Vastgesteld 1 februari 2010
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 heeft op 16 december 2009 overleg gevoerd met minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over:
– de brief van de minister van Binnenlandse Zaken d.d. 15 december 2009 met de antwoorden op vragen over de toelagen en declaraties van de politietop (29 628, nr. 175).
Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Leerdam
De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Van Leiden
Voorzitter: De Krom Griffier: Van Leiden
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Azough, Brinkman, Çörüz, Griffith, De Krom, Kuiken, Van Raak en Verdonk,
en minister Ter Horst, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.
De voorzitter: Goedenavond. Op de agenda staan de antwoorden op de feitelijke vragen vanuit de commissie over de toelagen en de declaraties van de politietop. Dit overleg duurt tot 20.00 uur, zonder dinerpauze. Wij hebben dus drie uur de tijd.
Met de Kamerleden is afgesproken hun inbreng in eerste termijn te beperken tot ongeveer acht minuten.
De heer Brinkman (PVV): Voorzitter. Wij hebben een monstrum van een beloningssysteem binnen de politietop gebouwd. Het is een immoreel monstrum waar wij zo snel mogelijk vanaf moeten. Het gaat om goed betaalde politiemensen die elkaar nog veel hogere toelagen toeschuiven. Die toeslagen vormen een salaris waarvan een gemiddelde diender alleen maar kan dromen. De vraag is niet of dit rechtmatig is, maar de vraag is of dit moreel verwerpelijk is. De korpschef van Amsterdam met hoogste anciënniteit verdient volgens de salaristabel in salarisschaal 18 € 98 700 per jaar. Volgens de Wopt-gegevens verdiende die in 2006 echter € 271 000 en wij mogen ervan uitgaan dat hij er in drie jaar tijd niet in salaris op achteruit is gegaan. Dat betekent dat hij zijn salaris heeft opgehoogd met een bedrag dat hoger is dan de Balkenendenorm! Naast zijn eigen salaris verdient deze man al meer dan de Balkenendenorm. Wat een ongelofelijke en ongegeneerde graaierij! Volgens de brief van het korps Amsterdam-Amstelland en ook volgens RTL komt daar in 2009 nog een extra bedrag bij van € 828, gedeclareerd als tegemoetkoming voor studerende kinderen. Met andere woorden, deze man, met zijn ongelofelijke graaierij, heeft ook nog een ambtenaar opdracht gegeven een formuliertje in te vullen zodat hij van de belastingbetaler een tegemoetkoming van € 828 krijgt, bovenop zijn schamele salaris. Hij heeft immers studerende kinderen. Dit gedrag is moreel verwerpelijk. Ik wil dan ook graag een heldere uitspraak van de minister over dit gedrag.
Ondanks dat de minister zeer essentiële vragen nog niet heeft beantwoord, vind ik het van groot belang er nu al met de minister over te praten. Zij heeft namelijk gezegd begin volgend jaar met de korpsbeheerders om de tafel te gaan zitten om deze regelingen te bespreken. Voordat zij die gesprekken ingaat, wil ik haar steunen en haar positie sterker maken door klip-en-klaar aan te geven waar de PVV-fractie voor staat. Wat betreft de PVV is in ieder geval één ding duidelijk: nieuwe contracten voor het nieuwe jaar dienen vanaf de schalen 16 tot en met 18 geen enkele toelage meer te omvatten, anders dan die toelagen waar ook de gewone diender recht op heeft. Daarnaast is de PVV-fractie van mening dat bestaande regelingen opengebroken moeten worden. Waar dit juridisch mogelijk is, dienen die drastisch versoberd te worden, het liefst tot nul.
Wat betreft de beantwoording van de vragen in het algemeen de volgende opmerking. Wie gaat het onafhankelijk onderzoek uitvoeren naar de rechtmatigheid van declaraties en toelagen? Op welke termijn verwacht de minister de uitslag van dit onderzoek? Is zij het met mij eens dat ook de moraliteit van uitvoering van regels van declaraties en toelagen bij dit onderzoek betrokken moet worden?
Bij de vragen over de dienstreizen verwijst de minister naar de antwoorden in het WOB-onderzoek hierover. Ik maak hier principiële bezwaren tegen. Ik kan niet lezen welke vragen in dit WOB-verzoek zijn gesteld. Daarbij hecht ik er grote waarde aan dat vragen van een Kamerlid als zodanig worden beantwoord, met inachtneming van alle termijnen en niet in afwachting van een of ander WOB-onderzoek.
In haar beantwoording stelt de minister dat een aantal toelagen samengebracht wordt in een algemene toelage, waarvoor men bij benoeming en tussentijdse toekenning vooraf de Algemene Bestuursdienst moet betrekken. Om te beginnen, welke toelagen betreft dit volgens de minister? Hebben wij de Algemene Bestuursdienst al formeel vastgesteld? Ik ben het namelijk in het geheel niet eens met deze extra bestuurslagen. Wij hebben die in de Kamer ook nog niet formeel vastgesteld. Hoe kan de minister hierop dan een voorschot nemen? Overigens behoort deze Algemene Bestuursdienst ook maar gewoon weer tot de politie. Wat dat betreft is het weer de slager die zijn eigen vlees keurt.
De uitvoering van de regelgeving voor de diverse toelagen ligt bij de korpsbeheerder, die verantwoordelijk is voor toekenning aan de korpschef. Die is op zijn beurt verantwoordelijk voor toekenning aan de plaatsvervangende korpschef. Zo is het cirkeltje rond en kunnen de hoge heren elkaar ongegeneerd huizenhoge toelagen toebedelen. Ik zou het zeer op prijs stellen als de minister hier een einde aan maakt in haar gesprek met de korpsbeheerders. Het gaat voortaan nog maar om één toelage en die moet ter goedkeuring naar de Kamer.
Ik breng twee concrete toelagen ter sprake. De eerste is de pikettoelage, voor de periode waarbij iemand telefonisch bereikbaar moet zijn en met de mogelijkheid rekening moet houden om dienst te draaien. Met andere woorden, een piketdienst kan niet samenvallen met arbeidstijd. Amsterdam noemt men het de bisschoppentoelage, maar in wezen is het precies hetzelfde. Grootverdieners bij deze toelagen zijn de plaatsvervangende korpschef van Amsterdam en de korpschef van Flevoland, beiden met rond de € 12 000. Uit de beantwoording blijkt dat de pikettoelage € 1,73 per uur bedraagt. Als ik dit bedrag afzet tegen de pikettoelage van voorgenoemde heren, blijkt dat men voor respectievelijk 6824 en 6818 uur piketdienst vergoed heeft gekregen. Een kleine rekensom leert dat er dus voor 284 dagen piket is uitbetaald. Blijven er 81 dagen over. Met andere woorden, deze personen zouden rond de 16 weken hebben gewerkt. Rara, hoe kan dit. Graag een verhelderend antwoord.
Verder is de minister het niet met mij eens dat het voor een korpsleidingslid functioneel inhoudt dat die altijd beschikbaar moet zijn en dat dit reeds geïncorporeerd is in het salaris. Ik zeg het verkeerd. Ik vraag me af of de minister het met mij eens is.
Wat betreft de toelage voor werving en behoud, met een maximum van € 45 000, het volgende. Hoe is het mogelijk dat een interim-korpschef een werving- en behoudtoelage krijgt. Dat is geheel in tegenspraak met de essentie van het zijn van een interim. Die blijft immers niet behouden, maar gaat na korte tijd weg. De minister stelt ook dat een bedrag van € 1400 gewoon marktconform is. Dat is natuurlijk op dit moment flauwekul. In de markt zijn op dit moment allerlei managers allang blij als ze ergens een baantje hebben. De overheid kan wat dat betreft deze bedragen bijstellen.
In de beantwoording van de vragen staat dat de representatiekostenvergoeding maximaal 5% van het brutojaarsalaris beslaat. Zowel de korpschef van Amsterdam-Amstelland als die van Gooi en Vechtstreek komt daar met bedragen van ruim € 10 000 ruim boven. Als ik kijk naar het brutosalaris bij het maximum van de schalen 18 en 17, respectievelijk € 98 000 en € 90 000, komt dat zelfs uit op het dubbele. Kortom, er is buiten de regels gedeclareerd? Wie is hiervoor verantwoordelijk? Is het met opzet gedaan? Moet de Rijksrecherche hiernaar kijken?
Met deze representatietoelage is natuurlijk iets zeer vreemds aan de hand. In de beantwoording schrijft de minister dat die toelage veronderstelt dat daaruit kosten betaald moeten worden. Dat is juist. Verder schrijft de minister dat bij de korpsen de mogelijkheid bestaat van declareren. Bij toekenning van representatievergoedingen dient het helder te zijn om welke onkosten het gaat. De minister schrijft ook dat het haar duidelijk is geworden dat elementen niet uitputtend zijn beschreven en dat toepassing daarvan te veel speelruimte laat. Hierdoor is het volgens de minister mogelijk dat de korpschefs een representatiekostentegemoetkoming krijgen en daarnaast apart declareren. Dit is complete abracadabra. Volgens mij zijn er allerlei richtlijnen die hieraan ten grondslag liggen en die aangeven dat er allerlei bedragen zijn waar mensen zich aan moeten houden. Ik geef een voorbeeld. In het Besluit reis- en verblijfkosten en verhuiskosten d.d. 24 juni 2008 staat dat er een bedrag uitgegeven mag worden van € 82 voor logies, vergoeding en overnachting bij buitenlandse reizen. Uit de declaraties van de creditcard van de korpschef van Amsterdam, bij een bezoek aan Istanbul op 8 januari 2009, blijkt dat die op die dag drie bedragen heeft gedeclareerd voor drie verschillende overnachtingen, in totaal voor drie keer € 161, is € 483. Dat is ruim vierhonderd euro meer dan mag volgens het besluit waaraan de vergoeding ten grondslag ligt. Ik heb er maar een voorbeeld uit gehaald. Mijn vraag is of de minister dit kan verklaren. Zo niet, dan wil ik dat de Rijksrecherche dit voorbeeld gaat onderzoeken. Ik kan overigens nog tien andere voorbeelden noemen.
Uit de vele tips die ik heb binnengekregen, blijkt dat het gewoon is geworden dat korpschefs bij het verlaten van een korps of bij hun pensioen hun dienstauto mogen overnemen. De gehanteerde dagwaarde schijnt echter vele malen lager te zijn dan de daadwerkelijke dagwaarde. Sterker nog, er is een aantal ex-korpschefs dat kort daarna de auto met winst van de hand doet. Ik wil concreet van de minister weten of zij in ieder geval bereid is om dit aanhangig te maken in het gesprek van volgend jaar met de korpsbeheerders. Dit gaat een groot probleem opleveren.
De heer Van Raak (SP): Voorzitter. Tijdens de strandrellen op Hoek van Holland stond een handjevol agenten tegenover een massa gedrogeerde hooligans. Deze agenten werden geconfronteerd met grof geweld. Zelfs schieten helpt niet meer in zo’n geval, zelfs niet als er een dode valt en veel mensen gewond raken. Deze agenten waren het slachtoffer van een slechte organisatie en van het falen van leidinggevenden. Zij zijn gered door een groepje politieruiters dat wel verantwoordelijkheid nam, gevaren trotseerde en collega’s te hulp kwam. Gewone agenten tonen elke dag hun verantwoordelijkheid. Als zij eens over de schreef gaan, krijgen zij te maken met schorsing, straffen of zelfs ontslag. Wat gebeurt er echter met de politieleiding en met korpschefs als die over de schreef gaan?
Een beginnende agent krijgt ongeveer € 1400 per maand. Het reguliere inkomen van een korpschef loopt op tot € 8250 per maand. Dat vinden korpschefs te weinig, zo durven zij zelfs in de krant te schrijven. Vindt ook de minister het reguliere salaris van een korpschef te laag? Ik heb eens onderzoek gedaan. De uitkomsten zijn eensluidend: niemand is het met de korpschefs eens. Niemand. Geen enkele agent vindt het inkomen van de korpschefs te laag. Gewone agenten krijgen voor piketdienst, waarin zij bereikbaar moeten zijn, bruto € 1,73 per uur. Er is geen enkele gewone agent die € 11 806 opstrijkt aan pikettoelagen. Dat kan niet eens. Wie dat bedrag door € 1,73 deelt, ziet dat ook. Waarom kan het dan wel bij korpschefs?
Ik ken ook geen agent die een representatietoeslag krijgt van € 10 476 of een bonus van € 15 085 of een arbeidsmarkttoeslag van € 34 370. Ik weet trouwens niet eens wat het laatste is. De korpschefs krijgen dat allemaal wel, boven op hun riante beloning. Agenten kunnen ook niet via een eigen adviesbureau zichzelf voor duizenden euro’s per dag inhuren. Ik ben geen agent tegengekomen die dat kan. Ik heb ook geen enkele agent gesproken die bij moeilijkheden met woning of met de huur te horen heeft gekregen dat het korps dat betaalt. Zij worden ook het land niet doorgereden in een luxe limousine. Ik heb het allemaal niet gehoord van gewone agenten. Die hebben immers een tekort aan alles: aan voldoende inkomen, goed materiaal en nieuwe collega’s. Terwijl agenten elke dag moeten proberen, de eindjes aan elkaar te knopen, wordt er aan de top flink gegraaid en wordt toelage op toelage op toelage door korpsbeheerders aan korpschefs uitgekeerd. Hoe is dat nu toch mogelijk? Hoe heeft dit kunnen ontstaan? Waarom wordt het riante inkomen van korpschefs door korpsbeheerders aangevuld met allerlei super-de-luxe regelingen? Hoe heeft zo’n wildgroei aan regels kunnen ontstaan? Heeft de minister dit nooit in de gaten gehouden? Wie is verantwoordelijk voor al die regelingen? De korpsbeheerders, maar toch ook de minister? Die moet het toch allemaal een beetje in de smiezen houden, zo lijkt mij. De minister zegt echter niet precies te weten welke super-de-luxe regelingen er allemaal zijn. Dat vind ik heel raar. De minister weet ook niet, of zegt ook niet te weten, of korpschefs of korpsbeheerders de regels overtreden hebben. Dat vind ik helemaal vreemd. Dat hoort een minister te weten. De minister schrijft zelfs niet te weten of zij in het verleden als burgemeester zelf super-de-luxe regelingen heeft goedgekeurd. Dat kan natuurlijk niet. Dat weet zij best. Heeft zij dat wel of niet gedaan? Wat is het antwoord? Als korpschefs en korpsbeheerders regels hebben overtreden, wat zijn dan de gevolgen? Gaat de minister dan ook schorsen, straffen en ontslaan, zoals bij gewone agenten?
Hoe heeft deze wildgroei aan regels kunnen ontstaan? Vooral dat is de vraag. Als ik de opmerkingen van de korpschefs over hun zogenaamd geringe inkomen lees, zie ik dat de cultuur flink ziek is. Gezien het Beleidskader arbeidsvoorwaarden politietop van de minister kan ik mij niet aan de indruk onttrekken dat dit schuurt en schuurt. Een functioneringstoelage kan alleen gegeven worden bij zeer goede of uitstekende functievervulling waar concrete prestaties tegenover staan. Dat is bij al die korpschefs niet het geval. Ik kan mij dat gewoon niet voorstellen. De representatietoelage mag geen beloningsinstrument zijn. De korpschefs en korpsbeheerders zeggen echter dat die toelagen nodig zijn om het inkomen aan te vullen. Dat was niet de bedoeling. Wie een toelage voor representatiekosten krijgt, moet het heel duidelijk zijn welke andere kosten nog afzonderlijk declarabel zijn. Dat is volgens mij niet gebeurd. Anders kan al dat kleine grut niet gedeclareerd worden met de creditcards. Compensatie voor belastingheffing kan en mag niet. Volgens mij is daar in Friesland echter sprake van geweest. Waarom moeten bestuurders een piketvergoeding krijgen? Waarom krijgen die € 11 800 piketvergoeding? Het zijn toch bestuurders?
Agenten worden vaak op hun ziel getrapt door burgers, door bestuurders en door deze minister. Het gedrag van de korpschefs en korpsbeheerders, dit graaien, vormt een bedreiging voor de loyaliteit van de agenten aan de politieorganisatie. Ik zeg het zo hard omdat het zo hard is. Alle meldingen die ik krijg, spreken voor zich. Agenten pikken dit niet. Het voorstel van de SP is simpel. Wij zijn het niet eens met de korpschefs dat zij te weinig verdienen. Wij hebben ook geen vertrouwen dat de korpsbeheerders de super-de-luxe regelingen zullen beperken. De SP wil dat de minister verantwoordelijkheid neemt en daar gaat snijden waar het vet zit. Korpschefs zijn bestuurders en hebben dus geen riante pikettoelage nodig, geen functioneringstoelage, geen arbeidsmarkttoelage en geen andere flauwekul. Het lijkt wel of zij een toelage krijgen als zij aangenomen worden, hun werk doen of niet weggaan. Zij krijgen een toelage voor allerlei flauwekul. Zij moeten ook niet zichzelf inhuren, hun huis laten betalen of zichzelf laten rondrijden in een limousine. Er moet ook alleen gedeclareerd worden als onkosten met het werk te maken hebben. Dat wil de SP. Dat is volgens mij ook wat de agenten willen. De minister moet dat volgens mij ook willen. Is de minister bereid, een einde te maken aan deze graairegels bij de top van de politie? Is zij bereid om politiemanagers die over de schreef zijn gegaan, aan te pakken? Misschien nog belangrijker, is zij bereid om de korpsbeheerders aan te spreken die al die toelages hebben goedgekeurd en die de wildgroei hebben laten ontstaan? Waarom heeft de minister nooit toezicht gehouden? Waarom heeft zij deze wildgroei maar laten gebeuren?
Er komt een onderzoek, zo schrijft de minister. Dat lijkt mij wel het allerminste. Wie gaat dat doen? Wat gaat onderzocht worden? Wanneer hoort de Kamer het allemaal?
De heer Brinkman (PVV): Wat vindt de SP van het idee van de minister om het via de Algemene Bestuursdienst te doen?
De heer Van Raak (SP): Het onderzoek moet onafhankelijk zijn.
De heer Brinkman (PVV): Nee, ik bedoel wat anders. De nieuwe regelingen moeten aan de Algemene Bestuursdienst voorgelegd worden voordat zij in werking treden. Wij hebben de Algemene Bestuursdienst nog niet afgehandeld. Ik ben erop tegen, omdat het een extra bestuurslaag is en het bovendien weer de slager is die zijn eigen vlees keurt. Wat vindt de SP hiervan?
De heer Van Raak (SP): Het Beleidskader arbeidsvoorwaarden politietop is van de minister. Zij moet zelf regels stellen. Wij moeten niet, zoals in het verleden te veel is gebeurd, hebben dat er gediscussieerd wordt met burgemeesters en korpsbeheerders. Die hebben dit allemaal toegestaan. Die hebben toelage op toelage op toelage gestapeld. Die hebben het de korpschefs allemaal gegeven. Die moeten aangesproken worden. Die moeten hard aangepakt worden. Dat kan de minister. En als zij het niet doet, doet de Tweede Kamer het wel!
Mevrouw Verdonk (Verdonk): Ik vraag de heer Van Raak naar een definitie van bestuurder. Volgens hem is een korpschef immers een bestuurder.
De heer Van Raak (SP): Een korpschef is uiteindelijk een bestuurder. Die bestuurt een korps en is dus meer een bestuurder. Die is geen agent die de straat opgaat. Daarvoor is de piketdienst bedoeld. De gewone agent moet beschikbaar zijn en krijgt daarvoor € 1,73 bruto per uur. Mevrouw Verdonk moet ook altijd beschikbaar zijn. Die krijgt ook geen pikettoelage.
Mevrouw Verdonk (Verdonk): Volgens de heer Van Raak bestaat een politiekorps dus uit bestuurders en agenten.
De heer Van Raak (SP): Helaas wel.
Mevrouw Azough (GroenLinks): Ter correctie, de Algemene Bestuursdienst besluit niet, maar adviseert. Het is vooralsnog de korpsbeheerder die besluit.
De heer Van Raak (SP): Wie het probleem goed doordenkt, ziet dat het probleem bij de korpsbeheerders is ontstaan. Die hebben al die toelagen gegeven. Het lijkt mij heel erg slecht dat wij aan de korpsbeheerders, die toelage op toelage op toelage hebben gestapeld, vragen om te minderen. Ik vraag dan ook de minister om dat te doen. Dat kan zij in dit geval heel gemakkelijk door te schrappen. Als de minister dat niet wil, moet de Tweede Kamer dat maar doen.
Mevrouw Kuiken (PvdA): Voorzitter. Ik geef allereerst een reactie om de onduidelijkheid over de Algemene Bestuursdienst weg te nemen. Die is er al.
In de afgelopen weken is ophef ontstaan over de vergoedingen en declaraties van de politietop. Boven op een goed basissalaris krijgen die extra euro’s in de zin van vergoeding van representatiekosten en krijgen die in sommige gevallen woonvergoedingen en forse piketvergoedingen. Daarbovenop is nog eens stevig gedeclareerd, soms voor diners, smokings en allerlei andere zaken. Dit alles staat niet in verhouding tot het salaris en de toelagen voor een agent op straat. Zeker in deze financieel krappe tijden is dit niet uit te leggen. Het is niet eerlijk, niet sociaal. Het is wat de PvdA betreft onacceptabel. Bovendien zijn de bestaande regels ondoorzichtig, te ruimhartig en zijn de verschillen hierbij tussen de korpsen te groot. Daarbij wordt een slecht voorbeeld gegeven. Ik kan mij voorstellen dat het uitermate demotiverend voor agenten werkt.
De PvdA maakt zich op alle fronten sterk om tot een rechtvaardig beloningsbeleid te komen en om excessen te bestrijden. Dat geldt bij zorg, onderwijs, wonen en bij de politie. Het is dan ook teleurstellend dat de korpsbeheerders en korpschefs in de verdedigingsbankjes zijn geklommen en zelfs boos worden, in plaats van kritisch naar zichzelf te kijken en naar de wijze waarop zij omgaan met vergoedingen. Zij moeten immers het goede voorbeeld geven. De uitspraak dat de salarissen omhoog moeten om toelagen en declaraties onnodig te maken, vinden wij de wereld op zijn kop. Wij zijn deze mening dan ook niet toegedaan. De minister schrijft in haar antwoorden van mening te zijn dat de salarissen van de korpschefs op dit moment redelijk zijn en dat aanpassing zeker niet nodig is. Dat uitgangspunt delen wij. Bovendien moet de Balkenendenorm als uitgangspunt gelden. Wij zijn dan ook niet gelukkig met de situatie dat een aantal korpschefs daar, eufemistisch uitgedrukt, flink boven zit.
Ook lijkt het ons niet meer dan logisch dat de piketregeling voor iedereen gelijk wordt, versoberd wordt en dat declaraties boven op een vaste onkostenvergoeding niet de bedoeling zijn.
Mevrouw Griffith (VVD): Ik wil graag helderheid. Is de PvdA-fractie ongelukkig met het feit dat de politietop meer verdient dan de Balkenendenorm of zegt de PvdA-fractie keihard te willen dat de politietop niet meer verdient dan die norm? De minister schrijft immers dat het 130% van het maximum mag zijn. Ik wil graag een heldere uitspraak op dat punt.
Mevrouw Kuiken (PvdA): Ik dank mevrouw Griffith voor haar vraag. Zo kan er geen onduidelijkheid over bestaan. Ik ben ongelukkig dat de politietop meer verdient dan de Balkenendenorm. Ik kan daar echter niet zo heel veel aan veranderen, ben ik bang. Ik wil wel dat het in de toekomst niet meer kan voorkomen. De Balkenendenorm is voor ons een harde norm, net zoals in andere sectoren. Ik vind het ongelukkig dat de huidige situatie bij de politietop is zoals die is.
Mevrouw Verdonk (Verdonk): De piketregeling moet volgens de PvdA-fractie versoberd worden. Vindt mevrouw Kuiken niet dat korpschefs helemaal geen piketvergoeding moeten ontvangen?
Mevrouw Kuiken (PvdA): Daar ben ik nog niet helemaal uit. Wij kennen nu een piketvergoeding van een euro. Ik kan mij voorstellen dat er iets van een vergoeding is. Ik ben het er echter hartgrondig mee eens dat vergoedingen variërend van € 3000 tot € 11 000 niet de bedoeling zijn.
Mevrouw Verdonk (Verdonk): Is het niet zo dat dit bij de functie van korpschef in het salaris zit, zoals bij zoveel functies van dat niveau? Waarom niet doorpakken en geen piketregelingen meer toestaan voor korpschefs?
Mevrouw Kuiken (PvdA): Ik ben het gevoelsmatig eens met mevrouw Verdonk. Nu moet echter het gehele pakket bekeken worden. Ik wil dan ook graag dat het in januari terugkomt in de Kamer. Wij kunnen dan een definitief oordeel vellen over het gehele pakket van maatregelen. Gevoelsmatig zit ik echter op de lijn van mevrouw Verdonk.
De heer Van Raak (SP): Dat is lekker zaken doen! Van de pikettoelage zijn wij binnenkort dus af. Vindt de PvdA hetzelfde ook van de toelage werving en selectie van € 34 000 en van de functioneringstoelage? Iedereen moet toch functioneren? Het is toch raar dat iemand € 15 000 krijgt, louter omdat die functioneert? Zullen wij die toelagen ook maar in de ban doen?
Mevrouw Kuiken (PvdA): In alle beroepsgroepen is een vorm van prestatiebeloning niet ongepast. Als iemand iets buitengewoon bijzonders en belangrijks doet, ben ik de laatste om een beloning tegen te houden. Als iemand jaar op jaar een toelage krijgt voor iets wat gewoon in zijn functie zit, is dat echter raar. Het is niet onze functie om te onderhandelen over de declaraties en de vergoedingen. De heer Van Raak en ik zitten op dezelfde lijn. Wij hebben dezelfde ergernissen en hetzelfde ongenoegen. Wij moeten dit aanpakken.
Ik vraag de minister een aantal zaken, zodat ik kan checken hoe het nu zit. Klopt het dat in de huidige situatie het formele werkgeverschap vastligt in het besluit over de rechtspositie en het besluit over de bezoldiging? Klopt het dat de korpsbeheerder op basis van deze twee besluiten de vrijheid heeft bij de toekenning en de omvang hiervan? Is dat de feitelijke situatie?
Als ik het goed begrijp, gaat de minister deze vrijheid aanpassen door samen met de korpsbeheerders te komen tot een nieuw beleidskader. Mijn vraag is of ik dat goed heb begrepen. Als ik het goed begrijp, komt dit beleidskader er begin 2010 en wordt het besproken met het korpsbeheerdersberaad. Vervolgens wordt het aan de Tweede Kamer voorgelegd om erover te spreken.
Ik hoor graag van de minister of in dit beleidskader ook het stroomlijnen van allerlei regionale regelingen zit. Worden deze verschillen meegenomen? Ook wil ik weten of de piketdiensten en de afspraken over declareren van kosten nadrukkelijk meegenomen worden, evenals de woontoelagen.
Klopt het dat de Algemene Bestuursdienst dit beleidskader gaat toetsen en erover adviseert? Hoe krachtig is die toets en dat advies? Wat zijn daarvan de consequenties?
Een andere vraag gaat over het onafhankelijke onderzoek dat korpschefs en korpsbeheerders gaan uitvoeren naar de rechtmatigheid van beloningen en toelagen. Wat wordt hiermee precies bedoeld? Wie gaat men daarvoor inzetten? Het lijkt een beetje op de slager die zijn eigen vlees keurt. Ik vind het goed dat men zichzelf kritisch onder de loep neemt, maar ik heb er nog geen goede voorstelling van.
Een volgende vraag betreft het onderzoek naar rechtmatigheid van declaraties en toelagen dat de minister heeft aangekondigd. Wanneer kan de Kamer dit onderzoek verwachten en wie gaat het uitvoeren?
Een andere vraag is welke mogelijkheden er nu zijn als het gaat om de arbeidsvoorwaardelijke afspraken met de korpschefs en de politietop. Welke mogelijkheden zijn er om daarin te versoberen? De Kamer kan haar ongenoegen tonen, maar als er vervolgens geen mogelijkheid is om er iets aan doen, kan alleen maar vooruitgekeken worden. Graag een helder antwoord op deze vraag.
De heer Van Raak heeft ook al gevraagd naar de bonus voor werving en behoud, die moet voorkomen dat mensen naar een ander korps vertrekken. Ik snap dat mechanisme wel. Men wil graag een goede korpschef houden. Hoe voorkomen wij echter dat korpsen onderling gaan concurreren, zo vraag ik de minister. Hoe gaan wij dit aanpassen?
Nog weer een andere vraag is die naar de Uitkeringswet gewezen militairen. Die vraag stel ik naar aanleiding van de commotie bij het aantreden van de heer Van Baal bij de politieacademie. Ik heb begrepen dat de 73%-regeling aangepast wordt, om te voorkomen dat mensen boven de Balkenendenorm schieten. Het gaat dus niet om de regeling voor deze persoon, maar om de regeling in het algemeen. Ik heb begrepen dat de wet wordt gewijzigd. Ik wil van de minister weten wanneer de Tweede Kamer deze wetswijziging kan verwachten.
Mijn laatste vraag betreft het gezag van en het vertrouwen in de politietop. Ik merk dat door deze kwestie het vertrouwen in de politietop weer een behoorlijke deuk heeft opgelopen. In sommige gevallen is dat heel begrijpelijk. Het raakt echter alle korpschefs en ook de mensen die te goeder trouw zijn. Vandaar dat ik de minister vraag hoe zij dit ziet. Hoe neemt zij het wantrouwen tussen de uitvoering, de politiemensen op straat, de rechercheurs en de politietop weg en hoe wordt het vertrouwen hersteld? Hoe kijken de korpschefs daartegenaan?
De politie moet dienstbaar zijn. Daarbij hoort een bepaalde mate van soberheid. Het is goed dat de minister het voortouw neemt en zorgt dat een en ander geregeld wordt. Ik hoop oprecht dat de korpsen zelf de noodzaak tot matigheid ervaren, zodat de Kamer niet tot wettelijke aanpassingen hoeft te komen.
De heer Brinkman (PVV): Twee kleine vraagjes. Bij het nieuwe beleidskader speelt een tweeledig probleem. De korpsbeheerders en de korpschefs spreken allerlei lucratieve regelingetjes met elkaar af. De korpsbeheerders mandateren de bevoegdheid weer aan de korpschefs, die hetzelfde weer met hun onderbazen kunnen doen. Dit moet bij de nieuwe regeling absoluut niet meer kunnen. Geen mandaten meer voor de korpschefs om het voor de eigen korpsleiding lucratief te regelen. Vindt mevrouw Kuiken dat de gehele nieuwe regeling in de Kamer afgeregeld moet worden?
Er is inderdaad al een Algemene Bestuursdienst. Die is er via het Rijk en via BZK gekomen. BZK heeft de vacatures uitgevaardigd. Ik ben het niet eens met deze extra bestuurslaag. Vindt mevrouw Kuiken niet dat wij dat hier moeten afregelen?
Mevrouw Kuiken (PvdA): Het is belangrijk dat de minister op beide vragen antwoord geeft om helderheid te geven. De Algemene Bestuursdienst is er al heel lang. Het is niets nieuws en geldt voor alle ministeries. Voor de top van het Rijk worden beloningen en werving en selectie daar geregeld.
Het doormandateren van bevoegdheden voor het toekennen van beloningen en toeslagen wordt straks door de Algemene Bestuursdienst getoetst. Bij alle beloningen wordt gecontroleerd en getoetst. Zo wordt voorkomen dat het een woud wordt van allerlei regelingen waarvan niemand meer weet hoe het eraan toegaat. Dat is de afgelopen jaren gebeurd. De Kamer kan zo een en ander ook controleren. De Algemene Bestuursdienst valt onder onze controlerende bevoegdheid. Voor alle duidelijkheid, dat geldt niet voor de korpsbeheerders. Dat is een lokale verantwoordelijkheid.
De heer Brinkman (PVV): Adviezen zijn prachtig allemaal. Je hebt echter een mandaat of je hebt het niet. Ik ben tegen een mandaat voor de korpschefs om onderling lucratieve regelingen te maken. De PvdA is dat kennelijk niet.
Mevrouw Kuiken (PvdA): Er wordt door de heer Brinkman een aanname gemaakt waarin ik mij niet kan vinden. Ik heb gezegd deze vraag naar de minister door te willen spelen. Ik heb gezegd hoe ik erin sta en wat ik belangrijk vindt. Ik vind het daarom flauw om deze conclusie te trekken.
Mevrouw Verdonk (Verdonk): Er wordt gevraagd om verduidelijking aan de minister en om beantwoording van vragen. Verwacht de PvdA verder nog iets actiefs van de minister om deze schaamteloze vertoning op te lossen?
Mevrouw Kuiken (PvdA): Ik kan mijn verhaal opnieuw houden. Dat doe ik maar niet. Ik heb duidelijk aan de minister gevraagd om versobering van beleid en om meer heldere, eerlijke en sociale regels. De minister komt samen met de korpsbeheerders en de korpschefs met een beleidskader. De minister verzoekt en maant de betrokkenen aan om dit te regelen. De zaak moet duidelijk worden. Dat is wat ik wil. Ik heb al gezegd dat als het niet vanzelf gaat, de Kamer aan zet is, samen met de minister. Ons uitgangspunt lijkt mij niet meer dan logisch. Dat is ook de reden dat wij het onderwerp op de politieke agenda gezet hebben. Daarover kan geen enkele twijfel bestaan.
De heer Van Raak (SP): Duidelijk is dat de zaak helder moet worden. Dan moet ook de PvdA helderheid verschaffen. Wij willen allemaal dat het morgen vriest. Dan kunnen wij lekker schaatsen. Er moet dan echter wel nog wat gebeuren. Welke vergoedingen en toeslagen worden voortaan niet meer uitgekeerd? De piketvergoeding is al genoemd. Tegenwoordig is er ook een toeslag als je aangenomen wordt, als je je werk doet, als je niet weggaat en overigens ook als je wel weggaat. Welke toeslagen schaffen wij af? Waar gaan wij snijden?
Mevrouw Kuiken (PvdA): Ik vind het buitengewoon jammer dat wij dit nu moeten regelen. Toen mevrouw Verdonk namens de VVD in het kabinet zat en haar partijgenoot minister was, was het ook al een zootje. Laten wij vooropstellen dat het goed is dat het nu geregeld wordt. Ik heb de piketvergoeding genoemd. Ik heb de woonvergoeding genoemd. Ik heb gezegd dat het niet normaal is dat boven op de representatiekosten allemaal vergoedingen worden uitgekeerd. Ik wil straks het gehele pakket van de minister beoordelen, als het in januari in de Kamer ligt. Ik kan alle vergoedingen noemen die er zijn. Het uitgangspunt is dat het sociaal, eerlijk, redelijk moet zijn en goed en eenduidig door ons te controleren. Volgens mij zit er geen enkel licht tussen wat de heer Van Raak en ik willen.
Mevrouw Verdonk (Verdonk): Ik wil de PvdA erop wijzen dat het een ongelofelijk zwaktebod is als een coalitiepartij na drie jaar regeren nog steeds moet terugwijzen naar een vorig kabinet.
Mevrouw Griffith (VVD): Voorzitter. Het nieuws van RTL sloeg in als een bom. Niet alleen bij de Tweede Kamer, maar ook bij de agenten op straat. Agenten voelen zich gepakt en uitgeknepen, terwijl korpschefs graaien en zichzelf een ruim salaris bemeten. De VVD-fractie heeft geen goed woord over voor dit gedrag. Wij vinden het moreel verwerpelijk. Wij vinden ook dat de politie het eigen gezag ernstig ondermijnt.
Ik sta stil bij drie toelagen. Hoe kan het dat de gewone diender voor de piketdienst de eurotoelage krijgt – volgens de minister € 1,73 – terwijl de politietop deze toelage kan afkopen zodat die oploopt tot € 11 000 per jaar? Welke verklaring heeft de minister daarvoor? Waarom krijgen ambtenaren in een bepaalde salarisschaal absoluut geen overwerk meer uitbetaald, omdat het tot de functie behoort, maar mogen ambtenaren in de politietop er van alles en nog wat bijplussen? Waarom niet eenzelfde regeling laten gelden voor ambtenaren en politietop? Graag een reactie hierop.
De woontoelage wordt ook compensatie van belastingheffing genoemd. Een wonderlijke constructie bestaat bij de hoofdcommissaris in Amsterdam en Friesland. Die ontvangen een woontoelage van de gemeente. Omdat de Belastingdienst dat ziet als loon in natura, heft die daarover loonbelasting. Opmerkelijk is dat de gemeente die loonbelasting betaalt. Waarom is dat? Is dat rechtmatig? Het gebeurt allemaal van gemeenschapsgeld. Hoe verhoudt deze regeling zich met de regelingen die gelden voor de burgemeesters? Zou de minister daarover iets kunnen zeggen? Wie controleert vervolgens deze toelagen? Wie controleert de burgemeesters bij het aangaan van deze afspraken?
Dan de vergoeding voor de interim-korpschef. Mevrouw Azough van de GroenLinksfractie heeft bij de mondelinge vragen op 1 december gevraagd naar het salaris van de interim-korpschef. De minister zei toen dat alleen sprake is van salaris en inhuurtarief en niet van toelagen. Dat heeft de minister nadrukkelijk gezegd. Uit de antwoorden blijkt nu dat de interim-korpschef wel inkomen ontvangt op basis van werving en behoud. Dat kan oplopen tot maximaal € 45 400 per jaar. Is het zo dat de Kamer onjuist is geïnformeerd op 1 december? Waarom is een externe interim-functie hier nodig? Voorheen gebeurde het ook niet. Nee, in Zeeland en Gelderland was er een politiefunctionaris die waarnam. Waarom is het dan nodig een toelage voor werving en behoud uit te keren? Dat is absoluut overbodig.
Het is niet de eerste keer dat wij hierover praten. Dit speelt al veel langer. Bijna jaarlijks wordt de Kamer ermee geconfronteerd. Vorig jaar nog heeft de Kamer vol verbazing gesproken over de exorbitante toelagen voor de politietop. Het korpsbeheerdersberaad heeft zelfs bij monde van de heer Leers gezegd het stelsel kritisch tegen het licht te zullen houden. Hij zei dat gekomen zal worden tot harmonisatie. Datzelfde korpsbeheerdersberaad heeft niets gedaan in een jaar tijd. Nu gaat men uiteindelijk een onafhankelijk onderzoek instellen. Hoeveel vertrouwen kan men daarin nog hebben? Mijn fractie pleit er dan ook voor dat de Algemene Rekenkamer een onafhankelijk onderzoek instelt. Niet zomaar een instelling, maar de Rekenkamer. Ik weet niet hoeveel vertrouwen wij erin kunnen hebben dat de korpsbeheerders, die verantwoordelijk zijn voor de toelage en de declaraties, zelf onderzoek verrichten.
De houding van de minister is ook interessant. Zij was onaangenaam getroffen door de toelagen en declaraties, terwijl zij natuurlijk jaarlijks achteraf overzichten krijgt van alle toelagen, inclusief de wijzigingen van de gemaakte afspraken. Toch is de minister onaangenaam getroffen. Rara, hoe kan dat.
Er ontbreekt draagkracht in het dossier. De minister durft geen enkele uitspraak te doen over de gevolgen voor de politietop als mocht blijken dat die onrechtmatig hebben gedeclareerd. Ik vraag mij ook af waarom. Is de minister bang om uitlatingen te doen omdat zij zelf als korpsbeheerder ook declaraties heeft goedgekeurd en dergelijke exorbitante toelagen heeft uitgekeerd? Dat kan natuurlijk niet. Mijn vraag is in hoeverre de minister geloofwaardig is als zij de korpsbeheerder op het matje roept, indien blijkt dat de minister zich in het verleden aan hetzelfde gedrag schuldig heeft gemaakt. Het tegendeel moet natuurlijk nog worden bewezen. In hoeverre kan de minister dan nog geloofwaardig en gezaghebbend de korpsbeheerders op het matje roepen?
De heer Brinkman (PVV): Dan is de vraag hoe geloofwaardig mevrouw Griffith dit vindt. Dit wordt zo wel heel interessant.
Mevrouw Griffith (VVD): U moet zicht nader verklaren. Wat is «dit»?
De heer Brinkman (PVV): Hoe geloofwaardig vindt u de minister in haar beantwoording als blijkt dat het zo is?
Mevrouw Griffith (VVD): U zegt het zelf: als blijkt dat het zo is. Daarom pleit ik voor een onafhankelijk onderzoek door de Rekenkamer en niet door het korpsbeheerdersberaad. Dan kunnen alle feiten naar boven komen. Dan kunnen wij ook verder kijken.
Dan de Algemene Bestuursdienst. De minister heeft geen enkele interventiemogelijkheid om in te grijpen als de korpsbeheerders tot een contract zijn gekomen met de korpschefs. De minister ziet wel een rol weggelegd voor de Algemene Bestuursdienst. Maar volgens mijn fractie is de ABD slechts een papieren tijger. De ABD kan slechts een adviserende rol richting de korpsbeheerders vervullen en heeft dus geen doorzettingsmacht. De korpsbeheerder is hier oppermachtig en onaantastbaar. Er verandert in de praktijk dus helemaal niets. Mijn fractie vindt dan ook dat de politietop in dienst moet komen van het Rijk. Waarom niet? Dan kan de minister zelf vooraf beoordelen hoe een en ander in elkaar zit en of het conform de regels is. Graag een reactie. De politietop dus in dienst van het Rijk en niet meer in dienst van de politieregio.
Mijn fractie heeft al eerder bij het mondelinge vragenuur gezegd dat er geen cumulatie van toelagen mag zijn en geen vertrekregelingen meer bij aanstelling. Dit is natuurlijk abracadabra. Ook hebben wij gezegd dat compensatie van belastingheffing van tafel moet, evenals het inhuren van een interim-korpschef. De pikettoelagen moeten ernstig onder de loep genomen worden.
Een laatste opmerking over iets wat steeds opvallender wordt. Ik doel op de inlichtingenplicht van de minister aan de Kamer, artikel 68 van de Grondwet. Keer op keer vraagt de Kamer de minister om informatie en keer op keer zegt de minister de Kamer die informatie niet te kunnen geven. Het gaat dan om privacy of een WOB-verzoek. Ik adviseer de minister om artikel 68 na te leven. Of een individueel Kamerlid of een meerderheid van de Kamer om informatie vraagt, de minister moet die gewoon geven. Zij kan daarbij niet verwijzen naar allerlei WOB-procedures. Ik heb al opgemerkt dat als het aan de minister ligt de Tweede Kamer veel minder rechten heeft dan de burger op straat of de media. Ook nu is gevraagd om informatie, namelijk over de dienstreizen van het KLPD. De minister blijft weigeren om ons die informatie te geven. De Kamer moet maar wachten op het WOB-verzoek. Dat is ongehoord. Het is een schoffering van de Kamer.
Ik wil informatie over de negen politieambtenaren en over de cumulatie van de toelagen die zij krijgen. Ik wil ook informatie over de dienstreizen van de politietop. De parlementaire controle is immers de hoeksteen van de parlementaire democratie. De minister moet die informatie gewoon aan de Kamer geven en kan zich daarbij niet verschuilen achter WOB-verzoeken.
De heer Brinkman (PVV): Ik ben het geheel eens met de laatste opmerkingen van mevrouw Griffith. Ik heb er ook al iets over gezegd. Wat vindt zij van de representatietoelage, waarbij daarnaast de mogelijkheid bestaat om apart te declareren? Begrijpt zij dat?
Mevrouw Griffith (VVD): Ik vind het volstrekt verwerpelijk.
De heer Çörüz (CDA): Voorzitter. De CDA-fractie is boos en maakt zich grote zorgen over de declaratie- en toelagencultuur bij de top van de Nederlandse politie. Kennelijk is onze politietop zich niet bewust van de voorbeeldfunctie die men heeft naar personeel en maatschappij als vertegenwoordigers van het gezag. Andere woordvoerders hebben er al op gewezen dat wij vaker over dit onderwerp hebben gesproken. Elke keer zei de minister te zullen overleggen met de korpsbeheerders. Wat kan de minister daadwerkelijk en hoe dwingend zijn die afspraken? Uiteindelijk is het zo dat de schaal vaststaat en dat alles wat daarboven aan toeslagen en declaraties mogelijk is door korpschef en korpsbeheerder worden geregeld. Wat zal het nieuwe kader voor de arbeidsvoorwaarden politietop daaraan veranderen? De minister zegt keer op keer not amused te zijn. Wat doet zij echter en wat kan zij doen?
Dan de regelingen. Ik moest af en toe achter mijn oren krabben over wat er allemaal mogelijk is. Allereerst de bisschoppenregeling in Amsterdam. Wat is dat precies? Is dat een andere benaming voor iets wat al bestaat voor korpsleiding en andere leidinggevenden? Wij hebben reisregelingen, reiskostenregelingen, verblijfregelingen, operationele toeslagen, toeslagen nachtdienstontheffing, overwerkvergoeding, afbouwtoelage, toelage uitzonderlijke gevallen en een uitkering of toelage vanwege werving en behoud van maximaal € 43 000 per jaar. Er is ook een functioneringstoeslag, een overwerkvergoeding, een forensenvergoeding, een toelage nachtdienstontheffing, een waarnemingstoelage, een toelage als tegemoetkoming in de representatiekosten, met volgens de minster heel veel speelruimte, tot maximaal 5% van het salaris, en er is een consignatietoeslag. Dan heb ik het nog niet over de creditcard en de dienstauto, waarop kennelijk helemaal nog geen regeling van toepassing is.
Ik noem nog een paar regelingen. Het Besluit bezoldiging politie, het Besluit algemene rechtspositie politie, het Beleidskader arbeidsvoorwaarden politietop van BZK, het Besluit vergoedingen en verplaatsingskosten politie en de regeling voor ontheffing van nachtdiensten politie. Wellicht vergeet ik er nog een paar.
Ik heb eens zitten rekenen. Alle toelagen bij elkaar opgeteld leveren een bedrag op van € 80 000 extra, boven op het salaris. Ik heb ook het stuk over de algemene rechtspositie van de politie gelezen. Mij valt op dat ongeveer 75% van de tekst niet over werken gaat, maar over vergoedingen en vrije dagen. Misschien iets wat de minister mee moet nemen.
Ik kan van dit woud van regels en toelagen geen chocola maken. Ik vraag de minister dan ook om met een centrale, afdwingbare regeling te komen, zonder discretionaire bevoegdheid van de korpsbeheerder. Anders vervallen wij weer in het oude stramien. Wij kunnen hier praten zoveel wij willen, als het niet afdwingbaar is en als wij de minister er niet op kunnen controleren, blijven wij de minister tevergeefs aanspreken op dit punt.
De heer Van Raak (SP): Het CDA kan er wel chocola van maken. De heer Çörüz noemt alle regelingen op en zegt dat die in totaal € 80 000 extra per jaar op kunnen leveren. Dan moet hij niet alleen maar aan de minister vragen om er iets aan te doen, net zoals de PvdA. Dan moet hij ook aangeven wat de minister moet doen. Welke toelagen en welke bonussen moeten geschrapt worden?
De heer Çörüz (CDA): De heer Van Raak is te vroeg. Ik ga hierop in mijn volgende passage in. Wij vinden bijvoorbeeld het punt van bereikbaarheid en beschikbaarheid gewoon een onderdeel van de functie. Dat hoort erbij. Dan kun je al heel veel kappen.
Mevrouw Griffith sprak al over de woonvergoeding. Het korps Amsterdam is voor de helft eigenaar van de woning. Toch is in de kranten de vraag gerezen of dat fiscaaltechnisch juist is. Is het wel correct volgens de minister? Als zij daarop nu geen antwoord kan geven, wil ik dat de Kamer via haar of via de staatssecretaris van Financiën te horen krijgt of de regeling die wordt toegepast, fiscaal juist is.
Wat hebben wij wel? Wij hebben burgemeesters die verplicht worden te wonen in de gemeente waar zij werkzaam zijn. Ik vind dat zo’n regeling ook voor de korpschefs moet gelden. Dan ben je af van al dat reizen. Het brengt ook een ander argument met zich mee. Ik vind ten principale dat een korpschef geworteld moet zijn in de regio waar die de veligheidsscepter zwaait.
Op sinterklaasdag hebben de korpsbeheerders en de korpschefs na de gerezen commotie besloten tot een onafhankelijk onderzoek naar de declaraties van de politietop. Ik hoop dat onafhankelijk niet betekent dat de commissie bestaat uit diezelfde korpsbeheerders en korpschefs, maar dat die daadwerkelijk onafhankelijk is. Anders wordt het de slager die zijn eigen vlees keurt. Andere woordvoerders spraken er al over.
Ik heb mij verbaasd over de reactie van de vakbond Unie MHP, dat de toeslagen en regelingen nodig zijn omdat de salarissen aan de top te laag zijn. Volgens mij bevestigt deze reactie dat wat wij niet willen, namelijk toeslagen bij de politie omdat men de salarissen bij de politie in vergelijking met die in de markt te laag vindt. Ik vind het ook een merkwaardige vergelijking. Men kan niet naar gelieven, als het zo uitkomt, zeggen van: de buurman verdient meer en ik dus ook, en die vergelijking achterwege laten als het wat minder goed uitkomt. De rechtspositie van politiemensen, in de publieke sector, is immers veel beter. Men moet niet van twee walletjes willen eten.
Dan de onterechte declaraties. Wat gaan wij daaraan doen? De minister zegt bij de beantwoording die wij hebben gekregen dat zij er misschien niets aan kan doen of dat zij er niet over gaat. Het zou aan de Rijksrecherche zijn. Ik wacht overigens met belangstelling op de rest van de antwoorden. Er is toch een Bureau Integriteit? Het is toch in het verleden zo geweest dat agenten die verkeerd hebben gedeclareerd vervolgens zijn ontslagen? Ik wil van de minister weten hoe het zit, bij de gewone agent en bij de top. Ik wil een lijst zien. Dat heeft een goede uitstraling, naar de top en naar de gewone agent. De gewone agent heeft nu het gevoel wel te worden ontslagen voor zaken waarmee de hoge heren gemakkelijk wegkomen.
De discussie over WOB, Grondwet, informatie en privacy is niet zo ingewikkeld. Elk korps houdt elke maand de salarissen bij. Er is ook een systeem, PolBIS, het politie-informatiesysteem. Als de minister een rapportage opvraagt, kan zij per korps zien wat er aan de hand is. Zij heeft dan de WOB, RTL, de Grondwet of iets anders niet meer nodig. Dan ziet zij in één oogopslag wat de diverse korpschefs en hun plaatsvervangers hebben gekregen aan salaris en vergoeding.
Tot slot. Alle commotie heeft toch iets positiefs in gang gezet. De baas van de Politieacademie verhuist en levert zijn auto in. De korpsbeheerder van Kennemerland heeft direct de creditcard ingenomen en een vaste onkostenvergoeding ingesteld. Wat vindt de minister hiervan? Verdient dit geen navolging?
De heer Brinkman (PVV): Ik heb een vraag over de fiscale constructie voor de woning. Van belang is om op te merken dat die woning al vier jaar lang met deze constructie is gebruikt toen de Belastingdienst zei het geld terug te willen hebben. De korpsbeheerder heeft daarop besloten met overheidsgeld, met belastinggeld, de naheffing van de Belastingdienst te betalen. Is de heer Çörüz het met mij eens dat iedereen zijn eigen belastingen moet betalen? Wie inkomsten heeft, moet zich er immers van tevoren van vergewissen dat het bij de belasting opgegeven moet worden. Het is voor eigen risico als iemand inkomsten niet heeft opgegeven en er vervolgens belasting over moet betalen. De rekening kan dan niet bij de belastingbetaler in het algemeen neergelegd worden.
Over de onterechte declaraties ben ik het geheel met de heer Çörüz eens. Onterecht declareren betekent voor de gewone diender dat die zijn pet aan de kapstok kan hangen en een andere baan kan zoeken. Ik ben het gehele met de heer Çörüz eens dat voor korpschefs hetzelfde geldt. Als zij onterecht declareren, betekent dat een andere baan.
De heer Çörüz (CDA): Ik zei niet voor niets: gelijke monniken, gelijke kappen. Daar kan volgens mij geen misverstand over bestaan. Wie niet alle inkomsten opgeeft bij de belastingen heeft een probleem. Hier gaat het om een bepaalde regeling, waarover in de media vragen zijn gerezen of deze fiscale constructie juist is. Ik wil van de minister of van de staatssecretaris van Financiën weten of dit kan en of het legaal is.
De heer Van Raak (SP): De heer Çörüz las een bijna onuitputtelijke lijst voor met vergoedingen. Als ik vervolgens vraag welke wij gaan schrappen, tel ik er maar twee. Corrigeer mij maar als het niet waar is. Het gaat om de piket- en de woonvergoeding. Dat kan echter niet zo zijn. Volgens hem is er sprake van een wildgroei aan voorzieningen. Dat ben ik met hem eens. Dan moeten wij echter meer schrappen dan deze twee relatief kleine regelingen. Wat gaan wij nog meer schrappen? Welke opdracht geven wij de minister mee?
De heer Çörüz (CDA): Volgens mij heb ik er veel meer genoemd. Het is overigens niet aan ons om per toelage te zeggen wat wel en wat niet. Ik heb gezegd dat een vaste onkostenvergoeding goed is, maar dan niet daarnaast nog eens een creditcard. Het voorbeeld van Kennemerland vind ik goed. Bereikbaarheid en beschikbaarheid vormen een onderdeel van de functie volgens mij. Dan kun je ook alweer een aantal toelagen en declaraties schrappen. Ik vind het niet wijs en niet juist om per toelage aan te geven wat wel en wat niet kan. Leidend is voor mij transparantie en dat deze minister de regie moet nemen en met één regeling moet komen die afdwingbaar is. Er moet niet opnieuw een discretionaire bevoegdheid aan de korpsbeheerders gegeven worden, zodat de Kamer vervolgens niets meer kan doen. Dat is mijn grootste zorg. Ik kan de rest niet overzien vanuit Den Haag. Ik vind het ook niet correct naar de individuele agenten toe. Het betreft immers niet alleen de top, maar ook de gewone agenten.
Mevrouw Griffith (VVD): Twee vragen. De heer Çörüz heeft het over de vele toelagen. De minister vergadert op 27 januari met het korpsbeheerdersberaad over een landelijk beleidskader. Ik hoop tot eenstemmigheid te kunnen komen in de Kamer over dat daar geen onomkeerbare afspraken worden gemaakt. Wij moeten afwachten wat het onafhankelijk onderzoek oplevert. Ik vraag de heer Çörüz of hij met mij van mening is dat in januari niet alles «vastgebeiteld» moet worden, omdat later uit het onafhankelijk onderzoek kan blijken dat er meer toelagen geschrapt kunnen worden. Dan zijn wij immers te laat. Wij moeten dus een manier vinden om te kunnen besluiten welke toelagen geschrapt moet worden, afhankelijk van het onafhankelijk onderzoek.
De heer Çörüz sprak van de slager die zijn eigen vlees keurt. Ik ben het eens met die opmerking. Deelt hij ook mijn mening dat het goed zou zijn als de Rekenkamer hiernaar een onderzoek instelt? Wij hebben immers alle vertrouwen in de Rekenkamer.
De heer Çörüz (CDA): Ik heb vertrouwen in meerdere clubs. De Rekenkamer is er één van. Het kan voor mij niet zo zijn dat onafhankelijk betekent dat het een onderzoek is door korpsbeheerders en korpschefs. Het kunnen natuurlijk ook wetenschappers zijn of andere mensen die zich verdienstelijk hebben gemaakt. Het kan ook de Algemene Rekenkamer zijn. Er zijn allerlei vormen beschikbaar. Ik wil mij niet vastpinnen op de Rekenkamer. Ik wil echter niet dat de commissie bestaat uit korpsbeheerders en korpschefs. Dat vind ik niet onafhankelijk.
Ik wil naar één regeling toe, waarop wij de minister kunnen aanspreken; een regeling die afdwingbaar is en die geen ruimte biedt voor allerlei escapes voor korpsbeheerders. Anders zitten wij hier volgend jaar weer met hetzelfde probleem. Er is dan te veel speelruimte voor de korpsbeheerders. Wij moeten de minister kunnen controleren. Dit probleem is niet gisteren ontstaan. Er moet een goede, transparante en duidelijke regeling komen die de minister kan afdwingen en die wij kunnen controleren. Die moet niet allerlei escapes en mogelijkheden voor korpsbeheerders hebben.
Mevrouw Verdonk (Verdonk): Ik heb voor mij liggen het Beleidskader arbeidsvoorwaarden politietop. Dat is de recente versie, die tot vandaag geldig is. Daarin staat dat niet gecompenseerd wordt voor belastingheffing en dat geen vergoeding ten behoeve van heffingen plaatsvindt. Ik lees verder. Belastingheffing geschiedt van overheidswege, is rechtvaardig en geldt voor iedereen. Het past dus niet om over te gaan tot compensatie van belastingheffing. Er zijn ook geen situaties aan de orde bij de politie die op enig moment de conclusie rechtvaardigen dat betrokkene zou moeten worden gecompenseerd voor de belastingheffing die hem treft. Dit staat dus gewoon in de regels. Wat wil de heerÇörüz dat de minister aan actie onderneemt bij de korpsbeheerder, die het heeft bekokstoofd, en naar de korpschef, die het onterecht in ontvangst heeft genomen?
De heer Çörüz (CDA): Volgens mij is er niet veel verschil tussen mevrouw Verdonk en mijzelf. Ik heb uit de media begrepen ...
Mevrouw Verdonk (Verdonk): Ik vraag welke actie de minister moet ondernemen en niet wat u in de media heeft gelezen. Dat heb ik ook gelezen.
De heer Çörüz (CDA): Ik heb de minister heel concreet gevraagd of het klopt dat de fiscale constructies juist en rechtmatig zijn. Als dat niet het geval is, heeft de korpschef een probleem met de Belastingdienst. Het is aan de korpsbeheerder dan wel de minister of de staatssecretaris, om ons opheldering te verschaffen of de bij de woning gekozen constructie een juiste is en of die door de beugel kan.
Mevrouw Azough (GroenLinks): Ik wil graag van het CDA weten of het, net als ik, vindt dat ook de korpschefs horen te vallen onder de Balkenendenorm, inclusief de eventuele nieuwe regeling.
De heer Çörüz (CDA): Ook in ander verband is daarover al uitvoerig gesproken. De CDA-fractie heeft in discussies over andere beloningen altijd klip-en-klaar duidelijk gemaakt waarvoor het staat.
Mevrouw Verdonk (Verdonk): Voorzitter. Ook ik heb tig mailtjes gehad over dit onderwerp. Ik wil de Kamer een mailtje van een agent niet onthouden: Ik was voor dinsdag 24 november 2009 uitgenodigd voor het najaarscongres van de Raad van Korpschefs. Vanuit elk korps mochten er twee mensen van de werkvloer mee. Ik ben uiteindelijk gegaan en heb mij ook daar verbaasd over de decadentie en over hoe bepaalde zaken gaan. Chauffeurs van commissarissen die de hele dag niks uitvoeren en in hun auto blijven zitten. Van die vijf chauffeurs hadden ook vijf agenten betaald kunnen worden die wel wat uitgevoerd hadden. Hebben korpschefs geen rijbewijs? Luxe congreslocatie, uitgebreid diner, waarvoor ik overigens zelf niet gebleven ben, en ook ’s avonds nog een Marokkaanse gastact. Is dit in het kader van de multiculturele samenleving? Daarnaast heeft de Politieacademie een separate afdeling, namelijk het evenementenbureau dat er een fulltimetaak aan heeft om dit soort evenementen voor de hoge bazen te organiseren. Misschien dat de minister ervoor wil zorgen om deze afdeling volledig weg te bezuinigen. Voorzitter, ik geef deze vraag graag direct door aan de minister. Ik lees verder: Na vannacht dertig keer voor kankerhomo, kankernicht en kankerflikker uitgemaakt te zijn, ga ik nu naar bed met het tevreden gevoel dat mijn chefs zich nergens zorgen over hoeven te maken, nooit gevaar lopen, nooit uitgescholden worden, maar wel het meeste geld opstrijken. Ik kan jullie vertellen dat dit een heerlijk gevoel is. Mochten er in de mail diverse taal- en spelfouten staan, vergeef het mij alstublieft, ik ben nooit zo helder na een nachtdienst.
Ik denk dat deze mail heel duidelijk het gevoel aangeeft dat politieagenten hebben over hun leidinggevenden. Natuurlijk kunnen er allerlei sappige voorbeelden aangehaald worden. Ik doe dat niet. Ik vind het een schaamteloze vertoning. Wel heb ik een aantal concrete vragen aan de minister.
Waarom stellen korpsbeheerders en korpschefs samen een onafhankelijk onderzoek in? Waarom heeft de minister niet gezegd: dit kan niet, ik stel een onderzoek in? Hoe wordt de nieuwe rol van de ABD ingevuld? De ABD moet betrokken worden en geeft advies aan de korpsbeheerders. Waarom zegt de minister niet dat het advies gewoon naar haar gaat, zodat zij er voortaan over gaat? De minister zegt een einde te willen maken aan de discretionaire bevoegdheid van de korpsbeheerder. Hoe dan? Wanneer gaat zij dat doen? Waarom beslist de minister niet over de salarissen van de korpschefs? De verhoudingen in de driehoek worden een stuk evenwichtiger als de minister en niet de korpsbeheerder over het salaris van de korpschef gaat. Dan kunnen wij de Amsterdamse situatie voorkomen, waarbij de korpschef aan het handje loopt van de korpsbeheerder omdat die voor zijn salaris van hem afhankelijk is. Een korpschef kan dan eindelijk zeggen waarvoor hij staat en wat hij wil.
Ik vraag de minister ook wat de criteria zijn voor de functioneringstoelagen. Ik heb de top vijf gezien. Bij de functioneringstoelage voor zeer bijzondere prestaties staat korpschef Meijboom op één. Kan de minister dat alstublieft even uitleggen? De minister heeft veel vage antwoorden gegeven. Zij is vooral heel onduidelijk over haar rol bij de vaststelling van de salarissen. Uit de beantwoording blijkt dat de korpschef een discretionaire bevoegdheid heeft en dat zij met lege handen staat. Zij wordt hoogstens achteraf geïnformeerd. Dat schrijft zij in de antwoorden. Ik heb echter een mooi en helder stuk voor mij liggen over de arbeidsvoorwaarden politietop. Ik heb zelden zo’n helder stuk gezien. Het moet ook gehandhaafd worden. Dat weigert de minister echter. Ik lees in het stuk: indien vanuit arbeidsoverwegingen een hoger inkomen is geïndiceerd dan het normale, voert de betrokken korpsbeheerder hierover overleg met de plaatsvervangend directeur-generaal Veiligheid van het ministerie van BZK. Dat staat gewoon in de regels. Mijn vraag aan de minister is wanneer dit voor het laatst is gebeurd en of het überhaupt wel eens is gebeurd. De minister heeft wel degelijk vooraf invloed op de salarissen. Graag een reactie van de minister.
Dan een vraagje over de reden van de hausse aan publiciteit over dit hele gebeuren. Dit speelt immers al tijden. Laat ik in de wandelgangen hebben gehoord dat het de minister zelf is geweest die de klok is gaan luiden. Kan de minister dit gerucht ontzenuwen?
Ik kan de vragen van mijn collega’s herhalen over de Wet openbaarheid bestuur in relatie tot de informatieplicht aan de Kamer en wat er met mensen gebeurt die onterecht declareren. Ik vind het onvoorstelbaar dat je met € 1,73 per uur komt aan een toelage van € 11 000. Dit is werkelijk ongelofelijk.
Trots op Nederland was al voor een nationale politie met één baas en een gewone bevelstructuur. Die blijkt niet alleen binnen de korpsen nodig, zoals het COT duidelijk heeft gezegd na het onderzoek in Rotterdam, maar ook tussen de korpsen.
Trots op Nederland is tegen de bezuinigingen op de politie, behalve die op de korpschefs.
Mevrouw Azough (GroenLinks): Voorzitter. Bij de behandeling van de politiebegroting heeft mijn fractie al naar voren gebracht dat een van de grootste problemen in de politiesector het geval van wantrouwen en ongenoegen is bij de gewone politieagent. Die heeft het gevoel gemangeld te worden door een gebrek aan maatschappelijke waardering en door een enorme bureaucratie. Die heeft ook het gevoel genegeerd te worden door het topmanagement. Gekoppeld aan de bezuiniging waarover wij al eerder hebben gesproken, leidt dit tot een wel heel wrang beeld. Het beeld is ontluisterend. Ik vind het een schaamteloze vertoning. Naast een buitengewoon riant salaris zijn er allerlei onkostenvergoedingen. De heer Çörüz heeft een uitvoerige lijst genoemd van niet-genormeerde gratificatieen consignatietoelagen en weet ik al niet meer. Er is ook nog een schimmige categorie van toelagen toegekend op basis van andere gronden. Ik vind dat een fascinerende toelage. Een toelage op een andere grond dan de veertig al genoemde? Het leidt in de praktijk tot bizarre situaties en tot dienstreizen waarbij de partners gezellig meereizen, tot het declareren van whisky, sigaretten en crèmepjes. Het leidt tot waarnemende korpschefs die € 1400 per dag verdienen en die daarnaast ook nog eens een extra toelage krijgen voor werving en behoud. Dat is volstrekt ridicuul. De minister heeft dit ook niet gemeld bij het mondelinge vragenuur. Ik sluit mij aan bij de vraag waarom de minister dat toen niet heeft gemeld. Wat is de reden voor deze specifieke toelage voor iemand die niet «vastgehouden» hoeft te worden?
Ik noem ook het feit dat het hoofd van de Politieacademie die per dag 700 kilometer aan woonwerkverkeer aflegt in een dienstauto en die nu en dan zelfs gebruikt voor werkzaamheden die niet tot zijn functie van hoofd van de Politieacademie horen. Al deze voorbeelden leiden mij tot de conclusie dat er een duidelijk gebrek is aan een moreel kompas. Het leidt daarmee tot een gebrek aan moreel gezag. Dat is niet alleen nodig voor collega’s en de werknemers waarmee zij het werk moeten doen, maar ook voor de samenleving. De reactie van de vakcentrale VMHP, dat de salarissen gewoonweg te laag zijn, is dan ook extra wrang. Hoe durft men? Bij mij kwam de gedachte naar boven dat het wel bankiers lijken. Dat zegt wel wat.
Met de voorgestelde maatregelen lijkt paal en perk gesteld te worden aan de toelagen. Zo lijkt het tenminste. Een aantal toelagen gaat op in één algemene toelage. Dat klinkt mooi. Ik wil wel helderheid of deze algemene toelage straks niet even hoog is als de optelsom van alle specifieke toelagen. Dat mag absoluut niet. Sommige toelagen dienen gewoon geschrapt te worden. Meerdere collega’s hebben dat al naar voren gebracht. Een korpschef is het wat mij betreft aan zijn stand verplicht, zeker gezien zijn royale salaris, om een 24/7-mentaliteit te hebben. Om daar extra voor betaald te willen krijgen is belachelijk. Het is een gotspe. Die hoeft daarvoor niet extra beloond te worden.
De heer Brinkman (PVV): Zou de GroenLinksfractie zich erover kunnen uitlaten of zij het eens is met het afregelen van de nieuwe regeling, inclusief het salaris van de korpschefs, centraal hier in de Kamer?
Mevrouw Azough (GroenLinks): Wat mij betreft moet de regeling in de Kamer besproken worden. Ik zie niet goed wat de heer Brinkman bedoelt met afregelen. Moeten wij toestemming geven?
De heer Brinkman (PVV): Dat zou heel goed zijn. Misschien komt er een meerderheid voor om bij de salariëring van korpschefs de zaak in eigen hand te houden en dat niet meer aan de korpsbeheerders over te laten. Dit moet centraal in de Tweede Kamer afgeregeld worden.
Mevrouw Azough (GroenLinks): Dat riekt naar een nationale politie. Daar hebben wij niet zo heel veel trek in, om heel goede redenen. Hier moet strak de hand aan gehouden worden. Ik ben er een beetje bang voor dat wij nu discussiëren over wat er allemaal moet gebeuren, maar dat straks uit het onderzoek geconcludeerd gaat worden dat sprake is van zeer ruime interpretatie en dus niet van onrechtmatigheid. Doordat de regelingen ontzettend ruim geïnterpreteerd konden worden, zijn zulke hoge bedragen uitgekeerd. De discussie moet dan ook leiden tot een heel strak kader, waarop de Kamer en de minister toezicht moeten houden. Daarover gaan mijn volgende vragen.
Mevrouw Griffith (VVD): Mevrouw Azough spreekt van een strak kader. Wij moeten echter eerst de resultaten van het onderzoek afwachten. De minister gaat in januari al een en ander aftikken. Dan blijken er wellicht extra zaken boven water te komen en kan de Kamer daarover achteraf moeilijk oordelen.
Mevrouw Azough (GroenLinks): Ik vind dat ook een heel goede vraag van mevrouw Griffith. Ik sluit mij daarbij aan. Voor het vaststellen van een kader moet alles meegenomen worden wat uit het onderzoek naar voren komt. Wij moeten niet opnieuw geconfronteerd worden met een gebrek aan mogelijkheden om te interveniëren. Mij lijkt dat de minister dat ook moet vinden, aangezien zij zei zo getroffen te zijn door deze problemen.
De Algemene Bestuursdienst gaat vanaf 1 februari de afspraken monitoren en toetsen. Ik vraag mij af wat het corrigerend vermogen is en wat de corrigerende bevoegdheden zijn van de ABD. Als de minister die al niet heeft, heeft de ABD die zeker niet. Ook wordt de discretionaire bevoegdheid van de korpsbeheerder aangepakt ten faveure van een afdwingbaar kader. Dat klinkt goed, maar wat is afdwingbaar en hoe past de minister dat toe? Die vragen worden niet beantwoord in de schriftelijke antwoorden. Hier ligt voor mijn fractie echter de crux.
Wij zijn nog lang niet uitgepraat over deze problemen. Hoe staat het met het signalerend vermogen van de minister? Ik vind het een beetje vreemd dat de minister niet uit eigener beweging de Kamer heeft geïnformeerd over deze problematiek. Het is van tweeën een. Of de minister wist het en had de zaak moeten aanpakken en met de Kamer moeten bespreken óf de minister wist het niet en heeft te lang de kop in zand gestoken of te lang lopen suffen. Zij schrijft zelf dat dit probleem elk jaar opnieuw de kop opsteekt. Graag een duidelijk antwoord van de minister. Het kabinet jengelt voortdurend door over centralisering van de politie, maar uitgerekend het aspect waarover iedereen het eens is – inclusief de mensen die vandaag afwezig zijn – namelijk dat de politiearbeidsvoorwaarden goed en straks geregeld moeten worden, blijft verborgen in allerlei bestuurlijke en pollitie-achterkamertjes. Dat kan niet langer.
Het lijkt mij dat het onderzoek volstrekt onafhankelijk moet zijn. Dat leidt tot vragen over degenen die het onderzoek doen. Als dat het korpsbeheerdersberaad is, leidt dat bij mij tot vragen. Ik sluit mij aan bij de reeds daarover gestelde vragen. Het lijk mij een goed idee om het door de Algemene Rekenkamer of een andere instantie te laten doen. De Algemene Rekenkamer heeft een goede geschiedenis wat betreft zeer onafhankelijke en kritische onderzoeken.
Tot slot de informatieplicht aan de Kamer. Het mag niet zo zijn dat de Kamer opnieuw moet wachten tot een WOB-verzoek is afgehandeld. Het mag niet als dekmantel door de minister gebruikt worden om te blijven zwijgen. Dat kan niet. Dat kan niet langer, zeker niet omdat de minister ook zegt het een ernstig probleem te vinden.
Het zou de korpschefs zeer sieren als zij een royaal en duidelijk gebaar maken. Het lijkt mij dat zij het aan hun stand verplicht zijn. Zij zwijgen al veel te lang.
De heer Brinkman (PVV): Ik ben een beetje teleurgesteld. Wat is precies de bedoeling van mevrouw Azough? Ik ken de regelingen goed die aan dit soort toelagen ten grondslag liggen. Die zien er goed uit. Er is geen speld tussen te krijgen. Het probleem ligt bij de controle. De heren hebben elkaar gemandateerd buiten de regelingen om. Ik heb al het voorbeeld aangehaald van de buitenlandse reizen waarbij vier keer zo veel is gedeclareerd als toegestaan en waarbij gewoon is uitbetaald. Met andere woorden, het gaat om de controle. Daarbij moeten wij de oplossing zoeken. De vraag is of mevrouw Azough het met mij eens is dat wij de problemen hier moeten oplossen en niet bij de regio neer moeten leggen.
Mevrouw Azough (GroenLinks): Wij spreken in de Kamer vaak over de oplossing die wij naar voren willen brengen. Ik vraag mij af of het handig is om de controle en toezicht op alle verschillende salarissen bij de Kamer neer te leggen. Ik denk dat de minister daarover dient te gaan. Het probleem is vooral dat de minister te weinig bevoegdheden heeft. Dat geeft zij ook zelf aan. Ik vraag de minister welke mogelijkheden zij ziet om de bevoegdheden strakker in te kleden. Ik heb geen zin om als afzonderlijke fractie een oordeel over salarissen te geven, hoezeer ik daarmee ook de heer Brinkman teleurstel. Wij moeten de minister aanspreken op haar verantwoordelijkheid. Uiteindelijk is zij de eindverantwoordelijke en mag zij het probleem niet terugleggen bij de regio of bij de zogenaamde discretionaire bevoegdheid van de korpsbeheerder. Dat ben ik het volledig met de heer Brinkman eens.
Mevrouw Verdonk (Verdonk): Mevrouw Azough zegt dat de discretionaire bevoegdheid van de korpsbeheerder aangepakt moet worden. Zij sprak ook over de achterkamertjespolitiek en dat korpsbeheerder en korpschef het allemaal onderling regelen. Mevrouw Azough vindt dus ook dat de minister bevoegd moet worden om het salaris vast te stellen. De Kamer hoeft het dan niet per persoon te weten. Het gaat om de bevoegdheid die bij de minister moet liggen.
Mevrouw Azough (GroenLinks): Het lijkt mij niet dat de minister bij elke korpschef onderhandelingen moet voeren over het salaris en arbeidsvoorwaarden. Dat lijkt mij onzinnig. De minister moet aangesproken kunnen worden op het toezicht. Dat zal mevrouw Verdonk met mij eens zijn.
De heer Van Raak (SP): Wij moeten voorkomen dat het bij een moreel beroep blijft. Mevrouw Azough deed een mooi, moreel beroep op de korpschefs en de korpsbeheerders. Maar ja, die hebben er het afgelopen jaar een puinhoop van gemaakt. In een tuin moet je af en toe flink snoeien en het moet in dit geval de minister zijn die snoeit. De minister moet snoeien in de regelingen. De Tweede Kamer moet zeggen welke regelingen gesnoeid moeten worden. Vervolgens moet de minister er de hand aan houden. Ik ben er erg voor dat de minister voor deze 25 mensen de regelingen bepaalt en wat het salaris is. Zij moet ook bepalingen of er bijzondere regelingen nodig zijn.
Mevrouw Azough (GroenLinks): Het royale gebaar waarom ik heb gevraagd, gaat niet over de toekomst. Het is vanzelfsprekend dat er lessen getrokken moeten worden. Deze situatie mag zich niet herhalen wat mij betreft. Mijn oproep tot een royaal gebaar heeft betrekking op het verleden. Het lijkt mij goed als de korpschefs tijdens de donkere dagen van het kerstreces eens goed nadenken en hun bonnetjes tegen het licht houden. Zij moeten bekijken wat zij terug kunnen geven.
De heer Çörüz (CDA): Volgens mij zit GroenLinks in een spagaat. Mevrouw Azough wil de minister meer bevoegdheid geven om te regelen en te controleren. Mevrouw Azough is zich echter wel bewust dat het dan snel op een nationale politie gaat lijken. Dat wil zij niet. Wat wil zij wel? Wat moet weggenomen worden bij de korpsbeheerders? Een aantal partijen heeft zich daarover duidelijk uitgesproken. Mevrouw Azough zwaait een beetje. Zij wil aan de ene kant iets doen, maar is aan de andere kant bang dat het leidt tot een nationale politie. Wat wil mevrouw Azough nu precies?
Mevrouw Azough (GroenLinks): Wat ik wil? Dat is een existentiële vraag die ik vandaag helaas niet kan beantwoorden. Over de salarissen van de politiekorpschefs kan ik duidelijk zijn. Die moeten ingekaderd worden. Dat hoort bij de dingen die wij vanuit het oogpunt van centralisatie en efficiency goed centraal kunnen regelen. Daarmee komen wij niet meteen tot een nationale politie. Ik heb het over het aanpakken van bureaucratie en van te veel verschillen in arbeidsvoorwaarden. In de afgelopen jaren heeft GroenLinks daarin een consistente lijn gekozen. Ik kan de heer Çörüz dus niet helpen aan een meerderheid voor de nationale politie.
De voorzitter: Ik geef het woord aan de minister voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het antwoord van de regering in eerste termijn. Ik stel voor dat we de minister eerst een aantal algemene opmerkingen laten maken en daarna het debat vervolgen. Het woord is aan de minister.
Minister Ter Horst: Voorzitter. Dank voor de inbreng van de Kamer. Zoals een aantal van de leden van de Kamer hebben aangegeven, is er onrust ontstaan door het declaratiegedrag en de beloning van korpschefs naar aanleiding van een onderzoek dat RTL 4 daarnaar heeft gedaan en de berichtgeving die de zender daarover het land in heeft gestuurd. Eigenlijk was het niet de eerste keer dat er aandacht was voor dit onderwerp. Ook uit het onderzoek van de NPB naar de toelagen bleek al dat er – hoe zal ik dit formuleren? – een ruime variëteit was aan toelagen bij de politie. Het beeld was dat er aan de top veel toelages werden verstrekt en in de andere lagen van de organisatie veel minder. Die melding van de NPB naar aanleiding van hun onderzoek was in januari 2009. Toen al – dus niet naar aanleiding van de uitzending van RTL 4 – heb ik gezegd dat het niet zo kan zijn dat je in een organisatie alleen maar aan de top beloont en niet aan de onderkant, en dat wij moesten nagaan hoe het zit met die diversiteit.
In de loop van het jaar zijn wij nagegaan hoe het met die diversiteit zat. Mijn constatering was dat het niet transparant is hoe die beloningssystematiek precies in elkaar zit en de bestaande regelgeving heel erg veel ruimte geeft aan de korpsbeheerder om te beslissen over de beloning van de politietop. Ik heb toen gezegd – dit heb ik de Kamer gemeld in juni 2009, alweer een halfjaar geleden – dat ik de arbeidsvoorwaarden voor de top wilde harmoniseren, vergelijkbaar met de top van Defensie en de top van het Rijk. Het voorstel hierover ligt inmiddels bij het korpsbeheerdersberaad en ik zal het, zoals aangegeven in januari, met het korpsbeheerdersberaad bespreken. In de tussenperiode kwam de uitzending van RTL en is het beeld van de toelages specifieker geworden. De gegevens die daaruit zijn voortgekomen, zal ik betrekken bij de besprekingen over het kader dat ik aan het korpsbeheerdersberaad heb voorgelegd. Ik sluit niet uit dat het nog tot aanscherping van de voorstellen mijnerzijds zal leiden, of misschien ook wel van de kant van het korpsbeheerdersberaad.
Het is goed om uiteen te zetten dat ik – ik heb er al woorden aan gewijd – not amused was over de diversiteit aan betalingsmogelijkheden, met name de stapeling daarvan. Ook ik vind dat niet alleen in de al besproken sectoren in de (semi)publieke sector zoals de woningbouwcorporaties en de banken, maar ook bij de politie – misschien juist daar met extra aandacht – sprake moet zijn van een heldere, transparante en terughoudende beloning. De beoordeling of daarvan sprake is en hoe die tot stand is gekomen, moet echter wel op een eerlijke manier geschieden. In de loop van de jaren zijn er praktijken gegroeid – dat geldt niet alleen voor de politie maar ook voor andere sectoren – waarvan wij nu zeggen dat wij die niet willen en dat wij er paal en perk aan willen stellen. Nogmaals, dat geldt voor de politie maar ook voor andere sectoren. Het is niet voor niks dat er allerlei «Dijkstal-voorstellen» naar de Kamer zijn gegaan waarin maxima worden gesteld aan de beloningsmogelijkheden.
Het onderzoek naar wat er precies heeft plaatsgehad, moet nog gebeuren. Het zal met name gaan over de declaraties, over de vraag of er is gedeclareerd buiten de daarvoor geldende regels. Een ander deel is of er toelagen zijn toegekend buiten de bestaande regelingen om. Het resultaat van het onderzoek moet nog komen. Omdat ik vind dat wij dit eerst moeten afwachten, heb ik op een aantal vragen van de Kamer nog geen antwoord gegeven. Het is dus geen gebrek aan bereidheid om de Kamer te informeren; ik wil de Kamer graag zorgvuldig informeren. Anders wordt later gezegd: u gaf op 16 december een antwoord, uit het onderzoek blijkt iets anders, dus u hebt de Kamer verkeerd geïnformeerd. Dat wil ik liever niet, dus ik ben terughoudend bij de beantwoording van een aantal vragen.
Sommigen hebben gesuggereerd dat het onderzoek door de korpsbeheerders en de korpschefs gezamenlijk wordt gedaan, dat zij de commissie vormen die het onderzoek doet. Daar is geen sprake van. Het onderzoek zal in handen worden gelegd van de Rijksauditdienst, een onafhankelijke organisatie die heel goed in staat is om op een onafhankelijke manier een dergelijk onderzoek te doen. Het opdrachtgeverschap zal liggen in handen van de korpsbeheerders en de korpschefs maar ook – dit komt tegemoet aan signalen die ik nu vanuit de commissie krijg – van de minister van Binnenlandse Zaken.
Mevrouw Verdonk (Verdonk): Het opdrachtgeverschap ligt dus in handen van de korpschefs, de korpsbeheerders en de minister. In welke verhouding?
Minister Ter Horst: Zoals vaker gebeurt, zijn wij samen opdrachtgever van dat onderzoek, om te onderstrepen dat wij daarvoor een gezamenlijke verantwoordelijkheid voelen.
Mevrouw Verdonk (Verdonk): Was het niet logisch geweest om na al deze incidenten – laat ik het maar gewoon «schaamteloze vertoningen» noemen – als minister te zeggen: ik neem mijn verantwoordelijkheid, er is één opdrachtgever en dat ben ikzelf?
Minister Ter Horst: Nee, ik vind het juist heel goed als de korpsbeheerders en de korpschefs daarin een medeverantwoordelijkheid nemen. Dit betekent dat er ook van die kant een bereidheid is om te kijken wat er precies is gebeurd, of er gedeclareerd is en of er toelagen zijn verstrekt buiten de bestaande regels. Ik vind het juist een goed teken dat zij bereid zijn om samen met mij daarnaar kritisch te kijken. Ik denk ook dat de uitkomsten daarvan, voor zover nodig, een betere inbedding krijgen als men zelf opdrachtgever is. Anders kan men zeggen: wij hebben dat onderzoek niet gedaan, dat heeft de minister gedaan.
Mevrouw Kuiken (PvdA): Wanneer kunnen wij dat onderzoek verwachten?
Minister Ter Horst: Eind januari, wordt hier optimistisch gezegd.
De heer Brinkman (PVV): Ik vind het werkelijk ongelooflijk onverstandig om een te onderzoeken subject bij wie moet worden bepaald of iets wel of niet rechtmatig is gebeurd – daarbij hangt boven de markt of het onderzoek naar de Rijksrecherche gaat – mede opdracht te laten geven voor het onderzoek. Het subject, in dit geval de korpschefs, zou dat niet moeten willen. Zij zouden totale onafhankelijkheid moeten creëren door geen medeopdrachtgever voor een dergelijk onderzoek te willen zijn. De minister moet in dit geval absoluut de kar trekken en zelf opdracht geven, zodat het onderzoek onafhankelijk is. Hoe vreemd is dit nu? Stel dat blijkt dat een korpschef toch buiten de regelingen om zaken heeft geregeld en verdacht wordt van fraude. Gaat dit dan naar de Rijksrecherche terwijl hij zelf medeopdrachtgever is? Dat is toch een totaal rare situatie?
Minister Ter Horst: Ik begrijp het niet helemaal. Het feit dat je opdracht geeft, staat het onafhankelijk doen van het onderzoek door degene die de opdracht aanneemt, natuurlijk niet in de weg. Wij vragen regelmatig de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid onderzoek te doen naar het functioneren van iets waarvan wij zelf onderdeel zijn. Als in Rotterdam opdracht wordt gegeven aan het COT om onderzoek te doen, wil dat toch niet zeggen dat de conclusies van dat onderzoek niet meer hun consequenties kunnen hebben voor degenen die de opdracht gaven? Ik geloof niet dat dit een zuivere beoordeling in de weg staat. Mijn uitgangspunt is dat het goed is als de korpschefs en de korpsbeheerders zelf verantwoordelijkheid nemen voor het doen van het onderzoek. Zijn doen dat samen met de minister van Binnenlandse Zaken, omdat ook ik daarvoor mijn verantwoordelijkheid voel.
De heer Brinkman (PVV): De minister begrijpt toch wel hoe vreemd het is als je opdracht geeft tot een onderzoek waarvan je zelf subject bent? Dat is toch een rare situatie? Zeker als een onderzoek van de Rijksrecherche boven de markt hangt. De minister zou dat gewoon niet moeten willen!
Minister Ter Horst: Ik gaf een voorbeeld, maar er zijn honderden vergelijkingen te maken met situaties waarin degene die opdracht geeft, ook onderzoek laat doen naar het eigen functioneren. Dat kan best. Het lijkt me ook helemaal niet bijzonder. Nogmaals, het is juist een teken dat korpschefs en korpsbeheerders hun eigen verantwoordelijkheid nemen en voelen om na te gaan of er buiten de regels is gedeclareerd en toelagen zijn verstrekt. Nogmaals, de Rijksauditdienst kan dit op een volstrekt afhankelijke wijze doen. Het hierbij betrekken van de Rijksrecherche is een tweede stap. Stel dat uit het onderzoek van de Rijksauditdienst zou komen dat er onrechtmatig is gehandeld, dan kan op dat moment de opdracht worden verstrekt aan de Rijksrecherche om dit nader uit te zoeken en te bekijken welke consequenties het moet hebben. Voor mijn gevoel zijn dat echter twee aparte dingen. Het ene sluit het andere niet uit en beide kunnen plaatsvinden.
Mevrouw Griffith (VVD): Het is een mooi polderopdrachtgeverschap. Laten we hopen dat de kool en de geit niet worden gespaard en dat de Rijksauditdienst tot een rapport kan komen zonder dat vooraf wordt geschrapt in de resultaten en uitkomsten van het onderzoek, ook kijkend naar de rol die de minister zelf kan hebben gespeeld als korpsbeheerder.
Voor mijn fractie is van belang dat een aantal vragen niet zijn beantwoord. Ik zou het op prijs stellen als de vragen die wij aan de orde hebben gesteld en die noch vandaag noch in de schriftelijke vragenronde zijn beantwoord, worden meegenomen door de onderzoeksclub. Is de Rijksauditdienst daartoe in staat? Het betreft niet alleen vragen die zien op het nagaan van bonnetjes maar ook andersoortige vragen.
Minister Ter Horst: Wij gaan hier altijd op een respectvolle manier met elkaar om. De aantijging van mevrouw Griffith, de suggestie dat er door opdrachtgevers zou worden geschrapt in een onderzoek door een onafhankelijke dienst, vind ik echter ver over de grens.
Mevrouw Griffith (VVD): Voorzitter, mag ik daarop even reageren?
De voorzitter: Minister, was u klaar met uw zin?
Minister Ter Horst: Ik was op de helft, maar laten wij dit punt maar even uitdiscussiëren.
Mevrouw Griffith (VVD): Ik heb gezegd dat ik ervan uitga dat de Rijksauditdienst een rapport uitbrengt zonder dat daarin voorafgaand is geschrapt. Ik zou graag een bevestiging van de minister krijgen, zonder te spreken over aantijgingen: natuurlijk, dat rapport komt tot stand zonder dat voorafgaand wordt geschrapt en wordt integraal naar de Kamer gestuurd.
Minister Ter Horst: Op de suggestie dat leden van het kabinet schrappen in een onderzoek van een onafhankelijke organisatie, ga ik niet eens reageren. Hopelijk neemt de commissie mij dat niet kwalijk; dit is echt buiten elke grens.
Mevrouw Griffith (VVD): Wil de minister nog ingaan op mijn vraag over de nog niet beantwoorde vragen van de Kamer?
Minister Ter Horst: Zeker. Ik had dit nog willen zeggen in antwoord op een vraag van de heer Brinkman. De Kamer heeft een aantal casussen genoemd, waarvan wij een lijstje hebben gemaakt. Wij zullen de Rijksauditdienst vragen om die punten en zaken die wij via een andere weg binnenkrijgen, mee te nemen.
De heer Çörüz (CDA): Het is niet ongebruikelijk dat een opdrachtgever opdracht geeft om zichzelf te onderzoeken, zoals nu in dit tripartiete opdrachtgeverschap. Het luistert dan natuurlijk wel nauw hoe die opdrachtformulering tot stand komt en hoe die precies luidt. Ik houd dan toch maar het voorbeeld van de slager en zijn vlees voor. Indien mogelijk moet je voorkomen dat na een goed onderzoek dit soort vragen ontstaat. Wie zitten er precies in de Rijksauditdienst? Zitten daarin ook externe en onafhankelijke deskundigen?
Minister Ter Horst: De precieze bezetting van de Rijksauditdienst geef ik straks in tweede termijn. Ik heb er geen enkel bezwaar tegen om de opdrachtformulering aan de Kamer te sturen, maar ik hoop dat het feit dat ik medeopdrachtgever ben, garandeert dat wij boven tafel krijgen wat wij boven tafel willen krijgen.
De voorzitter: Ik wijs de leden op de klok. Als u nog een tweede termijn wilt, zult u zich moeten beperken in het aantal interrupties. Anders moet ik het voor u doen en dat heb ik liever niet.
De heer Van Raak (SP): De minister moet niet onderschatten hoeveel woede er is onder agenten over dit soort regelingen, hoeveel wantrouwen er is ontstaan in de eigen leidinggevenden en wat een aanslag die dit doet op de loyaliteit. Waarom zegt de minister niet: ik ga zelf het onderzoek doen? Waarom wil zij dat per se met de korpsbeheerders en korpschefs doen, terwijl zij weet dat er onder agenten veel wantrouwen leeft? Als de minister wantrouwen wil wegnemen, kan zij het onderzoek beter zo onafhankelijk mogelijk laten doen.
Minister Ter Horst: De onafhankelijkheid van het onderzoek zit in de organisatie die het onderzoek laat doen. Bij de opdrachtformulering ben ik zeer nauw betrokken. Er gaat geen opdrachtformulering de deur uit waarmee ik het niet eens ben. Dat zou voldoende waarborg moeten zijn voor een onafhankelijk onderzoek.
De heer Van Raak (SP): Is het gezien de emoties onder politiemensen niet gewoon beter als de minister zegt: joh, ik doe het zelf, ik ga dat onderzoek laten doen en niet de korpschefs en de burgemeesters? Dit zou een deel van het wantrouwen bij gewone agenten kunnen wegnemen.
Minister Ter Horst: De heer Van Raak gebruikt steeds de formulering dat ik het onderzoek ga doen. Ik ga het onderzoek niet doen, en ook de korpsbeheerders en korpschefs niet. Het onderzoek wordt gedaan door de Rijksauditdienst, «de onafhankelijke accountantsdienst die gehouden is te handelen en onderzoeken conform de regels met betrekking tot de accountancy». De dienst valt onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Financiën. De onafhankelijkheid daarvan lijkt mij absoluut geborgd.
Mevrouw Verdonk (Verdonk): De minister overtuigt mij eerlijk gezegd niet. Als de driehoek – in dit geval de korpschefs, de korpsbeheerders en de minister – samen opdrachtgever is, zie ik het al helemaal voor me. Een aantal ambtenaren of de directeur-generaal van de directie Politie wordt afgevaardigd en gaat om de tafel zitten met de korpschefs en korpsbeheerders, die men nu al helemaal niet in de hand heeft. Er liggen duidelijke regelingen en de ambtenaren van de minister kunnen die niet handhaven. Ze hebben het gigantisch uit de hand laten lopen. De minister wil dat zij nu garanderen dat het een onafhankelijk onderzoek wordt. Snapt de minister mijn zorgen?
Minister Ter Horst: Nee, want ook mevrouw Verdonk suggereert dat het onderzoek wordt gedaan door de korpschefs en de korpsbeheerders. Het onderzoek wordt gedaan door de Rijksauditdienst, waarmee de onafhankelijkheid is gegarandeerd. Het verlenen van de opdracht gebeurt in gezamenlijkheid tussen mij en de korpschefs en de korpsbeheerders. Daar lijkt mij echt helemaal niks mis mee.
Mevrouw Verdonk (Verdonk): Ik heb het helemaal niet over een onderzoek dat gedaan wordt door die partijen; wij weten allemaal dat dit wordt gedaan door de onafhankelijke accountantsdienst. Het gaat erom dat de korpschefs, de korpsbeheerders en de minister samen opdrachtgever zijn, wat betekent dat iedere stap in het onderzoek aan hen wordt voorgelegd en dat zij over alle conceptrapporten gaan. Zo werkt het. Uiteindelijk beslissen de drie betrokkenen samen en komt er – zoals mevrouw Griffith al heeft gezegd – een nietszeggend polderrapport waarin de kool en de geit worden gespaard. Dat is wat er gaat gebeuren, want zo werkt het opdrachtgeverschap.
Minister Ter Horst: Ik heb hier geen zin in. Als de Kamer kennelijk veel meer vertrouwen heeft in deze minister, dan dank ik de Kamer daar zeer voor en beslis ik nu dat ik de opdrachtgever word van het onderzoek. Maar dan wil ik later niets meer horen over het niet geborgd zijn van de onafhankelijkheid et cetera.
Mevrouw Griffith (VVD): Hebben de korpschefs en korpsbeheerders ingestemd met de Rijksauditdienst?
Minister Ter Horst: Nee, maar dat hoeft nu niet meer. Als ik de opdrachtgever ben, hoeven ze daar niet meer mee in te stemmen.
Mevrouw Griffith (VVD): Los van uw besluit nu, is mijn zuivere vraag, zonder dat u weer geïrriteerd reageert: hebben de korpschefs en de korpsbeheerders ingestemd met de Rijksauditdienst?
Minister Ter Horst: Dat lijkt mij niet meer relevant.
Mevrouw Griffith (VVD): Het antwoord is dus: nee.
De heer Brinkman (PVV): De minister heeft gelijk: dat is niet meer relevant. Dank voor haar wijze beslissing om zelf de opdracht voor het onderzoek te geven. Ik heb tussen haar woorden door de indruk gekregen dat de opdracht al is verstrekt. Als dat het geval is, neem ik aan dat wij nu de opdrachtformulering al kunnen krijgen; die zou ik graag voor de tweede termijn willen zien. Kan de minister mij schetsen hoe het onderzoek gaat? Wat wordt er precies onderzocht? Kan bijvoorbeeld ik al mijn bevindingen en tips kwijt? Daar ben ik een voorstander van. Kortom, als het kan, inhoudelijk een beetje precies.
Minister Ter Horst: De opdracht is nog niet verstrekt maar al wel geformuleerd. Uiteraard kan de Kamer beschikken over de opdrachtformulering. Zoals gezegd, is onderdeel van de opdracht aan de Rijksauditdienst om de suggesties van de Kamer mee te nemen.
De heer Çörüz (CDA): Eén punt borrelt wel op in mijn hoofd. De Rijksauditdienst van Financiën bestaat uit accountants van Financiën. Alle korpsen hebben echter ook eigen accountants. Hebben zij dit niet onderzocht of bekeken? Wat verandert er als wij van regionale naar landelijke accountants gaan?
Minister Ter Horst: Ik dacht dat iedereen behoefte had aan een onderzoek, dus dat gaan wij doen. Wij willen weten hoe het precies zit. Of alle declaraties via de accountantsdiensten van de regionale korpsen zijn gelopen, weet ik niet. Dat zal zeker onderdeel zijn van het onderzoek van de Rijksauditdienst. Als er declaraties zijn die niet in overeenstemming zijn met de regels, zal de Rijksauditdienst bekijken hoe dat kan en of de accountantsdienst ernaar heeft gekeken.
Ik ga over naar een vraag die door enkele leden van de Kamer is gesteld: hoe kan het dat tot stapeling van verschillende toelages is gekomen? Het is goed om te weten dat de korpschef wordt beschouwd als een gewone politieambtenaar, als lid van het politiekorps. Dit betekent dat voor korpschefs verschillende regelingen gelden, zoals het genoemde BARP en het Besluit bezoldiging politie maar ook de cao-afspraken. Er is gevraagd: hoe kan het nou toch zijn dat een korpschef van Amsterdam – het kan ook een andere zijn – een tegemoetkoming krijgt voor studerende kinderen? Die is natuurlijk onderdeel van de cao, die ook geldt voor de korpschef. Doordat én het BARP én het Besluit bezoldiging politie én de cao gelden, kan een stapeling ontstaan. Wij zullen daarmee zeker rekening houden in de nieuwe systematiek. Je kunt bijvoorbeeld bepaalde salarisschalen geen onderdeel meer laten zijn van de cao. De cao loopt dan tot een bepaalde grens en daarboven is er een aparte bezoldigingsstructuur.
De heer Brinkman (PVV): Voor de duidelijkheid: de € 828 die ik noemde, is inderdaad terecht uitgekeerd op basis van die regeling. Mijn punt was niet dat het een juridisch monstrum is, maar dat het moreel niet kan. Het is immoreel dat iemand die € 271 000 bij elkaar graait aan beloningen, meer dan de Balkenendenorm, ook nog eens die zielige € 828 declareert. Het is te zot voor woorden! Dat was mijn punt en daarover had ik de minister een specifieke vraag gesteld: bent u het met mij eens dat het immorele graaierij is?
Minister Ter Horst: De heer Brinkman mag de opvatting hebben die hij heeft. Zolang echter iemand iets krijgt omdat het op basis van de cao behoort tot zijn salariëring, kun je niet zeggen dat het immoreel is. Wij moeten ons wel realiseren dat er een stapeling kan plaatsvinden van toelages en uitkeringen die wij niet meer willen. Dan moeten wij, of moet ik – laat ik de verantwoordelijkheid naar mezelf toe trekken – dat veranderen en ervoor zorgen dat het niet meer kan. Je kunt niet zeggen dat het immoreel is dat iemand een toelage int die gewoon in zijn cao zit. Dat zou ik ook niet vinden als Kamerleden, of wie dan ook, het deden.
De heer Van Raak (SP): Het betekent wel dat de regels immoreel zijn. De minister zegt dat korpschefs gewone politieambtenaren zijn en daarom dezelfde toelages krijgen op basis van cao-afspraken. Maar ik ken geen enkele agent die € 11 000 pikettoelage krijgt, of € 10 000 representatiekosten, of € 15 000 bonus, of € 34 000 arbeidsmarkttoeslag. Nee, korpschefs zijn geen gewone agenten, want deze bedragen krijgen gewone agenten niet. Binnen de toelagen en de cao’s zijn speciale afspraken gemaakt door korpsbeheerders voor korpschefs; dat is het probleem. De minister moet niet zeggen dat korpschefs behandeld worden als gewone politieagenten, want dat is pertinent onwaar. Zij moet zeggen welke toelagen we wel of niet aan korpschefs geven en daarin flink gaan snijden. Welke toelagen gaan we afschaffen?
Minister Ter Horst: Het is goed om een onderscheid te maken tussen bezoldigingsstructuren van voor oktober 2007 en van daarna. Het Beleidskader arbeidsvoorwaarden politietop, waaruit mevrouw Verdonk citeerde, is van oktober 2007. Daarin is in feite vastgelegd dat er een plafond is voor inkomensvorming in de publieke sector. Het komt erop neer dat het inkomen, alles wat iemand ontvangt, nooit hoger mag zijn dan 130% van een ministerssalaris; de strengste norm voor de publieke sector. Het beleidskader is er in oktober 2007 gekomen omdat wij signaleerden dat er in den lande toekenningen werden gedaan die naar mijn mening over the top waren. Dat was precies de reden om met dat beleidskader te komen. Ik vraag de Kamer daarom om bij regelingen die tot stand zijn gekomen in overleg tussen korpsbeheerder en korpschef, onderscheid te maken tussen voor oktober 2007 en na oktober 2007. In gemaakte afspraken kun je natuurlijk niet zomaar veranderingen aanbrengen.
Het beleidskader geeft de uiterste grenzen aan, en toch vind ik – daarom ligt er een voorstel bij de korpsbeheerders – dat wij er nog nadrukkelijker op moeten sturen en precies helder moeten maken wat er kan: wat de grenzen zijn, 130% van een ministerssalaris, en welke toelagen wel en niet worden toegestaan. Het gaat in feite om het systeem zoals wij dat bij de Algemene Bestuursdienst kennen. Ik heb de leden van deze commissie nooit horen zeggen dat dit systeem over the top was. Er is brede steun voor de wijze waarop het systeem werkt en in elkaar zit. Mijn voorstel is geweest: laat het systeem voor de rijksambtenaren ook van toepassing zijn op de politietop. Dit betekent dat een heleboel toeslagen eruit gaan. De heer Van Raak moet mij niet kwalijk nemen dat ik niet precies kan zeggen: die gaat eruit, die gaat eruit en die gaat eruit. Wij stellen wel voor dat het maximale bedrag aan toelagen zeer, zeer, zeer zal worden versoberd ten opzichte van de mogelijkheden die er nu zijn.
Mevrouw Azough (GroenLinks): De minister zegt dat zij niet kan spreken van immoraliteit: het is niet immoreel. Ik zie het tegelijkertijd ontvangen van een representatiekostenvergoeding en declareren van representatiekosten zoals dinertjes. Daarmee wordt geen blijk gegeven van een soort zelfreinigend vermogen. Dit leidt bij mij tot zorgen over het morele kompas. Het is toch wel vreemd dat een politietop die rapporten uitbrengt over «de dienstbare agent», die dienstbaarheid niet voor zichzelf als zodanig definieert. Ik vind dat er dus wel degelijk gesproken mag worden over immoraliteit. Ik snap niet waarom de minister daar zo van wegschrikt.
Minister Ter Horst: We moeten goed naar elkaar luisteren. Ik heb gezegd dat ik vind dat het niet immoreel is als iemand een vergoeding ontvangt waarop hij volgens de cao recht heeft. Dit was naar aanleiding van een punt van de heer Brinkman. Ik heb niet over (im)moraliteit in haar totaliteit gesproken; laten we elkaar goed verstaan. Mevrouw Azough gebruikte de woorden «moreel kompas» ook in het eerdere debat hierover; dat is een mooie formulering. Niet alleen mensen bij de politie maar iedereen die in de (semi)publieke sector werkt, zou dat kompas moeten hebben. Het is echter reëel om te constateren dat dat morele kompas niet alleen bij de politie maar ook bij een heleboel andere onderdelen van de (semi)publieke sector enigszins uit het lood was geslagen. Ik weet niet of dat een goede formulering is voor wat er met een kompas kan gebeuren; in ieder geval wees het niet meer naar het noorden maar naar een andere windrichting. Dit kabinet – laat ik het enigszins verbreden – is bezig om ervoor te zorgen dat in alle sectoren die de revue passeren, dat morele kompas weer terugkomt. Wij doen dat door heel strenge regels op te leggen voor het maximuminkomen dat iemand mag verdienen. Verder maken wij duidelijk dat vanuit de sectoren zelf weer het besef moet komen dat je je moet verantwoorden voor het feit dat je met publiek geld je mensen betaalt.
Mevrouw Verdonk (Verdonk): Ik heb het Beleidskader arbeidsvoorwaarden politietop weer in mijn handen. Het is het meest recente exemplaar; er staan cijfers in van 2009. Er staat eerst: «Dit beleidskader geeft de uiterste grenzen aan waarbinnen de korpsbeheerders kunnen beslissen over de arbeidsvoorwaarden bij de aanstelling van ambtenaren in de politietop.» En verder: «In het beleidskader is rekening gehouden met het kabinetsstandpunt dat voor de gehele publieke sector een evenwichtig en maatschappelijk aanvaardbaar bezoldigingsbeleid moet gelden. In dit verband acht het kabinet een helder en duidelijk plafond voor de inkomensvorming in de publieke sector een voorwaarde.» Daarna komt er een helder stuk. Ik kom nu bij het deel over belastingheffing en het staat er duidelijk: «Het past niet om over te gaan tot compensatie van belastingheffing.» En toch gebeurt het. Waarom heeft de minister daar niet op gereageerd? Dat morele kompas is er niet en dan moet iemand anders het roer overnemen.
Minister Ter Horst: Mag ik vragen op welke casus u doelt? Ik heb gevraagd om onderscheid te maken tussen situaties die tot stand zijn gekomen voordat dit beleidskader vigeerde, en daarna. De aanstelling van de korpschef in Amsterdam heeft volgens mij in november 2004 plaatsgehad.
Mevrouw Verdonk (Verdonk): Friesland?
Minister Ter Horst: Die aanstelling was inderdaad daarna. Wij zullen dat moeten nakijken. Ik weet niet precies wat er bij de aanstelling van de korpschef in Amsterdam hier in Den Haag is gebeurd. Ik heb het in de krant gelezen; toen had ik een andere functie. Het kan zijn dat het toen ook hier is bediscussieerd; er is in ieder geval geen verandering in aangebracht. Dat is natuurlijk ook niet zo vreselijk makkelijk als je de verantwoordelijkheid legt bij de korpsbeheerder die de afspraken maakt. Ten aanzien van Friesland moet ik het antwoord schuldig blijven. Uiteraard is onderdeel van het onderzoek dat wordt bekeken of toelagen zijn verstrekt die buiten de grenzen van het beleidskader vallen. Dat is een van de opdrachten aan de Rijksauditdienst.
Mevrouw Verdonk (Verdonk): Daarvoor is die Rijksauditdienst helemaal niet nodig. De minister had dit kunnen handhaven en dat heeft zij gewoon niet gedaan. Kan zij mij garanderen dat de regels die heel helder in het Beleidskader arbeidsvoorwaarden politietop staan, gehandhaafd zijn sinds oktober 2007, zonder uitzondering?
Minister Ter Horst: Het zou heel onverstandig zijn om dat te zeggen, lijkt mij. Dat heb ik zo langzamerhand wel geleerd in die tweeënhalf jaar. In deze regels staat dat er een meldingsplicht is voor korpsbeheerders in de richting van het ministerie. Of dat altijd gebeurd is, zal onderdeel zijn van het onderzoek.
Mevrouw Azough (GroenLinks): Naar aanleiding van de specifieke situatie in Amsterdam zijn er destijds inderdaad schriftelijke vragen gesteld door mijn fractie. Daarop is toen geantwoord dat het een situatie was die geen navolging verdiende. Minister Remkes gaf aan dat hij er niet echt de schoonheidsprijs voor gaf. Nu blijkt echter uit berichtgeving van RTL dat er wel degelijk navolging aan is gegeven. Ik hoop dat de minister daarop in tweede termijn kan ingaan; dit is niet geheim.
Minister Ter Horst: Volgens mij zou dit ook onderdeel moeten zijn van het onderzoek. Er moet worden bekeken welke constructie toen precies is gekozen. Ik weet dat het nogal ingewikkeld en «bijzonder» was. Of het ook in andere casussen is gebeurd, weet ik gewoon niet precies. Daarover wil ik de Kamer naar aanleiding van het onderzoek informeren. Wij hebben niet precies op een rij of dat wel of niet is gebeurd.
Mevrouw Griffith (VVD): Ik begrijp heel goed dat er een verleden is waarin contracten zijn afgesloten en dat het beleidskader van 2007 is. Ik wil graag dat de minister goed kijkt naar de contracten die voorafgaand aan het beleidskader zijn afgesloten en onderzoekt in hoeverre het juridisch echt onmogelijk is om bepaalde (stapelingen van) toelagen ongedaan te maken. Het is heel gemakkelijk om te zeggen: het is in het verleden afgesproken, dus ik kan er niets meer aan doen. De compensatie voor belastingheffing kun je bijvoorbeeld per onmiddellijke ingang niet meer doen. Die exercitie wil ik er graag bij hebben.
Minister Ter Horst: Daar is geen bezwaar tegen. Als een bepaalde toelage of bepaald salarisbestanddeel onderdeel is van de rechtspositie, is het lastiger, maar soms is dat niet het geval. Wij zullen er zeker naar kijken. Wij kijken naar alle toelagen die verstrekt zijn sinds het moment van indiensttreding. Straks hebben wij een compleet beeld van wat er is gebeurd.
De voorzitter: Voordat de minister verdergaat, een punt van orde. Wij hebben nu twee punten uitgebreid bediscussieerd, die beide een kwartier hebben gekost. Als wij om 20.00 uur willen afronden, moeten wij ons echt gaan beperken in de interrupties. Anders halen wij het van geen kanten en wordt het morgen 9.00 uur. Er ligt nog een hele stapel vragen, dus ik wil de minister echt de gelegenheid geven om even door die vragen heen te gaan, anders redden wij het niet.
Minister Ter Horst: Dank u, voorzitter. Overigens hoop ik een aantal aangeraakte punten al te hebben beantwoord.
Over de Algemene Bestuursdienst heb ik al gesproken. Die is onderdeel van het ministerie van Binnenlandse Zaken. De opdracht van de Algemene Bestuursdienst heeft betrekking op de top van de mensen die bij het Rijk zijn aangesteld. Mijn voorstel is geweest om dit uit te breiden met de top van de politie. Dit betekent dat de bestaande manier van werken ten aanzien van het Rijk zal worden overgenomen voor de politie. De Algemene Bestuursdienst wordt daarmee verantwoordelijk voor werving, ontwikkeling, aanstellingen, toetsing van salariëring, beloning en ontslag vanaf februari 2010. Bij de aanstelling van een korpschef doet een korpsbeheerder dan een voorstel over met name de arbeidsvoorwaarden, waarna de Algemene Bestuursdienst toetst of dit aan de eisen voldoet. Indien het niet aan de eisen voldoet, zal dit worden teruggekoppeld naar het korps en aan mij worden gemeld. Stel nu – wat ik niet verwacht – dat een korpsbeheerder ondanks dat die toetsing negatief uitpakt, toch besluit om die afspraak te maken, dan kan de minister altijd een aanwijzing geven om tot een ander besluit te komen.
De heer Brinkman en mevrouw Kuiken hebben gevraagd of het mogelijk is om bestaande contracten open te breken. In reactie op mevrouw Griffith heb ik net al gezegd dat dit moeilijk zal zijn maar dat wij zeker zullen bekijken bij welke elementen dat wel kan. Als de wet- dan wel de regelgeving dat toestaat, zal het zeker kunnen gebeuren.
De heer Brinkman heeft een aantal voorbeelden gegeven van voordelen die ten goede zijn gekomen aan korpschefs, bijvoorbeeld het overnemen van de dienstauto bij pensionering. Wij zullen de Rijksauditdienst vragen om ook die voorbeelden mee te nemen in het onderzoek.
De heer Van Raak, mevrouw Azough en mevrouw Griffith hebben gevraagd naar de interim-korpschef in Twente. Deze heeft twee in de tijd onderscheiden aanstellingen gehad. In de eerste periode ging het om een interim-vergoeding. Wij hebben gesproken over dat bedrag. Mijn interventie daarin is geweest dat ik vond dat het maximumbedrag hetzelfde moest zijn als wij bij het Rijk hanteren. In die eerste periode is er geen sprake geweest van een toelage werving en behoud. In de tweede fase was er een tijdelijk contract, waarin wel zo’n toelage lag besloten. De korpsbeheerder had de vrijheid om die toelage te verstrekken. Het gaat dus om twee in de tijd onderscheiden periodes. Dit is conform wat daarover eerder is gemeld.
Mevrouw Kuiken heeft gevraagd: hoe zit het met de toelage werving en behoud? Die staat in het huidige BARP. Het maximum is € 45 000. Dat vind ik een «ruime marge»; laat ik het zo formuleren. In het voorstel dat wij nu hebben gedaan aan de korpsbeheerders, valt die toelage binnen de algemene toelage waartoe wij willen komen, met een maximum van € 25 000. Dit betekent dat de bestaande toelages zouden opgaan in een algemene toelage, met een veel lager maximum dan nu één toelage uit alle toelagen die we kennen. Is het nog een beetje te volgen wat ik zeg?
Mevrouw Kuiken heeft nog een aantal vragen gesteld. Klopt het dat het werkgeverschap volgens het BARP en het BBP ligt bij de korpsbeheerder? Ja, dat klopt. Worden de regionale regelingen gestroomlijnd in het nieuwe beleidskader? Jazeker, dat is onze opzet. Gaat de ABD dat beleidskader toetsen? Ja, dat heb ik net gezegd: de ABD zal adviseren over individuele aanstellingen en zal die toetsen aan het beleidskader. Wie doet het onderzoek naar de rechtmatigheid? Daarover hebben wij al gesproken. Kunnen de huidige contracten worden versoberd? Ook daarover heb ik al gesproken.
Mevrouw Griffith heeft gevraagd: waarom moet de Kamer wachten op antwoorden van de WOB? Ik vroeg mij af: wat bedoelt mevrouw Griffith nu precies? Ik begrijp dat het over de laatste vraag gaat en dat ik bij de Kamer de indruk heb gewekt dat wij via het WOB-onderzoek informatie aan de Kamer willen geven. Daar is geen sprake van, dus excuses als dat misverstand is gerezen en ik daaraan debet ben. Wat ik heb bedoeld te zeggen, is dat er een WOB-verzoek is gedaan en wij een onderzoek moeten doen om dat te beantwoorden. Ik neem aan dat het onderzoek naar die dienstreizen nu loopt. Op het moment dat wij die informatie hebben, zullen we de Kamer informeren en uiteraard ook degenen die het WOB-verzoek gedaan hebben, antwoord geven op hun vragen.
Mevrouw Griffith heeft ook gevraagd naar de mogelijkheid dat de ABD een papieren tijger is. Daarover heb ik al gesproken. Zij heeft verder gevraagd: waarom kan een lid van de korpsleiding een piketvergoeding laten afkopen en een gewone diender niet? Dit is natuurlijk een van de zaken waarnaar de Rijksauditdienst onderzoek gaat doen. Wat wij nu weten, is dat het afkopen van die piketvergoeding inderdaad in een aantal regionale regelingen is opgenomen. Wij hebben geen overzicht van de afkoopregelingen die in de regio’s zijn opgesteld ten behoeve van de gewone dienders. Ik weet dus niet of het ook voor hen geldt. Wel is bekend dat die mogelijkheden er ook zijn voor observatieteams en arrestatieteams. Dat is de huidige stand van mijn kennis. De Rijksauditdienst zal daarnaar zeker ook onderzoek doen.
De heer Brinkman (PVV): Ik heb twee vragen aan de minister. Allereerst: hoe gaan we de naleving van dat algemene beleidskader controleren en afdwingen? Ik wil dat de minister daar iets preciezer in is.
Het is hartstikke goed dat er een algemene toelage komt met een maximum van € 25 000. Hulde, maar dat zijn toelages en daarnaast zijn er declaraties. Vindt er geen verschuiving plaats van representatietoelages naar een hele bunch aan declaraties? Mensen kunnen weer hun etentjes, gehuurde jasjes, nieuwe schoenen en weet ik wat gaan declareren. Dat zorgt voor een enorme bureaucratie en vanzelf komt zo – ik zie de bui al hangen– die ton weer in zicht en krijgt men uiteindelijk hetzelfde bedrag.
Mevrouw Griffith (VVD): Het punt van de inlichtingen aan de Kamer vind ik heel belangrijk. Ik zou er niet over zijn begonnen als het een incident was. Ik zie een terugkerend patroon, waarbij de minister eigenlijk weigert om informatie te geven aan de Kamer met gebruikmaking van het argument van privacy. Dat hebben wij gehad op 1 juli toen wij ook spraken over de toelagen. Toen heb ik gezegd: er zijn negen politiekorpschefs die een toelage krijgen, daarover krijg ik graag nadere informatie. Het argument was toen: ik kan geen persoonlijke informatie geven vanwege de privacy. Nu geeft de minister in twee antwoorden op vragen van de Kamer aan: gaat u maar naar de website van mijn ministerie als u die informatie wilt hebben. Dat kan dus absoluut niet! Verder moet de minister wat de dienstreizen van het KLPD betreft absoluut niet de WOB-verzoeken erbij halen. De Kamer vraagt om inlichtingen en dan kan alleen het belang van de Staat reden zijn om de Kamer die informatie niet te geven. Daar gaat het mij om. Minister, leest u artikel 68 er nog eens op na. De Kamer hoort de informatie over die diensreizen gewoon te krijgen, los van het WOB-verzoek!
De heer Çörüz (CDA): De minister krijgt toch de PolBIS-gegevens ... Ik begrijp dat zij daar nog op komt.
Verder wil ik voorkomen dat wij een soort waterbedeffect krijgen. Nu gaan wij de toelagen aanpakken, maar daar kan het label «declaraties» op worden geplakt. De toelagen zijn gebaseerd op een aantal besluiten en regelingen. Begrijp ik het goed dat die bandbreedte toegaat naar één nieuw beleidskader arbeidsvoorwaarden? Raakt de korpsbeheerder zeggenschap kwijt of niet? Dat is voor mij wel leidend. Blijft het systeem in stand, met hier en daar iets eraf of erbij? Dat is me nog niet helemaal duidelijk.
Mevrouw Verdonk (Verdonk): Net als mevrouw Griffith wind ik mij op over het schriftelijke antwoord van de minister over het WOB-verzoek. Daar staat echter nog een zin waarop ik graag een toelichting krijg: «Ik zal de korpsbeheerders vragen de informatie die aan RTL is verstrekt ook aan mij te verstrekken opdat ik die aan u kan zenden.» Wat is dit voor rare redenering? Kan de minister dit toelichten?
Minister Ter Horst: Allereerst het punt van de informatie van mevrouw Verdonk. Ik weet niet welke informatie de korpsbeheerders aan RTL 4 hebben verstrekt; ik beschik niet over die informatie. Mevrouw Verdonk denkt misschien dat ik alles weet, maar dat is niet zo. Ik hoor het niet te weten, maar als ik het vraag moet ik het krijgen.
Mevrouw Verdonk (Verdonk): Nog een zinnetje uit het Beleidskader arbeidsvoorwaarden politietop: «Afschriften van rechtspositionele besluiten worden aan het ministerie gezonden.» Die liggen dus allemaal bij de minister op het departement en daarvan hoort zij op de hoogte te zijn.
Minister Ter Horst: Mevrouw Verdonk weet dat de informatie die RTL gevraagd en gepubliceerd heeft over veel meer ging dan wat zij nu citeert uit het beleidskader, veel en veel meer.
Dan de vermelding op de website. «Indien de Kamer dat wenst, zal ik u de informatie over het KLPD toezenden.» Ik zie daarin geen weigering om informatie te verstrekken. Er staat: «De informatie betreffende het KLPD is te vinden op de website van mijn ministerie: www.minbzk.nl. Indien de Kamer dat wenst, zal ik u de informatie over het KLPD toezenden.»
Mevrouw Griffith (VVD): Voorzitter, als ik mag.
Minister Ter Horst: Ik begrijp dat u vindt dat ik niet mag verwijzen naar de website.
Mevrouw Griffith (VVD): De Kamer vraagt u om informatie en u zegt: kijk op mijn site, en als u dat wenst, stuur ik het toe. De Kamer wenst de informatie, de minister verwijst naar de site. U hoort die informatie dan op te sturen!
Minister Ter Horst: Kennelijk ligt het allemaal gevoelig. Ik herken mij in het geheel niet in «het weigeren van informatie». Wij zijn nog aan het opzoeken wanneer ik de Kamer informatie geweigerd zou hebben door mij te baseren op het recht op privacy. Dat weet ik niet; ik herken het niet. Ik herken mij helemaal niet in, zoals mevrouw Griffith beweert, dat ik zou weigeren de Kamer te informeren. Volgens mij is dat echt in het geheel niet aan de orde. Als de Kamer niet via de website of anderszins wil worden geïnformeerd, dan zullen wij de formuleringen op die punten aanpassen.
De heer Brinkman heeft gevraagd hoe het zit met het algemene beleidskader. Mijn bedoeling is om afspraken te maken met de korpsbeheerders om tot een landelijke regeling te komen. In die nieuwe landelijke regeling zal worden opgenomen hoe het staat met het basissalaris, het pensioen, de vakantie-uitkering, de eindejaarsuitkering, de onkostenvergoeding voor niet-declarabele onkosten, de dienstauto, de algemene toelage ten behoeve van het functioneren et cetera, et cetera. Aangezien de korpsbeheerder verantwoordelijk is voor de arbeidsvoorwaarden van de korpschef, moet er uiteraard een zekere ruimte zijn om binnen de grenzen te bewegen. Ik kan niet beoordelen of een korpschef wel of niet in aanmerking komt voor een bijzondere beloning, die we ook bij het Rijk kennen. Dat zal toch echt de korpsbeheerder moeten doen, tenzij de Kamer vindt – ik weet dat een aantal fracties waaronder die van het CDA dat vindt – dat wij de regionale politie moeten vervangen door een nationale politie. Zolang wij het systeem van de regionale politie kennen en het beheer van het korps bij de korpsbeheerder ligt, heeft de korpsbeheerder de vrijheid om binnen de gemaakte afspraken en de grenzen die de minister stelt, de arbeidsvoorwaarden te bepalen.
De heer Brinkman zei: het is mooi dat er een grens wordt gesteld aan de algemene toelage, maar wordt er dan geen way out via de declaraties gezocht? Dat lek moeten we natuurlijk ook dichten.
Als de heer Çörüz het goed vindt, kom ik later nog terug op PolBIS.
De voorzitter: De heer Brinkman mag nog één verduidelijkende vraag stellen en dan sluiten we dit rondje af.
De heer Brinkman (PVV): De minister kiest voor versobering via een landelijke regeling, maar het systeem blijft in stand: de korpsbeheerders houden de bevoegdheid om allerlei uitzonderingen te maken en krijgen het mandaat om dingen met de korpschefs te regelen. Dat blijkt dus niet te werken: we hebben nu een megagroot drama! Waarom houdt de minister vast aan de decentrale regeling? Waarom trekt zij het niet naar zich toe?
De minister zegt terecht dat de invoering van een algemene toelage niet mag betekenen dat er meer declaraties komen. Mijn conclusie is dat het maximumsalaris van een korpschef na de invoering van de nieuwe regeling een ton plus € 25 000, dus € 125 000 wordt. Dat is mooi, want dat is ruim minder dan de Balkenendenorm.
Minister Ter Horst: Ik begrijp niet zo goed hoe de heer Brinkman op die ton komt. Ik heb aangegeven dat wij voorstellen om voor de politietop het strengste regime te hanteren, dat ook wordt gehanteerd voor de top van de publieke sector. In een discussie over een ander onderwerp waren er drie regimes. Het strengste regime is 130% van het ministerssalaris en dat stel ik ook voor de politietop voor. Met de korpsbeheerders maak ik afspraken over wat er mogelijk is aan vergoedingen, declaraties en toelagen. Dit betekent dat een korpsbeheerder binnen die grenzen moet opereren. Als hij bijvoorbeeld een bijzondere beloning wil toekennen aan een korpschef, moet hij dat – net als geldt voor het Rijk – voorleggen aan de Algemene Bestuursdienst. De Algemene Bestuursdienst – uiteindelijk is dat gewoon de minister van Binnenlandse Zaken – zal beoordelen of dat wel of niet acceptabel is. Daarmee hebben we volgens mij een sluitend systeem waardoor situaties die wij niet meer willen, niet meer voorkomen.
Mevrouw Kuiken heeft gevraagd hoe het vertrouwen in de politietop kan worden hersteld. Het is moeilijk om daarop een antwoord te geven. Door het laten uitvoeren van het onafhankelijke onderzoek krijgen we in ieder geval een goed beeld van wat er precies gebeurt, wat in strijd is met de regels en wat niet. Verder doen wij de oproep om uit te gaan van een moreel kompas, waarover mevrouw Azough sprak. Dat zijn de belangrijkste methoden en wegen waarlangs wij willen opereren.
De heer Çörüz heeft gevraagd naar PolBIS. Dit bevat geen overzicht van declaratievergoedingen en geeft geen inzicht in de juridische grondslag van toelagen. Ook staan er geen gegevens in over de compensatie van bijvoorbeeld woonlasten. Dit betekent dat het echt noodzakelijk is om onafhankelijk onderzoek te laten doen.
De heer Çörüz heeft gevraagd: wat gaan we doen met onterechte declaraties? Ook een van de andere woordvoerders heeft daarover gesproken. Eerst doen we onderzoek naar rechtmatigheid. Als blijkt dat sprake is van onrechtmatigheid – dat heb ik al in de Kamer gezegd – zal er een terugvordering plaatsvinden van gedeclareerde bedragen. Als er sprake is van fraude, zullen er gepaste maatregelen tegenover moeten staan, die in andersoortige gevallen ook worden getroffen.
Mevrouw Verdonk heeft gevraagd: wat zijn de criteria voor de toekenning van de functioneringstoelage? Als het bevoegd gezag van oordeel is dat er sprake is van zeer goede of uitstekende vervulling, kan de toelage worden verstrekt. Op dit moment zijn er geen specifieke criteria voor; het oordeel is aan de korpsbeheerder. Ook bij de top van onze eigen organisatie valt het onder de discretionaire bevoegdheid van de minister, en van de sg ten opzichte van de dg’s, om met voorstellen te komen voor een bijzondere beloning. Voor onze top, en straks ook voor de top van de politie, geldt dus dat dit wordt getoetst door de Algemene Bestuursdienst.
Mevrouw Azough en de heer Brinkman vroegen zich af of de Kamer regelingen zou moeten vaststellen. De heer Brinkman koos daarin volgens mij een andere weg dan mevrouw Azough. Ik zou het de Kamer niet aanraden, want op het moment dat je regels vaststelt, ben je daar ook voor verantwoordelijk. Wie moet dan nog de Kamer ter verantwoording roepen? De gebruikelijke verdeling van verantwoordelijkheden lijkt me daarom verstandiger: de minister stelt de regelingen vast (in AMvB’s) en de Kamer kan de minister op het vestje spugen wanneer zij vindt dat het niet goed gaat. Ook hierbij kan overigens geen sprake zijn van eenzijdig handelen van de minister. Het gaat om de rechtspositie, wat in Nederland betekent dat ook de bonden daarin een rol spelen. Alles wat wij vandaag met elkaar hebben besproken, zal ook de instemming van de bonden moeten krijgen.
Mevrouw Azough heeft gevraagd of de toelage een optelsom is. Daarop heb ik al antwoord gegeven. Dat geldt ook haar vraag over het corrigerend vermogen van de ABD. Ik hoop dat ik op de vragen van de Kamer antwoord heb gegeven, maar ik zie de heer Çörüz nee schudden. Hij had gevraagd naar de bisschoppenregeling in Amsterdam. Ook wij weten kennelijk niet precies wat dat is.
De heer Çörüz (CDA): Ik heb nog gevraagd naar de korpschef die woonachtig moet zijn in de eigen regio.
Minister Ter Horst: Tot op heden is daartoe niet besloten. Een dergelijke regeling geldt wel voor burgemeesters en commissarissen van de Koningin. De noodzaak van het stellen van zo’n extra eis aan een korpschef moet je afwegen tegen de extra druk die het oplevert. Mijn beoordeling is dat het absoluut noodzakelijk is – dat is nu ook een eis – dat een burgemeester in de stad en een commissaris van de Koningin in de provincie woont waar hij werkzaam is. Ten aanzien van de korpschef ligt dat toch wat anders, omdat het geen bestuurder is in de zin van de burgemeester en commissaris van de Koningin. In mijn beoordeling heeft het toch een wat andere zwaarte dan voor de twee andere genoemde functionarissen.
Mevrouw Azough (GroenLinks): Ik heb gevraagd naar het «royaal gebaar». Heeft de minister signalen dat er sprake is van een royaal gebaar, of in ieder geval enig zelfinzicht bij de korpschefs, op dit specifieke punt?
Minister Ter Horst: Uw vraag is of ik van mening ben dat er sprake zou moeten zijn van inzicht bij de korpschefs?
Mevrouw Azough (GroenLinks): Mijn vraag is of u signalen hebt gekregen dat er sprake is van teruggave of correcties door de korpschefs, voorafgaand aan de conclusies van het onderzoek.
Minister Ter Horst: Zo specifiek weet ik dat niet. Ik weet wel dat een korpschef een creditcard heeft ingeleverd. Van de declaraties weet ik het niet precies; daar heb ik geen beeld van. Wel heb ik een gesprek gevoerd met een vertegenwoordiging van de korpsbeheerders, de bonden en de voorzitter van de korpschefs. Daar was absoluut een besef, zeker ook bij de voorzitter van de Raad van Hoofdcommissarissen, dat dit onderwerp aandacht behoeft en dat wij er met zijn allen, ook de korpschefs zelf, aan moeten werken dat het ontstane beeld wordt gecorrigeerd. Als er regelingen bestaan die niet acceptabel zijn, moet er dus op worden gecorrigeerd. Wat de voorzitter van de Raad van Hoofdcommissarissen daarover zei, klonk mij goed in de oren.
Mevrouw Verdonk (Verdonk): Op twee vragen heb ik nog geen antwoord gehad. In het Beleidskader arbeidsvoorwaarden politietop staat dat het totale niveau aan inkomsten en vergoedingen niet meer mag zijn dan het huidige ministerssalaris. «Indien vanuit arbeidsmarktoverwegingen een hoger inkomen is geïndiceerd, dan voert de betrokken korpsbeheerder hierover overleg met de plaatsvervangend directeur-generaal Veiligheid van het ministerie van BZK.» Mijn redenering is daarom dat de minister het wel van tevoren weet.
Minister Ter Horst: Over voorstellen die buiten het beleidskader om gaan, moet de korpsbeheerder inderdaad contact opnemen met ministerie.
Mevrouw Verdonk (Verdonk): Ik neem aan dat dit dan ook gebeurt. Daarover geeft de minister nog steeds geen uitsluitsel. Verder heb ik gevraagd of de minister de geruchten kon ontzenuwen, maar dat heeft zij niet gedaan. Betekent dit dat ik gelijk had?
Minister Ter Horst: U had het volgens mij over het gerucht dat ik de «klokkenluider» was. De spinner zelfs, jeetje. Eigenlijk zou ik graag «ja» willen zeggen, want ik weet dat ik dan op grote steun kan rekenen van in ieder geval de heer Van Raak, misschien van nog wel meer woordvoerders. Maar ik geloof toch niet dat het zo is. In zo’n proces weet je nooit precies welk duwtje het balletje heeft doen rollen. In mijn beleving heb ik, nadat ik het onderzoek van de NPB kreeg ten aanzien van toelagen, gezegd: dit kan niet en moeten we aanpakken. Vanaf dat moment ben ik in ieder geval actief geworden. Ik geloof niet dat dit valt onder «klokkenluiden». Voor het NPB-rapport kan ik me er niets van herinneren.
Mevrouw Kuiken (PvdA): Ik had nog een feitelijke vraag over de Uitkeringswet gewezen militairen: wordt die aangepast?
Minister Ter Horst: Het antwoord daarop is: ja.
Mevrouw Kuiken (PvdA): En wanneer kunnen we die aanpassing verwachten?
Minister Ter Horst: Laten we dit bewaren voor de tweede termijn, dan zorgen wij ervoor dat er een geordend antwoord komt op deze vraag.
De heer Brinkman (PVV): Nog twee specifieke vragen. Hoe kan het dat iemand € 12 000 aan piketvergoeding krijgt terwijl het normbedrag € 1,73 per uur is? Hoe kan het dat iemand een representatietoelage krijgt en daarnaast nog allerlei binnenlandse en buitenlandse declaraties inlevert?
Minister Ter Horst: Volgens mij heb ik al gezegd dat op basis van afspraken in sommige regio’s piket kan worden afgekocht. Of dat alleen is gebeurd voor de top of ook voor de «gewone» dienders, weet ik niet. Het is in ieder geval wel bij het AT en het OT gebeurd.
Er is een regeling rond representatie. Als er toch wordt gedeclareerd, moet worden bekeken of die twee zaken met elkaar in overeenstemming zijn of dat het ten onrechte is gebeurd. Dit zal onderdeel zijn van het onderzoek van de Rijksauditdienst.
De voorzitter: Dan besluiten we daarmee het antwoord van de regering in de eerste termijn en gaan we over naar de tweede termijn van de kant van de Kamer. Elk Kamerlid heeft daarvoor anderhalve minuut en daaraan ga ik hen strikt houden. Als eerste is het woord aan de heer Brinkman.
De heer Brinkman (PVV): Voorzitter. Laat ik beginnen met te zeggen dat ik graag zou willen dat de Tweede Kamer door de minister van tevoren op de hoogte wordt gesteld van de toekomstige jaarlijkse bijzonderheden met betrekking tot het beleidskader. Sterker nog, wat mij betreft gaan wij het daar ook over hebben indien de Tweede Kamer het daarmee niet eens is. Dit ter vermijding van de wantoestanden die we nu hebben.
Ik constateer dat met de invoering van die algemene toelage alle creditcards van de korpschefs ingenomen kunnen worden. Ik hoor graag van de minister hoe zij dat gaat regelen.
Het is goed om alles met de bonden af te regelen via een centraal akkoord. Op zich ben ik daarvan niet altijd zo’n voorstander, maar in dit geval is alles wat centraal gebeurt, hartstikke goed.
Ik heb nog een heel belangrijke vraag: wat doet de minister met mensen die buiten de bestaande regels om in de afgelopen drie jaar hebben gedeclareerd? Dit zeg ik expliciet, want die regels heb ik goed doorgenomen.
De heer Van Raak (SP): Voorzitter. Zullen de agenten wat meer gerust zijn? Ik weet het niet helemaal. In ieder geval ben ik heel blij dat de minister zelf de opdracht gaat geven voor het onderzoek naar of de regels zijn overtreden bij declaraties en toelagen. Ik ben blij dat zij heeft gezegd dat de toelagen – ik heb geteld – «zeer, zeer, zeer versoberd» zullen worden. Ik zal dus teleurgesteld zijn als straks blijkt dat ze zeer, zeer versoberd worden, en al helemaal als ze zeer versoberd worden. Ik houd de minister dus aan haar woord. Daar zitten volgens mij de agenten ook op te wachten.
Wat me niet lekker zit, is dat de minister toch geen normen gaat stellen. In ieder geval moeten we dat afwachten. Er blijven, zo zegt zij, bijzondere regelingen. Dat was nu juist het probleem: de korpsbeheerders hebben de kleine ruimte die zij hebben gekregen, verschrikkelijk opgeblazen en voor tienduizenden euro’s toelagen gegeven aan korpschefs. De korpsbeheerders hebben een klein beetje ruimte gekregen en hebben die heel groot gemaakt. Daarom wil ik dat de minister die ruimte wegneemt en gewoon zegt: ik ga normen stellen voor vergoedingen aan korpschefs. Wat mij betreft zullen dat er heel weinig zijn, want ze krijgen hartstikke veel geld aan inkomen. Ze kunnen declareren als ze echt kosten maken, en aan al die andere flauwekultoeslagen – omdat je bent aangenomen, omdat je je werk doet, omdat je niet weggaat of omdat je wel weggaat – moeten we gewoon een einde maken.
Mevrouw Kuiken (PvdA): Voorzitter. De minister heeft ons vandaag geantwoord – daarvoor mijn dank aan haar – over het maximeren van salarissen en toelagen en het zeer, zeer, zeer versoberen van de overige regelingen. Meer eerlijk, meer sociaal en meer eenduidig. Dat steunen wij en daarmee ook de minister.
Het zal niet de laatste keer zijn dat wij hierover spreken. In januari, februari zien we elkaar weer. Bij dienstbaarheid hoort een stukje soberheid. Het is goed dat wij dat nu gaan regelen.
Mevrouw Griffith (VVD): Dank aan de minister voor de antwoorden. Ik krijg graag een toezegging van haar dat er geen onomkeerbare besluiten worden genomen in het overleg dat zij in januari heeft met het korpsbeheerdersberaad over het landelijk beleidskader arbeidsvoorwaarden voordat de resultaten van het onderzoek bekend zijn. Waarom zeg ik dat? De minister geeft zelf aan dat zij wil gaan versoberen. Op dit moment staat nog niet volledig vast welke toelagen wel of niet geschrapt zullen worden. Willen wij tot goede afspraken komen, dan zal toch een vertaalslag moeten worden gemaakt: welke toelagen staan wij wel toe en welke niet? Dan zullen wij toch eerst inzage moeten krijgen in het versoberingslijstje van de minister.
Een punt dat wat mij betreft onbesproken is gebleven, is dat er ondernemingsraden zijn bij de politie. Die krijgen in het kader van de Wet Harrewijn inzage in de beloning van de politietop. Ik zou graag willen dat de Rijksauditdienst in het onderzoek meeneemt wat de ondernemingsraden hebben gedaan bij de afspraken die iedere keer worden gemaakt over de beloning van de politietop. Daarvan krijgen zij een afschrift.
De heer Çörüz (CDA): Ik ben ingenomen met een aantal zaken die de minister nadrukkelijk heeft uitgesproken. Sober en transparant. Dat spreekt mij aan voor onze politietop. Ook drie keer het woord «zeer» voor sober spreekt mij aan. Ook spreekt mij aan dat zij zelf opdrachtgever wordt. Het spreekt mij aan dat zij onterechte declaraties gaat aanpassen: gelijke monniken, gelijke kappen.
Wat mij niet aanspreekt, is dat de korpschef niet hoeft te wonen in de regio waar hij werkt; in mijn ogen moet hij daarin geworteld zijn. Tot begin jaren negentig was dat ook het geval. Ik overweeg om daarover een motie in te dienen, want ik vind dat een korpschef in zijn eigen regio geworteld hoort te zijn.
Tot slot. De minister haalde de nationale politie er weer bij, maar daar gaat het mij niet zozeer om. Mij, en volgens mij alle collega’s, gaat het erom dat wij niet opnieuw de situatie krijgen dat regelingen worden uitgebreid, dat de burgemeester weer overal tussendoor fietst en wij het nakijken hebben. Heb ik goed begrepen dat de minister toewerkt naar dat nieuwe beleidskader arbeidsvoorwaarden politietop BZK? Worden daarin de huidige regelingen, zoals het Besluit bezoldiging politie en het Besluit algemene rechtspositie politie, opgenomen? Als die blijven bestaan en we de discretionaire bevoegdheid van de burgemeester niet goed afdichten, ben ik bang, en met mij anderen, dat wij hier over drie maanden weer zitten omdat die burgemeester in overleg met die korpschef weer allerlei mooie dingen afregelt. Daar ben ik nog wel bezorgd over en ik zal er nog even over nadenken over hoe ik dat wil aftikken.
Mevrouw Kuiken (PvdA): Omdat er een motie wordt overwogen, toch nog even een vraag over de woonplaats van de korpschef. De gedachte erachter deel ik zeer. Het is logisch dat je zo veel mogelijk woont waar je je werk moet doen. Moeten wij dat echter voor alle gevallen in beton willen gieten? Stel dat je als man en vrouw beiden een carrière hebt, dat je tijdelijk ergens anders een klus wilt doen of dat je kinderen nog een halfjaar nodig hebben om de middelbare school af te ronden. Het gevaar van dit soort regelingen is dat de uitzonderingen het heel erg lastig maken om het helemaal in beton te gieten.
De heer Çörüz (CDA): Dat argument overtuigt mij niet, want dat zou eerder spelen bij de ruim 400 burgemeesters, die misschien ook partners hebben. Zij moeten wonen in hun gemeente, terwijl het bij de korpschefs gaat om de regio, zodat ze een wat ruimere keuze hebben.
Mevrouw Verdonk (Verdonk): Het is een schaamteloze vertoning; dat is duidelijk. Ik hoor dat de minister dat onderschrijft. Zij zegt in haar eerste termijn dat de laatste berichtgeving kan leiden tot aanscherping van haar voorstellen. Ik ben blij met deze toezegging.
Ik begrijp niet dat de minister heel trots is dat zij in oktober 2007 de regels heeft aangescherpt in dat Beleidskader arbeidsvoorwaarden politie terwijl zij is vergeten om dat te handhaven. Dat is echt een gemiste kans. Aan de andere kant ben ik verheugd dat de minister op mijn vraag heeft toegezegd dat zij de enige opdrachtgever zal zijn van het onderzoek. Daaraan wil ik graag toevoegen dat ik wil dat – ik dien een motie in als de minister daarover niet duidelijk is – voordat de minister in gesprek gaat met de korpsbeheerders en korpschefs over dat onderzoek, zij dit aan de Kamer toestuurt. Dan zijn wij gelijk met de korpschefs en korpsbeheerders op de hoogte, nog voordat er een gesprek is geweest.
Mevrouw Azough (GroenLinks): Voorzitter. Ik dank de minister voor haar heldere antwoorden. Ik wacht het onderzoek af. Dit is echter geen nieuw probleem. In 2004 is er een groot debat geweest naar aanleiding van de aanstelling van korpschef Welten. Ook toen zijn er vragen gesteld en is beloofd om een kader te ontwikkelen. Dat is ook ontwikkeld. Ook toen is gesproken over een handvat voor korpsbeheerders. Ik geloof graag dat de minister een einde wil maken aan dit soort incidenten. Daarvoor moet er ten eerste sprake zijn van een heel strak kader waarin geen sprake meer kan zijn van uitzonderingen die tot regel worden, zoals hierbij is gebeurd. Ten tweede moet dat morele kompas terugkomen. Eerlijk gezegd is het een tikje stuitend dat er sprake moet zijn van correctie van bovenaf om dit soort problemen in de toekomst te voorkomen. Liever had ik gezien dat het anders was geweest, dat er een zelfreinigend vermogen was bij de korpschefs zelf.
Tot slot sluit ik mij aan bij de heer Çörüz: het lijkt mij vanzelfsprekend dat niet alleen de burgemeester en de commissaris van de Koningin maar ook de korpschef in de regio wonen die zij dienstbaar zijn.
Minister Ter Horst: Voorzitter. De eerste spreker, de heer Brinkman, heeft gevraagd of die landelijke regeling naar de Kamer gaat. Zeker, maar wel in de verantwoordelijkheidsverdeling zoals ik die eerder heb aangegeven. Verder zei hij: is er nu geen reden om alle creditcards in te trekken? Dat weet ik niet precies. In ieder geval zullen wij het ook in het overleg met de korpsbeheerders aan de orde stellen. Het beschikken over een creditcard, wil natuurlijk nog niet zeggen dat je daar verkeerd gebruik van maakt. Andersom geldt het ook: als je geen creditcard hebt, kun je via declaraties dingen doen die buiten de regels vallen. Ik zeg toe dat wij ook op dat punt een afspraak zullen maken.
De heer Brinkman heeft gevraagd wat er zou gebeuren als er buiten de bestaande regels is gedeclareerd. Daarvan had ik al aangegeven – ik wil dat nog wel een keer herhalen – dat wij in de eerste plaats zullen terugvorderen. In de tweede plaats, als er sprake is van fraude, zullen er maatregelen worden getroffen. Als er aanleiding is om de Rijksrecherche daarbij te betrekken, dan zal dat zeker gebeuren.
De heer Van Raak heeft gesproken over de versobering. Nu bestaat de mogelijkheid om een maximum van € 45 000 toe te kennen voor een aanstellings- of arbeidsmarkttoelage. Die bedragen willen wij absoluut terugbrengen. Ook in het aantal toelages zal zwaar worden geschrapt. Wij moeten gewoon terug naar het systeem dat de Algemene Bestuursdienst kent. Dat betekent in feite dat je bij de aanstelling iets mag doen: een arbeidsmarkttoelage als je iemand kunt krijgen die je dolgraag wilt hebben, bereid bent om daarvoor iets extra’s te betalen en het echt niet anders kan. De tweede mogelijkheid is de bijzondere beloning als iemand in een jaar echt outstanding heeft geopereerd. Ik ben het helemaal met de heer Van Raak eens dat er normen moeten worden gesteld en ik zal ervoor zorgen dat dit gebeurt.
Mevrouw Kuiken heeft mij in tweede termijn geen vragen meer gesteld, maar ik kom nog wel terug op een vraag van haar uit de eerste termijn. Naar aanleiding van de aanstelling van de huidige voorzitter van het college van bestuur van de Politieacademie hebben we al geconstateerd dat het toch niet mogelijk mag zijn dat je bovenop een regeling op grond van je oude functie bij Defensie een salaris toucheert. Ik heb toen geprobeerd om er iets anders van te maken, maar dat kon niet gezien de cao bij Defensie. Op mijn verzoek heeft de staatssecretaris van Defensie in overleg met de bonden een andere regeling vastgesteld, waardoor deze situatie niet meer mogelijk is. Dat is dus al gebeurd door het vast te leggen in de cao voor Defensie.
Mevrouw Griffith heeft mij gevraagd om geen onomkeerbare besluiten te nemen over de nieuwe landelijke regeling voordat het resultaat van het onderzoek bekend is. Dat zal ik niet doen, want ik wil de resultaten van dat onderzoek daarin juist betrekken. Dat zou zelfs kunnen leiden tot een aanscherping van mijn eigen voorstel.
Mevrouw Griffith heeft ook gevraagd om na te laten gaan of de ondernemingsraden, die over dit soort kwesties moeten worden geïnformeerd, daarover inderdaad zijn geïnformeerd en of zij daarmee iets hebben gedaan. Het lijkt mij netjes om na te gaan of daadwerkelijk aan die informatieplicht is voldaan.
De heer Çörüz stelt voor om de korpschef te laten wonen in de regio waar hij werkt. Ik ben ontzettend blij dat de heer Çörüz dat regionale bestel nu zo omarmd heeft – het kan heel snel gaan – dat hij vindt dat de korpschef in de regio moet gaan wonen. Hij realiseert zich dat dit niet meer kan op het moment dat wij een nationale politie krijgen. Dan gaat op, net als voor ministers en Tweede Kamerleden, dat je overal in Nederland mag wonen. Mijnheer Çörüz, dat is volgens mij toch de logica. Even serieus. Ik heb gezegd dat ik het voor sommige functies in Nederland absoluut noodzakelijk vind. Het is wel wenselijk dat een korpschef in de regio woont waar hij actief is; dat kan gelden voor iedereen die bij het korps werkt. Wij moeten echter ook naar de realiteit kijken. Er is een onderscheid tussen burgemeesters en korpschefs. Burgemeesters zitten er over het algemeen langer. Zij maken echt een keuze voor een gemeente. Zij zitten er dan ten minste zes jaar en gemiddeld – ik zeg het even uit mijn hoofd – tien jaar. Voor korpschefs geldt dat niet. Wij willen dat er mobiliteit is onder korpschefs. Iemand die adjunct-korpschef is, komt in de regel niet in aanmerking om in dezelfde regio korpschef te worden. Dit betekent dat ook de adjunct-korpschefs van de ene plek in Nederland naar de andere gaan. Ik vind het ver gaan als dit betekent dat zij daar altijd moeten gaan wonen, maar ik wacht het voorstel daarover af.
De heer Çörüz heeft ook gevraagd of er één regeling komt waarin de bestaande regelingen worden geïncorporeerd. Ja, het is mijn inzet om het allemaal zo helder en transparant mogelijk te maken.
Mevrouw Verdonk heeft termen gebruikt waarvan zij dacht dat ik die heb onderschreven. Dat heb ik niet in de termen zoals zij die heeft gebruikt; dit zou ik niet willen laten hangen. Als voorstellen van korpsbeheerders die niet in overeenstemming waren met het beleidskader, niet aan mij zijn gemeld, dan zal dat ongetwijfeld uit het onderzoek naar voren komen.
Mevrouw Verdonk overweegt een motie omdat zij wil dat de minister niet met de korpsbeheerders praat over de resultaten van het onderzoek voordat dit naar de Kamer gaat. Ik weet niet precies wat zij daarmee wil voorkomen, maar ik zal er in ieder geval voor zorgen dat het onderzoek zo snel als mogelijk naar de Kamer wordt verstuurd. Het is echter wel gebruikelijk dat degenen die erop moeten kunnen reageren – in eerste instantie ikzelf maar ook de korpsbeheerders en korpschefs – kennis kunnen nemen van de inhoud van dat rapport. Mevrouw Verdonk, u weet precies hoe dat gaat en dat nieuws binnen een halfuur wordt gemaakt. De betrokkenen moeten de mogelijkheid hebben om erop te reageren. Dat doet helemaal niets af aan de inhoud van het rapport. Ik zeg dat nog maar even voor alle zekerheid, mocht men de indruk hebben dat dit zo is.
Mevrouw Verdonk (Verdonk): De minister roert precies aan waarom het gaat. Als het besproken is met de korpschefs en de korpsbeheerders, is de kans heel groot dat het meteen in de pers staat en dat wij het weer uit de pers moeten lezen. Dat wil ik voorkomen, want het is een serieus rapport. Ik vraag de minister alleen: goh, als u een afspraak maakt met korpsbeheerders en de korpschefs om te praten over dat rapport, stuur het dan voor het gesprek naar ons.
Minister Ter Horst: Ik vat het zo op dat de Kamer graag ziet dat zij niet via de krant verneemt wat er uit het onderzoek komt. Dat wil ik toezeggen, maar ik weet nooit zeker wanneer iets in de krant komt; dat kan ook door een lek tot stand komen. Ik ben bereid om me tot het maximale in te spannen om ervoor te zorgen dat de Kamer de resultaten van het onderzoek niet in de krant hoeft te lezen; dat is wat mevrouw Verdonk mij vraagt.
Ik ben het met mevrouw Azough eens dat het morele kompas terug moet komen. De komende tijd zal mijn inzet zijn om dat morele kompas volstrekt duidelijk te krijgen, niet alleen by speech maar ook in de voorstellen die ik de korpsbeheerders zal doen en aan de Kamer zal doen toekomen.
Mevrouw Azough (GroenLinks): Ik heb nog een vraag in aansluiting op die van de heer Çörüz over het zich vestigen in de regio. Kan de minister op korte termijn schriftelijke informatie geven over bijvoorbeeld hoeveel korpschefs op dit moment niet wonen in de regio waar ze dienstbaar zijn en de gemiddelde termijn dat een korpschef in dienst is bij een specifieke regio? Daarover wil ik graag informatie voordat ik een standpunt inneem over mogelijke moties.
Minister Ter Horst: Voor het VAO van morgenochtend wordt heel kort dag, maar voor de stemmingen van morgenavond zullen wij die informatie geven.
– De Kamer ontvangt de opdrachtverlening aan de Rijksauditdienst op korte termijn en het onderzoek zelf eind januari 2010.
– De Kamer ontvangt voor de stemmingen van 17 december meer informatie over de vestiging van korpschefs in hun regio, met name over het aantal korpschefs dat nu niet in de regio woont en de gemiddelde termijn dat een korpschef in dienst is bij een specifieke regio.
Samenstelling:
Leden: Van Beek (VVD), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Gerkens (SP), Sterk (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD), Boelhouwer (PvdA), Algra (CDA)Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (ChristenUnie).
Plv. leden: Teeven (VVD), Azough (GroenLinks), Van der Vlies (SGP),Joldersma (CDA) Smilde (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Aptroot (VVD), Zijlstra (VVD), Vermeij (PvdA), Van Gerven (SP), Heerts (PvdA), Çörüz (CDA), Remkes (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Timmer (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA), Cramer (ChristenUnie) en Knops (CDA).