen, kan het slechts bestuursrechtelijk worden afgedaan. Is de Minister bereid om het voorhanden hebben van professioneel inbrekerswerktuig strafbaar te stellen, daarbij natuurlijk wel rekening houdend met mensen die dat werktuig ter rechtmatige uitoefening van hun bedrijf nodig hebben, een slotenmaker bijvoorbeeld?

Een andere vraag aan de Minister is of hij het als verantwoordelijke voor de Politieacademie eens is met het RAAK-principe. Dat staat voor rustig blijven, accepteren, afgeven en kijken. Op die manier wordt het inbrekersvak – laat ik het zo maar aanduiden – niet alleen aangemoedigd, maar ook aantrekkelijk gemaakt. Dat staat haaks op de eerdere uitlating van de Staatssecretaris, die het een inbrekersrisico noemde als een inbreker klappen kreeg. Daar hoor ik toch graag een reactie op.

Tot slot twee korte vragen. Klopt het dat de politie de opdracht heeft om burgers altijd anoniem terug te bellen? Zo ja, dan lijkt mij dat inefficiënt, want veel mensen nemen tegenwoordig anonieme telefoontjes niet meer aan. En klopt het – mijn tweede vraag – dat informatie over bijvoorbeeld rondtrekkende en stelende leden van criminele bendes tussen politieregio's nog onvoldoende wordt gedeeld? Gevolg kan zijn dat een dader in Utrecht wordt geregistreerd als first offender, terwijl hij of zij al in een andere provincie heeft toegeslagen. Zo ja, wat gaat de Minister hieraan doen?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. GroenLinks heeft in dit algemeen overleg gekozen om een flink deel van de spreektijd te besteden aan de Teeven-taps, maar wij betreuren dat eigenlijk ten zeerste, omdat er ontzettend veel te bespreken is. De Nationale Politie is nu een jaar operationeel. Hoe wordt dat door de ketenpartners, de politiefunctionarissen en vooral de burgers ervaren? En waarin maakt de Nationale Politie nu het verschil?

Goed dat Minister Opstelten zich krachtig verzet tegen etnisch profileren, maar tegelijkertijd worden nog steeds Nederlanders vanwege hun uiterlijk door de politie onder de loep genomen. Graag hoor ik daarop een reactie van de Minister.

Hoe gaat het met de gemiddelde diender? Hoe ervaart hij of zij de werkdruk? Voelen vrouwen, homo's en allochtonen zich thuis in de politieorganisatie? Wordt er in de top goed rekening gehouden met de werkvloer? Cruciale vragen, die nu door ons wat minder in de diepte behandeld kunnen worden. Ik sluit mij aan bij de vragen van D66 over de betrouwbaarheid van de cijfers. Ook de ICT-problematiek is al eerder door mijn fractie en door andere fracties aangekaart.

Toen ik vanmorgen naar de Tweede Kamer wandelde, kwam ik langs de stenen bankjes op de Hofplaats. Daar staat op: in Nederland worden gelijke gevallen gelijk behandeld. Zeker als er een prominente politieke, maar ook strafrechtelijke zaak is, is het nog crucialer dat er zorgvuldig op wordt gelet dat die behandeling inderdaad gelijk is. In politieke zin gaat het uiteindelijk om de vraag wat er nu precies tussen de Staatssecretaris en de verdachte Jos van Rey besproken is. Stond dat telefoongesprek in het teken van de strafbare feiten waarvan Jos van Rey verdacht werd? Wist de Staatssecretaris van tevoren dat er een tap liep? Dat komen we waarschijnlijk allemaal pas te weten in de openbare behandeling van de strafzaak, maar het zou heel goed zijn als de Minister en de Staatssecretaris hierover nu al openheid van zaken wilden geven. Immers, deze zaak hangt van toevalligheden aan elkaar. Er is een brief over geschreven, maar er zijn ook meerdere sets schriftelijke vragen gesteld door Kamerleden in een schriftelijk overleg. Al deze informatie in ogenschouw genomen, hoort GroenLinks in dit overleg graag van de Minister de antwoorden en de informatie die ons ervan kan overtuigen dat het gelopen is zoals de Minister geschetst heeft. Je kunt op je verjaardag de Postcodeloterij winnen, terwijl de bliksem inslaat in je huis, maar het zou de geloofwaardigheid enorm helpen als er ondersteunend bewijs of aanvullende informatie zou komen voor het feitenrelaas dat we nu gekregen hebben.

Normaal gesproken is er een beschikbaarheidspercentage van 99,55% van de taps, maar juist deze ene tap is niet beschikbaar. Er wordt in vijftien van de zestien gevallen netjes gerapporteerd als er een storing is, maar net in dit ene geval niet. Het verhaal is dat er een voeding uitgevallen is. Daar hangt een back-upvoeding achter en daar weer achter een unbreakable power supply. Bovendien is er ook nog eens een noodgenerator aanwezig, lezen wij in het feitenrelaas. Je hebt dus een vierdubbele beveiliging, maar alle vier zijn tegelijkertijd uitgevallen. Dat kan, technisch. Vervolgens beginnen servers enorm te gillen en geven signalen af in hun logs dat er iets mis is. Daar zou bewijs van moeten zijn in die logs, maar het meest opmerkelijke in het verhaal is dat na 50 minuten op de een of andere manier, zonder duidelijke menselijke interventie, al deze apparaten weer aangaan. De Minister verklaart dat in zijn brief met: de computer is weer opgestart. Nou, iedereen die thuis weleens geprobeerd heeft om zijn computer op te starten terwijl er geen stroom is, weet dat dit over het algemeen geen succesvolle handeling is.

Om het verhaal van de Minister steviger te maken, wil GroenLinks heel graag dat een onafhankelijke deskundige naar de logs kijkt. De Minister heeft al gezegd dat hij de computerlogs die duidelijk aangeven wanneer de computers aan of uit gegaan zijn, niet aan de Kamer ter beschikking wil stellen. Wellicht zou de Minister een onafhankelijke ICT-specialist daarnaar willen laten kijken. Wellicht moeten we dan ook goed opletten op de bewaartermijnen van deze logs, zodat een dergelijk onderzoek niet pas plaatsvindt nadat ook daarvan de bewaartermijnen verstreken zijn. Een andere manier om meer aannemelijk te maken dat het gegaan is zoals de Minister beschrijft, is om na te gaan of er ook andere taps missen. Als duidelijk was geworden dat in die periode een heleboel andere taps missen – we hebben wel verkeersgegevens, maar geen opnames – dan zou dat het verhaal alweer wat makkelijker toegankelijk maken voor de Kamer. Uitgerekend van die verkeersgegevens was echter de bewaartermijn net vier dagen overschreden toen de analyse klaar was. Een zijvraag is dan ook waarom het zo lang duurde tot de analyse van de zaak-Van Rey klaar was, net vier dagen na het einde van de bewaartermijn van die gegevens.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ook mijn fractie is zeer kritisch geweest en heeft vragen gesteld over die taps. Hoor ik mevrouw Van Tongeren hier zeggen dat de Staatssecretaris en de Minister nu al openheid van zaken moeten geven, vooruitlopend op het gesprek dat nog moet plaatsvinden tussen de Staatssecretaris en de rechter-commissaris of met de officier van justitie? Dat vind ik dan toch een wat merkwaardige vraag, eerlijk gezegd.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): GroenLinks zou graag twee dingen willen. Het eerste is een onafhankelijke deskundige die kijkt of de computerlogs kloppen, de logs van de server, want daar moet er een hele set van zijn. Kloppen die? Daar zou hij of zij de Kamer dan over moeten rapporteren. Het tweede is dat we Staatssecretaris Teeven in de media hebben horen zeggen: ik ontken niet, maar ik bevestig ook niet dat ik een gesprek gehad heb. Het zou toch fijn zijn als de Minister bereid was om opening van zaken te geven over een aantal van dat soort basale gegevens. Het is natuurlijk aan de Staatssecretaris en de Minister om dat niet te doen, maar daardoor komt er meer mist omheen te hangen. De Staatssecretaris zou nu gewoon kunnen zeggen: het is helemaal niet vreemd dat zo'n tap ontbreekt, want ik heb dat gesprek nooit gehad. Of: het gesprek heeft wel plaatsgevonden en ik ga daar uitgebreid op in bij de rechter-commissaris. Dat is wat GroenLinks probeert te bewerkstelligen in dit AO.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik blijf het staatsrechtelijk wat wonderlijk vinden, omdat een getuige in een verhoor eerst spreekt met degene die dat verhoor afneemt. Dan pas geeft hij openheid van zaken. Ik dacht toch dat ook GroenLinks staatsrechtelijkheid wel hoog in het vaandel had staan.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Het laatste punt klopt volledig. Als ik terugkijk naar andere momenten waarop bewindspersonen met justitie in aanraking zijn gekomen – ik noem een kleine aanrijding door een ex-premier of een Minister die met iets te veel alcohol op reed – dan is er ook niet gewacht tot de finale strafoplegging met het geven van een verklaring daarover. Er kwam over het algemeen vrij vlot een verklaring, al was het er een die wellicht niet alle gegevens bevatte. Ik nodig de Staatssecretaris en de Minister daartoe uit. Ik zou me zo kunnen voorstellen dat het verzoek van GroenLinks niet ingewilligd wordt, maar daarom wil ik het nog steeds wel verzoeken.

De voorzitter: U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Volgens mij ben ik lang en helder genoeg ingegaan op de verzoeken rond dit thema.

Ik wil afsluiten met een punt dat ook door mijn collega gemaakt werd, namelijk de veiligheid op het spoor en op stations. GroenLinks is een warm voorstander van goed en veilig maar ook aantrekkelijk openbaar vervoer. Je maakt openbaar vervoer en trein aantrekkelijker, ook 's avonds, in de nacht, op het nachtnet, als iedereen het gevoel heeft daar veilig te zijn. Ook de NS en de FNV maken zich zorgen over de plannen met de spoorwegpolitie. GroenLinks begrijpt niet waarom nu juist de spoorwegpolitie verdampt, terwijl de spoorwegpolitie in de optiek van GroenLinks in elk geval in de grote steden enorm heeft bijgedragen tot een hoger veiligheidsgevoel op de stations en daarmee mogelijk ook tot een hoger gebruik van het openbaar vervoer. Het verzoek aan de Minister is om in elk geval in de 20 grote steden de spoorwegpolitie te handhaven. Wat zijn daar de mogelijkheden voor? Hoe is de gedachtegang van deze Minister rondom veiligheid op het spoor en de veiligheidsbeleving van trein- en busreizigers?

De heer Marcouch (PvdA): Voorzitter. Als je dit zo hoort, denk je bijna dat er niets goed gaat. Ik was afgelopen vrijdag op bezoek in Rotterdam, bij Wilco Berenschot, wijkagent, die in de wijk staat, in verbinding met de buurt. Hij is ook heel erg creatief in de manier waarop hij dat doet. Dat doet hij bijvoorbeeld door simpelweg ergens op een pleintje te gaan staan met een tafeltje en een stoel en mensen uit te nodigen voor een gesprek. Op die manier vergroot hij zijn informatiepositie, allemaal in het belang van het bestrijden van criminaliteit. Wat de cijfers daar aan het eind van het jaar over zeggen, is voor het eind van het jaar. De cijfers van de politie zijn vaak vervuild. Dat weten we en dat is al jaren een bekend fenomeen. Ik vind dat we die cijfers alleen moeten zien als een indicatie van hoe het ongeveer is, en niet als een hard gegeven dat het meer of minder is. Uiteindelijk gaat het er immers om wat de wijkagent en de burgers ervaren aan veiligheid en onveiligheid.

Voorts is van belang dat we Wilco Berenschot in de wijk waarin hij wijkagent is in Rotterdam ook alle ruimte gunnen om zijn werk en zijn professionaliteit in te zetten voor de veiligheid van de buurt. Vooropgesteld dat ik ontzettend trots ben op de mannen en vrouwen die ondanks de grote reorganisatie die nu plaatsvindt, elke dag weer hun werk doen. Ze voelen zich soms wel wat onzeker door de reorganisatie en hebben er vragen over, maar ze doen gewoon wat ze moeten doen, en dat is belangrijk om te signaleren.

De Minister schrijft ons over de high-impact crimes. Mijn collega's hadden het net al even over de cijfers en over wat die allemaal wel of niet zeggen. Feit is dat wij die high-impact crimes de afgelopen jaren heel erg onder de aandacht hadden. Doordat we high-impact crimes prioriteren en er aandacht voor hebben, zie je dat we daar successen in boeken. Als je het op die manier doet en er menscapaciteiten op inzet, kun je er ook resultaten op boeken. Dat betekent alleen maar dat we daar vooral mee door moeten gaan. Het is echter wel zorgelijk dat de cijfers niet altijd hetzelfde communiceren als de Minister. Aan de ene kant communiceert de Minister: we zijn effectief, de cijfers dalen, de pakkans neemt toe. Aan de andere kant lezen we bijvoorbeeld in Amsterdam dat her aantal gevallen van straatroof en overvallen weer stijgt. Ik kan mij voorstellen dat de burgers daar een beetje gek van worden. Ik vat het signaal dat mijn collega's eerder gaven, dan ook op die manier op en hoor er heel graag een reactie op van de Minister. Hoe kan dat? Graag hoor ik zijn analyse.

Als je high-impact crimes wilt aanpakken, kun je niet effectief zijn zonder ook aandacht te hebben voor heling. Ik krijg signalen uit het veld dat de Nationale Politie het niet als haar taak ziet om bijvoorbeeld opkopers van tweedehandse spullen te controleren, die een register moeten bijhouden, conform artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht. Zij worden dus niet meer gecontroleerd. De gemeenten zeggen: dat is niet ons werk en niet het werk van onze buitengewoon opsporingsambtenaren (boa's). En de Nationale Politie zegt: wij doen dat niet. Als we een slag willen toebrengen aan de misdaad, dan lijkt het mij zaak om toch ook de helers te pakken. Dan moeten we die spullen terughalen. Het was trouwens ook een van de klachten uit het onderzoek over het imago en de dienstverlening van de politie dat er zelden spullen worden teruggevonden en teruggegeven. Ik hoor hier graag een reactie op van de Minister. Ik zou het geen goede zaak vinden als dit bleef liggen omdat er twist is tussen de politie en bijvoorbeeld de gemeenten.

Een ander belangrijk punt is de woonoverlast. Ik was heel erg blij verrast dat de Minister brieven schreef aan de burgemeesters om ze buurtbemiddeling aan te bevelen. Dat is iets wat niet vanzelfsprekend is van deze Minister. Over het algemeen wil hij zich niet bemoeien met gemeentelijke zaken. Ik was er heel erg blij mee dat hij dat in dit geval toch heeft gedaan, maar buurtbemiddeling alleen is onvoldoende. Dat weet de Minister. Wij hebben het daar wel vaker over gehad. Ik vind dat we veel meer inzet moeten plegen op de aanpak van woonoverlast, eigenlijk een van de meest gemene, venijnige vormen van criminaliteit, die er soms toe leidt dat mensen zelfs hun huis moeten verlaten vanwege de daders. Ik nodig de Minister uit om niet alleen buurtbemiddeling onder de aandacht te brengen, maar om ook bijvoorbeeld de Taskforce Aanpak Overlast veel meer en beter in te zetten, met allerlei maatregelen en mogelijkheden die gemeenten en corporaties in handen hebben. Dat moet uiteraard in samenspel met de politie gebeuren. Ook dat heeft echter zijn beperkingen. Daarom kondig ik aan dat mijn fractie met een initiatiefwetsvoorstel komt om het de burgemeesters mogelijk te maken, een woonverbod op te leggen, zij het tijdelijk. Uiteindelijk moet dat ertoe leiden dat het gedrag gecorrigeerd wordt. Als dat niet helpt, dan is de laatste optie natuurlijk een huisuitzetting. Uiteindelijk moet de dader het huis verlaten en niet de slachtoffers.

De voorzitter: Er is een tweetal interrupties. Eerst mevrouw Kooiman.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik herken deze proefballon nog wel van het begrotingsdebat. Volgens mij heeft de heer Marcouch dit al eerder voorgesteld. Toen dacht ik ook al: je kunt iemand wel uit een woning zetten, maar wat dan? Gaat die persoon dan naar de dagopvang en de nachtopvang? Krijg je dan niet weer een verschuiving van problemen? Heeft de heer Marcouch daar al een oplossing voor? Dat is namelijk precies de zorg die gemeenten straks moeten inkopen, terwijl daar – ook door de Partij van de Arbeid – fors op wordt bezuinigd.

De heer Marcouch (PvdA): Ik heb in de eerste plaats liever dat de overlastveroorzaker met buurtbemiddeling et cetera tot een gedragscorrectie komt. We zijn er dus niet op uit om mensen hun huis uit te zetten, maar als het erop aankomt dat we moeten kiezen tussen een slachtoffer dat zijn huis uit wordt gejaagd of de dader, dan kies ik ervoor om de dader het huis uit te zetten. Dat is op zichzelf niet helemaal nieuw. Ik ben vooral geïnspireerd geraakt door de manier waarop wij bijvoorbeeld omgaan met huiselijk geweld. Dan plaats je ook de dader het huis uit voor een aantal dagen om af te koelen, maar ook om het mogelijk te maken misschien wat beter te bemiddelen. Daarmee voorkom je dat de slachtoffers heel lang onder de overlast moeten lijden en je voorkomt dat het direct leidt tot een volledige huisuitzetting. Als mensen tot een gedragscorrectie komen, kan voorkomen worden dat ze hun huis uit moeten worden gezet.

Mevrouw Kooiman (SP): Dat het een groot probleem is, ben ik met de Partij van de Arbeid eens. En dat je goed moet kijken naar zaken zoals buurtbemiddeling, ben ik ook volledig met ze eens. We weten echter ook – zeker als je kijkt naar het project huiselijk geweld – dat een huisuitzetting van de dader niet effectief is, als je niet ook de juiste zorg inzet. We hebben geen oplossing als de heer Marcouch zegt: dit is een leuk proefballonnetje, maar we bezuinigen wel alle zorg eromheen kapot, en op een gegeven moment zullen we alle daders niet meer in die woning hebben, maar zorgen we ervoor dat het probleem alleen wordt verplaatst. Daarom vind ik het eerder een proefballon dan een oplossing voor echte problemen.

De heer Marcouch (PvdA): De kritiek van de SP-fractie rondom het bezuinigingsmantra wordt elke keer weer herhaald. Waar het om gaat, is dat we in dezen een reëel probleem hebben – dat erkent mevrouw Kooiman ook – en dat er burgemeesters zijn die vragen om mogelijkheden om zo'n bevoegdheid in te zetten als het nodig is. We moeten niet vergeten dat de verantwoordelijkheid primair ligt bij de overlastveroorzaker. Als er problemen zijn op psychisch vlak of als er verschijnselen zijn die medisch van aard zijn, dan wordt er nu al hulp geboden. Het gaat erom dat je een overlastveroorzaker uit zijn woning plaatst, in plaats van het slachtoffer. Uiteraard organiseer je de nodige zorg eromheen. Dit is echter een bevoegdheid die je niet primair inzet. Je zet dit pas in nadat je buurtbemiddeling en alle andere mogelijke dingen hebt gedaan. Ook hulpverlening door bijvoorbeeld de GGD wordt vaak ingezet. Als dat alles niet helpt, moet je op een gegeven moment zeggen: en nu is het afgelopen, nu kiezen we voor de mensen die onder dit gedrag lijden.

Mevrouw Helder (PVV): Onder druk wordt alles vloeibaar, ik bedoel in campagnetijd wordt alles vloeibaar. Laat ik de heer Marcouch zijn geheugen even opfrissen. Twee dagen geleden zei burgemeester Van der Laan dat hij ook met zo'n idee kwam. Voordat het item sloot, zij hij er heel snel nog bij: maar tuigdorpen moeten we niet hebben. Laat dat nou net zijn waar mijn vraag over gaat, want dat heb ik twee jaar geleden voorgesteld. Toen heb ik meteen gezegd: je moet ervoor zorgen dat je daarmee de aandacht krijgt. Die kreeg de PVV ook, en in een volgend algemeen overleg heb ik gezegd: ik ben niet gehecht aan de term, maar wel aan dat het er komt. Ik ben heel blij dat de heer Marcouch zich daar, denk ik, wel bij aansluit, maar ik geef hem de kans om daar een antwoord op te geven. Ik heb het voorbeeld van Scandinavië aangehaald. Daar noemen ze het Skaeve Huse en het werkt precies zoals wat de heer Marcouch gaat voorstellen: je haalt overlastgevers uit de wijk, zet ze gecentreerd bij elkaar en biedt aldaar de nodige zorg. Er wordt daar ook voor gezorgd dat ze elkaars gedrag niet overnemen, maar juist zien dat het beter is als je zorg en bemiddeling accepteert. Ik hoor graag van de heer Marcouch hoe hij daarover denkt.

De heer Marcouch (PvdA): Mijn initiatief gaat er heel concreet over, burgemeesters de bevoegdheid te geven om een overlastveroorzaker primair tijdelijk een huisverbod op te leggen, zoals we dat ook kennen bij huiselijk geweld, om vervolgens allerlei andere interventies mogelijk te maken. We kennen burgemeester Van der Laan. Hij heeft als een van de eerste in Amsterdam de treiteraanpak ingevoerd. Die is zeer effectief. Het gaat niet makkelijk, maar zo'n bevoegdheid zou hem daarbij kunnen helpen. Dat is waar het om gaat. Ik ben er niet op uit, dorpen te creëren. Ik ben er op uit om mensen te corrigeren door normen te stellen. Ik wil de mensen tegemoet komen die lijden onder overlast en die vanwege een van de meest gemene vormen van criminaliteit niet meer prettig kunnen wonen in het eigen portiek, in de eigen woning. Dat is waar het ons om gaat.

Mevrouw Helder (PVV): Dat schept hoop, laat ik het zo zeggen. Heeft de heer Marcouch al zicht op wanneer zijn initiatiefwetsvoorstel naar de Kamer kan komen?

De heer Marcouch (PvdA): We zijn er hard mee bezig en wat mij betreft komt het voorstel zo snel mogelijk naar de Kamer, want de mensen daarbuiten kunnen er niet al te lang op wachten. Als we steun uit de Kamer krijgen hiervoor, dan zou het snel operationeel kunnen worden.

De voorzitter: Dan vervolgt u uw betoog. U hebt nog één minuut de tijd.

De heer Marcouch (PvdA): Echt waar? Het leven is hard.

De tijd die ik nog heb, wil ik gebruiken voor het rapport van de politie over geweld tegen homo's. Ik wil de opstellers van dat rapport bedanken voor en complimenteren met de openheid van zaken die daarin wordt gegeven. In een notendop gaat het rapport over geweld tegen homo's. Er wordt eigenlijk gezegd dat het discriminatie is, maar het heeft ook raakvlakken met allerlei andere vormen van geweld. Ik ben blij met de reactie van de Minister. Hij zegt: ik ga in op de oproep van het COC om meer specialistische en deskundige kennis overal in het land in te zetten waar dat nodig is, want dat helpt.

In dat rapport wordt ook gesignaleerd dat er in Nederland een breed probleem heerst met racisme en discriminatie. In de brief van de Minister lees ik – en dit wil ik helder hebben – dat hij geweld heeft geprioriteerd. Suggereert hij daarmee dat racisme en discriminatie geen hoge prioriteit hebben? Ik wil daar een reactie op hebben van de Minister en ik wil ook van de Minister weten waarom het zo moeilijk is om dit specifieke probleem, dat we eigenlijk ook specifiek moeten aanpakken en waar we eigenlijk ook specifiek aandacht voor moeten hebben, goed geregistreerd te krijgen, ook in justitieregisters. Immers, hoe beter we registreren, hoe meer we weten en hoe beter we kunnen anticiperen en reageren om dit gezwel uit onze samenleving te bannen.

De heer Bontes (Bontes): Voorzitter. Ongeveer 30 jaar lang heb ik met trots deel uitgemaakt van de politie en als de politie zo nu en dan negatief in het nieuws komt, doet mij dat pijn. Een tijdje terug liet de Stichting Maatschappij en Veiligheid een onderzoek uitvoeren naar de manier waarop de bevolking over de politie denkt. Een belangrijk deel van de uitkomsten van dat onderzoek was niet om vrolijk van te worden, helaas. Gelukkig – en laat ik daarmee beginnen – zijn mensen over lang niet alles ontevreden. De politie wordt over het algemeen gezien als fatsoenlijk, behulpzaam, betrouwbaar, professioneel en deskundig. Maar op een aantal andere belangrijke punten zijn heel veel mensen ontevreden over de politie. Bijvoorbeeld op het gebied van de bereikbaarheid. Het spreekt voor zich dat de politie de telefoon natuurlijk wel moet opnemen en een beetje snel als het kan, en politiebureaus zouden best wat langer open mogen zijn. Het komt nu te vaak voor dat mensen die bijvoorbeeld aangifte willen doen, naar huis worden gestuurd, omdat het bureau dichtgaat. «Kom morgen maar terug, mevrouwtje», klinkt het dan. Even wat cijfers. Slachtoffers van bijvoorbeeld een auto-inbraak zijn maar in 28% van de gevallen positief over het politieoptreden. Bij mishandeling is dat 27% en bij bedreiging maar 24%. Dat moet veel beter.

Ook zijn heel veel mensen van mening dat de politie te weinig gezag uitstraalt, en dat is echt ernstig. Zonder gezag kan de politie nooit optimaal functioneren. De meerderheid van de mensen ziet de politie als onvoldoende daadkrachtig en te soft. Een meerderheid vindt dat de politie harder moet optreden. Heel veel mensen vinden dat de politie nog altijd te veel bezig is met het uitschrijven van bekeuringen en te weinig doet aan het bestrijden van de echte criminaliteit, zeker als het gaat om het aanpakken van inbrekers, oplichters, winkeldieven en zakkenrollers. De politie kan beter en de politie moet beter. Tijdens de begrotingsbehandeling van afgelopen november heb ik een tiental voorstellen gedaan om de politie te verbeteren. Ik zal die punten nogmaals kort aanstippen en daarbij een koppeling maken met de agenda.

Op de eerste plaats: er moet een cultuurverandering komen, heb ik gezegd. Dat is één van die stappen. De politie moet van duif naar havik, dienstverlenend waar mogelijk, hard waar noodzakelijk. Nu schrijft de Minister in een van zijn brieven: er wordt een cultuurmonitor ontwikkeld. Wat gaat die cultuurmonitor dan doen? Waar komen we vandaan en waar gaan we naartoe? Wat is de huidige cultuur en hoe ziet de cultuur eruit als de verandering afgerond is?

Punt twee is minder bureaucratie. Ik heb het aanvalsprogramma gelezen. Een document met heel veel projectmanagementtaal, maar niet wat ik echt wil weten, gewoon concrete resultaten. Systemen zijn nog niet aan elkaar gekoppeld. De Basisvoorziening Handhaving bijvoorbeeld moet gewoon gekoppeld zijn over heel Nederland. Hoe staat het daarmee op dit moment? Wanneer is dat gerealiseerd? Dat zijn concrete doelen die ik gehaald wil zien.

Minder overhead, dus minder beleidsmedewerkers en meer agenten op straat. Positief is dat de Minister in zijn brief schrijft: de niet-operationele sterkte – dus de beleidsmedewerkers en de ondersteunende diensten – is afgenomen met 185 fte's. Maar kloppen die cijfers dan ook? Ik vind dat mooi, ik vind het goed, maar klopt het? De andere kant is immers dat de cijfers niet altijd betrouwbaar zijn.

De invoering van de eenmanssurveillance heb ik aangekaart. Is dit nog een thema in de politieorganisatie? Wordt het besproken? Dat is een vraag aan de Minister.

Meer aanhoudingen op heterdaad. De Minister heeft altijd gezegd dat hij met het rapport Heterdaadkracht aan de slag zou gaan. Wordt dit ook besproken in de organisatie?

Agenten moeten fysiek fit zijn. Het gezag zal dan toenemen, maar op dit moment is er alleen mentale krachttraining. Staat het onderwerp dienstsport nog op de agenda? Met dienstsport bedoel ik niet badminton spelen, maar echt zelfverdediging. Worden daar extra maatregelen voor genomen?

Ik heb de Minister gevraagd om te zorgen voor een snelle afronding van de politieorganisatie. Als ik nu kijk, zie ik staan dat fase 1 – dat is de personele, de formele reorganisatie – misschien is afgerond in de zomer van 2015. Dan zijn we gewoon weer even anderhalf jaar verder. Dan zijn we dus tweeënhalf jaar bezig. Ik vraag de Minister om daar tempo in te maken, want een reorganisatie vreet energie en dat is nooit goed voor een organisatie. Als dat te lang duurt, gaan mensen afhaken en dan gaat het echt fout.

Dan heb ik gevraagd om een gekozen korpschef, niet dat de heer Bouwman het slecht doet, zeker niet, maar een gekozen korpschef lijkt mij beter. De politie krijgt dan letterlijk een gezicht en door zijn of haar democratische mandaat hoeft de korpschef zich ook niet meer politiek correct op te stellen. De Minister heeft daar al op gereageerd. Ik weet dat hij dat niet ziet zitten, maar ik wil het toch nog even aangekaart hebben.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Dit voorstel hebben wij natuurlijk eerder gehoord. Toen heb ik ook gevraagd: zou een gekozen korpschef, van welke afkomst of met welke paspoorten dan ook, acceptabel zijn voor de heer Bontes?

De heer Bontes (Bontes): Ja, het volk en niet de politieke partij kiest. Wie het dan ook moge worden, laat het de beste zijn, maar het volk kiest. Dat is de democratie. Je kunt niet zeggen dat je kandidaten uitsluit.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Dat vind ik een zeer positieve afwijking van het eerder geuite PVV-standpunt in dezen, namelijk dat iedereen gekozen mag worden behalve mensen van Marokkaanse afkomst.

De heer Bontes (Bontes): Ik weet niet of ik gezegd heb «behalve mensen van Marokkaanse afkomst».

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): De PVV.

De heer Bontes (Bontes): Oh, de PVV heeft dat gezegd. Nou goed, ik zit hier nu als eenmansfractie, als Bontes. Ik vind dat als je een korpschef democratisch kiest, je het niet kunt maken om sommigen daarvan uit te sluiten. Een politieke partij kan natuurlijk wel zeggen dat zij niet voor een bepaalde kandidaat kiest. Ik heb het debat over de voorzitter van de Kamer gedaan en vond het toen niet wenselijk dat iemand die nauwe contacten had met Marokko, voorzitter werd van de Tweede Kamer. Laat ik daar ook duidelijk in zijn.

Mevrouw Helder (PVV): Ik geloof dat we maar twee interrupties hebben, maar ik wil daar nu toch een van gebruiken. Ik verwelkom dit ook. Zonder uit het fractieberaad te klappen, dat doe je namelijk nooit, vind ik het handig voor de Handelingen om op te merken dat ik dit standpunt ook toejuich. Een goed verstaander begrijpt precies wat ik bedoel.

De voorzitter: De heer Bontes vervolgt zijn betoog.

Mevrouw Helder (PVV): Ik verwelkom dit standpunt. Inderdaad bepaalt de democratie, dus dat de beste persoon het moge worden, ongeacht man of vrouw, ongeacht afkomst.

De voorzitter: Dank u wel. Heldere taal. Het woord is aan de heer Bontes.

De heer Bontes (Bontes): Voorzitter. Ik heb de Minister eerder gevraagd om betere bewapening, onder andere de taser. Ik hoor daar weinig meer over. Misschien kan hij de laatste stand van zaken geven. Ook de Amerikaanse wapenstok is besproken. Misschien kunnen we ook op dat punt de laatste stand van zaken krijgen.

Tot slot op het punt van mijn tienpuntenplan. Er moeten veel betere, scherpere en snellere acties komen na aangiftes. Er wordt weliswaar teruggebeld, ik weet dat daar scherp op gestuurd wordt, maar het gaat ook om de resultaten; mensen willen zien dat het aantal arrestanten toeneemt. Daarover wordt je dan weer niet geïnformeerd. Het zou goed zijn als daarin werd doorgepakt. Graag antwoord op mijn opmerkingen over mijn tienpuntenplan.

Tot slot. In Den Haag vindt binnenkort een grote nucleaire top plaats. Een deel van Den Haag wordt dan een soort vesting. Tijdens deze top worden vier keer zo veel agenten ingezet als bij de troonswisseling vorig jaar. Het gaat om 13.000 agenten, een groot deel van de totale capaciteit. Dat wij die top kunnen organiseren, geloof ik wel, daar zijn we capabel genoeg voor. Is het echter wenselijk om een top te organiseren als er daarbij zo'n hap uit je politieapparaat wordt gehaald? Hoeveel inbrekers laten we lopen en hoeveel zaken blijven er op de plank liggen als we per dag 13.000 politiemensen inzetten? Graag een reactie van de Minister daarop.

De heer Van Haersma Buma (CDA): Voorzitter. Het is mij een groot voorrecht om vandaag dit AO te kunnen doen. U had natuurlijk liever mijn collega Peter Oskam hier gezien. Hij is echter ondergedompeld in werkzaamheden voor de parlementaire enquêtecommissie Woningcorporaties. Dan denkt u wellicht: dan komt natuurlijk zijn vervanger, Madeleine van Toorenburg. Die is echter ondergedompeld in werkzaamheden voor de parlementaire enquêtecommissie Fyra. We zijn dus maar eens gaan kijken wie er in onze fractie eigenlijk níét in een enquêtecommissie zit. En dat bleek ikzelf te zijn. Het interessante is dat ik destijds als woordvoerder justitie de voorkant van de hele reorganisatie heb gezien en nu, twee jaar verder, dit AO kan doen. Inmiddels is de Nationale Politie van start gegaan. Inmiddels ook zit het CDA in de oppositie. Mocht ik dus een aantal positieve opmerkingen maken, dan moet de Minister dat vooral niet persoonlijk opnemen.

Laat ik beginnen met iets te zeggen over de stand van zaken betreffende de vorming van de Nationale Politie. Toen er gesproken werd over het vormen van een nationale politie, wisten wij allen dat dat een ongelofelijk grote operatie zou worden. We vreesden dat de bevolking daar heel veel van zou merken. De werkelijkheid, echter, is dat het op een ongelofelijke manier aan het veranderen is en dat de Nationale Politie haar werk doet. Dat verdient een heel groot compliment voor alle deelnemers, ook alle dienders. Dit neemt niet weg dat niet alles vanzelf gaat. Het is dan ook ontzettend belangrijk om het proces te blijven volgen. Ik zie met belangstelling dat de politietop veel contact houdt met de bonden, met de mensen om wie het gaat.

Ik heb nog wel een aantal vragen. Ik begin met de brief over de stand van zaken betreffende de Nationale Politie. Daarin worden positieve cijfers gegeven over de ontwikkeling van de criminaliteit. Ik heb echter ook de indruk dat de aangiftebereidheid aan het teruglopen is. Die informatie krijg ik. Klopt die indruk? Zo ja, hoe verhoudt dat zich tot de gegevens in de brief?

Mijn tweede vraag deel ik met mevrouw Berndsen. Er is een brief gestuurd over de Review Board Aanvalsprogramma Informatievoorziening Politie. De mededeling daarin over het gebrek aan financiële transparantie baart mij zorgen. We weten allemaal dat dit soort projecten na een paar jaar ongelofelijk uit de hand kunnen lopen en we willen niet nog een CDA-fractielid aan een enquêtecommissie kwijtraken. Ik vind het dus van belang dat dit goed zit. Dat betreft overigens niet alleen de politie, maar ook de samenwerking met het OM en de rest van de keten. Immers, de politie kan op orde zijn, maar er is natuurlijk een nog veel grotere financiële druk op het OM en als het in een deel van de keten fout gaat, krijgt de politie daar ook mee te maken.

Mijn volgende vraag betreft de administratieve lasten. Het rapport gaat specifiek over de beslagprocedures, maar ik weet dat er veel wordt gedaan om de administratieve lasten voor de dienders te beperken. Als je ze echter hiernaar vraagt, blijken ze het gevoel te hebben dat die druk helemaal niet minder wordt. Wat is er precies aan de hand? Ook in dit geval realiseer ik mij dat de samenwerking met de ketenpartners van belang is, maar mijn stelling is wel dat uiteindelijk ook de diender op de werkvloer echt het gevoel moet hebben, en ook feitelijk moet kunnen zeggen, dat hij minder tijd kwijt is geweest aan het afhandelen van criminaliteit, aan de administratie.

Dan heb ik nog een aantal vragen over enkele recente voorvallen. Ik geloof dat mevrouw Berndsen al een vraag stelde over het al dan niet opzetten van eigen inlichtingendiensten door gemeenten. Het zal meer «niet» dan «wel» zijn, maar ik vind het een mooie kop: steden runnen hun eigen inlichtingendienst. Je kunt hier op twee manieren naar kijken, maar mijn analyse is dat het op zichzelf misschien wel heel zinvol is als politie en gemeenten waar dat kan informatie uitwisselen en hun krachten bundelen. Er staat dat Minister Opstelten positief zou staan tegenover het voorstel. Als dat zo is, ben ik heel benieuwd wat het betekent. Kan eraan gewerkt worden binnen de huidige wet of zijn daar aanpassingen voor nodig?

In de media is een verrassend bericht verschenen. De burgemeester van Amsterdam heeft ondersteuning gehad van Defensie en zegt dat hij daardoor in een bepaalde buurt een afname van de criminaliteit zag met zo'n 30% tot 50%. Ik las dat justitie en politie hier nadere mededelingen over gaan doen. Wat is er precies aan de hand? Kunnen we daarvan leren? Klopt het? Met dit soort enorme verbeteringen gaat het natuurlijk snel goed.

Mijn volgende vraag heeft betrekking op zakkenrollerij van met name smartphones. De Minister heeft hier eerder al het een en ander over gezegd. Deze zakkenrollerij is natuurlijk een enorm probleem. Je kunt doen zoals mijn ouders, die niet zo'n ding hebben, maar die tijd is voor een groot deel van de bevolking toch wel voorbij. In juli heeft de Minister gezegd dat vanaf 2014 KPN, T-Mobile en Vodafone gebruik zullen maken van het blokkeren van IMEI-nummers. Het is inmiddels 2014. Ik ben benieuwd hoe het hiermee staat.

Mijn laatste vraag gaat over de politie op stations. Ook hierover zijn eerder vragen gesteld. Op zichzelf is het heel goed dat het daarnaar toegaat, maar ik hoor van de werkvloer dat het ten koste zou gaan van de wijkpolitie. Dat kan volgens mij nooit de bedoeling zijn. Ik wil graag weten hoe de stations van agenten worden voorzien.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik heb in mijn betoog nogal wat vragen gesteld over een punt dat ook op de agenda staat vandaag, namelijk de antwoorden van de Minister op vragen over de gang van zaken rondom het kwijtraken van de taps waar Staatssecretaris Teeven al dan niet op staat. De heer Oskam is hier vandaag niet, maar hij was destijds nogal in beeld en actief met deze vragen. Daarom vraag ik mij af of het CDA nu volledig tevreden is met de beantwoording. Of wacht het CDA af? Of heeft het CDA toch nog meer vragen, maar pasten die niet in de bijdrage van de heer Buma?

De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat is een meerkeuzevraag. Mevrouw Van Tongeren heeft een aantal vragen gesteld over dit onderwerp. Het is volgens mij goed dat wij daar antwoord op krijgen. Het blijft een buitengewoon ongelukkige gang van zaken dat die taps kwijt zijn geraakt. Wanneer ik de antwoorden op de vraag van mevrouw Van Tongeren heb gehoord, kunnen we het beter wegen, maar ik denk wel dat uit de brief blijkt dat er geen sprake is van opzet – dat was ook niet echt aan de orde – maar van een buitengewoon ongelukkige gang van zaken. De grote vraag is hoe je voorkomt dat dit vaker gebeurt. Het is immers niet alleen deze zaak maar veel meer zaken waardoor die taps zijn verloren.

De heer Segers (ChristenUnie): Voorzitter. 21 brieven en een paar minuten spreektijd, dan is het lastig om al die brieven recht te doen. Wat bij mij blijft hangen na lezing van alle brieven is dat de Minister ontzettend veel wil en ontzettend veel toezegt. Ik sluit mij aan bij de eerste vragen van mevrouw Berndsen: lukt het wel allemaal tegelijkertijd, al die prioriteiten die op tafel liggen? Hoe verhouden de prioriteiten die de Minister stelt zich met de verantwoordelijkheden van de regioburgemeesters? Misschien kan de Minister hierop ingaan. Er ligt namelijk een enorme druk op de organisatie.

Dan kom ik te spreken over de personeelsomvang. Er bestaan zorgen over de komende vergrijzing. Tot 2020 vindt er een enorme uitstroom plaats. Het is maar zeer de vraag of de politie die kan opvangen. Er verdwijnt veel kennis en ervaring. De Politieacademie heeft 2.000 plaatsen. Dat is, naar ik begrijp, onvoldoende om de uitstroom te compenseren. Kan de Minister daar helderheid over geven? Hoe anticiperen wij daarop?

Er wordt ook keer bezuinigd op het budget voor bijscholing. Tot 2015 zou dat worden gehalveerd. Er zijn politiemensen die zich daar grote zorgen over maken. Hoe denkt de Minister zowel de kwaliteit als de kwantiteit in het politieapparaat op peil te houden?

Dit brengt mij op het onderwerp Nationale Politie. We zitten midden in een heel complexe reorganisatie; de heer Buma zei het al. De grote vraag is natuurlijk of het allemaal goed gaat. We zijn eigenlijk nog maar net begonnen. Bij het wetgevingsoverleg over de begroting zei de Minister dat hij heel scherp aan de wind zeilt wat betreft budget en financiën, maar dat het allemaal goed komt en allemaal binnen de begroting blijft. De vraag is of de Minister nog steeds op koers is. Blijft hij inderdaad binnen de gestelde budgetten? Daar bestond destijds enige zorg over. De Minister heeft mij toen gerustgesteld. Hoe staat het er nu voor?

De centrale ondernemingsraad heeft niet ingestemd met het plan voor drie locaties voor het landelijk PolitiedienstenCentrum, waarbij elke afdeling op slechts één locatie gevestigd zou worden. Deze reorganisatie zou de ingeboekte bezuiniging vrijwel volledig tenietdoen door de enorme reiskosten die het zou opleveren voor de medewerkers, gezien de afspraken in het sociaal statuut. Graag een reactie daarop. Kan de Minister vertellen wat het plan voor dat PolitiedienstenCentrum gaat worden? Wat gaat het kosten? Hoe gaat de Minister dat financieren? Wordt de bezuiniging nog wel gerealiseerd zonder de continuïteit van de bedrijfsvoering aan te tasten?

Het is mooi dat er een akkoord is met de vakbonden over de reorganisatie, maar ik krijg ook signalen dat er problemen ontstaan bij de uitvoering lager in de politieorganisatie. Het is de vraag of het allemaal wel past in het functiegebouw. Neem bijvoorbeeld een zedenrechercheur. Deze moet gecertificeerd zijn om binnen het volledige zedenbereik actief te kunnen zijn. Dan mag hij echter niet lager dan schaal 8 worden gewaardeerd. In de oude situatie waren er echter ook zedenrechercheurs in schaal 7. Dit legt dus onmiddellijk druk op de begroting. De vraag is of je nog hetzelfde kunt doen met de middelen die we daarvoor hebben vrijgemaakt. Het functiehuis moet worden gevolgd, maar dat zou weleens kunnen betekenen dat het budget onvoldoende is.

Kortom, heeft de Minister niet veel te optimistisch zijn rekensommen gemaakt? Kan de Minister nog volhouden dat hij binnen het budget blijft? Er is een externe accountant aangetrokken die een extra vinger aan de pols houdt bij de gehele reorganisatie. Wat heeft dit tot nu toe opgeleverd? Is de accountant tevreden met de voortgang? Rond de jaarwisseling zou de nulmeting van het financiële beheer bekend worden. De fractie van de ChristenUnie is benieuwd naar de resultaten. Heeft de Minister deze?

Dan kom ik op het punt van de aangiften. Het is mooi dat de politie daar veel werk van maakt en vooral ook werk maakt van de terugkoppeling. Het streven is dat die 100% is. Ik heb echter begrepen dat dit in de praktijk tot bureaucratie leidt. Agenten moeten terugbellen, nogmaals terugbellen als iemand er niet is, dan nogmaals terugbellen en dat wordt allemaal gecontroleerd. Uiteindelijk gaan die cijfers in de lijn naar boven en worden er allerlei mensen op afgerekend. De inzet is mooi maar is een en ander nog in proportie? We moeten dit echt even kritisch bekijken. Is het niet veel redelijker om af te spreken dat er maximaal tweemaal wordt teruggebeld, en desnoods nog een e-mail wordt gestuurd met daarin de mogelijkheid dat degene om wie het gaat zelf terugbelt?

Digitaal aangifte doen, klinkt mooi en kost volgens de Minister geen capaciteit, maar is dat zo? Immers, de burger doet aangifte op een heel andere manier dan een politieagent die daarvoor getraind is en weet wat hij moet opnemen. Wordt er zo geen dubbel werk gedaan?

Over de ICT zijn al de nodige vragen gesteld, waar ik mij bij aansluit. Zijn alle gegevens wel zo betrouwbaar? De inspectie heeft geconstateerd dat de brongegevens van de politie soms matig of onvoldoende zijn. De Minister stelt dat met de vorming van de Nationale Politie en de reorganisatie van de ICT al veel acties in gang zijn gezet om de gegevens te verbeteren. Dat zal ongetwijfeld effect hebben gehad, maar is het voldoende?

Dan kom ik te spreken over de Politieacademie. Hoe staat het met het nieuwe onderwijsadministratiesysteem? In zijn brief van 30 oktober schrijft de Minister dat er problemen zijn met het softwaresysteem, dat een deel van het systeem nooit in gebruik is genomen en dat het contract met de leverancier is opgezegd. In de brief van 19 december wordt hier met geen woord over gerept. Kan de Minister iets vertellen over de oplossing die is bereikt? Wanneer komt er een nieuw systeem? Werkt dat?

Dan de politiespecialismen. Gisteren zijn eindelijk de antwoorden binnengekomen op de schriftelijke vragen die ik daarover heb gesteld. Bij de Dienst Infrastructuur, de vroegere spoor-, water- en wegpolitie werken zo'n 1.300 man. De Minister suggereert dat al het personeel gespecialiseerd is op al die terreinen. Dat lijkt mij niet helemaal realistisch; je kunt geen drie expertises in één persoon stoppen. Een buschauffeur rijdt niet morgen ook op een trein en een schipper is morgen geen kraanmachinist. Het zijn echt verschillende expertises. De Minister gooit deze allemaal op één hoop. Graag een reactie daarop.

Dan de Dienst Infrastructuur. Het is prima dat mensen landelijk inzetbaar zijn, maar is het niet heel inefficiënt, gezien de reistijden? Ik denk aan de waterpolitie uit Noord-Groningen die een verkeerscontrole bij Arnhem moet doen.

Mijn laatste punt betreft de politievrijwilligers. Ik ben vorige week bij politie Haaglanden geweest waar ik heb gesproken over deze vrijwilligers. Ik heb drie korte vragen naar aanleiding van dit bezoek en eerdere debatten over dit onderwerp. Er werd gezegd ze een bruto vergoeding krijgen waar ze netto minder van overhouden dan wat er aan vrijwilligersvergoeding wordt gegeven. Kan de Minister hier nog eens naar kijken? Ik licht het toe: wat er bij de scouting aan vrijwilligersvergoeding wordt gegeven is netto hoger dan wat een politievrijwilliger overhoudt, terwijl hij bruto een hoger bedrag krijgt.

Er zijn niet-executieve vrijwilligers, die bijvoorbeeld ook op straat rondlopen. Zij vragen zich af of zij de bevoegdheid kunnen krijgen om mensen om hun legitimatiebewijs te kunnen vragen. Is uitbreiding van die bevoegdheden mogelijk?

De werving gaat eerder van start. De korpsen zouden daarin graag een rol willen spelen. Het loopt nu via de Politieacademie. Zouden de korpsen er geen rol bij kunnen spelen, zij kennen de mensen immers en weten wat er nodig is?

Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Vraag agenten naar hun werk en zullen zij daar met passie over vertellen. Ik ken dienders als betrokken, loyale en heel harde werkers. Ik denk dat de Minister dat beeld zal herkennen. Vraag agenten echter naar de politieorganisatie en dan is mijn indruk dat zij behoorlijk sceptisch zijn. De enorme onduidelijkheid die gepaard gaat met de vorming van de Nationale Politie zijn agenten eigenlijk wel beu. Dat moet de Minister toch ook horen? Ik hoop dat hij erkent dat er nog vrij veel onduidelijkheid is en dat daar echt aan gewerkt moet worden.

Er is ook nog steeds veel onduidelijkheid over het Landelijk Functiehuis Nederlandse Politie. Ik heb begrepen dat er opnieuw weer heel veel, duizenden, bezwaren binnen zijn gekomen. Ik vraag de Minister hoeveel bezwaren er inmiddels precies zijn ontvangen en wat de Minister daarmee gaat doen. Gaat hij ervoor zorgen dat agenten dezelfde taken kunnen blijven uitoefenen en minimaal hetzelfde loon kunnen behouden?

De Minister heeft een heel rooskleurige brief gezonden over de criminaliteitscijfers. Een aantal collega's heeft hier al over gesproken. Ik dacht dat de vlag wel uit kon, maar wat zeggen deze cijfers eigenlijk? Het lijkt mij dat we deze cijfers niet zo nauw moeten nemen. De Minister heeft namelijk zelf een heel mooi rapport van de inspectie naar ons gezonden, waarin staat dat de registratie niet goed verloopt en dat we de cijfers niet zomaar kunnen gebruiken. Dan kunnen we dus eigenlijk ook moeilijk iets zeggen over deze cijfers, zo lijkt mij. De Minister zegt zelf ook dat de cijfers niet op orde zijn. Bovendien is er vooral gekeken naar de brengcriminaliteit, dus wat burgers komen brengen, de aangiftes, maar niet naar wat de politie zelf komt halen. Ook zeggen de cijfers niets over het aantal mensen dat besluit om geen aangifte te doen. En ze zeggen al helemaal niets over het aantal opgeloste zaken. Wat meten we, en wat weten we eigenlijk? Ik hoor van agenten dat heel veel criminaliteit verschuift naar terreinen als internet. Daarover wordt niet altijd aangifte gedaan. Hoe gaat de Minister dat probleem aanpakken en oplossen?

Dat deze Minister een Minister is die vindt dat alles topprioriteit heeft, weten we inmiddels. Is er ergens drugsoverlast, dan lost hij dat op, maar dan haalt hij wel capaciteit elders uit het land. Als de Minister een goed maar behoorlijk ambitieus idee heeft, namelijk dat je binnen twee weken aangifte moet doen, zegt dat natuurlijk ook iets over taken die de politie mogelijk minder moet doen. Dat is daar een consequentie van. De heer Bontes sprak hier ook al over. Hij noemde in dit kader de nucleaire top in maart. Deze heeft behoorlijk veel consequenties voor de capaciteit, 13.000 agenten zullen er ongeveer drie dagen fulltime mee bezig zijn. Naar schatting zijn dat drie tot vier keer zo veel agenten als bij de inhuldiging van onze koning. Deze agenten kunnen op dat moment niets anders doen. Mijn grote vraag is of de Minister aan de burgemeesters zal vragen om geen andere evenementen te organiseren. Immers, als er een ander evenement is, kunnen agenten daar de veiligheid niet garanderen, gewoonweg omdat daar geen capaciteit voor is. Graag een toezegging op dit punt.

Over capaciteit gesproken: de Minister kan zich vast nog herinneren dat tijdens de behandeling van de wet over de Nationale Politie het een groot punt van zorg was dat de politie een connectie met de wijk en de gemeente moest behouden. Wij hebben ons er hard voor gemaakt, evenals de PvdA, dat op iedere 5.000 bewoners 1 wijkagent zou komen. De zorg is nu dat deze wijkagenten heel vaak andere taken krijgen. Zij moeten bijvoorbeeld naar het spoor, of worden ingezet voor ME-activiteiten of voor noodhulp. Een aantal collega's stipte dit punt al aan. Het is natuurlijk belangrijk dat wijkagenten doen waarvoor zij zijn in het leven zijn geroepen, namelijk wijkagent zijn. Graag een toezegging.

Een andere onduidelijkheid is hoe je de verankering met de gemeenten kunt behouden als je 167 robuuste basisteams creëert. We hebben immers 403 gemeenten in Nederland. Wat zegt dit dan over de politiebureaus? Die worden dan mogelijk gesloten. De Minister schudt nu nee. We hebben deze discussie eerder gevoerd; de Minister gaat zo zeggen dat tot 2015 alles behouden blijft. Het gaat er echter om wat er na 2015 gebeurt. De onrust daarover leeft momenteel bij agenten op de werkvloer. Eenzelfde punt speelt bij de discussie over de spoorwegpolitie. Behouden we de posten, niet alleen in de grote steden maar ook op andere stations? Ik wil hier graag duidelijkheid over.

Er staan vandaag ook enkele wat vage brieven over ICT op de agenda. Als ik het samenvat, moet er voor minder geld een fantastisch systeem komen. Zijn alle wensen van de werkvloer daarin wel meegenomen? Zoals ik het lees, hebben er allemaal verstandige bobo's naar gekeken, maar het zou fijn zijn als degenen die ermee gaan werken, er daadwerkelijk mee uit de voeten kunnen.

De winkeliers zouden erg geholpen zijn met zo'n systeem. Het zou handig zijn als systemen gekoppeld kunnen worden en informatie uitgewisseld zou kunnen worden. Daar lopen winkeliers momenteel tegenaan. Zij leveren wel heel mooi gegevens aan, maar de andere kant van het land kan die niet gebruiken. Ik heb begrepen dat eind 2014 de systemen gekoppeld zouden zijn. Eind 2014 is echter wel heel snel voor een heel mooi, nieuw ICT-systeem. Ik hoor graag van de Minister of het dan ook geregeld is.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): We horen mevrouw Kooiman vaak zeggen dat zij vindt dat politiebureaus open gehouden moeten worden. Dat kost echter enorm veel capaciteit. Politieagenten die een bureau open houden, kunnen niet de straat op gaan. Vindt mevrouw Kooiman het dus niet verstandiger om met nieuwe technologische middelen de burgers toegang te verlenen tot de politie – je kunt denken aan 3D-bureaus – terwijl de capaciteit van de politie meer op straat kan zijn?

Mevrouw Kooiman (SP): Ik heb slachtoffers gesproken die bij een 3D-agent aangifte hebben gedaan. Zij vonden het heel pittig. Als je iets heftigs hebt meegemaakt, wil je gewoon persoonlijk contact. Ik vind het heel belangrijk dat agenten dichtbij en in de buurt zijn, zodat je gemakkelijk even naar binnen kunt lopen. Bovendien geven agenten aan dat zij het heel lastig vinden dat de werkcirkels zo groot worden. Daarmee worden hun aanrijtijden ook langer. Mevrouw Berndsen kent het probleem, want zij geeft op het platteland haar werkzaamheden bij de politie verricht. In Winterswijk heb ik een keer meegelopen met de politie. Zij gaven aan dat als die post zou sluiten, de aanrijtijden alleen maar langer zouden worden. Deze zorgen leven volgens mij ook bij D66. lk denk dat het belangrijk is dat we met zijn allen bekijken hoe de politie bereikbaar blijft op allerlei vlakken, en dat we het de agenten niet te moeilijk maken.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): «En veel bureaus gesloten worden» moet ik er dan bij zeggen. Het is zo belangrijk dat je politiecapaciteit inzet waar die nodig is. Volgens mij is dat toch vooral op straat. Je moet de administratie slimmer organiseren waardoor politiemensen veel effectiever zijn. Wat betreft de 3D-agent: een meneer van 89 jaar heeft ooit eens bij een 3D-agent gezeten en vond die hele technologische ontwikkeling fantastisch. Op het einde wilde hij zelfs het scherm een hand geven, zo echt was het. Ik vind het een heel mooi voorbeeld hoe het dus ook kan.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik vind het ontzettend prettig om dat te horen, maar ik hoor ook andere geluiden, namelijk dat het op sommige vlakken fijn is als je iemand van vlees en bloed spreekt. Maar dat ligt, denk ik, ook aan het moment waarop je aangifte doet. We moeten echt de politie bereikbaar houden. Mijn zorg is dat als er posten gesloten worden, de politie niet altijd gemakkelijk bereikbaar is voor de burger omdat de aanrijtijden dan lang worden. De Minister moet van goeden huize komen om mijn zorg op dit punt weg te nemen.

Voorzitter. De Minister weet dat ik vaak grote zorgen heb over het PTSS-dossier. Ik heb begrepen dat 300 oude zaken nog bekeken moeten worden. Ik heb ook begrepen dat de commissie aanvankelijk slechts uit vijf mensen bestaat en inmiddels nog maar vier, omdat er iemand is weggevallen. Verder heb ik begrepen dat deze mensen maar één dag in de week aan dit dossier werken. Toch ligt er nog een enorme stapel en moeten we er rekening mee houden dat er mogelijk meer dossiers komen.

Bovendien heb ik begrepen dat vaak het gehele dossier van mensen die erg traumatische ervaringen hebben opgedaan opnieuw bekeken en beoordeeld wordt. Kan het niet zo geregeld worden dat als een arts al heeft vastgesteld dat er sprake is van een beroepsgerelateerde PTSS, dat gewoon wordt erkend en de slachtoffers dus niet nogmaals door de hele mallemolen gehaald hoeven te worden? Het is moeilijk om mensen als lastig dossier te zien. Het moet hier gaan om mensen. Ik hoop dat de Minister dat met mij erkent.

De heer Van Oosten (VVD): Voorzitter. Om te beginnen wil ik een opmerking maken over het geweld tegen homo's, net als de collega van de PvdA, de heer Marcouch, dat deed. Er is recent een rapport verschenen van de Nationale Politie over geweld tegen homo's in Nederland. Ik ben blij dat de Minister het belang van dit onderwerp onderstreept. Hoewel er geen sprake is van een expliciete stijging, vind ik gemiddeld drie homogerelateerde geweldsdaden per week nog altijd te veel. In Nederland moet je naar mijn idee kunnen zijn wie je bent, als je over straat loopt, als je uitgaat of waar dan ook. In de brief geeft de Minister aan, in overleg te zullen gaan met het COC om noodzakelijke actiepunten te destilleren uit dat rapport. Dat lijkt mij verstandig. Wil de Minister toezeggen om daaraan concrete doelstellingen te koppelen, wellicht in samenspraak met zijn collega van emancipatie? Ik heb begrepen dat de vaste commissie voor OCW, waar ik overigens geen deel van uitmaak, er veel belang aan hecht dat er in het kader van de bestrijding van geweld tegen homo's niet alleen acties, programma's en campagnes worden opgezet, maar dat daar ook concrete doelstellingen aan worden gekoppeld. Wellicht kan dat worden meegenomen met de reeds gedane toezeggingen van de Minister.

Ik kom te spreken over het vertrouwen in de politie. Bij de bijdrage van mevrouw Berndsen heb ik daar al kort op geïnterrumpeerd. Vanochtend mocht ik een rapport lezen van de Erasmus Universiteit Rotterdam getiteld Vertrouwen in de politie: trends en verklaringen, waaruit blijkt dat het vertrouwen in de politie in Nederland aanzienlijk hoger is dan in andere landen, maar ook dat soms te gemakkelijk wordt geroepen, misschien ook wel door ons, dat het vertrouwen onder druk staat. Laat ik heel helder zijn: dit betekent niet dat wij niet scherp of niet kritisch zouden moeten zijn tegen de politie, dit betekent niet dat wij niet periodiek met de verantwoordelijke Minister op het scherpst van de snede zouden moeten debatteren over dit onderwerp en dit betekent ook niet dat wij de wijzigingen niet zouden moeten monitoren. Wij moeten echter ook niet het beeld laten oproepen dat het allemaal kommer en kwel is. Dat vind ik te gemakkelijk. Ik hoor graag van de Minister wat hij gaat doen met de bevindingen die ik in dit rapport heb gelezen en met het rapport zelf. Is hij wellicht in de gelegenheid om er al een eerste reactie op te geven?

De heer Marcouch (PvdA): Ik heb een vraag op het vorige punt. Begrijp ik goed dat de collega van de VVD de Minister oproept om actief een campagne op te zetten om de aangiftebereidheid van mensen in geval van discriminatie en racisme toe te doen nemen?

De heer Van Oosten (VVD): Ik heb verwezen naar de brief van de Minister zelf. Daarin zegt hij de Kamer al toe dat hij een aantal actiepunten gaat destilleren, in samenspraak met het COC. Ik roep de Minister nu op om niet alleen dat te doen, maar ook – in lijn met de voortdurende oproep van de vaste commissie voor OCW in het kader van de emancipatie – om daar concrete doelstellingen aan te koppelen. Zo kunnen wij over een aantal jaar zien of de ingezette actie resultaat heeft gehad. Als dat het geval is, kunnen we die lijn veranderen.

De heer Marcouch (PvdA): Dat begrijp ik. Het rapport gaat niet alleen over geweld tegen homo's, maar geeft ook het signaal af dat andere discriminatie en racisme eigenlijk veel meer voorkomt. Vindt u dat dat erbij betrokken moet worden, of wilt u dat we dat laten voor wat het is en ons alleen richten op het geweld tegen homo's?

De heer Van Oosten (VVD): De vraag stellen is hem beantwoorden. Het spreekt voor zich dat de VVD geen enkele vorm van discriminatie tegen welke organisatie, persoon of wat dan ook accepteert, en dat wij de volle aandacht van de Minister verlangen op dat punt.

Voorzitter. Ik ga verder met de verbetering van de aangifte. Een aantal collega's heeft daar al aan gerefereerd. Dienstverlening aan de burgers moet, waar dat kan, voortdurend verbeterd worden. Ondanks alle ingezette maatregelen vernam mijn fractie recent van de GGD dat anoniem of op nummer aangifte doen nog niet overal tussen de oren zit. Er zijn blijkbaar politiebureaus waar men deze mogelijkheid niet kent of waar de mogelijkheid tot anonieme aangifte technisch niet wordt ondersteund. Gezien de terechte inspanningen die verricht worden op het gebied van veilige publieke taken en de verbetering rondom het doen van aangifte, vraagt de VVD-fractie aandacht voor dit probleem. De aangiftedrempel voor publieke medewerkers moet laag zijn. Hulpverleners die te maken krijgen met geweld moeten erop kunnen vertrouwen dat zij anoniem aangifte kunnen doen. Wat kan de Minister op dit punt aan de Kamer toezeggen?

Het is de VVD-fractie ook gebleken dat lang niet al het politiepersoneel is voorzien van een smartphone. Ik heb zo-even begrepen dat de politie daar niet alleen in staan, maar daarin gelijk oploopt met de ouders van collega Buma. Ik heb de navolgende concrete vraag aan de Minister, want met name in het geval van de politie baart dit gebrek mij zorgen. Wanneer beschikken alle operationele medewerkers gewoon over een smartphone, zoals wij dat ook doen? Wanneer wordt dit voor alle operationele medewerkers gerealiseerd?

In navolging van mevrouw Kooiman vraag ook ik aandacht voor de zorgen van Detailhandel Nederland. Ik meende althans wat vergelijking te kunnen vinden tussen wat mevrouw Kooiman heeft uitgesproken en wat ik voornemens ben te vragen. Met name voor de aanpak van winkeldiefstallen die worden gepleegd door georganiseerde bendes, is het absoluut noodzakelijk om een en ander verder vorm te geven. Ik begrijp dat de Minister in overleg is met Detailhandel Nederland, maar dat de start van enkele gerichte activiteiten nog wel een boost kan gebruiken. Laat dit dan een aansporing daartoe zijn. Ook begrijp ik dat er nog altijd te weinig daderinformatie wordt gedeeld door de politieregio's. Klopt dat beeld naar het oordeel van de Minister? Zo ja, wat gaat hij daaraan doen? In hoeverre komt justitiële informatie, antecedenten, landelijk overal uit de systemen?

Ik trof in het best behoorlijke pakket aan documenten een brief aan over de BES-eilanden, meer in het bijzonder over de vorming van het Korps Politie Caribisch Nederland. Op pagina 2 van de brief staat dat de begroting van dat korps is opgelopen van 4,6 miljoen naar 12,7 miljoen. Misschien begrijp ik het helemaal verkeerd, maar klopt het dat dit bedrag, die volledige 12,7 miljoen, werkelijk slechts betrekking heeft op een drietal eilanden met een totale bevolking van niet meer dan 22.000? Dan lijkt mij dat een fors bedrag. Als ik het deel, kom ik uit op ongeveer € 600 per eilandbewoner. Klopt mijn beeld? Of ziet het geld ook op andere uitgaven dan alleen die drie eilanden? Waar is die ophoging dan aan besteed? Betreft het alle totale kosten van politie-inzet op die drie eilanden, of worden er nog aanvullende kosten of uitgaven gemaakt? Ik begrijp dat de inzet van Nederlands personeel kostbaar is, en dat om die reden ook wordt geïnvesteerd in eigen personeel. Betekent dit dat die intensiveringen slechts tijdelijk zijn?

Als mij de tijd nog is gegeven, wil ik een laatste opmerking maken.

De voorzitter: U hebt nog een hele minuut.

De heer Van Oosten (VVD): Dan zeg ik nog iets over de technologische ontwikkelingen. Ik ben niet de enige die aandacht vraagt voor dit onderwerp, maar ik heb volgens mij nog niemand horen spreken over C2000. Dit landelijke communicatiesysteem voor de hulpverleningsdiensten in Nederland hebben we nu natuurlijk. Naar ik heb begrepen, staat het op de rol om in 2017 te worden vervangen. Daar zou dan dit jaar een beslissing over moeten worden genomen. Anticiperend op de informatiebehoefte en technologische ontwikkelingen etc. zou ik graag vernemen van de Minister, voor zover dat kan in deze publieke omgeving, aan welke voorwaarden de opvolger dient te voldoen. Moeten we denken aan livestreaming, aan 4G, etc.? Graag een reactie van de Minister.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik sloot mijn betoog af met mijn zorgen rondom het PTSS-dossier. Ik heb gezegd dat er ongeveer 300 dossiers liggen. De Minister heeft hier recent een brief over verzonden aan de Kamer. Aanvankelijk vijf en nu vier mensen kijken eenmaal per week naar die dossiers. Ik maak mij zorgen over de capaciteit die er voor het grote aantal dossiers beschikbaar is. Deelt de VVD-fractie mijn zorgen? Is de woordvoerder van de VVD bereid om samen met mij een oproep te doen om te kijken of er voldoende capaciteit is en deze mogelijk uit te breiden?

De heer Van Oosten (VVD): Wat ik belangrijk vind om vast te stellen, is dat er een plek is voor politiepersoneel om een weg te vinden richting gespecialiseerde hulp in traumabijstand. Het spreekt voor zich dat de VVD vindt dat daar aandacht voor moet zijn. Uit de informatie die ik van de zijde van de Minister heb vernomen, begrijp ik niet anders dan dat die volle aandacht er is. Ik sluit mij echter graag aan bij de vragen die mevrouw Kooiman te dien aanzien aan de Minister heeft gesteld. Ik wacht met belangstelling de antwoorden daarop af.

De vergadering wordt van 15.28 uur tot 15.43 uur geschorst.

Minister Opstelten: Voorzitter. Ik dank alle geachte afgevaardigden voor hun bijdrage en voor de wijze waarop zij die hebben geleverd. Het is heel belangrijk om op dit onderwerp heel kritisch te zijn. Dat waardeer ik alleen maar zeer. Veel opmerkingen herken ik heel goed. Ook als er zorgen worden uitgesproken, voel ik een heel constructieve benadering richting de politie.

De reorganisatie is in volle gang. Voor de kerst heb ik gemeld dat er overeenstemming is met de bonden en de centrale ondernemingsraad over het proces van de personele reorganisatie. Dat is een belangrijk wapenfeit. Ik heb dit van mijn kant altijd in alle rust benaderd, omdat ik het ongelofelijk belangrijk vind dat dit overleg goed plaatsvind. Ook van mijn kant is er alle ruimte gegeven aan dat overleg en aan de korpsleiding om het goed te laten afsluiten. De medewerkers krijgen nu zo snel mogelijk duidelijkheid over de vraag wat de reorganisatie voor hen betekent. Ik kom hier straks nog op terug. De leidinggevenden van de nieuwe basisteams zijn voor de zomer van 2014 bekend. Dat is belangrijk voor het gezag, de burgemeesters en het Openbaar Ministerie.

Ik herhaal dat eerder gegeven toezeggingen betreffende werkzekerheid en salarisgaranties staan als een huis. Ik vind het terecht dat mevrouw Kooiman hier voortdurend naar vraagt. Bovendien blijven vrijwel alle medewerkers werkzaam in hetzelfde werkveld.

In mei stuur ik de Kamer de jaarrekening 2013 van de Nationale Politie. Op dit moment wordt daar hard aan gewerkt. Hoewel ik natuurlijk zeer rustgevend aanwezig ben, kijk ik toch weleens mee. Ik loop er niet op vooruit, maar ik kan de Kamer vooraf wel melden dat ik mij geen zorgen maak over die jaarrekening. De heer Segers heeft er het meest indringend over gesproken. Ik vind het ook terecht dat hier telkens naar wordt gevraagd. Ondanks de reorganisatie die sinds 1 januari 2013 in volle gang is, zijn de prestaties van de politie niet achteruitgegaan. Integendeel: de eerste cijfers over 2013 laten een daling van de criminaliteit zien over de gehele lijn. Dit is een trend van de laatste jaren. Ik kom straks nog terug op het rapport van de inspectie. Deze daling is niet mijn verdienste, zeg ik er nadrukkelijk bij, maar die van al die politiemannen en politievrouwen en ook die van de leiding. Zij zijn hier aanwezig, maar ik zeg het toch maar. Het is knap om zo'n reorganisatie, die zijn weerga niet kent, te leiden, om daarvoor de volle verantwoordelijkheid te dragen en om daarmee zorgvuldig om te gaan, maar tegelijkertijd ook afspraken te maken over die paar prioriteiten die we met elkaar en het gezag hebben gesteld. De resultaten die we hebben gezegd te willen behalen, hebben we in grote lijnen behaald. Dat vind ik knap.

In 2013 zijn er vanuit mijn ministerie en de tien politie-eenheden gesprekken gevoerd met de driehoeken, bestaande uit de regioburgemeester, de officier en de politiechef, over de Nationale Politie en over de eerste ervaring met het nieuwe bestel.

Met name de flexibiliteit en de snelheid op het gebied van het verlenen van bijstand werden in veel van de gesprekken als ongelofelijk belangrijke winstpunten gezien. Ik hecht uiteraard aan de dialoog met de gezagsdragers en breng dit jaar ook zelf bezoeken aan alle eenheden, niet alleen om met de leiding te spreken, maar ook met de werkvloer, want ik wil ook hun ervaringen horen. Daarnaast overleg ik periodiek met de gezagsdragers over de politieonderwerpen. Dat helpt mij en de korpschef bij de opbouw van de Nationale Politie en de verdere invulling van de relaties met het bestuur, het Openbaar Ministerie en andere stakeholders.

Een van de belangrijkste onderwerpen in dat overleg is de gezamenlijke veiligheidsagenda. Daar hebben we afspraken over gemaakt en die zijn we nu aan het opbouwen. We hebben gezegd: eerst de raadsverkiezingen en daarna gaan we met de burgemeesters en het Openbaar Ministerie de herijking van de prioriteiten vaststellen. Samen met het gezag bespreek ik wat de komende jaren de prioriteiten van de politie zullen zijn.

Komende jaren wordt verder ingezet op het verbeteren van de prestaties door het verminderen van de administratieve lasten. Dat zal een nooit eindigend proces zijn. Ook wordt gewerkt aan het verbeteren van de relatie van de politie met de burgers. Zo is er de blijvende aandacht voor een goede dienstverlening en bereikbaarheid van de politie. Alle woordvoerders hebben daarover gespreken.

Dit waren ook twee aandachtspunten uit het rapport van de Stichting Maatschappij en Veiligheid. Deze aandachtspunten zijn voortvarend opgepakt en laten al eerste resultaten zien, bijvoorbeeld in het aangifteproces, dat ik zo dadelijk verder zal uitwerken. Verder bereid ik een wetsvoorstel voor, waardoor het mogelijk wordt om voor meer delicten via internet aangifte te doen. Ik hoop en verwacht een heel voortvarende behandeling van dat wetsvoorstel in deze Kamer, zodat we dat per 1 januari 2015 in gang kunnen zetten. Verder is het vanaf 1 januari van dit jaar standaard om na aangifte van een straatroof of overval telefonisch terug te koppelen naar de aangever. Dus naast inbraak, worden ook straatroven en overvallen teruggekoppeld. Natuurlijk is er een blijvende aandacht voor het politiepersoneel. Elke vorm van geweld tegen een agent is onacceptabel en als politiemensen onverhoopt toch iets overkomt, moet de organisatie borg staan voor een goede zorg.

Ik heb de Kamer afgelopen maandag een brief gestuurd over PTSS en de zorglijn. Deze zorglijn wordt nu verder ingericht. Ik ben heel gevoelig voor wat mevrouw Kooiman en mevrouw Berndsen daarover hebben gezegd. We gaan de capaciteit van de desbetreffende commissie, die 300 zaken moet behandelen, verdubbelen, want ik vind dat die bezwaren zo snel mogelijk moeten worden afgehandeld. Ik herken het punt dat mevrouw Kooiman naar voren heeft gebracht.

Zoals altijd bij een AO over politieonderwerpen is er ongelofelijk veel te zeggen, maar ik kom nu bij de afzonderlijke vragen.

De voorzitter: Voordat u daartoe overgaat, is er nog een vraag van de heer Bontes. Ik wijs er nog op dat u allen twee interrupties mag plegen.

De heer Bontes (Bontes): De Minister sprak op een gegeven moment over de benoeming van politiechefs. Klopt het dat in de plannen met betrekking tot politiechefs, de chefs vanaf salarisklasse 9 niet de executieve status behouden?

Minister Opstelten: Nee.

De heer Bontes (Bontes): Dus alle politiechefs houden de executieve status.

Minister Opstelten: Ja. Ik wil wel met echte politiechefs te maken hebben.

Mevrouw Kooiman en anderen hebben gevraagd wat de impact van de vertraging die is opgelopen bij de personele reorganisatie, is op de algehele realisatie van de Nationale Politie. Ik heb eerder bij de behandeling van de begroting al gezegd en dat doe ik ook nu weer: wij zijn op koers. In alle rust wordt aan dit proces gewerkt. Elk punt wordt in overleg gedaan met de organen die daarvoor zijn. Van mijn kant heb ik natuurlijk overleg met de korpsleiding en het gezag in het artikel 19-overleg.

Momenteel wordt gekeken wat de precieze invloed is van hetgeen vorig jaar is gebeurd. Daar is reflectie voor nodig – daar hecht ik altijd zeer aan – in een zorgvuldig proces. Wat is er gebeurd en wat is de invloed daarvan op de totale planning van de realisatie van de Nationale Politie? In het Realisatieplan Nationale Politie was er al in voorzien dat het plan elk jaar herijkt gaat worden om de planning zo veel mogelijk up-to-date te houden. Dit biedt de kans om eventuele risico's scherp in het oog te houden. Het realisatieplan zal nu dan ook herijkt wordt. Hierin zullen de gevolgen van wat vorig jaar gebeurd is, inclusief de andere wijze waarop de personele reorganisatie plaats zal vinden, worden verwerkt. In mei zal ik het herijkte realisatieplan aan de Kamer doen toekomen, tegelijk met de voortgangsbrief Nationale Politie. Gezichtsbepalende onderdelen van de nieuwe organisatie, waaronder de basisteams en de districtsrecherches, worden volgens het oorspronkelijke plan eind 2014 in werking gebracht.

Mevrouw Berndsen heeft nog gevraagd hoe ik het zorgpunt met betrekking tot de governance en de doorlooptijd oppak. Ik neem de adviezen van de Review Board buitengewoon serieus. Ik heb daarover ook een goed en indringend gesprek gehad en ik heb hun advies in dankbaarheid aanvaard. Ik heb verzocht om de governance van het aanvalsprogramma verder aan te scherpen. Ik zal de Kamer hierover in de voortgangsrapportage informeren. Het recent aan de Kamer toegestuurde bijgestelde aanvalsprogramma heeft een looptijd tot oktober 2017. Dat acht ik haalbaar. De korpsleiding overigens ook, want anders had ik het ook niet haalbaar geacht. Dat is wel de volgorde. Ik vraag eerst en daarna neem ik een standpunt in. Het aanvalsprogramma wordt voortdurend bijgesteld en aangepast aan het haalbare tempo. Hierop vindt reflectie plaats. De Kamer kan mij dus houden aan wat ik nu zeg.

Mevrouw Kooiman bracht het aantal bezwaren van politiemensen tegen hun plaatsing naar voren. Er zijn ongeveer 15.000 bedenkingen ingediend. Dat was het oude getal. Dat was 25% van het totaal. Die bedenkingen zijn heel zorgvuldig verwerkt. Er zijn nu ongeveer 10.000 bezwaren ingediend. Dat is 15% van het totaal. Die zullen wederom buitengewoon zorgvuldig worden behandeld. De hoop is dat het aantal beroepen bij de rechter, dat is echt een belangrijk punt, uiteindelijk kleiner is.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Het is mooi dat de Minister zegt dat hij de adviezen van de Review Board serieus neemt, maar er zijn toch wel ernstige zorgen. Ik vind die governance prima en die kun je heel goed regelen. Er bestaan echter ook grote zorgen over de financiën. Daar maak ik me dan ook weer zorgen over. We weten namelijk ook dat er de afgelopen jaren al heel veel geld in ICT is vermorst. De Review Board zegt nu ook al dat het misschien toch niet kan binnen het budget dat er nu is. Kan de Minister de garantie geven dat het bedrag dat daarvoor uitgetrokken is, het ook is en dat alles wat in het plan staat daarvoor gedaan kan worden?

Minister Opstelten: Ik heb zelf indringend gesproken met de Review Board over de aanbevelingen en uiteraard ook over dit punt. Governance is ongelofelijk belangrijk voor de ICT. We zijn gecomplimenteerd over de focus die we hebben aangebracht. Dat geldt ook voor de financiën. Men zegt dus niet dat het bedrag niet hoog genoeg is of dat het niet gerealiseerd kan worden binnen het bedrag. Men vindt – daar kan ik me wel wat bij voorstellen en dat moeten we verbeteren – dat de financiële rapportage, het toedelen van de financiën aan de producten en de uitvoering helderder moeten zijn om het hele proces zo transparant mogelijk te maken. Daar ben ik zeer gevoelig voor en dat deel ik helemaal. Dat zullen we dus ook verbeteren. Dat zal ook de verantwoording van mij aan de Kamer kwalitatief helderder laten zijn.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik lees het toch echt een beetje anders, namelijk dat de Review Board zich zorgen maakt omdat er een vertraging is opgetreden en omdat die vertraging er mogelijk toe kan leiden dat men niet binnen het budget kan blijven. Maar goed, als de Minister de garantie geeft aan onze commissie dat de financiën beheersbaar zijn en het binnen het budget blijft, dan ben ik tevreden. We zullen hem daarop blijven volgen.

Minister Opstelten: Woorden als «garanties» vind ik altijd lastig. Een normaal bestuurder behoort nooit garanties te geven, maar wel duidelijk te zijn, ook op dat punt. We hebben het aanvalsprogramma echter aan de hand van het rapport van de Review Board bijgesteld. Ik heb bijna zelf de pen gehanteerd en weet het dus precies. Verder is gezegd: dit is het budget en wat we willen, kan gerealiseerd worden. Ik heb die vraag zelf aan de Review Board gesteld. Er was natuurlijk sprake van vertraging en daarom hebben we het moeten bijstellen. Het is belangrijk dat er een scherp en deskundig advies komt, dat dat openbaar is en dat we het bespreken. Dat houdt ons scherp. De rapportage in financiële zin moet dus beter. Dat is de boodschap die ik mij ter harte neem, omdat ik daarvoor verantwoordelijk ben.

De heer Segers vroeg of de ambities van de Minister wel allemaal betaalbaar zijn. Dat is een kernvraag. Ik zou teleurgesteld zijn als dit niet gevraagd werd, want daardoor kan ik nu antwoorden. Het inrichtingsplan en de ambities die daarin zijn opgenomen, zijn stuk voor stuk getoetst op de financiële haalbaarheid, want anders zouden we ze bijstellen. Ik dank de heer Segers voor de vraag.

De heer Segers vroeg ook nog naar de nulmeting financieel beheer. Die loopt nog. Ik kan de Kamer daarover informeren bij de verantwoording 2013, waarover ik net in mijn inleidende woorden ook al iets heb gezegd.

Mevrouw Berndsen, de heer Van Oosten en mevrouw Helder hebben gesproken over het vertrouwen in de politie. Dit even los van de ICT en het rapport van de inspectie, waar ik nog op terugkom. Over twee weken publiceert Politie & Wetenschap een onderzoek. Ik heb het hier al liggen. Ik kan daar niets aan doen, maar ik moet daar wel transparant in zijn. Meestal lees ik in de krant wat ze publiceren, maar ze hebben hun gedrag bijgesteld. U vergeeft mij deze stoute opmerking wel. Over twee weken publiceert Politie & Wetenschap dus een onderzoek, waaruit zal blijken dat er sprake is van een stabiel vertrouwen in de politie. Het vertrouwen in de politie is relatief hoog. Bij 72% van de ondervraagde burgers scoort de politie een zes of hoger op een schaal van één tot tien. Mijn vader zou daar vroeger tevreden over zijn. Uit onderzoek blijkt dat het vertrouwen in de politie hoger is dan het vertrouwen in andere instellingen. Alleen gezondheidszorg en onderwijs genieten meer vertrouwen.

Ik sta natuurlijk voor de diender die gezag uitstraalt, effectief optreedt, waakzaam en dienstbaar is en daarmee het vertrouwen van de burger verdient. Ik ben er trots op dat de politie in Nederland in hoge mate aan dat beeld voldoet en ook in internationaal perspectief goed voor de dag komt. Dat blijkt onder meer uit het onderzoek van Politie & Wetenschap dat ik de Kamer eind oktober vorig jaar heb toegestuurd. Dat blijkt ook uit het onderzoek van de Stichting Maatschappij en Veiligheid van september vorig daar. Dat onderzoek was mede aanleiding voor de vraag die de heer Bontes heeft gesteld. Natuurlijk gaat nooit alles 100% goed en zijn er altijd verbeterpunten. Het beeld van de politie bij iemand die zojuist een bekeuring heeft gehad, zal niet altijd top zijn, ook al was de bejegening correct en de bekeuring terecht. Dat zijn woorden die u van mij mag verwachten.

Dat is tegelijk ook het lastige bij dit soort onderzoeken. In het contact met de politie kan de burger diverse rollen hebben: slachtoffer, verdachte, getuige, toeschouwer et cetera. Bij die rollen horen verschillende verwachtingspatronen. Ik zal u nu niet lastigvallen met allerlei andere rapporten. We hebben natuurlijk elk jaar de Politiemonitor Bevolking die daar ook een beeld van schetst.

De aangiftes zijn een belangrijk onderdeel van het werk van de Nationale Politie. De korpsleiding heeft destijds, met mijn instemming, aangegeven dat ze zich op een aantal punten zou gaan richten. Een daarvan is het verbeteren van de aangiftes. Dat is heel belangrijk. Het tweede punt is het kantelen en terugbrengen van de resultaten van de inbraken. In de laatste jaren zijn die namelijk de verkeerde kant op omhooggegaan.

Ik heb de Kamer op 4 november jongstleden tijdens de behandeling van de begroting voor de politie reeds uitgebreid geïnformeerd over mijn ambities om het aangifteproces bij de politie te verbeteren. Dit heeft voor mij ook politiek een hoge prioriteit. De aangifte is het begin van de hele strafrechtketen. Ze is daarom cruciaal voor de opsporing en vervolging en voor het andere grote proces waar ik leiding aan geef, namelijk versterking van de strafrechtketen. Het succes van de opsporing staat of valt met een goede aangifte – dat is een kwalitatief punt – en een efficiënte en effectieve afhandeling daarvan.

Ik noemde in november al een aantal resultaten. Bij woninginbraken wordt de aangifte veelal op locatie afgehandeld. Daarnaast het is mogelijk om direct aangifte te doen op het bureau. De praktijk is echter dat het veelal op locatie gebeurt. De politie is 24 uur per dag, 7 dagen per week bereikbaar en aangiftes kunnen door heel Nederland op ieder bureau van politie worden gedaan. 97% van de aangevers van woninginbraken ontvangt binnen veertien dagen een terugkoppeling en heeft hierdoor meer vertrouwen in de politie gekregen. Dat zijn de feiten.

Ik ga samen met de politie voortvarend door op de ingeslagen weg. De politie is op 1 januari gestart met de telefonische terugkoppeling over de voortgang van de aangiftes van straatroof en overvallen. Dit jaar zal ook gefaseerd – met de nadruk op «gefaseerd», om de verwachtingen daarover te temperen – gestart worden met de terugkoppeling over de voortgang van de aangiftes van geweld. Ik verwacht dit jaar duidelijkheid te hebben over de manier waarop gerichte terugkoppeling naar de aangever kan worden ingericht, zodat over het gehele spectrum van aangiftes een landelijke en uniforme terugkoppeling naar aangevers gerealiseerd wordt en ik daarover ook goed kan rapporteren.

De politie gaat verder met de implementatie van de multichannel-aanpak, zodat de burger straks overal en altijd en op verschillende manieren aangifte kan doen. Met name de mogelijkheden om via internet, bij een 3D-loket of op locatie aangifte te doen, worden de komende jaren uitgebreid. In 2013 zijn bijvoorbeeld nieuwe 3D-locaties gerealiseerd in Noord-Holland, Zeeland en West-Brabant.

De heer Segers (ChristenUnie): De Minister meldt trots dat 97% van de aangevers binnen veertien dagen een terugkoppeling krijgen. De opbrengst daarvan is dat het vertrouwen in de politie stijgt. Het grote doel was echter om het aantal woninginbraken naar beneden te brengen. Mijn vraag was en is nog steeds: welke woninginbraken worden opgelost met ontzettend je best doen om binnen veertien dagen fysiek iemand terug te bellen, terwijl het na twee pogingen ook per e-mail zou kunnen? Er wordt enorm veel ingezet op binnen veertien dagen terugbellen, maar ik zie eerlijk gezegd niet de relatie tussen die inzet en het oplossen van woninginbraken.

Minister Opstelten: Ik wil aan de heer Segers vragen of hij twee dingen kan combineren. Het stimuleren om aangifte te doen is ongelofelijk belangrijk. Wat was lange tijd en is dat soms nog, aanleiding voor mensen om geen aangifte te doen? Dat was het idee dat mensen hadden dat er niets mee gebeurde. We hebben daarom gezegd: we gaan het nu omdraaien: u doet aangifte en wij laten weten wat we ermee doen. Dat is ook een vorm van dienstverlening aan de burger. Dat is ongelofelijk belangrijk. Het tweede punt is dat je daarmee ook gedwongen bent om binnen die termijn te laten zien wat je ermee doet. Het is daarmee niet alleen hier in een prioriteit, niet alleen in de krant een prioriteit en niet op papier in een brief een prioriteit, maar het is daadwerkelijk, ook zichtbaar voor de burger, een prioriteit geworden. Men moet namelijk toch wel met iets komen. Ik heb het zelf in de praktijk bij werkbezoeken een paar keer kunnen doen. Ook als de mededeling aan de burger is: we hebben dat en dat gedaan, maar om die en die reden stoppen we, is men toch tevreden dat men dat hoort. Daarmee heb je dus een resultaat geboekt. Op de resultaten wat betreft de inbraken kom ik straks nog terug. Ik kan echter wel zeggen dat er iets van een trendbreuk is ontstaan. Dat is positief. Ik ben voorzichtig, want we zijn er nog maar kort mee aan de gang, maar de gemeenten en de burgemeesters zijn er heel hard mee aan de slag gegaan.

De heer Segers (ChristenUnie): Het is prachtig dat er een trendbreuk is, maar het is maar de vraag of dat direct terug te leiden is tot al deze acties. We moeten heel secuur omgaan met schaarse middelen en schaarse tijd. Er zijn heel veel mensen – we hebben daar echt klachten over binnengekregen – druk bezig met een papierwinkel, met terugbellen, nog een keer terugbellen en rapporteren om ervoor te zorgen dat de Minister hier met trots kan zeggen: 97% heeft iets terug gehoord. Dan is toch de serieuze vraag of dat niet efficiënter kan en of je niet bijvoorbeeld twee pogingen kunt ondernemen en het daarna per e-mail afhandelt. Dit zeker in combinatie met wat de Minister zegt over de digitale aangifte. Als mensen digitaal aangifte doen, kun je ook heel makkelijk digitaal terugkoppelen. Dit is echt een aanmoediging om de schaarse middelen veel efficiënter te gebruiken. We kunnen ontzettend trots zijn op die 97%, maar wat mij betreft mag er ook per e-mail en met andere moderne middelen worden teruggekoppeld. We moeten de tijd, de inzet en de middelen gebruiken om zo veel mogelijk woninginbraken op te lossen, want daar gaat het om en niet om die 97%.

Minister Opstelten: Het gaat om de persoonlijke benadering. Het kan best zijn dat iemand het zelfs waardeert als je het per mail doet en niet belt. Ik denk dat we op dat punt ook maatwerk moeten leveren. Ik bespeur in mijn contacten wel enthousiasme bij de politiemensen zelf. Ik hoor dat ook van de korpsleiding. Het genereert dus een soort zweepslag over die prioriteit. Het contact met iemand, vergeet dat niet, is belangrijk. Ik ben het echter helemaal eens met wat is gezegd. Het is niet voor eens en altijd vastgelegd dat we het zo moeten doen. We moeten echter wel weg van de wijze waarop het vroeger gebeurde. Toen kreeg iedereen om de voortgang te laten zien een klassiek stenciltje namens de officier van justitie waarin altijd hetzelfde stond. Daar wilden we vanaf. We willen het directe verhaal op maat aan de burger vertellen. Er moet contact zijn tussen de politieman of -vrouw en de burger die aangifte heeft gedaan, zodat die burger weet dat er iets mee gebeurt.

De heer Van Haersma Buma (CDA): De vraag die ik in eerste termijn heb gesteld, ging over de aangiftebereidheid. Het beeld was dat die aan het dalen is. Ik krijg daar graag een antwoord van de Minister op.

Minister Opstelten: Ik was later bij die vraag van de heer Buma gekomen, maar dank voor de vraag. Mijn antwoord op die vraag is dat je het niet in 't generaal kunt zeggen, want het hangt van het delict af. Ik kan in ieder geval over de woninginbraken zeggen dat de aangiftebereidheid daar absoluut niet gedaald is, maar dat die zelfs stijgt, ook omdat men ziet dat het effect heeft, gezien de wijze waarop daarmee wordt omgegaan. Dat is belangrijk. Die bereidheid is dus niet gedaald, maar je moet het per delict bekijken. Wij zijn absoluut niet tevreden! Dit is niet een hosannaverhaal. Dit is alleen een soort stand van zaken. Ik geef hiermee aan dat de methodiek wel werkt, maar dat we er nog lang niet zijn.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik wil mij aansluiten bij de laatste woorden van de Minister. Wij zijn nog lang niet klaar. Die 97% is natuurlijk hartstikke mooi, maar het zegt op zich niets. Als er een vinkje gezet is dat er teruggebeld is, zijn we nog niet klaar. Het gaat om het vervolg. Hoe vaak zijn er opsporing en vervolging op de aangifte gevolgd? Ik snap dat de Minister dat nu nog niet kan aangeven. Maar juist omdat hij dit zo ontzettend belangrijk vindt en er een politiek speerpunt van heeft gemaakt, wil ik toch tegen hem zeggen: laten we dit nu eerst verder ontwikkelen en na een evaluatie gaan kijken hoe het werkt en of je toch niet andere methodieken zou moeten hanteren, die veel efficiënter en minder bureaucratisch zijn, voordat er weer een nieuwe delictsoort bijkomt.

Minister Opstelten: We zijn dit proces heel bewust begonnen als instrument om de aangiftebereidheid te stimuleren en de resultaten te verbeteren. Er zijn nu 10% meer verdachten. Dat is een behoorlijk resultaat, maar ik ben er nog lang niet tevreden over als je ziet wat er de jaren hiervoor is gebeurd. We blijven dit ontwikkelen. Het gaat nu om de high impact crimes. De politie wil niet alleen inzetten op de woninginbraken, maar ook de overvallen en de straatroven er gefaseerd bij betrekken. Dat doen we dan ook. We houden ons wat dat betreft aan de afspraken en aan de termijnen waarin het moet gebeuren. Tot nu toe worden we er alleen maar in bevestigd dat het de goede kant op gaat. Ik zal niet overdrijven, maar we worden bevestigd in onze verwachtingen. Ik steun daarin de korpsleiding en de gezagsdragers van harte.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Wij kennen dit soort verhalen van de Minister. Het is allemaal halleluja, maar ik wil toch nog een keer verwijzen naar het inspectierapport, waarin staat dat met name mensen in de uitvoering er nog helemaal niet zo van overtuigd zijn dat het op deze manier moet. Ik krijg geen toezegging van de Minister dat hij eerst wil evalueren en pas dan wil gaan uitbreiden. Ik wil hem er toch dringend toe oproepen om dat wel te doen en eerst dit proces helemaal goed voor elkaar te hebben, voordat hij het gaat uitbreiden. Dan wordt misschien ook de acceptatie van de mensen in de uitvoering wat groter.

Minister Opstelten: De acceptatie van de mensen in de uitvoering is er. Dat is ook mijn persoonlijke conclusie. Ik neem het inspectierapport uiteraard altijd serieus. We laten dit proces ook continu monitoren door de inspectie. Ik hecht zeer aan validatie van wat aan mij wordt gepresenteerd. Dat is belangrijk en dat zullen we hier ook doen. We hebben altijd, vanaf het begin, gezegd dat we zouden beginnen met de inbraken en dat vanaf 1 januari de high-impact crimes zouden volgen. Dat doen we en dat laten we continu monitoren. Als het op de een of andere manier niet werkt, dan zullen we het proces herijken. Ook dit gebeurt in rust, maar ook met de ruimte voor de professionals om dit te doen op de wijze die zij aan mij hebben voorgesteld.

Mevrouw Helder heeft gevraagd hoe de aangiftebereidheid van het publiek wordt gestimuleerd. Dat gebeurt door het organiseren van uniforme aangiftevoorzieningen waardoor op een passende manier aangifte kan worden gedaan, het verbeteren van de expertise en kennis van de politiemedewerkers die de aangifte opnemen, het organiseren van terugkoppeling op aangiftes en het verbeteren van de afhandeling van de aangifte. Voor het vergroten van de aangiftebereidheid bij slachtoffers van discriminatie op basis van seksuele geaardheid is een aparte campagne gestart. De Kamer is daar in de najaarsbrief discriminatie nader over geïnformeerd. Aangifte op afspraak gaat altijd in overleg met de aangever.

De heer Bontes heeft nog gesproken over de openingstijden van de bureaus. Die openingstijden zijn afgestemd met het lokale gezag. Ik zet in op het verder uitrollen van de multichannel-aanpak 2017, waarbij het uitgangspunt is dat de politie inderdaad 24 uur gedurende alle dagen van de week bereikbaar is. In overleg met de burger wordt voor het juiste kanaal voor aangifte gekozen. Aangifte van een gestolen fiets gebeurt bij voorkeur via internet. Aangifte van een verkrachting gebeurt op het bureau of bij de aangever thuis.

Mevrouw Helder (PVV): De Minister zei dat aangifte op afspraak altijd in overleg met de aangever gaat. Ik heb in mijn eerste termijn aangegeven dat een aangever soms pas na vier weken terecht kan. Ik neem aan dat dat niet in overleg is met de aangever.

Minister Opstelten: Nee. Als ik dat hoor, dan ben ik even stil, want dat kan natuurlijk niet. Dat kan nooit de conclusie zijn van een telefoongesprek met een politieman of -vrouw. Ik neem zonder meer aan dat dat gebeurd is, als u dat zegt. Daar ben ik volstrekt helder in. Ik wil er ook heel helder in zijn dat dat niet kan. Een eerste kwaliteitsmeting door de politie in de eerste helft van 2013 onder 1.087 mensen over de aangiftes, heeft laten zien dat de wijze waarop we de aangiftes van inbraken behandelen, meteen resultaat heeft. Het vertrouwen in de politie neemt toe. Daar ben ik tevreden over. Laat ik duidelijk zijn, er moet meteen aangifte kunnen worden gedaan. Die vier weken is niet acceptabel.

Mevrouw Helder (PVV): Ik ben blij dat te horen, maar mag ik daar dan uit concluderen dat de Minister dit mee gaat nemen en in de gaten blijft houden? Hij sprak eerder al over een gerichte terugkoppeling richting aangevers.

Minister Opstelten: Absoluut. Als ik dit soort geluiden hoor, neem ik direct zelf contact op met de politie. Niet met degene die de aangifte doet, want dat is mijn recht niet, maar dit is iets wat niet kan. De korpsleiding is daar ook zeer scherp op.

Mevrouw Helder heeft gesproken over nummerherkenning. Medewerkers bellen zonder nummerherkenning, maar zeggen uiteraard wel hun naam. De politie spreekt in principe de voicemail in als er niet wordt opgenomen. We spreken hier nu wel heel gedetailleerd over. Dit is ongeveer de cursus die iedereen krijgt om de kwaliteit te verbeteren. Het is fijn dat wij dat hier een beetje kunnen oefenen.

De heer Van Oosten zei dat in de media wordt gesteld dat de politie nog onvoldoende bekend is met de anonieme aangifte. We hebben destijds met de Kamer afgesproken dat hulpverleners die te maken hebben gehad met agressie en geweld kunnen worden beschermd. Dat vind ik ook heel belangrijk. Ik heb daarom op 1 oktober 2012 – ik herinner mij het vaststellen van die datum heel goed en de implementatie daarvan ook – de mogelijkheid tot het doen van aangifte onder nummer geïntroduceerd. De politie neemt sindsdien aangiftes onder nummer op. Slachtoffers kunnen aangifte onder nummer doen als zij bijvoorbeeld vrezen voor represailles, ernstige overlast of belemmering in de uitoefening van hun beroep. De politie heeft in 2012 in zeer korte tijd de aangifte onder nummer ingevoerd. Dat gebeurde niet in alle rust, moet ik zeggen. Dat herinner ik me goed. Men had er ook niet alle ruimte voor. De verdere implementatie van het proces kost tijd, niet alleen binnen de politie, maar ook bij de ketenpartners, zoals het Openbaar Ministerie en het CJIB. Tegelijkertijd is het ongewenst dat slachtoffers die aangifte onder nummer willen doen, nu nul op het rekest krijgen. Het departement voert structureel overleg met politie en OM over de werking van de aangifte onder nummer. De signalen uit de praktijk worden gevolgd en de Nationale Politie gaat na bij welke eenheden de mogelijkheid om onder nummer aangifte te doen nog onvoldoende bekend is, zodat gericht voorlichting en informatie aan betrokken medewerkers kan worden geboden. Dat is dus een zeer actieve benadering.

De heer Van Oosten (VVD): Ik dank de Minister voor zijn beantwoording van mijn vraag. Ik heb goed naar hem geluisterd toen de vraag over een garantie werd gesteld, waarbij hij als bestuurder natuurlijk terecht heeft geantwoord dat hij geen garanties kan geven, maar wel duidelijkheid. Mag ik dit zo uitleggen dat die anonieme wijze van aangifte, waar hulpverleners nu soms nog tegen aanlopen, klaarblijkelijk nog niet in alle gevallen optimaal kan, maar dat er wel aan gewerkt wordt om dat ten spoedigste op te lossen, zodat die mogelijkheid wel degelijk overal geboden wordt en wij als Kamer duidelijkheid hebben dat dat opgepakt wordt en het binnenkort overal kan?

Minister Opstelten: Dank aan de heer Van Oosten voor deze interventie. Dat is precies het punt. Ik herken die kritische vraag en de zorg. Die zorg deel ik. We staan dus aan dezelfde kant. Het moet voor iedereen mogelijk zijn om op deze wijze anoniem aangifte te doen. Maar het werkt nog niet overal, zeg ik ook in alle eerlijkheid. Het is een nieuw fenomeen dat onder druk door de politie en onder leiding van de korpsleiding van de Nationale Politie is ingevoerd.

De heer Marcouch heeft gevraagd naar de cijfers over high-impact crimes. Die cijfers staan ook in de brief, maar ik zal ze toch even noemen, want het zijn goede cijfers. Wat betreft de overvallen is over het geheel in 2013 een daling van 18% bereikt ten opzichte van het geheel in 2012. De woninginbraken zijn afgenomen met 5% in het eerste jaar dat men zich daarop focuste. Het aantal overvallen op woningen is met 8% afgenomen. Het aantal overvallen in het bedrijfsleven is gedaald met 21%. De woningovervallen op bejaarden zijn met 12% gedaald. Over het geheel zijn in 2013 972 verdachten aangehouden. Van de 1.633 overvallen in 2013 is 34,2% opgelost, tegen 31% in dezelfde periode van het jaar daarvoor. Uit de rapportage van Korpscontrol blijkt dat het aantal straatroven in 2013 12% is gedaald.

Het programma zal in 2014 in het bijzonder inzetten op het terugdringen van het aantal straatroven in Amsterdam. De burgemeester van Amsterdam heeft daar vandaag een aantal opmerkingen over gemaakt en heeft aangegeven dat hij wil dat ook de cijfers voor Amsterdam worden verbeterd en dat hij daar de focus op zal leggen.

Mevrouw Berndsen en mevrouw Kooiman hebben gevraagd hoe de Kamer haar controlerende werk kan doen nu de politiecijfers onbetrouwbaar zijn. De inspectie doet geen uitspraak over de betrouwbaarheid van alle brongegevens en heeft ook niet de omvang van de al dan niet correct vastgelegde brongegevens onderzocht. Ik zeg dat met nadruk. We komen natuurlijk van ver vanuit het oude bestel. Sommigen van u zullen zich dat persoonlijk herinneren. We zijn nu een verbeterslag aan het maken die niet gering is. De uitkomsten van het inspectierapport zijn relevant voor de als matig of onvoldoende beoordeelde betrouwbaarheid van de onderzochte brongegeven. Ik neem dat natuurlijk ongelofelijk serieus. Ik herken het ook. Dit gegeven was dan ook niet verrassend. Het wegnemen van de oorzaken hiervan wordt reeds door de politie in gang gezet, zoals ook blijkt uit de beleidsreactie die ik op het rapport heb gegeven. Daarin benadruk ik ook dat het oordeel over het functioneren van de politie niet alleen wordt gebaseerd op de cijfers, maar ook op de trends en het verhaal achter de cijfers. Ook de veiligheidsbeleving van de burgers is hierbij belangrijk.

De heer Marcouch (PvdA): Ik had die vraag over de toename en afname van het aantal overvallen en straatroven in Amsterdam gesteld als voorbeeld van een stijging. Ik heb de volste overtuiging dat elke politieman en elke burgemeester wil dat dat aantal gaat afnemen, maar het zou handig zijn als we enigszins zouden begrijpen hoe het kan dat het aantal in Amsterdam ineens toeneemt, terwijl eenheden in andere regio's melden dat het aantal daar afneemt. Heeft dat er bijvoorbeeld mee te maken dat, omdat we nu een Nationale Politie hebben, er vanuit de stad met de capaciteit is geschoven of is het een waterbedeffect? Anders zijn het maar cijfers en meldt de Minister vandaag dat het afneemt, terwijl de burgemeester een dag later zegt dat het toeneemt. Daar word je een beetje gek van.

Minister Opstelten: Ik zie ook dat de burgemeester daarmee naar buiten komt en zegt dat hij daar een nieuwe focus op zal aanbrengen. Dat heeft natuurlijk heel veel te maken met het punt van de smartphones. Daar kom ik straks nog even op terug. Dat is echter een oorzaak en het is goed dat dat naar buiten komt. Overal gaat het aantal overvallen strak naar beneden, maar in Amsterdam niet. Het is goed dat de driehoek in Amsterdam daar de verantwoordelijkheid voor neemt en daar de focus op legt.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik houd er gewoon niet zo van als er gegoocheld wordt met cijfers. De Minister zegt dat de criminaliteitscijfers dalen, maar in het inspectierapport staat letterlijk dat de cijfers uit het politieregistratiesysteem over ophelderingspercentages van misdrijven onvoldoende betrouwbaar zijn en dat enkele belangrijke gegevens over processen van hulpverlening aan burgers onvoldoende betrouwbaar zijn. Het cijfer van het aantal aangiftes per misdrijf per categorie is matig betrouwbaar. We kunnen dus niet bouwen op deze cijfers. We moeten eerst een heel goed registratiesysteem hebben, maar dat hebben we niet. Vraag het maar aan agenten op de werkvloer. Zij zeggen dat het niet te doen is. Ik wil graag dat de Minister zegt: totdat we een goed registratiesysteem hebben, weten we het gewoon niet.

Minister Opstelten: Ik kom terug op de cijfers van de high-impact crime. We hebben natuurlijk met een oud bestel te maken. Daar heeft het alles mee te maken. Dat wordt ook herkend in het inspectierapport. Mevrouw Kooiman citeert eruit. Ik heb er ook uit geciteerd. In mijn schriftelijke antwoord op de gestelde Kamervragen heb ik aangegeven dat ik niet onderken dat de cijfers voor de high-impact crime onjuist zijn. Bij de cijfers voor de high-impact crime stelt de inspectie vast dat het aannemelijk is dat het aandeel onbetrouwbare registraties bij deze delicten lager is dan bij andere delicten. Bij de high-impact crime-delicten heeft de politie namelijk, gelet op de ernst van de feiten, meer aandacht voor de aanpak en de registratie ervan. Dat is zo logisch als wat. Dit neemt niet weg dat er wordt gewerkt aan het verbeteren van de invoeringsmogelijkheden. Daar hebben we het over.

Mevrouw Kooiman en haar fractie kennen als geen ander alle fenomenen die zich hebben voorgedaan rond de ICT van de politie. Ik heb dat onderwerp, met steun van haar fractie, op mijn schouders genomen, zelfs vooruitlopend op de Nationale Politie. Het gaat ook beter, maar we zijn er nog niet. Ik ben de eerste om dat te erkennen. Geef me dus een steuntje in de rug door te zeggen: ga zo door. Dan herkennen we elkaar weer.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik wil de Minister best een steuntje in de rug geven om het ICT-proces te verbeteren en de registratie op orde te krijgen. Uit het inspectierapport spreken grote zorgen. De Minister moet die erkennen. Het gaat natuurlijk niet alleen om het registratieproces zelf. Korpsen registreren ook allemaal op een andere manier. Daar moet dus ook het een en ander in gebeuren. Als er wordt gezegd dat de criminaliteitscijfers dalen, moeten we ook dit rapport van de inspectie noemen, waarin wordt gezegd dat dit eigenlijk niet zo goed te meten is. Dat punt willen we volgens mij met zijn allen hier maken.

Minister Opstelten: Ik heb ook gezegd dat het gaat om de trends. Er zijn ook andere rapporten, zoals die van het WODC, van het CBS en van Politie & Wetenschap. In al deze rapporten wordt dezelfde trend bevestigd, namelijk dat het over de hele lijn naar beneden gaat. Laten we dat ook eens zeggen. Ik zeg alleen maar precies na wat volgens de politie de feiten zijn. De politie verdient een compliment dat zij ondanks de reorganisatie stevig en beter op deze lijn zit. Als dat ergens even niet zo is, grijpt men dat meteen aan om hernieuwd te focussen.

Ik heb het op orde krijgen van de informatiehuishouding en de ICT van de politie echt geprioriteerd. Mede daarom heb ik de Nationale Politie ingesteld. Al in 2011 is daarom ook het Aanvalsprogramma Informatievoorziening Politie gestart. Verschillen in de registratie tussen de vroegere regiokorpsen – zo was het nog een jaar geleden – worden door de Nationale Politie opgelost door het toewerken naar landelijke uniforme definities, registraties, aggregatie en sturing op zowel systemen als procedures en registratiegedrag van medewerkers. Dat zit in de opleiding. Ook de invoering van het systeem Betere Opsporing door Sturing op Zaken – ik ben het met mevrouw Helder eens dat dit beter is dan de afkorting «BOSZ» – zal ervoor zorgen dat de betrouwbaarheid van de landelijke cijfers verzekerd is. Vanaf 2014 registreert het OM in dit BOSZ-systeem van alle door de politie ingezonden strafzaken de wijze van afdoening, waaronder het sepot. Dat de knelpunten niet van vandaag op morgen opgelost zijn, moge duidelijk zijn. Ik hoop dat u dat zult begrijpen.

Mevrouw Helder (PVV): Als je de Minister vraagt naar het succes, komt hij met cijfers. Als de Kamer vraagt of die wel kloppen, komt hij weer met dezelfde cijfers. Daar vroegen we echter niet om. Er is geconcludeerd dat de brongegevens niet betrouwbaar zijn en we vragen hoe dat kan. De Minister komt met een lang verhaal en uiteindelijk eindigt hij toch weer met de cijfers. Laat ik een concrete vraag stellen. In de brief van 18 december naar aanleiding van het inspectierapport staat letterlijk: er is geen onderzoek gedaan naar de mate waarin de betreffende risico's – het niet betrouwbaar zijn van de brongegevens – doorwerken in de feitelijke cijfers. Daarmee hebben we het volgens mij bij de kop. Kan de Minister toezeggen dat dit onderzoek gedaan zal worden? Dan zullen we wel betrouwbare cijfers hebben.

Minister Opstelten: Het is ook een kwestie van weten hoe het werkt. Ik begrijp de vraag heel goed. Ik kan hem ook wel volgen. Je verbetert natuurlijk eerst de invoer. Die wordt gekoppeld aan het hele ICT-systeem. Dat was vroeger versnipperd. Ik vraag om dat te onthouden. We zijn nu bezig om dit totaal te vernieuwen, te verbeteren en te standaardiseren. We maken de definities eenduidig, zodat er geen 25 verschillende definities meer zijn van de term «overval», maar slechts één. Als je de invoer hebt geregeld, moet je vervolgens voortdurend de betrouwbaarheid monitoren. Dat blijven we natuurlijk altijd doen. Dat is de volgorde. Ik hoop dat dit duidelijk is. Ik zal de Kamer, of zij het wil of niet, daarover continu informeren, via inspectierapporten en andere onafhankelijke instituten. Ik wil namelijk uitsluitend werken met gevalideerde cijfers.

Mevrouw Helder (PVV): Dank voor de uitleg. Die kan ik volgen. Het blijft voor mij vreemd dat er geen onderzoek is gedaan naar de mate waarin de risico's doorwerken en naar de feitelijke cijfers. De Minister stuurt wel feitelijke cijfers naar de Kamer. Ga vooral door met het verbeteren van de invoer, het koppelen van de systemen en het eenduidig maken van de definities. Ik zie echter ook graag dat er onderzoek wordt gedaan naar de doorwerking en de feitelijke cijfers. Dan zijn de cijfers pas betrouwbaar.

Minister Opstelten: Dat laat ik doen door de inspectie. Dat was ook de kern van mijn antwoord net. De vraag die de inspectie heeft opgeroepen, leidt dus tot een opdracht voor een vervolgonderzoek. Dat zal de inspectie zelf uitvoeren. Op geen enkele manier wordt door mij de boot afgehouden, integendeel, we stimuleren het up-to-date krijgen van de cijfers. Ik wil de Kamer hierover antwoord kunnen geven.

Er moet geen misverstand ontstaan over de landelijke cijfers versus die van Amsterdam. Landelijk gezien gaat de lijn naar beneden. In Amsterdam nemen de cijfers op deelterreinen toe, bijvoorbeeld bij straatroof en bij inbraken. De driehoek heeft nadrukkelijk de sturing op zich genomen en dit ook naar buiten gebracht. Daar heb ik zeer veel vertrouwen in.

Mevrouw Berndsen vraagt of ik de registratie van de woninginbraken voldoende betrouwbaar vind. Ik herhaal: de inspectie heeft vastgesteld dat het aannemelijk is dat het aandeel onbetrouwbare registraties bij de high-impact crime, waaronder woninginbraken, lager is dan bij andere, om de redenen die ik net heb aangegeven.

Voor een sluitend systeem van IMEI-blokkering blijkt een wetswijziging nodig. Ik heb al een paar keer tegen de Kamer gezegd dat dit ons zeer spijt, maar het is nu eenmaal nodig. Dit wetsvoorstel van EZ heb ik samen met collega Kamp voorbereid en het is gereed. Binnenkort gaat het in consultatie. Het streven is om het voorstel in de zomer naar de Tweede Kamer te sturen. Ik heb er met de burgemeesters van de grote steden, die hier hard op aandringen, over gecommuniceerd.

Mevrouw Helder vraagt of het strafbaar is om een inbrekerswerktuig voorhanden te hebben. Een aparte strafbaarstelling is niet nodig. Die is er al, namelijk het treffen van voorbereidingshandelingen voor inbraak. Recent is iemand in Den Haag hierop nog veroordeeld. Meestal hoef ik dit soort zaken niet aan mevrouw Helder te vertellen, omdat zij mij dan voor is. Ik vind het prettig dat ik haar nu een keer deze informatie kan geven.

Mevrouw Helder, de heer Marcouch en anderen hebben vragen gesteld over heling. De aanpak van heling is een politietaak. Het is een onderdeel van de prioritering in de driehoek. Het is zeker niet zo dat de politie niets doet aan de aanpak van heling. Vorig jaar zijn er goede successen behaald. De politie doet veel aan preventie. De politie heeft een digitaal opsporingsregister ontwikkeld, www.stopheling.nl, en dat is hier goed voor. Het is ook een concreet voorbeeld dat men erop inspeelt.

Daarnaast wijs ik op de door mij ondersteunde preventiecampagnes die erop zijn gericht om het stelen en helen van in het bijzonder smartphones minder aantrekkelijk te maken. Ik heb daar net iets over gezegd.

Mevrouw Kooiman en de heer Van Oosten hebben een vraag gesteld over de relatie tussen Detailhandel Nederland en de politie. De GIO is opgericht en operationeel. GIO staat voor: Gemeenschappelijke Informatie Organisatie. Ik moet hierbij telkens weer aan mevrouw Helder denken. We moeten inderdaad ophouden met al die afkortingen. Doel van de GIO – u weet nu wat het betekent – is de samenwerking tussen private en publieke partijen om zo de aanpak van mobiel banditisme verder te versterken. Zij richt zich zowel op winkeldiefstal als op ladingdiefstal gepleegd door mobiele bendes. Beeldmateriaal en informatie van de winkelketens en de grote transportbedrijven over de mobiele bendes worden in de GIO samengebracht en geanalyseerd en verwerkt tot alerteringen voor de politie en de private deelnemers aan GIO. GIO is in beginsel opgericht voor de duur van één jaar, waarna de meerwaarde van deze werkwijze zal worden geëvalueerd. Dan wordt een besluit genomen over de eventuele voortzetting. Het is dus opgericht en operationeel. We hebben deze organisatie met alle partijen even een boost gegeven, zeg ik in antwoord op de vraag van de heer Van Oosten.

Dan kom ik op de Rotterdamse winkeldief, een first offender die ook in andere steden opgepakt bleek te zijn. Mevrouw Helder vraagt of men wel wat weet van elkaar. Met de komst van de BVI – u weet dit vast te waarderen; ik doel natuurlijk op de Basisvoorziening Informatie – is integrale bevraging mogelijk en kan de politie antecedenten in het hele land opvragen. De politie heeft ook toegang tot de relevante justitiële documentatie. Veel winkeldieven blijken veelplegers te zijn en vormen vaak rondtrekkende mobiele bendes. Ik schreef de Kamer op 9 oktober 2013 een brief hierover. Ik ga de ketenaanpak van mobiel banditisme versterken. Daarbij wordt uitdrukkelijk aandacht besteed aan wat er van de agent en van de officier van justitie verwacht wordt. Als er sprake is van aangehouden personen die mogelijk mobiel bandiet zijn, kan alle beschikbare nationale en internationale informatie opgevraagd worden.

De heer Bontes (Bontes): De Minister heeft het over ingevoerde personen en antecedenten. Als er in Zeeland aangifte wordt gedaan tegen een mobiele bende die daar veel diefstallen heeft gepleegd, weten ze dat dan ook in Groningen? Weten ze het al op het moment dat er aangifte is gedaan? Ik heb het dus niet over de al ingevoerde zaken.

Minister Opstelten: Het antwoord is ja; daarvoor is dit systeem ingevoerd. Dat is de kern van het hele verhaal. Dat is belangrijk. Dat is een van de voordelen van het nieuwe systeem van de Nationale Politie. Het antwoord is dus ja, maar de heer Bontes kijkt alsof hij dit nog niet gelooft. Als het niet altijd werkt, is dat jammer. Dat mag niet gebeuren. De kern van het systeem is hierop gericht. Vroeger was het totaal anders.

De heer Bontes (Bontes): Gebeurt het ook? Als je in Zeeland aangifte doet tegen een mobiele rondtrekkende bende uit het Oostblok, of weet ik veel waarvandaan, kan men dan in Groningen zien dat er aangifte is gedaan en dat er sprake is van een bepaalde modus operandi? Dan kan men daar gelijk zijn voordeel mee doen, maar volgens mij is dat niet mogelijk.

Minister Opstelten: De basisvoorziening maakt het mogelijk. Het gaat om de professionaliteit en de ruimte die ontstaat voor de diender, de politieman en -vrouw om dit in te voeren. Daar gaat het om. Dan is het van Maastricht tot Groningen allemaal bekend. Het is misschien een kwestie van tijd. Misschien loopt het nog niet overal. Dat is een van de cultuuromslagen waar we mee bezig zijn. Dit is de kern van de Nationale Politie. We hebben niet alles in één keer bereikt. Ik ben ongeduldig, de heer Bontes ook en dat siert hem. Daarom blijft hij deze vraag terecht stellen.

Ik heb de vragen over de spoorwegpolitie beantwoord. Ik heb er een brief over geschreven. Velen van u hebben vragen gesteld die ook schriftelijk al zijn gesteld. Ik kan er het volgende over zeggen. Ik ben er zelf op werkbezoek geweest. Verandert de inzet van de politie? Het is niet zo dat er door de Nationale Politie minder mankracht beschikbaar is voor noodhulp. De veiligheid van de medewerkers en de reizigers is dus niet in het geding. De noodhulp, het toezicht en de handhaving zijn overgegaan van de spoorwegpolitie naar het robuuste basisteam in de regionale eenheid. Bij een incident komen de agenten van de regionale eenheid ernaartoe. Elk geweldsincident dat door de NS wordt gemeld, wordt als prio 1-melding door de politie aangemerkt. Ik heb dit ook gecheckt bij mijn werkbezoek. Agenten uit de betreffende regionale eenheid komen dan onmiddellijk. Met de capaciteitsinzet uit het robuuste basisteam zal er bij de geweldsincidenten meer capaciteitsinzet mogelijk zijn voor noodhulp, toezicht en handhaving dan men ooit heeft gehad. Er is dus geen sprake van minder politiecapaciteit.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): De Minister moet mij dat toch wat duidelijker maken. Daar sta je dan buiten het Centraal Station in een trein die stilstaat omdat er een incident in die trein is. Die trein is helemaal dicht. Je kunt er dus niet uit. Ik heb het zelf meegemaakt. Dat verhoogt niet je veiligheidsgevoel. Dan moet je wachten tot iemand van het incidententeam naar het station komt, het hele station doorholt en vervolgens de conducteur ontzet, of wat er dan ook aan de hand is. Ik vind het lastig om te begrijpen hoe het beter kan gaan, terwijl ze van verder weg moeten komen.

Minister Opstelten: Ze moeten niet van verder weg komen, ze zijn er steviger aanwezig. Vroeger waren ze er niet. Er zijn nooit eindeloos grote teams op stations geweest. Nu is er een robuust team zo dicht mogelijk bij het station. Bij een prio 1, of het nu om de metro gaat of om het station, gaat het team er direct naartoe. Dat gebeurt zo snel mogelijk. De verhalen en de beelden van de incidenten heb ik natuurlijk doorgenomen. Er moet even wat mankracht komen. Dat kan niet opgelost worden door een groot team dat op het station zit.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Het Centraal Station in Amsterdam ken ik het beste. De Minister en ik weten waarschijnlijk allebei waar de dichtstbijzijnde politiepost is. Het duurt echt geruime tijd voordat je zelfs maar in de buurt van het station bent. Je moet de stoep op, langs de taxi's en dat hele eind onder de veertien sporen doorrennen naar het laatste spoor en dan het halve perron af. Dat gaat niet met auto's; je moet echt lopen. Ik kan me dus echt moeilijk voorstellen hoe het veiliger wordt door de politie verder weg te zetten.

Minister Opstelten: Het wordt niet verder, het wordt niet minder, het wordt beter. Dat is de kern van het verhaal. Dan kom ik ook op de landelijke eenheid en de eenheid infrastructuur, die de spoor-, lucht- en waterpolitie bij elkaar brengt. Er is gevraagd of het specialisme daarmee verdwijnt. Nee, dat is niet het geval. Het specialisme verdwijnt helemaal niet. Het wordt juist flexibeler. Ik hoop dat u dat begrijpt, anders hebben we een moeilijk probleem. Als het nodig is, als er iets aan de hand is, is de politie er. De inzet is veel flexibeler en de kwaliteit neemt niet af. De kwaliteit wordt juist versterkt. Een en ander is veel moderner en dynamischer. Dat is de Landelijke Eenheid.

Ik herinner u er nog even aan – het is al een tijd geleden – dat er maar op vier plaatsen spoorwegpolitie aanwezig was, in beperkte mate. Nu zijn er 167 basiseenheden met robuuste basisteams om op te treden, heel dicht bij alle stations. Ik hoop dat mensen met ervaring dit als heel logisch beschouwen. Het had veel eerder zo moeten gebeuren. Het is dus niet om financiële redenen gebeurd maar om kwalitatieve redenen.

De NS heeft ook boa-teams voor het normale toezicht op de stations. Bij de vier grote stations heb ik het volgende vastgesteld. De post in Amsterdam blijft open. Die is ook toegankelijk voor het publiek. De post in Rotterdam was gesloten, maar er is nu een nieuw station. Er is rekening gehouden met een nieuwe ruimte voor de politie. In het hele huisvestingsverhaal wordt bekeken of het zinvol is om dit te doen. In Utrecht is nu een grote verbouwing aan de gang. Daarom is de post even verplaatst naar het politiebureau Paardenveld. Utrechters onder u weten dat dit tegen het station aan ligt. In Den Haag bevindt de post zich aan de Hoefkade en dat is ook vlak bij het station. Dit is in overleg met alle partijen afgesproken.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): De Minister legt uit dat het beter en flexibeler wordt. Iedereen wordt gespecialiseerd. Men krijgt meer taken maar kan ook beter ingezet worden. Waarom zijn de FNV en de NS hier dan niet van te overtuigen? Het is blijkbaar een helder en voor de hand liggend verhaal, hoewel ik het ook nog niet helemaal begrijp. De NS en de vakbond zullen er langer op gestudeerd hebben en misschien meer overleg hebben gevoerd en zij zeggen dezelfde dingen. Hoe komt dat? Begrijpen zij het voorstel niet goed?

Minister Opstelten: Ik ben er zelf geweest. De bonden hebben mij toegesproken en ik heb de bonden toegesproken. Daarna hebben we elkaar de hand gegeven. De NS heeft mij een brief gestuurd, maar die ging niet over dit punt. Het is wel een serieus punt en we blijven dit natuurlijk volgen. Dit is het inrichtingsplan van de Nationale Politie. Het staat er nog niet. Het moet nog gaan werken. Geef iedereen even de kans. Ga niet evalueren voordat het is ingezet. Het concept deugt. Ik heb de topmensen bij elkaar gebracht en hun gevraagd: hebben jullie er vertrouwen in? Zij zeiden dat zij er inderdaad vertrouwen in hadden. We gaan het bekijken. Ik zal het punt ook op de agenda plaatsen van mijn overleg met de korpsleiding. We volgen dit. Ik heb echter vertrouwen in de uitgangspunten.

De noodkreet had te maken met de toenemende agressie tegen de mensen van de NS, de boa's, en tegen de mensen van de politie. Daar ging de zorg van de bonden over. Wij staan aan dezelfde kant, wat dat betreft. Die zorgen heb ik ook.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik begrijp dat de Minister en ik dezelfde zorgen hebben. Wij vragen de Minister natuurlijk om een oplossing. De Minister heeft net een aantal posten opgenoemd die blijven. Blijven die één jaar, twee jaar, drie jaar, vier jaar? Hoelang garandeert de Minister dat deze posten blijven?

Minister Opstelten: Wij hebben afgesproken dat er geen posten worden gesloten totdat er een nieuw huisvestingsplan is. Dat betekent dat tot en met 2015 alles openblijft. Wij nemen de tijd om er in alle rust goed naar te kijken en om te overleggen met alle partijen.

De heer Segers heeft een vraag gesteld over de specialismen. Ik heb de Kamer geïnformeerd over de specialismen. Die blijven we heel goed volgen en monitoren.

De heer Buma heeft nadrukkelijk gevraagd naar de administratieve lasten van de politie. Dank voor de vraag. Daar gaat het mij altijd om, ook bij de Nationale Politie. De administratieve lasten moeten echt naar beneden. De bureaucratie moet naar beneden, evenals de lasten van de ICT. Wij moeten ruimte geven aan de professionaliteit van de politiemensen. Het is een speerpunt van mijn aanpak en ik besteed er in al mijn werkbezoeken expliciet aandacht aan. Aan het begin is er bij de agenten een top tien van ergernissen gepeild. De belangrijkste ergernis, by far, had te maken met de ICT. Ik herken het punt dat de Kamer aangaf. Er worden prachtige resultaten op papier gepresenteerd. Er worden ook fte's ervoor vrijgemaakt. Dat is net zo belangrijk. Als je de mensen op de werkvloer vraagt of ze er al veel van merken, is het echter niet zo dat ze de vlag hijsen. Dat is nog niet het geval. Wij blijven daar zeer attent op, want daar gaat het uiteindelijk om.

De adviescommissie PTSS Politie is in volle gang, conform het vastgestelde protocol. Wij houden een vinger aan de pols wat betreft de voortgang. Qua capaciteit gaan wij de commissie verdubbelen. Aan het einde van dit jaar vindt er een evaluatie plaats. Wij hadden al een coulancebeleid voor verjaarde zaken afgesproken. Er wordt nu bezien hoe er invulling kan worden gegeven aan dat coulancebeleid. Wij moeten ons altijd realiseren dat de Defensiemedewerkers opereren in een andere context. Er worden op een goede manier ervaringen uitgewisseld tussen politie en Defensie en er wordt zeer veel van Defensie geleerd. Een wettelijke borging analoog aan de Veteranenwet acht ik niet nodig. Dat hebben wij in het verleden ook gezegd. Met het weerbaarheidsprogramma en de invoering van de Nationale Politie wordt hetzelfde resultaat beoogd. Het gaat om geïntegreerd, proactief en preventief beleid ten aanzien van de weerbaarheid, inclusief de zorglijn voor de politie. Wij nemen daarbij Defensie nadrukkelijk als voorbeeld. Ik herhaal dat.

De heer Bontes zegt dat hij meerdere keren heeft gepleit voor de invoering van dienstsport. Hoe sta ik daartegenover? Ik heb meerdere keren aangegeven dat ik geen voorstander ben van de invoering van dienstsport. Dat is nog steeds het geval. Twee uur dienstsport in de week bij executieve politiemedewerkers kost 2.200 fte's operationele sterkte aan inzetbare capaciteit op jaarbasis. Dat betekent dat het ziekteverzuim naar 0% moet worden gereduceerd, wil het invoeren van de dienstsport leiden tot een getalsmatig voordeel. Dat is niet haalbaar. Het is een onmogelijke opgave. Daarnaast hebben medewerkers een eigen verantwoordelijkheid om fysiek goed fit te zijn voor het werk dat zij verrichten.

Er is een aantal vragen gesteld over de Politieacademie. De heer Segers vraagt of de kwaliteit en de kwantiteit van de politie op orde zijn, gezien de vergrijzing. De instroom bij de Politieacademie wordt goed geraamd. Tot nu toe vertraagt de uitstroom nog steeds. De operationele sterkte blijft dus op peil. Ik stuur hier nadrukkelijk op. De middelen voor opleidingen worden ook daarvoor ingezet. Deze worden wel gericht ingezet, in het kader van de vorming van de Nationale Politie.

De uitval is 18%. In de bekostiging van de Politieacademie wordt met 10% rekening gehouden. De uitval is nu dus hoog en moet omlaag. De Politieacademie neemt samen met de politie maatregelen. De inspectie neemt het onderwerp mee in het toetsingskader. Ik zal hierover berichten in de jaarlijkse voortgangsrapportage over de Politieacademie. Er is dus wat te doen.

De vierjarige opleiding op de Politieacademie kost € 28.000 voor vier jaar, en dus geen twee ton, zoals mevrouw Kooiman zei.

Een nieuw onderwijsadministratiesysteem is per 1 september 2011 opgeleverd. Twee van de drie programma's zijn in gebruik genomen. Het derde programma functioneerde nog niet naar behoren. Zoals bekend is de samenwerking op 1 juni 2013 opgezegd, omdat er weinig verbetering was. Nu moet er zo spoedig mogelijk vervanging komen. In de voortgangsrapportage bericht ik u daar verder over.

De heer Segers heeft een vraag gesteld over de vrijwilligers. Zij leveren een waardevolle bijdrage aan de politieorganisatie. Na overleg met de bonden zullen wij de werving snel hervatten. Er wordt een vergoeding verstrekt die passend is binnen de fiscale afspraken. Daar moet ik mij aan houden.

De heer Segers vraagt naar de uitbreiding van de bevoegdheden van de niet-executieve vrijwilligers. De bevoegdheden moeten gelijk blijven aan die van de niet-executieve politiemedewerkers. Ik zal samen met de Nationale Politie en de Politieacademie de rol van de eenheden bij de selectie bezien. Dat vind ik een reëel punt. Wij blijven samen met de korpschef bezien hoe vrijwilligers zo effectief mogelijk kunnen worden ingezet en hoe drempels zo minimaal mogelijk kunnen zijn. Het overleg tussen de vrijwilligers en de bonden over de hoogte van de vergoeding van de vrijwilligers en de vergoedingssystematiek is gaande en onderdeel van de lopende cao-besprekingen. Het staat dus op de agenda.

De heer Segers (ChristenUnie): We wachten de verdere berichtgeving hierover af. Laten we hopen dat het goed gaat. Ik heb nog één vraag over de politievrijwilligers. De Minister heeft zich gecommitteerd aan een aantal van 5.000 volgend jaar. Staat dat nog steeds? Is dat nog steeds de inzet?

Minister Opstelten: Zeker, dat staat nog. Ik heb dat in volle overtuiging gedaan. Dat aantal zal ik in 2015 hebben gerealiseerd. Wij zitten op schema. In 2015 zullen die 5.000 er zijn.

De heer Segers (ChristenUnie): Dat is een heel harde belofte van de Minister. Ik heb begrepen dat er nog een flinke inhaalslag moet worden gemaakt.

Minister Opstelten: Ik noem dit een toezegging.

De heer Segers (ChristenUnie): Ja, het is een toezegging.

Minister Opstelten: Dat klinkt beter dan een belofte.

De heer Segers (ChristenUnie): Garanties kennen wij niet. Het is een toezegging, maar er moet nog een flinke inhaalslag worden gemaakt. Dit is een warme aanmoediging om dit belangrijke onderdeel de volle aandacht te geven.

Minister Opstelten: Ik ken de, zeer op prijs gestelde, nadrukkelijke belangstelling van de heer Segers voor dit onderwerp. Wij zullen continu rapporteren over de stand van zaken per geworven vrijwilligersplaats.

Dan kom ik op de top tien van de heer Bontes. Ik zal de punten niet allemaal langslopen, maar een paar wel. Als eerste kom ik op de cultuurverandering. Soms betekent dat praten om geschillen te beslechten. Dat moet absoluut mogelijk zijn. De politie zal te allen tijde begrenzen waar dat nodig is, desnoods fysiek. De opleiding en de training van de politie zijn erop gericht om robuust, gezaghebbend en vooral ook doortastend optreden te verzekeren en te laten zien.

Over minder bureaucratie heb ik al gesproken. Ik kan alle punten van commentaar voorzien, maar ik denk dat die overal aandacht krijgen. We hebben dat toen ondersteund.

Over de gekozen korpschef blijven wij onverminderd van mening verschillen. De korpschef fluisterde mij overigens in de kleine schorsing toe dat hij zich gekozen voelde, maar dan door mij en het kabinet. Het is maar even dat u het weet.

Dan kom ik op de vraag of zo veel capaciteit wenselijk is voor de NSS (Nuclear Security Summit). Dat is zo. Laten we er trots op zijn dat de NSS hier plaatsvindt en dat wij dat aankunnen. Het is een heel grote operatie. De politie kan dat en is daar heel goed mee bezig. Zo'n operatie voor de politie is nog nooit vertoond. Dan zie je ook meteen dat een nationale politie wenselijk is. De NSS moet natuurlijk veilig en ordelijk verlopen. We zagen wel aanleiding om de bevolking te waarschuwen. Vooral voor de mobiliteit is dit belangrijk. De basiscapaciteit in de rest van het land is gegarandeerd. Dat is een basisvoorwaarde om dit te kunnen doen. Er is ook met de burgemeesters contact geweest. Ze zullen terughoudend zijn bij het organiseren van grote evenementen. Mevrouw Kooiman vroeg daarnaar. Iedereen heeft hier begrip voor en voegt zich hierin. Ik heb er dus zeer veel vertrouwen in.

Ook het bedrijfsleven dat hiermee geconfronteerd wordt, hebben we goed geïnformeerd. De burgemeesters zijn hierbij betrokken, met name natuurlijk de burgemeester van Den Haag. Hij draagt hiervoor een cruciale verantwoordelijkheid, net als ik natuurlijk.

Mevrouw Kooiman (SP): Het gaat om 13.000 agenten. De Minister zegt zelf ook dat dit nog nooit eerder is vertoond. Het is een enorme opgave om dit organiseren. Ik begrijp van de Minister dat de organisatie op schema ligt. Ik maak me echter zorgen over het gat dat achterblijft in de rest van het land. Je kunt alle agenten naar Den Haag trekken, maar wat gebeurt er als er ergens anders in het land iets ernstigs gebeurt? Daar krijg ik graag een reactie op van de Minister.

De Minister heeft de burgemeesters lief toegesproken, maar ik wil graag een garantie dat er geen evenementen worden georganiseerd. Het moet duidelijk zijn dat dit niet de bedoeling is. Daar is namelijk geen capaciteit voor.

Minister Opstelten: De basisvoorziening is gegarandeerd, zoals ik net al heb gezegd. Dat is een randvoorwaarde. Gelukkig hebben wij het land zo georganiseerd dat het gezag over wat er gebeurt, lokaal is. Daar ben ik een groot voorstander en verdediger van. De burgemeesters in ons land en de driehoeken zijn in staat om hier conclusies aan te verbinden. Hun is gevraagd om terughoudend te zijn met het organiseren van evenementen. Dat begrijpt iedereen. We hebben er brieven over geschreven. We hebben er gesprekken over gevoerd. Dat loopt goed. Het bestuur in ons land laat zijn kwaliteiten zien door daar professioneel op in te spelen.

Mevrouw Kooiman (SP): Dat is nog geen antwoord op mijn vraag of er elders in het land dan geen evenementen worden georganiseerd. De agenten die ik heb gesproken, hebben hier grote zorgen over, evenals de bonden. Ik vraag of er van zondag tot en met woensdag, of in ieder geval op maandag en dinsdag, geen evenementen zullen zijn. Dat is belangrijk.

Minister Opstelten: Ik kan slechts herhalen wat ik heb gezegd. U bepaalt niet of er evenementen in het land plaatsvinden. Ik bepaal dat ook niet. Dat moeten we even beseffen. Ik doe het in goed overleg met het lokale gezag. Er zal misschien best een heel verantwoord evenementje in Limburg of in Friesland plaatsvinden. Ik kan me daar alles bij voorstellen. Laat men zelf ordelijk bepalen wat kan en wat niet kan, gelet op deze situatie. Dan bereiken we meer dan met het uitvaardigen van allemaal ordonnanties en richtlijnen. Dat is ook niet de bedoeling van mevrouw Kooiman, zie ik aan haar ogen.

De voorzitter: Minister, ik zie dat u nog veel vragen te beantwoorden hebt. De leden willen graag een tweede termijn.

Minister Opstelten: Dat zou ik ook graag willen.

Dan kom ik op etnisch profileren en discriminatie bij de politie. Dit is een belangrijk punt. Mevrouw Van Tongeren en de heer Marcouch hebben hierover gesproken. In mijn brief van 14 november heb ik een reactie gestuurd op het rapport van Amnesty International. Ik heb contact opgenomen met de Universiteit Leiden. We hebben daar eerder over gesproken. Ik hoef dat niet te herhalen. Het kwalitatieve onderzoek zal in het voorjaar beschikbaar zijn. Daar kijk ik naar uit. Zoals is aangegeven, treed ik over het onderzoek in overleg met de lokale driehoeken van Amsterdam en Den Haag. De contacten zijn gelegd.

In de eenheid Amsterdam heeft de eenheidsleiding deze maand een plan van aanpak vastgesteld. Ik zal de Kamer informeren over de resultaten daarvan.

De heer Marcouch vraagt hoe discriminatie bij de politie wordt tegengegaan. Het uitgangspunt voor de politie is optreden zonder aanzien des persoons. In het dagelijks werk en in de meerjarige opleiding wordt aandacht besteed aan voorzieningen die discriminatie tegengaan. Multicultureel vakmanschap is een vaste module in de politieopleiding. Uitvoerenden en leidinggevenden in de politieorganisatie leren omgaan met diverse culturen en leefstijlen in de eigen organisatie en in de samenleving. De politie heeft gelijkwaardigheid hoog in het vaandel staan. Discriminatie wordt zowel extern, bij melding en aangifte, als intern binnen de eigen organisatie aangepakt.

De heer Marcouch vraagt of de politie het antihomogeweld apart kan registreren in het politieregistratiesysteem. Een goede registratie van de melding en de aangifte van antihomogeweld is een voorwaarde voor inzicht in de problematiek. Een aparte registratiecode voor antihomogeweld in de BVH is niet nodig om inzicht te hebben in het aantal incidenten. De politie voorziet bovendien met de zaaksoverzichten en de landelijke Poldis-rapportage in de registratieverplichting van discriminatie naar seksuele gerichtheid. In de overzichten maken wij continu verbeterslagen. We hebben het laatst ook in een debat aan de orde gehad. Ik heb de heer Segers daarover toen een toezegging gedaan.

In 2012 ging het volgens de Poldis-rapportage om ruim 1.000 incidenten. Naast geweld ging het dan bijvoorbeeld ook om belediging. Dat is een toename van 9%. Het nu voorliggende rapport verrijkt onze kennis over de aard en de omvang van het antihomogeweld. Ik vind het ongelofelijk belangrijk om te benadrukken dat de politie de aanpak van antihomogeweld en discriminatie zeer serieus neemt. Er zijn contactpersonen en portefeuillehouders discriminatie in alle eenheden. Denk ook aan Roze in Blauw. Ik zal nagaan of deze werkwijze in alle eenheden voldoet. Dat heb ik ook al eerder toegezegd. Natuurlijk moet de registratie op orde zijn. Registratie is een middel om het doel, een goede aanpak van discriminatie en antihomogeweld, te bereiken.

Ik heb in mijn brief aangegeven dat ik in maart mijn jaarlijkse onderhoud heb met het COC. Met het COC en de politie zal ik de uitkomsten van het onderzoek naar antihomogeweld in Nederland bespreken. De actiepunten worden uitgevoerd. Ik zal hierin ook de vraag van de heer Van Oosten meenemen. Ik zal een en ander voorbereiden samen met collega Bussemaker, zodat wij het breed vanuit de portefeuille emancipatie zullen invullen.

De heer Marcouch (PvdA): Ik ben blij dat de Minister duidelijk en uitgesproken is over «ethnic profiling», want dat past onze politie niet. De politie is daar overigens ook uitgesproken over. Ik ben ervan overtuigd dat het lang niet altijd bewust gebeurt, dus het is van belang dat wij daarop blijven inzetten. Mijn vraag sloeg vooral op anti-homogeweld. Daar moet echt aandacht voor zijn. Wij mogen daar niet op afdingen, want het gaat om het zijn van mensen. In het rapport in kwestie wordt melding gemaakt van anti-homogeweld, van racisme en van andere vormen van discriminatie op grond van ras, etniciteit, nationaliteit et cetera. In het rapport staat dat er veel zaken voor de rechter worden gebracht, maar dat geen enkele verdachte voor de rechter is verschenen wegens discriminatie. Daarin zou ik verandering willen hebben. De Minister focust in zijn brief op geweld. Dat is natuurlijk prima, maar op het moment dat het gepaard gaat met discriminatie en racisme, lijkt het mij dat er elementen aan worden toegevoegd die strafverzwarend zijn en die ook ernstiger zijn. Ik zou hierop graag een reactie van de Minister willen hebben. Ziet hij het ook zo dat er een complete aanpak moet zijn en dat de registratie beter en breder moet zijn dan alleen anti-homogeweld?

Minister Opstelten: Ik ben het er helemaal mee eens en het is goed dat de heer Marcouch die passage uit het rapport aangeeft. Ik heb het er overigens zelf uitgelicht, want het stoort mij ook. Dit zijn ernstige feiten en ik ben enorm gemotiveerd om er bovenop te zitten. In de hele keten van politie, Openbaar Ministerie en rechterlijke macht is de kwaliteit van de aangifte een punt. Op basis daarvan doet het Openbaar Ministerie zijn werk. Ik zal het in de keten aan de orde stellen en u daarover op een passend moment op de een of andere manier rapporteren.

De heer Marcouch (PvdA): Ik ben blij dat de Minister oog heeft voor de kwaliteit van de aangifte. Daar begint het vaak mee: doorvragen om te weten wat er aan de hand is. Dat betekent dat de politie over specifieke deskundigheid en expertise moet beschikken. De Minister schrijft dat ook in zijn brief. Ik vraag daarom de Minister om in de brief die hij heeft toegezegd, in te gaan op de uitwerking van de motie die ik vlak voor het reces heb ingediend, gesteund door collega's. Het gaat erom dat de diversiteit die nodig is om met de nodige expertise en deskundigheid dit soort zaken aan te pakken, in de politieorganisatie een basis krijgt. Dat lijkt een beetje te zijn verwaarloosd in de afgelopen jaren.

Minister Opstelten: Ik wil niet zeggen dat het verwaarloosd is, maar dit kan niet genoeg aandacht krijgen. Ik zeg daarom toe dat ik, na het gesprek met het COC, de Kamer ook zal informeren over de punten die mevrouw Van Tongeren, de heer Van Oosten en de heer Marcouch aanvoerden.

De heer Marcouch (PvdA): Het is een heel belangrijk onderwerp. Deze Minister is ook de Minister van eredienst – zo heet het toch?

Minister Opstelten: Zeker, het is fijn dat ik daarover door u word aangesproken.

De heer Marcouch (PvdA): Dat hoorde ik toevallig recentelijk van een CDA-collega. Het is goed als je af en toe met elkaar praat. Omdat het een breed thema is, zou ik de Minister willen vragen om niet alleen met het COC te spreken, maar ook breder te kijken. Anders blijft het beperkt.

Minister Opstelten: Vanuit die verantwoordelijkheid zal ik dit in de contacten die ik regelmatig heb met vertegenwoordigers van kerkgenootschappen heel goed aan de orde stellen. In het ene gesprek zal dit nadrukkelijker moeten gebeuren dan in het andere. Mag ik het zo in zijn algemeenheid zeggen?

Dan kom ik nu op het tapsysteem. Tegen mevrouw Van Tongeren zeg ik: ik ben ook zelf even gaan kijken, om mij niet alleen op rapportages te baseren, maar precies te weten wat er aan de hand is. Het systeem werkt in een zwaar beveiligde omgeving. De oorzaak van de storing in het tapsysteem was een storing in de voeding, dus niet in de elektriciteit. Niet duidelijk is waardoor de storing precies is veroorzaakt. Deze storing was uniek. Ik kan er niets aan doen; dat is mij ook verzekerd. De storing van het tapsysteem duurde 50 minuten. Gedurende deze 50 minuten zijn binnenkomende tapgesprekken niet opgeslagen. Opsporingsteams in de eenheden werden niet door middel van een proces-verbaal geïnformeerd over het verlies van tapgesprekken als gevolg van de storing. Dat was de tweede omissie. Opsporingsteams konden daarom geen proces-verbaal voegen in het strafdossier voor het Openbaar Ministerie.

In de zaak-Van Rey werd door de verdediging verzocht om een tapgesprek tussen de heer Van Rey en het kantoor van de Staatssecretaris aan het dossier toe te voegen. Omdat dit gesprek niet voorkwam op de getapte lijnen, zijn de verkeersgegevens van het desbetreffende gesprek opnieuw opgevraagd bij de provider. Hieruit bleek dat er daadwerkelijk een gesprek had plaatsgevonden, maar dat dit niet was geregistreerd. Enkele dagen later ontstond het besef dat dit was veroorzaakt doordat er op dat moment een storing van 50 minuten had plaatsgevonden. Door deze storing zijn geen van de gesprekken van de 2.000 op dat moment lopende taps opgenomen. Het ging op dat moment om alle lopende taps. 2.000 taps is trouwens een normaal aantal. Die opnamen zijn toen 50 minuten lang gestopt. Op het moment van ontdekken was de bewaartermijn van de verkeersgegevens, van één jaar, verlopen. Toen kon niet meer worden achterhaald welke gesprekken er tijdens die bewuste 50 minuten hebben plaatsgevonden.

Inmiddels zijn de volgende maatregelen genomen. De instructie voor het melden van storingen is aangescherpt. Ook is het toezicht op de naleving van de instructie verscherpt. Experts bezien of de technische beschikbaarheid van het systeem verder kan worden verbeterd. De overdracht van het beheer van het tapsysteem van de Landelijke Eenheid aan de Informatievoorzieningsorganisatie wordt versneld voorbereid. Overigens is het systeem robuust uitgevoerd. Componenten, waaronder de voeding, zijn dubbel uitgevoerd. Het systeem had in 2012 een beschikbaarheid in tijd van 99.55%. Dat zeg ik er ook maar bij. In 2013 was dat 99,95%. Desondanks zijn zeldzame storingen nooit geheel uit te sluiten. Resumé: dit is een geval van de wet van Murphy. Vrienden van mij lazen dat verhaal en vroegen mij of ik de knop onder mijn bureau aan of uit kan zetten. Welnu, ik heb hun bevestigd dat deze knop ook niet werkte en dat ik die heb laten verwijderen.

Er heeft een unieke storing in het tapsysteem plaatsgevonden. De storing is niet gemeld, waardoor opsporingsteams niet wisten dat de tapgesprekken ontbraken. De impact van de storing is te laat ontdekt, zodat ook de verkeersgegevens van die 50 minuten niet meer te achterhalen zijn.

Wat de andere vraag van mevrouw Van Tongeren betreft: zij begrijpt dat ik geen informatie wil verstrekken over een lopende zaak. Ik kan dat misschien wel, maar ik wil het niet; dat is natuurlijk aan het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht. De Auditdienst Rijk gaat dit voorjaar onafhankelijk de werking van de hele keten beoordelen. Ik zal de Auditdienst Rijk ook naar het incident laten kijken, om de bevindingen te toetsen. Ik zal de Tweede Kamer over het resultaat daarvan informeren.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik heb geen enkel antwoord op mijn vele vragen gehad. Wat de Minister hier voorleest, bestaat uit een gedeelte van mijn eigen inbreng en uit informatie die wij eerder in brieven hebben gehad. Ik ben daar een tikkeltje ontevreden over, want nu moet ik al deze vragen weer als schriftelijke vragen gaan indienen. Dat lijkt mij heel jammer.

Minister Opstelten: Ik dacht dat ik al uw vragen heb beantwoord. Ik loop ze nog even na. Ik heb aangegeven wat er feitelijk is gebeurd. Ik heb zelf feitelijk geconstateerd wat de oorzaak was. Het is een geval van de wet van Murphy. Ik wil het nog een keer zeggen: het systeem werkte niet. De voeding werkte niet; punt, klaar! De mensen die dit moesten melden, hebben dat niet gedaan. Het derde punt is: 2.000 taps die er waren ...

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Minister, om tijd te besparen: het feitenrelaas is mij bekend. Ik vroeg naar zaken als: hoe kan een vierdubbele back-up die uitvalt, weer aan gaan? Mogen wij de logs? Mag een onafhankelijke expert naar de logs kijken?

Minister Opstelten: Dat heb ik u net gezegd.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Nee, u hebt gezegd dat er een audit wordt uitgevoerd naar de werking van het hele systeem.

Minister Opstelten: Nee, dan hebt u niet geluisterd; dat stelt me teleur, want dat ben ik niet van u gewend.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik heb heel aandachtig zitten luisteren.

Minister Opstelten: Het is technisch ingewikkeld, voor mij ook. Er was sprake van een voeding die niet werkte; punt. Ik heb gezegd dat het feitenrelaas onafhankelijk bij mij terecht is gekomen, van het OM en de politie. Ik heb u dat feitelijk weergegeven. Ik zeg dat de Auditdienst Rijk onafhankelijk naar het hele systeem gaat kijken en naar dit incident. Dan wordt u toch met alles bediend? Ik hecht er zelf ook aan dat dit gebeurt. Die opdracht was al gegeven en dat herhaal ik nog een keer. Meer is er niet van te maken. Het werkte gewoon niet; dat is het geweest.

Ook ik heb het lange artikel in Trouw over de veiligheidsdienst in Eindhoven gelezen. Mag ik het zo samenvatten? Het lijkt mij heel goed dat de gemeenten Tilburg en Eindhoven doen waar zij mee bezig zijn. Ik kan hun adviseren om zich te laten informeren in een aantal andere steden die dit al enige tijd doen en een en ander bij elkaar hebben gebracht. Men is ook keurig bij ons op het departement geweest. Als je een aanpak voor jeugd wilt, moet je in de driehoek – daar kunnen best een wethouder jeugdzaken of andere instanties bij zijn – alle informatie bij elkaar brengen. Daar moet je een reglement voor vaststellen. Het is trouwens niet nodig om daarvoor de wet te wijzigen. Daar ben ik tien jaar geleden in mijn vorige functie op gewezen, toen ik zei dat de wet gewijzigd moest worden. Een aantal deskundigen zijn toen bij mij geweest die zeiden: wilt u daarmee stoppen? U moet gewoon even doen wat er binnen de wet kan. Het departement is gaarne bereid om de gemeenten die dat nodig vinden, zoals Eindhoven en Tilburg, te faciliteren. Laat ik het kort samenvatten: dit is gewoon integraal veiligheidsbeleid. Het zijn prima acties van Eindhoven en Tilburg.

De heer Bontes vroeg naar de taser. Naar verwachting wordt dit jaar gestart met de voorbereiding van een pilot met de taser in de basispolitiezorg.

De heer Marcouch stelde de woonoverlast aan de orde. Burgemeesters kunnen al heel veel doen op het gebied van de aanpak van woonoverlast. Het sluiten van woningen kan bestuurlijk al bij overlast. Burgemeester Van der Laan doet bijvoorbeeld aan uithuiszetting naar aso-woningen in buitengebieden. De VNG is gevraagd of gemeenten behoefte hebben aan een aanvullend instrumentarium woonoverlast. Ik heb daarover een toezegging gedaan bij de begrotingsbehandeling. In het eerste kwartaal van 2014 ontvang ik een reactie van de VNG. Ik denk dat het goed is om dan conclusies te trekken en verder te praten. Wij zijn er dus hard mee bezig, conform de toezeggingen die zijn gedaan.

De heer Marcouch had het over een wetsvoorstel. Bij de begroting is het onderwerp aan de orde geweest en de VNG is om een mening gevraagd. De burgemeesters kunnen al een heleboel. Ik zou willen afspreken om in het voorjaar van 2014 alles op een rij te zetten. Is dat niet effectief? Ik wacht het af en ga in dit tempo door. Ik denk dat dit goed is.

Dan kom ik op het incident met de inzet van militaire middelen bij de politie in Amsterdam. Laat ik vooropstellen dat ik een warm voorstander ben van intensievere samenwerking tussen de Nationale Politie en defensie. Hedenochtend sprak ik daar nog over met mijn collega van Defensie. De concrete inzet waarnaar werd gevraagd, betrof een experiment. Dit heeft geleid tot één aanhouding. Het teruglopen van het aantal woninginbraken werd veroorzaakt door de inzet van de politiecapaciteit.

Klopt het dat de politie op de BES-eilanden € 600 per inwoner kost? Dat vroeg de heer Van Oosten. Waar komt de stijging vandaan? De vergelijk kan eigenlijk niet worden gemaakt. Het betreft het opzetten van een geheel nieuw politiekorps sinds 10-10-2010. Het basisbedrag dat bij de start van het korps werd gehanteerd, was al feitelijk te laag om een korps helemaal op te bouwen. Ik noem onder andere de aanschaf van materieel en huisvesting. Daarnaast betreft het drie zelfstandige eenheden op 900 kilometer afstand van elkaar. Ik ben er op bezoek geweest. Een gedeelte van de verhoging is besteed aan de inzet van de KMar in verband met het niet op sterkte zijn van het korps. Die inzet is gecontinueerd. Daarnaast worden veel voorzieningen van de politie bij de Rijksdienst Caribisch Nederland afgenomen. Deze kosten zijn hoog: 2,3 miljoen. Dit houdt verband met kleinschaligheid en de hoge prijs van de voorzieningen die bij eilanden van deze omvang horen. Dit aspect is ook van toepassing op de kosten die de DJI maakt en bijvoorbeeld op het Ministerie van I & M. De eerste volledige begroting bedroeg 8,1 miljoen in 2011. Ik herken het bedrag van 4 miljoen niet. Het is echter waar dat wij nog stevig in de opbouw van het korps moeten investeren.

De heer Van Oosten stelde een vraag over het rapport van de Landelijke Eenheid over de Roma. De uitkomst is dat 10% van de Roma zich schuldig maakt aan ernstige strafbare feiten; ook kinderen. De Roma-problematiek pak ik op samen met Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en een aantal steden. Ik wijs op het programma Aanpak Roma, dat ik heb ik verlengd tot 2016. Binnenkort zullen wij een brief naar de Kamer sturen waarin staat hoe wij dit samen doen en met welke gemeenten wij een en ander vorm geven.

De voorzitter: Het is nu half zes en wij moeten nog de hele tweede termijn doen. Mevrouw Berndsen wil een punt van orde maken.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Wij kunnen niet in een tweede termijn tot zes uur onze inbreng leveren. Bovendien hebben wij vier uur met elkaar in plaats van drie uur. Dat betekent dat twee interrupties op de Minister ook wel erg weinig is. Ik heb in ieder geval niet op al mijn vragen antwoord gekregen. Ik heb even non-verbaal contact gehad met mijn collega's. Ik stel voor, nu te schorsen en de tweede termijn op een ander moment te houden. Als wij nu vragen gaan stellen, moeten wij allemaal de mogelijkheid krijgen om dat te doen. Ik denk dat dit heel lastig wordt. Bovendien heeft de Minister altijd wel wat meer tijd nodig. Dit is mijn voorstel van orde.

De voorzitter: Het voorstel is duidelijk.

De heer Segers (ChristenUnie): Een aantal fracties hier zegt: laten wij nu mondeling onze bijdrage leveren en de Minister de gelegenheid geven om schriftelijk te antwoorden.

De voorzitter: Wij verzamelen dan nu mondeling de vragen en verzoeken de Minister, daarop vervolgens schriftelijk te reageren. Ik stel vast dat de leden hiermee instemmen. De spreektijd is twee minuten.

Het woord is aan mevrouw Berndsen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. Ik heb op een aantal vragen geen antwoord gekregen. Een daarvan betrof de heroverweging, waar de inspectie de Minister nadrukkelijk op wijst. Het vertrouwen in de politie staat voor mij absoluut niet ter discussie, maar het moet wel onderhouden worden. Ik ben dan ook blij met de aandacht die er nu komt voor «ethnic profiling» en dergelijke. Wat het diversiteitsbeleid betreft krijgen wij een kans, omdat er 5.000 politiemensen moeten worden geworven. Ik adviseer de Minister dringend, om met name te letten op een divers personeelsbestand.

Wat het inspectierapport betreft kom ik even terug op de betrouwbaarheid van de brongegevens. Waar wij hier in de Kamer breed over vallen, is dat de Minister graag «goede sier maakt». Ik zeg het nu in mijn eigen woorden. Dat mag ook van mij, maar dan moeten wij het wel over betrouwbare cijfers hebben. Dat kan nu nog niet, omdat de computersystemen niet op orde zijn. Een vervolgonderzoek door de inspectie wordt daarom erg op prijs gesteld.

Ik vind dat wij over de ontwikkeling van de eigen inlichtingendienst nog eens verder moeten praten, want mijn vraag is dan wel hoe zich dit verhoudt met de Regionale Informatie- en Expertisecentra (RIEC's) en de veiligheidshuizen.

Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. Ik maak efficiënt gebruik van mijn spreektijd en ga meteen mijn onbeantwoorde vragen opsommen. De eerste betreft de aangifte vanwege de verzekering. Worden die misdrijven niet meer geregistreerd? Verder heb ik gevraagd naar de stand van zaken rond het onderzoek naar de straftoemeting. Kan dat naar de Kamer worden gestuurd? Is de uitval na afronding van de opleiding bij de Politieacademie één op vijf? Ik meen dat antwoord niet te hebben gehoord. Een heel belangrijk punt vond ik de registratie van misdrijven onder een andere code. Ik heb het voorbeeld genoemd van de woninginbraak. Die heeft code A20. De code voor inbraak in een lege woning is A90. Ik hoor daarop graag echte antwoorden.

Wat ik uitermate storend vond, was dat de Minister mijn inbreng herhaalde over de strafbaarstelling van het voorhanden hebben van inbrekerswerktuigen. Dat kan al. Ik heb de voorbereidingshandeling genoemd en ik heb de wettekst erop nageslagen. Kortom, een onbevredigend antwoord, sterker nog: helemaal geen antwoord. Ik maak van deze gelegenheid gebruik om een VAO aan te vragen, want bij een schriftelijke beantwoording kunnen wij niet interrumperen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. Waarom heeft de analyse van de zaak-Van Rey zo lang geduurd? Waarom duurde dat tot precies vier dagen nadat de bewaartermijn van de verkeersgegevens van de ontbrekende taps was verstreken en deze gegevens niet meer opvraagbaar waren? Hoe kan het dat je met een driedubbele back-up, een back-up voor de voeding, een unbreakable powersysteem en een noodgenerator toch een uitval krijgt? Stel dat dit een keer gebeurt, hoe gaan deze vier systemen, zonder menselijke interventie, na vijftig minuten allemaal weer aan? Ik zou graag een technisch sluitende verklaring willen hebben. In de brief staat: wij startten de computer weer op en toen deed alles het weer. Als je geen stroom hebt, kun je geen computer opstarten. Voeding geeft elektriciteit af, daarom is het een voeding. Ik wil dus graag een sluitende technische verklaring. De stroom valt uit, door de voeding. De Minister hoeft het nu niet mondeling uit te leggen, maar ik wil het graag op papier hebben, zodat wij het kunnen begrijpen en volgen. Ik heb ook gevraagd of er een mogelijkheid is tot een onafhankelijke check van de computerlogs. Dat is op dit moment het enige harde bewijsmiddel om aan te tonen dat de computers 50 minuten uit gestaan hebben. De Minister heeft tot nu toe gezegd dat hij deze logs niet wil vrijgeven. Ik vraag hem nogmaals: zou hij bereid zijn om die vrij te geven zonder de IP-adressen? Zo niet, kan dan een onafhankelijk iemand ernaar kijken? Kan ik een reden krijgen waarom dit niet kan? De Minister heeft toegezegd dat er een audit komt van de Auditdienst Rijk. Zorgt de Minister ervoor dat de bewaartermijn van deze computerlogs niet ook is verstreken tegen de tijd dat wij de audit krijgen? Blijven de logs ergens intact liggen tot het moment dat de auditdienst ernaar kijkt? Op dit moment is dit het enige waarmee hard kan worden overtuigd dat de boel inderdaad 50 minuten uit heeft gestaan en uit zichzelf op de een of andere manier, zonder menselijke interventie, weer aan de praat is geraakt. Dat zou ik graag op papier willen hebben. Ik had nog andere vragen, maar die zijn door de collega's ook wel min of meer gesteld.

De heer Marcouch (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Minister alvast voor de beantwoording van de vragen. Ik heb nog een aantal punten. Wat PTSS betreft krijgen wij signalen dat mensen die niet meer operationeel zijn, zelf kosten moeten maken. Zij zijn vaak niet in staat hun dossiers goed te kunnen volgen, of hebben geen idee of de mogelijkheid daartoe wordt geboden. Daarom vraag ik de Minister om enige aandacht daarvoor.

In een interruptie had ik het over de motie over de basisteams, die voor het reces is aangenomen. Die basisteams moeten zodanig worden ingericht dat zij een afspiegeling zijn van het gebied waar zij werken. Ik vraag de Minister om bij de uitwerking van die motie in te gaan op het belang van diversiteit binnen de nationale politie. Wij krijgen heel vaak signalen dat het belang daarvan toch wat minder wordt ingezien, terwijl de reorganisatie een grote kans biedt. Ik wijs de Minister op een artikel in de Engels krant the Guardian van 16 januari jongstleden. Daarin benadrukt de collega van de Minister het belang van diversiteit en van het vormen van een afspiegeling van de samenleving. Ik noem dit even ter inspiratie. Het hoeft niet precies op de manier waarop het daar gesteld wordt, maar het geeft wel aan dat dit van belang is.

Gisteren kwam in het nieuws dat een aantal mensen uit Den Haag een substantieel aantal klachten tegen de politie bij de Ombudsman hebben ingediend. Ik dacht dat dit binnen de nieuwe regeling niet kon. Ik vraag de Minister om daarnaar te kijken, want hoe kan het dat die mensen niet bij de politie terecht zijn gekomen? Dat bevestigt enigszins het vermoeden dat ik had. Daarom heb ik ook een motie ingediend om naar de klachtenregeling te kijken. De regeling is zo, dat klachten niet bij de politie terechtkomen, omdat mensen niet direct bij de klachtencommissie terechtkunnen en het altijd via een politiechef moet. Ik vraag de Minister om daar heel specifiek naar te kijken.

Ik krijg ook signalen van agenten die actief zijn in de lokale politiek dat er door de nieuwe werkelijkheid van de eenheden een situatie ontstaat waarin zij dat niet meer kunnen doen. Zou de Minister willen bezien of dit zo is? Wat mijn fractie betreft moeten die agenten zo veel mogelijk tegemoet worden gekomen, om de betrokkenheid bij hun eigen woongemeenschap te blijven tonen door politiek actief te zijn.

De heer Bontes (Bontes): Voorzitter. Ik dank de Minister voor het beantwoorden van de vragen. Hij liet merken, het zeer vervelend te vinden dat de tapgegevens van de heer Van Rey verdwenen zijn en dat de storing heeft plaatsgevonden. Ik heb een kleine tip voor de Minister: bel met de NSA. Die heeft alles en dan zijn de gegevens zo weer boven water.

De heer Van Haersma Buma (CDA): Voorzitter. Ik dank de Minister voor de antwoorden. Ik heb naar aanleiding van zijn beantwoording nog een paar vragen en opmerkingen. Ik had gevraagd naar de aanpak van de diefstal van mobiele telefoons, naar aanleiding van het bericht dat die in Amsterdam enorm is toegenomen. Op 10 juni 2013 gaf de Minister al aan dat hij een wet gaat maken om dat te veranderen. Volgens mij is dit nu eens een moment waarop de politiek de praktijk kan helpen. Volgens mij gaat het om een wetsvoorstel dat op veel instemming kan rekenen. Dan verbaast het mij dat wij straks een jaar verder zijn als het wetsvoorstel pas bij de Tweede Kamer komt. Ik weet niet hoe ingewikkeld het is, maar volgens mij is het niet zo ingewikkeld. Daarom spoor ik de Minister ertoe aan om dit zo veel mogelijk te versnellen.

Er is even gesproken over de NSS, die hier in Nederland wordt gehouden. Ik denk dat dit heel verstandig is, maar het is inderdaad een enorme operatie. Er zal sowieso worden geëvalueerd, maar het lijkt mij zinvol dat ook de Kamer ernaar kan kijken. Dit gaat enorme consequenties hebben voor de beschikbaarheid voor de rest van het jaar. Leren wij dan ook hoe wij het personeel zo flexibel mogelijk kunnen inzetten? Als aan het eind van het jaar alle cijfers dalen en als blijkt dat dit door de NSS komt, zien wij elkaar weer. Ik zou heel graag willen dat wij dit goed bezien. Ik denk dat het een goede operatie is, maar wat leren wij ervan, ook qua inzet?

Ik heb ook gevraagd naar Amsterdam. De Minister ging er kort op in, maar volgens mij is het heel kansrijk. Er staat dat de inbraken in de desbetreffende buurt met 30 tot 50% zijn gedaald. Als het die kant uitgaat, is het goed dat de Minister vandaag met de Minister van Defensie praat. Ik wil dan graag weten wat er kan gebeuren. Zijn dit taken die de politie ook kan uitvoeren?

De Minister heeft een toezegging gedaan waar zijn medewerkers misschien minder blij mee zijn, maar waar ik hem wel aan houd. Er waren wat vaagheden over de cijfers. Toen heeft de Minister gezegd dat hij niet jaarlijks, niet maandelijks, niet wekelijks maar continu cijfers zal produceren over alles wat er bij de politie gebeurt. Daar ga ik hem aan houden.

De heer Segers (ChristenUnie): Wij hebben een gast in onze commissie, die een continue stroom van informatie op ons af gaat sturen en vervolgens weer verdwijnt. Hartelijk dank voor deze continue stroom van informatie.

Ik heb vier korte punten. De Minister stond heel kort stil bij de uitstroom als gevolg van de vergrijzing. Ik zou daar toch wel iets meer zicht op willen hebben. Wat zijn nu echt de knelpunten die tot 2020 voorzien zijn? Ik krijg daarop graag een reactie.

Mijn tweede punt betreft het Politiedienstencentrum en het feit dat de centrale ondernemingsraad niet heeft ingestemd. Mijn vraag daarover heeft hij volgens mij nog niet beantwoord. Als ik het mis heb, hoor of lees ik het wel. Kan de Minister daarop nog ingaan?

Het derde punt betreft de aangiften. Ik heb de Minister zo verstaan, dat hij zei: wij kunnen wat flexibeler omgaan met de manier waarop wij terugkoppelen en ervoor zorgen dat het in ieder geval steeds gebeurt. Terugkoppeling is inderdaad heel belangrijk, maar het kan wellicht ook op een andere manier, waarbij wij op een goede, efficiënte manier onze mensen inzetten. Ik vraag de Minister om toe te lichten hoe hij dat voor zich ziet.

Mijn laatste punt heeft betrekking op de suggestie die collega Marcouch deed op het gebied van woonoverlast in een buurt en de rol van de politie daarbij. Als je kijkt naar de top-600 in Amsterdam, vraag ik mij af of dit wel in alle gevallen primair een politietaak is. Gaan er niet vaak psychosociale problemen achter schuil? Graag krijgen wij zicht op de aard van de problemen.

Ik dank de Minister alvast voor de toezeggingen en voor de antwoorden op de vragen.

Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Ik heb drie punten. Het eerste punt betreft de capaciteit. Ik heb gevraagd naar de politieposten. Toen heb ik nog een mooi interruptiedebatje gevoerd met mevrouw Berndsen van D66 over mijn zorgen over het sluiten van posten. Ik heb de Minister eigenlijk niet horen ingaan op mijn zorgen over het voor burgers bereikbaar blijven van de politie. Ook wordt de cirkel waarbinnen de politie werkt dan groter en dus worden de aanrijtijden langer. De Minister heeft gezegd dat er tot 2015 niet zo veel verandert. Na 2015 zal er echter een nieuwe situatie zijn. Ik hoor dat agenten zorgen hebben over het sluiten van posten. Wanneer krijgen wij duidelijkheid over de inrichtingsplannen? Een en ander komt kennelijk in het inrichtingsplan te staan. Ik zou graag willen weten wanneer wij daarover duidelijkheid krijgen.

Ik complimenteer de Minister met het feit dat hij de capaciteit met betrekking tot PTSS verdubbelt. Ik vind het goed om ook een keer te benoemen wat de Minister goed doet. Hij heeft gezegd dat wij gaan kijken naar het coulancebeleid en de invulling daarvan. Ik heb gevraagd hoe wij omgaan met dossiers waarbij een arts al heeft besloten dat er sprake is van beroepsgerelateerde PTSS. Ik zou heel graag willen weten wanneer wij meer duidelijkheid hebben over de invulling van het coulancebeleid.

Ik heb in mijn eerste termijn niet het DJI-personeel kunnen noemen. Gisteren hebben wij een debat gehad met Staatssecretaris Teeven over de afbraak van het gevangeniswezen. Heel veel gevangenispersoneel zou van werk naar werk worden begeleid. In april komt Staatssecretaris Teeven met een brief. Hij heeft gezegd dat er mogelijk capaciteit beschikbaar komt bij de politie voor deze mensen. Mijn vraag is: hoe wordt dit dan ingevuld? Naar mijn weten hebben wij minder personeel bij de politie. Wij hebben ook heel veel instroom van nieuwe aspiranten. Welke gevolgen en consequenties heeft dit? In april heb ik hierover graag duidelijkheid van deze Minister. Ik hoop dat hij dit wil toezeggen.

De heer Van Oosten (VVD): Vier vragen heb ik nog, c.q. had ik reeds gesteld. Mijn eerste vraag betreft de smartphones. Het element van heling is wel benoemd, naar aanleiding van een vraag van de CDA-fractie. Volgens mij is echter niet de vraag beantwoord die ik heb gesteld, namelijk wanneer de smartphones beschikbaar zouden kunnen komen voor operationeel medewerkers.

Ten aanzien van de BES-eilanden begrijp ik de Minister heel goed als hij zegt dat de kosten op die eilanden natuurlijk veel hoger zijn dan hier in Nederland. Bovendien begrijp ik uit de antwoorden die ik reeds heb ontvangen dat er een flinke investering op de eilanden heeft moeten plaatsvinden om het allemaal op een goed niveau te krijgen. Is de Minister bereid om in de brief die wij krijgen, op te nemen wanneer de structurele jaarlasten op die eilanden weer kunnen gaan dalen? Ik kan mij voorstellen dat wij daar niet elk jaar opnieuw een fundament moeten leggen.

Ik heb ook een vraag over homogerelateerd geweld. Dank voor de opmerking van de Minister dat hij met de Minister voor emancipatie, Minister Bussemaker, in overleg zal treden. Kan hij te zijner tijd meenemen welke actiepunten, c.q. concrete doelen er zijn met betrekking tot die aanpak, zodat de Kamer dat weet en kan nagaan in hoeverre de aanpak een succes is geworden?

Ten slotte heb ik een vraag gesteld over de technologische ontwikkelingen, meer in het bijzonder over de C2000. Ik verwijs graag naar de altijd perfecte notulen die worden opgemaakt. Daarin staat mijn vraag vermeld.

De voorzitter: Ik stel vast dat wij alle vragen hebben verzameld. Er is in de eerste termijn een aantal toezeggingen gedaan, die ik alvast zal voorlezen.

De antwoorden op de vragen ontvangt de Kamer schriftelijk.

In mei stuurt de Minister de Jaarrekening Politie naar de Kamer. In deze jaarrekening informeert hij de Kamer ook over de nulmeting financieel beheer.

In mei stuurt de Minister het herijkte realisatieplan en de voortgangsbrief Nationale Politie.

De Minister komt met een nadere reactie op de aanbevelingen van de review board.

De Minister laat de inspectie een vervolgonderzoek doen naar de betrouwbaarheid van cijfers en brongegevens;

De Minister streeft ernaar, in samenwerking met het Ministerie van Economische Zaken, het wetsvoorstel inzake het blokkeren van gestolen smartphones uiterlijk deze zomer naar de Kamer te sturen.

De Minister gaat met het COC het gesprek aan en informeert de Kamer hierover. Hij gaat nog in op de motie van de heer Marcouch.

De Minister laat de Auditdienst Rijk onderzoek doen naar aanleiding van het tapincident en informeert de Kamer hierover.

De heer Marcouch (PvdA): De Minister heeft eveneens toegezegd om ook als Minister voor eredienst in gesprek te gaan met de betrokken belangengroepen, zoals het COC en alle religieuze groepen die te maken hebben met discriminatie en racisme.

De voorzitter: Dat klopt.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Het is misschien subtiel, maar ik vraag niet om een onderzoek van de Auditdienst Rijk in de trant van: is onze apparatuur veilig en up to date? Ik zoek echt een audit «naar» het tapincident en niet «naar aanleiding van» het tapincident.

De voorzitter: Dank u voor die aanvulling.

De heer Van Haersma Buma (CDA): In de toezegging over het wetsvoorstel inzake de mobiele telefoons en de gegevens had u het over «uiterlijk deze zomer». Maar dat was juist wat de Minister in juni zei, zoals ik in mijn bijdrage heb gezegd. Dat wisten wij dus. Mijn vraag is: kan het sneller? Daar wil ik graag antwoord op hebben.

De voorzitter: Dank u voor deze aanvulling. Hiermee zijn wij aan het einde gekomen van dit algemeen overleg.

Sluiting 18.00 uur.

Volledige agenda

Wob-verzoek RTL naar de 200 meestverdienende politieambtenaren

Kamerstuk 30 111-63 – Brief regering d.d. 03-07-2013

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

2. Verbetering aangifte

Kamerstuk 29 628-404 – Brief regering d.d. 09-07-2013

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

3. Aanbieding werkprogramma 2014 van het adviescollege Review Board Aanvalsprogramma Informatievoorziening Politie

Kamerstuk 29 628-412 – Brief regering d.d. 16-09-2013

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

4. Rapport van de Raad voor de Rechtshandhaving over het opsporingsproces door de recherche op Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Kamerstuk 29 279-170 – Brief regering d.d. 17-09-2013

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

5. De psychosociale gezondheid van de Nederlandse politie

Kamerstuk 29 628-415 – Brief regering d.d. 14-10-2013

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

6. Aanbieding halfjaarlijkse voortgangsrapportage Aanvalsprogramma Informatievoorziening Politie (AVP)

Kamerstuk 29 628-416 – Brief regering d.d. 28-10-2013

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

7. Reactie op het SMV-onderzoek «Burgers over Politie en Buitengewoon Opsporingsambtenaren»

Kamerstuk 29 628-417 – Brief regering d.d. 28-10-2013

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

8. Reactie op het WODC-rapport «Goed beslagen – een onderzoek naar administratieve lasten in beslagprocedures van de politie»

Kamerstuk 29 628-418 – Brief regering d.d. 28-10-2013

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

9. Stand van zaken vorming nationale politie

Kamerstuk 29 628-421 – Brief regering d.d. 29-10-2013

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

10. Toezeggingen tijdens het Algemeen Overleg over Politieacademie en het politieonderwijs 12 juni en 26 juni 2013

Kamerstuk 29 628-422 – Brief regering d.d. 30-10-2013

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

11. Reactie op het onderzoek van Amnesty International over etnisch profileren door de politie

Kamerstuk 29 628-423 – Brief regering d.d. 14-11-2013

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

12. Antwoorden op Kamervragen over de storing van het tapsysteem

Kamerstuk 33 750-VI-95 – Brief regering d.d. 17-12-2013

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

13. Beleidsreactie op uitkomsten van het onderzoek van de Inspectie Veiligheid en Justitie naar de betrouwbaarheid van cijfers van de politie

Kamerstuk 29 628-428 – Brief regering d.d. 18-12-2013

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

14. Voortgangsrapportage Politieonderwijs

Kamerstuk 29 628-427 – Brief regering d.d. 19-12-2013

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

15. Aanbieding Bijgesteld Aanvalsprogramma Informatievoorziening Politie 2013–2017

Kamerstuk 29 628-426 – Brief regering d.d. 19-12-2013

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

16. Overeenstemming over aanpassingen in het proces van de personele reorganisatie voor de vorming van de Nationale Politie

Kamerstuk 29 628-429 – Brief regering d.d. 23-12-2013

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

17. Beantwoording op brieven ten aanzien van het politie dienstencentrum (PDC)

Kamerstuk 29 628-431 – Brief regering d.d. 27-01-2014

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

18. PTSS-beleid van de Nationale Politie

Kamerstuk 29 628-433 – Brief regering d.d. 27-01-2014

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

19. Nadere informatie naar aanleiding van vragenuur 26 november 2013 over agressie en geweld op spoor en stations

Kamerstuk 28 642-59 – Brief regering d.d. 27-01-2014

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

20. Verbetering aangifteproces bij de politie en aangifte onder nummer

Kamerstuk 29 628-432 – Brief regering d.d. 27-01-2014

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

21. Reactie op het rapport Anti-homogeweld in Nederland en de oproep van het COC ter zake

Kamerstuk 27 017-97 – Brief regering d.d. 29-01-2014

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten