Vastgesteld 24 januari 2011
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 en de vaste commissie voor Defensie2 hebben op 16 december 2010 overleg gevoerd met minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken over:
– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 1 december 2010 over de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan de NAVO-trainingsmissie in Irak (29 521, nr. 153).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,
Albayrak
De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie,
Van Beek
De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,
Van Toor
Voorzitter: Albayrak
Griffier: Van Toor
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Albayrak, Ormel, Van Bommel, Nicolaï, Timmermans en El Fassed,
en minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
De voorzitter: Ik heet de minister van Buitenlandse Zaken en zijn ondersteuning van harte welkom. Ik heet de Kamerleden uiteraard ook van harte welkom. Gelet op het feit dat in de brief wordt vermeld dat er langs de lijnen van het toetsingskader wordt gewerkt, inventariseren wij aan het einde van het algemeen overleg nog even of er uitdrukkelijk goedkeuring wordt gegeven aan de verlenging van de NAVO-trainingsmissie in Irak. Ik meld ook alvast dat de fracties van de SGP en de ChristenUnie zich hebben afgemeld met de mededeling dat zij steun verlenen aan de verlenging van de missie.
De heer Ormel (CDA): Voorzitter. De CDA-fractie heeft grote waardering voor het werk dat Nederlandse militairen in Irak doen, in het kader van de trainingsmissie aldaar. Hoewel de verlenging in kwestie langzamerhand een gebruikelijke verlenging is, is het goed om daar kort over te spreken. Wij spreken namelijk over het uitzenden van Nederlanders naar een risicovol gebied, want dat is Irak. Irak is nog steeds een erg onveilig land, want er vinden tien tot twaalf aanslagen per dag plaats. Kan de minister een beoordeling geven van de ontwikkeling van de veiligheidssituatie aldaar? Wat zijn de gevolgen van de voortdurende aanslagen in Bagdad en omgeving voor de bewegingsvrijheid van onze mensen die deelnemen aan de trainingsmissie?
In de brief wordt aangegeven dat alle militairen zich in de internationale zone bevinden, maar eerder was er sprake van deelname in het Centre of Excellence in Arustamya. Dat ligt buiten de internationale zone. Komen Nederlandse militairen daar ook nog of is dat niet meer aan de orde? In de brief wordt ook aangegeven dat de militairen in het uiterste geval kunnen worden geëvacueerd. Door wie gebeurt dat dan; welke afspraken zijn daarover gemaakt? Op basis waarvan worden de gevolgen voor de veiligheidssituatie van de terugtrekking van de 50 000 Amerikaanse militairen, eind volgend jaar, als beperkt gezien? Spelen die militairen niet juist een rol als er eventueel geëvacueerd moet worden?
De Long-Term Agreement loopt tot eind 2011 en is nog niet geratificeerd door het Iraakse parlement. Bestaat er een kans op ratificatie voor de einddatum van de Long-Term Agreement, 31 december 2011? Levert de huidige situatie juridisch geen problemen op als er onverhoopt een incident plaatsvindt?
De NAVO-missie bestond vorig jaar uit 205 militairen, maar nu uit 170 militairen. Vorig jaar gaf de minister aan dat Spanje formeel deelname had aangekondigd, maar dit jaar komt Spanje niet in het rijtje voor. Kan hij zeggen waar Spanje is gebleven en kan hij aangeven waarom Noorwegen niet meer meedoet?
De missie wordt dus opnieuw met een jaar verlengd, maar wat er gebeurt er na 2011? Is het plan om de Long-Term Agreement voort te zetten? Wat is de verwachting voor de Nederlandse betrokkenheid na 2011?
Er bestaat nog enige onduidelijkheid over de afronding van de vierde fase van de trainingsmissie. Uit eerdere antwoorden maakten wij op dat de vierde fase al zou zijn voltooid of grotendeels zou zijn afgerond in 2010. Welke onderdelen van de trainingsactiviteiten moeten nog worden overgedragen? Leidt dit tot afbouw van de missie in 2011 en tot afbouw van de Nederlandse bijdrage daaraan? Is dat een van de redenen waarom de minister spreekt over de deelname van maximaal vijf Nederlanders?
De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Vanaf het begin van de missie heeft mijn fractie erop gewezen dat deze missie door ons wordt opgevat als een NAVO-middel om de Amerikaans-Britse interventie van 2003 te ondersteunen, althans de uitwerkingen daarvan. Dat blijft het belangrijkste probleem dat wij met deze missie hebben. Wij zien de missie als een ondersteuning van de Amerikaanse politiek in Irak. Wij zien de steun die in praktische zin wordt gegeven aan dat belang, vooral als politieke steun. Wij zien dat ook aan de omvang van de missie, en het grote aantal landen dat daaraan een kleine bijdrage levert. Dat is politiek van grote betekenis voor de Amerikanen, maar in de militaire praktijk een stuk minder.
Nederland levert maximaal vijf personen. Waarom maximaal vijf personen; wat moeten wij verwachten? Wat is «maximaal vijf»? Dat is eigenlijk geen concreet verzoek, want dat is meestal met een aantal omgeven. Als het zo weinig personen zijn, kan de minister dan wat preciezer zijn in de functieomschrijving van deze militairen?
Het oorspronkelijke mandaat zou in 2010 grotendeels zijn afgerond. Waarom wordt deze missie dan nu voor een jaar verlengd en verdiept? Wat gebeurt er na 2011? Wij spreken namelijk over het komende jaar. De NAVO wil nog langer blijven. In brief staat dat er dan een andere, meer gelijkwaardige, relatie komt. De conclusie lijkt gerechtvaardigd dat Irak daarmee een NAVO-cliënt wordt. Er ontstaat dan een situatie van permanente ondersteuning van de NAVO. Ook de berichten over Amerikaanse bases die in Irak zouden blijven, wijzen daarop. Kan de minister iets meer zeggen over de permanente aanwezigheid van de Amerikanen in Irak?
De nieuwe situatie in Irak, is een situatie van spanning en onveiligheid. Er moet worden erkend dat de veiligheid in sommige delen van Irak beslist is toegenomen, maar er zijn ook nieuwe problemen. Die problemen spitsen zich bijvoorbeeld toe op religieuze groepen en minderheidsgroepen. Ik noem de belijdende christenen en de Assyriërs in het Koerdische gedeelte van Irak. Je ziet het ook bij de instituties: de politie helpt systematisch mee aan de onderdrukking van de Assyriërs in het Koerdische gedeelte. Er is nog geen oplossing voor dat probleem. Die oplossing kan volgens mij worden gevonden in een betere opleiding, maar misschien ook in een betere machtsdeling.
Ik vraag de minister om in het verlengde daarvan ook in te gaan op het vraagstuk van Kirkuk; aan wie komt Kirkuk toe? De Koerden rekenen Kirkuk vanzelfsprekend tot hun gebied, maar omdat Kirkuk zo van belang is en de internationale gemeenschap daar aanwezig is, is Kirkuk ook een steen des aanstoots. Artikel 140 van de grondwet schrijft een referendum voor en hoe wordt het dus opgelost? De problemen worden vooruitgeschoven, maar ooit moet er een knoop worden doorgehakt. Met alle problemen bij elkaar, ontstaat het risico dat de zaak intern verslechtert en dat buitenlandse militairen onderdeel worden van iets wat eigenlijk een intern conflict is. Hoe groot acht de minister het risico dat Irak terugkeert naar een situatie van burgeroorlog? Het heeft ook te maken met de grondstoffenvoorraden. Er komt een speciale oliepolitie. We zijn benieuwd naar de taken en de bevoegdheden van deze eenheid.
Op humanitair vlak heeft mijn fractie de afgelopen jaren gepleit voor grotere Nederlandse humanitaire steun aan de slachtoffers die onder de Iraakse bevolking zijn gevallen in de oorlogen vanaf 1980 en door de gasaanval op Halabja. Dit zijn allemaal zaken waarbij er een relatie is met het westen, in het bijzonder met Nederland. Nederland is namelijk via de handel van Frans van Anraat betrokken bij de leverantie van chemicaliën die gebruikt zijn voor de productie van strijdgassen. Hij is daarvoor in hoger beroep veroordeeld tot een langdurige gevangenisstraf. Graag een reactie op dat punt. De minister kent onze inzet. Wij hebben eerder samen met de VVD gepleit voor een erkenning van de genocide op de Koerden volgens de definitie van het internationale genocideverdrag, en voor een monument ergens in Nederland. Die zaak wordt ook door onze lokale partij opgepakt.
Tot slot kom ik op de veiligheidssituatie in het kamp Ashraf. Die veiligheidssituatie is problematisch. Eerst viel kamp Ashraf, waarin voormalige mujahedin-strijders zitten, onder verantwoordelijkheid van de Verenigde Staten en daarna onder verantwoordelijkheid van Irak. De inwoners van kamp Ashraf gelden echter als personen die beschermd moeten worden; zij hebben de status van beschermde personen volgens de VN. De bescherming die bij die status hoort, wordt echter niet nageleefd. Welke mate van internationale druk kan er nog uitgeoefend worden, via de Amerikanen dan wel via onze eigen betrokkenheid, om ervoor te zorgen dat die bescherming wel wordt geleverd? Er wordt gesuggereerd dat de Amerikanen daarvoor verantwoordelijk moeten worden gesteld, maar dat lijkt mij problematisch. Je geeft de Amerikanen daarmee namelijk een nieuw mandaat in Irak, maar de mensen in kamp Ashraf moeten de status en het niveau van de VN-bescherming krijgen. Ik vraag de Nederlandse regering wat zij daaraan bijdraagt. Ik weet dat de Nederlandse mensenrechtenambassadeur met dit thema bezig is geweest. Ik hoor graag de laatste stand van zaken en de laatste inzet van de minister op dit punt.
De heer Ormel (CDA): Wat stelt de heer Van Bommel dan voor? Als de Amerikanen het niet kunnen, zijn de Koerden, de Iraakse geregelde troepen of de Nederlandse troepen er dan geschikt voor? Wat stelt de SP-fractie voor?
De heer Van Bommel (SP): Het gaat om bescherming tegen een onrechtmatige behandeling door Iraakse troepen. Nederland zit in Irak, de Amerikanen zitten daar in groten getale, de VN zitten daar en Ad Melkert zit daar, toch niet de eerste de beste.
De voorzitter: Dat is de VN.
De heer Van Bommel (SP): Ad Melkert is van de VN. Het gaat mij iets te ver om te zeggen: «dat is de VN», maar ik snap uw enthousiasme. Dat enthousiasme is er bij ons ook wel. Het punt is dat wij het allemaal doen ten behoeve van de regering van Irak. Ik vind dat de regering met meer klem moet worden gewezen op de internationale verantwoordelijkheid die zij heeft conform het recht van de VN, waarbij Irak is aangesloten. Dat is mijn inzet.
De heer Ormel (CDA): Dat is allemaal waar, maar het gaat kennelijk niet goed. De SP-fractie is daar bezorgd over, maar dan moet de heer Van Bommel ook met een oplossing komen als hij zegt dat de Amerikanen in ieder geval weg moeten uit Irak.
De heer Van Bommel (SP): Wij moeten de Amerikanen niet meer verantwoordelijkheden geven in Irak. De heer Ormel heeft gelijk: eerder minder. Het terugtrekkingsplan van president Obama gaat mij niet snel genoeg. Omdat er zoveel hulp wordt gegeven aan Irak, op welke manier dan ook, ook door Nederland, mogen wij hardere eisen stellen aan de Irakezen. Je hoeft er dan niet meteen fysiek tussen te gaan staan. Dat doen wij ook in heel veel andere landen niet, want daarvoor bestaan andere instrumenten zoals sancties, het onthouden van hulp etc. Wij kunnen voorwaarden stellen en dat moet gebeuren. Dat gebeurt nu kennelijk onvoldoende.
De heer Nicolaï (VVD): Voorzitter. De VVD-fractie stond en staat achter de NAVO-trainingsmissie in Irak. Zij staat ook achter de Nederlandse bijdrage die daaraan wordt geleverd en het voorstel om die inzet voor een jaar te continueren. Het oogmerk en hetgeen daar gebeurt, lijken mij goed. Ik zeg tegen de heer Timmermans: dat moeten wij vaker doen.
De heer Timmermans (PvdA): Prima!
De heer Nicolaï (VVD): Oké, dat heb ik genoteerd.
Ik beperk mijn inbreng tot twee zorgen over de recente ontwikkelingen, die ik de minister graag voorhoud. Mijn eerste zorg is dat er, afgezien van een aantal positieve ontwikkelingen, sprake is van toenemende spanningen tussen etnisch-religieuze groepen en de invloed daarvan op het leger en de politie. Daarmee hebben wij hierbij juist te maken. Mijn tweede zorg is de veiligheidssituatie. Ik doel in het bijzonder op de veiligheid van onze mensen waarvoor wij verantwoordelijkheid nemen, maar ook in het algemeen op de veiligheid in de internationale zone. Wat is de consequentie van de beperktere aanwezigheid van de Amerikanen voor de veiligheidssituatie aldaar? Dat waren mijn opmerkingen.
De heer Timmermans (PvdA): Mevrouw de voorzitter. Laat ik u niet lang in spanning houden: de PvdA-fractie steunt de verlenging van de missie. Evenals mijn collega van de VVD-fractie achten wij het belangrijk om dit onderwerp op dit moment met elkaar te bespreken. De brief die het kabinet heeft gestuurd, biedt voldoende helderheid. Zeker ook omdat wij niet moeten doen alsof wij met deze missie de wereld veranderen. Wij hebben het over vijf mensen in een omsloten ...
De heer Van Bommel (SP): Maximaal vijf mensen.
De heer Timmermans (PvdA): Wij hebben het over maximaal vijf mensen. Anders dan de heer Van Bommel weet ik wel wat «maximaal vijf» is. Anders dan de heer Ormel weet ik ook waar Spanje ligt. Het is dus een bescheiden bijdrage, maar die is kwalitatief hoogstaand. In het verleden hebben wij laten zien dat wij met de mensen die namens Nederland met deze NAVO-missie naar Irak gaan, echt resultaten kunnen boeken.
Ik sluit mij aan bij de eerdere vragen die gesteld zijn over de onzekerheden, met name de vraag wat de afnemende aanwezigheid van de Amerikanen betekent voor de bescherming van de missie. Wij moeten in onze beoordeling namelijk altijd de overweging betrekken of de Nederlandse aanwezigen voldoende bescherming genieten. Gelet op waar zij zich bevinden, is dat hierbij zeker het geval. Je kunt je echter afvragen wat er gebeurt als er straks daadwerkelijk veel minder Amerikanen bij betrokken zijn.
Mijn laatste vraag luidt als volgt. Wanneer denkt de minister dat de Long-Term Agreement tussen de NAVO en Irak in werking treedt?
De heer El Fassed (GroenLinks): Voorzitter. Door het vertrek van de gevechtstroepen van de Verenigde Staten wordt een groter beroep gedaan op de Iraakse veiligheidssector en kan NTM-I minder rekenen op operationele steun van de Verenigde Staten. Het politieke vacuüm heeft in de afgelopen maanden echter tot groeiende onrust en verhoogde spanningen tussen sjiieten, soennieten en Koerden geleid. Is het Iraakse leger toegerust op de nieuwe situatie? Wat zijn de plannen van de minister bij een escalerende situatie, bijvoorbeeld als onderling geweld opnieuw oplaait zoals in 2006 en 2007? Hoe kan de NAVO-trainingsmissie in zo’n situatie een positieve bijdrage leveren?
Het Iraakse veiligheidsapparaat wordt ondermijnd door stammen en clans, zoals die ook in andere landen een cruciale rol hebben bij het oplossen van conflicten. Corruptie en fraude zijn doorgedrongen in het bestuurs- en justitiekader, en zeker bij de politie en het leger van Irak. Kan de minister aangeven in hoeverre het veiligheidsbeleid het afgelopen jaar veranderd is? Wat is de bijdrage van de trainingsmissie van de NAVO in Irak geweest?
Er is mij weinig bekend over de effectiviteit van NTM-I en hoe het programma de afgelopen jaren heeft gepresteerd. Waarschijnlijk doen de Nederlanders het fantastisch, maar wij weten het eigenlijk niet. Wij weten net zo min hoe het programma wordt uitgevoerd en of het wel effectief is.
Wat GroenLinks betreft moeten het leger en de politie van Irak juist getraind worden om voor burgers veiligheid te creëren. Straffeloosheid heerst. In hoeverre dragen leger en politie bij aan de veiligheid van burgers, en niet aan nieuwe mensenrechtenschendingen en corruptie? Dringt Nederland bij de NAVO aan op voldoende aandacht voor mensenrechten – en heel specifiek voor vrouwenrechten – tijdens de opleiding? Kan de minister uitsluiten dat opgeleide militairen worden gebruikt als lokale militia voor bestuurders?
In de tussentijdse evaluatie van de kleinschalige missies uit 2009 staat dat het programma zal worden aangevuld met trainings- en mentoringactiviteiten. Kan de minister in detail aangeven welke nieuwe taken in 2011 op de planning staan? Op welk moment verwacht de minister dat de missie daadwerkelijk wordt afgerond? Zitten wij hier volgend jaar weer om deze missie te verlengen?
GroenLinks maakt zich zorgen over deze trainingsmissie, over de doeltreffendheid ervan en over de bijdrage die deze biedt aan de veiligheid en bescherming van Irakese burgers. Graag word ik hierover gerustgesteld door de minister.
Minister Rosenthal: Voorzitter. Wij hebben het inderdaad over de verlenging van de NTM-I in Irak. Het verzoek is om toestemming te verlenen om maximaal vijf militairen in te zetten tot 31 december 2011.
Ik zal eerst een aantal algemene opmerkingen maken over de veiligheid in Irak. Ik hoop daarmee ook een aantal vragen te beantwoorden. Overigens zeg ik de Kamer, als altijd, veel dank voor de gestelde vragen. Ook nu de VS hun troepen hebben teruggetrokken, zijn er nog 50 000 man ter ondersteuning in Irak aanwezig tot 31 december 2011. Tijdens het politieke vacuüm, dat lang heeft geduurd, is de veiligheidssituatie in Irak inderdaad verslechterd. Nu er vooruitgang zit in de regeringsvorming, lijkt de situatie te verbeteren; ik noem in dit verband president Talabani en premier Al-Maliki. Een sterke regering, die de verschillende bevolkingsgroepen goed vertegenwoordigt, versterkt idealiter die trend, maar idealen worden in Irak niet altijd gerealiseerd. Na de terugtrekking van de Amerikaanse troepen per 1 september is meer verantwoordelijkheid aan de Irakese autoriteiten overgedragen, maar versterking van de veiligheid is onverminderd belangrijk. Voorafgaand aan elke missie worden uiteraard de veiligheidsrisico’s afgewogen. Dat geldt ook voor een kleine missie als deze. Overigens hebben wij over deze missie evaluatiegewijs met elkaar van gedachten gewisseld tijdens een algemeen overleg.
De Nederlandse militairen zitten in de internationale zone. Terecht wordt gevraagd hoe veilig men daar is. Laat ik daarover geen misverstand laten bestaan. Er worden regelmatig aanslagen gepleegd in Irak. Dat staat in mijn speaking notes, maar ook zonder dat kan ik dit wel bevestigen. Uit eigen bevinding, niet vanuit mijn speaking notes, zeg ik erbij dat door heel Irak heen het aantal aanslagen is toegenomen. Een klein deel van de aanslagen is gericht tegen de internationale zone, waar ook de Nederlandse militairen werkzaam zijn. Die aanslagen zijn onnauwkeurig. Beschietingen resulteren tot nu toe doorgaans in materiële schade, zonder dodelijke slachtoffers onder het NTM-I-personeel. Er zijn dus inderdaad risico’s. De Nederlandse militairen bevinden zich in een beveiligd kamp, en dan moet je dus afwegingen gaan maken. Collega Hillen en ik achten, uiteraard na zorgvuldige afweging, de risico’s die aan deelname zijn verbonden nog steeds zeker aanvaardbaar. Bij uitzending naar een dergelijk gebied kan ik echter nooit 100% zekerheid bieden. Wij hebben nog altijd een levendige herinnering aan het feit dat VN-vertegenwoordiger Ad Melkert nog niet zo lang geleden maar net aan een aanslag op zijn leven is ontkomen. Toen ik met hem belde, deelde hij mij mee dat de schrik erin zat, maar dat hij onversaagd doorging, ter wille van de zaken waarvoor hij daar met zijn mentale en fysieke moed zit. Onze hoop is erop gevestigd, wanneer wij de veiligheidssituatie en de politieke situatie met elkaar verbinden, dat de vorming van een nieuwe regering spoedig zal worden afgerond en dat deze nieuwe regering een positieve invloed zal hebben op de nationale veiligheidssituatie.
Dit neemt niet weg dat de spanningen en de onveiligheid op tal van plekken in Irak zelf toenemen. Een aantal van de geachte afgevaardigden in deze commissie heeft daarop gewezen. Ik plaats hierbij wel een kanttekening en ik besef dat ik mij daarmee op glad ijs begeef, maar ik moet het toch zeggen. Zeker, in grote delen van Irak is er sprake van onveiligheid, maar het gaat in dit geval om maximaal vijf militairen die naar de internationale zone gaan. Zij gaan dus niet off-compound. Zij zijn hoogst deskundig op de terreinen waarop zij worden ingezet. De vragen die zijn gesteld, waarop ik overigens graag naar vermogen antwoord geef, gaan natuurlijk verre de specifieke thematiek te boven van de vijf mensen die voor een jaar in het kader van die kleine missie naar Irak worden gestuurd.
Dan kom ik nu op de beantwoording van de vragen.
Er is terecht een concrete vraag gesteld over de evacuatiekanten die aan een dergelijke missie kunnen zitten. Ik ga ervan uit dat hiervoor hetzelfde geldt als voor de evacuatieaangelegenheden als zodanig in de internationale zone. De evacuatie is geborgd door degenen die voor de evacuatie specifieke expertise hebben en faciliteiten kunnen bieden. Ik heb steeds begrepen dat de borging van de evacuatie in en rond de internationale zone heel stevig is. Dat moet ook wel, omdat de internationale zone als zodanig een buitengewoon «high risk target» is en blijft.
Er is ook een vraag gesteld over de Amerikanen die daar zitten. Daarmee kom ik op de betekenis van de gevolgen die de terugtrekking van de Amerikanen voor de missie en de veiligheid van de missiedeelnemers zou kunnen hebben. De VS heeft zijn gevechtstroepen per 1 september uit Irak teruggetrokken. In juni is de beveiliging van de internationale zone overgedragen aan de Irakese veiligheidstroepen. Het is nog onzeker of de Irakese troepen het wegvallen van de VS-troepen volledig kunnen opvangen. Advisering en begeleiding van de Irakese veiligheidsdienst door NTM-I is en blijft belangrijk. Het is een niet al te grote missie, maar wel een die door hoogst deskundige mensen wordt uitgevoerd. Nederland steunt de overdracht van de verantwoordelijkheden aan de Irakese autoriteiten. De taxatie is dat de veiligheidsrisico’s voor de mensen in de internationale zone weliswaar mogelijk zullen toenemen – ik neem dat niet weg uit de argumentatie – maar dat mogelijke aanslagen sowieso niet specifiek gericht lijken te zijn tegen NTM-I of de Nederlandse militairen. Ik verlaat mij hierbij op degenen die dit goed hebben bekeken. De internationale zone is een groot gebied, laat daarover geen misverstand bestaan. Ik herhaal dat voorafgaand aan iedere uitzending specifieke risico-inschattingen worden gemaakt. Deze worden door collega Hillen en mij, daartoe geadviseerd door de experts terzake, verantwoord en aanvaardbaar geacht.
Dan kom ik nu op de juridische status en de ratificatie door het Irakese parlement van de Long Term Agreement. De Irakese Council of Representatives heeft, mede vanwege de politieke impasse die maandenlang heeft bestaan vanaf maart, de Long Term Agreement nog niet formeel geratificeerd. De hoop is erop gevestigd dat met de vorming van de nieuwe regering dit formele proces wordt versneld. Ik zeg met nadruk dat tot aan de formele ratificatie de status van de Nederlandse militairen wel degelijk vastligt, namelijk in de correspondentie tussen de NAVO en de Irakese regering van december 2008. Die biedt de Nederlandse militairen dezelfde privileges en immuniteiten als vastgelegd in de statusovereenkomst tussen de Verenigde Staten en Irak. De Long Term Agreement loopt tot 31 december 2011. Wij mogen hopen dat deze op redelijk korte termijn zal worden geratificeerd.
Dan kom ik nu op de vraag over de NAVO en de 170 man die aan de missie deelnemen. Zij zijn afkomstig uit 14 landen. Spanje en Noorwegen leveren geen militair aandeel en geen militaire experts. Zij doen wel mee aan de financiering van de missie. Laat dat een troost zijn op dit gebied. Ik zeg dit in alle openheid. Als de Kamer er meer over wil weten, zal ik het nagaan. Ik heb geen precieze informatie over de redenen waarom Spanje en Noorwegen niet meedoen. Tot de 14 landen behoort ook de niet-NAVO-partner Oekraïne. Dan houden wij 13 van de zovele NAVO-lidstaten over. Spanje en Noorwegen staan op dat punt dus niet alleen. Ik zal het verder niet hebben over lidstaten die aan NAVO-missies meedoen of, misschien vooralsnog, niet meedoen. Laat ik dat even terzijde zeggen.
De heer Ormel vroeg hoe het verder gaat na 2011. In de komende periode zal de nadruk liggen op advies- en mentoractiviteiten. In de loop van 2009 is gestart met gendarmerietrainingen. Nu wordt gewerkt aan het opzetten van training voor de Irakese grenspolitie. Door maximaal een handvol Nederlandse militairen wordt hoogwaardige expertise ingebracht. Deze draagt o.a. bij aan de training van de zogeheten «oil police». Waar wij dierenpolitie hebben, heeft men daar oliepolitie. Het NAVO-mandaat loopt tot 31 december 2011. Eventueel zal de NAVO een verzoek van de Irakese autoriteiten in overweging nemen om voortzetting van NTM-I ook na 2011 mogelijk te maken. Het takenpakket speelt daarbij een expliciete rol. De transitie naar een volledige, eigenstandige en autonome Irakese uitvoering van de veiligheidstaken staat hierin centraal. De NAVO streeft naar een langetermijnrelatie met Irak in de vorm van het Structured Cooperation Framework. De NAVO zal in overeenstemming met de Irakese autoriteiten bezien welke activiteiten daaronder zullen vallen. In de komende maanden wordt de precieze invulling van en transitie naar die langetermijnrelatie verder besproken. Als de Kamer daar prijs op stelt, kunnen wij haar ervan op de hoogte houden hoe het met de precieze invulling en transitie gesteld zal zijn.
De laatste vraag van de heer Ormel heb ik al aan de orde gesteld. Wij vragen toestemming voor het sturen van maximaal vijf militairen. Dit is afgestemd op de specifieke behoeften ter plaatse, binnen de overall trainings-, mentoring- en ondersteuningsmissie.
Ik hoop hiermee ook een aantal vragen van de heer Van Bommel te hebben beantwoord. Hij heeft een vraag gesteld over de oliepolitie. Deze houdt zich bezig met het beveiligen van pijpleidingen en olievelden. Niet duidelijk is wat de exacte bevoegdheden terzake zijn; dat zeg ik er gewoon in alle openheid bij. De oliepolitie valt onder de nationale politie, en als zodanig onder de Irakese regering. Ik zou bijna zeggen dat wij net zo veel te leren hebben van de oliepolitie daar als de oliepolitie van ons zou kunnen leren. Ik ben benieuwd wat de oliepolitie op het gebied van de bescherming van «high risk»-objecten doet. Dat is een leerpunt voor onszelf, maar dat klinkt wel wat egocentrisch vanuit dit land.
De kwestie rond Kamp Ashraf is inderdaad een niet gering probleem; dat steek ik niet onder stoelen of banken. Premier Al Maliki heeft op 9 december in een gesprek met de Amerikaanse ambassadeur in Irak nadrukkelijk aangegeven, geen plannen te hebben om Kamp Ashraf binnenkort te ontruimen. Zowel vanuit de Verenigde Staten als vanuit de Europese Unie wordt benadrukt dat de bewoners van het kamp recht hebben op een humanitaire behandeling. Ook wordt de verantwoordelijkheid van de Irakese autoriteiten voor de bescherming van hun mensenrechten benadrukt. Premier Al Maliki heeft de afgelopen jaren vaker aan het einde van het jaar gedreigd om het kamp te ontruimen. Hij heeft deze keer nee gezegd, maar de Verenigde Naties nemen de ontwikkelingen daar zeer serieus. Voorzover ons bekend bevinden zich in Kamp Ashraf geen mensen met een Nederlandse nationaliteit of verblijfsvergunning, maar dat neemt natuurlijk de problematiek niet weg voor al degenen die geen Nederlandse nationaliteit of verblijfsvergunning hebben.
De heer Van Bommel (SP): De minister zegt dat er geen mensen met de Nederlandse nationaliteit of met een Nederlandse verblijfsvergunning in kamp Ashraf zitten. Wel verblijven er mensen die directe familie in Nederland hebben, waardoor er dus betrokkenheid bij mensen in Nederland is. Hun zorgen betreffen niet alleen het risico van ontruiming. Ontruiming is per definitie niet toegestaan, omdat het om mensen gaat die officieel de status hebben van beschermde personen. Het kamp wordt echter aangevallen. Wat zou de veiligheid van deze mensen kunnen bevorderen?
Minister Rosenthal: Ik heb op dit moment alleen informatie over het feit dat de Europese Unie en de Verenigde Staten jegens de Iraakse autoriteiten nadrukkelijk naar voren brengen dat de bewoners van het kamp recht hebben op veiligheid. Ik ga er dan ook van uit dat wij de verantwoordelijkheid hiervoor bij de Iraakse autoriteiten moeten laten. Voor zover mij bekend op dit ogenblik, zijn er allerlei spanningen. De mujahedin verzetten zich tegen verplaatsing van het kamp naar elders in Irak. Het opsplitsen van de kampbewoners, waardoor zij feitelijk worden afgezonderd van de leiding, zal voor de leden van de mujahedin el-Khalq onacceptabel zijn. Dat zal leiden tot gewelddadig verzet. Het ziet er dus allemaal niet goed uit. Voor zover mijn informatie strekt, wordt de veiligheidssituatie daar toch aan de verantwoordelijkheid van de Iraakse autoriteiten en de Iraakse veiligheidstroepen overgelaten. Dit is het antwoord dat ik de heer Van Bommel simpelweg moet geven. Wat het overallbeeld betreft, ligt het voor de hand dat wij van de Verenigde Staten en van de EU, waarvan wij lid zijn, vragen om dit met grote nauwkeurigheid te monitoren. Zonder dat mij hierom wordt gevraagd, zeg ik toe dat ik mij hierover nog eens zal verstaan met de mensen in Brussel.
De heer Van Bommel (SP): Dank daarvoor. Ik mag ervan uitgaan dat u dat weer terugrapporteert aan de Kamer, juist omdat er internationaal zo ontzettend weinig nieuws verschaft wordt over de precieze omstandigheden.
Minister Rosenthal: Dat zal ik doen.
Dan kom ik bij de situatie in en rond Kirkuk, die de aandacht heeft van de internationale gemeenschap. De Kamer weet dat ik mij bij de «internationale gemeenschap» altijd afvraag waar die nu precies uit bestaat, maar in dit geval werkt dat wel. Nederland steunt drie projecten om in Kirkuk tot een betere verstandhouding tussen de verschillende gemeenschappen te komen, ook tussen de leiders van die gemeenschappen onderling. Er wordt ook sterk aangedrongen op het verbeteren van de wetgeving voor de minderheden. Laat dat ook gezegd zijn. Voorts is het aan de nieuwe regering van premier Al-Maliki om dit intern in Irak op een hoger plan te brengen. Meer kan daar op dit moment niet over gezegd worden. Het is volop bekend dat er grote zorgen bestaan over etnische spanningen en spanningen met betrekking tot minderheden in Irak. Wij hebben daarover in eerdere algemene overleggen uitgebreid van gedachten gewisseld. Tegen met name de heer Voordewind en de heer Van der Staaij, die steeds aandrongen op «safe havens» voor bijvoorbeeld de christelijke minderheden, heb ik gezegd dat ik dat geen goede weg vind. De Nineveh-vlakte blijkt ook geen goede uitkomst te bieden. Het enige wat wij kunnen doen is voortdurend bij de autoriteiten in Irak de noodzaak benadrukken, de dialoog tussen de verschillende minderheden en leiders op een hoger plan te brengen. Dat doen wij dan ook met nadruk en daarvoor hebben wij ons ook, zoals toegezegd, tot de autoriteiten in Irak gewend. De EU Heads of Mission in Bagdad hebben vorige week met de Iraakse minister van Buitenlandse Zaken, Zebari, weer daarover gesproken. De positie van christenen is expliciet aan de orde geweest. De minister heeft gezegd de situatie zeer serieus te nemen, maar ook de Iraakse regering – dat moet ik simpelweg aan de Kamer meedelen – verwerpt plannen voor evacuatie van christenen naar westerse landen, want dat zou een overwinning betekenen voor terroristische groeperingen. Zo ziet zij dat. De Iraakse regering zorgt wel voor aangescherpte beveiliging van plaatsen waar christenen samenkomen. Een droevige troost is dan de toezegging dat de schade aan bijvoorbeeld kerkgebouwen et cetera, zal worden hersteld. Onderwijl blijven wij wel zitten met een reeks aanslagen in het verleden, waarbij grote aantallen christenen het slachtoffer zijn geworden.
Dan kom ik bij de vragen van de heer Nicolaï over de etnisch-religieuze spanningen die zich ook voortzetten naar de krijgsmacht en de politie zelf. In elk regime waar de veiligheidssituatie gespannen is, is het hoogst zorgwekkend als die spanningen toeslaan in de veiligheidsinstituties van zo’n land. Dat is algemeen, door de hele wereld, altijd het geval geweest. Ook hierbij is dat een zorgelijk punt. Ik kan daar alleen maar over zeggen dat de Iraakse regering zich ook daarvan ten volle bewust is en er alles aan doet om de spanningen zo veel mogelijk onder controle te houden en de situatie niet uit de hand te laten lopen. Daarbij speelt dus ook mee – ik meen dat de heer El Fassed het daar kort over heeft gehad – dat er vooral tegen gewaakt moet worden – daar doet men dus ook uiterste inspanningen voor – dat de zaak niet weer terugvalt naar militieachtige activiteiten. Als dat het geval is, valt zo’n veiligheidsinstitutie uit elkaar. Dat mag dus niet gebeuren.
Ik dank de heer Timmermans voor zijn mededeling dat de brief van onze kant een helder beeld verschaft.
De heer El Fassed heeft een vraag gesteld over de situatie rond de mensenrechten en vooral de vrouwenrechten. In de pogingen die er worden ondernomen om de Iraakse autoriteiten te helpen bij de verdere versteviging van de veiligheidsstructuur, speelt dit soort zaken voortdurend een rol en wordt dat ook voortdurend onder de aandacht gebracht.
Tot slot is er gevraagd naar de specifieke expertise van de vijf militairen en de bedoelingen die daarmee gemoeid zijn. Ik kan dat zeer exact meedelen. Ik leg de Kamer de volgende gegevens voor, die ongetwijfeld van mijn vrienden bij Defensie komen: een majoor hoofd personeel, een adjudant sergeant-majoor ter ondersteuning van het hoofd personeel, een sergeant-majoor missie-adjudant in het hoofdkwartier en een watchkeeper sergeant-majoor, die deel uitmaakt van een operationele cel van NTM-I; nog niet helemaal duidelijk is de vijfde functie; de invulling is afhankelijk van de nieuwe structuur van NTM-I, waarbij wij inzetten op een J5-officier voor de planning. Terwijl ik dat zeg, ben ik mij er, net als mijn collega Hillen, ten volle van bewust dat het hierbij gaat om een handvol militairen, die wel degelijk naar een risicovol gebied worden gestuurd waar zij onder moeilijke omstandigheden werk zullen doen ten behoeve van de verdere stabilisering van de situatie in Irak.
De voorzitter: Ik constateer dat er behoefte is aan een tweede termijn, in ieder geval bij de heer Ormel. Kort graag.
De heer Ormel (CDA): Voorzitter. Ik bedank de minister voor zijn beantwoording. Ik heb nog gevraagd hoe het nu staat met Arustamya en of daar nog militairen naartoe gaan. Ik begrijp dat de beveiliging van deze vijf militairen in de loop van komend jaar door Iraakse eenheden uitgevoerd gaat worden, maar hoe zit het met de extractiecapaciteit? Stel, er gebeurt echt wat en er moet een helikopter komen om die mensen eruit te halen. Het zijn vijf mensen, maar die zitten, zoals de minister terecht zegt, in een heel moeilijk gebied. Wij zijn er toch verantwoordelijk voor om de minister goed te bevragen hoe dat gaat. Daarop krijg ik graag een ietwat preciezer antwoord.
De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Ik had nog gevraagd wat er na die overgangsperiode gebeurt. Het gaat nu om een jaar, mogelijk nog iets langer, maar wat klopt er van het verhaal dat er op verschillende plaatsen Amerikaanse bases in Irak blijven, met een substantieel aantal militairen? Dat zijn de berichten die wij hebben ontvangen. Graag een reactie van de minister hierop.
De heer Nicolaï (VVD): Voorzitter. Ik heb geen vragen meer. Mijn vragen zijn afdoende beantwoord. Daarmee kan ik misschien alvast verklaren wat in eerste termijn al werd verklaard. Of wilt u de spanning er nog even in houden?
De voorzitter: Ik ga het straks formeel inventariseren. Dat is de procedure.
De heer Nicolaï (VVD): Dat is goed.
De voorzitter: Dan geef ik het woord aan de minister van Buitenlandse Zaken.
Minister Rosenthal: Voorzitter. Wat Ashraf betreft ...
De heer Ormel (CDA): Het gaat om Arustamya. Dat is een buiten Bagdad gelegen Centre of Excellence, waar in het verleden ook Nederlandse militairen aan trainingsactiviteiten deelnamen.
Minister Rosenthal: Excuses! Over Arustamya kan ik kort zijn. Daar zitten wij niet en daar gaat het nu ook niet om.
Over de beveiliging en eventueel de extractiecapaciteit het volgende. Ik denk bij dat laatste overigens aan andere dingen, maar ik neem aan dat het daarbij gaat om evacuatiefaciliteiten. De verantwoordelijkheid ligt bij de Iraakse autoriteiten, ook in de internationale zone. Daar is geen misverstand over. De NAVO heeft echter, aldus zeg ik met nadruk, haar evacuatieplan volledig op orde. Als het zover komt, zal daarbij gebruik worden gemaakt van Amerikaanse capaciteit. Dat is ook afgesproken in de agreement tussen de Amerikanen en de Irakezen.
Wat betreft de vraag van de heer Van Bommel over Amerikaanse militaire bases in Irak: ik heb geen informatie daarover. Ik zeg dat zoals het is. Ik kan toezeggen, zonder dat dit hopelijk tot brieven en dergelijke hoeft te leiden, dat wij natuurlijk ook dat soort zaken naarstig in het oog houden. Als bij Buitenlandse Zaken of bij Defensie relevante berichten binnenkomen over ontwikkelingen die hierop duiden, zullen die vanzelfsprekend gedeeld worden met de Kamer.
Daarmee ben ik aan het einde gekomen van mijn beantwoording in tweede termijn. Ik bedank allen die al hebben meegedeeld dat zij de uitzending van een NAVO-trainingsmissie, NTM-I, naar Irak steunen.
De voorzitter: Ik dank de minister voor zijn antwoorden.
Nu volgt het formele moment. Ik ga de fracties af om te inventariseren of zij al dan niet hun expliciete steun verlenen aan de verlenging van de NAVO-trainingsmissie in Irak.
De heer Ormel (CDA): Voorzitter. Wij steunen de verlenging en wensen de uitgezonden militairen veel succes en een behouden terugkomst.
De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. De SP-fractie steunt deze missie niet. Desondanks wensen wij de uit te zenden militairen veel succes en een behouden terugkeer.
De heer Nicolaï (VVD): Voorzitter. De VVD-fractie steunt de missie wel.
De heer Timmermans (PvdA): Voorzitter. De missie krijgt steun van de PVDA-fractie.
De heer El Fassed (GroenLinks): Voorzitter. Wij twijfelen niet aan de capaciteiten van de militairen, maar wij steunen de missie niet. Wij wensen de militairen wel veel succes.
De voorzitter: Ik had al gemeld dat de SGP-fractie en de ChristenUnie-fractie de missie steunen. Ik constateer dan ook dat een overgrote meerderheid in de Tweede Kamer de verlenging steunt.
Er is één toezegging. De minister van Buitenlandse Zaken heeft toegezegd om zich, ten aanzien van de veiligheidssituatie in kamp Ashraf en het monitoren daarvan, te zullen verstaan met de mensen in Brussel. Ik ga ervan uit dat het de NAVO betreft.
Minister Rosenthal: Nee, het betreft de EU.
De voorzitter: De minister zegt toe, de Kamer op de hoogte te stellen van verdere acties in EU-verband.
Ik dank de minister en zijn ondersteuning voor hun komst naar de Kamer en voor de antwoorden. Ik wens iedereen heel fijne feestdagen.