Kamerstuk 29628-313

Verslag van een algemeen overleg

Politie


Nr. 313 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 26 april 2012

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 29 maart 2012 overleg gevoerd met minister Opstelten van Veiligheid en Justitie over politieonderwerpen.

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.)

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, De Roon

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Nava

Voorzitter: Elissen

Griffier: Van Doorn

Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Berndsen, Bontes, Brinkman, Çörüz, Dibi, Elissen, Hazekamp, Hennis-Plasschaert, Kooiman, Kuiken en Slob,

en minister Opstelten van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Ik heet u allen hartelijk welkom bij dit algemeen overleg.

Mevrouw Berndsen (D66): Voorzitter. Er staan vanmiddag belangrijke onderwerpen op de agenda, maar deze worden overschaduwd door de effecten van de cao-onderhandelingen. Onze mailboxen lopen vol met reacties. Naast de actiebereidheid, valt mij vooral op dat politiemensen zich ongemakkelijk voelen om op deze wijze te moeten reageren. De onrust, de werkdruk, de werkbelasting, de onzekerheid, maar vooral het gevoel van gebrek aan waardering van met name deze minister, maken op mij grote indruk. Deze minister zegt een warm hart te hebben voor de politie. Hoe kan hij zich met zijn uitspraken dan zo vervreemden van politiemensen? Het gaat niet goed met de politie. Deze minister stapelt prioriteit op prioriteit en door gebrek aan menskracht hopen plankzaken zich op. Uit onderzoek van de Rekenkamer blijkt dat daders vrij rondlopen. Agenten krijgen ieder weekend te maken met agressie. Beveiligers worden ingezet om politiewerk te doen en de minister sjoemelt met de politiesterkte. Ik kan geen andere conclusie trekken dan dat het niet goed gaat met de Nederlandse politie. Als nieuwe baas van de politie is deze minister verantwoordelijk. Hij staat straks aan de top van de nationale politie, dus hij zal een goed functionerende politie moeten waarmaken. Dat lijkt nu ver van huis.

De minister goochelt met de politiesterkte. De meetelling van aspiranten is echt onacceptabel. Deze studenten zijn nog niet volledig inzetbaar. De minister hanteert daarmee een papieren werkelijkheid om aan de afgesproken politiesterkte van 49 500 te komen. Naast de gebrekkige optelsom, krijgen we ook nog 500 fulltime huisdieragenten. Daarnaast wordt een deel van de capaciteit ingezet ter voorbereiding van de nationale politie. De minister is ook nog van mening dat de vreemdelingenpolitie het jachtseizoen op illegalen moet openen. Wat blijft er dan over voor de echte prioriteiten, zoals kindermisbruik, gewelddadige overvallen, cybercrime en mensenhandel? Uit welke lengte of breedte haalt de minister agenten voor zijn groeiende waslijst aan prioriteiten? Luistert hij naar de signalen van burgemeesters dat er te weinig capaciteit overblijft voor lokale prioriteiten?

De gemeentelijke boa's (buitengewoon opsporingsambtenaren) gaan winkeldieven oppakken. Het moet niet gekker worden. Het zijn functionarissen die niet als politieagent zijn opgeleid, maar die wel een politietaak uitvoeren. We hebben het over het opnemen van aangiften, het horen van getuigen, het opmaken van proces-verbaal, het fouilleren en het overdragen van de zaak aan de hulpofficier van justitie. Met dit nieuwste proefballonnetje van de minister is er sprake van een glijdende schaal. We hebben het over politietaken die in handen worden gelegd van gemeentelijke boa's, terwijl de minister wel 500 agenten volledig vrijmaakt voor de dierenpolitie. Het wordt dus niet een taakaccent, zoals de minister aan het begin van de animal cops heeft gezegd. Het gaat om een volledige functie voor huisdierenleed. Deze 500 agenten zijn we dus kwijt voor de normale politietaken. Deze taak kan door boa's verricht worden. Als de minister deze taak toch bij de politie wil laten, dan moet het alleen een taakaccent zijn. Ik dring er dan ook bij de minister op aan om dit te heroverwegen. Graag een reactie van de minister.

Dan kom ik op de agenten met posttraumatische stressstoornis (PTSS). We vinden het een goede zaak dat PTSS nu formeel als beroepsziekte wordt erkend. De minister geeft politiemensen daarmee het signaal dat hun klachten serieus worden genomen. Actie in de voorfase van PTSS is echter ook geboden. De Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Inspectie SZW) heeft boetes uitgedeeld aan korpsen die bij herhaling in de fout zijn gegaan bij het beschermen van agenten tegen agressie en geweld. Bescherming kan juist voorkomen dat agenten met PTSS te maken krijgen. Wat vindt de minister van deze constatering van de inspectie en wat doet hij hieraan? In 2011 heeft 73% van de agenten te maken gehad met agressie en geweld. Hoe verhouden de geconstateerde overtredingen van de korpsen zich tot het programma Versterking Professionele Weerbaarheid dat sinds 2011 loopt en tot de uitvoeringsregel Geweld tegen politieambtenaren die sinds 2010 loopt?

NRC Handelsblad kopte in februari 2012: «Geen vertrouwen agenten in oprichters nationale politie». Politiemensen zouden zich ernstig zorgen maken over de technocratische strategie van de kwartiermakers. Het vertrouwen zou wegebben. De minister zegt hiervan niets te herkennen. Op welke wijze en op welk moment zorgt de minister dat politiemensen zich gekend weten en meegenomen voelen in deze omvangrijke reorganisatie? Hoeveel capaciteit wordt voor dit proces weggetrokken uit de korpsen?

Er ligt een actieprogramma om de positie van het lokale gezag te versterken, daarmee heeft de minister gehoor gegeven aan de wens van de D66-fractie. Welke initiatieven kunnen we van dit tijdelijke platform verwachten?

Mijn fractie wil politiemensen op straat. De doelstelling van 25% minder administratieve lasten en 5 000 fte meer beschikbare nettocapaciteit is zeer ambitieus. Met de nulmeting kunnen we straks vaststellen of agenten echt minder tijd kwijt zijn aan administratief werk. Mijn fractie is erg benieuwd hoe ver we nog verwijderd zijn van die 25% en 5 000 fte. Kan de minister daar nu al iets over zeggen?

De Kamer heeft al meerdere malen met de minister gesproken over de arbeidstijden van de politie. De Inspectie SZW heeft in 2011 dertien korpsen gecontroleerd en bij alle dertien werden overtredingen geconstateerd. Het ging in totaal om 1 123 overtredingen. Agenten draaien te lange diensten en er wordt onvoldoende rust geboden. Het risico bestaat dat politiemensen hierdoor overbelast raken of minder alert zijn. Wat gaat de minister hieraan doen?

Mevrouw Kuiken (PvdA): Voorzitter. Allereerst mijn complimenten voor mevrouw Berndsen, voor het stellen van een paar goede vragen. Ik sluit me daar kortheidshalve bij aan.

«Politieagenten moeten niet zeuren», quootte De Telegraaf minister Opstelten. De coalitiepartners PVV, CDA en VVD vinden dat er karateles gevolgd moet worden als er sprake is van geweld. Zo kijken we in Nederland naar politieagenten. We zien geen hard werkende mensen, maar blijkbaar een stelletje onderknuppels waar we geen respect meer voor hebben. Binnen de politie ontstaat boosheid over hoe men bejegend en gewaardeerd wordt. De politie heeft zwaar en belangrijk werk en dat werk moet ook goed worden beloond. Ik vind de nullijn vrij onacceptabel, maar het is helemaal niet uit te leggen als de politie allerlei arbeidsvoorwaarden moet inleveren. Dat is nu wel het geval. De minister zegt in de media dat de politie met de eis van 3% overvraagt. Dat is vreemd, want dat is helemaal niet meer het geval. Het gaat echter wel over behouden van wat men heeft, het nakomen van afspraken en het zorgen dat men niet in arbeidsvoorwaarden achteruit gaat. Het maakt mij vreselijk boos dat de minister en deze coalitie de politie wegzetten als een stelletje zeurpieten.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Ik wil me op deze manier niet laten framen. De VVD-fractie zet de politieagenten niet weg als onderknuppels. Ik vind het ongehoord dat mevrouw Kuiken zich op deze toon uitlaat en andere partijen in die hoek duwt.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Dan voelt mevrouw Hennis-Plasschaert eens wat politieagenten voelen, want die voelen zich ook op een heel onjuiste manier weggezet door de VVD-fractie. Dat is ook niet terecht. Kijk eens in de spiegel!

De voorzitter: Het is handig als we het niet al te persoonlijk maken en een beetje discipline betrachten.

Mevrouw Kuiken (PvdA): De werkdruk neemt toe bij de politie. Er is steeds meer geweld en door een slechte uitvoering van de nationale politie, komt er eerder minder dan meer blauw op straat. De minister moet investeren in de politie, in plaats van de rekening van veiligheid bij de agenten zelf neer te leggen. Er komen steeds meer taken bij. Gisteravond hadden we nog een debat over drugs en het blijkt dat de politie drugspasjes moet gaan controleren. Daarnaast is een illegalenquotum ingevoerd, moeten krakers van boten geveegd worden en moet de politie het dierenleed oplossen. Wanneer is het genoeg? Wanneer gaat de minister zijn rol als frontman van de politie waarmaken? Wanneer geeft hij aan waar zijn prioriteiten liggen en vooral ook wat hij niet meer van de agenten gaat vragen? Niet alles kan. We hebben een relatief klein korps in Nederland en dat betekent dat er keuzes gemaakt moeten worden. Geen woorden maar daden. De minister heeft zijn mond vol van veiligheid, maar ondertussen legt hij de rekening voor veiligheid bij de agenten zelf neer. Dat is onacceptabel!

Dat de minister de arbeidsvoorwaarden en de mensen achter veiligheid zo weinig waarde toekent, lijkt nu ook naar voren te komen bij de invoering van de nationale politie. Er ligt een wetsvoorstel dat de Eerste Kamer nog moet behandelen, dus 1 juli gaan wij niet halen. Wij hebben zorgen over de uitvoeringsplannen. Ik hoor namelijk van korpsen dat iedereen al bezig is. Er worden al afdelingen opgeknipt, samengevoegd en weer weggeveegd, maar de minister is niet in beeld. Wie voert de regie? Welke rol heeft de minister zichzelf toebedeeld? De heer Bouman is de kwartiermaker, maar de minister is de baas. Er is ook geen enkele regie op personeelsbeleid. De nationale politie heeft prioriteit, maar wij lijken vergeten te zijn dat er nog mensen werken. Iemand met schaal 20 in de hiërarchie bij de politie is verantwoordelijk voor het personeelsbeleid, terwijl dat één van de prioriteiten zou moeten zijn. Welk belang hecht de minister aan arbeidsvoorwaarden? Gaan we het personeelsbeleid van de politie waarde toekennen binnen de vorming van de nationale politie? Komt er iemand die er ook daadwerkelijk gevoel bij heeft?

Ik word boos als ik in de krant moet lezen dat ons antwoord op geweld tegen politieagenten is dat er karateles gevolgd moet worden en dat die karateles door de agenten zelf moet worden betaald. Het actieprogramma om de weerbaarheid van agenten te verhogen en te zorgen dat het geweld vermindert, moet door diezelfde agenten worden betaald. Dat is natuurlijk de wereld op zijn kop. Wanneer gaat de minister erkennen dat de politie een hoogrisicoberoep is en wanneer gaat hij dat vastleggen? We willen niet continu bij elk korps, bij elke beroepscommissie een discussie voeren over de vraag of een man of vrouw ziek geworden is van het werk. Het moet niet zo zijn dat als iemand invalide wordt, er een benefietconcert gehouden moet worden. Dit is een simpel voorstel en dat kan de minister vandaag nog toezeggen en regelen.

Ik ga door met het onderwerp Politieacademie, want dat is waar onze mannen en vrouwen tot agenten worden opgeleid. De Politieacademie is de laatste tijd een aantal keren negatief in het nieuws geweest. Dat was deels door zaken die men niet zelf in de hand heeft. Zo is er een gebrek aan examinatoren. Omdat de werkdruk wordt opgevoerd is er te weinig tijd om de agenten fatsoenlijk op te leiden. Er is ook veel kritiek geweest op het functioneren van het diversiteitscentrum. Er is een rapport verschenen waarin staat dat men vertrouwen heeft in de leidinggevende, zonder dat mensen fatsoenlijk zijn gehoord en zonder dat integer is gehandeld. Wordt dat diversiteitscentrum per direct opgeheven en samengevoegd met de nationale politie? Gaat de minister de Politieacademie als geheel doorlichten, want ook op de functionaris Van Baal is veel kritiek geuit? De Politieacademie moet integer zijn en ik wil graag dat de minister dat onderzoekt.

Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Agenten verdienen beter, maar als het aan deze minister ligt verdienen ze minder. Geen centimeter beweegt deze minister in de cao-onderhandelingen met de bonden. De minister en de andere partijen in de Kamer lijken te suggereren dat de agenten gouden bergen vragen van deze minister, maar dat is ver van de realiteit. Agenten zeggen mij dat een salarisverhoging mogelijk te hoog gegrepen is, maar dat men niet aan een aantal belangrijke punten moet komen. Zo is bij de vorige cao-onderhandeling in 2008 afgesproken dat er een algehele herijking zou komen van de functiewaardering bij de politie. Dat was een belofte. Nu zit deze belofte opnieuw in de cao-onderhandelingen. Waarom kan de minister deze oude belofte niet gewoon nakomen?

Agenten gaan er zelfs op achteruit. Ik heb een aantal voorbeelden gemaild gekregen. In een voorbeeld gaat een agent er netto € 54 op achteruit vergeleken met tien jaar geleden, doordat er een aantal toeslagen zijn verdwenen. De inflatie is dan nog niet eens meegerekend. Ik vraag de minister niet in percentages te rekenen, maar uit te gaan van de inkomenspositie van agenten nu. Graag een reactie van de minister, want wat ik te horen krijg, is schrikbarend. De minister wil een aantal verworvenheden van agenten afpakken, zo verwacht hij dat ze meer tijd inleveren, minder rusten, meer zondagen gaan werken en gebroken diensten draaien. Dat lijkt me niet verstandig gezien de veiligheid van politieagenten, want ze moeten uitgerust hun werk kunnen doen. Agenten hebben daarnaast recht op een privéleven. Het vroegpensioen wordt afgeschaft, omdat het ministerie een rekenfout heeft gemaakt dat op het bordje van de agenten terechtkomt.

Ik vraag de minister te stoppen een vergelijking te maken met andere beroepssoorten. Ik heb afgelopen zaterdag in Hengelo een amoktraining met een schietgevaarlijk persoon gevolgd. Agenten lieten mij zien dat in de missie van de nationale politie staat dat een agent wordt geacht met gevaar voor eigen leven en welzijn op te treden wanneer dat moet. Die amoktraining gaf heel goed weer wat dat precies inhoudt. Ik heb echt geen enkel andere functieomschrijving gezien waarin dat staat.

Op een filmpje van de bonden, dat de minister ook heeft gekregen, zegt een agent dat het niet lijkt op een voorstel maar op diefstal. Nu zijn er genoeg agenten in de zaal, dus de minister hoort nu een bekeuring te krijgen op dit onderwerp. Deelt de minister mijn mening dat de onderhandelingen met de bonden weer gestart moeten worden? Kan hij dat vandaag toezeggen? Het zijn nu nog publieksvriendelijke acties van de politie, maar er wordt gedreigd met het niet meer uitvoeren van de nationale politie. Dat was een wetsvoorstel waar agenten en de gehele Tweede Kamer achter stonden, maar straks is er heel weinig over van dat enthousiasme.

Er is veel onzekerheid in het veld zelf. Wil de minister de bonden, de or en de bezorgde diender betrekken, zodat zij invloed hebben op de vorming van de nationale politie? Een belangrijke belofte was dat de vorming van de nationale politie niet ten koste zou gaan van de operationele sterkte. De minister zit echter te goochelen met cijfers door studenten voor 100% mee te rekenen in de operationele sterkte, terwijl dat voorheen tussen 20% en 40% was. Wil de minister vandaag toezeggen dat hij dat rekentrucje ongedaan maakt?

Hoeveel gaat de minister bezuinigen op de ondersteunende functies? Deze functies zijn voor de agenten op straat van groot belang om hun werk uit te kunnen voeren. Ik ben er blij mee dat er een reductie wordt voorgesteld van het aantal topmanagers. Hoever zijn die plannen? Kan de minister de concrete plannen aan ons aanleveren?

Ik ontving verontrustende berichten uit Amsterdam. Het Amsterdamse korps zegt dat het tussen de 200 en 750 fte moet inleveren en de helft van de politiebureaus zou moeten sluiten. Dat geldt ook voor plannen in de rest van het land. Agenten zijn heel erg bezorgd en ik hoop dat de minister vandaag die bezorgdheid wil wegnemen. Graag een reactie van de minister.

Ik sluit mij aan bij de vorige sprekers als het gaat om de Eerste Kamer. De Eerste Kamer staat onder hoge druk bij de behandeling van het wetsvoorstel nationale politie. Kunnen we die behandeling een halfjaar uitstellen, zodat we wat meer ruimte hebben? Het zou mooi zijn als de VVD-fractie zich daar nu al bij aansluit.

Ik heb een werkbezoek gebracht aan de verkeerspolitie. Agenten zeiden daar dat ze te maken hebben met veel meer agressie, nu ze hogere boetes moeten uitschrijven. Ik heb agenten gevraagd wat zij tegenkomen en ik heb daar een mooi rapportje van gemaakt. Ik heb er een aantal meegenomen voor mijn collega-Kamerleden. De agenten geven in het rapport aan dat je beter een flitspaal kunt stelen dan er te hard langs rijden, want zo hoog is die boete inmiddels. Zij vrezen een toename van geweld en agressie. Er wordt gelachen, maar er is ook een voorbeeld dat je beter een iPhone kunt stelen, dan dat je hem kwijtraakt.

Het baart mij het meeste zorgen dat agenten een discretionaire bevoegdheid hebben en dat zij ook minder boetes uitschrijven. Ik zie daarom ook niet het nut van de verhoging van de boetes. Waarom kunnen we niet naar het niveau van 2011? Graag een reactie van de minister.

Veel meer politietaken verschuiven naar gemeenten, naar particuliere beveiligers, de boa's. De boa's moeten bijvoorbeeld winkeldiefstallen afhandelen en mensen in de boeien slaan. Dat zijn vrijheidsbenemende taken en die lagen altijd bij de politie. Wat als iemand agressief wordt? Dan kan een boa niet meer optreden, omdat een boa die bevoegdheid niet heeft. Het geweldsmonopolie ligt namelijk bij de politie. Welke visie heeft de minister op de boa's? Ik wil niet dat het een politie light wordt.

De heer Bontes (PVV): Voorzitter. Het waren pijnlijke woorden van mevrouw Kuiken. Ze zei dat de PVV, het CDA en de VVD de politie wegzetten, er geen respect voor hebben en deze belachelijk maken. Dat doet mij pijn. Er zitten mensen in de zaal die mij kennen, en zij weten hoe diep mijn respect voor de politie is. Niet meer zulke woorden in de mond nemen, mevrouw Kuiken!

Ik hoop van ganser harte dat er snel goede cao-afspraken komen tussen de minister en de bonden. Dat meen ik oprecht. In de media verschijnen teksten zoals: «De politie moet niet zeuren». Ik betwijfel of de minister dat gezegd heeft, want ik ken de minister ook als korpsbeheerder en hij heeft veel met de mensen op straat. Ik kan me niet voorstellen dat hij zulke woorden in de mond neemt, maar ik wil toch graag zijn reactie.

De heer Dibi (GroenLinks): Ik heb nog geen rectificatie gezien en we kennen dat spelletje. Vindt de heer Bontes ook dat de minister zijn excuses aan de agenten moet aanbieden, omdat hij ze in een tijd dat we het gezag willen herstellen en versterken, juist wegzet als jengelende pubers die wat meer zakgeld eisen? Als de PVV-fractie echt voor de belangen van de agenten opkomt, waarom vraagt de heer Bontes dan niet om excuses?

De heer Bontes (PVV): Dat soort retoriek laat ik aan de heer Dibi over. Ik vraag de minister niet om excuses, zeker niet op aandringen van de heer Dibi. De minister heeft straks de gelegenheid om uit te leggen wat hij heeft gezegd in de media.

De heer Dibi (GroenLinks): Ik stel de vraag niet voor niets. De heer Bontes geeft net aan dat hij diep respect heeft voor de politie. Wat is de waarde van die woorden als hij de minister steunt in een dogmatische opstelling in die onderhandelingen en als hij niet eens durft te vragen om afstand te nemen van een schoffering van de politie? Is het dan alleen maar mooi voor de bühne om te zeggen dat we allemaal van agenten houden? Ja, we houden Kamerbreed van agenten, maar beteken die woorden ook nog iets?

De heer Bontes (PVV): De minister krijgt zoals gebruikelijk straks het woord en dan kan hij uitleggen hoe hij dat bedoeld heeft en of hij juist is geciteerd. Ik geef hem daarvoor alle gelegenheid en daarna zien we verder.

Dan kom ik op de nationale politie. Er is een structuurverandering aan de gang met heel veel techniek, bestuurlijke inbedding en regionale beleidsplannen. Er zijn regioburgemeesters, hoofdofficieren en kwartiermakers benoemd. Wat gebeurt er echter op dit moment op straat? Wordt er voldoende gedaan om die heel grote reorganisatie te waarborgen? Alle grote politiereorganisaties laten zien dat er een enorme dip komt in de performance wat betreft aanrijtijden, doorlooptijden en oplossingspercentages. Wat voor toekomst gaan we tegemoet tijdens deze reorganisatie? Het mag niet zo zijn dat het publiek zwaar gaat lijden onder een grote reorganisatie. De politie zal zich daar ook bewust van moeten zijn. Het publiek, de burger, daar gaat het om. Hun veiligheid moet gewaarborgd worden.

De veiligheidsregio's zijn nog niet congruent aan de beoogde politieregio's. Ik heb daar zorgen over. Zo zouden Voorschoten en Wassenaar goed bij elkaar kunnen horen, maar door de grenzen van de veiligheidsregio's Haaglanden en Hollands Midden gebeurt dat niet. Je moet er niet aan denken dat er een echte ramp ontstaat, bijvoorbeeld een tankwagen met gevaarlijke stoffen die kantelt. Hoe is de rampenbestrijding dan georganiseerd? Hoe is de opschaling georganiseerd? Klopt dat dan nog wel? Ik ben bang dat we in een vacuüm terechtkomen. Ik wil zo snel mogelijk tot congruentie met de veiligheidsregio's komen. Wat is het oordeel van de minister?

Afgelopen weekend was weer een weekend vol geweld tegen de politie. Op vijf plekken werden politiemensen geslagen, geschopt en zelfs gebeten. Dat moet absoluut een keer stoppen. Dit kan niet zo doorgaan. Ik vind het bijzonder dat het wiel wel uitgevonden is, maar nog niet draait. Wanneer gaat dat plaatsvinden? Ik heb hier een casus liggen van een politieman die door mishandeling hersenletsel heeft opgelopen. Er zijn twee daders, een minderjarige en een meerderjarige, en de minderjarige komt weg met een leer- en werkstraf en de meerderjarige komt weg met een gewone werkstraf.

Mevrouw Berndsen (D66): De heer Bontes spreekt zijn bezorgdheid uit over de hoeveelheid politiemensen op straat tijdens de reorganisatie. Dankzij de PVV-fractie hebben we 500 politiemensen helemaal vrijgemaakt voor de dierenpolitie. Moet de PVV-fractie niet de hand uitsteken en die 500 politiemensen inzetten voor de politietaak met een taakaccent voor de dierenpolitie? Ik vind het anders echt krokodillentranen van de PVV-fractie.

De heer Bontes (PVV): Ik vind de dierenpolitie een uitstekend plan, dat zeker zijn nut en noodzaak zal bewijzen. Ik neem geen millimeter afstand daarvan. Ik wil geen boa's of taakaccenthouders. Ik heb hier als voorbeeld een melding over verwaarloosde honden. Er werd een inval gedaan vanwege de verwaarlozing van pitbulls en daarbij werd ook een grote hennepkwekerij ontdekt. Het is mijn ervaring dat er een causaal verband bestaat tussen dierenmishandeling en dierenkwelling en de misdaad die daar achter zit.

Mevrouw Berndsen (D66): Ik wil de heer Bontes graag geloven, maar dat doe ik nooit zomaar op mooie blauwe, groene of bruine ogen, dus daar zal eerst onderzoek naar gedaan moeten worden. Ik blijf het wonderlijk vinden dat de heer Bontes zo'n grote broek aantrekt over politiesterkte en tegelijkertijd 500 fte uit de operationele sterkte trekt.

De heer Bontes (PVV): Ik ben ervan overtuigd dat dat zijn meerwaarde heeft. De mensen bij de dierenpolitie pakken ongetwijfeld in de slipstream zaken mee, hennepkwekerijen en andere georganiseerde misdaad, overlast en mishandeling. Dierenleed is verschrikkelijk. Ik kreeg laatst het voorbeeld onder ogen van zeven dode pups lang de rijksweg. Dat leed moet stoppen. Ik neem geen millimeter afstand van dierenpolitie, sterker nog, er moet snel zaken worden gedaan. De dierenpolitie moet de goede middelen en voertuigen hebben en men moet kunnen optreden. Vroeger deed de veldpolitie veel nuttig werk en die taak moet men waar gaan maken. Het moet doorontwikkeld worden in plaats van afgeremd worden.

Ik gaf net het voorbeeld van twee mensen die wegkomen met een werkstraf en een leer- en werkstraf, terwijl ze een politieman in elkaar hebben geslagen die daardoor hersenletsel heeft. Dat is onbestaanbaar. Rechters houden geen rekening met het maatschappelijke debat. Zij varen nog steeds hun eigen koers. Hoe kan het dat de daders hiermee wegkomen?

Ik sluit me aan bij het punt over de weerbaarheid van de politiemensen. De PVV-fractie is van mening dat de politie de openbare ruimte terug moet veroveren. Die ruimte is nu verloren en dat is een pijnlijke constatering. Ik blijf pleiten voor gerichte dienstsport. Dat kan in de tijd van de baas en dat kan voor een deel ook in de eigen tijd. Ik heb het niet over badmintonnen of voetballen, maar over vechtsporten. Je kunt dan denken aan kickboksen, jiujitsu en karate. De korpsleiding en korpsbeheerder moeten dat stimuleren. Politiemensen moeten namelijk weerbaar zijn. Ik geloof heilig in die oplossing en ik heb in Rotterdam-Rijnmond ook heel goede resultaten gezien.

De heer Slob (ChristenUnie): Ik vind het wel een interessante gedachte, maar dit zijn ook zaken die in de cao een plekje zouden kunnen krijgen. Hoe kijkt de heer Bontes aan tegen de cao-onderhandelingen die helemaal stilliggen? De problemen lijken zich op te stapelen en daar komt geen oplossing voor. Wat is de oplossing van de heer Bontes voor dat al langslepende probleem?

De heer Bontes (PVV): Het doel is dat er een goede cao komt en ik hoop van harte dat er snel een oplossing komt. Daar zit geen enkel licht tussen. Je kunt dit in de cao regelen, maar het kan ook op andere manieren geregeld worden. Ik wil dit niet direct bij de cao-onderhandelingen betrekken.

De heer Slob (ChristenUnie): Waar haalt de heer Bontes de gedachte vandaan dat het wel gaat lukken? Ik zoek wel naar lichtpuntjes, maar misschien kan hij mij er één aanreiken?

De heer Bontes (PVV): In het verleden is er geen cao-onderhandeling blijven liggen tussen regering en politie. Men is er altijd uitgekomen, omdat ieder kabinet beseft dat de politie van cruciaal belang is. Men is bewust van het geweldsmonopolie van de politie en van het maatschappelijke nut. Als de heer Slob mij het tegendeel kan bewijzen, dan hoor ik dat graag.

De tekentafelfase is voorbij en ik maak me zorgen over de werkwijze. Ik krijg berichten over een 3D-zuil waar je aangifte moet doen als het politiebureau wordt gesloten. Moet je je voorstellen: je hebt, als burger, tijdens een horecanacht klappen gehad in een café. Je moet dan naar een 3D-paal om je verhaal te doen. Daar haakt die burger van af. We moeten echt vanuit de burger en zijn veiligheid redeneren. Met te veel hightech gaat het niet de goede kant op. Het is en blijft mensenwerk. Hetzelfde geldt voor de berichten dat er weer een recherchetaak wordt neergelegd bij de surveillance-eenheden, zesuurszaken bijvoorbeeld. Recherchewerk is een vak op zich en daar moeten we ook in investeren. Blauw is niet alleen de enige zorg, maar ook opsporing, het recherchewerk. In Duitsland hebben ze een opsporingspercentage van 55 en wij zitten in Nederland op de helft. We moeten daar slagen in maken. Ik maak me er zorgen over dat mensen hun surveillanceauto stil moeten zetten om een zesuurszaak af te handelen. Die auto blijft dan stilstaan en men vormt dan ook geen back-up voor de collega's. Ik maak me zorgen over die ontwikkeling en ik volg nauwlettend hoe het tekentafelwerk verder geoperationaliseerd wordt.

Dan kom ik op het versimpelen van systemen. Ik heb veel techniek gezien. Dat is prima, maar je kunt ook kijken naar de werkprocessen. Bij een grootschalig optreden zoals een risicowedstrijd wordt met een arrestanten afhandelingsprocedure gewerkt. Waarom kan dat niet in de dagelijkse praktijk? Je vult met de arrestant een kaart in, je levert hem af en je gaat weer de straat op. Daar kunnen echt slagen in gemaakt worden. Ik heb een lijst gezien met de formulieren die vereenvoudigd moeten worden, maar het gaat dus niet alleen om simpelere formulieren. Het gaat vooral over de werkwijze van de politie. Graag hoor ik van de minister wat hier mogelijk is.

Bij capaciteitsmanagement moet je van buiten naar binnen denken. Je moet uitgaan van het werkaanbod en niet van de beschikbaarheid. Ik deel de conclusies uit het rapport van TNO. Ik mis daarin echter wel de verstoring door het ziekteverzuim. Iedere keer dat politiemensen ziek worden, is dat weer een inbreuk op het rooster en daarmee op de arbeidstijden en dat heeft een zichzelf versterkend effect. Te pas en te onpas worden grote evenementen georganiseerd en dat vraagt een enorme inzet die een enorme aanslag vormt op de politiecapaciteit. Vaak wordt dan nog opgeschaald en dat gooit het rooster door de war. Los van de aanbevelingen in het rapport, pleit ik ervoor dat de politie op straat is als dat nodig is, maar het moet wel binnen het redelijke blijven. De PVV-fractie is geen voorstander van gebroken diensten, want dat is te zwaar. Graag een reactie van de minister.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Ik ben nog een beetje aan het puzzelen. De heer Bontes zegt enerzijds dat hij een warm hart heeft voor de agenten en anderzijds heeft hij een hele waslijst van dingen die hij samen met dit kabinet wil. Hij wil wel de politiebureaus overeind houden, wel de wietpas controleren en wel de dierenpolitie en het liefst nog meer en groter en beter. Dat is belangrijk, maar het moet wel met hetzelfde aantal mensen, want er komt geen man of vrouw bij. Wat vindt de heer Bontes dat de politie niet meer hoeft te doen? Vindt hij het terecht dat er nu onderhandeld wordt, terwijl de arbeidsomstandigheden van de politiemensen aan het verslechteren zijn, nog even los van het salaris?

De heer Bontes (PVV): Ik heb een paar voorbeelden gegeven van zaken die beter kunnen. De arrestantenafhandeling kan beter en sneller, maar er zit ook een enorme overhead bij de politie. Kijk bijvoorbeeld eens naar de enorme batterij persvoorlichters, dan heb je het over tientallen over het hele land, zelfs ruim over de honderd. Dat kun je op een andere manier organiseren. Ik heb het bijvoorbeeld ook over de controllers. In dat soort zaken kun je snijden. Vroeger deed de chef van dienst het woord naar de media en dat zou nu ook kunnen. Je moet ergens snijden en dan moet dat maar in de overhead.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Waar het mijn eerste vraag betreft heeft de heer Bontes dus geen idee. Ik herhaal mijn tweede vraag: Vindt de heer Bontes het acceptabel dat er meer van de mensen verwacht wordt, het geweld toeneemt, maar dat men slechtere arbeidsvoorwaarden moet accepteren?

De heer Bontes (PVV): Ik gun iedere politieman of -vrouw een uitstekend salaris, maar mevrouw Kuiken weet net zo goed als ik dat er enorm bezuinigd moet worden. Je moet dat ook eerlijk kunnen zeggen. Als het er niet is, dan is het er niet. Ik weet wat het is om in de lagere schalen te werken en ik weet wat het is om met € 1 800 per maand thuis te komen. Er moet echter zwaar bezuinigd worden, want we zitten in een tijd van economische crisis. Ik vraag dan ook aan beide partijen, zowel de minister als de bonden, om tot oplossingen te komen. Deze tijden zijn zwaar en bomen groeien niet tot aan de hemel. We moeten keuzes maken en daar heb ik ook begrip voor.

De heer Çörüz (CDA): Voorzitter. We hebben een politiekorps waar we trots op waren en trots op zijn. We hebben ook een politiekorps dat vandaag de dag moet opboksen tegen hooligans, overlastgevende jongeren en misschien coffeeshophouders. Het controleren van wietpassen hoort ook bij het vak van politieman of -vrouw. Mensen kiezen voor dat vak omdat ze ervan houden. Ondanks alle negatieve beelden, is het nog steeds zo dat veel mensen bij de politie willen solliciteren en dat ook doen. Er is nog steeds animo voor het vak van politieman. We ontkomen er echter niet aan, een aantal zaken anders te organiseren. We hebben natuurlijk al een aantal stappen gezet met de nationale politie. Waar staan we nu? De CDA-fractie heeft hoge verwachtingen uitgesproken, maar hoe langer het duurt des te ingewikkelder het wordt. Een aantal zaken kunnen we niet organiseren, zoals het proces bij de Eerste Kamer. Door het organiseren van de nationale politie hopen we op minder bureaucratie, waardoor we meer blauw op straat vrijspelen. Dat gaat op een gegeven moment klem lopen. Ik las in een interview met de burgemeester van Amsterdam dat sommige regioburgemeesters – dat is de nieuwe titel voor de korpsbeheerders – meer invloed willen hebben op dat proces. Wat houdt dat precies in? Ik dacht dat we juist van die korpsbeheerders af zouden stappen en dat we niet weer in dezelfde valkuil zouden trappen. Het lijkt echter alsof het toch anders wordt georganiseerd. Graag een reactie van de minister.

Er bereiken mij geluiden dat er weer allerlei vastgoedtransacties worden gedaan en gebouwen worden gebouwd. Iemand noemde dat laatst de politiepaleizen. Als het weer die richting opgaat, dan zou dat niet ...

Mevrouw Berndsen (D66): Ik vind het een beetje bizar dat de heer Çörüz zijn zorgen uitspreekt, terwijl de nationale politie nog niet eens is ingevoerd en de regioburgemeesters er überhaupt nog niet zijn. Toen ik een amendement daarover indiende bij de behandeling van het wetsvoorstel nationale politie, was dat allemaal niet nodig, want het ging allemaal prima met de regioburgemeesters. Ze zijn nog niet eens aan het werk, dus hoe kan hij daar nu al zorgen over hebben?

De heer Çörüz (CDA): Juist omdat ze nog niet aan het werk zijn. Ik wil niet dat we een ander label hebben, regioburgemeester, terwijl dat weer de oude korpsbeheerder is. Ik verzet me daartegen. Ik wil van de minister weten of we niet onder een ander label weer teruggaan naar het oude, want dat wilden we juist afschaffen.

Mevrouw Berndsen (D66): Dat is precies waar ik voor gewaarschuwd heb en waarom ik dat amendement heb ingediend. Het is jammer dat de heer Çörüz er zo laat achter komt.

De heer Çörüz (CDA): Het is helemaal niet jammer dat ik er later achter kom. Ik heb ook in dat debat nadrukkelijk gezegd dat we geen bordjes moeten verspijkeren om onder een ander bordje hetzelfde te gaan doen.

Het stoort politiemannen en -vrouwen ontzettend dat zij bij hun dagelijkse werk veel tijd kwijt zijn aan administratie. Ik heb gisteren met een aantal politiemensen uit de buurt gepraat en het blijkt dat een simpele winkelinbraak al gauw drie à vier uur kost. De lol is dan snel van je werk af. Rijden onder invloed, niet het blazen zelf maar het proces daarna, kost uren. Als je een aantal hooligans oppakt en ze worden niet op een bepaalde manier gestraft, dan doet dat erg pijn. We hadden toch met elkaar afgesproken dat de strafeisen 200% omhoog zouden gaan? Klopt de theorie dan wel met de praktijk? Politiemensen lopen dagelijks tegen dit soort zaken aan.

Hoe staat het met de ICT, want dat heeft natuurlijk ook te maken met de ontwikkelingen ten aanzien van de nationale politie? Als de ICT niet goed functioneert, dan lopen heel veel zaken niet goed. Graag een reactie van de minister.

Een aantal jaren geleden gaf ik aan dat de Arbeidstijdenwet veel flexibeler kan en moet worden ingezet. Op zaterdagavond heb je natuurlijk meer agenten op de Coolsingel nodig dan op zondagmorgen. Is die flexibiliteit er? Ik blijf die zorg houden.

Mevrouw Kooiman (SP): Pleit de heer Çörüz voor flexibilisering van de arbeidstijden, terwijl de agenten dat absoluut niet willen, omdat hun veiligheid en hun privéleven dan in het gedrang komen?

De heer Çörüz (CDA): Ik herhaal wat ik een paar jaar geleden heb gezegd. Ik heb dat verhaal niet verzonnen, maar van politiemensen gehoord. Zij vergeleken het met een chirurg die aan het opereren is. Als je aan het opereren bent en je tijd zit erop, dan kun je niet gewoon weggaan en het opereren overlaten aan een andere collega. Ik heb het bijvoorbeeld over de inzet van arrestatieteams. Dat soort flexibiliteit is nodig, omdat criminelen ook 24 uur per dag in de weer zijn. Klaarblijkelijk kan dat niet. Ik heb dat een aantal jaren geleden al naar voren gebracht en het is nog steeds niet geregeld.

Mevrouw Kooiman (SP): Als agenten net zoveel zouden verdienen als chirurgen, dan was dat niet zo'n groot probleem. De Arbeidsinspectie heeft de korpsen enorm op de vingers getikt. Agenten moeten beschermd worden tegen agressie en geweld, omdat er getornd wordt aan de arbeidstijden. De korpsen hebben niet voor niets die boetes gekregen. De oplossing van de minister, en blijkbaar ook van de heer Çörüz, is het helemaal loslaten van de arbeidstijden, zodat agenten nog minder uitgerust zijn. Is dat wat de heer Çörüz bedoelt?

De heer Çörüz (CDA): Ik vind dat een flauwe opmerking. Natuurlijk verdienen chirurgen meer, maar je kiest niet voor het vak van politieman omdat je dan zoveel verdient als een chirurg. Zaterdagavond moet je op de Coolsingel echter meer agenten achter de hand hebben dan op zondagochtend. Die flexibiliteit is er nu niet, maar dat zou vrij simpel met de korpsleiding kunnen worden afgesproken. Ik heb het dan niet over het tornen aan privézaken.

Dan kom ik op de training mentale kracht. Wat betekent dat? Komt deze training bij het hele palet aan trainingen? Wat betekent dit voor de andere trainingen? Gaan die niet door? Worden er minder van die trainingen gegeven? Als er afspraken zijn, dan wil ik die kunnen verifiëren. Ik herinner mij namelijk trainingen voor het rijden, waar prachtige afspraken over gemaakt waren, maar die niet altijd nagekomen werden.

De instroom van aspiranten is vorig jaar nog op het nippertje gelukt, maar we hebben de minister flink aan zijn jasje moeten trekken. Ik wil voorkomen dat we met de nieuwe aspiranten dit jaar in dezelfde situatie komen en dat er op stel en sprong allerlei mensen in de opleiding moeten komen. Graag een reactie van de minister.

Ik heb al eerder een punt gemaakt van de inbeslagname van drugs en de standaardisering van de procedure. Het raakt aan de integriteit van de politie en men is er al acht jaar mee bezig om dat te regelen. Vorig jaar heeft de minister gezegd dat het op 1 november 2011 klaar zou zijn en laatst heeft de minister gezegd dat het 1 maart 2012 gereed zou zijn, maar inmiddels is die datum ook gepasseerd. Hoe staat het daarmee? Ik vind dat een belangrijk punt.

De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter. Ik moet heel eerlijk bekennen dat ik wel wat bezorgd ben. Meestal sta ik heel ontspannen in het leven, maar er is nu zoveel in beweging bij de politie, dat we met de verantwoordelijke minister Opstelten toch moeten spreken over een aantal risico's. Zo is er de megaoperatie van de nationale politie. We hebben hier een mooi moment beleefd toen de Kamer unaniem de wetgeving rond de nationale politie heeft gesteund. Mijn fractie is toen over de eigen schaduw heen gesprongen, want er stond in het verkiezingsprogramma dat we het niet wilden. We hebben het uiteindelijk toch gedaan, omdat het een trein was die niet meer te stoppen was. We hebben bereidheid gezien bij de minister om recht te doen aan een groot aantal wensen van de Kamer, zoals de lokale inbedding van de politie en het stellen van prioriteiten tot op wijkniveau. Deze wensen hebben een plekje gekregen in de wet. Uiteindelijk hebben wij gezegd dat we niet meer dwars zouden liggen en hebben we het wetsvoorstel gesteund. Daarnaast is er de inrichting van het landelijk functiehuis Nederlandse politie. Dat is ook een megaoperatie. Het moet wel gebeuren, het is zelfs al gaande, en het zorgt voor heel veel onzekerheid en onrust. Daar komen de cao-onderhandelingen die op dit moment stilliggen nog bij en daarnaast is er een toename van het aantal prioriteiten dat richting de politie gaat. Het gaat om de optelsom en omdat heel veel zaken nog niet duidelijk zijn of stilliggen. Een politieagent die ik gisteren sprak zei: «Het is een gevaarlijke cocktail aan het worden als we niet oppassen.» Hoe taxeert de minister de situatie rond deze onderwerpen?

Ik heb de afgelopen weken heel bewust veel gesprekken gevoerd met politiemensen op allerlei niveaus en in verschillende delen van het land. Dat is natuurlijk altijd onze taak, maar soms doe je er even een tandje bij. Ik ben ervan geschrokken dat een stuk enthousiasme wegloopt. Er is sprake van demotivatie, mede omdat men zich niet gewaardeerd voelt. Er bestaat zelfs verbolgenheid over de opstelling van de minister. Bij de start van dit kabinet zou je dat niet verwacht hebben, want er leek echt wat te gaan gebeuren op het terrein van de politie. Nu zien we dat het langzaam maar zeker aan het draaien is en dat vind ik riskant. Hoe gaat de minister vanuit zijn verantwoordelijkheid en zijn regiefunctie proberen de zaken echt goed op de rails te krijgen? Hoe zorgt hij dat er op een positieve manier rust komt? Er rust een heel zware taak op de schouders van de minister, daar zal ik ook niet laatdunkend over doen. Er moet weer nieuwe energie komen. Mensen moeten weer aan de slag gaan en de politie moet gaan functioneren zoals we dat met elkaar graag zien en zoals die mannen en vrouwen die dit moeilijke werk moeten doen, dat zelf ook graag willen. Daar hoort ook bij dat er knopen worden gehakt bij de cao-onderhandelingen. Ik weet dat de Kamer daarbij op afstand moet blijven. We hebben van de minister een brief gekregen, waarin hij aangeeft dat er problemen zijn en hij noemt daarin een aantal onderwerpen. We weten inmiddels van verschillende zijden wat de stand van zaken is. De minister schrijft: «Ik betreur dat het constructieve overleg vooralsnog niet tot resultaten heeft geleid en ik zal me uiteraard blijven inspannen om alsnog tot afspraken te komen met de vakorganisaties. Uiteraard moeten deze afspraken passen binnen de moeilijke budgettaire omstandigheden.» Die laatste zin laat ik even voor wat het is, maar wat doet de minister op dit moment? Hoe zien die inspanningen eruit? Ik heb het idee dat het volledig stilligt, maar misschien is dat niet waar. Ik vind dat we daarover geïnformeerd mogen worden, maar dat is niet om een plekje aan die tafel in te nemen. Ik moet me wel inhouden, want ik heb wel opvattingen over die onderwerpen. Het beeld bestaat bijvoorbeeld dat er nog steeds een looneis van 3% ligt en volgens mij is dat al lang verleden tijd. Ik snap ook de onvrede over de arbeidsvoorwaarden die mensen dreigen kwijt te raken en we moeten ons afvragen of dat verstandig is. Ik wil me er echter niet mee bemoeien, maar ik wil wel weten wat er gebeurt. De Kamer heeft namelijk een controlerende taak met betrekking tot het goed functioneren van de politie en daar hoort dit volgens mij ook bij. Dit kan de smeerolie zijn om met de andere onderwerpen een stukje voortgang te krijgen.

Een aantal collega's heeft al indringende vragen over de nationale politie gesteld. Ik hoorde de collega van de SP zeggen dat we er dan maar een halfjaar langer over moeten doen. Ik vind dat geen wenkend perspectief. Het is al later dan we van plan waren, maar het moet wel kunnen. Er bereiken mij ook geluiden van onzekerheid over hoe zaken worden uitgewerkt, nog even los van het traject dat in de Eerste Kamer nog moet plaatsvinden. Gaan we de datum van 1 juli halen? Mijn fractie wil dat er alles aan gedaan wordt om die datum te halen, maar dan wel op een zorgvuldige wijze.

Het is natuurlijk van alle tijden dat er spanningen zijn rond de cao en rond bepaalde onderwerpen. Ik kan ook geen voorbeeld bedenken waarbij er uiteindelijk niet een cao is gekomen. Als het echter te lang gaat duren en het gecombineerd wordt met andere trajecten die erg ingrijpend zijn, die zoveel gaan vragen en die ook zo belangrijk zijn voor de veiligheid in ons land, dan hebben we straks behoorlijk grote schade. Ik wil dat voorkomen en daarom rust er op deze minister en op dit kabinet de grote verantwoordelijkheid om te zorgen dat het nu ook echt opgelost wordt. Dat past ook bij de ambities van dit kabinet op het gebied van veiligheid. Wij hebben die grote inzet voor veiligheid deze kabinetsperiode altijd gesteund.

Dat brengt me bij het voetbalgeweld. Ik weet dat er een landelijk actieplan is en daar zullen we later nog wel over doorspreken. We moeten ons ook de principiële vraag stellen wat we maatschappelijk nog acceptabel vinden rond voetbalgeweld, de inzet die daarvoor moet worden gedaan, ook in harde euro's. Het is niet het eerste waar ik aan denk, maar er hangt altijd een prijskaartje aan. Ik kom dat niet zo tegen in het actieplan. De minister is ook met de evenementenheffing gekomen en dat heeft hij misschien met een schuin oog afgekeken van de ChristenUnie. Dat is geen enkel probleem, want dat mag ook zonder bronvermelding worden uitgevoerd. De minister heeft echter wel met een schuin oog gekeken, want bij ons stond voetbal er ook gewoon bij. De minister heeft dat echter niet opgenomen. We moeten echter overwegen voetbal er ook onder te laten vallen. Voor de inzet tegen voetbalgeweld wordt een beroep gedaan op de politie en daardoor zijn die agenten op andere terreinen niet in te zetten, terwijl dat ook heel erg noodzakelijk is. Bezorgde dienders zeiden dat er een heffing op spelerstransfers kan komen. Ik vond dat een creatieve oplossing. Graag een reactie van de minister.

Wat betreft de arbeidstijdenregeling en de landelijke capaciteit sluit ik me kortheidshalve aan bij de indringende vragen die collega Berndsen daarover heeft gesteld.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Voorzitter. Dag in dag uit handhaaft de politie onze orde en spoort misdrijven op en daarvoor verdient men groot respect, ook vanuit de VVD. Wij moeten elkaar helemaal niet de maat willen nemen, want het verdient respect van iedereen hier in Nederland. De VVD-fractie hoopt ook van harte dat de bonden en de minister spoedig tot een cao-akkoord komen, maar ik pas ervoor om verwachtingen te creëren die wij als Kamer vervolgens nooit waar kunnen maken.

Ik kijk naar mevrouw Kuiken van de PvdA. Het was haar minister die in het vorige kabinet de politieagent met een tramconducteur vergeleek. Het maakt me nog steeds razend hoe zij hier de coalitiepartijen heeft weggezet.

Mevrouw Kuiken (PvdA): In tegenstelling tot mevrouw Hennis-Plasschaert heb ik toen ook afstand genomen van de vergelijking met tramconducteurs. Ik vond die vergelijking onterecht en dat heb ik ook gezegd. Nu verwacht ik ook dat mevrouw Hennis-Plasschaert afstand neemt van de woorden van minister Opstelten, die zegt dat agenten zeurpieten zijn.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Ik hoor graag wat deze minister heeft gezegd. Als deze minister de agenten zeurpieten heeft genoemd, dan herken ik mezelf daar niet in.

Mijn collega's hebben al uitgebreid gesproken over agressie en geweld. Korpsbeheerders en -chefs moeten aan de bak. Dat is niet van gisteren, want al jarenlang wordt hiertoe opgeroepen. Agenten moeten zich dag in dag uit gesteund weten, goed getraind zijn en de zorglijnen binnen de politieorganisatie moeten op orde zijn. Dat is vooralsnog niet of onvoldoende het geval. De minister heeft eerder gezegd dat hij persoonlijk zal toezien op een cultuurverandering naast een structuurverandering, maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat we in dezen nog een lange weg te gaan hebben. De verscheidenheid in de aanpak blijft onverkort groot en ik beschouw dit als slecht nieuws. Ik verzoek de minister om dit voor eens en altijd goed duidelijk te maken aan de korpsleiding. Zorg goed voor je mensen! Hoe moeilijk kan het eigenlijk zijn? Als doelstellingen zonder een geldige reden wederom niet gehaald worden, dan moet dit op een gegeven moment maar eens consequenties hebben. Hoe gaat de minister dit aanvliegen in de richting van de korpsleiding?

Ik wil de minister ook vragen naar de relatief milde straffen die tientallen hooligans van FC Utrecht hebben gekregen. Na de heftige rellen in december kwamen vrijwel alle hooligans er vanaf met een taakstraf. De KNVB en de bonden hebben met verbijstering gereageerd. Ik heb de reactie van de minister misschien gemist, maar ik zou die vandaag graag horen.

Afgelopen maandag was ik op bezoek bij de basis in Doorn en daar heb ik van gedachten gewisseld over het Programma Versterking Professionele Weerbaarheid en de beroepsziekte PTSS. De plannen voor het 24 uursloket, de bijzondere debriefing en de specifieke aandacht voor de post-actieven, het klinkt allemaal veelbelovend en ik hoop van harte dat het allemaal goed uitpakt. De minister weet echter ook dat preventie beter is dan genezen. Als er toch sprake is van uitval en ziekte, dan is het van groot belang dat wordt ingezet op vroegtijdige signalering en toegesneden zorg. Defensie kent een gesloten zorgsysteem. Is de minister voornemens om voor de politie bij dit gesloten zorgsysteem aan te haken? Dit is winst voor de politiemannen en -vrouwen, maar volgens mij ook voor deze minister. Ik heb mij steeds laten vertellen dat de kosten voor het grijs verzuim de spuigaten uitlopen. Ziet de minister hier een kans?

Ik wil inzoomen op het uitgangspunt minder regels meer op straat. Dat is van belang, omdat de regels veel agenten hinderen en frustreren in hun dagelijkse werk. Het is ook goed om daarmee meer capaciteit vrij te kunnen spelen. Het is een belangrijk speerpunt voor de VVD-fractie en gelukkig ook voor deze minister, want ik ben ervan overtuigd dat er echt moet worden doorgepakt. Bij de recherche, bij de zware criminaliteit, wordt er terecht gekeken naar de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden (BOB). Na twaalf jaar is het echter tijd voor herbezinning en herziening. Van de gemaakte fouten en blunders is geleerd, denk aan de commissie-Van Traa. Laatst zei iemand: er zijn toen grenzen overschreden en daarvoor is straf uitgedeeld. Politie en justitie zijn terecht in de hoek gezet, maar na twaalf jaar staan zij nog steeds in diezelfde hoek. Wordt het niet eens tijd ze daar uit te halen? De minister neemt in de brief van 23 maart een klein voorschot, maar in de praktijk lijkt er vooral ingezet te worden op aanpassing van de benodigde formulieren. Daarmee gaan we het niet redden. Die papieren tijger laat zich zo niet temmen. Kan de minister concreter worden? Is de minister net als de VVD-fractie van mening dat we de Wet BOB op de schop moeten durven nemen, dat we moeten durven kijken naar wetgeving en onnodige certificeringseisen? Het uitgangspunt moet zijn dat de opsporing controleerbaar, transparant, maar ook graag werkbaar moet zijn. Een BOB-dossier maakt inmiddels een substantieel deel uit van het procesdossier en zelfs voor het opvragen van eenvoudige gegevens, bijvoorbeeld vluchtgegevens van een vliegtuigmaatschappij, is al een bevel van de officier van justitie nodig, uiteraard met de daarbij behorende rompslomp.

Politie en justitie worden op basis van artikel 126aa lid 4 van het Wetboek van Strafvordering gedwongen om alle ingezette bevoegdheden, tactieken en technieken prijs te geven, ook als deze niet tot bewijs hebben geleid. Innovatieve methoden kunnen hierdoor maar zeer kort worden gebruikt. Is het mogelijk om de gebruikte technieken en tactieken buiten beschouwing te laten bij de verantwoording en deze voor de zitting te laten toetsen door de rechter-commissaris? Op die manier kunnen we de rechten van de verdachte waarborgen, maar voorkomen we tegelijkertijd dat alle methoden ter zitting in de openbaarheid moeten worden gebracht.

Ik wil de minister ook vragen om te kijken naar de verschillen in behandeling van een DNA-spoor en een dactiloscopisch spoor. De administratieve last bij de behandeling van een DNA-spoor is echt bizar. Ik zal de minister niet met de details vermoeien, maar ik heb ze hier wel voor me liggen. Of het nu gaat om een vingerafdruk of een DNA-spoor, uiteindelijk gaat het om een spoor dat is achtergelaten door een onbekende donor. Het eerste geval kan zonder problemen worden onderzocht, terwijl in het tweede geval de agent, de onderzoeker of de forensisch opspoorder geconfronteerd wordt met een enorme administratieve last. Is de minister bereid om hiernaar te kijken? Wordt het niet eens tijd dat we de behandeling van een DNA-spoor gelijktrekken met de behandeling van een dactiloscopisch spoor?

Het is ook aardig om in te zoomen op de geplande inhaalslag met betrekking tot de afname van DNA bij veroordeelden. Al in 2008 heeft de politie de toenmalige minister erop gewezen dat de huidige werkwijze tot een enorme verspilling van politiecapaciteit leidt. Kan de minister uitzoeken wat er in 2008 is gezegd en alsnog conform gaan handelen?

Het is hoog tijd dat we het proces omtrent schoning van geheimhoudersgesprekken vereenvoudigen. Een wetswijziging hiertoe zou begin dit jaar gereed zijn, maar ik heb nog niets gezien. Kan de minister aangeven wat, hoe, waar en wanneer? Het is van belang om ook in dezen het tempo hoog te houden.

De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb een vraag over een heel ander onderwerp. De ChristenUnie heeft het wetsvoorstel nationale politie gesteund en ik heb samen met de PvdA-fractie een motie ingediend om de ambtenarenstatus van de politie te behouden. Alhoewel de fracties van CDA, D66 en VVD hebben tegengestemd, is die motie toch aangenomen. Vindt mevrouw Hennis-Plasschaert dat deze motie volledig moet worden uitgevoerd en haar weerslag zou moeten hebben op het initiatiefwetsvoorstel dat vanavond op de agenda van de Kamer staat?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Wij hebben toen tegengestemd, omdat het wetsvoorstel nog niet in de Kamer in behandeling was. Het was een procedurele afweging. Mijn collega Brigitte van der Burg behandelt dat wetsvoorstel en haar standpunt is dat wij de lijn van de motie moeten volgen.

De heer Slob (ChristenUnie): Ik ben blij met de toelichting op het stemgedrag, want daar is toen niet door middel van een stemverklaring uiting aan gegeven, maar dat kan bij dit soort vergaderingen gebeuren. De motie is niet volledig uitgevoerd, dus ik zag mij uiteindelijk genoodzaakt om een amendement in te dienen. Ik wil namelijk dat alle politiemensen hun ambtenarenstatus houden en nu werd er nog onderscheid gemaakt. Ik begrijp dat we op steun van de VVD-fractie kunnen rekenen en daar ben ik ook erg dankbaar voor.

Mevrouw Hazekamp (PvdD): Voorzitter. De PvdD wil benadrukken dat zij grote waardering en veel respect heeft voor al onze politieagenten, dus inclusief de dierenpolitie. Aangezien deze groep in dit debat wel een beetje in een hoek wordt weggezet, krijgt deze van mij speciale aandacht. Ik zal mijn hele bijdrage aan de dierenpolitie wijden. De PvdD heeft van begin af aan het initiatief voor een dierenpolitie van harte ondersteund. We zijn blij dat er inmiddels een aantal agenten actief zijn. We verbazen ons er echter over dat ook na de start van de dierenpolitie, er nog steeds burgemeesters zoals mevrouw Jorritsma uitdragen dat er wat hen betreft geen dierenpolitie in hun gemeente komt. Heeft de minister deze burgemeesters al aangesproken op hun uitspraken of gaat hij dat nog doen? Heeft de minister aanwijzingen dat er bestuurders zijn die de invoering van de dierenpolitie saboteren? Tijdens een interruptiedebatje enkele momenten geleden, werd er gesproken over de relatie tussen andere vormen van criminaliteit en geweld tegen dieren. Er werd een beetje lacherig over gedaan en er werd gezegd dat er maar eens onderzoek naar zou moeten komen. Daar is echter al onderzoek naar gedaan. Uit onderzoek in de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Canada en Australië blijkt dat 40% van de daders van geweldsmisdrijven eerder in hun leven dieren hebben mishandeld. Dat is een serieuze zaak en dat verdient ook serieuze aandacht.

Tijdens eerdere debatten over de dierenpolitie hebben wij telkens onze zorgen uitgesproken over de randvoorwaarden waarbinnen de agenten moeten opereren. We hebben helaas moeten constateren dat deze zorgen in de praktijk heel erg terecht bleken te zijn. De campagne voor het landelijk meldnummer is heel succesvol geweest en 144 wordt door veel bezorgde mensen gebeld in de hoop dat er hulp komt als een dier in nood verkeert. Helaas blijkt de kennis en kunde bij het meldpunt nog wel eens tekort te schieten en wordt niet altijd de beste oplossing geboden. Zo wordt voor een gewonde vleermuis verwezen naar de ongediertebestrijding en wordt voor een kat in de boom doorverwezen naar het programma Hart van Nederland. Over deze alarmerende berichten verklaart een woordvoerder van het Korps landelijke politiediensten (KLPD), dat de centralisten een training hebben gekregen, maar dat het vooral learning on the job is. Welke training hebben de centralisten gekregen en worden ze gedurende het jaar nog bijgeschoold?

In de brief van oktober 2011 hebben we kunnen lezen dat het korps een expertisecentrum inricht om een professionele frontoffice voor het meldnummer 144 te kunnen zijn. Hoe staat het met dit expertisecentrum en wanneer kunnen wij een overzicht verwachten van het aantal meldingen, de aard van de meldingen en de afhandeling daarvan? Omdat niet alle meldingen bij de dierenpolitie of de andere instanties zoals de NVBA of de LID terechtkomen, kan niet altijd adequaat worden gereageerd en dat leidt tot tijdverlies. Oplettende bellers moeten soms met lede ogen aanzien hoe dieren onnodig lang in hun benarde positie blijven. Daarnaast blijkt er weinig zicht op de afhandeling van de meldingen. De woordvoerder van het Korps landelijke politiediensten zegt hierover: «Wij geven een melding door en we hebben geen invloed op wat de organisaties er vervolgens mee doen.» Kan de minister aangeven hoe een correcte afhandeling van de meldingen wordt gemonitord? Wanneer wil de minister dit evalueren, om de behandeling van de meldingen in de toekomst te verbeteren?

De PvdD is ook zeer benieuwd hoe het staat met de vervolging van de mensen die zich schuldig hebben gemaakt aan dierenmishandeling en verwaarlozing van dieren. De minister heeft in zijn brief laten weten dat hij bij het delict rekening houdt met het letsel of de dood van het dier, maar hoe staat het met de prioritering van dit soort zaken bij het Openbaar Ministerie? Worden officieren van justitie inmiddels getraind op het onderwerp dierenmishandeling? Hoe staat het met de strafverzwaring? Kan de minister een overzicht geven van het aantal zaken dat is voorgekomen bij de rechter, van het aantal keren dat er gevangenisstraf is geëist en ook daadwerkelijk opgelegd en van de hoogte van de opgelegde boetes? Hoe wordt omgegaan met veelplegers van verwaarlozing en dierenmishandeling? De PvdD is benieuwd wanneer er wordt overgegaan op een houdverbod. Is er al eens een houdverbod opgelegd? Wat is überhaupt het standpunt van de minister ten aanzien van een houdverbod voor veelplegers van dierenmishandeling?

Wij hebben een groot aantal vragen over het lot van dieren die dankzij deze dierenpolitieagenten uit hun ongelukkige situatie bevrijd zijn. Hoe staat het met de capaciteit en de kwaliteit van de opvang? Wie draait op voor de kosten van opvang en voor het vervoer van levende dieren? Wordt dit ook verhaald op de daders? Hoe wordt de opvang en zorg tijdens de inbewaringstelling gegarandeerd? Dit zijn vragen waar de minister geen antwoord op kan geven, omdat we daarvoor bij de staatssecretaris van EL&I moeten zijn. De PvdD wil daarom graag op korte termijn een nieuwe stand-van-zakenbrief ontvangen. Kort daarna wil ik een debat over de brief met beide bewindspersonen.

De heer Dibi (GroenLinks): Voorzitter. Er staan ontzettend veel brieven op de agenda, maar eigenlijk is er één voorname schaduw boven dit debat en dat betreft de redelijk vastgelopen cao-onderhandelingen tussen de minister en de agenten. Alhoewel dat zorgen oplevert, ook bij de fractie van GroenLinks, heeft het ook iets moois veroorzaakt. We kregen namelijk vandaag honderden mailtjes van agenten en ik vond dat interessant. Ik heb ze niet allemaal gelezen, maar laat ik er één citeren: «Mijn werkzame leven zit er bijna op. Ik ben 60+ en ik ben nog wel in uniform op straat te vinden, maar ik hoop dat na mij nog veel mensen voor dit mooie, maar soms zware beroep zullen kiezen.» De conclusie die ik trok na het lezen van al die mailtjes, was dat er bijna nooit alleen om geld werd gevraagd. Sterker nog, er werd nooit alleen om geld gevraagd. Dat is een ander beeld dan de minister oproept. Als we De Telegraaf mogen geloven is de strekking van het verhaal van de minister dat men niet moet zeuren. Ik vond dat heel opmerkelijk. Toen het kabinet op illegalen wilde jagen en een overeenkomst met de politie wilde sluiten, hebben de agenten hun handtekening onder de overeenkomst gezet. Toen het kabinet op boerka's wilde jagen terwijl we ontzettend veel andere problemen hebben, heeft de politie, misschien met uitzondering van één agent met gewetensbezwaren, gezegd dat dat een landelijke prioriteit was die men zou uitvoeren. Toen het kabinet de wereldvreemde wietpas wilde invoeren, hebben de meeste agenten niet gezeurd. Toen het kabinet de megaoperatie van de nationale politie op wilde tuigen, heb ik de meeste agenten gewoon constructief in het debat zien meedoen. Eigenlijk zeuren ze bijna nooit. Wat mij betreft moet een van de uitkomsten van dit debat zijn dat de minister zijn excuses maakt voor de toonzetting in De Telegraaf vandaag. Wij zijn met man en macht bezig om het gezag van agenten te herstellen in een samenleving die verhardt en dan helpt het niet als de verantwoordelijke minister diezelfde agenten wegzet als jengelende pubers, die wat meer zakgeld eisen. Graag een reactie van de minister hierop.

Dan kom ik op de kern van de kritiek van de agenten op de arbeidsvoorwaarden. Het vorige kabinet heeft de commissie-Rinnooy Kan ingesteld om de positie en de kwaliteit van de leraar te verbeteren. We zagen dat de samenleving in de eenentwintigste eeuw andere dingen vraagt van een leraar en dat we misschien andere maatregelen nodig hebben om het lerarentekort aan te pakken. Bij de politie zie je soortgelijke ontwikkelingen. De Arbeidstijdenwet wordt structureel overtreden, je zou er bijna de politie op afsturen. Er is misschien sprake van minder criminaliteit, maar wel van andere criminaliteit. Het is veel hardere criminaliteit met dus grotere risico's. Er is sprake van uitstroom van agenten die terecht met pensioen gaan, terwijl we vorig jaar zagen dat het niet zo voorspoedig liep met de aanwas van aspiranten. Deze ontwikkelingen brengen mij ertoe het kabinet te vragen om een soortgelijke toekomstcommissie in te stellen: een soort commissie-Rinnooy Kan, maar dan voor de agenten, gericht op de kwaliteit van de agent, want daar zijn ook vraagtekens bij te zetten. De kwaliteit is namelijk niet altijd op orde. We moeten echter vooral laten onderzoeken hoe agenten het werk kunnen doen wat wij van ze vragen. We vragen ontzettend veel, zeker als je naar het wensenlijstje van dit kabinet kijkt.

Het aantal meldingen van kinderpornozaken is in 2011 explosief gestegen. Het meldpunt kinderporno heeft in 2011 4660 meldingen naar de politie doorgestuurd van video's of foto's van seksueel misbruik. De capaciteit is op dit moment echter beperkt. We bedelen al maanden bij deze minister om 150 zedenrechercheurs. In de media doet de minister alsof die er al zijn, maar die zijn er natuurlijk niet. De GroenLinks-fractie wordt ongeduldig. We krijgen wel 500 dierenagenten en dus is de verhouding zoek. De politie zou meer lucht krijgen om aan belangrijke zaken te werken, als wij een deel van de capaciteit voor de dierenpolitie vrijmaken voor bijvoorbeeld de bestrijding van kinderporno. Is de minister daartoe bereid?

Dan kom ik op de agressie tegen politiefunctionarissen. Agenten draaien lange diensten en dat is riskant, omdat een vermoeide agent risico's niet naar waarde zal inschatten. De Inspectie SZW vindt dat de politie onvoldoende doet om de werktijden binnen het aanvaardbare te houden en agressie en geweld te bestrijden. Politiemensen worden onvoldoende getraind om met agressie en geweld om te gaan, wat er onder andere toe leidt dat PTSS een bekend fenomeen is geworden bij de politie. Wat zijn de plannen van de minister op dit punt? We hebben daar onlangs een debat over gehad en de heer Brinkman zei toen dat agenten niet van suiker zijn en dat ze willens en wetens voor dit vak kiezen. Dat klopt, maar ze moeten zich wel beschermd weten door de leiding. De vraag is of dat op dit moment voldoende gebeurt. Hebben we voldoende stokken achter de deur om de leiding te dwingen om verantwoordelijkheid te nemen als hun medewerkers onaanvaardbare risico's lopen?

Het lijkt erop alsof de oprichting van de nationale politie vooral een bestuurlijke vernieuwing is, waarbij de professionals onvoldoende worden meegenomen. Hoe wil de minister ervoor zorgen dat agenten ook meegenomen worden in dat proces?

Dit kabinet presenteert zich als een kabinet voor veiligheid. Er zouden 3 000 extra agenten bijkomen, maar die zijn er niet gekomen. Mevrouw Hennis en haar coalitiegenoten willen ontzettend veel van de agenten, maar dat kan niet met de huidige capaciteit. Of er gaat iets vanaf of er komen agenten bij. Het beeld dat het allemaal kan binnen de huidige capaciteit, klopt niet. Ik wil de minister daar graag over horen.

De heer Brinkman (Brinkman): Voorzitter. Het is onmogelijk om de minister aan te spreken op de toonzetting van een dagblad. Ik ken deze minister nog uit de tijd dat ik bij de politie werkte en ik ken hem als iemand die staat voor de politie. We kunnen ons wat dat betreft geen betere wensen. Ik ben ervan overtuigd dat de minister het goed kan uitleggen. De dienders op straat hebben alle recht om te zeuren, want ze zijn jarenlang onderbetaald geweest, ze worden jarenlang niet gesteund door hun bazen, ze worden jarenlang niet gesteund door korpsbeheerders en daarnaast worden ze door het publiek met de nek aangekeken. Er is een cultuurverandering nodig, maar niet alleen binnen de politie, maar ook van politiek en bestuur in de richting van de politie. We moeten kijken hoe we het respect en gezag van de politie kunnen verbeteren.

We kunnen wel wat doen aan het deel van de politie dat niet mag zeuren. Dat zijn de politiebonden die 3% meer salaris eisen, terwijl ze echt wel weten dat het niet goed is voor het verkrijgen van het respect en gezag bij de burger als ze met dat soort eisen komen. Ik vind dat niet verstandig. We moeten met zijn allen deze crisis aangaan en we hebben dat geld gewoon niet. Ik vind het ook terecht dat we praten over zeurende politiemensen als we kijken naar de leiding van de politie, want die heeft jarenlang heel erg goed voor zichzelf gezorgd. Ze hebben jarenlang mooie toelages voor zichzelf bedongen en ze zijn nu alweer bezig om in de diverse regio's leuke baantjes voor zichzelf te regelen. We hebben daar afspraken over gemaakt. Er zou een lijstje komen van waar de oude korpschefs en oude leden van de korpsleiding naartoe gaan, welk salaris zij ontvangen en welke toelages ze nog steeds krijgen. Als we dan toch wat willen doen voor de salariëring van de politieman op straat, laten we dan geld wegpakken bij de commissarissen en mensen in de korpsleiding die overgewaardeerd worden. Laten we dat geld in een fonds storten, zodat de minister in de cao-onderhandelingen dat lekker gevulde fonds netjes kan verdelen over de mensen op straat die het behoeven.

Het lid Brinkman kijkt ietwat anders aan tegen de dierenpolitie dan twee weken geleden. Het lid Brinkman vindt nog steeds dat de dierenpolitie waarde heeft, maar 500 politiemensen opleiden tot fulltime dierenpolitie, dat is misschien in deze tijd niet zo verstandig. Ik hoop vurig dat bij de gesprekken in het Catshuis, waar ik niet bij ben, niet gesproken wordt over korten op de politie. Ik kan me dat haast niet voorstellen, maar als dat toch zo is, dan hoop ik dat bovenaan dat lijstje iets staat van de dierenpolitie.

Mevrouw Kuiken (PvdA): We kunnen nu meteen zaken doen. We kunnen een deel of de gehele dierenpolitie omzetten in zedenrechercheurs of een andere tak van sport waar de politie ernstig behoefte aan heeft. Of de heer Brinkman gooit een motie op tafel of wij doen het.

De heer Brinkman (Brinkman): Nee, dat ga ik niet doen. Ik wacht netjes totdat er een akkoord is. Ik zal dat akkoord op zijn merites beoordelen en dan zien we wel verder. Volgens mij is heel duidelijk waar het lid Brinkman op dit moment aan denkt en dat is een boodschap richting de minister over de bezuinigingen die, wie weet, ook bij de politie terechtkomen. Ik heb in ieder geval aangegeven hoe ik daartegen aankijk. Als er wat af moet, dan mag dat wat mij betreft wel bij de dierenpolitie.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Een man een man, een woord een woord. Waarom moeten we die onderhandelingen afwachten? De heer Brinkman zegt zelf dat hij daar niet aan tafel zit en het lijkt mij ook dat hij niet aan het schaduwonderhandelen is. We kunnen dan als oppositie, waar de heer Brinkman nu ook toe hoort, toch meteen een deal sluiten en dit volgende week regelen wanneer er een VAO is?

De heer Brinkman (Brinkman): Dat is precies de fout in de gedachtegang van mevrouw Kuiken. Ik voel me geen oppositie. Ik steun dit kabinet ten volle, want dit is het beste kabinet dat we ons kunnen wensen. Dit is de beste minister die de politie sinds jaren gehad heeft, dus ik ga geen initiatieven van de oppositie steunen. Ik wacht gewoon het akkoord af. Ik heb een duidelijke boodschap afgegeven over hoe ik denk over de dierenpolitie en ik neem aan dat deze boodschap op waarde wordt geschat.

De heer Dibi (GroenLinks): Ik vermoed dat Dion Graus nu door een heel moeilijke fase gaat, na het verzet van ... Ik wil niet lacherig doen, want ik weet dat hij hart heeft voor dieren. Dit is echter interessant, omdat de meerderheid voor de 500 animal cops vervalt. Jawel, er zijn meerdere moties en amendementen hierover ingediend en die worden vaak ook door de SGP-fractie gesteund, dus dankzij het lid Brinkman zouden we een deel van de capaciteit van de dierenpolitie – ik zeg dus niet de gehele capaciteit – vrij kunnen maken voor bijvoorbeeld kinderporno. Staat de heer Brinkman daarvoor open?

De heer Brinkman (Brinkman): Ik blijf bij wat ik net tegen mevrouw Kuiken gezegd heb. Ik heb een duidelijke boodschap afgegeven, daar is geen woord Spaans bij. Ik wacht de akkoorden rustig af en ik ben benieuwd waar men mee komt. Alles wat daarna gebeurt, zien we daarna wel.

De heer Dibi (GroenLinks): Zo makkelijk gaat dat niet.

De heer Brinkman (Brinkman): Jawel hoor, dat gaat heel makkelijk.

De heer Dibi (GroenLinks): Politici moeten ook keuzes maken en niet alleen maar leuke oneliners uitspreken in een debat. Wij maken ons oprecht zorgen om het gebrek aan capaciteit om de kinderpornomeldingen op te pakken. Dat is een groot probleem op dit moment. We zouden daar meer agenten voor vrij kunnen maken als we een deel ervan weghalen bij de animal cops. Staat de heer Brinkman daarvoor open of ziet hij dat wel tegen de tijd dat er een akkoord uit het Catshuis komt?

De heer Brinkman (Brinkman): Nou moet de heer Dibi niet boos op mij worden. Ik heb een heel duidelijk signaal afgegeven en hij moet mij daarvoor waarderen en mij daarin ondersteunen. Ik heb de heer Dibi aangegeven dat ik verwacht dat dat duidelijke signaal op waarde wordt geschat en ik wacht de akkoorden af.

Mevrouw Kooiman (SP): Het blijft interessant, omdat we nu mogelijk een krappe meerderheid hebben om die animal cops iets anders te laten doen. Ze hoeven niet weg, maar we kunnen ze iets anders ook laten doen. Voelt de heer Brinkman daar wat voor?

De heer Brinkman (Brinkman): Ik begrijp dat iedereen in de oppositie er een plasje overheen moet doen, maar volgens mij heb ik helder aangeven hoe ik er tegenover sta.

Mevrouw Kooiman (SP): Laten we dan concreet zijn en hier vandaag aan tafel zaken doen. Hoe lang geeft de heer Brinkman de minister vandaag de tijd voor deze plannen? Het lijkt me wel logisch dat we de minister de tijd geven, maar wanneer wil de heer Brinkman dan iets horen over de dierenpolitie van deze minister?

De heer Brinkman (Brinkman): Als het akkoord uit het Catshuis komt.

Ik juich het vreemdelingenquotum toe, maar wat ik niet toejuich en wat ik een schande vind, is de bestuurlijke ongehoorzaamheid die een aantal burgemeesters andermaal tentoonspreidt. Het is mij echt een doorn in het oog. Wat vindt de minister daarvan? Wordt het niet eens tijd op te treden tegen dat soort ondemocratisch gekozen bestuurders, door de Kroon benoemd, die zichzelf kennelijk koning in hun eigen koninkrijk wanen en zich afzetten tegen de quota? De quota zijn lager dan de cijfers die eerder, bij andere kabinetten, zijn behaald en in mijn optiek zijn ze nog veel te laag. Als wij hier met zijn allen iets bepalen, dan hebben ook de burgemeesters dat uit te voeren. Graag een reactie van de minister.

Ik ben maandag ook in Doorn op de basis geweest en ik heb daar het programma Versterking Professionele Weerbaarheid gezien en ik ben behoorlijk onder de indruk geraakt van de professie en van de voortgang. Ik heb wel een aantal dingen meegekregen. Zo zal een nog nauwere en snellere aansluiting gevonden moeten worden tussen Defensie en de politie. Hoe staat de minister daarin? Wat mij ook trof waren de cultuurverschillen. Dan heb ik het niet alleen over cultuurverschillen tussen Defensie en de politie, maar ook over de cultuurverschillen binnen de politie. Met de nationale politie gaan we natuurlijk kijken naar structuurverandering en daar is de minister behoorlijk leidend in. Hij heeft aangeven dat hij daarvoor een traject van twee jaar wil uitzetten. Het project voor de cultuurverandering moet volgend zijn en zal dus langer duren. Ik zie de minister daar ook minder sturing en leiding aan geven. Dat vind ik jammer, want ik heb de minister er al eerder op aangesproken dat die cultuurverandering binnen de politie zo broodnodig is. Er is nog steeds een hoge mate van overhead en als die overhead bovenmatig onder druk komt te staan, ontstaat de neiging om juist blauw van straat weg te halen en die te gebruiken voor de overhead.

Ik hoor nog een andere klacht uit het veld die ik de minister graag wil meegeven. De nationale politie wordt ingevoerd in de diverse regio's, maar binnen de administratief-technische sector wordt niet bijgeplust. De mensen die nu in de overhead zitten, moeten heel veel extra uitvoeringszaken verrichten voor de nationale politie en om die gaten te vullen ontstaat een trek van blauw op straat naar de administratief-technische sector. Dat is niet wat wij willen. Hoe denkt de minister dat op te lossen?

Geweld tegen politiemensen is ook mij een doorn in het oog. Ik ben het spuugzat dat mensen nog steeds taakstraffen krijgen. We weten allemaal van de rellen in Rotterdam, maar ik heb hier een krantenbericht over een agent die zwaar mishandeld werd door een achttienjarige knaap. Die knaap komt er met twintig uur werkstraf vanaf. Ik wil de harde belofte van de minister dat we dit binnen nu en vijf maanden gaan oplossen. Na die vijf maanden mag dit echt nooit meer gebeuren. Ik wil graag de afspraak maken dat we die daders zwaar financieel treffen. Dat geld kunnen we in datzelfde fonds stoppen, als waarmee we de politiebazen die zo heerlijk voor elkaar hebben gezorgd gaan uitknijpen. De minister gaat straks ongetwijfeld de cao-onderhandelingen weer openen en door dat fonds kunnen we dan wat extra geven.

Minister Opstelten: Voorzitter. Ik dank de afgevaardigden voor hun betrokkenheid en interventies. Soms is men kritisch mijn kant op, maar dat is prima, want we hebben een aantal belangrijke brieven en posities aan de orde. Ik ben natuurlijk wel een minister, en dat zal ik ook blijven, die voor en achter de politie staat en ook trots is op de Nederlandse politie, ondanks dat er nu een impasse is in de cao-onderhandelingen. Dat kan, wat de woordvoerders er ook van zeggen en hoe men er ook over oordeelt. Ik wil ook geen enkel misverstand laten bestaan over de kop boven een artikel dat ik vanmorgen ook heb gelezen. Ik heb op geen enkele wijze politiemensen zeurpieten genoemd. Ik ga geen excuses aanbieden voor iets wat ik niet heb gedaan. Ik ben al wel wat ouder, dus voor de zekerheid heb ik dat gecheckt bij anderen die daarbij aanwezig waren, maar zij hebben dat ook niet gehoord uit mijn mond. Ik wil dat dus wegnemen.

Gisteren was het mooi weer en was ik op een werkbezoek in Koperslag, bij de Rotterdamse zeehavenpolitie. Het is jammer dat vele woordvoerders daar niet bij waren. Een groot aantal politiemensen en politiebonden stond daar en we waren een half uur gescheiden door de sluizen. In een zeehaven, en zeker in de grootste ter wereld, gaan de schepen voor alles. We hebben elkaar daar aangekeken en aangesproken en daarna ben ik de brug overgegaan en heb de toespraken van daar gehoord. Mijn aanwezigheid werd gewaardeerd en dat werd letterlijk uitgesproken. Ik heb ook het woord gevoerd. Ik heb een affiche van de actievoerende politiebonden gekregen en een puzzel met grote stukken. Ik zei hen dat die puzzel mij goed uitkwam, omdat ik die met mijn kleinkinderen in elkaar kan zetten. Ze wilden dat graag met mij doen. Ik heb toen nog een keer weergegeven wat ik in de brief heb geschreven die ik na het ultimatum van de bonden heb gestuurd naar alle politiemensen in Nederland. Daarin stond wat mijn opstelling was en waarom. Bij elk extern optreden en werkbezoek heb ik veel actievoerende politiemensen gezien en gesproken en dat hebben we constructief, wellevend en met respect naar beide kanten gedaan. Ik wil de politiebonden daarmee complimenteren. Ik wil ook zeggen dat ik altijd luister. Die toonzetting houd ik ook vast, want het zit nu eenmaal in mijn karakter dat ik dat wellevend doe. Ik zal wel precies zeggen waar ik sta, want daar heeft iedereen recht op.

Ik kom natuurlijk uitvoerig over de cao voor de politie te spreken. We staan echter voor een aantal andere aspecten die buitengewoon belangrijk zijn, onder andere de vorming van de nationale politie. De laatste keer dat we elkaar daarover spraken was in november 2011. De Kamer heeft toen ingestemd met algemene stemmen. Het wetsvoorstel ligt op dit moment bij de Eerste Kamer. Ik heb de memorie van antwoord naar de Eerste Kamer gestuurd. Respect voor de overkant, voor de senaat, brengt met zich mee dat ik even moet wachten. Ik kan daar geen druk op uitoefenen en dat ga ik ook niet doen. Ik hoop dat ik daar binnenkort een goed en intensief debat ga voeren. Alles wat mijn ministerie en de kwartiermaker nationale politie doen, heeft het karakter van planvorming en voorbereiding. Ik heb daar wel veel contact over met de burgemeesters en dat zijn niet alleen de burgemeesters van de grote steden. Ik heb veel contact met politie binnen verschillende geledingen. Ik heb natuurlijk ook contact met het Openbaar Ministerie en met de politiebonden. Het is heel belangrijk dat er goed contact blijft met de medezeggenschapsraad van de politie. Ik bespeur een soort gretigheid om te starten, dus de kritiek uit zich niet zozeer richting het proces. Men is ongeduldig omdat men graag duidelijkheid wil hebben over posities. Ik kan die duidelijkheid nog niet geven, omdat ik met de Eerste Kamer de afspraak heb gemaakt dat ik geen onomkeerbare stappen zal zetten. Voor de voortgang van het project is het natuurlijk heel belangrijk om zo snel mogelijk duidelijkheid te geven. Dat zal ik doen nadat het debat heeft plaatsgevonden en goed is afgelopen.

Er gebeurt natuurlijk meer om te zorgen dat het presterend vermogen van onze politie verbetert. Zo hebben vele woordvoerders gesproken over de operationele sterkte. We spreken daar heel vaak over, want het zijn vaak dezelfde thema's. De operationele sterkte is op orde en de instroom van aspiranten verloopt goed. In 2011 is het streefaantal opgehoogd naar 1850. Ik denk dat het een goede performance is. Ik werd op de huid gezeten door de Kamer, maar ik was er ook heel rustig over dat we dat gingen halen. De Kamer was daar niet rustig over, maar we hebben het gehaald. Er zijn uiteindelijk 1 890 aspiranten ingestroomd en voor volgend jaar is de planning ook op orde. Omstreeks 1 april komen de definitieve sterktecijfers. We lopen volstrekt in de planning, zowel financieel als met de sterkte. We kunnen rekenen op wat meer sterkte dan 49 500 en dat komt omdat we voor het eerst een heel strakke regie voeren. We weten wat we aan het doen zijn. Het is een klein korpsje, maar vroeger wisten departementen dat niet goed.

Met het actieprogramma Minder regels, meer op straat is de echte aanval ingezet om het presterend vermogen van de politie nog verder te verbeteren. De diender moet zich weer bezighouden met zijn professie in plaats van het volgen van procedures. Nieuwe resultaten zijn inmiddels geboekt, zoals de invoering van de anderstalige aanhoudingsformulieren en pilots voor de vermissing van reisdocumenten. Dat laatste is overigens een taak die overgaat naar de gemeenten. Een nieuwe aanpak rond de afhandeling van vuurwerk is ook al een feit, daar heb ik de Kamer al over gerapporteerd. De eerste veroordelingen op basis van de aangepaste werkwijze bij rijden onder invloed, artikel 8 van de Wegenverkeerswet, laten zien dat ook daar de sterk vereenvoudigde aanpak succesvol is. Ik heb targets genoemd, zodat ik daar bewust met de organisatie op aan kan sturen. Eind 2012 zal ik de eerste tussendoelstelling hebben gerealiseerd van 5% lastenvermindering en 1 000 fte meer inzetbare capaciteit.

Gaat het allemaal goed? Nee, natuurlijk niet. Voor ik toekom aan de beantwoording van de afzonderlijke vragen, sta ik even kort stil bij een aantal zaken waar we veel aandacht voor moeten en willen vragen. De weerbaarheid van de politiemensen is een belangrijk onderwerp, ook gezien de recente suïcides onder politiemensen. Ik ben blij dat ik kan melden dat we een aantal stappen hebben kunnen zetten. Eind april komt er een 24 uursloket voor agenten die in psychische nood verkeren en hun omgeving. Daarnaast zal iedere zelfdoding onder politieagenten worden gemeld en door een onafhankelijke instantie worden onderzocht. Met de uitkomsten van die onderzoeken kunnen we in de toekomst maatregelen nemen ter preventie van zelfdoding, want iedere zelfdoding is er één te veel.

Het volgende punt dat nog niet goed loopt is de cao. Zoals bekend zijn de cao-onderhandelingen door de bonden gestaakt en stellen zij een ultimatum. Ik ben mij volstrekt bewust van de verantwoordelijkheid die wij daarin hebben. Ik geef eerlijk aan dat de nullijn voor de cao van 2012 de inzet is van het kabinet. Ik laat daar geen misverstand over bestaan. De afspraak dat het functiehuis doorgetrokken wordt en de toezeggingen van mijn voorgangers staan. Die brengen niet met zich mee dat er een schaalverhoging voor iedereen kan komen, zoals wordt gewenst. Samen met de bonden zijn vergelijkingen gemaakt hoe de salarisopzetten zich tot elkaar verhouden . Daarnaast is het net zo belangrijk om te praten over de arbeidstijden, pensioen en dat soort zaken. Er moet een moment zijn dat je op natuurlijke wijze weer met elkaar om tafel zit. Het zijn een aantal dingen bij elkaar. De heer Slob gaf dat in zijn mooie bijdrage goed weer. Die verantwoordelijkheid voel ik ook en die neem ik, maar een cao is een kwestie van twee partijen. Net als bonden elke dag met hun zaak bezig zijn en zich afvragen wat zij vandaag gaan doen, doe ik dat ook met mijn team. Ik ben daarvoor dag en nacht beschikbaar, maar er moet wel een opening zijn. Als wij nu om tafel gaan zitten, moet het ook lukken.

Tot slot het punt dat de toon zet voor de inzet: het geweld tegen de politieagenten. Dat is onacceptabel en onaanvaardbaar. Dat vinden wij allemaal en dat moet de gehele samenleving vinden. Geen discussie daarover. Ik schrik telkens enorm van de cijfers. Uit onderzoek blijkt dat in 2011 73% van de politiefunctionarissen te maken heeft gehad met agressie en geweld. In 2009 lag dat op 68%. De norm is: geen agressie. De politie is en blijft de organisatie die altijd in de vuurlinie staat. Ik maak er werk van dat politieagenten weerbaarder zijn en geweld tegen hen effectief kunnen afweren. Onze politiemensen zijn hiervoor toegerust. Dit gaan we verder verbeteren. Als werkgever steun ik hen hierin voor 200%.

De heer Dibi (GroenLinks): Volgens mij is de belangrijkste vraag in dit debat wat de mooie woorden van alle verschillende partijen en de minister uiteindelijk in de praktijk waard zijn. De minister zegt dat het artikel in De Telegraaf niet klopt. Dat is dan het eerste artikel in De Telegraaf dat niet klopt over deze minister, die daarin wekelijks verschijnt. Er is het beeld geschetst van agenten die zeuren, of zich in ieder geval overvragen, en maar karatelessen moeten nemen. Kan de minister aangeven wat zijn oordeel is over de eisen van de agenten? De minister doet alsof er voldoende sterkte is. Sterker nog, hij zei net dat wij misschien wel een beetje meer hebben dan wij nodig hebben. Het beeld dat de agenten oproepen is totaal anders. Zij zeggen namelijk: te weinig capaciteit en te veel taken onder verslechterende arbeidsomstandigheden. Kan de minister over die analyse zijn oordeel geven?

Minister Opstelten: Over het artikel heb ik voldoende gezegd. Velen hebben gesproken over de stapeling van prioriteiten. Ten eerste verschillen de prioriteiten niet van de prioriteiten in het begin van de kabinetsperiode waarover wij het hebben gehad. Dat zijn niet alleen mijn prioriteiten, maar ook die van alle burgemeesters, de politie en het Openbaar Ministerie. Daar is niets aan toegevoegd of afgedaan. Ze worden wel telkens apart besproken op hun intensiviteit. Ten tweede wil ik per prioriteit resultaten laten zien. Dat wordt gemonitord en daarover wordt gerapporteerd aan de Kamer en anderen. Daarop moeten wij zicht houden. Ten derde heb ik overleg met de politie, het Openbaar Ministerie en de burgemeesters, nu nog korpsbeheerders, over hoe dat gaat: kunnen wij het aan, halen wij resultaten? Daar zal ik altijd naar luisteren. Ik ben een realist, maar wil wel graag resultaten halen.

De heer Dibi (GroenLinks): Als de minister niet over artikelen wil praten, zal hij zijn woorden zorgvuldiger moeten kiezen. De analyse is dat de agenten met een te kleine capaciteit en te veel taken zitten, bijvoorbeeld illegalen, boerka's en blowende pubers jagen. Dat zijn dus extra taken bovenop wat ze al deden zonder dat er iets vanaf gaat. Daarnaast zijn er verslechterende arbeidsomstandigheden. Klopt die analyse volgens de minister? Of zegt hij: nee, er zijn voldoende agenten, ze worden niet overvraagd en de arbeidsomstandigheden zijn goed?

Minister Opstelten: Het is een zwaar en een buitengewoon gewild beroep. Op alle monitoren stijgt de functie van de politie. Bij de toplijsten staat de politie op de derde plaats na de Rabobank en Shell. Op elke vacature verschijnen dertien mensen en wordt er een aangenomen. Dat mag wel eens gezegd worden. Ik deel die analyse niet. Hier en daar is er een verschil van mening en dat mag er zijn. Dat is niet erg. Als ik geciteerd wordt, staat er een aanhalingsteken bij en daartoe wil ik het beperken. Ik sta voor wat ik zeg, maar niet voor wat ik niet zeg.

Mevrouw Kooiman (SP): De minister zegt dat hij op de nullijn wil blijven. Dat verbaast mij niks, maar dat is niet het probleem dat de agenten en de bonden aangeven. Dat ze werk behouden is ook geen probleem, want de minister moet zelfs studenten bij de operationele sterkte meetellen. Laten wij wel wezen: deze minister heeft agenten heel hard nodig om überhaupt op de sterkte te komen. De minister zegt dat er een opening moet zijn om weer aan tafel te zitten. Natuurlijk moet die er zijn, maar laat dan de minister de volwassen partij zijn door die opening naar de bonden toe te maken en te komen met een nieuw voorstel.

Minister Opstelten: Dan komen we toch over de cao voor de politie te spreken. Anders wordt het te verbrokkeld. Natuurlijk is er samenspel. Onderhandelingen worden niet in de Kamer gevoerd, maar door mij met de politiebonden. Ik wil de Kamer wel per brief of in een debat informeren over de stand van zaken. Op 5 maart heb ik de Kamer schriftelijk geïnformeerd over de stand van zaken van de politie-cao. Ik licht hier een en ander mondeling toe, gelet op de laatste ontwikkelingen. De cao 2008–2010 is door partijen verlengd tot 1 januari 2012. Kort daarna zijn de cao-partijen begonnen met de onderhandelingen voor een nieuwe cao. In eerste instantie hebben partijen verkennend met elkaar gesproken. De knelpunten van het cao-overleg begonnen zich na verloop van tijd af te tekenen. Dat zijn het vroegpensioen, de koppeling van de loonschalen aan het nieuwe functiegebouw en de looneis van de bonden. Natuurlijk zijn er ook immateriële zaken die over tafel komen, zoals de veiligheid en arbeidstijden. Ik heb vanaf het begin af aan duidelijk gemaakt dat in dit jaar van bezuinigingen de nullijn moet worden gehanteerd. Er is in deze cao geen ruimte voor een loonsverhoging, wel voor kwaliteit en weerbaarheidsverbetering. Mijn primaat ligt in deze periode op werkzekerheid. Voordat de cao-onderhandelingen begonnen, heb ik aangegeven dat door de vorming van de nationale politie geen gedwongen ontslagen mogen vallen. Ik sta garant voor een verantwoord sociaal beleid waarvoor ik het nodige budget heb uitgetrokken. Daarnaast hecht ik veel belang aan de weerbaarheid evenals aan een gezond werkklimaat. Ik heb de stellige overtuiging dat met deze inhoud een goede cao kan worden afgesloten, een cao met de nadruk op gezond en veilig werken en behoud van banen. Uiteraard wordt het stakingsrecht gerespecteerd. Zodra echter de openbare orde of de veiligheid in gevaar komt, zal de korpsleiding in overleg met mij de benodigde stappen nemen met inachtneming van het geldend recht. Voor hervatting van onderhandelingen is nodig dat er openingen worden gevonden op de lastigste financiële dossiers. Ik verken dit voortdurend informeel met de bonden, en mijn ambtenaren doen dat ook. Ik heb goede hoop dat het overleg op een gegeven moment kan worden hervat. Het gaat er niet om om de politie langer te laten werken – dat is op geen enkel moment gevraagd – maar om de politie op de juiste tijdstippen te laten werken. Dat is ook belangrijk voor de veiligheid van de agenten zelf. Het moet mogelijk zijn om hieruit te komen. Ik ben niet bezorgd dat dit niet gebeurt. Anders zou ik heel andere taal uitslaan.

Mevrouw Kooiman (SP): De brief die de minister voorleest, heb ik ook gelezen. Ik wil hier niet de cao-onderhandelingen opnieuw doen. Ik wil wel de minister aanspreken op zijn werkgeverschap. Daarin heeft de Kamer een taak. Hij is straks de baas van de nationale politie en daar mag ik hem ook op aanspreken. Ik zie een conflict tussen de bonden en de minister en ik zie dat de minister geen centimeter opschuift in de cao-onderhandelingen, niet op het vroegpensioen, niet op de arbeidstijden, niet op de nullijn. Het is niet sec een financiële kwestie, maar ik vraag de minister om naar zijn eigen lijstje te kijken en de opening te doen. Als het dan niet van de bonden komt – dat kan ik mij goed voorstellen, want ik deel de emotie – laat dan de opening van de kant van de minister komen.

Minister Opstelten: Ik ga hier niet toezeggen wanneer en waarmee aan tafel wordt gekomen. Natuurlijk zijn in alle overleggen partijen naar elkaar toe gekomen. Ik beweeg, net als de politiebonden. Wij zijn er nog niet uit. Dat kan iedereen zien en dat weet iedereen. Ik vind dat jammer en de politiebonden vinden dat ook jammer om hun moverende redenen. Ik zal dag en nacht bewaken of er op een zo kort mogelijke termijn een aanleiding en mogelijkheid is om aan tafel te zitten, maar het moet wel een moment zijn dat er een opening wordt geboden.

De heer Slob (ChristenUnie): Mijn zorg is niet weggenomen. Uit de wijze waarop de minister antwoordt, krijg ik de indruk dat het in beton gegoten zit. Daar maak ik mij echt zorgen over. De minister zegt dat de nullijn gehandhaafd moet worden. Ik hoor de vakbonden hardop uitspreken dat zij de nullijn accepteren en dat de 3% van tafel is. Als het gaat om de koppeling van de loonschalen aan het nieuwe functiehuis, ligt daar een erfenis uit 2008 toen daar afspraken over zijn gemaakt. Toen wisten wij de financiële consequenties nog niet en daar moet natuurlijk een oplossing voor gevonden worden. De Kamer mag daar niet over meepraten en ik zal mij beheersen, maar op de minister rust de verantwoordelijkheid om de partijen aan tafel te krijgen. Heeft dat hij niet aan tafel zit te maken met de situatie dat er op een andere plek mensen aan tafel zitten? Moet hij wachten tot daar uitkomsten zijn of staat dat hier volledig los van?

Minister Opstelten: Daar staat het volledig los van. Het kabinet regeert full swing door. Ik heb een begroting en daarbinnen kan ik alles doen wat ik wil en wat ik nuttig en wenselijk acht. Er zijn natuurlijk wel afspraken die wij aan het begin van de kabinetsperiode hebben gemaakt en die zitten ook aan cao-onderhandelingen vast. Als de nullijn wordt geaccepteerd, mogen de politiebonden dat ook formeel doen. Zo kan ik het ook. Een- en andermaal ben ik bereid om te spreken. Ik heb aangegeven waar mijn grenzen liggen en die zijn heel normaal. Dat is de nullijn en ik heb daarnaast gezegd dat wij geen politiekorps gaan besturen waarin iedereen er een schaal bij krijgt. Dat kan niet. Dat is geen normaal bestuur. Je wordt beoordeeld naar aanleiding van de functie die je hebt en het nieuwe functiehuis. Die toezeggingen worden nagekomen. Ik heb zelf ingebracht dat ik bereid ben om te bekijken of ik een extra periodiek kan geven aan de mensen die onregelmatige tijden hebben, die het werk doen op het moment dat het nodig is en die al langere tijd op hun maximum zitten. Daarnaast ben ik bereid te praten over de mensen die moeten werken op de vrijdagavond, de zaterdag, als het echte werk er is – ander werk is ook echt werk, laten wij daar geen misverstand over hebben – en die recht hebben op iets extra's. Ik ben ook bereid om te praten over immateriële dingen, zoals de weerbaarheid en de veiligheid van de politieman of -vrouw. Dat zijn de kaders waarbinnen ik werk. Ik heb zelf het gevoel: kom nu, want er is een kans. Soms is het heel dichtbij en dan is het weer ver weg. Zo is het leven. Laat mij mijn werk doen.

De heer Slob (ChristenUnie): Natuurlijk moet de minister zijn werk doen. Het is logisch dat hij bepaalde wensen heeft en dat het een spel is van onderhandelen waar een resultaat uit moet komen. Mijn grote zorg is dat als er nu al weken lang geen punt van opening is en dat misschien nog wel veel langer gaat duren, de ontwikkeling van het functiehuis en het oprichten van de nationale politie zo zwaar belast worden en dit zo demotiveert, er schade ontstaat en wij heel lang nodig hebben om die te herstellen. Daar voel ik mij verantwoordelijk voor, zonder dat ik aan tafel wil zitten en de minister wil dicteren wat hij moet doen.

Minister Opstelten: Dat vind ik een goed punt van de heer Slob. Dat beweegt mij ook. Een belangrijke taak van de minister is niet alleen om een cao te sluiten, maar ook om te inspireren dat iedereen zijn werk doet en er zin in heeft, zeker dit moeilijke werk. Daar ben ik ten volle van overtuigd. Ik vind dat de bonden daar verantwoord in optreden en acteren. Daar heb ik geen zorgen over. Wij moeten beiden de brug over en dat hebben wij nog niet gedaan. Daarom schetste ik het beeld van de haven van Rotterdam waar gisteren de sluis tussen ons was en de brug maar open bleef. Ik vond dat in de haven van Rotterdam wel aanvaardbaar, maar ik vond het ook prettig toen de brug neer ging. Wij moeten met elkaar die brug slaan.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Als de minister een brug wil slaan, kan hij zelf ook de eerste stap zetten in plaats van dat hij verwijst naar de bonden. De minister heeft heel lang in de media geframed dat de bonden zich overvragen met 3%, terwijl het daar al heel lang niet meer over gaat. Ook nu hoor ik hem weer zaken zeggen die niet kloppen, zoals dat iedereen er een functieschaal bij zou moeten krijgen. Er zijn afspraken gemaakt over het functiehuis en beloningen uit het verleden en die moeten gewoon nagekomen worden. Afspraak is toch afspraak? De minister dreigt de politieagenten met «je mag blij zijn dat je je baan mag houden». Ook dat is afspraak is afspraak, want in 2011 is afgesproken dat het aantal agenten gehandhaafd blijft, wat er ook gebeurt. Heb ik nu toe maken met de man die zich aan zijn woord houdt of met de man die langs het pad van de waarheid loopt?

Minister Opstelten: Dat is vragen naar de bekende weg. Ik vind het vervelend om te zeggen dat ik een man ben die zich aan zijn woord houdt. Dat is voor mij normaal. Mevrouw Kuiken moet dan zeggen waar ik dat niet doe. Ik heb een paar keer gezegd dat ik de toezeggingen van mijn voorgangers nakom. Andere punten neem ik ook voor mijn rekening. Met betrekking tot de afspraak om de overhead van de politie met 25% in deze kabinetsperiode terug te brengen, heb ik toegezegd dat ik dat niet met gedwongen ontslagen doe, maar met een sociaal acceptabele situatie. Dat heb ik herhaald. Zaken die in informeel overleg worden gewisseld door bonden of mij, kan ik niet hier bespreken. Beiden zijn wij opgeschoven, maar wij zijn de brug nog niet over. Wat mij betreft gebeurt dat zo snel mogelijk, maar ik weet niet wanneer. Als je nu aan tafel gaat zitten, moet je er ook uitkomen.

De voorzitter: Ik heb ook rekening te houden met beide kanten en ik verzoek die zo kort mogelijk te zijn, elkaar ondanks het feit dat het gevoelige en moeilijke thema's zijn zoveel mogelijk te respecteren en discipline in acht te nemen.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Ik ben het met u eens voorzitter, maar als wij een vraag stellen helpt het als wij een simpel antwoord krijgen. Dat ontbreekt nu vaak. Ik constateer dat de voorgestelde arbeidsvoorwaarden voor de agenten verslechteren. De minister framet het alsof de bonden overvragen. Er zijn afspraken gemaakt over het verleden en volgens mij moet daar een opening in zitten. De minister heeft niet gezegd dat de politieagenten zeuren, maar dat zij klagen. Ik zou iets meer hartelijkheid richting de bonden wensen.

Minister Opstelten: Ten eerste heb ik de woorden die mevrouw Kuiken mij in de mond legt, niet zo uitgesproken. Ten tweede gaan de arbeidsvoorwaarden in ons voorstel niet achteruit. Daar is geen sprake van. Ik zou zeggen: wacht op het resultaat en beoordeel dat.

Mevrouw Berndsen (D66): Ik wil het helemaal niet over de inhoud van de cao hebben, maar wel over de effecten van het staken van de cao-onderhandelingen. Daar maken politiemensen zich ongelofelijk veel zorgen over. De minister gaat voorbij aan de onrust en de opeenstapeling van effecten van het kabinetsbeleid – met minder mensen veel meer moeten doen – dat bij de politiemensen heel erg neerslaat. Ik vraag de minister om vooral daarop in te gaan. Uitspraken over baanbehoud terwijl de Catshuisbesprekingen daar dreigend boven hangen, brengen geen rust. Wij hebben het steeds over 49 500 executieve medewerkers bij de politie, maar er zijn ook nog 10 000 à 13 000 administratief-technische medewerkers. Als je het hebt over de nationale politie zit daar een enorme bezuiniging. Ik vraag de minister om meer in te gaan op de onrust die is ontstaan binnen de politieorganisaties.

Minister Opstelten: Het eerste punt is dat de prioriteiten die wij hebben gesteld aan het begin van onze periode niet zijn veranderd. De operationele sterkte is nog nooit zo groot geweest en nog nooit zo zeker gesteld over een aantal jaren. Dat kunnen wij aan. Dat bespreek ik met degenen die daarover gaan: de politiebazen, de burgemeesters en het Openbaar Ministerie. Verder is het mijn taak om mede namens hen die prioriteiten te bewaken. Het tweede punt dat mevrouw Berndsen noemt, is een gevoelig punt in de uitwerking van de nationale politie. Daar treffen wij de voorbereidingen voor. Ik kan mij voorstellen dat er hier en daar wat onrust is, want er is onzekerheid over waar men wordt geplaatst. Daar hebben wij met de kwartiermakers goed overleg over. Dat is hun taak. Voor mij is het de taak om de wet in de Eerste Kamer te behandelen en de voorbereidingen te plegen voor wat daarna gebeurt. Natuurlijk gaat het om een afname met 25%, maar die zal niet plaatsvinden door gedwongen ontslag maar in goed overleg met de betrokken mensen.

Mevrouw Berndsen (D66): Ik constateer dat de 49 500 executieven gegarandeerd zijn, ondanks wat uit het Catshuis komt.

Minister Opstelten: Ik weet niet wat er in het Catshuis gebeurt. Geen van mijn collega's zal iets anders zeggen. Wij wachten dat af. Ik regeer gewoon door. Dit is het kernpunt van het beleid, dat weet mevrouw Berndsen als geen ander. Ik moet altijd dit voorbehoud maken, net als al mijn collega's.

De heer Dibi (GroenLinks): Heeft de politie er meer taken bij gekregen in vergelijking met het vorige kabinet? Heeft dit kabinet meer prioriteiten op het bordje van de politie gelegd?

Minister Opstelten: Volgens mij niet. Ik denk dat wij een aantal prioriteiten duidelijk aangescherpt hebben. Een nieuwe prioriteit is natuurlijk de dierenpolitie.

De heer Dibi (GroenLinks): Het is redelijk ongelofelijk als de minister zegt dat hij dit niet denkt. Er is in ieder geval de dierenpolitie en gisteren hadden wij het drugsdebat. Er zijn een aantal nieuwe taken die de politie moet gaan verrichten en er is een hele waslijst aan nieuwe prioriteiten. Kan de minister aangeven waar de taken verminderen? Anders is de conclusie dat dit kabinet meer prioriteiten heeft geformuleerd met de bestaande capaciteit en dus de politie overvraagt.

Minister Opstelten: De prioriteiten worden overeengekomen en gevolgd met alle burgemeesters, het Openbaar Ministerie en de gehele politie. Er is een prioriteit waar de burgemeesters niet over gaan: het quotum voor de illegalen. Dat is een kwestie van de politie en het kabinet, waar men kennis van heeft genomen en zich niet tegen heeft uitgesproken. Van de dierenpolitie heeft men gezegd: wij voelen het anders maar laten dit aan de minister omdat wij weten dat dit moet gebeuren, wij leggen ons daarbij neer en zullen dat uitvoeren.

De heer Dibi (GroenLinks): Ik maak een punt van orde. Ik vroeg of er ook taken vanaf gaan. Daar wil ik antwoord op.

De voorzitter: U gaat over uw eigen vragen en de minister over zijn eigen antwoorden. Het ontgaat mij niet dat u het niet altijd met elkaar eens bent, maar dat is nu eenmaal de karakteristiek van dit soort debatten en overleggen. Het lijkt mij niet zinvol om hier verder op in te gaan. U hebt uw punt gemaakt.

De heer Çörüz (CDA): Ik ga de heer Dibi helpen. Wat doet de politie niet meer? Ik lees een lijstje voor aan de minister en vraag of het klopt. De politie is niet meer aanwezig bij evenementen. Zij doet geen registratie meer van verloren voorwerpen. Dat levert 1 000 formatieplaatsen op. Aangifte doet men online, dus dat bespaart ook weer. De controles op rijtijden en parkeerbeheer worden ook niet meer gedaan. Wat levert dat op? Ik wil een eerlijk verhaal. Aan de ene kant krijgen wij het beeld van de heer Dibi en mevrouw Berndsen, die zeggen dat er sprake is van minder capaciteit en meer taken. Aan de andere kant is de capaciteit van de politie in cijfers de afgelopen tien jaar bij mijn weten toegenomen. Klopt dat? Klopt het dat deze taken eraf zijn gegaan?

Minister Opstelten: Ja, dat is juist. Dat hebben wij ook gerapporteerd.

Mevrouw Berndsen (D66): Wij moeten elkaar niet voor de gek houden. Als er wordt gezegd dat er meer capaciteit is bij de executieven van de politie dan bijvoorbeeld in een vorig kabinet, wil ik gezegd hebben dat toen de studenten voor 40% werden meegeteld en nu voor 100%. Ik denk dat dit zo'n 1 000 formatieplaatsen scheelt. Laten wij nu niet doen alsof de capaciteit is uitgebreid. Dat is niet het geval.

Minister Opstelten: Ik kan hier in één zin op antwoorden en dat heb ik al tien keer gedaan. Mijn voorganger heeft dat ingezet en ik heb het doorgetrokken. Ik heb de Kamer daar alle brieven over gestuurd. Dit punt hebben wij al tien keer eerder op de agenda gehad.

Mevrouw Berndsen (D66): De minister en ik blijven het oneens. Ik heb het in die brief niet zo exact kunnen lezen.

Minister Opstelten: Voorzitter. Ik ga naar het onderwerp weerbaarheid en de recente geweldsincidenten tegen politieagenten. Politieagenten worden veelvuldig geconfronteerd met agressie en geweld. Ik heb de cijfers net bij mijn inleidende woorden gegeven. Mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en ik hechten veel belang aan dit onderwerp. Het programma Veilige Publieke Taak wordt de komende vier jaar voortgezet. Voor de zomer ontvangt de Kamer onze plannen. In deze plannen, maar ook in mijn brief van 5 maart 2012, heb ik uiteengezet welke strafrechtelijke maatregelen door mij genomen zijn: lik-op-stukbeleid gericht op het eenvoudig en effectief afhandelen van zaken en straffen die drie keer zo zwaar zijn. Verder is geregeld dat voor zwaardere zaken van geweld geen taakstraf meer mogelijk is. Het verhalen van schade op de daders is mogelijk; in meer dan 60% van de gevallen doet de politie dat ook en succesvol. Ook wijs ik op de werkgeversmaatregel die ik heb getroffen. Het programma Versterking Professionele Weerbaarheid en de uitvoeringsregeling Geweld tegen politieambtenaren zijn daarbij heel belangrijk. Het is ook belangrijk dat in zo'n geval de werkgever de aangifte overneemt van de politieman. Dat is goed naar de dader en het is een helder signaal naar de agent. Met het programma Versterking Professionele Weerbaarheid worden politieagenten door middel van gedragstrainingen getraind op het voorkomen van agressie en geweld. Wij hebben hierin een heel hoge ambitie als het gaat om het verminderen van agressie en geweld tegen de werknemers met een publieke taak. Die willen we waarmaken. Het gaat om onze mensen en die verdienen daarin alle steun.

Mevrouw Hennis en de heer Dibi vroegen naar PTSS en het herkennen en voorkomen daarvan. Hoe sneller PTSS onderkend wordt en de behandeling begint, hoe beter. Daar is het beleid op gericht. Als werkgever moet je je verantwoordelijkheid nemen. Als medisch is vastgesteld dat het werkgerelateerde PTSS is, moet het ook in juridische zin worden erkend. Ik heb de Kamer hierover geïnformeerd en ben bezig met een uitvoeringsrichtlijn. De heer Çörüz vroeg naar de belasting van de mentale weerbaarheidstraining voor alle politiemensen. De training vergt 32 uur per politiemedewerker. Dat betekent omgerekend in fte's een belasting van 257 fte per jaar gedurende drie jaar. Ik vind dat acceptabele investeringen. De trainingen zijn aanvullend op de reguliere trainingen met betrekking tot vaardigheid, waaronder rijvaardigheid. Wij maken een inhaalslag ter versterking van de weerbaarheid. 40 000 politiemensen in de frontlinie in drie jaar wordt een goede prestatie en dat zullen wij voor elkaar krijgen.

De heer Bontes vroeg naar aanleiding van Rotterdamse ervaringen waarom er geen twee uur dienstsport is. Het voorstel is interessant, maar als zodanig niet rendabel. Het lid Brinkman is daar destijds over geïnformeerd. Het kost aan inzetbare capaciteit 2 100 fte operationele sterkte op jaarbasis. Dat betekent dat het effect van de dienstsport een reductie van het ziekteverzuim naar 0% moet zijn om getalsmatig een voordeel te halen. Dat is een onmogelijke opgave. Medewerkers hebben ook een eigen verantwoordelijkheid om fysiek goed fit aan de start te staan. De werkgever investeert in training, opleiding en bijvoorbeeld tijd.

Mevrouw Kuiken vroeg naar het wettelijk vastleggen van het hoogrisicoberoep. Op dit moment zie ik geen aanleiding om dit wettelijk te verankeren. Het programma Weerbaarheid richt zich op een samenhangend pakket van training, zorg, leiding en een loket dat 24 uur en 7 dagen beschikbaar is. Dat loket gaat eind april open. Ik heb ook aangegeven in mijn brief van 28 februari 2012 dat PTSS juridisch wordt erkend. De heer Dibi vroeg of er voldoende stokken achter de deur zijn als de leiding de risico's voor het personeel niet afdekt. Wij moeten er inderdaad voor waken dat wij alle agenten als onvoldoende weerbaar neerzetten. Ik zeg dat nadrukkelijk nog een keer. Ik vind de kwaliteit van onze politiemensen goed en ik ben daar trots op. Wij moeten ze weerbaar houden, de training geven en de nazorg bieden. In een team moet de leiding hier aandacht voor hebben, op straat en in de wijk. Daar zetten wij sterk op in tijdens het overleg met de politie.

De heer Bontes vroeg naar de hoge straffen bij geweld. Politieagenten worden veelvuldig geconfronteerd met agressie en geweld. Dat is onacceptabel. De publieke taak moet veilig worden uitgevoerd. In mijn brief van 5 maart heb ik uiteengezet welke strafrechtelijke maatregelen ik neem: lik-op-stukbeleid en eenvoudig, snel en effectief afhandelen. Als werkgever zet ik in op het programma Weerbaarheid en de uitvoeringsregeling Geweld. De heer Bontes vroeg wanneer er geen taakstraffen meer worden gegeven voor het mishandelen van dienders. Het systeem van prioriteit geven aan geweldszaken en hogere straffen gaat steeds beter functioneren. Dat staat er natuurlijk niet van het ene moment op het andere. Dit jaar gaan wij de afspraken met de politie en het Openbaar Ministerie en de eenduidige landelijke afspraken onderzoeken. Het onderzoek staat gepland voor de zomer, twee jaar na de introductie. Ik verwacht resultaten in 2012. Daarnaast constateer ik dat de Raad voor de rechtspraak hierover intern afspraken heeft gemaakt. Tot slot verhaalt de politie zoveel mogelijk de schade op de daders. Op alle fronten is er dus aandacht.

Mevrouw Hennis vroeg of ik kans zie om aan te sluiten bij het gesloten zorgsysteem van Defensie. Ik ben in goed overleg met mijn collega van Defensie. De politie gaat zeker niet het wiel opnieuw uitvinden. Daar waar mogelijk sluiten wij aan of werken wij samen. Het overleg loopt en wij leren als kabinetsgenoten natuurlijk graag van elkaar. Bij Defensie werkt dit heel goed en wij proberen schouder aan schouder zo effectief mogelijk te zijn.

De heer Bontes (PVV): Ik gaf aan dat voor de mishandeling van een politieman een taakstraf werd gegeven. De minister zegt dat er plannen zijn en dat hij in 2012 om tafel gaat. Ik wil meer hebben. Ik wil garanties hebben dat dit niet meer gebeurt. Dit speelt al lang en wij hebben al lange tijd gezegd: geen taakstraffen, werkstraffen of leerstraffen voor dit soort zware misdrijven. Er zit iemand thuis met hersenletsel. Kan de minister mij garanderen dat dit niet meer gebeurt?

Minister Opstelten: In onze rechtsstaat kan ik dit niet afkondigen bij decreet. Met het Openbaar Ministerie kan ik veel, maar de rechterlijke macht laat ik vrij en onafhankelijk. Ook al zou ik dat niet doen, dan doet zij dat zelf. Daarom hebben wij een goede rechterlijke macht. Ik bespreek dit voortdurend en ik ben vol verwachting dat dit gebeurt. Ik zal daarover rapporteren en mij verantwoorden in de monitor. Het signaal van de heer Bontes is aanleiding om dat nog eens te benadrukken.

De heer Bontes (PVV): We kunnen hier plannen maken en zeggen dat wij de schade verhalen, maar als de rechters niet meewerken komt er weinig of niets van terecht. In deze casus hebben ze niet meegewerkt. Ik begrijp de onafhankelijkheid van de rechter, maar dan kunnen we niet waarmaken wat we zeggen. Daar heb ik grote problemen mee.

Minister Opstelten: Het onderzoek start voor de zomer, conform de tijdlijn van twee jaar na introductie. De resultaten verwacht ik al dit jaar. Dan beoordelen we het effect van de maatregelen en de inzet en kunnen we concluderen wat we verder doen.

De heer Çörüz (CDA): Terecht dat de minister zegt dat hij niet kan interveniëren in het uiteindelijke vonnis. Hij kan wel een aanwijzing geven aan het OM. Wij hebben 200% verhoging afgesproken. Wordt dat nu standaard geëist? Wordt er standaard een plukze-maatregel geëist? Ik ben blij dat de weerbaarheidstrainingen worden geïntensiveerd, maar gaat dat ten koste van andere trainingen of komen ze erbij? Ik begrijp het laatste en als dat zo is, ben ik daar blij om.

Minister Opstelten: Ja, die komen erbij. Op de eerste vraag is het antwoord dat de 200% wordt uitgevoerd. Het OM voert de richtlijnen altijd uit zonder enige aarzeling. Het punt van de plukze-maatregel wordt uitgezocht.

De heer Çörüz (CDA): Dit soort lieden zijn meestal niet gevoelig voor straffen. Het is vaak recidivegedrag. Zodra men het in de portemonnee voelt en ziektekosten en een beschadigde auto moet betalen, gaat men het voelen. Het hoort er echt bij, zowel het straffen als het plukken.

Minister Opstelten: U hebt de heer Bolhaar gezien en gelezen. Schadevergoeding is een keihard punt. Het is zowel straffen als schadevergoeding eisen en binnenhalen.

De heer Brinkman (Brinkman): Mijn frustratie is toch dat rechters bij geweld tegen politie en gezagsdragers in het algemeen, mensen eraf laat komen met een werkstraf. Kunnen wij afspreken dat het Openbaar Ministerie altijd in beroep gaat bij dergelijke uitspraken? Ik heb de beantwoording van de vraag over dienstsport gezien. Ik meen zelfs dat het gaat om 2 200 fte. Dat is rijkelijk veel, dus ik begrijp dat de minister vindt dat hij die behoorlijke investering niet kan doen. Is het een mogelijkheid om de faciliteiten ter beschikking te stellen aan collega's die in groepsverband in eigen tijd dienstsport willen verrichten? Daar is een grote stap te winnen. Er is een beweging gaande om meer in groepsverband de diensten te verrichten. Daar hoor ik de korpsen helemaal niet over. Hoe zit dat nu? Ik zie daar weinig beweging in.

Minister Opstelten: Het groepsverband is een toezegging die wij bespreken met de politie. Optreden in groepsverband is essentieel. Ik vind het goed bespreekbaar om nog eens te kijken naar de sport en te bekijken of er faciliteiten zijn, zodat men dat vrijwillig kan doen. Ik houd van de eigen verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie en zal nooit zeggen dat het altijd in beroep moet gaan. Dat is niet mijn stijl. Dit punt zal echter in het onderzoek naar de uitvoering van deze maatregel aan de orde komen en ik zal het met het college bespreken.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Ik heb nog een vraag over het hoogrisicoberoep. In het afgelopen jaar zijn wij met betrekking tot de weerbaarheid en de nazorg van agenten een behoorlijk eind opgeschoven. Mede dankzij de PvdA zeg ik bescheiden. Als wij toch de vergelijking maken met Defensie waarom gaan wij dan niet zo ver om een aantal zaken wettelijk te verankeren en het hoogrisicoberoep te regelen?

Minister Opstelten: Wij hebben het programma geformuleerd. Wij en de partners vinden dat een voldoende waarborg om dit van de kant te krijgen en te gaan doen. Er is geen aanleiding om dat extra te borgen. Het staat stevig in het beleid, het wordt uitgevoerd en er is een grote politieke meerderheid voor. Mijn inzet is groot. Daarom zegt iedereen: start. Dat gaat ook gebeuren in april.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Afspraak is niet altijd afspraak. Waarborgen die nu afgesproken worden, gelden tot de voordeur. Daarom zullen mevrouw Berndsen en ik het voornemen voorzetten om een aantal zaken wettelijk te borgen, zodat ook in een volgende kabinetsperiode dit soort zaken fatsoenlijk is en blijft geregeld.

Minister Opstelten: Voorzitter. Er wordt gevraagd of de verhoging van boetes leidt tot meer agressie. De boetes zijn vastgesteld en door de Kamer geaccordeerd. De AMvB is per 1 januari 2012 ingegaan. Verhoging van de boetes heeft plaatsgevonden voor de meest gevaarlijke en ergerlijke situaties. Het is een uitvoering van de motie-Van der Staaij, die Kamerbreed is aangenomen en waaraan inhoud is gegeven. Ik bespeur op geen enkele wijze agressieneigingen van politiemensen. Dat beeld verschijnt in de media, maar in de praktijk is bij mij niet de vinger opgestoken.

De heer Bontes vroeg of diverse verbeteringen in de huidige politieproceswerkwijze mogelijk zijn. Hij gaf nuttige suggesties. Ik zal deze serieus bezien bij het naar beneden brengen van de administratieve lasten en bij het inrichtingsplan voor de nationale politie.

Mevrouw Kooiman (SP): De minister had het over de verhoging van de boetes. Ik heb zelf onderzoek gedaan waaraan 1 500 agenten hebben meegewerkt. Die geven wel degelijk aan dat zij te maken hebben met meer agressie sinds de verhoging van de boetes. Dat lijkt mij een signaal dat wij serieus moeten nemen, te meer omdat zij aangeven dat zij minder boetes gaan uitschrijven. Zijn agenten bezig om boetes uit te schrijven om de staatskas te voeden? Of gaan wij staan voor die agenten en zeggen wij dat wij de boetes weer gaan handhaven op het niveau van 2011?

Minister Opstelten: Ik zal natuurlijk het zwartboek van mevrouw Kooiman bestuderen. Ik bedank haar voor de moeite die zij heeft gedaan. Het punt is dat wij de boetes hebben verhoogd ter uitvoering van de motie-Van der Staaij. Er is een debat over geweest met mij, mijn collega van I en M en de Kamer. Er waren geen bezwaren. Als ik de neiging zou hebben om volgend jaar de boetes weer te verhogen, ben ik in ieder geval gewaarschuwd door het signaal van mevrouw Kooiman.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik verwacht dat u dat grondig bestudeert en met een reactie komt. De boetes zijn enorm verhoogd waardoor agenten in de knel komen. Het lijkt mij goed als de minister dit serieus neemt en goed bestudeert. Als hij dan ook op de nullijn wil gaan zitten met die boetes, zijn wij al een klein stapje in de richting.

Minister Opstelten: Voorzitter. Ik heb gisteren mijn reactie gegeven op het rapport van de Inspectie van SZW over de naleving van de Arbeidstijdenwet. Dat rapport was al eerder uitgelekt en voor niemand een verassing. Er wordt geconstateerd dat de naleving van de arbeidstijden, net als de bestrijding van geweld, in de korpsen meer aandacht heeft gekregen, maar nog niet voldoende. Zo staat het in het rapport. Zowel voor de korte als voor de lange termijn zijn extra maatregelen nodig. Ik heb die in mijn brief aangegeven. Dat betekent een betere sturing op de inzet van het personeel. Ik heb de korpsbeheerders daarover geïnformeerd en hen gevraagd maatregelen te nemen. Voor de lange termijn zal de operationele en strategische personeelsplanning structureel verbeterd moeten worden. Ik verwacht absoluut dat de komst van de nationale politie daarin een verbetering zal geven. Daarnaast is voor de langere termijn een vereenvoudiging van de huidige arbeidstijdenregelingen noodzakelijk. In dat kader wil ik in het cao-overleg tot de afspraak komen met de bonden over het personeel zodat de huidige politiecapaciteit op een andere manier kan worden ingezet. Het lijkt mij goed om daar nu niet meer over te zeggen, maar dan weet de Kamer dat dit veel aandacht heeft en op de agenda staat.

Mevrouw Berndsen heeft gevraagd wat wij gaan doen aan de overtredingen. Ik heb aangegeven wat ik doe. Het gaat natuurlijk om de juiste mensen op de juiste plaats op het juiste tijdstip, goed overleg met de bonden, de inzet van de cao en meer flexibiliteit in werktijden. Dat laatste willen agenten zelf ook. Dat betekent niet extra tijden, maar andere tijdstippen. Mevrouw Berndsen vroeg wat ik vind van de constatering van de inspectie in relatie tot het programma Weerbaarheid. Ik neem de bevindingen serieus, zoals ik de Kamer en de korpsbeheerders heb laten weten. Ik ben als werkgever en als korpsbeheerder van het KLPD verantwoordelijk voor de veiligheid, gezondheid en het welzijn van de politiemensen. Ik zet in op de flexibiliteit in de cao.

Diverse leden hebben gevraagd hoever wij zijn met de doelstelling van 5 000 fte met betrekking tot de administratieve lasten. Volgens plan moet in 2012 de eerste 1 000 fte winst opleveren. De voortgangsrapportage geeft aan dat wij op koers liggen. Ik rapporteer hier jaarlijks over aan de Kamer. Mevrouw Hennis maakte fundamentele opmerkingen over de Wet BOB. Ik ben het zeer eens met de inbreng dat wij nu moeten doorpakken. De gehele aanvraag van de bijzondere opsporingsbevoegdheden is een van de onderwerpen waar ik hard aan trek, zoals blijkt uit de voortgangsrapportage. De heer Çörüz heeft daar ook opmerkingen over gemaakt. Het OM en de politieorganisatie zijn natuurlijk aan zet. De noodzaak voor ingrijpende maatregelen blijkt uit de nulmeting zware criminaliteit, die ik recent naar de Kamer heb gezonden. Er is grote winst te behalen en die komt zeker niet alleen voort uit aanpassing van formulieren. Zonder aanpassing van de wet komen wij er niet. Ik onderstreep het betoog van mevrouw Hennis. Nog dit jaar dien ik een wetsvoorstel voor een verzamelwet administratieve lasten in waarin de wettelijke belemmeringen voor een goede en eenvoudige aanvraag van de Wet BOB worden aangepakt, zoals mevrouw Hennis bepleit. De onderwerpen zijn: vereenvoudiging van opvragen van camerabeelden, vereenvoudiging van DNA, het doen van een vordering op naam in plaats van op nummer bij het tappen van telecommunicatiemiddelen, het vereenvoudigen van de werkwijze bij het vernietigen van getapte gesprekken van zogenaamde geheimhouders en het afschaffen van de notificatieplicht bij de toepassing van enkele lichte opsporingsbevoegdheden. Naast wetgeving en aanpassing van de formulieren noem ik nog de vereenvoudiging van processen-verbaal die gebruikt moeten worden voor alle formele handelingen die vaak voorkomen in de opsporing en het inrichten van de gezamenlijke BOB-kamers van politie en OM voor de toepassing van BOB-bevoegdheden. Het is mijn ambitie om voor 1 januari 2013 in alle regio's en landelijk een gezamenlijke BOB-kamer in te richten.

In de wet die het DNA-verwantschapsonderzoek introduceert en die op 1 april a.s. in werking treedt, wordt de bevoegdheid tot het laten verrichten van onderzoek naar DNA-sporen deels gelijkgetrokken met de bevoegdheid tot het laten doen van onderzoek naar vingersporen. Op basis van die wet heeft de hulpofficier van justitie de bevoegdheid ten aanzien van veel voorkomende standaardzaken, met name eenvoudige diefstal, om zonder tussenkomst van de officier van justitie opdracht te geven de in die zaken veiliggestelde DNA-sporen te laten onderzoeken. Voor de andere zaken is er mede op verzoek van het OM bij de DNA-wet voor gekozen om de bevoegdheid van DNA-sporen te laten onderzoeken exclusief bij de officier van justitie te laten berusten.

Mevrouw Hennis vroeg naar de geheimhoudersgesprekken. Voor gesprekken van advocaten is het door het systeem van automatische nummerherkenning al mogelijk geheimhoudersgesprekken die gevoerd worden met vooraf opgegeven telefoonnummers te blokkeren, zodat deze niet kunnen worden opgenomen en afgeluisterd. Ik werk nu aan de aanpassing van de betreffende AMvB. De heer Çörüz vroeg naar de afhandeling van artikel 8 Wegenverkeerswet. De afhandeling van artikel 8 is vereenvoudigd. Die duurde eerst 1 à 1,5 uur en nu nog maar 30 minuten. Het proces-verbaal is van negen naar twee A4 teruggebracht. Winkeldiefstal wordt vereenvoudigd in ZSM: standaardzaken binnen zes uur dan wel drie dagen na aanhouding afdoen en boetes innen. Mevrouw Hennis gaf aan dat artikel 126aa lid 4 Wetboek van Strafvordering leidt tot het prijsgeven van ingezette bevoegdheden, tactiek en technieken. De officier van justitie heeft echter de bevoegdheid bij het samenstellen van het dossier rekening te houden met bijzondere belangen, zoals de bescherming van de veiligheid van personen en de afscherming van methodieken. Ik laat onderzoeken in hoeverre het voorstel van de VVD tegemoet kan komen aan zowel de bescherming van de rechten van de verdachte als aan de bescherming van de gebruikte technieken en tactieken. Mevrouw Hennis had ook een punt over de huidige werkwijze bij de afname van DNA, die een verspilling is van politiecapaciteit. Zij vroeg of dit anders kan. De huidige werkwijze is inderdaad omslachtig. Wij onderzoeken de mogelijkheid om DNA bij inverzekeringstelling af te nemen en de buffer te bewaren. Pas na het vonnis wordt die in de databank opgeslagen en anders vernietigd. Onderzoek vindt plaats in het kader van het verzamelwetsvoorstel dat ik net noemde.

De heer Çörüz had een vraag met betrekking tot de inbeslagname van vuurwapens en verdovende middelen. Op 1 februari waren de protocollen voor inbeslagname vuurwapens en verdovende middelen bij alle korpsen geïmplementeerd. Hierbij dient de kanttekening te worden gemaakt dat zes korpsen de implementatie op een enkel punt nog moeten voltooien. In september 2011 heeft de inspectie nog een effectmeting gehouden met betrekking tot de inbeslagname van vuurwapens. Deze effectmeting is met de beleidsreactie op 9 maart aan de Kamer gestuurd. Alle aanbevelingen die toen zijn gedaan, zijn inmiddels door de politie en het Openbaar Ministerie overgenomen en geïmplementeerd.

De kernvraag van de Kamer was wie de regie heeft bij de nationale politie. Er mag geen misverstand over bestaan: ik voer de regie. Ik stel alle plannen vast, maar ik stel pas plannen vast nadat de Eerste Kamer het wetsvoorstel heeft aangenomen.

De heer Çörüz (CDA): De minister had het over de ATW; door minder bureaucratie meer lol en meer tijdwinst. Ik was altijd zo laaiend enthousiast over de Frontoffice Backoffice (FOBO). Daar hoor ik niets meer van. Hoe staat het daarmee? Dat kan heel veel tijdwinst opleveren. Ik ben nu al een paar jaar woordvoerder en een van mijn eerste punten was de flexibilisering van de ATW. Dan is het weer afhankelijk van de cao's, dan weer van de nationale politie. Dat begrijp ik allemaal wel, maar wij zijn zo langzamerhand een paar jaar verder en ik wil graag dat de ATW daadwerkelijk flexibel wordt gemaakt. Dat hoor ik ook uit het veld.

Minister Opstelten: FOBO staat uitvoerig in de rapportage die ik net naar de Kamer heb gestuurd. Pilots worden uitgebreid, dus dat rolt door. Ik heb mijn inzet op de ATW gegeven. Ik heb onafhankelijke rapporten gestuurd, die dat allemaal onderschrijven. Ik heb net aangegeven dat het op de agenda van het cao-overleg staat. Ik moet overleggen. Ik ken ook veel politiemensen en ik heb er goed vertrouwen in dat wij daar uitkomen. Ik wil dat ook. Krachtiger kan ik het niet zeggen, want dan zou het niet deugen.

Mevrouw Kooiman (SP): Als het gaat om de Arbeidstijdenwet, gaan mijn nekharen overeind staan. De Arbeidsinspectie heeft de politiekorpsen gecontroleerd en zegt dat de korpsen niet in staat zijn om een politieagent te beschermen als het gaat om agressie en geweld. De reden daarvoor is grotendeels dat de landelijke arbeidstijdenregeling (LAR) niet wordt nageleefd. De oplossing van de minister is het versoepelen van de arbeidstijden. Dat lijkt mij niet zo verstandig, zeker niet gezien de oproep van de inspectie.

Minister Opstelten: Ik heb het rapport heel goed gelezen en ik ken de wet en de regelingen. Binnen de wet kan het allemaal en dat wordt niet bestreden door het inspectierapport. Het gaat om de LAR en dat is een onderwerp van overleg met de politiebonden.

Mevrouw Kooiman (SP): De minister weet ook dat de LAR iets strenger is. Terecht, want politieagenten moeten uitgerust hun werk kunnen doen. Als zelfs de inspectie zegt dat korpsen niet in staat zijn om agenten te beschermen tegen agressie en geweld omdat de arbeidstijden worden overschreden, laten wij dan ook eerlijk zijn naar de bonden in de onderhandelingen. Zij zeggen dat ze voldoende rust en regelmaat willen behouden. Kan de minister daaraan tegemoet komen, want dan is er een opening met het gesprek met de bonden?

Minister Opstelten: Natuurlijk is het antwoord daarop ja. Het is een misverstand dat ik iedereen over de kling wil jagen. Dat wil ik helemaal niet. Ik wil dat wij goed functionerende politiemensen vasthouden en hen in de gelegenheid stellen om het werk op de juiste momenten te kunnen doen. Daarbij is aanpassing van de LAR noodzakelijk.

De heer Dibi (GroenLinks): Waardoor worden die structurele overtredingen van de ATW volgens de minister veroorzaakt?

Minister Opstelten: Dat is vanwege de LAR en de kern van het politievak. Een betere roosterplanning en al dat soort zaken zijn nodig. Het is ook beter om dit bij de nationale politie goed aan te sturen en daarom neem ik dit heel serieus. Ik heb dat direct toen ik hiervan hoorde aan alle korpsbeheerders laten weten. Ik wil dit soort rapporten niet. Daarom ben ik dankbaar dat het rapport er is, want de feiten liggen op tafel. Het geeft echter ook aan dat er iets in de regelgeving moet veranderen en dat wij meer en beter moeten plannen, roosteren en de politie in moeten zetten. Het zijn keuzes: niet alles kan tegelijk.

De heer Dibi (GroenLinks): Dat laatste is uit mijn hart gegrepen. Niet alles kan tegelijk. Deze minister vraagt alles van agenten en tegelijk. Uit de verhalen in de honderden e-mails die wij vandaag hebben gekregen, blijkt dat de agenten zeggen dat de overtredingen van die wet worden veroorzaakt doordat er gaten worden opgevuld. Agenten moeten overal en nergens vandaan geplukt worden om dingen te doen omdat ze met te weinig zijn en te veel taken hebben. Omdat wij dit debat elke keer weer voeren en de minister en ik daar ook last van hebben, vraag ik of de minister een onafhankelijke partij uitsluitsel kan laten geven over de hoeveelheid taken van de politie en of die uitgevoerd kan worden met de huidige capaciteit.

Minister Opstelten: De heer Dibi vroeg al eerder of er een commissie van wijzen moet komen. Het antwoord daarop is nee. Die hebben wij veel te veel gehad. Er zijn veel te veel rapporten, die vervolgens niet zijn uitgevoerd. Wij weten alles, ook op dit punt. Het gaat nu om het trekken van conclusies en dat moet gebeuren in de cao. Het is ook een kwestie van beter roosteren en beter plannen. Waar gaan de politiemensen naartoe en waar niet? Met een beperkte capaciteit is het altijd keuzes maken. Daar loop ik niet voor weg.

Voorzitter. De heer Slob heeft behartigenswaardige woorden gesproken over de nationale politie en de samenloop van grote dingen: de nationale politie, de cao, de nieuwe taken, het functiehuis en rust. Ik ben het ermee eens dat het mede mijn taak is om te trachten rust te creëren in zo'n weerbarstige organisatie. Ik wil niets liever dan dat. Ik weet zeker dat de bonden dat ook wel willen. Daarom voert men ook beheerst actie. Met betrekking tot de nationale politie komt nu eerst de Eerste Kamer. Ik ben de bewaker van het proces en wil dat staatsrechtelijk zuiver en goed houden. De eerste stap is een ontwerpplan, vervolgens komt een inrichtingsplan en dan een realisatieplan. Al die situaties worden door mij voorbereid en besproken, maar niet door mij vastgesteld. Ik neem geen beslissingen daarin. Het is belangrijk dat dit zo snel mogelijk gebeurt, maar ik zal geen vinger opsteken naar de Eerste Kamer om te vragen om het debat te plannen op een tijdstip dat mij uitkomt. Ik wacht mijn beurt af.

Mevrouw Berndsen vroeg welke acties ik onderneem in de vertaling naar de lokale inbedding. Ik heb het platform Lokale Besturing Politie onder voorzitterschap van de burgemeester van Haarlem ingesteld. Dat komt met concrete voorstellen om lokale inbedding te versterken. Er wordt natuurlijk in het gehele proces met alle burgemeesters overleg gevoerd. Op welke wijze worden politieagenten meegenomen? Op verschillende manieren: via de centrale ondernemingsraad – nu nog informeel maar straks is dat het orgaan voor formele zeggenschap – bijeenkomsten en nieuwsbrieven. Ook spreekt de kwartiermaker regelmatig met de vakbonden.

De heren Çörüz en Slob vroegen hoe het nu met de vorming van de nationale politie staat. Ik heb net gezegd wat het proces naar de Eerste Kamer is. Tussen de publicatie van de wet en de inwerkingtreding zit enkele maanden voor de voorhangprocedure van de AMvB en benoemingen die moeten plaatsvinden. De heer Brinkman stelt dat voer voor een cultuurverandering bij de politie te weinig aanwezig is en dat hij mij te weinig op dat dossier ziet. De nationale politie is niet alleen een structuur- maar ook een cultuurverandering. Ik heb de kwartiermaker opdracht gegeven een stappenplan cultuur op te stellen en zal dat strikt monitoren. Ik voel mij daar ook in persoon voor verantwoordelijk, want het is natuurlijk het momentum om die cultuurverandering tot stand te brengen. Mevrouw Kuiken vroeg welk belang ik hecht aan de arbeidsvoorwaarden en P&O bij de nationale politie. Ik hecht daar een zeer groot belang aan. P&O, humanresourcesmanagement, is een van de redenen om tot de nationale politie over te gaan omdat het dan beter kan lopen. Personeel moet stevig belegd zijn in de nationale politie en verankerd in de hoge leiding bij de directeur bedrijfsvoering. Ik beoordeel daar het inrichtingsplan ook op. Het departement en de kwartiermaker spreken veelvuldig met bonden en de medezeggenschap.

De heer Bontes vroeg of de aangifte wel wordt verbeterd met de 3D. Het kunnen doen van aangifte is cruciaal voor het verbeteren van onze veiligheid. Het biedt vaak het eerste signaal voor de politie om op te treden. Daarom moet de drempel om aangifte te kunnen doen zo laag mogelijk zijn. 3D-aangifte helpt hierbij. Er is visueel contact, de mogelijkheid kan 24 uur per dag worden aangeboden en politiecapaciteit wordt hiermee slim ingezet. Ik ben daar op zichzelf wel enthousiast over. Dit gebeurt in Rotterdam en laten wij bekijken hoe dat loopt en het vervolgens uitrollen. Zoals de heer Bontes zegt: je moet het burgerschap wel dichtbij houden. De burger moet daarop in kunnen spelen. De heer Çörüz vroeg welke rol de regioburgemeesters hebben. De korpsbeheerders verdwijnen in de nationale politie. Ze krijgen de rol die hen in de nieuwe Politiewet wordt toegekend. In de kern is dat een soort primus inter pares om het lokaal gezag tegen de minister, als countervailing power, aan te zetten samen met het OM. Daarin wordt bewaakt dat het lokale gezag zijn positie krijgt. Niet meer en niet minder.

De heer Bontes vroeg of er voldoende waarborgen zijn dat de politieprestaties gelijk blijven tijdens de reorganisaties. Dat is ook de zorg van ieder ander; de kern waar het om gaat. In vorige bestelwijzigingen is dit minder gebeurd. Wij moeten voorkomen dat dit een intern proces is waar de politie jaren mee bezig is. Dat zal en mag niet gebeuren. Ik heb dat in een recente ontmoeting met alle kwartiermakers nog besproken. Tijdens de verbouwing moet de winkel openblijven. Dat is voor de Kamer een voordeel. Ik heb mij kwetsbaar opgesteld door niet alleen te zeggen dat dit de prioriteiten zijn, maar ook door aan te geven tot welke resultaten die prioriteiten moeten leiden. Dan kan de Kamer zien of het lukt of niet. Het zal lukken. De motivatie en de gretigheid van de politie is enorm.

Mevrouw Kooiman vroeg hoe het staat met de reductie op de ondersteuning met 25%. Ik heb daar al iets over gezegd. De kwartiermaker is bezig met de voorbereiding en het opstellen van de plannen, Ik zal bij mijn beoordeling straks vasthouden aan deze doelstelling. De heer Bontes vraagt of er congruentie komt met de grenzen van de veiligheidsregio's. Nee, die congruentie komt er niet. Het wordt een nationale politie met 1 regio, 10 gedeconcentreerde eenheden en 25 regio's. Die 10 gedeconcentreerde eenheden lopen wat betreft de veiligheidsgrenzen geografisch centraal. In oost heb je 5 veiligheidsregio's, in Rotterdam-Drechtsteden 2, in het noorden 3 en in Amsterdam 1. De heer Bontes bedoelt waarschijnlijk dat hij van die 25 veiligheidsregio's er 10 wil maken. Dat doen wij niet. Wij moeten niet alles tegelijk doen en weer iets opstapelen. De veiligheidsregio's zijn net begonnen. Dat zijn tere kasplantjes. Binnenkort bespreken wij ook nog het rapport over Moerdijk. De veiligheidsregio's worden geëvalueerd door een strakke, strenge, hoogwaardige en onafhankelijke evaluatiecommissie. In 2013 zal die rapporteren.

De heer Bontes (PVV): Die 25 veiligheidsregio's en 10 gedeconcentreerde korpsen kunnen een veiligheidsrisico inhouden. Het gaat mij niet om de structuur, maar om de rampenbestrijding, de opschaling, wie levert de Leider CoPi, de gehele planning, de roostervorming en de meldkamers die langs elkaar heen kunnen werken. Mijn zorg zit erin dat wij een Moerdijk in het kwadraat krijgen doordat er versnippering plaatsvindt in de ene organisatie, terwijl de andere juist aan schaalvergroting doet. Daar lopen wij veiligheidsrisico's mee. Ik vind het te gemakkelijk om te zeggen dat ze zoveel voor hun kiezen hebben gehad, al ben ik dat met de minister eens. De veiligheidsregio's zijn net klaar of nog bezig, maar waarom niet gelijk doorpakken in het belang van de veiligheid van Nederland?

Minister Opstelten: Op het punt van de meldkamers wordt u bediend. Collega Schippers en ik hebben een brief geschreven waarin staat dat er een nationale meldkamerorganisatie komt onder mijn leiding en voor tien meldkamers komt er het 10–10-project. Daar gaan wij binnenkort over spreken. Wat betreft de veiligheidsregio en het risico ben ik het niet met u eens. De veiligheidsregio is verlengd lokaal bestuur. De politie is daar niet meer dan een onderdeel van en zal daarin onderdeel blijven onder leiding van de voorzitter van de betrokken veiligheidsregio. Daarnaast lopen wij echt een risico als wij nu opschalen terwijl ze net aan de slag zijn gegaan.

De heer Bontes (PVV): De voorzitter van de veiligheidsregio heeft te maken met meerdere burgemeesters vanuit de politieregio of de voorzitter van het politiegebied heeft te maken met meerdere burgemeesters van de veiligheidsregio. Dat kan spanning opleveren. De praktijk heeft dat laten zien.

Minister Opstelten: Ik denk dat dat niet het geval is. De veiligheidsregio is leidend bij een crisis en een ramp. Daar heeft men alleen te maken met de burgemeesters van die veiligheidsregio. In de eerste plaats met de burgemeester van de plaats van de ramp en in de tweede plaats als er opgeschaald wordt naar G-4 met de voorzitter van de veiligheidsregio. Dat is de burgemeester van de centrumgemeente. Daar doen de regioburgemeester of andere burgemeesters niets aan af.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Met het oog op de nationale politie is nog niets definitief besloten en wordt het tempo hooggehouden. Dat is allemaal mooi. Ik heb twee zorgen die ik niet terug hoor in de antwoorden van de minister. De eerste is de lokalisering van de zogenoemde robuuste teams en de vertreklocaties. De verhalen die daarover de ronde doen, baren zorgen. Verhalen over 30 kilometer of het dubbele worden steeds dominanter. Een bureau openhouden is geen doel op zich, maar ik vraag de minister om dit goed in de gaten te houden. De tweede zorg gaat over de capaciteit van de digitale recherche. Steeds meer zaken zijn qua bewijsvoering afhankelijk van digitaal bewijs. Daarover zijn grote zorgen bij de agenten zelf. De boodschap is duidelijk: op digitaal gebied loopt de politie hopeloos achter. Wij hebben het hier over kinderporno tot financieel-economische fraude. Ik verzoek de minister dat in de gaten te houden bij het verder inrichten van de nationale politie.

Minister Opstelten: De robuuste basisteams zijn een punt van goed overleg bij de inrichtingsplannen. In een enkele positie is daar discussie over. Ik zal dat goed bewaken, want het is heel belangrijk dat die er goed staan. Over de digitale recherche is goed overleg met het Openbaar Ministerie, ook over de locatie. De nationale politie is natuurlijk de kans om de digitale recherche te versterken en te verbeteren en überhaupt om de recherchepositie te verbeteren en te versterken en van kwalitatieve impulsen te voorzien.

Voorzitter. De heer Çörüz vroeg hoe het staat met de ICT. Voor de zomer komt de uitgebreide voortgangsrapportage, conform de afgesproken planning. De uitvoering van het aanvalsprogramma ICT is gestart. Dit jaar komen de eerste concrete resultaten waaronder meer gebruikersgemak en functionaliteit in de basisvoorziening opsporing. Het is duidelijk dat ICT een van de redenen is voor de nationale politie. Vooruitlopend op de Eerste Kamer heb ik die aap al op mijn schouder genomen. Ik ben daar ten volle voor verantwoordelijk, afrekenbaar en aanspreekbaar. Het is een zeer belangrijke randvoorwaarde voor de nationale politie. Ik heb dus al twee grote nummers voor mijn rekening genomen: de ICT en het project van de ontbureaucratisering. Ik heb gezegd wanneer die klaar zijn en de Kamer geeft daar voortdurend impulsen voor.

Mevrouw Hazekamp heeft het meest uitgebreid gesproken over de dierenpolitie. Het nieuwe meldpunt 114 zit nog in de opstartfase. Er is pas een kwart van de beoogde 500 dierenpolitieagenten werkzaam. Dit betekent dat in de opvolging van de meldingen niet altijd en overal voldoende dierenpolitie beschikbaar is. Wel zullen alle meldingen opgepakt worden door de politie. De opvolging van meldingen die doorgezet worden naar de ambulances is nog in de opbouwende fase. Zoals afgesproken in het Convenant Dierenhulpverlening moet er nog een professionaliseringsslag komen. In enkele gevallen kan het voorkomen dat het nog niet overal duidelijk is hoe de inzet van de dierenambulances goed is geborgd. Dit heeft effect op de werking van het meldpunt 114. Dit jaar zal gebruikt worden om te komen tot een verbeterde dienstverlening en opvolging van 114 samen met de betrokken onderdelen van het ministerie van EL&I. Tegen mevrouw Berndsen zeg ik dat is gekozen voor een werkwijze van 100% inzetbaarheid voor de bestrijding van dierenleed. Het betreft agenten met een algemene politieopleiding. In voorkomende gevallen kunnen zij ook optreden tegen andere vormen van criminaliteit als daarvoor ruimte is in hun taak. Jaarlijks zal ik rapporteren over de resultaten en effecten van de dierenpolitie.

Mevrouw Hazekamp vroeg naar de training van centralisten. Deze training vindt plaats met twee componenten: een training on the job en een tiendaagse training op de academie door de Dierenbescherming. Zoals aangegeven in de brief wordt de training geëvalueerd en zo nodig bijgesteld. Zij vroeg ook of er geluiden zijn van korpsbeheerders die weigeren om de dierenpolitie in te voeren. Ik lees ook wel eens wat. Dat is niet acceptabel. In ieder korps zal de dierenpolitie worden uitgevoerd op de wijze die wij hebben afgesproken. De dierenpolitie is een landelijke prioriteit en is afgestemd met alle korpsbeheerders. De 500 dierenpolitieagenten zijn verdeeld over alle korpsen, dus alle korpsen dienen de dierenpolitie in te voeren. De uiteindelijke inzet is natuurlijk aan het gezag. Zoals gezegd staat de dierenpolitie na een snelle start in november 2011 nog in de kinderschoenen. Ook ik heb behoefte aan informatie over aantallen, gevallen en mogelijk opgelegde straffen, maar ik laat het even zijn gang gaan. Anders wordt men de gehele dag lastiggevallen met rapporteren in plaats van dat men de zaak aan het opbouwen is. De informatie neem ik op in mijn jaarverslag en ik stel voor na de zomer een tussenstand van zaken te sturen. Ik zal schriftelijk reageren op de overige vragen van mevrouw Hazekamp.

Mevrouw Hazekamp (PvdD): Ik ben blij met de beantwoording van de vragen over de korpsbeheerders, maar ik had ook een vraag gesteld naar aanleiding van uitspraken van burgemeesters.

Minister Opstelten: Die heb ik gelezen. Dat zijn ook korpsbeheerders. De dierenpolitie wordt ingevoerd. Daar is zwaar over gediscussieerd en er is een klap op gegeven.

Mevrouw Hazekamp (PvdD): Naar aanleiding van dit debat is veel discussie ontstaan. Ik wil graag een oordeel van de minister over deze discussie.

Minister Opstelten: Ik lees alle kranten en volg alle media. De ene keer lees je dit en de andere keer dat. U bedoelt het standpunt van de heer Brinkman? Ik neem daar kennis van. Ik heb duidelijk geantwoord hoe ik erin zit.

Voorzitter. Mevrouw Kuiken vroeg hoe het verder moet met het LECD en of de Politieacademie moet worden doorgelicht. Ik onderschrijf de conclusie van het rapport-Marijnen over het LECD. De leiding van de Politieacademie had eerder kunnen en moeten ingrijpen en moet nu alert blijven. Dat is de leiding ook gezegd. Ik volg de Politieacademie kritisch met behulp van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid. Er gaat overigens ook heel veel goed. De Politieacademie gaat op in de nationale politie en dat is het moment om goed te kijken naar de minder sterke punten van de Politieacademie en die te benoemen.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Er werken nu zo'n veertien mensen bij het LECD. Er is een directeur en daaronder staat een manager die zorgt voor de dagelijkse gang van zaken. Dat noem ik niet onder controle, maar het neerleggen van een dijk waar een kraantje openstaat.

Minister Opstelten: Ik onderschrijf de conclusies van de heer Marijnen en zijn rapport. Wij zullen de positie van het LECD en de nationale politie goed bekijken, maar gun ons daar tijd voor. Dat kan niet direct, pats-boem. Dan gebeurt het onzorgvuldig en hebben wij over een tijd weer een probleem. Ik wil voor de laatste keer een discussie hebben over de taak en de functie van het LECD. Het moet goed geborgd worden en er moeten heldere conclusies getrokken worden. De kwartiermaker heeft het verzoek gekregen om daar voorstellen voor te doen.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Ik vind dit antwoord onvoldoende. Er zit nog steeds een dure manager. Dat bedoelde ik met die dijk. Dit zou je door goed de pleister eraf te trekken kunnen oplossen. Er zijn zes mensen weggegaan bij het LECD die weggezet werden als een stelletje klagers, terwijl ze door het rapport-Marijnen in het gelijk zijn gesteld. Die mensen zitten met dat weggaan en de oneervolheid, terwijl ze in hun gelijk stonden. Dat moet toch niet de gang van zaken zijn? Welke boodschap heeft de minister voor deze mensen?

Minister Opstelten: Ik blijf bij mijn conclusie dat wij naar de plaats van het LECD moeten kijken. Het rapport is goed. Ik zal kijken naar de positie van die zes mensen. Dat ze weg gingen is neem ik aan hun eigen keuze geweest, maar ik vind het een faire zaak, zonder daar enige toezegging op te doen, om te bekijken wat gelet op het rapport de conclusies moeten zijn.

Voorzitter. Mevrouw Berndsen en de heer Brinkman vroegen naar de illegalen. Ik denk dat er niets mis mee is dat wij dit hebben gedaan. In de verhoudingen zoals die in de wet staan, is de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel gezagdrager voor de Vreemdelingenpolitie. Dat is goed besproken met het korpsbeheerdersoverleg en men heeft er kennis van genomen. Ik neem kennis van wat de burgemeesters vinden. Zij gaan op geen enkele wijze over hoe en wat de Vreemdelingenpolitie doet. Dat is in de wet aangegeven. Ik wil dit punt wel met de burgemeesters bespreken, want ik wil niet dat als ik in een overleg met dezelfde burgemeesters zit en zeg dat wij iets gaan doen en niemand steekt zijn vinger op, ik verrast wordt door allerlei optredens. Dat kan niet.

Voorzitter. De winkel-boa neemt geen kerntaken over van de politie, zeg ik tegen mevrouw Berndsen. Ik heb dat ingezet in overleg met het bedrijfsleven en een aantal gemeenten. Het is een win-winsituatie voor de politie en het bedrijfsleven. De boa neemt een aantal taken weg zoals aangifte, proces-verbaal, verbinding, bevindingen, fouillering en vervoer. De pilot zal worden geëvalueerd en de Tweede Kamer zal daarover worden geïnformeerd.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Ik heb een punt van orde. Ik heb behoefte aan wat meer tijd. Kunnen wij volgende week een uur extra inplannen? Wij hebben een meter papierwerk gehad en die heb ik gelezen, maar ik wil graag wat meer tijd om daarover van gedachten te wisselen. Dat schiet er nu bij in. Ik begrijp dat ieders agenda vol zit, maar ik hoop dat wij een uurtje kunnen vinden. Dan kan de minister normaal antwoorden en hoeven wij ons niet te verslikken in onze woorden.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Ik steun het verzoek. Wij hebben grote slagen gemaakt omdat het zoveel onderwerpen waren. Dan kunnen wij de tweede termijn netjes afmaken met wat kleinere vragen.

De voorzitter: Wij spreken af dat de griffier met een voorstel komt en dat de commissie daarover zal beslissen. Vandaag doen wij geen tweede termijn.

Mevrouw Berndsen (D66): Ik heb een vraag naar aanleiding van het convenant over de Vreemdelingenpolitie. Terecht zegt de minister dat de burgemeesters niet het gezag hebben over de Vreemdelingenpolitie, maar in de praktijk is het zo dat het de politie capaciteit kost. Als de Vreemdelingenpolitie optreedt, zal daar altijd vanuit blauw ondersteuning aan moeten worden gegeven. In die zin gaan de burgemeesters natuurlijk wel over de prioritering van de inzet van capaciteit.

Minister Opstelten: Dat is zo, maar in de kern gaan zij er niet over. Daarom hebben zij in de vergadering gezegd dat zij daar geen positie in hebben. In de wet is het een zaak van de politie zelf. Dat is altijd uit handen van de burgemeester gehouden vanwege de gevoeligheid. Het gezag is in handen van het kabinet bij de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel. Wij hebben dit in een vergadering met elkaar besproken en daar is een klap op gegeven. Daarom spreek ik hen erop aan. Natuurlijk mag men iets zeggen. Het is een normale doortrekking van iets wat in het verleden ook plaatsvond. Een andere zaak is dat burgemeesters moeten doen wat hen in de wet toekomt, maar wat een ander in de wet toekomt, moeten zij aan anderen laten. Ik hecht eraan om dit punt met hen te bespreken. Een aantal burgemeesters heeft publiekelijk gezegd dat ze dat mij willen bespreken.

Mevrouw Berndsen (D66): Ik constateer dat de Vreemdelingenpolitie niet binnen het domein van de burgemeesters valt, maar wat daarbij komt wel. Wij hadden het net over prioriteit op prioriteit stapelen. Dit is er een van. Dit gaat ten koste van blauw, want dat zal moeten assisteren bij uitzettingen.

Minister Opstelten: Ik herhaal dat dit onderwerp in de eerste tijd van beleid aan de Kamer is gestuurd en op de prioriteitenlijst heeft gestaan. Het is een uitvoering van de prioriteiten. Wij hadden er ook niets over kunnen zeggen en het gewoon kunnen doen. Die stijl waarderen wij niet. Wij willen meteen aangeven waar onze prioriteiten toe leiden.

De voorzitter: Hiermee is de eerste termijn van de minister afgerond. Met betrekking tot de tweede termijn doet de griffier een voorstel. De toezeggingen vindt u terug in het verslag. Ik dank de leden, de minister en zijn ambtelijke ondersteuning en het publiek voor de inzet.

Volledige agenda

1. Continuïteit Amber Alert

29 668-33 – Brief regering d.d. 1-09-2011

staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

2. Voortgangsbericht over de vorming van de nationale politie

29 628-270 – Brief regering d.d. 19-09-2011

minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

3. Beleidsbrief evaluatie hoofdstuk X PW: de klachtenbehandeling door de politie en de Kmar

29 628-272 – Brief regering d.d. 6-10-2011

minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

4. Vervolgonderzoek TNO-rapport over belemmeringen Landelijke Arbeidstijdenregeling politie en Barp sector politie

29 628-274 – Brief regering d.d. 11-10-2011

minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

5. Ontwikkelingen dierenpolitie

29 628-275 – Brief regering d.d. 24-10-2011

minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

6. Ontwikkelingen rondom de werving en selectie van aspiranten bij de politie

29 628-277 – Brief regering d.d. 28-10-2011

minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

7. Functioneren van Amber Alert

29 668-34 – Brief regering d.d. 31-10-2011

minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

8. Eerste voortgangsrapportage Actieprogramma «Minder regels, meer op straat»

29 628-285 – Brief regering d.d. 19-12-2011

minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

9. Salariskorting politieaspiranten

29 628-286 – Brief regering d.d. 21-12-2011

minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

10. Instroom aspiranten in 2011

29 628-288 – Brief regering d.d. 16-1-2012

minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

11. Rapport onderzoekscommissie aanbesteding politievoertuigen (commissie Schouten/Telgen)

29 628-291 – Brief regering d.d. 16-2-2012

minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

12. Toezegging AO weerbaarheid van de politie over o.a. bevelsbevoegdheid politie, het veteranenbeleid bij de politie, voortgang dossier suïcide onder politieambtenaren, getraumatiseerde agenten, dienstsport

29 628-292 – Brief regering d.d. 28-2-2012

minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

13. Stand van zaken over de cao voor de sector politie

29 628-293 – Brief regering d.d. 5-3-2012

minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

14. Voortgang inzake professionalisering van toezicht en handhaving in de openbare ruimte

28 684-340 – Brief regering d.d. 6-03-2012

minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

15. Reactie op de recente geweldsincidenten jegens politieagenten

28 684-341 – Brief regering d.d. 6-3-2012

minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

16. Aanbieding Nulmetingen basispolitiezorg en recherche Actieprogramma conform de toezegging gedaan bij de eerste voortgangsrapportage «Minder regels, meer op straat»

29 628-295 – Brief regering d.d. 23-03-2012

minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

17. Gevolgen van de aangekondigde acties naar aanleiding van de vastgelopen cao-onderhandelingen sector Politie

29 628-294 – Brief regering d.d. 9-3-2012

minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

18. Verbeteracties inbeslagname van vuurwapens en verdovende middelen

28 684-343 – Brief regering d.d. 9-3-2012

minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

19. Voortgangsbericht vorming Nationale Politie

29 628-297 – Brief regering d.d. 27 maart 2012

minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten