Kamerstuk 29521-322

Verslag van een algemeen overleg

Nederlandse deelname aan vredesmissies


Nr. 322 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 9 september 2016

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, de vaste commissie voor Defensie en de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hebben op 6 juli 2016 overleg gevoerd met mevrouw Hennis-Plasschaert, Minister van Defensie, de heer Koenders, Minister van Buitenlandse Zaken, en mevrouw Ploumen, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 18 december 2015 inzake de Nederlandse bijdrage aan antipiraterijoperaties in 2016 (artikel 100-brief) (Kamerstuk 29 521, nr. 307);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 8 april 2016 met de beantwoording van vragen van de commissie over de artikel 100-brief inzake de Nederlandse bijdrage aan antipiraterijoperaties in 2016 (Kamerstuk 29 521, nr. 313);

  • de brief van de Minister van Defensie d.d. 5 juli 2016 ter aanbieding van het CTIVD-toezichtsrapport nr. 44 inzake twee operaties die door de MIVD zijn uitgevoerd ter ondersteuning van de Nederlandse inspanningen op het gebied van piraterijbestrijding in de Hoorn van Afrika (Kamerstukken 29 521 en 32 706, nr. 305).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Eijsink

De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie, Ten Broeke

De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Van Toor

Voorzitter: Eijsink

Griffier: Van Toor

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Ten Broeke, Jasper van Dijk, Eijsink, Knops, De Roon en Servaes,

en mevrouw Hennis-Plasschaert, Minister van Defensie, de heer Koenders, Minister van Buitenlandse Zaken, en mevrouw Ploumen, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Aanvang 11.03 uur.

De voorzitter:

Ik heet de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Minister van Defensie en hun medewerkers, ook de medewerkers elders die dit debat hebben voorbereid, van harte welkom. Ik heet de mensen op de publieke tribune, luisteraars elders en uiteraard de leden ook van harte welkom. Wij bespreken vandaag tussen 11.00 uur en 13.00 uur de artikel 100-brief over de Nederlandse bijdrage aan antipiraterijoperaties in 2016. Ik dank de bewindslieden voor de briefing die hun medewerkers op 15 juni jongstleden hebben gegeven. Dat is altijd efficiënt en dit was een goede voorbereiding op dit overleg.

Dit overleg is gepland tot 13.00 uur. Er is nog een ander overleg vandaag, van 14.00 uur tot 16.00 uur, zeg ik tegen de leden. Ik zal trachten binnen de afgesproken tijd te blijven. Ik geef de leden vier minuten spreektijd en één interruptie. Ik zie aan hun gezichten dat zij hiermee instemmen.

Ik geef graag het woord aan de heer De Roon van de PVV-fractie.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Hoewel dit overleg heet te gaan over de piraterijbestrijding, is het echte debat over de piraterijbestrijding al twee weken geleden gevoerd toen wij spraken over de inzet van gewapende private beveiligers. Vandaag gaat het vooral over ontwikkelingshulpmissies in en rond Somalië, missies die al jaren doorzeuren maar die Somalië vrijwel geen stap verder hebben geholpen in de richting van een functionerende democratische rechtsstaat. De PVV, dat is bekend, zou die gewapende private beveiligers liefst morgen nog op onze koopvaardijschepen zien. Ik zal in ieder geval aanstaande donderdag een motie indienen waarin ik aan de Kamer voorstel om de regering op te roepen om de wetsvoorstellen die het mogelijk moeten maken dat er private beveiligers aan boord van de koopvaardijschepen komen, zo snel mogelijk naar de Raad van State te sturen, in ieder geval nog tijdens het komende reces. Als dat niet gebeurt, zal ik gaan werken aan initiatiefwetgeving om dat mogelijk te maken.

Het met dure en ook schaarse marineschepen tegen piraten optreden, is niet meer van deze tijd. De piraterijbestrijding is een nieuwe fase ingegaan en de Nederlandse bijdrage aan de EU-missie Atalanta is dan ook zwaar overbodig. Als ik het goed heb begrepen, doet Nederland weer vanaf eind augustus met een fregat mee. Dit kost bijna 10 miljoen euro. Wat de PVV betreft is dat een onnodige en overbodige inzet die wij het liefst alsnog geannuleerd zien. Spaar ons belastinggeld, spaar ons marinepersoneel en ook ons fysieke materieel. Ik krijg hierop graag een reactie van de regering.

Sinds juli 2011 hebben zich geen succesvolle kapingen meer voorgedaan; in 2015 is daartoe zelfs geen enkele poging gedaan. Om de tijd te doden, wordt ons fregat straks ingezet als een soort kustwachtpolitie die de smokkel van houtskool en de illegale visserij moet gaan monitoren. Dat is een totaal zinloze exercitie, want de Somalische autoriteiten zijn zo incompetent dat zij met de eventueel verzamelde gegevens waarschijnlijk helemaal niet in staat zijn om wat dan ook te doen. Ik krijg ook graag een reactie van de regering op dit punt.

Ik vervolg met een andere EU-missie, namelijk de EUTM Somalië. Deze trainingsmissie is ook een prachtig voorbeeld van de wijze waarop linkse maakbaarheidsidealen vervagen in de keiharde Afrikaanse realiteit. De antwoorden op de feitelijke vragen die wij hebben gesteld, laten opnieuw zien dat deze missie een lachertje is. Het is namelijk nog steeds onduidelijk hoeveel van de getrainde militairen zich hebben aangesloten bij lokale milities. Daarnaast verloopt de uitbetaling van salarissen slecht en zijn sommige militairen in opstand gekomen. Zijn de bewindspersonen het met mij eens dat wij beter met de poppenkast van die EU-trainingsmissie kunnen stoppen? Waarom laten wij het klusje van het trainen niet over aan islamitische landen zoals Turkije en de Verenigde Arabische Emiraten, die daar trouwens ook al mee bezig zijn in Somalië? Ik verneem graag waarom wij daar nog mee doorgaan. Waarom laten wij de twee genoemde landen niet lekker aanmodderen met het op orde brengen van het Somalische leger?

Tijdens het VAO over de inzet van de Nederlandse militairen in 2015 sprak ik met de Minister van Buitenlandse Zaken over de EU-trainingsmissie Somalië. Ik wilde die missie toen al per direct beëindigen, maar de Minister vond het nog voorbarig. Wij moesten de evaluatie van de EU-missies afwachten, zo zei de Minister toen. Het is pas echt voorbarig dat wij nu een brief van de bewindspersonen hebben gekregen waarin wordt gesteld dat Nederland de voortzetting van de EU-missie na 2016 zal bepleiten. Waar is die evaluatie gebleven? Die was nog niet gestart toen de Minister deze brief schreef. Wanneer krijgen wij die evaluatie met een kabinetsreactie? Ik hoor dit graag van de bewindslieden.

Het zal geen verbazing wekken als ik zeg dat de PVV tegen alle vormen van ontwikkelingshulp aan Somalië is om de zogenaamde grondoorzaken van piraterij aan te pakken. Piraterij is nog steeds niet strafbaar in dat land. Er is geen Grondwet, er is geen kieswet en er is ook geen juridisch raamwerk opgesteld voor de kustwacht. Waarom spekken wij wel alle hulpfondsen terwijl de Somalische regering er met de pet naar gooit? Ook hierop krijg ik graag een reactie.

De heer Knops (CDA):

Voorzitter. Ik spreek mede namens de fracties van D66 en de SGP. Mijn span of control is vandaag buitengewoon breed en groot. Dit geldt overigens voor de eerste termijn. Dus pas op voor de tweede termijn!

De bestrijding van de piraterij bij Somalië is belangrijk. Nederland neemt deel aan drie EU-missies op land en op zee: EUTM, EUCAP Nestor en Atalanta. Nu ligt het besluit van het kabinet voor om de bijdrage aan Atalanta te verlengen met een luchtverdedigings- en commandofregat (LCF). Deze besluitvorming vindt plaats tegen de achtergrond van de groeiende druk op de marine voor de inzet elders: in het kader van de migratiecrisis, voor de geruststellende maatregelen van de NAVO voor Oost-Europa en mogelijk bij nieuwe dreigingen. Dan is er natuurlijk nog de discussie in Nederland over de inzet van particuliere beveiligers. Die is vandaag niet aan de orde, maar dit is een belangrijk punt. Ik verwijs ook naar de initiatiefwet die de heer Ten Broeke vandaag heeft aangekondigd. Hoe je hier ook in staat, dit is geen reden om de marine meteen maar helemaal terug te trekken. Tegelijkertijd zijn de grondoorzaken van de piraterij niet verdwenen op het vasteland van Somalië. Dit vereist een 3D-benadering in dit bijzondere complexe en fragiele land.

Laat ik beginnen met de situatie in Somalië. Het land leidt nog steeds onder politieke instabiliteit, armoede en terrorisme. 1,16 miljoen mensen verkeren in humanitaire nood en zijn afhankelijk van voedselhulp. Al-Shabaab is teruggedrongen, maar blijft een forse bedreiging. Aanslagen zijn aan de orde van de dag, ook in Mogadishu waar de Nederlandse trainers zijn gestationeerd. De vooruitgang in Somalië gaat moeizaam en is heel fragiel. De bevordering van de veiligheid, politieke hervormingen en ontwikkelingen verlopen heel moeizaam. De regeringen wisselen regelmatig van samenstelling, politieke crises zijn aan de orde van de dag en noodzakelijke wetgeving komt nauwelijks van de grond. Piraterij is nog steeds niet strafbaar gesteld en de Somalische kustwacht bestaat alleen op papier. De verschillende regio's hebben eigen presidenten, kabinetten en parlementen. Het land kan imploderen. Ik krijg hierop graag een reactie van de Minister van Buitenlandse Zaken, ook in relatie tot de inzet op het politieke en het ontwikkelingsspoor.

Het effect van de trainingen door de EUTM is onbekend. Er zijn tot dusver 950 militairen getraind, maar het blijft onduidelijk of zij loyaal blijven. De fracties van het CDA, D66 en de SGP steunen de lijn van het kabinet om de activiteiten van EUTM te verplaatsen van training naar advisering. Zij zijn benieuwd naar de uitkomsten van de strategic review van de drie EU-missies.

Voor de stabilisatie van de situatie is de troepenmacht van de Afrikaanse Unie van belang. Er zijn zorgelijke berichten over het functioneren van AMISOM. De soldij zou al een halfjaar niet zijn uitbetaald en er zou ruzie zijn met de EU over de besteding van geld. De EU zou de financiële bijdrage aan de missie met 20% hebben gekort. Tegelijkertijd waarschuwt de EU-ambassadeur in Somalië voor het moreel van de troepen. Klopt deze berichtgeving? Wat is er aan de hand? Klopt het dat de landen hebben aangekondigd dat zij zich terugtrekken? Kortom, het zal nog lang duren voordat er veiligheid en stabiliteit in Somalië zijn en de grondoorzaken van piraterij zijn weggenomen.

Feit is wel dat de inzet van de marines zeer succesvol is gebleken. Sinds juli 2012 is er geen geslaagde kaping meer geweest. In 2015 is er zelfs geen poging tot een kaping geweest. De Nederlandse schepen hebben zelfs niet hoeven te reageren op specifieke dreiging of activiteiten van piraten. Afschrikking was er genoeg. Nederland heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan deze sterk verbeterde situatie. Een groot compliment voor de Koninklijke Marine en alle mensen die daarbij zijn en waren betrokken, is dan ook op zijn plaats.

De vraag is: hoe nu verder, zeker gezien het toenemende beroep op de inzet van de marine elders. Het kabinet wil onderzoeken of de operatie Atalanta na 2016 verder kan worden verkleind. Dat klinkt logisch, dat hebben wij ook in eerdere debatten besproken, maar de operatie is al gereduceerd tot vijf fregatten en de NAVO-operatie Ocean Shield is al beëindigd. Het kabinet pleit tegelijkertijd voor andere activiteiten dan piraterijbestrijding zoals de aanpak van smokkel en illegale visserij. Dit betekent in feite met nog minder schepen meer doen. Kunnen de bewindslieden deze ambities maar ook de ambivalentie daartussen, uitleggen? Als wij de teugels te veel laten vieren, keren de piraten zo weer terug. Dan moeten wij reageren met meer marine. Het kabinet wil een bijdrage blijven leveren en stelt hiervoor een LCF ter beschikking, een hypermodern, geavanceerd en een voor deze taak zwaar overgekwalificeerd platform. Waarom wordt zo'n schip afgestuurd op piraten die nauwelijks meer de zee op gaan? Waarom wordt het niet ingezet in het Caribisch gebied? Wij hebben daar vorige week al uitgebreid over gesproken. De crisis in Venezuela kan een uitslaande brand worden richting de ABC-eilanden. Ondanks het debat dat wij hebben gevoerd, heeft het kabinet niets gedaan met de aangenomen motie waarin het wordt opgeroepen tot geruststellende maatregelen, althans onvoldoende. De Minister van Defensie neemt maatregelen, maar ik noem het bezuinigingen op oefeningen in het Caribisch gebied en op vaardagen voor de marine. Er wordt in de tweede helft van dit jaar geen fregat ingezet maar slechts licht bewapende patrouilleschepen en dan zonder boordhelikopter. Waarom stuurt het kabinet het fregat niet richting de West en een patrouilleschip richting Somalië?

De heer Servaes (PvdA):

Voorzitter. Ik spreek louter namens mijn eigen fractie, maar het zetelaantal is ongeveer hetzelfde.

De heer Knops (CDA):

Een punt van de orde. Dit zou betekenen dat de PvdA-fractie de afgelopen uren nog kleiner is geworden.

De heer Servaes (PvdA):

Die snap ik niet helemaal, maar ik zal er na mijn inbreng over nadenken.

Voorzitter. Voor ons ligt een artikel 100-brief die is gedateerd op 18 december 2015. De Kamer heeft dus nog wel even nodig gehad om hierover te spreken. Als ik het goed uitreken, betekent dit ook dat het schip dat in augustus zal worden ingezet en een reistijd van twee weken heeft, nu zo ongeveer moet vertrekken. In die zin komt dit debat nog net op tijd.

In 2015 waren er nul pogingen om überhaupt een kaping tot stand te brengen. Op basis daarvan en op basis van het feit dat er sinds 2012 geen geslaagde kapingen meer zijn geweest, zou je kunnen constateren dat deze missie zichzelf overbodig heeft gemaakt. Dat zou hartstikke mooi zijn, want het doel van iedere interventie is toch dat het probleem wordt opgelost en dat je met een gerust gevoel naar huis kan. Als ik naar de bijdrage van de PVV luister, bekruipt mij echter het gevoel dat wij hier te maken hebben met de geopolitieke variant van wat in de sport wel scoreboardjournalistiek wordt genoemd. Op zee is het rustig, maar waar het vandaan komt, gaan de ontwikkelingen eerder de verkeerde dan de goede kant op. Dan is het inderdaad verstandig om waakzaam te blijven, om het afschrikwekkende effect in stand te houden en vooral om keihard te blijven werken aan de bestrijding van de grondoorzaken van piraterij. Daar is naar mijn mening helemaal niets links of rechts aan.

In die zin is het beleid van het kabinet verstandig: aanwezig blijven, een schip ter beschikking stellen en ervoor zorgen dat niet alleen de nul wordt vastgehouden, maar dat er op het land echt voortgang wordt geboekt. Mijn fractie maakt zich echter zorgen over dit laatste. De politieke situatie en alles wat aan ontwikkelingsperspectief daarmee heeft te maken, gaan niet de goede kant op. Kort na deze zomer zouden er verkiezingen moeten plaatsvinden. Het kabinet schrijft dat dit er niet goed uit ziet. Ik vraag de bewindslieden toe te lichten of er überhaupt nog een kans is dat er dit jaar verkiezingen plaatsvinden, in welke vorm dan ook. Hoe staat het met de invoering van het federale staatsbestel? Ik las in de brief – nogmaals, die is inmiddels al weer een halfjaartje oud – dat een aantal van de deelstaten nog geen vorm heeft gekregen. Wordt er voorrang geboekt op dit terrein? Welk perspectief is daarop?

Dan de veiligheidssituatie. Met alle aanslagen dichter bij huis zouden wij het bijna hebben gemist, maar nog geen twee weken geleden werd in Mogadishu een aanslag gepleegd waarbij vijftien mensen om het leven kwamen. De terreurbeweging Al-Shabaab is dus nog steeds buitengewoon actief en heel schadelijk. Welke gevolgen heeft dit voor de missie en vooral voor onze mensen die op land daar aanwezig zijn?

Ik vervolg met de bijdrage van de Afrikaanse Unie, de aanwezigheid van AMISOM-militairen en de berichten in de media over het feit dat zij al zes maanden geen loon hebben ontvangen. Kan de Minister dit bevestigen? Zo ja, kan hij dan aangeven wat hiervan de oorzaak is? Als ik het goed heb, biedt Europa financiële steun om deze missie mogelijk te maken.

Een ander verontrustend bericht is de beslissing van Uganda om zijn militairen uit de AMISOM-missie terug te trekken, in ieder geval aan het einde van 2017. Dit zou te maken hebben met frustratie over de samenwerking met de Somalische autoriteiten. Ook hierop krijg ik graag een toelichting. Wat betekent dit voor de situatie in Somalië en voor onze inzet daar?

Amnesty International bracht recent een rapport uit waarin wordt gesteld dat regeringstroepen van Somalië en milities die actief zijn in delen van Somalië, zich schuldig maken en blijven maken aan buitenrechtelijke executies, arbitraire arrestaties, verkrachtingen en andere vormen van genderbased geweld. Dit zou het gevolg zijn van slechte discipline en een slechte commandostructuur. Kan de Minister toelichten op welke wijze de Somalische strijdkrachten betrokken zijn bij schending van de mensenrechten? Hoe wordt daaraan aandacht besteed, vooral door de EU-trainingsmissie EUTM waaraan acht Nederlandse militairen deelnemen?

Tot slot vraag ik aandacht voor de toekomst van de missie na 2016. Ik sluit aan bij de vraag van de heer De Roon van de PVV. In de brief wordt inderdaad melding gemaakt van de zogenaamde combined strategic review, de evaluatie die zou moeten plaatsvinden. Ik lees in de brief hierover niets terug en ook is er geen antwoord op de vraag wat die evaluatie heeft opgeleverd. Ik lees wel dat het Veiligheidscomité van de Europese Unie inmiddels zou hebben besloten om de missie tot eind 2018 te verlengen. Hoe verhouden die twee zaken zich tot elkaar? Mocht Nederland overwegen om ook na 2016 actief te zijn, dan vraag ik de bewindslieden de Kamer iets eerder te informeren en niet dertien dagen voor ingang van het verlengingsjaar.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Het kabinet wil de bijdrage aan de Atalantamissie verlengen. Ik lees in de brief dat die eind 2015 afloopt. Ik sluit mij aan bij de vraag van de heer Servaes of het niet wat laat is om nu te spreken over de artikel 100-brief. Er is sprake van verlenging tot eind 2016 met één schip. De argumenten daarvoor zijn dat de piraten nog steeds beschikken over de middelen om hun activiteiten weer op te pakken, ook al is het aantal aanvallen fors teruggelopen, dat de aanpak van de grondoorzaken een kwestie van lange adem is, en dat de afschrikwekkende effecten van marineschepen en maritieme presentie nodig zijn. De SP kan instemmen met die argumentatie; zij heeft bestrijding van de piraterij vanaf het begin gesteund. Het is onacceptabel als een schip wordt gekaapt. De bemanning moet hiertegen worden beschermd.

Wij moeten ons tegelijkertijd bewust zijn van de oorzaken: armoede, terreur en chaos. Zolang die bestaan, blijven de inwoners zoeken naar inkomstenbronnen. Een kaping kan dan lucratief zijn. De vraag is dus of het kabinet genoeg doet om de oorzaken weg te nemen. Pas dan zal de behoefte aan deze missie verdwijnen. Wat dat betreft is pagina 4 van de artikel 100-brief interessant. Daar lees ik dat het kabinet nu al voor verlenging na 2016 kiest. Dat is op zichzelf begrijpelijk want Somalië zal volgend jaar nog niet stabiel zijn, maar wanneer zal dit wel het geval zijn? Wanneer zal Somalië naar de verwachting van het kabinet zodanig stabiel zijn dat deze missie kan worden beëindigd? Erkent de regering dat dit nog eindeloos kan duren?

Ik vervolg met de keuze voor de verminderde inzet. Het kabinet wil prioriteit geven aan een inzet in het kader van de vluchtelingencrisis en het wil tegelijkertijd particuliere beveiligers toestaan. Dit roept vragen op. Het lijkt erop dat Defensie de inspanningen tegen piraterij wil verminderen, omdat het gat wel met particuliere beveiligers zou kunnen worden opgevuld. Dit is echter in strijd met het principe «VPD, tenzij» (Vessel Protection Detachment); particuliere beveiligers worden alleen ingezet als het niet anders kan. Is daar nu wel sprake van? Is die verminderde inzet wel wenselijk? Ik krijg hierop graag een reactie.

Hoe staat het met de aanpak van andere criminaliteit in dit gebied, zoals de illegale visserij? Ik heb daar in een eerder debat naar gevraagd en het is goed om te zien dat dit wordt opgepakt. In de brief staat dat wordt onderzocht of het mogelijk is om ook andere vormen van maritieme criminaliteit aan te pakken zoals drugs-, mensen- en wapensmokkel. Gaat het alleen om het monitoren van deze criminaliteit of ook om het aanpakken daarvan? Wat mij betreft doen wij het laatste. Is uitbreiding van het mandaat daartoe een optie?

Wij spraken al eerder over de bescherming van schepen in verband met piraterij en de wens van de regering om de inzet van particuliere beveiligers in dit verband mogelijk te maken. Wij zijn daar niet voor, allereerst vanwege het feit dat het geweldsmonopolie bij de overheid ligt. Gisteren lazen wij dat de VVD een initiatiefwet wil indienen, vandaag horen wij dat ook de PVV dat wil doen. Dat is opmerkelijk want het kabinet is ook van plan om een wet te maken. Nu zijn er dus drie wetten in de maak. Ik hoor graag wat de meerwaarde van de initiatiefwet is, in eerste instantie van de VVD. Wat betekent die voor haar steun aan de missie Atalanta? Steunt zij die nog steeds of kunnen wij alles overlaten aan private beveiligers?

Voorzitter. Het zal u al duidelijk zijn waaraan ik mijn ene interruptie zal besteden.

De voorzitter:

Ik wijs erop dat wij hier geen onderling debat voeren.

De heer Ten Broeke (VVD):

Geen onderling debat, zegt u? Dit is wel de commissie Buitenlandse Zaken. Kom op, zeg.

De voorzitter:

Ik weet het, u hebt daar veel tekst voor.

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter. Ik spreek namens de 40 bloedeigenwijze eenmansfracties van de VVD die vooralsnog onder dit samenwerkingsverband opereren. Ik kan geen garanties geven voor mijn tweede termijn. Ik zal mijn uiterste best doen.

Ik begin met het mandaat Atalanta dat tot eind 2016 loopt. Nederland neemt aan deze missie deel met het marineschip Johan de Witt. De collega's hebben het al gezegd, het risico van piraterij is weliswaar nog steeds aanwezig, maar de missies die daar plaatsvinden en hebben plaatsgevonden, hebben voor een goed effect op zee gezorgd. Dit gebeurde overigens in combinatie met gewapende particuliere beveiliging, zij het niet van Nederlandse zijde. Op het land is de situatie totaal anders. De regering wil onderzoeken of Atalanta met minder eenheden uit de voeten kan, in totaal, dus niet alleen de Nederlandse eenheden. Mijn fractie steunt dit voornemen. Zij is van mening dat de mariniers uiteindelijk beter elders kunnen worden ingezet, gelet op de huidige dreigingsbeelden. Ik noem de Middellandse Zee en collega Knops sprak terecht over de situatie bij de ABC-eilanden en Venezuela. Ook wil de regering bekijken of de aanpak en monitoring van maritieme criminaliteit onder het mandaat kunnen vallen. Kunnen de bewindslieden uitleggen waaraan dan specifiek wordt gedacht? Overweegt de regering verbreding omdat er meer te bereiken valt op bijvoorbeeld het terrein van mensensmokkel, of is er op dit moment te weinig activiteit binnen de smalle definitie van het mandaat? Ik verwijs naar de evaluatie van 18 mei jongstleden. Op pagina 21 staat dat Nederlandse schepen nu zelfs al hand- en spandiensten verlenen bij visserijactiviteiten, bij het uitzetten van netten en boeien. Dat kan een keer voorkomen, maar dat is naar mijn mening niet hun kerntaak. Het is misschien illustratief voor de situatie. Ik krijg graag een reactie op het verleggen van de activiteiten.

Ik vervolg met de bescherming van de koopvaardij. Dit geeft de heer Van Dijk de gelegenheid om zijn interruptie te gebruiken. Alle 40 leden van mijn fractie zien de noodzaak van de piraterijbestrijding, al is het maar vanwege de succesvolle afschrikking die daarvan uitgaat. Daar zit natuurlijk ook een Nederlandse kant aan. Ik wil dat debat hier niet voeren, dat hebben wij immers vorige week al gedaan, maar dat de bescherming van groot belang is voor onze economie, is evident. Dit geldt zeker voor schepen die afhankelijk zijn van de spotmarkt en niet zomaar door VPD's kunnen worden beschermd. Ik meen dat wij er goed aan doen om met een initiatiefwet te komen. Ik verheug mij in het initiatief van collega De Roon; wellicht kunnen wij het samen doen. Het is in ieder geval noodzakelijk dat er na acht jaar discussie eindelijk eens helderheid komt. Wat mij betreft moet dit langs de lijn van «VPD, tenzij». Andere fracties hebben ook interessante suggesties gedaan die daarin kunnen worden meegenomen. Ik sta open voor alle suggesties. Ik heb eerder gezegd dat wij al een eind zijn gevorderd, wellicht verder dan de regering, die niet zo actief met andere fracties in gesprek gaat. Dat doe ik wel.

Naast het bestrijden van piraterij levert Nederland ook een bijdrage aan de capaciteitsopbouw via EUCAP Nestor en met vier medewerkers aan een Europese trainingsmissie. Somalië is natuurlijk een extreme failed state en zal dat voorlopig ook blijven. Wat mij betreft kunnen wij ons onthouden van highbrow doelstellingen dat wij aan de oplossing daarvan een grote bijdrage kunnen leveren met elf mensen. Laten wij het boompje bij het huisje houden. De bijdrage is nuttig in het kader van de internationale samenwerking, maar aan Somalië kunnen wij voorlopig niets doen. Het land is sektarisch verdeeld, er woedt een hevige stammenstrijd en er is terreur onder leiding van Al-Shabaab. Een collega wees al op de aanslagen in Mogadishu. Het is een land met een regering met 67 Ministers; dat zegt al genoeg. Dat kan de chaos waarin het land verkeert, niet verhullen. AMISOM dreigt nu uit elkaar te donderen. De informatie-uitwisseling tussen de regering en de internationale instituties is heel slecht. Ik heb mij al eerder verbaasd over het feit dat het Ministerie van Defensie van Somalië zelfs niet eens kon aangeven wie er in het leger zit. Dat is toch een basaal gegeven. Hoe is het nu gesteld met het personeelsregistratiesysteem? Hoe staat Al-Shabaab ervoor? Is de beweging een beetje teruggedrongen? Ik heb het vermoeden dat dit niet het geval is. Zijn er nu eindelijk met Somalië afspraken gemaakt over het terugnemen van in Nederland berechte Somalische piraten? Dit zou voor mij een lakmoesproef zijn voor de samenwerking met Somalië. Het ontwikkelen van de Somalische kustwacht was ook een inzet van deze missie. Uit eerdere rapportages bleek al dat men daarbij op de nodige obstakels stuitte. Wat is de stand van zaken op dit gebied?

Ik sluit af. Ik meen dat er op zee veel goeds gebeurt. Daar kan met de combinatie van VPD's volgens het principe «VPD, tenzij» en privaat meer ruimte worden vrijgespeeld voor de inzet van de marine die ik, met de heer Knops, een groot compliment wil geven voor de inzet tijdens de afgelopen jaren. Het komt niet vaak voor dat wij hier kunnen constateren dat missies succesvol zijn. Laten wij dat vandaag nu eens doen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik heb de vraag al in mijn tekst gesteld: wat zal de toegevoegde waarde zijn van een initiatiefwetsvoorstel van de VVD dat de inzet van particuliere beveiligers mogelijk moet maken, nu het kabinet ook een wetsvoorstel wil formuleren? Het kabinet heeft alleen gezegd dat het dat zal doen als er een meerderheid in de Tweede Kamer is. Over die meerderheid bestaat nog geen zekerheid. Volgens mij geldt dit ook voor de heer Ten Broeke; hij weet ook nog niet zeker of die meerderheid er is. Wat is nu de toegevoegde waarde van zijn plan om de inzet van particuliere beveiligers mogelijk te maken, anders dan een mogelijkheid om in de krant te komen?

De heer Ten Broeke (VVD):

Dat laatste is zeker niet mijn uitgangspunt. Zo vaak kom ik niet met initiatiefwetsvoorstellen. De meerwaarde van een initiatiefwetsvoorstel is dat er iets gebeurt. Ik heb nu drie opeenvolgende kabinetten zien worstelen met dit vraagstuk. Ik heb de bereidheid en het besef zien groeien bij die kabinetten en ik zie die ook bij dit kabinet. Het algemeen overleg dat wij twee weken geleden hierover hebben gevoerd in deze zaal, is daarvoor illustratief. Het kabinet blijft echter kijken naar de Kamer. De Kamer kan ook naar zichzelf kijken en het initiatief nemen. Die mogelijkheid hebben wij, maar wij maken er spaarzaam gebruik van. Ik verwacht dat wij dit kunnen versnellen. De sector vraagt daar ook om. De huidige situatie biedt daar ook de ruimte voor. Aangezien het allemaal al zo lang heeft geduurd, verwacht ik dat wij door een beetje vaart te maken, misschien sneller kunnen opereren dan het kabinet. Anders dan het kabinet zit ik niet vast aan coalitiepartners die daar wellicht iets anders in zitten. Ik ben niet op voorhand afhankelijk van een meerderheid, maar ik heb geconstateerd dat de geesten aan het bewegen zijn en dat andere partijen met suggesties komen. Of dat een meerderheid oplevert, zal te zijner tijd moeten blijken. Dit is ook een open uitnodiging aan die partijen die daar anders dan de heer Van Dijk ...

De voorzitter:

Dank u wel. Dit debat wordt morgenavond gevoerd. De heer Van Dijk kan kort antwoorden.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Wat een wollig verhaal! Ik stel vast dat er morgen gestemd wordt over een motie waarin het kabinet wordt opgeroepen om aan de slag te gaan met particuliere beveiligers. Als die motie het niet haalt, is het mijns inziens heel verstandig als het kabinet daar niet mee aan de slag gaat. De heer Ten Broeke zegt echter: ik let niet op stemmingsuitslagen, ik ga wel aan de slag met een wet die geen meerderheid heeft in de Tweede Kamer. Ik wens hem daar veel succes mee, maar het is verspilde tijd.

De voorzitter:

Kort, de heer Ten Broeke.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik dank de heer Van Dijk voor deze aanbeveling. Als hij het niet ziet zitten, doe ik er altijd een schepje bovenop. Het is mijn ervaring dat als hij dingen niet ziet zitten, die toch gebeuren en vaak ook nog eens met een geweldig resultaat. Ik denk terug aan de aanschaf van de F-35 en zo kan ik er nog wel een paar noemen. Hetzelfde zal ook gebeuren met deze zeer verstandige voornemens tot een wet. Ik zou wat dat betreft tegen de heer Van Dijk zeggen: maak u niet kleiner, uw partij heeft nog nooit in het kabinet gezeten, van u zou ik wel als laatste verwachten dat u initiatieven van de Kamer terugduwt. Geef een beetje ruimte, dat doen andere partijen ook.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Ten Broeke. Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van de inbreng van de Kamer in eerste termijn.

Twee opmerkingen van mijn kant. De heer Voordewind heeft zich zojuist afgemeld voor dit overleg. Hij geeft aan de uitkomsten te steunen.

Mijn tweede opmerking heeft betrekking op het tijdstip van dit debat. Ik roep de leden in herinnering dat de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken zelf heeft besloten om de brief nu te behandelen. Zij heeft die brief in december ontvangen en was van mening dat er voor het vertrek in augustus nog voldoende tijd was voor die behandeling. Voor dit debat moesten de agenda's van de leden en van drie bewindslieden bij elkaar worden gebracht. Ik geef maar even mee dat ook de besluitvorming aan onze kant ertoe heeft geleid dat wij die brief nu bespreken.

Ik stel een schorsing voor van vijf minuten; wij hervatten de vergadering om 11.40 uur.

De vergadering wordt van 11.34 uur tot 11.40 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef graag het woord aan de Minister van Buitenlandse Zaken.

Minister Koenders:

Voorzitter. Ik zal kort ingaan op de situatie van de missie, dus de dalende trend van het aantal kapingen. Dan zal ik ingaan op de vragen over de politieke en de regionale situatie. Ik zal verder iets zeggen over de strategic review en Nestor. Mijn collega's zullen ingaan op de vragen die specifiek op hun terrein liggen.

Ik begin met te zeggen dat deze missie redelijk succesvol verloopt. De leden hebben het allen gezegd: sinds 2012 is het aantal geregistreerde kapingen van koopvaardijschepen en pogingen daartoe door Somalische piraten sterk afgenomen, tot bijna nul. Het is niet helemaal nul en er worden ook nog wel pogingen ondernomen, maar er heeft in ieder geval een enorme daling plaatsgevonden. Er is in ieder geval geen succesvolle kaping van een koopvaardijschip geweest.

Dit betekent niet dat de dreiging van de piraterij rond Somalië voorbij is. Er zijn nog steeds piratennetwerken die beschikken over de intentie en de middelen om hun piraterijactiviteiten weer op te pakken als zij daartoe de kans krijgen. Piraten opereren niet meer zo ver uit de kust als tijdens de hoogtijdagen van de piraterij. Daarom hebben de vertegenwoordigers van de internationale scheepvaartindustrie de zogenaamde high risk area (HRA) aangepast. Het door piraten gevaarlijke gebied bij Somalië is verkleind en strekt zich minder ver naar het oosten van de Indische Oceaan uit. Wel zijn er nog piraterijincidenten dichter bij de kust van Somalië. In 2015 hebben zich enkele incidenten voorgedaan waarbij dhows, dat zijn kleine scheepjes, waren betrokken. In vijf gevallen werd daarbij de bemanning gegijzeld. Dat is dus nog wel een fors risico dat illustreert dat de piraterij nog niet over is.

De kern zit inderdaad in het effectief opereren en de afschrikkende werking daarvan. Marineschepen zijn daar belangrijk voor. Daarom blijft dit afschrikwekkende effect ook nodig. EUNAVFOR Atalanta zorgt niet alleen voor dit afschrikwekkende effect, dat geldt ook voor de Combined Maritime Forces (CMF) onder leiding van de Verenigde Staten. Andere presenties zoals van Rusland, India en China dragen hier ook aan bij. Het is dus niet alleen deze missie die dit doet, maar wel voornamelijk.

Ik wil markeren dat voor de duurzame bestrijding van piraterij een aanpak van de grondoorzaken op land nodig is. Het is ook nodig om op een gegeven ogenblik tot een effectieve exitstrategie te komen. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zal op een aantal punten ingaan. Ik zal zo nog iets zeggen over de situatie in Somalië, die inderdaad niet goed is. Nog steeds is een langdurige internationaal geïntegreerde inzet vereist met een realistische evaluatie en analyse van het land. Ik weet niet of «falende staat» het juiste begrip is, maar het is in ieder geval een land dat uit elkaar is gevallen na een zeer straffe dictatuur en dat ook een grote regionale problematiek kent, in het bijzonder met Ethiopië en Kenia maar ook met de Golfstaten. Die drie elementen zijn van belang voor de veiligheid van de inwoners maar ook voor onze regionale veiligheid daar.

In het kader van de Nederlandse bijdrage aan Atalanta is piraterij nog wel een probleem. Piraterij vormt een bedreiging voor onze koopvaardijschepen, maar ook voor schepen die extra kwetsbaar zijn zoals de schepen van het World Food Programme die voedselhulp naar Somalië brengen. Naast de constatering van het afschrikwekkende effect van marineschepen, dat nodig blijft, vragen ook andere crises in de wereld om de inzet van de maritieme capaciteit. De Minister van Defensie zal daarop ingaan. De bijdrage van EUNAVFOR Atalanta is verlengd, maar vanwege de logica van de situatie kan die worden teruggebracht naar één schip. De eerste jaren van de piraterijbestrijding droeg Nederland maar liefst drie schepen per jaar bij aan de antipiraterijmissies. Je zou kunnen zeggen dat de bijdrage wordt afgebouwd, maar niet beëindigd in het licht van de huidige veiligheidssituatie. Mevrouw Hennis zal hier op ingaan.

Dan de situatie in Somalië. In het afgelopen jaar is weinig vooruitgang geboekt, in ieder geval minder dan ik had verwacht en gehoopt. Ik geef nu een analyse van de huidige situatie. Daarbij zijn twee aspecten van belang, de regionale aspecten en het feit dat Somalië, als je naar de kaart kijkt, een land is dat sowieso een zeer ingewikkelde clanstructuur heeft. Met betrekking tot het bestuur, inperking van de risico's en de versterking van de rol voor bescherming van mensen en ontwikkelingssamenwerking hebben wij dus niet te maken met een land dat zo in elkaar zit als Denemarken. Dit betekent dat wij goed moeten nadenken over de vraag hoe hier voortgang kan worden geboekt. Het grootste probleem is de zwakte van de politieke elite door de clanstructuur, die is versterkt door de burgeroorlog. De clanstructuur heeft altijd bestaan, maar niet in de zin van staatsvorming. Somalië was in het verleden lang een vrij bestendige staat, weliswaar dictatoriaal geregeerd, en het heeft tijden van stabiliteit gekend.

Door de burgeroorlog, de ingewikkelde situatie dat veel Somaliërs in de buurlanden wonen en de lange geschiedenis van regionale problematiek is op een aantal punten geen vooruitgang geboekt. Dit geldt in het bijzonder voor de verkiezingen. Je kunt je om te beginnen afvragen wat one-person-one-vote daar betekent. Er is gezocht naar een alternatief model. Dat is naar mijn mening veel minder representatief, maar het is in ieder geval een aanzienlijke verbetering ten opzichte van 2012 toen 135 clanoudsten een vertegenwoordiging kozen. Die vormde min of meer de basis voor een regering. Nu zijn veel meer mensen uit verschillende delen van Somalië bij de verkiezingen betrokken, maar er is ook een aantal zorgpunten over zaken die wij van belang achten, zoals het vrouwenquotum.

Dat is niet het grootste probleem; de veiligheid en logistiek zijn ook een groot probleem. Het is een ingewikkeld land met een grote veiligheidsproblematiek, waardoor de verkiezingen in ieder geval moeten worden uitgesteld. Ik kan geen garantie geven maar gelet op de plannen en de uitwerking daarvan, is de verwachting dat ze aan het einde van dit jaar kunnen plaatsvinden. Het is altijd goed dat er verkiezingen zijn, maar verkiezingen leiden altijd tot vertraging. Allerlei zaken worden op hun beloop gelaten omdat er verkiezingen en een nieuwe structuur komen. Dat is een nadeel. Ik wijs er wel op dat dit ook afhankelijk is van de vraag hoe je dat waardeert en waar je vooruitgang en achteruitgang ziet. Tegen de heer De Roon zeg ik dat het niet een kwestie is van wat aanmodderen. Dit land kent jarenlange crises en nu wordt gepoogd om tot een betere situatie te komen, juist vanbinnen uit. Het is begrijpelijk dat dit langzaam gaat, maar het is niet goed, ook gelet op onze eigen regionale veiligheidsbelangen; daarom moeten wij ons daarvoor blijven engageren. Omdat Somalië in elkaar zit zoals het in elkaar zit, weten mensen die de koloniale geschiedenis kennen en de manier waarop het land is opgedeeld, nu ook nog gedeeltelijk met Puntland en andere regio's, dat het een voordeel is dat er nu wel vooruitgang wordt geboekt voor het federale staatsbestel. Ik zal daar gezien de tijd niet in detail op ingaan, maar het is wel belangrijk om dit te benoemen.

Dan de relatie met de informatieverschaffing. De strijd tegen Al-Shabaab is heel erg taai, zoals overal geldt voor de strijd tegen fundamentalistische terroristengroepen. Overigens staat Al-Shabaab op de lijst van terroristengroepen; daarover was vorige week enige verwarring in de Kamer. Op het moment dat de strijd op de grond op een bepaalde manier wordt gevoerd, bestaat de reactie uit blijvende aanslagen. De heer Servaes sprak al over de aanslagen in juni op hotels in Mogadishu en ook recentelijk is weer een aanslag gepleegd. Dat zijn over het algemeen complexe aanvallen op overheidsdoelen en publieke locaties. De AMISOM-operatie Jubacorridor werd in juli ingezet. In het begin zijn de strategische plaatsen bevrijd. Die operatie duurt nog altijd voort, maar de successen blijven beperkt, gelet op wat er de afgelopen periode is gebeurd. Het uiteindelijke doel is natuurlijk dat AMISOM de operatie kan overdragen aan het Somalische leger. De Afrikaanse Unie moet daar niet eindeloos bij betrokken blijven, ook niet financieel. Een aantal elementen verhoogt de kwaliteit van die acties, bijvoorbeeld via special forces. Veel leiders van Al-Shabaab zijn daarbij omgekomen. Dat zorgt voor een aantal machtsverschuivingen in Al-Shabaab met het risico van aanslagen in de buurlanden. Ik verwijs naar de situatie in Kenia. De buurlanden zijn hier dus ook bij betrokken. De situatie is buitengewoon ingewikkeld.

Het is bekend dat de Europese Unie de bijdrage aan AMISOM gedeeltelijk heeft teruggeschroefd. Dat heeft te maken met het feit dat Afrika in de ogen van een groot aantal lidstaten te weinig bijdraagt aan de operaties. Ook doordat de herstructurering van AMISOM langzamer gaat dan was voorgesteld, moet er een beetje druk worden uitgeoefend. Dat heeft ook te maken met de uitgaven voor AMISOM binnen de Afrikaanse Peace Facility en de besteding van ontwikkelings- en veiligheidsgeld. Ik meen dat die druk nodig is om ervoor te zorgen dat AMISOM een betere financieringsstructuur krijgt. Overigens zal Uganda zijn troepen niet terugtrekken, maar het salaris is teruggeschroefd van 1.000 dollar naar 800 dollar per maand. Gezien de enorme veiligheidsrisico's is deze inzet nog steeds nodig. Het Somalische leger is nog steeds onprofessioneel en onderbetaald, en nog lang niet in staat om de taken van AMISOM over te nemen.

Ik maak mij zorgen over de schending van mensenrechten waarbij het leger ook is betrokken. Het Somalische veiligheidsapparaat heeft een zeer povere reputatie en is verantwoordelijk voor een groot deel van het criminele geweld in heel Zuid- en Centraal Somalië. In 2015 was 13% van de dodelijke slachtoffers in Mogadishu bij politiek geweld te wijten aan geweld tussen Somalische strijdkrachten en tussen strijdkrachten en burgers. Dit is een buitengewoon ernstige situatie, die vaak te maken heeft met de achterstallige betalingen van soldij. Die zijn een belangrijke bron van ongedisciplineerd en gewelddadig optreden van de strijdkrachten. De training van de EUTM is hierop gericht, maar ik heb niet de illusie dat een training op het terrein van mensenrechten daarvoor voldoende is. Die is, overigens niet alleen dankzij het rapport van Amnesty, een kernactiviteit onder supervisie van UNSOM en EUTM, die altijd bij de trainingen aanwezig zijn. Dit is een belangrijk onderdeel van de trainingen, dat nog wordt geïntensiveerd. Dit heeft dus niet alleen betrekking op mensenrechten, maar in het verlengde daarvan ook op de protection of civilians.

De heer Knops (CDA):

De Minister zegt dat AMISOM een belangrijke rol speelt in de stabilisatiefase waarin wordt geprobeerd om de strijdende partijen uit elkaar te houden. Ik zeg hem dat graag na. Nu is er een conflict tussen de EU en de Afrikaanse Unie over de bijdrage aan AMISOM. Met name het feit dat de lonen niet worden betaald of dat er minder wordt betaald dan afgesproken, leidt tot een ondermijning van de effectiviteit van die missie. Hoe ziet de Minister dit? Hoe kan dit worden voorkomen?

Minister Koenders:

De enige mogelijke oplossing is een akkoord tussen de Europese Unie en de Afrikaanse Unie, in het bijzonder de Peace Facility, om ervoor te zorgen dat aan Afrikaanse kant ook meer prioriteit wordt gegeven aan deze missie en dat van het beschikbare geld een relatief groter deel effectief wordt besteed aan AMISOM. Daar hoort echt druk op te staan. Je kunt er wel geld in pompen, maar dat moet goed terechtkomen. Die druk vind ik dus wel nodig. Iedereen realiseert zich echter wel, ook gezien de problematiek in Afrika, dat er een bijdrage van de Europese Unie zal blijven. Daar gaat de discussie nu over en wat mij betreft wordt die zo snel mogelijk opgelost. Je moet dan een eenheid hebben tussen de lidstaten van de Europese Unie om ervoor te zorgen dat het effectief gebeurt. Ik acht dat wel mogelijk omdat iedereen daar het belang van inziet, maar dat neemt niet weg dat er druk moest worden uitgeoefend op de Afrikaanse Unie.

Ik kom nu op het belangrijke punt van de reviews. De maritieme inzet voor de aanpak van piraterij zou ik inderdaad als succesvol willen betitelen. Daar gaat het goed, maar de aanpak van de onderliggende oorzaken van piraterij blijven achter bij dat maritieme succes. Dat lijkt mij een duidelijke conclusie van de situatie die ik zojuist heb geschilderd. Dit betekent dat het goed is dat de internationale gemeenschap, zonder na te denken over Denemarken, ervoor zorgt dat er een serieuze exitstrategy kan worden gebouwd en dat er een bijdrage wordt geleverd aan stabiliteit, staatsvorming en wederopbouw in Somalië. Dat duurt even. Dat betekent niet dat er niets gebeurt of dat het niet slechter zou zijn geweest als wij niets hadden gedaan. In het kader van een strategic review moet dan wel worden bekeken wat je wilt.

Duurzame vooruitgang in een land als Somalië is geen gegeven. Daarom achten wij het van belang om dit tussentijds te evalueren, zodat de inzet kan worden aangepast als de omstandigheden daarom vragen. Een dergelijke kritische herziening van de huidige inzet met het oog op de toekomstige inzet heeft de afgelopen maanden in de Europese Unie plaatsgevonden. Zoals bekend zijn er drie missies in en om Somalië: UNAVFOR Atalanta, EUTM Somalië en EUCAP Nestor. Wij hebben op aandringen van de Kamer, maar ook uiteraard in het licht van de eigen opvatting van de Nederlandse regering, het belang van een gezamenlijke review onderstreept. Ik heb de Nederlandse inzet voor de review in de brief geschetst. Kort gezegd: de missies zouden gezien de problematiek moeten worden voortgezet, maar met de nodige aanpassingen aan de mogelijke capaciteiten van de Europese Unie en de Somalische realiteit. Ik heb de Kamer toegezegd dat ik haar daarover zal informeren.

Het komt eigenlijk op het volgende neer. Het plan is om die drie missies na 2016 tot eind 2018 te verlengen. Daartoe is nog niet formeel besloten. Dit wordt een besluit van het EU Politiek en Veiligheidscomité in het najaar. Daarbij zou het mandaat van Atalanta grotendeels gelijk moeten blijven, namelijk het aanpakken van piraterij. Dat is ook succesvol. De secundaire taken blijven het ondersteunen van andere EU-missies en het monitoren van de visserij. Daarnaast is het mogelijk om informatie over andere vormen van maritieme criminaliteit te delen met relevante spelers in de regio; het gaat dus niet alleen over Somalische structuren. In dit kader zijn met name Interpol en de Combined Maritime Forces van belang.

Het idee is om EUTM Somalië voort te zetten met blijvende aandacht voor de strategische advisering die nodig is, omdat daar nog geen goed Ministerie van Defensie en een goede defensiestaf functioneren. Dat is de kern als je een leger hervormt. Je kunt van alles trainen, maar op het moment dat de structuur, het ministerie en de commandolijnen niet functioneren, wordt het snel een zwart gat. Daarom wordt daaraan aandacht besteed in de strategic review om te bereiken dat hieraan in het programma meer aandacht wordt besteed.

Nogmaals, over de intentie om de missie met twee trainingen uit te breiden – een force integration training en combat enhancement training – is nog niet besloten. De force integration training is gericht op de integratie van Somalische milities in het leger, juist vanwege de reden die ik zojuist noemde, namelijk dat er te veel problemen tussen die structuren zijn met mensenrechtenschendingen en de risico's van dien. Voordat deze trainingen werkelijk worden uitgevoerd, zal de missie een gedetailleerder plan moeten uitwerken. Het is goed dat dit nu eindelijk gebeurt.

EUCAP Nestor zal worden voortgezet als EUCAP Somalië; dat is in ieder geval de intentie. Die nieuwe naam bevestigt dat de focus nu op Somalië ligt en niet meer daarbuiten. Wij hebben daar actief voor gepleit. Daarbij gaat het precies om waar wij zo veel belang aan hechten, namelijk dat dit geen eindeloze internationale missie is maar dat de Somalische maritieme law-enforcementcapaciteit wordt versterkt. Die kan dan ook in de strijd tegen de piraterij optreden. Daarnaast wordt niet alleen gewerkt aan de opbouw van de capaciteit op zee, maar ook op land. Politie en justitie in kuststreken moeten in staat zijn opvolging op land te geven als er op zee een verdachte wordt aangehouden. Wij vinden dit van belang in het licht van de kritiek op de strategische samenhang van die drie missies. De heer De Roon heeft daar ook over gesproken en dan in het bijzonder over de Nestormissie. De problemen waar de missie tegen is aangelopen, zijn dus erkend. In de mededelingen die ik nu doe naar aanleiding van de evaluatie, worden meer waarborgen ingebouwd voor de elementen die essentieel zijn om verder te komen in die situatie.

De terugname door Somalië van in Nederland bestrafte piraten is nog steeds een probleem. Uiteraard zijn wij daarmee bezig in die zin dat Somalië erop wordt aangesproken om de piraten te laten terugkeren en daar te laten berechten. Overigens keren in individuele gevallen in Nederland berechte piraten wel terug. Door de intensieve inzet van de vreemdelingenketen zijn alle piraten die hun straf hebben uitgezeten, inmiddels wel teruggekeerd naar Somalië. Het gaat niet om grote aantallen. Er zit nog één in Nederland berechte Somalische piraat zijn straf uit in Nederland.

Ik meen dat ik hiermee de belangrijkste vragen van de leden heb beantwoord.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik heb een vraag gesteld over de verminderde inzet. De Minister van Defensie gebaart nu dat zij daarop zal antwoorden.

De voorzitter:

Ik zal dit niet tellen als interruptie. Ik ben heel coulant. De heer Ten Broeke heeft wel een interruptie?

De heer Ten Broeke (VVD):

Eens kijken of ik daar ook op mag rekenen. Ik heb een vraag in vervolg op de opmerkingen van de Minister over het terugnemen van piraten die in Nederland zijn berecht. Het mag er dan maar één zijn, maar ik maak mij er zorgen over dat wij er nog steeds niet in zijn geslaagd om hiervoor vaste, goede en compleet afgedekte afspraken te maken met de Somalische overheid. Als je dit afzet tegen de rest van het beeld dat wij hier hebben geschetst – de Minister doet terecht niet veel om dit weg te nemen want hij ziet de realiteit ook onder ogen – dan schiet dit wat tekort. Kan de Nederlandse regering iets meer garantie op succes bieden? Er mag toch wel iets worden gesteld tegenover onze inzet met meer medewerkers in het kader van EUCAP Nestor en het voortzetten van de militaire bijdrage?

Minister Koenders:

De heer Ten Broeke heeft gelijk. Wij zullen die pogingen intensief voortzetten. Ik weet niet of ik garanties kan geven, maar ik meen dat hij volstrekt gelijk heeft. Het gaat maar om één geval en dat is dus heel beperkt. Je zou kunnen zeggen: dit moet dan ook snel kunnen worden opgelost. Ik blijf mij daarvoor inzetten samen met de collega's van de andere ministeries.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik wil er geen termijn aan verbinden, want ik weet hoe lastig dit is. Als de Minister hiervan een prioriteit maakt in het overleg met de Somalische overheid, kunnen wij tussendoor dan iets horen over de stand van zaken, ook als het niet lukt? Dan weten wij ook waar wij aan toe zijn en hoeven wij niet te wachten tot de volgende verlenging.

Minister Koenders:

Dat lijkt mij geen probleem.

De voorzitter:

Ik noteer dit als toezegging. Ik geef nu graag het woord aan de Minister van Defensie.

Minister Hennis-Plasschaert:

Voorzitter. In aansluiting op de opmerkingen van de Minister van Buitenlandse Zaken en dan in het bijzonder over de strategic review, kan ik zeggen dat, ook in lijn met de Nederlandse wensen, het advies is om Atalanta tot 2018 te verlengen maar de missie dan wel te verkleinen. De huidige force commander heeft daarover duidelijke uitspraken gedaan. In juni jongstleden heeft hij zijn visie op de aanbevelingen van de review gepresenteerd. Op dit moment worden de operatieplannen van de missie herzien. Als dit proces is voltooid, zal de verlenging formeel in Brussel worden vastgesteld en kan ik de Kamer informeren. Daar kom ik straks op terug. Voor ons tellen de operatieplannen van de force commander wel bij de vaststelling van de inzet.

Vooralsnog ziet het ernaar uit dat de staf van Atalanta met 25% wordt gereduceerd en dat het aantal schepen in de operatie kleiner wordt. Het is natuurlijk aan de force commander om te bepalen of hij met die omvang en middelen het mandaat van Atalanta goed kan uitvoeren.

De heer Knops sprak over meer doen met minder, de heer Van Dijk zei het tegenovergestelde. Het moet duidelijk zijn dat Atalanta zich primair zal blijven richten op de aanpak van piraterij en gelukkig ook op de beveiliging van de World Food Programme-konvooien. De heer De Roon heeft ervoor gewaarschuwd dat de Nederlandse schepen niet mogen worden ingezet als een soort veredelde kustwacht. Dat is geenszins de bedoeling. Daarvoor zijn de platformschepen veel te duur. Als je er toch bent, heb je echter wel zicht op een aantal zaken en daar moet je iets mee doen. Die monitor je en breng je in kaart. Die gegevens worden gedeeld met andere partners, bijvoorbeeld met de Combined Maritime Forces. Zij hebben wel een mandaat om dingen aan te pakken, of het nu gaat om illegale visserij of bepaalde smokkelactiviteiten of noem maar op. Verder is het logisch – en daar volg ik de force commander in – dat wij goed kijken naar wat de seizoenen doen met onze inzet. Het is immers van belang dat wij zo efficiënt mogelijk met onze middelen omgaan.

Kortom, de secundaire taken passen nu niet ineens in het mandaat van Atalanta, zeker niet de aanpak daarvan. Het zou echter onhandig en dom zijn als wij de informatie die wij daar vergaren, niet zouden delen met anderen. Maar nogmaals, de missie is primair gericht op het bestrijden van piraterij. Dat geldt ook voor de drugssmokkel waarover de heer Van Dijk sprak. Meldingen worden direct gedeeld met de partners. De CMF hebben een Combined Task Force (CTF-150) die vervolgens overgaat tot de aanpak daarvan. Zo klikt iedereen in elkaar en kunnen wij complementair handelen.

De heer Knops sprak over het LCF als overgekwalificeerd en de Groningen die naar de West gaat. Het spreekt voor zichzelf dat wij zorgvuldig afwegen wanneer wij welk schip inzetten. Dat is afhankelijk van het dreigingsniveau en de omstandigheden. Feit is dat het schip in het kader van Atalanta ook zal dienen als commandoplatform; dit staat ook in de brief aan de Kamer. Daarmee heeft het ook een andere rol. De Groningen is zeer capabel voor de West en heeft ook een heli op Curaçao. Daarom hebben wij alles overziend dit besluit genomen. Daarin volg ik graag de Commandant Zeestrijdkrachten.

De heer Knops (CDA):

Ik heb in eerste termijn een verbinding gelegd met de andere uitdagingen waar Defensie zich voor gesteld ziet in de overzeese gebiedsdelen. Het is altijd een kwestie van weging, maar ik begrijp nu dat vanwege het feit dat het schip als commandofregat fungeert, een OPV (ocean-going patrol vessel) niet geschikt is en dat hiervoor is gekozen. Bij andere verlengingen die mogelijk aan de orde zijn, is het misschien te overwegen om onze schaarse capaciteiten – die helaas steeds schaarser worden – zo tailormade mogelijk in te zetten om voldoende gewicht te geven aan de andere dreigingen. Dit is geen statische situatie, maar ik begrijp nu wel het punt dat de Minister maakt. Ik heb eerder al eens gezegd over de F-35 ... Laat maar, want dit voert iets te ver voor dit debat.

De voorzitter:

Het is dat u het zegt, mijnheer Knops. Ik zou er niet opgekomen zijn.

Minister Hennis-Plasschaert:

Ik begrijp de link tussen de F-35 en Atalanta niet, maar ik vermoed zomaar dat de heer Knops die straks nog wel zal toelichten. Ik dank hem voor zijn begrip. Natuurlijk, het spreekt voor zichzelf dat geen enkele situatie in beton is gegoten en dat steeds weer opnieuw een afweging moet worden gemaakt van de vraag onder welke omstandigheden welk schip wordt ingezet en welk dreigingsbeeld er is. Ik baseer mij nog steeds op de eigen informatiepositie en op die van een aantal belangrijke coalitiepartners. Op basis van dat beeld bepalen wij welke middelen moeten worden ingezet. Die afweging maakt de Commandant Zeestrijdkrachten.

De heer Knops (CDA):

Het was mij duidelijk dat het LCF buitengewoon geschikt is vanwege het fungeren als commandofregat, maar ik hoorde de Minister in eerdere instantie zeggen dat een OPV prima geschikt is voor deze taak, ook in deze dreigingssituatie. Die situatie is niet de reden waarom deze keuze gemaakt is.

Minister Hennis-Plasschaert:

Ik geef alleen aan dat de Groningen heel goed in staat is om in de West te opereren en dat het LCF in dit geval bij uitstek geschikt is omdat wij dienen als commandoplatform. Natuurlijk heeft de heer Knops gelijk: de middelen zijn schaars en we hebben een veelheid aan maritieme verplichtingen, die er in de toekomst waarschijnlijk niet minder op worden. Het zal daarom iedere keer weer een heel zorgvuldige benadering en afweging zijn.

De Minister van Buitenlandse Zaken heeft genoeg gezegd over de veiligheidssituatie in reactie op de specifieke vraag van de heer Servaes over de situatie in en rond Mogadishu. We kunnen inderdaad met eigen ogen waarnemen dat de veiligheidssituatie verre van stabiel is. De dreiging in Mogadishu-Stad is dan ook beoordeeld als «hoog» vanwege de regelmaat waarmee aanslagen worden gepleegd. De missie EUTM Somalië is gelegerd op Mogadishu International Airport, zoals de Kamer weet. Daar wordt de dreiging ingeschat als significant. Militairen van de missie EUFOR die voor trainingsactiviteiten de airport moeten verlaten, doen dat vanzelfsprekend via de force protection, maar ook daarover is de Kamer geïnformeerd. We bekijken natuurlijk steeds of de maatregelen die zijn genomen ter beveiliging van onze mensen, up-to-date en vooral voldoende zijn. We hebben daar in een vorig debat flink met elkaar over van gedachten gewisseld.

De heer Van Dijk vroeg mij, hoewel de Minister van V en J daar inmiddels over gaat – maar goed, we zijn één kabinet en spreken met één mond – hoe het kabinet aankijkt tegen alle plannen voor initiatiefwetsvoorstellen die de bescherming van de koopvaardij betreffen. Het beleidsstandpunt van het kabinet moge duidelijk zijn en is op 23 juni met de Kamer besproken. Ik heb er niet voor het eerst melding van gemaakt dat het VPD-concept fantastisch is, maar dat er een zekere begrenzing aan zit. Daarom ben ik zelf al drie jaar geleden begonnen met de discussie over «VPD, tenzij»: zou je onder specifieke omstandigheden en specifieke voorwaarden private beveiligers kunnen inzetten? Dat is uiteengezet in het beleidsstandpunt dat is voorgesteld door het kabinet. Vervolgens is het Ministerie van V en J aan zet. De Minister van V en J heeft in het debat op 23 juni jl. heel terecht gezegd: ik heb nog zoveel honderden wetsvoorstellen op de rol staan; als ik het wetsvoorstel indien en daar heel veel capaciteit op zet, wil ik wel weten of het gaat vliegen met een meerderheid. Zekerheid heb je nooit in de Kamer; garanties zijn er niet. Het kabinet blijft het standpunt uitdragen, maar dat ontneemt Kamerleden niet het recht, niet van de heren De Roon en Ten Broeke en niet van anderen, om zelf in actie te komen. Daar ga ik niet over. Ik denk dat het kabinetsstandpunt over het «VPD, tenzij»-principe duidelijk is.

De heer Ten Broeke vroeg terecht naar het functioneren van het Ministerie van Defensie in Somalië. Daarover zijn de nodige opmerkingen gemaakt. We hoeven elkaar er niet van te overtuigen dat het daar nog steeds niet goed werkt. Wel heeft United Nations Office for Project Services (UNOPS) een registratiesysteem ingevoerd door met behulp van biometrische gegevens, dus vingerafdrukken en irisscans enzovoorts, opgeleide Somalische militairen vast te leggen. Er zijn 20.000 militairen en 7.000 politieagenten in geregistreerd. Zodra de situatie dat enigszins toelaat, is het de bedoeling om dat van UNOPS over te dragen aan de Somalische autoriteiten. Ze moeten dat dan wel kunnen ontvangen en er iets mee kunnen doen. Daardoor zullen we de komende jaren hopelijk stappen in de goede richting zetten en daarmee de registratie koppelen aan bijvoorbeeld salarisbetalingen en zo het personeelssysteem van de Somali National Alliance (SNA) versterken. Het uiteindelijke doel is om het systeem over te dragen aan de Somalische autoriteiten. De Somaliërs worden opgeleid om het systeem te gebruiken. Wanneer dit het geval zal zijn, kan ik helaas nog niet vertellen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

De Minister merkt volstrekt terecht op dat het de Kamer vrijstaat om wetsvoorstellen in te dienen en dat zij dat vooral moet doen. De heer Ten Broeke heeft daar ook gelijk in. Ik heb alleen gezegd dat ik het vreemd vind dat de heer Ten Broeke dezelfde wet wil maken als het kabinet. We gaan het zien.

De inzet van het kabinet omtrent piraterij wordt verminderd met één schip, maar tegelijk stellen we vast dat het kabinet over wil gaan tot het toelaten van particuliere beveiligers. Hoe neemt de Minister dan de indruk weg dat mensen denken: hé, er is een verminderde inzet vanuit Defensie en er wordt overgegaan op de inzet van particuliere beveiligers; wordt het gat opgevuld met particuliere beveiligers?

Minister Hennis-Plasschaert:

Het gevaar dreigt nu dat we appels met peren gaan vergelijken. We hebben een hoeveelheid aan instrumenten die gebruikt worden in de strijd tegen de piraterij. Dat zijn de zelfbeschermende maatregelen. Dat is de inzet van bijvoorbeeld Atalanta en eerder Ocean Shield, maar dat is ook de inzet van de VPD's aan boord. Het is niet zo dat het een wordt ingeruild tegen het ander. De heer De Roon zei het duidelijk, maar verbond er wel een andere conclusie aan dan ik, namelijk: we hoeven daar helemaal niet meer aanwezig te zijn met onze fregatten. Ik denk dat dit veel te vroeg en naïef is omdat het businessmodel nog zeer wel levend is. Als we daar weg zijn met onze fregatten, onze vloot, dan is de piraterij ook zo weer geïntroduceerd. Maar de piraterij is wel afgenomen. Als een force commander in Brussel het gebied en de inzet verkleint en denkt dat we daarmee binnen het mandaat nog steeds uitstekend onze taken kunnen uitvoeren, wat ook te maken heeft met het niveau van de dreiging, zie ik niet waarom we in één keer dat beeld met z'n allen zouden willen creëren, aangezien daarmee alles over één kam wordt geschoren, terwijl het nadrukkelijk verschillende tools zijn om uiteindelijk tot een effectieve aanpak van de piraterij te komen, waarbij het een niet tegen het ander kan worden weggestreept.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik snap die redenering, maar ik stel ook vast dat in de beantwoording van de feitelijke vragen enerzijds wordt geschreven dat het kabinet graag prioriteit geeft aan de vluchtelingencrisis en anderzijds dat de dreiging van piraterij laag is – dat is het antwoord op vraag 5 op pagina 2 – onder meer vanwege de inzet van particuliere beveiligers door andere landen. Wat is het hoofdargument voor het kabinet om te zeggen dat de inzet kan worden verminderd?

Minister Hennis-Plasschaert:

De inzet van het aantal schepen in Atalanta, bedoelt de heer Van Dijk daarmee. Dat heeft alles te maken met de operatieplannen van de force commander. Die volg ik toch echt graag, want die plannen worden gevoed door een veelheid aan experts. Op basis daarvan kunnen we vaststellen dat we met minder schepen toe kunnen. De force commander heeft de visie uiteengezet op 21 juni jl. en de operatieplannen worden nu uitgewerkt. Natuurlijk wordt de Kamer daar nader over geïnformeerd. Ik heb de beantwoording van de feitelijke vragen niet voor mij liggen, dus ik weet niet hoe de antwoorden zijn geformuleerd. Ik zeg nogmaals dat de VPD's, de zelfbeschermende maatregelen en de inzet van fregatten niet tegen elkaar kunnen worden weggestreept. Het is nadrukkelijk niet zo dat een VPD in één keer de taak van een fregat overneemt. Daarbij is wel enige voorzichtigheid geboden. Het is natuurlijk wel zo dat de VPD's al lange tijd worden ingezet en dat alle landen om ons heen gebruikmaken van private beveiligers. Door een combinatie van instrumenten kun je tot een effectieve inzet komen, maar dat is iets anders dan die tegen elkaar wegstrepen.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik dank de Minister voor het antwoord over het systeem waarin nu zo'n 20.000 militairen en 5.000 politieagenten zijn geregistreerd. Kan zij ook zeggen of er bereidheid is aan de kant van de Somalische overheid om eigenaarschap te tonen? Anders zetten we iets moois op terwijl het eigenaarschap ontbreekt. In Kunduz hebben we zelf ook aan registratie gedaan. Ik wijs op de enkelbandjes van collega Voordewind, die overigens veel succesvoller waren dan ik aanvankelijk dacht. In dit geval wil ik toch graag weten dat de Somalische overheid weet wie erin zitten en wat ze doen, zeker omdat we zo nadrukkelijk samenwerken met dit leger. Mijn tweede vraag in vervolg daarop is nog niet beantwoord, althans niet op de manier waarop ik had gehoopt, en gaat over de ontwikkeling van de kustwacht. Kan de Minister van Defensie daarvan een appreciatie geven en melden wat de status is? Wordt er op federaal niveau – daar gaat het uiteindelijk om – met de Somalische overheid zaken gedaan? Hoe ziet dat eruit? Aan de hand van deze vragen probeer ik vast te stellen wanneer de Somalische overheid het zelf kan.

Minister Hennis-Plasschaert:

Over het eigenaarschap van de Somalische autoriteiten gaf ik aan dat de Somaliërs worden opgeleid om het registratiesysteem te gaan gebruiken. Ik heb aangegeven dat dit weinig zinvol is wanneer we dat te snel overdragen zonder ons ervan te vergewissen of de Somalische autoriteiten het systeem kunnen gebruiken, zich eigenaar voelen en daarmee voornemens zijn iets te gaan doen. Dat moet eerst worden zeker gesteld. Wanneer dat is, kan ik helaas niet vertellen. Ik moet het antwoord op de vraag over de kustwacht schuldig blijven. Alles hangt samen met EUCAP Nestor, zoals de Kamer weet. Op het structureren van de kustwacht kom ik terug in de eerstvolgende voortgangsrapportage.

De voorzitter:

We noteren deze toezegging. Mij blijkt dat de Minister daarmee de vragen heeft beantwoord.

Het woord is aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Minister Ploumen:

Voorzitter. Als ik naar de vragen en de situatieschets luister, lijkt het alsof de tijd daar heeft stilgestaan. Dat is gelukkig niet zo. Als we terugkijken vanaf 2012 tot nu, is er op een aantal terreinen echt voortgang geboekt. Niet iedereen zal het vooruitgang vinden, maar ik zie dat wel zo. Voor het eerst in decennia is er weer een IMF-review van Somalië gedaan. Het was dus mogelijk om een review te doen. Er waren data beschikbaar en er kon een missie op pad. Dankzij de inspanningen van de internationale gemeenschap en de Somalische gemeenschap om economische groei te bevorderen met de daarbij behorende werkgelegenheid, om stabiliteit te creëren en om allerlei instituties op te bouwen, zoals een parlement, dat wij heel gewoon vinden, zijn er echt resultaten geboekt. Grote aantallen Somaliërs die uit de diaspora komen, onder anderen uit Nederland, gaan terug om bij te dragen aan de opbouw van hun land. Een van mijn vrolijkste herinneringen van de afgelopen jaren is dat ik in Villa Somalia in Mogadishu aankwam, zeg maar het Binnenhof van Somalië, en ik daar vriendelijk begroet werd door de adviseur van de premier met de woorden: wat fijn om u te zien, Minister Ploumen. Hij vertelde mij dat hij in Houten was opgegroeid en weer was teruggegaan om bij te dragen aan de opbouw. Het gras is net ietsje groener, ook in Somalië, dan velen van de woordvoerders menen. Ook de heer De Roon was er pessimistischer over dan nodig.

De heer De Roon (PVV):

Kan de Minister dit verhaal handen en voeten geven aan de hand van cijfers? Hoeveel Somaliërs zijn er in Nederland en hoeveel zijn er het afgelopen jaar teruggekeerd?

Minister Ploumen:

Die cijfers zijn absoluut voorhanden, maar staan niet op mijn papiertje. Ik heb wel een ander cijfer voor de heer De Roon. Met drie Nederlandse projecten die het afgelopen jaar zijn gestart, zijn er 4.000 banen voor Somalische jongeren in Somalië gecreëerd. In tweede termijn kom ik graag terug op deze vraag. Feit is dat er een grote groep Somalische mensen in Nederland is, van wie een groot deel Nederlander is. Ook is er een gemeenschap in het Verenigd Koninkrijk. Men is in groten getale teruggegaan om te helpen met de opbouw. Ik kom er graag op terug.

Er is dus economische vooruitgang. Het is allemaal fragiel en allemaal niet zoals je het zou willen, maar er worden stappen vooruit gezet. Hetzelfde verhaal kun je vertellen over de opbouw van democratische instituties. Ja, de verkiezingen zijn uitgesteld, maar wie had vijf jaar geleden gedacht dat er überhaupt over verkiezingen gesproken zou kunnen worden? Langzaam maar zeker worden er stappen gezet.

Nederland en Somalië hebben geen relatie in de zin dat er sprake is van een partnerland. Somalië is wel onderdeel van de regionale benadering die wij hanteren in de Hoorn van Afrika, waarvan onder anderen mevrouw De Caluwé, collega van de heer Ten Broeke, groot voorstander was. We werken veel samen met andere landen en instituties. We willen daar ook mee doorgaan, juist omdat we bemoedigende resultaten zien in een heel moeilijke situatie, waarin overigens ook bijna een miljoen mensen afhankelijk zijn van voedselhulp van buitenaf. Er is alle reden om dat voort te zetten op basis van de resultaten en de noden.

De voorzitter:

Hiermee zijn we gekomen aan het einde van de inbreng van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en daarmee aan het einde van de beantwoording door de regering in eerste termijn. Het is te doen gebruikelijk dat we bij de behandeling van een artikel 100-brief in drie termijnen werken. Ik stel de leden voor om de tweede en derde termijn ineen te schuiven. De leden geven hun akkoord daarvoor, ook de heer Knops, met de span of control. Dat is fijn. Ik stel een spreektijd van twee minuten per fractie voor.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Het kabinet wil, in spreekwoordelijke zin, water blijven dragen naar de Somalische zee. De PVV voelt daar niks voor. Het sprookje dat de piraterij voor een belangrijk deel is tegengegaan door die grote marineschepen is natuurlijk een verhaaltje voor het slapengaan, maar is niet de realiteit. De koopvaardij zelf zag al heel snel in dat dit niet ging werken en heeft er dus zelf al voor gezorgd dat vrijwel alle koopvaardijschepen die daar rondvaren, voorzien zijn van gewapende beveiliging, bijna altijd gewapende private beveiliging. Alleen, Nederland is daar weer eigenwijs in. Gewapende beveiliging is veel effectiever dan een paar grote marineschepen. Als er op elk schip gewapende beveiliging is, weet een piraat dat hij zeker op weerstand gaat stuiten. Het is een bekend gegeven uit de criminalistiek dat criminelen de inschatting of zij iets wel of niet gaan doen niet maken op basis van de straf die zij kunnen krijgen, maar op basis van de pakkans. Als elk schip met een private beveiliger of een marinier beveiligd is, dan weet een piraat zeker dat hij op weerstand gaat stuiten. Dat is de meest effectieve afschrikking, en niet een groot marineschip dat honderden of misschien wel meer dan 1.000 kilometer verderop ligt. Wat daar ook van zij, de PVV is van mening dat Nederland de afgelopen acht jaren op dat vlak al genoeg heeft gedaan. De PVV vindt dat dit afgelopen moet zijn en dat de zaken voldoende kunnen worden ingevuld met hetzij mariniers, hetzij gewapende private beveiligers.

Wat betreft de ontwikkelingshulp aan Somalië, merk ik in de eerste plaats op dat ik het om te huilen vind dat de regering enthousiast is over de nepverkiezing die daar gaat plaatsvinden. Dat is echt te treurig voor woorden. Het laat vooral zien hoe het land totaal niet functioneert. Het gevolg van die nepverkiezing zal zijn dat de centrale regering van nu 67 bewindspersonen straks verdeeld zal worden langs clan- en militielijnen. Een vooruitgang zie ik daar in ieder geval helemaal niet in. De enige vooruitgang die mijn fractie ziet in Somalië is de opening van het eerste zebrapad in Mogadishu de afgelopen week. Of dat een succes gaat worden, moet nog maar blijken, want je kunt wel strepen leggen, maar als er geen handhaving is, dan leidt dat ook tot niets.

Mijn fractie steunt de plannen van de regering niet.

De heer Knops (CDA):

Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de beantwoording. De bestrijding van piraterij blijft ontzettend belangrijk. Nederland heeft daar de afgelopen jaren een grote bijdrage aan geleverd. Die zal op land moeten plaatsvinden, bij de grondoorzaken. Daarover is gesproken en daar liggen nog een aantal uitdagingen. Uit de antwoorden van de Ministers blijkt dat zij dat buitengewoon serieus oppakken. Ik ga ervan uit dat daarop specifiek wordt ingegaan in een volgende voortgangsrapportage, met name op het punt van AMISOM en de problemen. Tegelijk zal de aanwezigheid van onze fregatten, in dit geval één, van belang blijven, samen met de beveiliging van de koopvaardijschepen die daar varen. Dat is een ander debat, maar het is goed om dat nu op te merken.

We moeten de schaarse capaciteit – ik maak mij daar zorgen over – op de juiste manier inzetten. Ik geef het signaal af aan het kabinet, ook in relatie tot de eerder aangenomen motie over de geruststellende maatregelen bij de ABC-eilanden, om de capaciteit in te zetten waar die het hardst nodig is. Het CDA steunt deze missie zoals die nu wordt ingericht, maar vraagt het kabinet nadrukkelijk om in voorkomende gevallen daarnaar te kijken. Mede namens de fracties van D66 en SGP zeg ik dat wij kunnen instemmen met de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan de missie Atalanta. We wensen de mannen en vrouwen een goede en succesvolle missie en een behouden thuiskomst toe.

De heer Servaes (PvdA):

Voorzitter. Ook ik dank het kabinet voor de beantwoording van de vragen. Wij zullen later terugkomen op de vraag hoe de gezamenlijke evaluatie van de verschillende missies zich verhoudt tot de toekomst. Ik denk dat er sprake was van een misverstand dat er al besloten zou zijn tot verlenging tot eind 2018. Dat zat in een van de antwoorden op vragen van de Kamer. Er staat in het antwoord op vraag 15 dat er al een principebesluit is genomen in het Politiek en Veiligheidscomité. Maar ik begrijp dat er na het principebesluit nog een definitief besluit volgt op basis van alle operationele informatie. Tegen de voorzitter zeg ik dat mijn opmerking in eerste termijn over de timing van dit debat niet zozeer gericht was op het moment waarop we dit debat houden – dat bepaalt de Kamer immers inderdaad zelf – maar specifiek erom ging dat het prettig is wanneer we de brief met besluitvorming enige tijd voor de ingangsdatum van een verlenging ontvangen zodat we er, in de ideale situatie, voor die tijd over kunnen praten.

Het voorstel dat vandaag voorligt, kan op de instemming van de PvdA-fractie rekenen. Veel mannen en vrouwen zullen op het punt staan om te vertrekken en afscheid te nemen van het thuisfront. Daarmee wensen we hun veel succes. Vooral wensen we hun een heel goede en succesvolle missie en een behouden terugkeer voor iedereen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. De SP steunt de verlenging van deze missie. Met name als het gaat om het antipiraterijdeel, is het belangrijk dat Defensie haar verantwoordelijkheid neemt, ook om de vraag naar particuliere beveiliging weg te nemen. Ik heb gevraagd of het kabinet van mening is dat we de bestrijding van andere maritieme criminaliteit, zoals drugs-, mensen- en wapensmokkel en illegale visserij, actief ter hand moeten nemen of dat we die alleen moeten monitoren. Wat mij betreft wordt deze bestrijding actief ter hand genomen. Graag krijg ik daarop een reactie. We wensen de militairen een behouden thuiskomst.

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter. Ik dank de regering voor de beantwoording in eerste termijn. Alle 40 leden van de VVD-fractie stemmen van harte in met de missie die de Kamer nu wordt voorgelegd. Ik doe dat ook uit overtuiging, met twee heel verschillende appreciaties. We moeten constateren dat de interventie op zee gewoon zin heeft gehad. We doen daar al vele jaren aan mee, hoewel er de nodige onderbrekingen zijn geweest. Soms was de inzet van Nederland heel hoog. Zo was Nederland lead nation en stuurde Nederland een groot fregat. Soms was de inzet wat minder, bijvoorbeeld bij operatie Atalanta en andere operaties. Deze interventie had niet kunnen plaatsvinden zonder de inzet van mariniers. Voor het volledige beeld merk ik op dat private beveiligers vanzelfsprekend van grote invloed zijn geweest op het terugdringen van de dreiging. Maar zonder inmenging van de overheid, mariniers en marineschepen was dat niet gelukt. We kunnen hier niet zo heel vaak vaststellen dat een interventie succesvol is geweest. Laten we er dan ook ruiterlijk voor uitkomen dat dit nu wel het geval is.

Ik begrijp uit het betoog van collega De Roon, die deze missies niet altijd heeft gesteund, dat hij straks komt met een initiatiefwetsvoorstel in het kader van «privaat only». Ik ben erg voor een beetje meer nachtwakerstaat, maar dit is voor mij een beetje te wild, amigo. Onze voorstellen verschillen dan in ieder geval. Dat is alleen toe te juichen. Ik denk dat dit niet kan zonder VPD's, dus het is «VPD, tenzij». Dat kan volgens mij op een heel aantrekkelijke manier. Wie teruggaat in de geschiedenis van de mariniers weet ook dat zij zijn begonnen als een soort gereguleerde private beveiligers. Ik doe ze daar misschien tekort mee, maar ga maar terug in de geschiedenis. Daarom is dit ook het oudste krijgsmachtonderdeel. We zijn ooit op die manier begonnen. Toen was er alleen een andere overheid en zaten we in de nachtwakerstaat.

Over het deel op land ben ik wat minder optimistisch over onze nettobijdrage. Daarom denk ik dat we daar ook realistisch in moeten zijn; dat is ook een les van de missies van de afgelopen jaren. Als we een klein beetje kunnen bijdragen aan een Somalische overheid die eigenaarschap heeft en die de eigen troepen goed kent en in het gareel weet te houden, is dat wat mij betreft al een geweldig resultaat. Wat betreft mijn vraag over de ontwikkeling van de kustwacht krijg ik nog antwoord in de volgende tussendoorbeoordeling. Als die ontwikkeld wordt, is dat al een geweldig resultaat. Laten we ons geen rad voor ogen draaien: we gaan Somalië niet afhelpen van het zijn van een failed state. De bijdrage is simpelweg te klein daarvoor. We moeten niet aan overpromise doen en daarna weer underdeliver vaststellen. Daar hebben mijn fractie en ik een hekel aan. Dat moeten we niet doen.

De voorzitter:

U steunt deze missie, begrijp ik.

De heer De Roon voelt zich toch door uw opmerking aangesproken. Ik geef hem kort de kans om te reageren. Tegen degenen die zich afvragen wat hier door elkaar loopt, zeg ik dat er morgenavond een vervolgoverleg plaatsvindt. Die debatten dreigen een beetje door elkaar te lopen. Er werd ook al verwezen naar moties die nog niet zijn ingediend. Velen van ons kennen de teksten daarvan niet, hoewel een aantal leden misschien wel.

De heer De Roon (PVV):

Sprookjes en spookverhalen moet je altijd in de kiem smoren, zeker als ze bij de VVD vandaan komen. De heer Ten Broeke heeft zich daar nu ook weer aan bezondigd door te stellen dat de PVV «privaat only»-beveiliging wil. Dat is absoluut niet waar. Wij kiezen, zoals wij steeds hebben gezegd, primair voor mariniers. Waar dat niet mogelijk is, zetten we private beveiligers in.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer De Roon. U mag niet meer reageren, mijnheer Ten Broeke.

We gaan over naar de beantwoording door de regering in tweede termijn.

Minister Koenders:

Voorzitter. Er zijn nog een aantal vragen aan mij gesteld. Er is gevraagd of Atalanta ook andere vormen van maritieme criminaliteit, zoals visserij en smokkel, gaat aanpakken. Laat ik het volgende zeggen over het mandaat en de besluitvorming. Het is inderdaad zo dat het Politiek en Veiligheidscomité van de Europese Unie begin 2016 ingestemd heeft met een principebesluit. Dat is niet hetzelfde als een finaal besluit. Daarom is het belangrijk dat al die details eerst worden besproken, ook hier. Wat ik in eerste termijn heb gezegd, is nog steeds geldig: met een Nederlandse bijdrage kan alleen begonnen geworden door middel van een artikel 100-procedure; daartoe moet sowieso nog worden besloten in de Europese Unie in het Politiek en Veiligheidscomité. Principebesluiten worden genomen om een aantal zaken in gang te zetten zodat je daadwerkelijk tot voorbereiding kunt komen. Dit is dus niet hetzelfde als een eindbesluit.

In dit nieuwe mandaat is de aanpak van piraterij nog steeds de primaire taak van de operatie. Mede op aandringen van Nederland en andere landen zijn er wel secundaire taken. Die zijn gericht op het ondersteunen van de andere EU-missies en het monitoren van de visserij. Daarnaast is opgenomen dat Atalanta verzamelde gegevens over andere vormen van maritieme criminaliteit, zoals wapensmokkel, kan delen met relevante andere partijen. We hebben dus geen executief mandaat daarvoor. Daar is ook geen steun voor in de Unie. Dat neemt niet weg dat dit belangrijk is. Het gaat niet om uitbreiding van het mandaat.

Dit betekent niet dat je niks kunt doen, bijvoorbeeld op het punt van de visserij. Het is ook een beetje lastig voor een Europese militaire missie om te zeggen: we gaan die mensen daar oppakken. Niettemin kan die informatie gedeeld worden met DG MARE, de Europese Commissie, de Indian Ocean Tuna Commission en de Somalische autoriteiten. Gezamenlijk hebben we er vertrouwen in dat dit kan helpen om dit fundamentele probleem aan te pakken. Dat is belangrijk omdat dit ook een alternatief is voor de inkomsten van mensen. Als er illegale visserij is, leidt dat weer tot nieuwe risico's van piraterij. Atalanta kan gegevens over andere vormen van maritieme criminaliteit en wapensmokkel delen, bijvoorbeeld met Interpol en met de Combined Maritime Forces. Die hebben wel een executief mandaat om andere vormen van maritieme criminaliteit aan te pakken en zouden dat mandaat kunnen gebruiken.

De regering waardeert het zeer dat een overgrote meerderheid van de Kamer instemt met dit mandaat. Dat is echt belangrijk. We zijn een eind op gang. Overigens ben ik het met iedereen eens dat de bijdrage op zee succesvoller is dan die op land. Ik zeg er wel bij – de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft dat ook gedaan – dat ik wel van dat realisme houd. Dat hebben we ook altijd geduid in de manier waarop we die missies verdedigen. Het neemt niet weg dat dit realistische gedeelte essentieel is. Ik wijs erop dat een stad als Mogadishu weliswaar niet Kopenhagen is, maar economisch gezien enorm aan kracht wint. Daar zijn enorm veel economische activiteiten, niet alleen illiciete, maar ook legale. Dat gaat ver boven een zebrapad. U moet er maar eens gaan kijken: het is booming.

Ik vind het jammer dat we niet de hele Kamer meekrijgen. Ik wijs erop dat de PVV wel zegt dat er mariniers nodig zijn. Als we die dan leveren, is het misschien een beetje gek dat zij er niet mee instemt, maar dat is uiteraard de visie van de PVV. Ik ben blij dat we een grote meerderheid van de Kamer achter ons hebben. Dat is belangrijk voor Nederland, voor de Nederlandse belangen, voor de strategische belangen daar en om de piraterij aan te pakken. Wij danken de Kamer voor de gegeven steun.

Minister Hennis-Plasschaert:

Voorzitter. Het goede nieuws is dat de Minister van Buitenlandse Zaken eigenlijk al alles heeft gezegd. Ik wil nog een klein dingetje zeggen over iets waarover we het net hadden, namelijk dat je zaken niet tegen elkaar moet wegstrepen, maar dat een heel pakket aan maatregelen, of instrumenten, heeft bijgedragen aan het succes in de strijd tegen de piraterij. Voor het begrip van de heer De Roon is het goed om te zeggen dat een fregat zich ook richt op bijvoorbeeld de aanpak van een moederschip van piraten. Zo'n VPD-team richt zich op de beveiliging van een schip als zodanig, zo zeg ik ook tegen de heer Van Dijk. Je streept het niet tegen elkaar weg; je hebt het allemaal nodig.

Verder dank ik de Kamer hartelijk voor de steun. Ook ik wens onze mensen veel succes en een behouden thuiskomst toe.

Minister Ploumen:

Voorzitter. Ook ik spreek mijn dank uit voor de steun. Ook spreek ik mijn goede wensen uit voor iedereen die aan de missie bijdraagt en voor iedereen die zich inzet om Somalië stabiel en veilig te maken. Er is een lange weg te gaan, maar er zijn stappen gezet.

De voorzitter:

Ik dank de regering voor de beantwoording in tweede termijn. De volgende drie toezeggingen zijn gedaan.

  • De Minister van Buitenlandse Zaken informeert de Kamer over de voortgang bij het maken van afspraken met de Somalische overheid over terugname van in Nederland veroordeelde piraten.

  • De Kamer ontvangt nadere informatie over operatieplannen inzake Atalanta.

  • In een volgende voortgangsrapportage wordt informatie opgenomen over de opbouw van de kustwacht in Somalië.

Ik begrijp dat deze toezeggingen akkoord zijn.

Ook ik wens de militairen, mannen en vrouwen, en hun thuisfront alle goeds toe. Hiermee sluit ik dit algemeen overleg. Ik wens u allen een prettige dag verder.

Sluiting 12.44 uur.