Vastgesteld 18 maart 2014
De vaste commissie voor Defensie, de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 22 januari 2014 overleg gevoerd met Minister Hennis-Plasschaert van Defensie over:
− de brief van de Minister van Defensie d.d. 16 oktober 2013 over de eindevaluatie van de Nederlandse inzet in de antipiraterijoperaties Atalanta en Ocean Shield van september 2011 tot en met december 2012 (Kamerstuk 29 521, nr. 212);
− de brief van de Minister van Defensie d.d. 11 december 2013 ter beantwoording van vragen van de commissie over de eindevaluatie Nederlandse inzet in de antipiraterijoperaties Atalanta en Ocean Shield van september 2011 tot en met december 2012 (Kamerstuk 29 521, nr. 221).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie, Ten Broeke
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Eijsink
De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops
De griffier van de vaste commissie van Defensie, Van Leiden
Voorzitter: Maij
Griffier: Mittendorff
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Jasper Van Dijk, Günal-Gezer, Maij, De Roon, Sjoerdsma en Vuijk,
en Minister Hennis-Plasschaert van Defensie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.
Aanvang 9.30 uur.
De voorzitter: Ik heet de mensen op de publieke tribune, de Minister en haar medewerkers en de leden van de Kamer van harte welkom. Wij hebben ongeveer anderhalf uur de tijd voor dit algemeen overleg, dus ik stel een spreektijd van vijf minuten per fractie voor. Dan heeft de Minister ruim de tijd voor haar beantwoording.
De heer Vuijk (VVD): Voorzitter. Wij hebben het over de evaluatie van de antipiraterijmissies. De strijd tegen piraten is een klassieke marinetaak die ons land al 526 jaar uitvoert. Onze open economie en onze welvaart hebben wij te danken aan de vrije zee en aan veilige handelsroutes. Met de missies Atalanta en Ocean Shield worden piraten bestreden die in de Indische Oceaan voor de kust van Somalië handelsschepen kapen. Dat is wat ons betreft een buitengewoon nuttige taak. Het gaat ook om schepen die van Rotterdam naar Azië varen en weer terug. De economische schade van piraterij loopt mondiaal in de miljarden. Somalië is een fragiele staat, die sinds de jaren negentig niet meer onder centraal gezag heeft gestaan. Juist die instabiliteit heeft ervoor gezorgd dat de terreurorganisatie Al-Shabaab zich in grote delen van het land heeft kunnen vestigen.
De missies zijn een succes. Het aantal geslaagde kapingen door Somalische piraten is spectaculair teruggedrongen. De Minister schrijft dan ook dat in deze periode 56 bemanningsleden van gekaapte schepen zijn bevrijd. 34 piraten zijn gepakt.
Van de betrokken militairen heb ik gehoord dat er soms stevig geknokt moet worden om die kapingen te verstoren. Ik heb ook gehoord dat het gevaarlijk werk is. De VVD benadrukt dat het onderliggende basismodel van de kapers niet weg is: armoede, werkloosheid, straffeloosheid en uitzichtloosheid zijn belangrijke oorzaken van piraterij. Het wegnemen van die oorzaken is een langdurig proces. Het vraagt om veiligheid en stabiliteit als voorwaarden voor effectieve staatsvorming en wederopbouw.
Dat brengt mij tot vier vragen. Het bestrijden van piraten geniet mondiale steun. Naast de EU en de NAVO zijn er ook landen zelfstandig actief in het gebied, waaronder China en Japan. Hoe is de samenwerking verlopen en wat verwacht de Minister in de toekomst? Er zijn oplopende spanningen tussen China en Japan in de Oost-Chinese Zee. Beide landen zijn hun militaire uitgaven flink aan het verhogen. Op welke wijze beïnvloedt die oplopende spanning de samenwerking en het onderlinge vertrouwen?
Het aantal geslaagde kapingen is tot nul teruggebracht. Het aantal pogingen is gering. Hoewel wij weten dat de oorzaken van piraterij, zoals de armoede, werkloosheid, straffeloosheid en uitzichtloosheid er nog steeds zijn, is het voorstelbaar dat het steeds meer moeite zal kosten om internationaal draagvlak vast te houden. Hoe gaat de Minister, samen met haar collega's, dit draagvlak vasthouden?
Het dalende aantal kapingen maakt het succes van de missie zichtbaar. Wanneer je de stukken samenvat, ontstaat er een bijzonder beeld. De regering wil beide missies verlengen. De dreiging van kapingen blijft groot, omdat de bevolking arm, het centraal gezag zwak en Al-Shabaab sterk is. Welk toekomstperspectief is er dat deze tragische vicieuze cirkel effectief wordt doorbroken? Is er perspectief dat er op enig moment een einde komt aan deze missies, omdat het piraterijprobleem voor de kust van Somalië definitief is opgelost?
Mijn laatste vraag gaat over het budget. De kosten van de missies vielen lager uit dan de ramingen. De VVD vindt dat altijd plezierig. Wij vinden onderschrijdingen plezieriger dan overschrijdingen, maar kan de Minister iets over die onderschrijdingen zeggen? Ik heb gelezen dat er minder met helikopters is gevlogen dan verwacht en dat er minder havenbezoeken zijn geweest. Is de oorzaak daarvan operationeel, of heeft het een financiële reden?
De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. Ik spreek mede namens de collega's van de CDA-fractie, die vandaag helaas niet aanwezig kunnen zijn wegens bezigheden elders. Ik spreek allereerst een woord van dank uit aan al die militairen die in 2012 hebben gediend op deze beide missies. Het zijn succesvolle missies. Mijn collega refereerde er al aan. Deze antipiraterijmissies werken. Niet alleen neemt het aantal pogingen tot aanvallen van piraten af, maar ook is het aantal geslaagde pogingen tot een gelukkig dieptepunt gedaald. Voor de D66-fractie toont dit het belang aan van deze antipiraterijmissies. Het gaat om de bescherming van de internationale rechtsorde, maar het gaat ook om de bescherming van een zeer belangrijke handelsroute, met name voor de haven van Rotterdam. Het gaat ook om de bescherming van noodhulp die via het World Food Programme naar Somalië gaat. Ook betreft het de bescherming van transportkonvooien van de zo belangrijke stabilisatiemacht AMISOM in Somalië.
Ik heb wel enkele vragen naar aanleiding van deze evaluatie. Een aantal daarvan heeft mijn collega al gesteld. Ik zal ze niet herhalen. Ik wil het nog wel even over het draagvlak hebben. Al in 2012 constateerde het Ministerie van Defensie dat er een gebrek aan materieel was. Er waren te weinig bevoorradingsschepen, te weinig schepen met uitgebreide medische capaciteit en te weinig vliegend materieel. Daarover heb ik twee vragen. Welke consequenties heeft het gebrek aan materieel nu precies gehad voor de uitvoering van de operatie? Ik zie het ook als een uitholling van het draagvlak voor deze operatie. Als er te weinig materieel is, wordt er bij onze partners kennelijk te weinig urgentie gevoeld om aan de vraag te voldoen. Hoe ziet de Minister het ontwikkelen van draagvlak voor deze antipiraterijmissie, zeker nu de aanvallen langzaamaan teruglopen en de urgentie misschien minder gevoeld wordt?
Ik sprak al over de daling van het aantal aanvallen door piraten. In de evaluatie lees ik ook dat het niet lukt om de bron van de piraterij aan te pakken. Ik lees ook dat er nog steeds een onderliggende businesscase is en dat piraten zich weliswaar aanpassen aan de manier waarop tijdens deze missies wordt geopereerd, maar dat zij hun werkzaamheden voorlopig niet stoppen. D66 heeft altijd gezegd: hard tegen de piraterij, maar ook hard tegen de oorzaken van piraterij. Ik ben het met het ministerie eens dat dit een langdurig proces is. Ook ik vraag naar het toekomstperspectief. In antwoord op feitelijke vragen concludeert de Minister dat de onderliggende oorzaken van de piraterij nog steeds aanwezig zijn en dat de geboekte vooruitgang omkeerbaar is. Gelet op de nog steeds instabiele situatie in Somalië en de wijze waarop deze zich de afgelopen twintig jaar heeft ontwikkeld, is mijn vraag of de oorzaken van de piraterij ook de komende tien à twintig jaar nog aanwezig zullen zijn. Wat betekent dit voor het perspectief van deze missie? Betekent dit dat wij de komende twintig jaar een antipiraterijmissie voor de kust van Somalië zullen hebben, of wordt er nadrukkelijk gezocht naar een andere manier om met de symptomen van deze piraterij om te gaan, waarbij ik ook denk aan intensivering van de aanpak van de oorzaak van die piraterij? Die oorzaken liggen gedeeltelijk in de schrijnende armoede in het land zelf.
Mijn laatste vraag betreft de rules of engagement (ROE). Deze zijn aangepast. Zou de Minister kunnen toelichten waarom deze zijn aangepast en op welke wijze dit samenhangt met de veranderende werkwijze van de piraten?
De heer De Roon (PVV): Voorzitter. Later vandaag, in het volgende algemeen overleg, kom ik te spreken over de verlenging van de antipiraterijmissies. Ik zal mij nu alleen richten op de eindevaluatie betreffende de Nederlandse inzet tot eind 2012. Om te beginnen wil ik de Nederlandse militairen bedanken voor hun inspanningen om de scheepvaartroutes voor de kust van Oost-Afrika te beveiligen en daarmee de Nederlandse handelsbelangen te beschermen. In het buitenlandbeleid van de PVV spelen de Nederlandse handelsbelangen een cruciale rol. Deze zijn door de Nederlandse militaire inzet met verve beschermd, waarvoor dank namens mijn fractie.
Het is goed om te constateren dat Nederland een belangrijke bijdrage heeft geleverd om te voorkomen dat piraten met succes het ruime sop konden kiezen om internationale handelsstromen te frustreren met hun gewelddadige acties. De Nederlandse inzet van specifieke capaciteiten, zoals onze onderzeeboten en onbemande vliegtuigjes hebben daarbij geholpen, zo staat in de eindevaluatie. Onze fractie is benieuwd naar de kosten die zijn gemoeid met de inzet van de onderzeeboten voor de operation Ocean Shield. Welk deel van de 21 miljoen euro voor Ocean Shield is nu opgegaan aan het gebruik van de onderzeeboten?
Om nut en noodzaak van de inzet van onderzeeboten bij piraterijbestrijding helder te krijgen, niet alleen tijdens afgelopen missies, maar ook voor toekomstig NAVO-optreden tegen piraten, wil onze fractie weten in welke mate de inlichtingen van de onderzeeboten van nut zijn geweest voor de NAVO-missie in haar geheel en de Nederlandse bijdrage daaraan in het bijzonder. In hoeverre zijn door de onderzeeboten vergaarde inlichtingen, vaak dicht bij de kustlijn ingewonnen, gedeeld met de EU-missie Atalanta? Graag krijg ik daarop een reactie.
De PVV is van mening dat onze militairen, waar zij ook naartoe worden gezonden, moeten beschikken over materiaal dat in alle opzichten en in alle omstandigheden optimaal functioneert. Helaas kunnen wij uit de eindevaluatie opmaken dat aan die voorwaarde bij de antipiraterijmissies niet altijd is voldaan. Op pagina 12 van het rapport wordt zelfs gesproken over een toename van het aantal technische storingen. Die hebben weliswaar voor de uitvoering van de missie geen belemmering opgeleverd, maar het is ons niet duidelijk of dit nu geluk of wijsheid was. Misschien kan de Minister daarover iets meer duidelijkheid verschaffen.
Inmiddels lijkt het erop dat alle missies die onze krijgsmacht uitvoert, vroeg of laat lijden onder problemen met het materieel. Daarom wil ik dat de Minister de Kamer uitlegt hoe zij van plan is om ervoor te zorgen dat de koeling van scheepssystemen – dat was blijkbaar ook een probleem – is opgelost dan wel zal worden opgelost. Hoe kan zij ervoor zorgen dat het aantal technische storingen afneemt in plaats van toeneemt? Graag krijg ik een reactie van de Minister hierop.
Dan kom ik nu te spreken over de operatiespecifieke doelstellingen als gesteld in de artikel 100-brief van 1 juni 2011. De doelstelling waaraan onze fractie belang hecht, namelijk het bestrijden van piraterij en het beschermen van koopvaardijschepen, is met succes gehaald. De eindevaluatie maakt duidelijk dat het aantal kapingen en pogingen daartoe spectaculair is gedaald vanaf 2011 en dat de Nederlandse handelsbelangen aanzienlijk minder last hebben van de piraten. Dat zijn resultaten die mijn fractie tevreden stemmen. Wel is het opmerkelijk dat er, ondanks het verruimde mandaat van de missie Atalanta, maar één keer een aanval is uitgevoerd op een logistieke opslagplaats van de piraten op de Somalische kust. Ik nodig de Minister uit om toe te lichten waarom slechts eenmaal van die mogelijkheid gebruik is gemaakt. Of was het daarna niet meer nodig? Dat kan natuurlijk ook.
Aan de tweede doelstelling van de antipiraterijmissies, namelijk het beschermen van transporten over zee naar Somalië van het World Food Programme en de missie van AMISOM, heeft Nederland eveneens een belangrijke bijdrage geleverd. Wij vragen ons wel af of de middelen die zijn ingezet bij het beschermen van deze transporten misschien efficiënter hadden kunnen worden ingezet. Er is immers nog vrij lang doorgegaan met het escorteren van konvooien, terwijl elders al was gebleken dat beveiliging door Vessel Protection Detachments (VPD's) aan boord van schepen afdoende was. Waarom was het nodig om in 2012 nog door te gaan met die dure escortoperaties, terwijl beveiliging aan boord van schepen elders afdoende bleek te zijn?
De resultaten van de antipiraterijmissies worden afgemeten aan het effect op en de handhaving van de internationale rechtsorde. Ik moet zeggen dat de resultaten daarvan voor de PVV niet voldoende duidelijk zijn. Er zijn in 2012 34 verdachten door Nederlandse marineschepen overgedragen, maar cijfers over de daadwerkelijke vervolging en berechting van die piraten ontbreken. Hoe zijn die zaken afgelopen? Zitten die piraten inderdaad vast en voor hoe lang? Wij zouden daar graag inzicht in – en een overzicht van – willen hebben.
Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Voorzitter. Vandaag hebben wij twee debatten over de antipiraterijmissies Atalanta en Ocean Shield. In dit debat gaan wij met name terugkijken, aan de hand van de evaluatie van beide missies. In het volgende debat zullen wij vooral onze toekomstige inzet voor beide missies bespreken. Aan beide missies levert de Nederlandse krijgsmacht al jarenlang een onmiskenbare en zeer succesvolle bijdrage. Wij zijn zeer trots op de inzet van onze militairen, op hun bijdrage en op de bereikte resultaten. Daarom spreek ik ook namens mijn fractie mijn grote waardering uit voor al onze mannen en vrouwen.
De PvdA-fractie heeft altijd haar actieve steun voor de antipiraterijmissies uitgesproken. Niet alleen omdat wij daarmee onze internationale solidariteit tonen, maar ook omdat piraterij een grote bedreiging vormt, zowel voor de Nederlandse als de internationale handel en scheepvaart en de humanitaire hulp. Dat het aantal kapingen door piraten bij de Hoorn van Afrika in 2013 tot nul is teruggebracht, toont wat ons betreft aan dat deze missies zeer effectief zijn. De echt duurzame langetermijnoplossingen moeten er nog komen door een geïntegreerde aanpak. Daarbij moeten niet alleen symptomen op zee worden bestreden. Er zijn ook investeringen nodig op het land, waarmee gewerkt wordt aan het aanpakken van de oorzaken van de piraterij. Hierin ligt natuurlijk op de eerste plaats een rol weggelegd voor Somalië zelf. De Nederlandse bijdrage aan stabiliteit in Somalië en de omliggende regio kan daarom op volledige steun van de fractie van de Partij van de Arbeid rekenen. De ontwikkeling in Somalië, met een nieuwe regering en een nieuwe Minister-President, is hoopgevend, maar er is nog altijd sprake van een fragiele situatie. Kan de Minister ingaan op de laatste stand van zaken in Somalië? Hoe ziet de Minister de toekomst van dat land? Kan zij aangeven wanneer zij verwacht dat het land in staat zal zijn om zelfstandig aan een duurzame oplossing van het probleem van de piraterij te werken? Door de collega's zijn ook op dat punt vragen gesteld.
De Partij van de Arbeid kijkt ook vooruit. Sinds het begin van de antipiraterijmissies Atalanta en Ocean Shield, nu zo'n zes jaar geleden, komt de Kamer regelmatig bij elkaar om de voortgang van beide missies te bespreken. De uitermate succesvolle Nederlandse bijdrage daaraan bespreken wij ook regelmatig. We ontvangen jaarlijks een evaluatie van de inzet over het afgelopen jaar. De PvdA-fractie vraagt zich wel af hoe lang wij elk jaar opnieuw deze succesvolle missies evalueren, terwijl wij met zijn allen blijven concluderen dat structurele oplossingen om een langetermijninzet en om investeringen vragen. Daarom willen we graag een bredere discussie voeren over de structurele kant van de bestrijding van de piraterij in de Hoorn van Afrika, met de geboekte resultaten en de huidige situatie in het achterhoofd. Hoe gaat het op de langere termijn verder met deze missies? Is de Minister bereid om de Kamer een brief te sturen met een bredere evaluatie van de inzet en een vooruitblik op de structurele inzet op de lange termijn?
De Partij van de Arbeid kijkt ook verder. Piraterij beperkt zich niet tot de Hoorn van Afrika. De problemen voor de West-Afrikaanse kust nemen de laatste jaren sterk toe. Volgens de Internationale Kamer van Koophandel vonden er in 2013 meer dan 40 aanvallen plaats, wat leidde tot zeven gekaapte schepen en 132 gegijzelde bemanningsleden, hoofdzakelijk voor de kust van Nigeria. De kapingen in dit deel van Afrika worden gekenmerkt door het aanzienlijk gewelddadige karakter. De Partij van de Arbeid heeft hier vorig jaar aandacht voor gevraagd en vragen over gesteld. De Minister gaf in haar antwoord aan, in overleg te zullen treden met de koopvaardijsector, om te onderzoeken of aanvullende maatregelen genomen moeten worden buiten de territoriale wateren van de West-Afrikaanse staten. Hoe staat het hiermee en welke maatregelen zijn volgens de Minister mogelijk?
Volgens de Minister is ook de EU met deze problematiek bezig. Afgelopen jaar zou de maritieme strategie voor de regio worden gelanceerd. Wat is de stand van zaken hiervan en hoe beoordeelt de Minister deze ontwikkeling? Wat is de mogelijke bijdrage van Nederland hieraan? Naast de EU-operatie Atalanta en de NAVO-operatie Ocean Shield leveren diverse landen in coalitieverband een bijdrage aan de antipiraterij. Landen als China, India, Japan en Rusland opereren zelfstandig in het gebied. Wij zijn natuurlijk blij met de brede internationale steun voor de bestrijding van piraterij, maar kunnen ons voorstellen dat het een behoorlijke coördinatie vraagt om alles in goede banen te leiden. Kan de Minister toelichten hoe het met de onderlinge afstemming van en samenwerking binnen al deze operaties gaat?
Tot slot wil ik het hebben over de schaarse capaciteit. De schaarse capaciteit aan patrouillevliegtuigen en bevoorradingsschepen en het beperkte aantal schepen met uitgebreide medische faciliteiten, in beide missies, blijven zorgelijk. Uiteraard zijn wij trots op de door Nederland geleverde bruikbare niche-capaciteiten als onbemande vliegtuigen en onderzeeboten, maar daarmee is het andere probleem niet opgelost. Heeft deze schaarste tot problemen en beperkingen in de missies geleid? Welke operationele gevolgen heeft dit eventueel gehad en hoe wordt dit voor de toekomst ondervangen?
De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. Wij spreken over de evaluatie van de piraterijbestrijding. Daaruit blijkt dat deze succesvol is. In 2013 zijn er zelfs geen succesvolle kapingen geweest. Dat is goed nieuws. De vraag is wel hoe de Minister het succes van de piraterijbestrijding verklaart. Ik heb dat maandag ook gevraagd bij de briefing. Toen werd geantwoord dat dit kwam door een combinatie van factoren. Ik zou de Minister willen vragen om daar ook op in te gaan. Is dit nu echt te danken aan de inzet van Defensie, of heeft het ook te maken met de inzet van particuliere bedrijven die zich met bescherming bezighouden? Heeft de Minister daar cijfers over? Hoe zit het met de vraag van reders naar bescherming? Kan Defensie daaraan voldoen, of is er veel extra inzet nodig? Als de missie zo succesvol is, komt automatisch de vraag op of er ook aan afbouw van de missie wordt gedacht. Of gaat de missie oneindig door? Dat is een retorische vraag, maar graag krijg ik een reactie van de Minister daarop. Hoe kijkt zij daartegenaan? Hoe kijkt de Minister aan tegen een mogelijke verplaatsing van piraterij naar West-Afrika?
De grondoorzaken van de piraterij zijn nog niet weggenomen, zoals in de eindevaluatie wordt opgemerkt. Er staat letterlijk: het aantal kapingen neemt weliswaar af, maar de grondoorzaken van piraterij zijn nog niet weggenomen. Armoede en afwezigheid van staatsgezag, waardoor criminele groeperingen, zoals piraten, de vrije hand hebben, blijven aanwezig. De schrijvers van het rapport hebben het vervolgens over het voeren van gesprekken met vertegenwoordigers van de bevolking. Zet dat werkelijk zoden aan de dijk als er niet een politiek proces in Somalië op gang wordt gebracht waarbij mensen een fatsoenlijk bestaan kunnen opbouwen? De vraag is: hoe staat het met zo'n proces?
Het VN-rapport van de Monitoring Group on Somalia and Eritrea aan de VN-Veiligheidsraad van juli 2013 doet heel anders denken. In dat dikke rapport wordt gedetailleerd verslag gedaan van de voortgaande sterke invloed van Al-Shabaab in het zuiden en in het centrum van Somalië. Er is sprake van corruptie in de regering, van obstakels voor de hulpverlening, van aanvallen op burgers en van schendingen van de sanctiewetgeving. In het rapport wordt de toestand in het voorjaar van 2013 beschreven. Het beeld is dat van een uit elkaar vallende staat. Kan de Minister zeggen op welke punten de situatie sindsdien is verbeterd? Je zou denken dat dit in ieder geval niet geldt voor de hulpverlening, als je leest dat Artsen zonder Grenzen zich in augustus heeft teruggetrokken omdat de veiligheid van de medewerkers niet meer kon worden gegarandeerd.
In het VN-rapport wordt overigens ook gesproken over twee Nederlandse militaire vluchten in 2012. De VN vraagt opheldering aan Nederland, maar die is tot nu toe niet gegeven. Kan de Minister ons toelichten waar die twee militaire vluchten in 2012 voor dienden? Hadden die vluchten te maken met vluchtelingen of met andere, militaire, zaken?
Het flankerende politieke beleid van Nederland is gebaseerd op diverse soorten hulpprogramma's, maar ook op deelname aan de EU-trainingsmissie, waarmee een Somalisch regeringsleger wordt opgezet. Dit handhaaft met moeite de controle over een klein deel van het land. Kan de Minister bevestigen dat dit in feite slechts verwijst naar een deel van Mogadishu en dat zij, zelfs bij deze beperkte controle, afhankelijk is van de militaire steun van AMISOM en grootschalige financiële hulp van buiten? Ontstaat bij de Somalische bevolking niet de indruk dat de Somalische regering in feite alleen overeind wordt gehouden door buitenlandse steun?
De Minister antwoordt op een vraag dat er geen termijn is gesteld waarbinnen Somalië zelfstandig de piraterij kan bestrijden. In dat geval lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat dit ook geldt voor herstel van het gezag in het land. Kan de «new deal» voor «fragile states» deze ook door ons gewenste situatie bewerkstelligen? Zijn er, gezien alle problemen, de afgelopen jaren pogingen gedaan om te onderhandelen met alle partijen, inclusies Al-Shabaab? De Minister schrijft over de noodzaak van een proces van nationale verzoening. Is het niet zo dat dit, gezien de voortgezette zwakte van de Somalische regering, alleen via onderhandelingen bewerkstelligd kan worden? Graag krijg ik een toelichting op de diplomatieke kant van de alom geroemde geïntegreerde benadering.
Er is succes op zee; nu op naar succes op land.
De vergadering wordt van 9.55 uur tot 10.05 uur geschorst.
Minister Hennis-Plasschaert: Voorzitter. Ik dank de leden voor de gestelde vragen. Dank ook voor de vriendelijke woorden over de mannen en vrouwen die het werk voor ons met groot succes uitvoeren. De neerwaartse trend in het aantal aanvallen op koopvaardijschepen zet zich voort en dat is goed nieuws. Niet alleen wij, maar ook heel veel andere landen zijn sterk afhankelijk van veilige vaarroutes op zee. Wij leveren een belangrijke bijdrage en ik denk dat het goed is om steeds weer stil te staan bij de evaluaties. Dan kunnen wij ook kijken naar de «lessons learned».
Ik merk op dat er een aantal vragen zijn gesteld die meer thuishoren in het volgende blokje, dus daar wil ik naar verwijzen, mede omdat dan ook mijn collega van Buitenlandse Zaken aanwezig is. Ik vind het helemaal niet erg om met drie petten op te praten, maar ik maak wel duidelijk dat wij nu vooral kijken naar de «lessons learned». Als de Kamer mij die ruimte geeft, kunnen wij op een aantal vragen terugkomen in het volgende blok.
We zetten onze inzet voort omdat er sprake is van een omkeerbare trend. De oorzaken van piraterij in Somalië zijn nog steeds aanwezig en internationale maritieme aanwezigheid in het gebied blijft dan ook noodzakelijk. Het businessmodel staat onder druk, maar de oorzaken voor het businessmodel zijn nog niet volledig weggenomen. Het is van belang dat wij niet alleen de piraterij op zee bestrijden, maar ook dat wij de voedingsbodem voor piraterij en terrorisme aanpakken op land, waarbij er natuurlijk sprake moet zijn van een geïntegreerde benadering. De evaluatie gaat daar nader op in.
De Nederlandse bijdrage aan de structurele oplossing van het piraterijvraagstuk, met name de beantwoording van de vragen van mevrouw Günal-Gezer over de toekomst, laat ik graag voor het volgende blok. Het is wel duidelijk dat een geïntegreerde benadering, een combinatie van diplomatie, defensie en ontwikkelingssamenwerking, essentieel is en zal blijven voor een structurele oplossing van het piraterijprobleem in deze regio.
Ik zal mij nu even concentreren op een aantal «lessons learned» uit de evaluatie. Wat hebben wij geleerd en hoe hebben wij dat in 2013 in de praktijk kunnen brengen? Wat ging er goed, wat kon beter en vooral: wat hebben we naar aanleiding van deze evaluatie veranderd? Het is ook interessant om te kijken naar het operatiepatroon. De heer Sjoerdsma sprak terecht over de rules of engagement. Tijdens de evaluatieperiode is het operatiepatroon van de piraten veranderd. Het optreden wordt kleinschaliger en daardoor is het lastiger om de piraten op te sporen. We hebben hierop gereageerd door onze werkwijze aan te passen. De rules of engagement zijn in eerste instantie aangepast omdat een aantal definities verduidelijkt moest worden. Dat kwam de helderheid ten goede. Inhoudelijk kan ik niet veel zeggen over de rules of engagement. Dat heeft met de veiligheid te maken. Het dichter bij de kust optreden, bijvoorbeeld, is meegenomen in het aanpassen van de rules of engagement. De nadruk is verlegd van het enkel bestrijden van piraterij op zee naar het terugdringen van het aantal op zee opererende piraten. Verder wordt er meer aandacht besteed aan het opbouwen van een goede relatie met de lokale bevolking, door patrouilles dicht bij de kust. Ook gebeurt dat door gesprekken met vertegenwoordigers van de Somalische bevolking aan boord van marinevaartuigen. Dit is echt nuttig; hiermee kon waardevolle informatie worden verzameld. Bovendien was het contact waardevol omdat we daarmee wederzijds begrip hebben kunnen creëren. Ook hebben de operaties waardevolle bijdragen geleverd aan de opbouw van regionale capaciteiten voor de bestrijding van piraterij. Tijdens havenbezoeken aan Djibouti, de Seychellen en Tanzania hebben Nederlandse marineschepen trainingen voor lokale eenheden van marine en kustwacht verzorgd.
Een aantal leden heeft gesproken over de schaarse capaciteiten. Dit werd in verband gebracht met het draagvlak. Er is in de internationale gemeenschap een enorm groot draagvlak voor de missies. Dat moet natuurlijk ook vertaald worden in de bijdrage die de verschillende landen daadwerkelijk leveren en daarom is het goed om te bezien of de verschillende landen daadwerkelijk gaan leveren. Wij hebben er weinig aan als ze alleen met de mond van alles en nog wat belijden. De schaarse capaciteiten zijn goed opgevangen, simpelweg door nauw samen te werken. De force commander heeft daarin een belangrijke rol te spelen. Door goed met de andere marines samen te werken in het kader van de diverse operaties in het gebied, zijn die knelpunten aangepakt, opgelost en ingevuld en hebben deze geen operationele gevolgen gehad.
Als ik de «lessons learned» samenvat: de missies zijn een succes. Flexibiliteit is van belang. wij moeten goed bezien welke patronen veranderen en hoe wij daarop kunnen inspelen. Zo nodig moeten wij de rules of engagement daarop aanpassen. Atalanta en Ocean Shield staan natuurlijk vooral in het kader van de internationale militaire samenwerking en de bijdrage van Defensie, maar door het succes van de operaties op zee wordt onmiskenbaar de aanpak van oorzaken op land steeds belangrijker. Ik denk dat het goed is dat wij daarover in het volgende blok verder met elkaar spreken.
Dan kom ik nu toe aan de beantwoording van de vragen die zijn gesteld. Gaan deze missies door tot in de eeuwigheid? Zo'n beetje alle woordvoerders vroegen daarnaar. Het antwoord is: nee, want dat kan nooit de bedoeling zijn. Uiteindelijk is de inzet dat iedereen daar op eigen benen kan staan en dat wij beschikken over veilige routes, zonder dat de hele internationale gemeenschap daar met een fregat of anderszins aanwezig moet zijn. Het beëindigen van de missies op zee is nu niet aan de orde en ik ga er ook niet over speculeren of dit volgend jaar of misschien over twee jaar aan de orde zal zijn. Zowel in EU-verband als in NAVO-verband wordt natuurlijk wel steeds nagedacht over wijziging van het mandaat van de huidige missies. Daarover zullen wij ook weer met de Kamer contact hebben. Wij hebben afgesproken om in 2014 met elkaar aan tafel te zitten om te bezien of de situatie het toelaat om een andere strategie te volgen. Als dat het geval is, komen wij vanzelfsprekend bij de Kamer terug. Daarover laat ik geen misverstand bestaan, maar het is simpelweg te vroeg om daarop nu al vooruit te lopen. Als de Kamer mij vraagt of het de bedoeling is dat wij daar eindeloos blijven, is het antwoord: nee. Maar, zoals geschetst, wij hebben nog steeds te maken met een omkeerbaar proces. De focus zal vanzelfsprekend steeds meer bij de situatie op het land komen te liggen. Ik kan echter nog niet voorspellen wanneer en in welke mate wij de internationale aanwezigheid op zee drastisch kunnen terugdringen.
Wanneer kan Somalië zelf zorgen voor een duurzame oplossing van piraterij? Wij komen daar zo meteen ook over te spreken, maar ook hiervoor geldt dat het nog veel te vroeg is om er iets zinnigs over te kunnen zeggen. Dat zou echt neerkomen op speculatie.
De heer Vuijk en anderen merkten op dat ook andere dan EU- en NAVO-landen betrokken zijn bij de piraterijmissie op zee. Dat klopt. In het bijzonder werd verwezen naar China en Japan en eventuele spanningen tussen deze landen. Opvallend genoeg, maar ook geruststellend genoeg, zijn die spanningen niet terug te voelen in de samenwerking in de regio waarover wij het hebben. De samenwerking is goed en het uitwisselen van gegevens loopt goed. Er is een breed gedeeld besef van een gezamenlijke taakuitvoering. Ik heb geen enkel signaal vernomen dat de spanningen tussen China en Japan invloed hebben gehad op ons gezamenlijke optreden in de regio.
De heer Vuijk vroeg ook waarom de kosten lager uitvielen. Er is simpelweg sprake geweest van een operationele afweging. Er was geen sprake van beperkte inzetbaarheid. Het kwam ook niet doordat wij niet voldoende in staat waren om havenbezoeken af te leggen. Een en ander heeft geen operationele consequenties gehad, maar uiteindelijk is het goed dat we nu eens een budget hebben waarbij geen overschrijdingen plaatsvinden, en dat we ruim en conservatief begroot hebben. Ik denk dat dit ook de leidraad moet zijn voor de toekomst. Piraterij in West-Afrika is een onderwerp dat ook wordt geadresseerd vanuit EU-kader. De Europese Unie is nog bezig met het opstellen van een strategie voor de Golf van Guinee. Die is nog niet voltooid, maar verkeert wel in de afrondende fase. Zodra die strategie is voltooid, zal ik de Kamer daarover tezamen met de collega's van Buitenlandse Zaken informeren. Ik heb evenals mijn collega's eerder gezegd dat de primaire verantwoordelijkheid bij de regio zelf ligt. Dat is ook wat je wilt uitstralen, omdat een regionale politieke wil essentieel is voor een effectieve aanpak van het probleem. De eigen verantwoordelijkheid – volgens mij hebben we dat eerder met elkaar besproken – wordt wel degelijk onderkend door de regio, maar duidelijk is inmiddels ook dat ze daar de capaciteit missen voor een effectieve aanpak. De EU-strategie koerst nu dan ook vooral op institutionele ondersteuning en capaciteitsondersteuning. Ik hoop de Kamer daar spoedig over te informeren, maar het wachten is nog even op het definitief afronden van de EU-strategie voor de Golf van Guinee. Nederland levert overigens wel samen met de VS, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Noorwegen een financiële bijdrage aan het Maritime Trade Information Sharing Centre (MTISC) in Accra, een monitoringcentrum voor verdachte scheepsbewegingen in de Golf van Guinee. We zijn daar nauw bij betrokken, uiteraard ook omdat dit in ons belang is.
Er is veel bekend over de piraterij in West-Afrika. Ik hoef dat hier niet op te sommen, want ook u leest de kranten. Er werden in 2013 54 piraterij-incidenten in de Golf van Guinee gemeld bij het International Maritime Bureau (IMB). Het IMB merkt daarbij echter gelijk op dat volgens een schatting slechts een derde van de incidenten wordt gemeld. We hebben daar zo langzamerhand dus echt wel te maken met een fors probleem. We hebben ook eerder met elkaar besproken dat het grootste gedeelte van de incidenten plaatsvindt binnen de territoriale wateren van Nigeria. Er is sprake van een enorme betrokkenheid van Nigerianen en die wordt gekenmerkt door buitensporig gebruik van geweld tegen scheepsbemanningen. De corruptie en de hieruit voortvloeiende conflicterende belangen verhinderen een gezamenlijke aanpak van dit probleem. Ik hoop de Kamer binnenkort meer informatie te doen toekomen naar aanleiding van de EU-strategie, maar op dit moment moet ik het hierbij laten.
Gaan we door met evalueren? Ja, graag wel. Dat doen we ook aan de hand van het toetsingskader.
De voorzitter: Er is een vraag voor u van mevrouw Günal.
Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Ik heb inderdaad wat aanvullende vragen aan de Minister over de problematiek van West-Afrika. Op de eerste plaats dank voor de toezegging om de EU-strategie, zodra die klaar is, naar de Kamer te sturen. De Minister gaf aan dat binnenkort te verwachten. Kan zij zeggen wanneer dat zal zijn?
Minister Hennis-Plasschaert: Ik heb geen glazen bol en weet niet wanneer de Europese Unie in staat zal zijn om de strategie definitief af te ronden en er door de verantwoordelijke Ministers een klap op te laten geven.
Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): U geeft aan dat er wel overleg is met de landen in de regio, dat die dus bereid zijn om te overleggen, maar dat ze te maken hebben met capaciteitstekorten om de problemen het hoofd te bieden. Hebben de landen uit de regio een concreet en gericht verzoek gedaan aan de partners om ze daarbij te helpen en te ondersteunen?
Minister Hennis-Plasschaert: Dat maakt allemaal deel uit van de EU-strategie, waarover ik de Kamer hopelijk binnenkort meer informatie zal doen toekomen.
Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Mijn laatste aanvullende vraag: de Minister had toegezegd om in contact te treden met de koopvaardijsector, dus alle betrokken groeperingen, om over de problematiek van West-Afrika te praten. Kan zij daar al iets over melden?
Minister Hennis-Plasschaert: Nee. Het lijkt mij goed om dat te betrekken bij het algemeen overleg dat volgende week gepland staat over de Vessel Protection Detachments (VPD's).
Voorzitter. Mevrouw Günel-Gezer vroeg of we doorgaan met evalueren. Ja. Volgens mij is mevrouw Günel-Gezer daar ook een groot voorstander van, want als ik niet rapporteer, heb ik onmiddellijk mevrouw Günel-Gezer aan de lijn en dat is ook zeer terecht. Wij evalueren aan de hand van het toetsingskader en we zijn ook bezig met een beleidsdoorlichting in samenwerking met Financiën. Die heeft betrekking op de jaren 2006 tot 2012. Die beleidsdoorlichting wordt uitgevoerd met gebruikmaking van evaluaties zoals deze en er vindt ook weer interdepartementale afstemming plaats. We handelen bij de evaluaties conform het toetsingskader.
Mevrouw Günel-Gezer vraagt eigenlijk – en ik begrijp dat goed – hoeveel jaren we nog blijven concluderen dat de aanpak op land prioriteit krijgt. Ik vrees dat ik die conclusie voorlopig niet kan wegnemen. Collega Ploumen zal in het hierop volgende algemeen overleg over de toekomst van de operaties ingaan op de aanpak voor de komende jaren op het gebied van de geïntegreerde benadering. Soms vragen evaluaties en conclusies echter om wat uithoudingsvermogen en geduld. Het empowerment van Somalië, zodat het land ook in deze problematiek volledig op eigen benen kan staan, was een hardnekkig probleem en blijft dat voorlopig ook. Ik heb al gesproken over de schaarse capaciteiten. Het is een dynamisch proces en ik herhaal dat de schaarste door een goede samenwerking tussen de operaties en de marines in het gebied geen operationele consequenties heeft. Dankzij die samenwerking hebben we in de knelpunten kunnen voorzien.
De heer De Roon vroeg welk deel van de 21 miljoen specifiek gelabeld kan worden voor de inzet van onderzeeboten. Ik moet het antwoord daarop schuldig blijven, maar kom daar graag op terug. Ik moet het gewoon nagaan. We hebben die informatie hier niet paraat. Duidelijk is wel wat de onderzeeboot daar gedaan heeft, namelijk inlichtingen inwinnen voor Ocean Shield. Indien nodig is die informatie gedeeld met onze partners. Die bijdrage was voornamelijk gericht op het verkennen van de kuststrook nabij piratenkampen.
De heer Sjoerdsma (D66): Ik heb nog een vraag op het vorige punt, namelijk het materiaal en de creatieve manier waarop er is omgesprongen met het gebrek aan materiaal, waardoor eigenlijk geen consequentie merkbaar was van het gebrek aan materiaal. Dat is natuurlijk mooi. We willen immers dat de missies zo effectief mogelijk zijn. Het roept bij mij echter ook een vraag op. Is het benodigde materiaal te ruim gebudgetteerd en had het dus eigenlijk ook met minder gekund? Of waren er wel degelijk consequenties voor de operationaliteit? Als men immers alles wat men wilde doen, ook gewoon kon doen met minder materiaal, dan trek je daar voor de toekomst de les uit dat minder materiaal nodig is. Leidt dat dan niet tot afkalving van het draagvlak voor dergelijke missies?
Minister Hennis-Plasschaert: Als je samenwerkt met andere marines en operaties, kun je bepaalde capaciteiten met elkaar delen. Dat is het mooie van internationale samenwerking. Volgens mij zijn de heer Sjoerdsma en ik het daarover helemaal met elkaar eens. We zijn binnen het geraamde budget gebleven – dat heb ik net aangegeven – omdat we gewoon minder vlieguren hebben gemaakt dan voorzien en minder havenbezoeken hebben afgelegd dan voorzien. De knelpunten gelden niet alleen voor Nederland, maar voor de hele operatie als zodanig. Het is de de force commander die daarin moet voorzien. Het is een illusie om te denken dat Nederland als land voor al die tekorten zelf een oplossing kan leveren. Ik denk dat ik de vraag niet helemaal helder heb.
De heer Sjoerdsma (D66): Ik zou zeker niet van Nederland verwachten dat het al die gaten en tekorten zelfstandig opvult. We hadden het eerder over die tekorten. Medische faciliteiten, patrouillevliegtuigen. Wat bij mij een vraag oproept, is het volgende. Je hebt een doelstelling met een missie, namelijk piraterijbestrijding. Daarvoor heb je een x-aantal patrouillevliegtuigen nodig, bepaalde medische faciliteiten, bepaalde schepen. Die zijn er niet allemaal, en toch zegt de Minister nu dat het eigenlijk hartstikke goed ging. Het ging eigenlijk perfect. Bij mij roept dat de vraag op of een van de geleerde lessen niet is dat we dat materiaal eigenlijk niet nodig hadden. Of heeft het toch gekneld en heeft men van alles moeten doen om die missie toch mogelijk te maken en zou men zoiets nooit meer met zo weinig materiaal willen doen? Volgens mij moet het één van die twee zijn.
Minister Hennis-Plasschaert: Ik snap wat u zegt. Dat heeft ook weer te maken met de «force generation» en wat de landen aanbieden. De force generation is mijns inziens niet te ruim ingeschat. Er is dus niet overvraagd, maar landen hebben wel onderboden. Dat betekent dat je met knelpunten wordt geconfronteerd. Ik zeg niet dat alles perfect is gegaan, ik zeg alleen dat het geen operationele consequenties heeft gehad. Als landen alles hadden geboden waar om was gevraagd, dan was er nog meer soepelheid en flexibiliteit in de operatie geweest. Daarin speelt de force commander weer een heel belangrijke rol. De heer Sjoerdsma heeft gelijk als hij zegt dat je, als er om iets wordt gevraagd, zou mogen verwachten dat er volledig wordt geboden, gezien het internationale draagvlak dat er is voor dit soort missies. Inmiddels weet ik dat er bij iedere force generation altijd wordt onderboden, terwijl er op bepaalde capaciteiten wordt overboden.
Dat is precies de opdracht waar de internationale gemeenschap meer in het algemeen voor staat: er moet bij de «capabilities span» en bij de input voor specifieke missies meer over de grenzen heen worden gekeken. Landen moeten daarin meer gezamenlijk optrekken om ervoor te zorgen dat de gaten of de knelpunten, die ook hierin wel degelijk zijn geconstateerd, op voorhand zijn gevuld en dat de force commander zich dus niet in allerlei bochten hoeft te wringen om knelpunten op te lossen. Operationele consequenties heeft het niet gehad, maar het heeft wel invloed gehad op de flexibiliteit en de souplesse in de missie, bijvoorbeeld wat de operationele dekking betreft.
De heer De Roon vroeg naar de koelingssystemen. Daar deden zich inderdaad problemen mee voor aan boord van de M-fregatten. Die koelingssystemen zijn inmiddels gemodificeerd. Er is een grotere koelingscapaciteit geplaatst en daarmee is voorzien in een structurele oplossing. Als het goed is, worden we niet opnieuw geconfronteerd met koelingsproblemen door de eerder geconstateerde hoge watertemperaturen. We hebben wel specifieke problemen geconstateerd, bijvoorbeeld de hoge watertemperaturen in de koelingssystemen, maar er is niet geconstateerd dat dit zou leiden tot een snellere slijtage van het materieel. Alle exploitatiekosten zijn afdoende om dit te dekken. Als dat niet zo is, dan ben ik de eerste om dat aan de Kamer te melden.
De heer De Roon vroeg zeer terecht naar aanvallen met effecten op het land. Zo'n aanval is tot nu toe één keer uitgevoerd. De heer De Roon zei er zelf al direct bij dat het misschien ook niet vaker nodig was. Daarop is het antwoord bevestigend. Het was niet meer nodig, omdat de logistieke opslagplaatsen van piraten zijn verplaatst. Daarom is de voorziene mogelijkheid om op te treden met effecten op het land niet vaker benut. Daarmee zeg ik niet dat het in de toekomst nooit meer zal voorkomen.
Dan kom ik op de dure escortes voor de transporten van het World Food Programme (WFP). Waarom is er toen niet gelijk geschakeld naar VPD's, terwijl wij al wisten dat dit heel erg goed werkt? Dat is toentertijd een operationele afweging geweest. Dat kan ik niet helemaal beïnvloeden, maar duidelijk is – dat ben ik met de heer De Roon eens – dat als je een VPD inzet, de vrijvallende capaciteit van een dure escorte op een andere wijze kunt benutten. De operationele afweging kwam toentertijd op iets anders uit.
De heer De Roon vroeg ook naar de berechting van piraten en naar een soort factsheet. Ik heb hier een voorlopige factsheet liggen met een heleboel cijfers en gegevens. Het lijkt mij goed om die te updaten en de Kamer per brief een volledig overzicht te verschaffen. Let wel: het is fluïde, want het verandert ook weer, maar dan beschikt de Kamer binnen twee weken over de laatste stand van zaken met een volledig overzicht.
De vluchten waarnaar is gevraagd, zijn militaire bevoorradingsvluchten geweest voor de antipiraterijmissie. Het is mij op dit moment niet duidelijk waarom dat niet is gemeld aan de VN. Ik ga daar even achteraan, maar ik kan hier in ieder geval stellen dat het simpelweg bevoorradingsvluchten zijn geweest.
Voorzitter. Daarmee heb ik zo veel mogelijk vragen beantwoord.
De voorzitter: Dank u wel. Mevrouw Günal heeft nog een vraag.
Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Ik had in het kader van het toekomstperspectief en onze meer op de lange termijn gerichte inzet heel concreet de vraag gesteld of de Minister bereid is om de Kamer een brief te sturen om daarover met elkaar een bredere discussie te kunnen voeren. Er zou gekeken kunnen worden naar een bredere evaluatie, maar er zou vooral vooruitgekeken kunnen worden naar een structurele inzet op de lange termijn. Ik wil deze vraag eventueel ook meenemen naar het volgende algemeen overleg over de toekomst van de missies, maar misschien wil de Minister er nu al op reageren.
Minister Hennis-Plasschaert: Volgens mij gaf ik aan het begin aan dat het goed is als mevrouw Günal die vraag herhaalt in het volgende algemeen overleg. Voor een brede discussie is een brief niet per se noodzakelijk, maar ik begrijp het punt van mevrouw Günal-Gezer. De collega's van Buitenlandse Zaken zullen daar uitgebreid op reageren.
De voorzitter: Oké, dan komt hiermee een einde aan de eerste termijn van de kant van de Minister. Kunnen wij in tweede termijn volstaan met een spreektijd van twee minuten? Ik zie dat de collega's daarmee instemmen. Dan geef ik als eerste het woord aan de heer Vuijk namens de VVD-fractie.
De heer Vuijk (VVD): Voorzitter. Dank aan de Minister voor haar uitgebreide beantwoording. Al mijn vragen zijn beantwoord, maar dat neemt niet weg dat ik nog wel een opmerking heb. De VVD spreekt waardering uit voor de evaluatie en voor de inzet van de mannen en vrouwen die deze missie voor ons land uitvoeren. De VVD beoordeelt deze missies als buitengewoon zinvol, als effectief en ook als goed uitgevoerd. Het aantal kapingen is teruggebracht naar nul en het aantal pogingen tot kaping naar minimaal. Daarmee staat het succes van de missie wat ons betreft al vast. Het aanpakken van de oorzaken van piraterij valt buiten deze missies. In het algemeen overleg hierna zullen we nog spreken over de verlenging van de EUTM, de European Union Training Mission.
Ik heb een paar opmerkingen. De Minister heeft het een en ander gezegd over de samenwerking tussen China en Japan. Ik begrijp dat de samenwerking ook met landen die niet in de EU en in de NAVO zitten, heel goed gaat. Dat roept bij mij vragen op over de verantwoordelijkheid die deze landen nemen voor de activiteiten die ze uitvoeren. Ik heb begrepen dat zij vooral hun eigen schepen beveiligen. Misschien kan de Minister er nog iets over zeggen of zij ook de verantwoordelijkheid voor de piraterijbestrijding als geheel zouden kunnen dragen. Worden daar gesprekken over gevoerd? In hoeverre staan die landen daar open voor?
Over het draagvlak zijn ook al een paar opmerkingen gemaakt. Ik begrijp dat voorlopig het internationale draagvlak om capaciteit te leveren op zich goed is, maar dat er in zijn algemeenheid onderboden wordt. Dat heb ik goed begrepen van de Minister, evenals dat dit geen operationele gevolgen heeft. Daar loop ik wel tegen een punt aan, ook wat de evaluatie betreft. Als er gezegd wordt dat iedereen onderboden heeft en dat er eigenlijk te weinig capaciteiten zijn, maar dat dit operationeel geen gevolgen heeft gehad, dan lijkt het alsof alles goed loopt. Dat ontneemt ons als Kamer de mogelijkheid om ergens een vinger op te leggen. We kunnen de Minister dan niet vragen om nog eens ergens goed naar te kijken en te zien of ze wat kan met de voorhanden zijnde capaciteiten.
Als de Minister daarentegen zegt – ik noem even de helikopter als voorbeeld – dat we de missie wel hebben kunnen uitvoeren, maar dat het ons heel veel moeite heeft gekost en dat we ons in alle bochten hebben moeten wringen om de missie goed uit te voeren, dan geeft dat de Kamer de gelegenheid om daar iets meer over te zeggen en om druk uit te oefenen en te zeggen: die capaciteiten moeten op orde komen. Dan kan de Kamer ook naar zichzelf kijken. Hoe beoordelen wij deze missies en welke ruimte geven wij de Minister op voorhand mee om missies goed te kunnen uitvoeren? Het is geen kritiek op de evaluatie. Het is ook geen kritiek op het ministerie. Het is kritiek op de mechanismen die hier onder liggen en op de «can do»-mentaliteit waar we het hier wel vaker over hebben.
De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording van de vragen over deze succesvolle missie op zee. Wij hebben het er al over gehad: het is cruciaal dat deze missie ook succesvol wordt op land, maar dan uiteraard met andere middelen. Daar zullen we het in het volgende deel van dit overleg nog over hebben.
Ook ik sla nog steeds aan op het ontbreken van materiaal, op het onderbieden, de bevoorradingsschepen, de medische capaciteit die er niet is, het vliegend materieel dat niet aanwezig is. Het is heel goed dat het commando dat creatief oplost. Uit de effectiviteit van de missie blijkt dat het goed werk is, maar is het tegelijkertijd niet ook een vrijbrief voor onderbieden? Daar maak ik mij een beetje zorgen over. Als onderbieden geen consequenties heeft, dan trekken onze bondgenoten en misschien wijzelf op enig moment ook de conclusie dat die materialen eigenlijk niet nodig waren. Dan hoeven we ze de volgende keer ook niet aan te bieden. De urgentie valt dan een beetje weg. Ik vraag dat ook met betrekking tot de helikopter die Nederland vorig jaar op het laatste moment zelf niet kon leveren. De Minister zegt: wij hebben dat creatief opgelost en de missie heeft daar niet onder geleden. Nogmaals, dat is hartstikke goed, maar het roept wel de vraag op waarom die helikopter dan nodig is. Is hij essentieel voor de missie? Dan moet hij mee. Als hij niet essentieel is, dan lossen we het creatief op, maar het is het één of het ander. Wat zijn de achterliggende redenen van het onderbieden? Ik vermoed dat Nederland ook weleens onderbiedt. Dat zijn vast dingen die wij delen binnen het bondgenootschap. Zijn de redenen financieel? Of is het gebrek aan materieel? Wat zouden wij daaraan kunnen doen? Tot slot: hoe wordt dit teruggekoppeld binnen het bondgenootschap? Je begint het proces van de force generation. Dan wordt er onderboden. Is er een ook een moment dat er binnen het bondgenootschap wordt besproken wat de consequenties zijn geweest van dat onderbieden?
Ik rond af. Ik heb nog één vraag over de evaluatie. Dit is de evaluatie 2012 en die is nuttig. Daar kunnen we ook nog steeds lessen uit trekken voor de missie die we gaan bespreken in 2014. Ik vraag mij af of het niet nog nuttiger was geweest als we ook de evaluatie 2013 hier al bij hadden kunnen betrekken. Ik vraag de medewerkers van de Minister natuurlijk niet om ijzer met handen te breken, maar ik vermoed dat alleen al de cijfers die we voor 2013 hadden kunnen hebben, niet hadden misstaan in deze brief.
De heer De Roon (PVV): Voorzitter. Dank aan de Minister voor de toezegging om de Kamer nader te informeren over de kosten van de onderzeeboten. Ik heb nog niet het gevoel gekregen dat ik in dit AO door de Minister al uitvoerig zou zijn geïnformeerd over de effectiviteit van de inzet van die onderzeeboten. Misschien kan dat ook niet in het openbaar, zo realiseer ik mij, omdat het natuurlijk gaat om inlichtingenwerk. Ik wil de Minister uitnodigen om de Kamer over de effectiviteit van de inzet van de onderzeeboten schriftelijk te informeren in een vertrouwelijke brief, want ik wil toch graag voor mijzelf een beeld kunnen vormen over de vraag of de inzet van die onderzeeboten gezien de kosten voldoende heeft opgeleverd. Mogelijk vindt de Minister van wel, maar ik wil daar graag een zelfstandig oordeel over kunnen vormen. Vandaar mijn vraag om daar toch wat meer informatie over te verkrijgen.
Ik dank de Minister ook voor haar toezegging om ons nog nader te informeren over de afdoening van de zaken tegen de aangehouden piraten. Er is in deze bijeenkomst ook gesproken over de vraag of we nu op dezelfde voet moeten doorgaan als we tot nog toe gedaan hebben. De Minister heeft gezegd dat we voorlopig nog niet moeten terugschakelen. Ik steun dat en ben het daarmee eens. We moeten nog niet terugschakelen, maar het is natuurlijk wel zo dat – als ik even een voorbeeld mag aanhalen – als er in een bepaalde woonwijk vaak inbraken gebeuren, er meestal twee dingen gebeuren: de burgers worden opgeroepen om deuren en ramen goed te sluiten en indien nodig het sluitwerk te verbeteren, en de politie gaat intensiever surveilleren. Als dan na verloop van tijd het aantal inbraken in de wijk afneemt, zie je dat het aantal surveillances ook weer terugloopt. Dan wil je immers die politiemensen weer op andere plekken inzetten, en soms moet dat ook. Die parallel kun je ook trekken op het gebied van de piraterijbestrijding. Om het voorbeeld te vervolgen: het hang- en sluitwerk is nu wel in orde met al die VPD's op al die koopvaardijschepen die daar rondvaren. Dan rijst op enig moment toch de vraag of we wat minder kunnen surveilleren. Ik vraag de Minister om daar in de toekomst goed naar te kijken. Misschien kunnen we wat minder surveilleren met grote fregatten die een miljoen euro per stuk per maand kosten. Dat geldt wellicht bijvoorbeeld in de periode van de moessonstormen, want ik las in de stukken dat de piraten in de tijd van die stormen sowieso niet in staat zijn om welk schip dan ook aan te vallen en te overmeesteren. Dan zou het misschien niet helemaal onlogisch zijn om juist in die periodes wat minder onze marinefregatten en andere grote schepen daar te laten rondvaren.
Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Minister voor de uitgebreide beantwoording van de vragen. Ze heeft inderdaad gelijk dat wij als PvdA-fractie belang hechten aan een goede evaluatie van deze missies, in de eerste plaats omdat het ons in de gelegenheid stelt om al onze militairen te danken voor hun geweldige inzet en onze waardering uit te spreken, maar ook omdat het ons de kans geeft om met elkaar te praten over de leerpunten van deze missie. Wat heeft het opgeleverd? Wat is goed gegaan? Wat is minder goed gegaan en hoe gaan we dat verder in de toekomst oppakken?
Op een aantal vragen die betrekking hebben op de voortgang en op de toekomst gaan we in het volgende algemeen overleg spreken. Voor nu heb ik verder geen vragen meer.
De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. Dank voor de beantwoording. Op de situatie op land zullen we in het volgende algemeen overleg ingaan. Ik had nog een vraag gesteld over de verhouding tussen Defensie en private inzet in de piraterijbestrijding. Ik weet niet of dat ook bij het volgende AO hoort, maar de Minister kan wellicht alvast iets zeggen over de geëvalueerde periode, aangezien dat volgens mij wel tot dit AO behoort.
Tot slot nog een vraag over pagina 23 van de evaluatie. Daar staat dat vier meerderjarige Somalische verdachten zijn vastgenomen naar aanleiding van een incident. Het OM zal hen in Nederland vervolgen. Kan de Minister daarover een update geven?
Minister Hennis-Plasschaert: Voorzitter. Allereerst kom ik nog even terug op Japan en China en andere landen, die niet tot Atalanta of Ocean Shield als zodanig behoren, maar wel aanwezig zijn met marine en bezig zijn met een operatie. Het is niet zo heel erg vreemd dat bijvoorbeeld China – ik kan ook een willekeurig ander land noemen – handelt in het belang van de eigen koopvaardij. Daarmee sluit het een bijdrage aan een ander land niet uit. Er wordt gewoon gezamenlijk opgetrokken. Net zo goed als het NAVO-bondgenootschap in Atalanta goed kijkt naar wie de vlaggenstaat is en welke schepen gebruikmaken van de route, geldt dat ook voor de andere partners die in het gebied aanwezig zijn. Ik heb echter geen signaal gekregen dat er sprake zou zijn van uitsluiten of dat men zich als einzelgänger zou gedragen.
De heer Vuijk en de heer Sjoerdsma kwamen terug op het overvragen en onderbieden. Ik herhaal dat er volgens mij geen sprake is van overvragen. Bij zo'n force generation gaat men voor het perfecte plaatje. Hoe kun je 100% effectiviteit bereiken? Daarvoor wil je de beste middelen hebben. In zijn algemeenheid stel ik – dat geldt voor meerdere missies, niet alleen voor deze – dat er sprake is van overbieden op een bepaalde capaciteit, en onderbieden en dus militairy shortfall op weer een ander terrein. Dat is het vraagstuk van de burden sharing waarover op dit moment binnen de NAVO, maar ook binnen de Europese Unie volop gesprekken worden gevoerd. Ik heb daarover ook veel van gedachten gewisseld met de vaste commissie voor Defensie en zal dat blijven doen. We hebben het dan over 100% effectiviteit versus ietsje minder.
We hebben vorig jaar veel over de helikopter gesproken. De Kamer was terecht kribbig, want er was een toezegging dat wij altijd zouden beschikken over een on-board helikopter. Specifiek voor de helikopter is opvallend te noemen dat er bij de force generation niet om een hoeveelheid helikopters is gevraagd. Ik kan dan ook niet zeggen dat er sprake zou zijn van military shortfall. Het spreekt echter voor zich dat je met een helikopter aan boord een groter gebied kunt bestrijken. Om hetzelfde gebied zonder helikopter alsnog mee te nemen, zul je creatiever moeten zijn. Het is een politiek vraagstuk, waar ook politieke druk op moet blijven. Dat zal ik blijven doen binnen de EU en de NAVO. Dat doen met mij ook andere landen, maar ik vrees dat we dit vraagstuk iedere keer weer terugkrijgen. De «can do»-mentaliteit geldt niet alleen voor de Nederlandse krijgsmacht, maar ook voor een force commander met een totaal andere nationaliteit. Uiteindelijk zit je in het gebied en moet je roeien met de riemen die je hebt.
Operationele consequenties zijn er niet geweest. Het heeft wel een bepaalde inspanning gevraagd, de force had niet altijd de gewenste souplesse en flexibiliteit, en de operationele coverage is het niet altijd ten goede gekomen, maar dat is iets anders dan dat het echt operationele gevolgen zou hebben gehad, want daarop is het antwoord nee. Ik realiseer mij goed dat het een gevoelige balans is en wij moeten elkaar daar zeker scherp op houden, maar het is een politiek vraagstuk. Uiteindelijk beslist de politiek wat er wordt uitgestuurd.
Heeft het te maken met druk op de defensiebudgetten? Dat kan. Ik heb hier het voorbeeld liggen van de patrouillevliegtuigen. In de planning werd uitgegaan van aangeboden patrouillevliegtuigen met 240 vlieguren per maand. In de praktijk bleek het ineens veel minder te zijn, omdat er een beperking is gesteld door in dit geval Luxemburg aan een bemanning. Dat zijn allemaal verrassingen waar zo'n force commander toch echt mee om zal moeten gaan als de operatie gaande is. Dat even ter duiding. Voor alle duidelijkheid: er worden dus niet dingen gevraagd uit de categorie «nice to have». Het gaat echt wel om meer dan «nice to have»-zaken.
De heer Sjoerdsma vroeg naar cijfers en of we die niet hadden kunnen meenemen in deze evaluatie. Ik snap de vraag. We zitten in een soort regulier patroon, maar ik zal bezien wat we in een volgende rapportage kunnen doen en of we dan alvast een update kunnen geven. Vraag echter niet het onmogelijke, want op verschillende terreinen is de rapportagedruk hoog en dan is structuur en schema ook voor een ambtelijk apparaat wel van belang. Ik hoop dus op enig begrip.
De heer De Roon vroeg nog of we niet alvast een beetje kunnen minderen. Hij trok de vergelijking met hoe de politiesurveillance opereert. Ik snap zijn opmerkingen. Ik heb in mijn eerste termijn al gezegd dat we zowel in EU- als NAVO-verband daarnaar aan het kijken zijn. Missies op zee beëindigen is niet aan de orde, maar we moeten natuurlijk wel kijken of de internationale inzet dezelfde focus en omvang moet blijven houden in de toekomst. Ik verwacht dat dit jaar zowel door de NAVO als door de EU serieus daarop gestudeerd wordt en dat besluiten over eventuele wijzigingen in het mandaat van de huidige missies ook dit jaar bekend zullen worden. Zeker weten doe ik dat niet, maar zodra dat aan de orde is, informeer ik de Kamer uiteraard van harte. Daarin zal misschien ook wel het probleem van de moessonstormen worden meegenomen. Ik zal dat in ieder geval op mijn netvlies hebben, nu het hier aan de orde is gesteld.
De heer Van Dijk vroeg naar een specifiek geval van de berechting. Ik wil dat meenemen in de brief die ik toegezegd heb in antwoord op vragen van de heer De Roon. De cijfers van de private inzet heb ik niet voorhanden. Ik weet ook niet of ik ze volgende week voorhanden heb, maar het hoort tot het bredere discussiestuk van de VPD's en de eventuele inzet van de private security teams, waarover we hopelijk volgende week uitgebreid het debat aangaan.
De heer De Roon (PVV): Ik mis een reactie op mijn suggestie om de Kamer in een vertrouwelijke brief nader te informeren over het effect van de inzet van onderzeeboten. In welke maand is dat gebeurd? Wat heeft het opgeleverd? En dat dan afgemeten tegen de kosten die het met zich meebracht.
Minister Hennis-Plasschaert: De inzet van onderzeeboten is niet gratis en kost geld. Ik heb al gezegd dat ik het precieze bedrag niet kan noemen, maar dat ik dat nog zal nagaan. Over de werkwijze en de opgeleverde producten zal ik de Kamer niet informeren, ook niet in een vertrouwelijke brief. Dat heeft te maken met hoe gegevens worden gedeeld en hoe de diensten in dezen opereren. Er wordt wel steeds een kosten-batenanalyse gemaakt. Er wordt geen onderzeeboot ingezet als er geen inlichtingen hoeven te worden vergaard. Dat is ook de reden waarom de onderzeeboot op dit moment niet meer wordt ingezet. Toentertijd zijn volgende gegevens verzameld om daarmee de operatie van de juiste informatie te voorzien.
De voorzitter: Ik zie dat er geen verdere vragen meer zijn.
Ik heb een tweetal toezeggingen genoteerd, althans de griffier heeft dat gedaan, waarvoor dank.
− De Minister zegt toe, de Kamer te informeren over de EU-strategie, zodra deze is vastgesteld en over de basis van de te realiseren inzet.
− De Minister zegt toe, de Kamer bij brief te informeren over de stand van zaken met betrekking tot de berechting van piraten, door middel van een geactualiseerde factsheet.
Ik dank de mensen die op de publieke tribune zaten of dit debat anderszins volgden, ik dank de Minister en haar ondersteuning, de ondersteuning van de Kamer en de collega's.
Sluiting 10.50 uur.