Vastgesteld 4 november 2014
De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 25 september 2014 overleg gevoerd met Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie over nationale veiligheid, crisisbeheersing en brandweerzorg.
(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.)
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Jadnanansing
De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Hessing-Puts
Voorzitter: Jadnanansing
Griffier: Tielens-Tripels
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Berndsen-Jansen, Jadnanansing, Kooiman, Oskam, Tellegen, Segers en Wolbert,
en Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
Aanvang 10.00 uur
De voorzitter: Ik heet de Minister, zijn ambtenaren, de mensen op de publieke tribune en mijn collega's van harte welkom bij dit overleg. We hebben een spreektijd van vijf minuten afgesproken. Ik sta twee interrupties per woordvoerder toe. Ik deel mede dat mevrouw Tellegen van de VVD-fractie na haar inbreng weg moet vanwege een fractievergadering over de missie. Mevrouw Berndsen moet om 11.30 uur weg vanwege een procedurevergadering. Ik hoor dat er wordt gevraagd of we om 11.30 uur kunnen stoppen. Laten we kijken hoe het gaat.
Mevrouw Tellegen (VVD): Voorzitter. Ik ben hier een nieuw gezicht; ik kom in de plaats van mijn collega Klaas Dijkhoff. Het zijn grote schoenen om te vullen, dus ik ga mijn best doen.
Bij het lezen van de stukken voor dit AO valt een aantal zaken op. Op het terrein van nationale veiligheid, crisisbeheersing en brandweerzorg lopen op dit moment ongelooflijk veel verbetertrajecten en onderzoeken. Dat gebeurt tegen de achtergrond van twee veel grotere ontwikkelingen: die van de verdere vormgeving van de veiligheidsregio's en van de Nationale Politie. Tegelijkertijd bestaat de noodzaak om in een aantal schakels in de keten van nationale veiligheid en crisisbeheersing groot onderhoud te plegen en de zaken toekomstbestendig te maken. Er is dus veel werk in uitvoering, maar dat mag in het geval van een ramp, een crisis of een ongeluk niet ertoe leiden dat er gaten vallen of dat er zwakke plekken zitten in de organisatiestructuur of in de communicatiestructuur. Vanuit deze achtergrond heb ik over de volgende drie onderwerpen vragen aan de Minister: brandweer, crisiscommunicatie en, als ik eraan toekom, een vraag over de brandveiligheid in relatie tot hennepkwekerijen.
Ik begin met de brandweer en de gezamenlijke agenda. In 2010 is de Wet veiligheidsregio's van kracht geworden. De brandweer maakt hiervan onderdeel uit. De wet begint zijn beslag te krijgen, maar er is ook werk in uitvoering. In het laatste AO over nationale veiligheid, nu bijna een jaar geleden, heeft de Minister een gezamenlijke voorwaartse agenda aangekondigd voor de «optimalisering van de veiligheidsregio's». Hoe staat het met deze agenda? Zijn er al resultaten zichtbaar? Worden in deze agenda ook de beleving en ervaringen meegenomen van het personeel dat binnen de kaders van de nieuwe wet moet werken?
Daarmee kom ik op de uitkomsten van de recente enquête onder brandweerpersoneel. Die waren niet mals en dat vindt de VVD-fractie zorgelijk. Een grootscheepse verandering, zoals het regionaliseren van de brandweer, leidt logischerwijs tot onrust en onzekerheid. Het is van groot belang dat er draagvlak is en blijft onder het brandweerpersoneel voor de organisatie en de verdere optimalisering van de veiligheidsregio's. Wat was de reactie van het Veiligheidsberaad op deze enquête? Zou het niet zinvol zijn om het Veiligheidsberaad een periodieke landelijke betrokkenheidspeiling onder het brandweerpersoneel te laten uitvoeren? De VVD-fractie wil dat de 30.000 mannen en vrouwen van het brandweerpersoneel betrokken blijven bij de verdere vormgeving van de veiligheidsregio's. Zij moeten er immers voor zorgen dat de Nederlandse burger kan rekenen op een snelle en adequate hulpverlening bij brand en ongevallen.
Ik kom bij de vormgeving van de veiligheidsregio's. «Als je om handschoenen vraagt, krijg je laarzen»; de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers waarschuwt voor het woud aan regels dat dreigt te ontstaan bij de vormgeving van de veiligheidsregio's. Te veel lagen, zo klinkt het. Er zijn veel nieuwe afspraken en regels, maar wie controleert ze nu precies? Voor dat signaal vindt de vrijwillige brandweer een luisterend oor bij de VVD-fractie. De VVD is voorstander van de regionalisering, vanuit de overtuiging dat een groot aantal zaken beter en efficiënter op regionaal niveau kan worden georganiseerd. Dat betekent echter niet dat de slagkracht op lokaal niveau moet inboeten. Dus: regionaal wat moet, lokaal wat kan. Hoe ziet de Minister dat?
Ik vind het een moeilijke term, maar ik noem hem nu nog maar een keer: de variabele voertuigbezetting of beter gezegd de uitruk op maat. Hierover is veel te doen. Er zijn veel stukken, maar er ligt nog altijd geen duidelijke visie van het Veiligheidsberaad en Brandweer Nederland. Wanneer kan de Kamer dit landelijk beleidskader tegemoetzien? Kan de Minister de druk opvoeren? Het streven is een handreiking voor de regionale invulling van de afwijkingsbevoegdheid. Dat is een hele mond vol, maar wat wordt hier precies bedoeld? Waarnaar streeft de Minister? Is dat een landelijk gedeelde opvatting met een landelijke invulling of is dat een meer regionale invulling waarbij er ruimte komt voor maatwerk? De VVD-fractie vindt het goed dat werk wordt gemaakt van uitruk op maat en dat onderscheid wordt gemaakt tussen kleinere en grotere incidenten, maar er moet wel snel duidelijkheid worden geschapen. De VVD-fractie wil ook dat de veiligheidsgaranties helder zijn bij het opstellen van de handreiking. Ook moet worden gekozen voor een werkbare oplossing, die er niet alleen op papier goed uitziet maar ook werkt in de praktijk.
Tijdens vorige AO's is gesproken over het teruglopende aantal vrijwilligers bij de brandweer. De VVD-fractie vindt het bewonderenswaardig dat er nog steeds zo veel mensen zijn, mannen en vrouwen, die zich elke dag vrijwillig inzetten om rampen en branden te bestrijden. 80% van het brandweerpersoneel bestaat uit vrijwilligers. Dat percentage dient op peil te blijven. Wat gaat de Minister – en wat gaan met hem de gemeenten en regio's – doen om nieuwe vrijwilligers aan te trekken?
Mijn tweede punt betreft de crisiscommunicatie. De VVD-fractie is nog niet gerustgesteld over wat ik voor het gemak maar even de crisiscommunicatie noem. Het gaat dan niet alleen om het noodnummer 112, dus de communicatie van burgers naar de hulpdiensten, maar ook om C2000, de communicatie van hulpdiensten onderling, en natuurlijk om de inrichting van een landelijke meldkamer. Onze hulpdiensten kunnen nog zo goed getraind en voorbereid zijn, maar als mensen in nood hen niet kunnen bereiken of als zij elkaar onderling niet weten te vinden, hebben we daar weinig aan. Wat de VVD betreft is veiligheid een kerntaak van de overheid en daarom stelt zij de volgende vragen. De discussie over het functioneren van het noodnummer 112 gaat over twee verschillende kanten van een medaille.
De voorzitter: Ik wijs u erop dat u over uw vijf minuten heen bent, mevrouw Tellegen.
Mevrouw Tellegen (VVD): Nu al, voorzitter? Dat is dan les één!
112 en C2000 zijn eigenlijk toe aan een technologische slag. Als het aan de VVD ligt, is dat een toekomstbestendige slag. Hoe staat dat in verhouding tot de vormgeving van de landelijke meldkamer?
Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Wie helpt de brandweer als de brandweer zelf in brand staat? Er is onrust bij de brandweervrijwilligers, er zijn zorgen om grote managementlagen bij de brandweer en er wordt geëxperimenteerd met voertuigbezetting en daarmee met de veiligheid. De opkomsttijden worden ondertussen ook opgerekt. Dan zit er eigenlijk maar één ding op. De vraag aan de Minister is om op te treden als brandweerman en deze brand te blussen.
Zoals ik al zei, is er veel onrust. Dat heeft de Abvakabo ook aangetoond in een onderzoek. Er zijn veel managementlagen, zo zeggen veel brandweervrijwilligers, en er is een hoge werkdruk. Er is onrust en er is zorg om de veiligheid. Ik was nogal verrast door de reactie van de Minister op dit onderzoek. Hij gaf aan dat hij met Brandweer Nederland heeft gesproken en dat het de aandacht van deze organisatie heeft. Daarmee was het af. Ik vind dat eigenlijk een beetje lafjes. Ik vraag de Minister om daadwerkelijk met een plan van aanpak te komen en om ook om de tafel te gaan met de brandweervrijwilligers.
Een groot deel van de onrust betreft het experimenteren met de voertuigbezetting, zoals genoemd door de collega van de VVD-fractie. De brandweer rukt in principe uit met een tankautospuit met zes personen. Er zijn namelijk minimaal zes personen nodig om een brandend huis in te gaan. Omdat de brandweer soms ook bijvoorbeeld een prullenbak moet blussen, is het een logische gedachte om te zeggen dat je daar niet met zes, maar met twee mensen naartoe gaat. Dit roept echter veel verwarring op, want hoe ga je daarmee om? Hoe doe je dat veilig? Als een brandende prullenbak onder een rieten dak staat, zijn twee mensen niet genoeg om de brand te blussen, zeker niet als de brand uiteindelijk overslaat naar het huis. In de regio's wordt hiermee verschillend omgegaan. Niet iedere veiligheidsregio houdt zich dan ook aan de vereiste dat een andere bezetting van voertuigen niet als gevolg mag hebben dat de brandweer minder goed in staat is om een brand te bestrijden. De veiligheid van het personeel is daarmee helaas niet gegarandeerd. Nu zegt de Minister dat hij in overleg gaat met het Veiligheidsberaad en Brandweer Nederland over de vraag hoe een gedeelde opvatting over een variabele bezetting kan worden geformuleerd. Dit vind ik eigenlijk ook een beetje slappe hap, want ondertussen wordt er driftig geëxperimenteerd. In sommige gevallen wordt er gespeeld met de veiligheid. Waarom komt de Minister niet met één veilige en eenduidige richtlijn inzake de variabele voertuigbezetting voor alle veiligheidsregio's? Het zou natuurlijk mooi zijn als de Minister uitspreekt dat er in de tussentijd wordt gekapt met het geëxperimenteer met de veiligheid.
Zoals de Minister weet, heb ik vragen gesteld over de luchtflessen. Ik geloof dat ook de CDA-fractie dat heeft gedaan. Die zijn namelijk vrij gevaarlijk. Omdat de nieuwe luchtflessen een nieuwe snelkoppeling hebben in plaats van een schroefkoppeling, worden de luchtflessen gevaarlijke raketten op de ruggen van de brandweerman of -vrouw. De nieuwe koppeling kan niet tegen een stootje. Iedereen die het werk van een brandweerman of -vrouw een beetje kent, weet dat je soms met iemand van een trap af moet, zodat er extra klappen op de schroefkoppeling komen. De snelkoppeling wordt nog in twaalf regio's gebruikt. In vijf regio's heeft men besloten om deze niet te gebruiken, omdat zij onveilig is. Mensen kregen bijvoorbeeld geen lucht meer; er waren heel nare incidenten. De Minister geeft dat zelf ook toe, maar zegt uiteindelijk dat het een werkgeversverantwoordelijkheid is en dat hij er niets mee doet. Ik zou graag willen dat de Minister met de vuist op tafel slaat en tegen de twaalf regio's die de onveilige koppelingen nog gebruiken, zegt: hoor eens even, het is niet aangetoond dat deze koppelingen veilig zijn, dus gebruik weer de oude, betrouwbare schroefkoppeling. Dat kunnen ze in die vijf regio's ook, dus laten we dit dan ook doen voor de veiligheid van onze brandweermannen en -vrouwen in die andere regio's.
Ik heb de Minister gevraagd om als een echte brandweerman deze brandhaarden te blussen. Zoals de Minister weet, telt bij een brand elke seconde. Ik verwacht dus daadkrachtig en snel optreden van hem.
Dat geldt ook voor het volgende, waarvan ik behoorlijk baal, om het zo maar te zeggen. We kregen de inhoud van een brief van VNO-NCW en MKB-Nederland te horen. De Minister kent deze brief vast. De organisaties geven erin aan dat ze zich zorgen maken over de nu gekozen aanpak, waarbij het Ministerie van Veiligheid en Justitie en het Veiligheidsberaad gezamenlijke doelstellingen hebben geformuleerd om tot nadere afspraken te komen op voorgenoemde onderwerpen. Voor het traject Continuïteit van de samenleving is twee jaar uitgetrokken. Er ontbreekt een gevoel van urgentie als het gaat om crisisbeheersing en het continu oefenen in de veiligheidsregio's. In plaats van een lang traject in te gaan, pleit ik ervoor dat wordt vastgelegd dat de eerdergenoemde convenanten op korte termijn worden geïmplementeerd, uitgeoefend en onderhouden. De SP roept continu op om te oefenen in de veiligheidsregio's. Het stoort mij dat er nu weer een brief is van VNO-NCW en MKB-Nederland. Ik hoop dat de Minister hierop wil ingaan.
Tot slot kom ik te spreken over een heel ander punt, dat ook niet onbekend is bij de Minister: AMBER Alert. Wanneer er grote noodtoestanden zijn, kan via NL-Alert gericht, snel en goedkoop een grote groep mensen worden bereikt. Dat gaat via cell broadcasting. In de VS wordt deze structuur ook gebruikt voor AMBER Alert, dus als er een kind wordt vermist. In Nederland moet iemand zelf zijn aangemeld bij AMBER Alert om een sms te krijgen. Ik heb de Minister eerder gevraagd of AMBER Alert in Nederland kan worden aangesloten op cell broadcasting. De Minister gaf voor het reces aan hiernaar te zullen kijken. Ik vraag hem hoe het staat met de voortgang en wanneer dit eindelijk in Nederland wordt geïmplementeerd.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. Ik had mijn tekst gistermiddag al klaar, maar hij is actueler dan ooit na het besluit van het kabinet van gisteravond. We hebben de afgelopen weken veel gehoord over mogelijke terroristische aanslagen in Nederland. De zorgen van de mensen zijn dan ook terecht. De veiligheidsdiensten doen hun best om incidenten te voorkomen, maar 100% veiligheid valt niet te garanderen. Dat is ook logisch. Mijn fractie heeft nog veel vragen. Hoe kunnen de Nederlanders zich voorbereiden op een mogelijke aanslag? Wat kunnen we dan van de overheid verwachten? Is helder hoe de verantwoordelijkheden zijn verdeeld en hoe moet worden opgeschaald? Als er een terroristische aanslag wordt gepleegd, wie is dan de baas? Er wordt veel geschreven over civiel-militaire samenwerking, maar hoe gaat dat in de praktijk? In hoeveel veiligheidsregio's is defensie al structureel betrokken bij de voorbereiding van de rampenbestrijding en crisisbeheersing?
Voor D66 staat voorop dat mensen snel de juiste informatie moeten krijgen als zich een ramp of aanslag voordoet. Ook dat is actueler dan ooit. Ook moet de communicatie tussen hulpverleners en bestuurders op verschillende niveaus in orde zijn. Wij maken ons zorgen omdat bepaalde problemen met bijvoorbeeld 112 en C2000 nog moeten worden opgelost, terwijl deze systemen van cruciaal belang zijn. Hulpverleners moeten met elkaar kunnen communiceren. De verbeteractiviteiten zouden in januari 2014 klaar zijn, maar dat is nog niet het geval. Hoe kan dit? De Inspectie Veiligheid en Justitie concludeert dat een goede werking van C2000 bij onvoorziene grootschalige gebeurtenissen niet kan worden gegarandeerd. Dat is nogal een conclusie. Het betekent dat bij grootschalige of ernstige calamiteiten, zoals een terroristische aanslag, de kans bestaat dat C2000 niet goed werkt. De problemen met capaciteitsbehoeften tijdens rampen en crises worden pas in januari 2015 opgelost. Wat betekent het voor de veiligheid van onze inwoners als er tussen nu en januari 2015 iets ernstigs gebeurt? De Kamer heeft onlangs gesproken over de problemen met 112. Er wordt nog steeds gewacht met de structurele oplossing. Hoeveel vertraging gaat dit nog oplopen? Waar is de urgentie waarover de Minister sprak?
Mevrouw Wolbert (PvdA): Voorzitter, ik heb een punt van orde. De vragen van mevrouw Berndsen zijn begrijpelijk. Ook ik refereer in mijn inbreng aan de veranderde veiligheidssituatie in Nederland. Ik vind echter dat we de AO's moeten laten gaan over de stukken die we hebben liggen. In de procedurevergadering kunnen we voorstellen om een apart AO te houden over de veranderde veiligheidssituatie in Nederland en alles wat daarvoor nodig is. Anders kom ik toch een beetje in verlegenheid. Ik heb voor hetzelfde dilemma gestaan en heb me toen bedacht dat het de regel in dit huis is dat we ons beperken tot de stukken die op de convocatie staan. Ik hoor graag uw opvatting daarover.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Dit AO gaat over nationale veiligheid.
Mevrouw Wolbert (PvdA): Ik begrijp uw dilemma heel goed, mevrouw Berndsen. Het is dus geenszins een aanval op u of op uw inbreng. Daarom is het ook een punt van orde; ik leg het hier maar gewoon ter bespreking voor. Ik denk dat dit dilemma ons allemaal treft, maar we hebben in dit huis nu eenmaal de afspraak dat we ons beperken tot de stukken die in de convocatie staan.
De voorzitter: Dank voor uw inbreng, mevrouw Wolbert. Ik schors de vergadering kort, zodat we dit met elkaar kunnen bespreken.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. Laat ik het dan verder maar hebben over de regionalisering van de brandweer. Ik moet keuzes maken in de onderwerpen die ik bespreek in mijn tekst, dus ik sluit mij voor een groot gedeelte aan bij de vragen van de collega's van de SP en de VVD. Ik wil de Minister meegeven om de positie van de vrijwilligers bij de regionalisering voor ogen te houden. Ik kan wel een vergelijking maken met de politie, maar dat zijn bijna allemaal beroepskrachten, dus dat is toch echt van een andere orde dan een organisatie die eigenlijk helemaal is gebaseerd op de inzet van vrijwilligers. Dat vraagt echt een ander type aandacht.
Er doen zich ook nieuwe risico's voor in de samenleving, onder andere door illegale drugspraktijken in woningen. De D66-fractie heeft tijdens het vorige AO, in november 2013, gevraagd naar de brandschade door illegale wietteelt. Toen kon de Minister daarop geen antwoord geven, maar hij beloofde een brief te sturen. Die brief kwam begin 2014, zonder een echt antwoord. In april stelden wij voor de tweede keer vragen, maar opnieuw kwam er geen echt antwoord. Een paar weken geleden hebben we opnieuw vragen gesteld. We verwachten nu een echt antwoord. Ik vraag dus nog een keer of er informatie beschikbaar is over de oorzaak van de branden. Kan de Minister aangeven in hoeveel gevallen sprake is van het illegaal aftappen van elektriciteit? Is het waar dat een op de vier branden in de binnensteden door illegale hennepteelt wordt veroorzaakt? Zo nee, wat zijn dan de cijfers?
Niet alleen branden door illegale hennepteelt vormen een probleem, ook andere drugs zijn een risico. Medio september luidde de teamleider brandonderzoek van de brandweer Rotterdam-Rijnmond de noodklok. De komende twee jaar zal er een flinke toename zijn van het aantal plekken waar hennep wordt gekweekt, cocaïne wordt gewassen of xtc wordt gemaakt. Zelfs seniorenflats worden hiervoor gebruikt, met alle risico's van dien. Daarom stel ik de volgende vragen. Hoeveel incidenten van brandgevaar, wateroverlast en verloedering hebben zich voorgedaan als gevolg van illegale drugspraktijken in woningen? Wat zijn de volksgezondheid- en leefbaarheidsrisico's van illegale drugslocaties voor de omringende bewoners? Kan een schatting worden gegeven van het aantal illegale drugslocaties in Nederland? Hoeveel mensen lopen gevaar door brand, wateroverlast of verloedering van hun woning? Wat gaat de Minister doen met de schade die door illegale drugslabs wordt veroorzaakt? Particulieren, maar ook gemeenten en provincies draaien op voor enorme kosten. Ook de rijksoverheid zou zich hiervoor verantwoordelijk moeten voelen; graag een reactie van de Minister. Ik stel opnieuw vast dat het drugsbeleid van het kabinet faalt. Nederland is op dit punt zeker niet veiliger geworden.
De heer Oskam (CDA): Voorzitter. De Minister heeft de Kamer een stappenplan gepresenteerd op weg naar een Landelijke Meldkamerorganisatie, waarbij de continuïteit van de dienstverlening aan de burger vooropstaat, ook tijdens de transitiefase. Het loket kan nu eenmaal niet een tijdje dicht. De Minister spreekt van risicobeheersende maatregelen. Kan hij garanderen dat de burger ook tijdens de transitiefase snel en adequaat wordt geholpen?
In het vorige AO heeft de Kamer gevraagd om een inventarisatie van de bureaucratische knelpunten op de werkvloer. De uitkomsten bevestigen het beeld. Er bestaat een grote diversiteit tussen de 22 meldkamers. De gebruiksvriendelijkheid van de ICT-voorzieningen op de meldkamers kan over het algemeen nog worden verbeterd. Zeker in de meldkamersituatie moeten de ICT-voorzieningen op orde zijn en voldoen aan de hoogste eisen. Wie kan dat beter beoordelen dan degenen die ermee moeten werken? Oplossingen kunnen alleen effectief zijn als de werkvloer erbij betrokken is. Mijn vraag is dan ook hoe de werkvloer effectief wordt betrokken bij het oplossen van de knelpunten.
Ik kom te spreken over de bereikbaarheid van 112. Misschien ben ik daarin wat cynisch. De Minister vindt het heel belangrijk dat burgers in nood snel worden geholpen, maar dat spreekt eigenlijk voor zich. Wat moeten burgers echter doen als het niet lukt om 112 te bereiken? Het antwoord van het ministerie op die vraag is: «Het handelingsperspectief voor burgers wordt structureel gecommuniceerd op de website van de rijksoverheid en van verschillende hulpverleningsdiensten. Bij storingen wordt via de woordvoeringslijn het handelingsperspectief voor burgers gecommuniceerd.» Ik hoop dat ik 112 nooit hoef te bellen. Ik hoop ook dat ik, als ik 112 niet kan bereiken, wel verder word geholpen. Tot nu toe is dat echter vaak niet het geval. Als het niet lukt, zie ik mezelf niet zoeken op de website van de rijksoverheid. Maar zelfs als ik geen haast heb en op mijn gemakje kan kijken, zie ik alleen een brochure uit 2010, waarin nu net geen antwoord wordt gegeven op de vraag wat ik moet doen als ik 112 niet kan bereiken. Het is een «hot» punt, waarover we vaker met de Minister hebben gesproken. Het is belangrijk dat we er nu echt een oplossing voor vinden. Naar aanleiding van de incidenten met de bereikbaarheid van 112 in het jaar 2012 is er gelukkig het een en ander verbeterd; dat mag ook gezegd worden. Vorig jaar heeft de Minister toegezegd om uiterlijk in december 2013 een keuze te maken voor een structurele oplossing. Heeft hij de knoop nu doorgehakt? Zo nee, wanneer gaat hij dat doen? Zolang er geen structurele oplossing is, blijft de 112-infrastructuur onnodig complex en storingsgevoelig, terwijl 112-bellers bij een eventuele storing nog steeds niet direct kunnen worden teruggebeld. Ik krijg op dit punt graag een reactie van de Minister.
Ik kom bij de brandweer en het brandweerpersoneel. EenVandaag presenteerde op 2 januari de resultaten van een enquête onder brandweerpersoneel. Die logen er niet om. 75% van het personeel vindt dat de veiligheid van burgers is afgenomen door de regionalisering en de bezuinigingen. 56% vindt de managementlaag te groot en 40% heeft last van bureaucratie. 35% van de vrijwilligers, die zoals mevrouw Berndsen al zei een substantieel onderdeel zijn van de brandweer, ervaart meer werkdruk na de regionalisering. 82% van het beroepspersoneel vindt dat de korpsleiding onvoldoende luistert naar de werkvloer. In eerste instantie reageerde de Minister verbaasd en laconiek, in de trant van «elke verandering gaat gepaard met heimwee naar het oude, maar op den duur went het wel». Later, in april, was zijn reactie dat de bestuurders het signaal van het personeel serieus namen. «Medewerkersbetrokkenheid» is eigenlijk het thema. Juist bij vrijwilligers, maar ook bij de beroepsbrandweer is het belangrijk dat er naar het personeel wordt geluisterd. Wij vinden dit een belangrijk punt, want veranderingen in de organisatie grijpen rechtstreeks in op het werk van de brandweer. Kan de Minister aangeven of, en zo ja hoe de medewerkersbetrokkenheid nu, ruim een halfjaar later, is georganiseerd? Minstens zo belangrijk is het volgende. Het was destijds een eenmalige enquête. Blijft het daarbij of zal de Minister de signalen van het personeel blijven monitoren? Om dat laatste gaat het namelijk.
De CDA-fractie maakt zich zorgen over de brandweervrijwilligers, die een groot deel uitmaken van de dagelijkse brandweerzorg. Dat is mooi, want het kabinet staat voor burgerparticipatie. Het CDA staat ook voor burgerparticipatie. Juist bij de vrijwilligers van de brandweer komt dat mooi terug. We hebben al eerder met de Minister gesproken over de Visie op Vrijwilligheid, die met zijn steun in 2013 tot stand is gekomen. De CDA-fractie vindt dat deze visie moet doorwerken in het doen en laten van de veiligheidsregio's. Ik vraag de Minister of dit ook gebeurt. De visie mag natuurlijk geen dode letter zijn. Zij moet in de praktijk worden gebracht. Het is de basis om de brandweervrijwilligers gemotiveerd te houden voor hun belangrijke maatschappelijke taak, zeker nu dit moeilijker wordt door de regionalisering, alsmede door de bezuinigingen.
Ik sluit me graag aan bij de opmerkingen van mevrouw Kooiman over de snelkoppeling. Ik zal het woord «laf» niet gebruiken, maar ik vind het te makkelijk om te zeggen dat het een werkgeversverantwoordelijkheid is. Als er ongelukken gebeuren, zullen wij de Minister zeker aanspreken. Wij willen dat vóór zijn, dus wij vragen hem om preventief op te treden in de richting van de veiligheidsregio's.
Een punt dat tijdens deze debatten minder aan de orde komt, is de drinkwatervoorziening.
De voorzitter: Mijnheer Oskam, u bent door uw tijd heen. Ik vraag u om tot een afronding te komen.
De heer Oskam (CDA): Ik vraag nog aandacht voor de drinkwatervoorziening. Het is de bedoeling dat de veiligheidsregio's in Nederland convenanten afsluiten met de drinkwatervoorziening om in geval van incidenten en calamiteiten maatregelen te nemen. In een aantal regio's speelt dit nog niet en zijn er nog geen convenanten afgesloten, vier jaar nadat het is beloofd. Er worden geen oefeningen gehouden. Dit is een grote zorg in de drinkwaterwereld. De ongelukken zijn niet te overzien als we de drinkwaterwereld niet betrekken in de plannen van de veiligheidsregio's.
Mevrouw Wolbert (PvdA): Voorzitter. Verzamel-AO's zijn altijd lastig voor een Kamerlid. De stukken zijn vaak oud en er is een veelheid aan onderwerpen, maar het valt mij altijd op dat er ontzettend hard wordt gewerkt aan deze onderwerpen en aan verbeteringen. Ik heb het dan over de verbetering van de onderlinge afstemming en over het oplossen van knelpunten. Laten we niet vergeten dat er dagelijks onmisbaar werk wordt verzet door al die mensen in de veiligheidsregio's, professionals en vrijwilligers. Met deze zomer in ons achterhoofd en met alle brandhaarden om ons heen, met een stijgend veiligheidsrisico als gevolg van de deelname aan de oorlog tegen IS, wordt het belang van goed geëquipeerde, goed opgeleide en goed geoefende veiligheidsdiensten alleen nog maar groter dan nu al het geval is. Ik ben blij dat de Minister daar straks in algemene zin op zal ingaan, gezien het punt van orde dat ik ter sprake bracht.
Ik heb me op een paar onderwerpen geconcentreerd, te beginnen met het werkklimaat en de cultuurverandering bij de brandweer. We hebben daarover verschillende brieven gekregen en we hebben er vragen over gesteld. De Minister heeft uitvoerig beschreven wat er allemaal wordt ingezet om het leiderschap en de interne communicatie te verbeteren en om de sfeer in de organisaties te optimaliseren. Ik noem dat het klassieke instrumentarium na ingrijpende veranderingen in de organisatie, maar het valt op. Ik houd de Minister aan de toezegging die hij mij heeft gedaan om jaarlijks medewerkerstevredenheidsmetingen te doen. Ik zie die van 2014 met belangstelling tegemoet.
Het valt mij op dat heel veel brandweermensen het gevoel hebben dat het niet meer over hen gaat. Het gevoel van «ze doen daarboven maar» is heel diep geworteld. Daarover maakt de Partij van de Arbeid-fractie zich grote zorgen. Ik vraag me af of we een opvatting hebben over de normen ten aanzien van overhead in dit soort organisaties. Dit is een signaal dat in het hele publieke domein opvalt; in het onderwijs, in de gezondheidszorg en bij de gemeenten. Ook bij dit onderwerp hoor ik dat de mensen op de werkvloer zeggen dat het niet meer over hen gaat; zij beslissen maar. Ik vraag mij af of het onderwerp overhead en staf veel sterker geagendeerd moet worden in die organisaties.
Om een mooi voorbeeld hiervan te geven, ik vroeg aan de Minister hoe het zit met de veiligheidsregio Groningen en de aardbeving. Moet daar niet wat bij gezet worden? De Minister ging praten en er komt extra geld voor de veiligheidsregio Groningen. In het mooie verslagje dat de Minister daarvan geeft, staat dat er extra geld is voor de veiligheidsregio en dat er een communicatiemedewerker en een beleidsmedewerker worden aangesteld. Als je aan de gewone brandweerman zou vragen wat er nodig is in dat aardbevingsgebied, denk ik niet dat hij zou zeggen: doe mij maar een communicatiemedewerker. Ik hoor hierop graag een reactie van de Minister.
Ik sluit mij aan bij datgene wat de heer Oskam heeft gezegd over 112, maar ik wil er niet veel over zeggen, omdat er in november een apart AO over is gepland. Ik wil dit AO gebruiken om een brief aan de Minister te vragen over de bereikbaarheid van 112 voor doven en slechthorenden. Het is wel een heel ander punt, maar toch daaraan gerelateerd. Dat blijkt nog steeds niet goed geregeld te zijn. De SP heeft hier vragen over gesteld. Op de site van SIGNAAL staat een hele lijst, waarin de problemen heel goed worden verwoord. Ik heb daar wel een kopie van. Het gaat erom dat verstoringsproblemen te traag worden opgelost, dat de drempel voor doven en slechthorenden om aan de goede software te komen te hoog is, dat de REACH 112-oplossing niet in zicht is, kortom: genoeg om aan de Minister te vragen daarop terug te komen in een brief. Kan de Minister mij zo'n brief toezeggen? Dan kan ik daar in november in het AO uitgebreid op terugkomen en hopelijk concluderen dat een goede oplossing in zicht is.
In aanvulling op de vorige kwestie: aanstaande zaterdag is het Werelddovendag. Dan wordt aandacht gevraagd voor een heel actueel onderwerp, namelijk de Nederlandse Gebarentaal (NGT), ook in crisissituaties. Dan is er een NGT-tolk nodig. Hoe is dat geregeld in de veiligheidsregio's? Hoe wordt dat op nationaal niveau vormgegeven? Eigenlijk zou er altijd een tolk naast premier Rutte moeten staan als hij vertelt over de veiligheidssituatie, de oorlogsomstandigheden en IS, zodat ook de mensen die doof of slechthorend zijn, meteen zien wat de boodschap is. Het kan ook worden ondertiteld – dat vind ik ook goed – maar ik vind dat we deze bevolkingsgroep vanaf het begin moeten meenemen.
Dan kom ik op de veiligheid in woningen. Dank voor de uitvoerige brief over brandwerende materialen. Het standpunt van het kabinet is helder en daar is de Partij van de Arbeid blij mee. Ik ken de zeer verontrustende signalen over chemicaliën, vooral in chemische brandvertragers, omdat ik ook woordvoerder gezondheidszorg ben. Ik ondersteun de lijn van het kabinet dat we daar niet voorzichtig genoeg mee kunnen zijn.
Een ander punt bij de brandveiligheid van woningen betreft het kabinetsbeleid om ouderen langer thuis te laten wonen. Op tv zie je nare beelden van corporaties die zich er niet van bewust zijn dat iemand die gebruikmaakt van een rollator of een rolstoel veel meer tijd nodig heeft om naar buiten te komen. Die woningen zijn daar niet aan aangepast. Ik ben een voorstander van onderzoek naar de risico's van dit kabinetsbeleid voor de veiligheid van ouderenwoningen.
Ik ben blij dat de regionale verschillen als uitgangspunt worden gehanteerd bij de aanpak van de voertuigbezetting. Zou de Minister in een paar woorden de kern van de visie, die er zou moeten zijn, kunnen verwoorden?
Er is al een paar keer gesproken over de defecte ademluchtfles. Ik heb me er ontzettend aan gestoord dat in de brief van de Minister staat dat dit de verantwoordelijkheid is van de werkgevers of de producenten. Feitelijk staat er dat de Minister er niet over gaat. We hebben dat al heel lang niet meer gehoord in Den Haag. Als ik ergens geïrriteerd door raak, dan is het daardoor. Het staat er niet letterlijk, maar je kunt het wel zo lezen. De Minister gaat er wel over. Wij gaan allemaal over de veiligheid van deze mensen, dus ik hoor graag een andere reactie dan: wij gaan er niet over.
De heer Segers (ChristenUnie): Voorzitter. Ik ben al een paar keer op bezoek geweest bij de brandweer. Wij hebben het vaak over de participatiesamenleving, maar daar zie je die in actie. Dat zijn mensen die hun vrijetijd opofferen en op een vrijdagavond bij elkaar zitten om te oefenen en om te spreken over brandveiligheid. Dat is prachtig om te zien. Die mensen verdienen echt onze steun.
Begin dit jaar was er een enquête van EenVandaag, waarop de Minister in een van de brieven reageert. Daarbij werden heel veel zorgen geuit over de gevolgen van de regionalisering voor de veiligheid van burgers en voor hun eigen arbeidsvreugde. Dat is wel zorgwekkend. Ik vind de reactie van de Minister een beetje mager. Hij zegt dat hij medezeggenschap gaat stimuleren, maar dat is wel een heel beperkte focus.
Vorig jaar is de visie op de vrijwillige brandweer verschenen, waarop positief is gereageerd. Worden de aanbevelingen opgevolgd in de regio? Gebeurt daar werkelijk iets mee? Het is één ding om een visie op te schrijven, maar om er echt mee aan de slag te gaan, in de praktijk, is een tweede.
Collega Kooiman heeft al schriftelijke vragen gesteld over het incident dat zich in Den Haag heeft voorgedaan met de ademluchtflessen bij de brandweer. De Minister zegt dat dit een punt is voor de veiligheidsregio en dat hij daar niet over gaat. Als het gaat om veiligheid, om gedeelde normen, heeft de Minister toch op z'n minst een regierol, om ervoor te zorgen dat als zoiets hapert in de ene regio, dat een vervolg krijgt in andere regio's, en dat men overgaat tot vervanging van het materiaal. Afstemming is dan ontzettend belangrijk. Ik hoor hierop graag een reactie van de Minister.
Het WODC heeft onderzoek laten doen naar de variabele voertuigbezetting. De effecten op de veiligheid zijn niet zo duidelijk, maar er zijn wel zorgwekkende verhalen over de praktijk. Ik hoorde dat er bij een forse brand in Limburg-Noord een bestelbus met twee personen op af werd gestuurd, terwijl er geen leidinggevende functionaris ter plekke was. Die variabele voertuigbezetting leidt soms dus wel tot situaties waar grote vraagtekens bij te zetten zijn. Deelt de Minister onze zorgen hierover? Is in zijn ogen de primaire brandweerzorg nog steeds gegarandeerd? Dat moet wel duidelijk zijn. Tot er meer duidelijkheid is over de gevolgen voor de veiligheid wil mijn fractie dat er terughoudend wordt omgegaan met die variabele voertuigbezetting. Er moet voor worden gezorgd dat er goede besluitvorming komt. Welke criteria worden er aan de regio voorgelegd? De Minister heeft gezegd voor de zomer te komen met een landelijk gedeelde opvatting over de inzet van variabele voertuigbezetting. De zomer is voorbij, maar ik heb die opvatting nog niet gezien. Komt die nog?
Mijn laatste punt is de preventie en de rol die de brandweer heeft bij de bouw van nieuwe gebouwen. Wil de Minister de adviesplicht van de brandweer wettelijk vastleggen? De commissie-Hoekstra heeft gevraagd om de brandweer een wettelijke rol te geven en iedere keer in te schakelen als er vergunningen worden verleend. Collega Kooiman heeft herhaaldelijk vragen gesteld over vlamvertragers. Daarover zijn ook wisselende verhalen. Ik heb ook gehoord dat er sprake is van nieuwe kennis en innovatie, bijvoorbeeld bij het gebruik van glasvezel in meubilair. Geeft de Minister ruimte voor die innovatie, zodat wij echt meters maken en terrein winnen als het gaat om preventie en het tegengaan van een snelle uitbraak van brand?
De voorzitter: Dan zijn wij aan het einde gekomen van de eerste termijn van de Kamer. De Minister vraagt om vijf minuten schorsing.
De vergadering wordt van 10.43 uur tot 10.50 uur geschorst.
Minister Opstelten: Voorzitter. Gelet op wat zich deze zomer heeft afgespeeld met de MH17, de terroristische dreiging en de epidemieën in de wereld, die ook naar ons land kunnen komen, vind ik de opmerkingen van mevrouw Berndsen heel gerechtvaardigd. Het kabinet heeft gisteren een besluit genomen en een brief gestuurd over onze militaire bijdrage en over hulpverlening, dus politiek, militair en humanitair. Waarom doen wij dat? Ik denk dat wij er zeer eensgezind in zijn dat door ISIS niet alleen de internationale rechtsorde, maar ook onze nationale veiligheid bedreigd wordt. Wij willen dat met allerlei andere partners en coalities bestrijden. Daarom doen wij dat.
Dit heeft ook effecten voor de organisatie van onze diensten, en dan heb ik het over de veiligheidsdiensten, de civiel-militaire samenwerking, waar mevrouw Berndsen over sprak, maar ook over de politie, die hier specifiek op is ingericht en zich daar kwalitatief verder in betaamt, het Openbaar Ministerie en het lokaal bestuur, met name de burgemeesters van de gemeenten waar die dreigingen zich kunnen voordoen. Wij zijn daar zeer alert op. Hier moet je optreden als één overheid. Je moet de burgers ook goed informeren over wat er aan de hand is. Daar zijn wij helemaal op ingericht. Wij roepen de mensen op om alert te zijn en het te melden als zij iets zien. Wij merken ook dat dit gebeurt.
Wij hebben het jihad-actieprogramma gepresenteerd en in de Kamer behandeld. Dat is in uitvoering. Half november komt de nieuwe, meest actuele veiligheidsrapportage over het dreigingsbeeld. Dan zullen wij een monitor geven van de stand van zaken. Wij zullen de opmerkingen over het tempo bij de wetgeving ter harte nemen. Er zijn periodiek meetings met de betrokken diensten, de burgemeesters en mijn collega's. Wat dat betreft zijn wij op alles voorbereid. De veiligheidsregio's zijn daar ook bij betrokken. De betrokken burgemeesters worden direct geïnformeerd als er een brief uitgaat zoals die van gisteren. Die contacten zijn er. Ik vind het terecht om met die vraag te beginnen en dit is mijn antwoord daarop. Dat is toch wat ons land, u en ik en onze collega's, maar ook de burgers allereerst bezighoudt.
Eens in het jaar nemen wij alles door in een AO, waar dan een waslijst aan brieven voorligt, zoals mevrouw Wolbert zei. Dat doe ik ook met het Veiligheidsberaad. Mevrouw Kooiman en de heer Oskam spraken hier ook over. Ik zal er straks nog op ingaan, naar aanleiding van de schriftelijke vragen die ik gisteren heb beantwoord. De heer Segers sprak over de koppeling. Ik loop niet weg voor verantwoordelijkheid, ook als deze niet in de wet is vastgelegd, maar het is niet zo dat je het moet gaan overnemen. De commissie-Hoekstra heeft ons daarvoor ook gewaarschuwd. Je moet de veiligheidsregio's nu ook ten volle de verantwoordelijkheid laten voelen en daar afspraken mee maken. Dat hebben we gedaan, en dat vind ik ook prettig. Er zijn voor het eerst afspraken gemaakt met de veiligheidsregio's door de betrokken Minister c.q. Ministers, omdat Minister Schultz nadrukkelijk betrokken is bij één onderwerp. Mevrouw Tellegen vroeg daar ook naar.
Er zijn zes thema's, waaronder drie gezamenlijke doelstellingen op het terrein van nucleair continuïteit, de waterveiligheid en de prioriteiten kwaliteit en vergelijkbaarheid. De samenwerking tussen Defensie en de veiligheidsregio's wordt verstevigd en de bevolkingszorg versterkt. Dat is zeer actueel. Gisteren is de slachtofferinformatiesystematiek (SIS) afgerond, waar ik bij was, en deze werkt nu. In de crisisbeheersing is het risico weleens dat we bij de overheid tot een soort perfectionisme willen komen. Daar loop je in de uitvoering tegenaan. Prof. Helshout heeft daar gisteren in zijn optreden tegen gewaarschuwd. Er is ook bestuurlijke moed voor nodig om op een gegeven moment te zeggen: dit is het systeem dat we hebben, laten we dat perfectioneren, daarmee oefenen en aan de gang gaan. Dan kan er nog wel een inspectierapport komen waarin staat dat er een heleboel moet worden verbeterd, maar dan laten we eerst zien wat we hebben. Er is bestuurlijke moed voor nodig om dat te doen. Wat hij daarover zei, sprak mij zeer aan.
De heer Segers sprak over de participatiesamenleving. Zelfredzaamheid is ongelofelijk belangrijk bij de crisisbeheersing in deze tijd. De overheid kan niet alles garanderen. Je moet ook niet de verwachting wekken dat je alles kunt garanderen, maar wel dat je doet waar je voor bent en dat je dat goed doet. Dat wil ik nog wel benadrukken. Mevrouw Kooiman sprak over het veld. Ik zal die vragen zo beantwoorden. Ik ben wel de Minister die ook met de werkvloer praat. Als ik op werkbezoek ga, dan zeg ik tegen de voorzitter: fijn dat u er bent. Tegen de commandant zeg ik: vertel het verhaal. Maar dan wil ik ook even apart met de werkvloer spreken over hoe het werkelijk gaat, want dan krijg je ook je kennis. Ik denk dat dit heel belangrijk is.
De heer Segers (ChristenUnie): Dit is een belangrijk punt. Het is waar dat de overheid niet alles kan garanderen, zoals de Minister zegt. De overheid moet soms een stapje terug doen, maar de overheid moet wel de normen hooghouden, bijvoorbeeld voor aanrijtijden en de bezetting van de voertuigen. Ik wil niet dat de Minister iedere keer over de schouder van de commandant meekijkt, om te tellen en vast te stellen hoe het zit. Maar in de participatiesamenleving, waarin je heel veel overlaat, in vertrouwen, moet je die norm wel helder stellen.
Minister Opstelten: Ja, die is ook gesteld. Ik ben nog niet tevreden. Ik zal daar nu iets over zeggen. Het is wel een heel belangrijke ontwikkeling, die ook de effectiviteit van de inzet van de brandweer ten goede komt. Er zijn enkele duidelijke normen, om te beginnen dat de veiligheid van de brandweermensen niet in het geding mag zijn. Dat vind ik een spijkerharde randvoorwaarde. Het bestuur van de veiligheidsregio is ervoor verantwoordelijk om die grens te stellen, en dat doet het ook.
Het tweede punt is dat de variatie te groot is, zoals in het WODC-rapport wordt gesteld. Ik vind de variatie ook te groot. Er is een kader nodig voor de Landelijke Meldkamerorganisatie, want die moet dat ook weten. Een te grote variatie zal tot onwerkbare situaties leiden, dus dat moet je niet hebben. We hebben met het Veiligheidsberaad de afspraak gemaakt dat men tot een bepaald standpunt gaat komen over dat kader en men dat aan mij zal melden. Brandweer Nederland heeft op 19 september ingestemd met het concept-landelijk kader Uitruk op maat. Hierover wordt ook met de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV) gesproken. Daar hecht ik zeer aan. Het landelijk beleidskader wordt door het Veiligheidsberaad vastgesteld. Voor het eind van het jaar moeten er afspraken zijn gemaakt over het landelijk kader variabele voertuigbezetting. Deze afspraken kunnen niet vrijblijvend zijn, ook met het oog op de Landelijke Meldkamerorganisatie. Dat is de stand van zaken. Ik ben er redelijk ongeduldig over, want ik had het graag voor de zomer gewild, maar ik ken mijn beperkingen, wettelijk. De veiligheidsregio's zijn at the end of the day verantwoordelijk, maar ik heb wel duidelijk aangegeven wat ik wil. Ik heb de indruk dat men op hetzelfde spoor zit. Het is ook belangrijk dat je daarin het hele brandweerveld meeneemt.
De heer Segers (ChristenUnie): Het luistert wel heel nauw hoe de verantwoordelijkheden liggen. De Minister zegt tot twee keer toe dat de veiligheidsregio uiteindelijk verantwoordelijk is. Maar de Minister is verantwoordelijk, als het gaat om normen. Natuurlijk wordt erover gesproken met het veld, maar het is allereerst de verantwoordelijkheid van de Minister dat er landelijke normen zijn die hoog worden gehouden. Het is vervolgens een zaak voor de veiligheidsregio's om het uit te voeren of toe te passen, in alle vrijheid die wij met elkaar afspreken. De Minister moet zich niet verschuilen achter de veiligheidsregio's en zeggen dat het gaat zoals het gaat.
Minister Opstelten: Nee, dat doe ik op geen enkele manier, want de inzet van de brandweervoertuigen geschiedt binnen de landelijke normen. Daar is flexibiliteit in mogelijk. Wat er gebeurt, is niet tegen de wet. Aan degenen die het werk doen, in de uitvoering, waar het ontstaat, heb ik gevraagd om het bij elkaar te brengen, om zelf een kader vast te stellen waarbinnen het brandweerveld kan werken, omdat dit redelijk succesvol blijkt te zijn. Er mag geen wildgroei zijn. Dan komt dat bij mij en dan heb ik daar een oordeel over. Ik heb duidelijk aangegeven wat ik wil. Ik ben enorm aan het drukken op dat punt en daarbij helpt dat WODC-rapport.
Mevrouw Kooiman (SP): Het vergt ook bestuurlijke moed om niet weg te kijken, om een norm te stellen en veiligheidsregio's erop aan te spreken dat zij onverantwoord experimenteren met de voertuigbezetting. In de Gooi en Vechtstreek en Limburg-Noord, om twee voorbeelden te noemen, experimenteren ze zodanig dat je er vraagtekens bij kunt zetten of dat wel veilig gebeurt. Ik zou graag willen dat de Minister zegt: totdat we een landelijke norm hebben, stoppen we met het geëxperimenteer, zodat de veiligheid niet ter discussie komt te staan.
Minister Opstelten: Die discussie hebben we eerder gevoerd, maar je wilt ook stimuleren dat mensen bij de brandweer komen. Het gaat erom dat men in een regio besluiten neemt die verantwoord zijn. We hebben de ruimte gegeven om te werken met variabele inzet. Dat leidt in de regio's waar ik op werkbezoek ben geweest, tot een effectiever optreden van de brandweer. We zijn nu bezig om de kaders helder te krijgen. Ik heb aangegeven wat het tijdschema is van het Veiligheidsberaad en van mij. Daar werken we mee. We gaan niet de lopende ontwikkelingen stilzetten, want dat moeten we vooral niet doen bij de brandweer. Dan zouden we het paard achter de wagen spannen en dat moeten we niet hebben. De brandweer kan het heel goed gebruiken dat de dynamiek erin blijft wat dat betreft.
Mevrouw Kooiman (SP): De dynamiek is dat de brandweerzorg onveiliger wordt, zeker in de regio's die ik net noemde. De dynamiek is ook dat er 421 brandweervrijwilligers zijn weggegaan, omdat volgens hen de veiligheid op het spel staat. Zij willen graag een veilige brandweerzorg, net als wij allemaal. Wij vragen aan de Minister om een daad te stellen, om moed te tonen en aan de brandweerregio's te vragen om te stoppen met het geëxperimenteer, omdat er een norm komt, dus wacht heel even. Aan het einde van het jaar ligt die norm er. In de tussentijd zorgen wij ervoor dat wij het veilig en verantwoord doen.
Minister Opstelten: Het zou kunnen dat zich situaties voordoen waar vraagtekens bij gezet worden. Dan wordt daar aandacht aan geschonken. Dan vragen we een risico-inventarisatie of de inspectie gaat ernaartoe. Dat moge duidelijk zijn. At the end of the day is het wel de verantwoordelijkheid van de veiligheidsregio zelf. Laat die daar liggen, want de mensen die verantwoordelijk zijn, moeten ook voelen dat zij die verantwoordelijkheid dragen. Dat willen ze ook. We hebben in het spoorboekje aangegeven waar het kader komt. Laten we die ontwikkeling niet stoppen, maar deze op een verantwoorde manier stimuleren. Dan leidt dat uiteindelijk tot een zeer heldere werkwijze, waarin iedereen zich thuis kan voelen.
Ik vind het wel belangrijk dat de VBV betrokken is bij de totstandkoming van dat kader, zoals ik net heb gezegd. Dat is een organisatie die ik er voortdurend bij probeer te houden. Ze lopen weleens weg, maar dat vind ik onverstandig. Zij weten ook dat dit mijn opvatting is. Dat heb ik ook tegen hen gezegd. Zij zitten op de publieke tribune, maar ik spreek ook met hen. Ik heb ook aan het Veiligheidsberaad gevraagd om ze binnenboord te houden. Je hoeft het niet altijd met elkaar eens te zijn, maar communiceer met elkaar en creëer draagvlak.
Ik kom bij de visie brandweervrijwilligers. Ik ben een groot voorstander van die visie. Die heb ik gestimuleerd. Ik heb geholpen om die tot stand te laten komen. De visie brandweervrijwilligers wordt inmiddels decentraal in de veiligheidsregio's geïmplementeerd. Dat is de verantwoordelijkheid van de individuele veiligheidsregio's als werkgever. Bij de inzet van vrijwilligers moet een regio op maat acquisitie doen. Onlangs heb ik vernomen dat er een verschil van inzicht is ontstaan tussen Brandweer Nederland en de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers over de implementatie van die visie. Verdeeldheid tussen partijen is niet in het belang van de brandweer en de brandweervrijwilligers. Daarom ben ik met de betrokken partijen in gesprek. Ik zal op de voet blijven volgen hoe het Veiligheidsberaad hiermee omgaat.
Dan kom ik op de uitzending van EenVandaag van een tijd geleden en de BetrokkenheidsMonitor. Dat is een belangrijk punt dat iedereen heeft aangestipt, te beginnen met mevrouw Tellegen. Dit is aan de orde bij de brandweer. Het dagelijks bestuur van het Veiligheidsberaad heeft mij in de laatste vergadering gemeld dat de veiligheidsregio's vanuit hun verantwoordelijkheid initiatieven ontplooien om inzicht te krijgen in de betrokkenheid van medewerkers. Dat vind ik zeer belangrijk. Overal waar ik kom, zeg ik met nadruk tegen de commandanten en bestuurders: neem je mensen mee in de discussie. Deze initiatieven betreffen onder andere gesprekken op landelijk niveau met de medezeggenschap. Het gaat om landelijke werkveldconferenties en themagerichte schriftelijke uitvragen.
De landelijke BetrokkenheidsMonitor opzetten kost meer tijd dan mij lief is. Die start in 2015. Veiligheidsregio's hebben meer tijd nodig voor de ontwikkeling daarvan, want ze hebben dat nog nooit gedaan. Het was in Brandweer Nederland onbekend. Toen wij lokale brandweer hadden, deed je dat op lokaal niveau. In Heerenveen is het dus anders dan in Amsterdam en in Dronten weer anders dan in Almere. Zo liggen de verhoudingen. Onlangs is een speciale brandweerkamer ingesteld om specifiek te spreken over de arbeidsvoorwaarden van brandweerpersoneel. Deze transformatie heeft de Kamer heel nadrukkelijk gewild. Zij heeft het tempo van de regionalisering immers opgeschroefd ten opzichte van mijn eigen planning bij het wetgevingsproces dat toen heeft plaatsgevonden. Ik had daar trouwens geen bezwaar tegen, want daardoor krijg je een betere brandweer. In deze tijd van transformatie is het heel belangrijk om te monitoren hoe de mensen die het werk moeten doen, vinden dat het gaat. Als dat negatief is, is het helemaal niet erg om dat te horen, want dat moet je juist weten. Daar moet je op inspelen.
Er is geen aantoonbaar verband tussen de onrust onder en de afname van het brandweerpersoneel in 2013. De cijfers van het CBS zijn voorlopig en behoeven nog validering. De voorlopige cijfers laten zien dat de afname van het aantal brandweervrijwilligers geen landelijk maar een regionaal beeld is. In zes veiligheidsregio's is het aantal vrijwilligers zelfs toegenomen.
De afname van het aantal brandweervrijwilligers zou zich in drie regio's concentreren. Een van de oorzaken van de afname van het aantal vrijwilligers is de afname van het aantal dienstverbanden door de regionalisering. Er kan sprake zijn van dubbele dienstverbanden als bijvoorbeeld twee gemeenten worden omgezet naar één dienstverband in een regio. Het aantrekken van vrijwilligers is een zaak van de veiligheidsregio's. Waar mogelijk zal ik het stimuleren en waar nodig hinderlijk aanwezig zijn om het te stimuleren, want ik vind het heel belangrijk. Meer specifiek, volgens de voorlopige cijfers van het CBS waren er 20.374 vrijwilligers op 1 januari 2014. De afname bedroeg 421.
Mevrouw Wolbert (PvdA): Ik heb de Minister uitgedaagd om met mij mee te denken over het signaal van de brandweervrijwilligers. 87% voelt zich niet gehoord en voelt alles boven zijn hoofd ... En het is waar: het is fijn dat je het weet, want dan kun je er wat aan doen. Dat ben ik erg met de Minister eens. Ik heb de parallel getrokken met andere publieke domeinen, al is het niet helemaal te vergelijken omdat het niet hetzelfde type publiek domein is, maar de parallellen zijn frappant. Acht jaar geleden zeiden wij hetzelfde over het onderwijs. De leerkrachten zeiden: ze doen daarboven maar, het gaat niet meer over mij. In het onderwijs zijn wij inmiddels zo ver dat wij een opvatting hebben over hoe de overhead er uit moet zien, hoe je de kracht weer bij de mensen op de werkvloer legt en hoe je het management in de stand kunt krijgen dat mensen gehoord worden en dat er geluisterd wordt. Ik zou het jammer vinden als wij op dat strikte niveau blijven kijken, want dan gaan wij door een rietje kijken. Ik daag de Minister uit: verbreed die blik, ga er eens boven hangen en bekijk of wij uit de parallellen met het onderwijs en de gezondheidszorg lessen kunnen leren die ook in deze organisaties toe te passen zijn. Ik vind het identieke situaties. Wij zijn in die andere sectoren de afgelopen jaren heel hard bezig geweest om de werkvloer beter gepositioneerd te krijgen. Het gaat mij eigenlijk iets te gemakkelijk. Het instrumentarium waar de Minister het over heeft, is natuurlijk nodig maar dit zijn klassieke managementinstrumenten. Het zou van de gekke zijn als de brandweerorganisatie die niet in zou zetten. Ik wil de Minister graag net een abstractieniveau hoger horen spreken.
Minister Opstelten: Zeker. Ik ben daar natuurlijk continu mee bezig. Sommigen vinden dat ik er ook te veel boven blijf hangen. Je moet natuurlijk afdalen. Ik begrijp heel goed wat mevrouw Wolbert zegt en daar gaat het natuurlijk om. Wij hebben dat op een aantal andere terreinen ook. Ik kan er zomaar een aantal noemen die onder mijn verantwoordelijkheid vallen: de zittende magistratuur, het Openbaar Ministerie, om over de politie maar even niet te spreken. De transformatie van de brandweer is betrekkelijk overzichtelijk maar ontzettend hard nodig. Wij hebben er een beetje lang over gedaan omdat wij ervoor hebben gekozen om die helemaal van onderop tot stand te laten komen. Dat is in een aantal regio's heel goed gegaan, weet ik uit ervaring. In andere regio's gebeurt het niet. Daarom heeft de Kamer mij op een gegeven moment ook het mes op de keel gezet in die zin dat zij zei: het moet harder en het moet dan klaar zijn. Die datum is er nu. Dat hebben wij voor elkaar gebracht. Wij moeten faciliteren en helpen, want wij moet uitkijken dat wij geen nieuwe management- en stafconstructies creëren, zoals mevrouw Wolbert terecht zegt. Die moeten er wel zijn. Overal heb je commandanten bij de brandweer, maar wij moeten niet overdrijven en niet te veel lagen creëren. De brand moet geblust worden, maar de brandweer is ook een nieuwe organisatie aan het worden. Dat is belangrijk. De branden moeten geblust worden, maar het accent gaat steeds meer liggen op preventie; mevrouw Wolbert had het er zelf over. Daar zijn weer andere bekwaamheden en kwalificaties voor nodig. Dus het is een echt inhoudelijke maar ook organisatorische transformatie, die mijn volle aandacht en belangstelling heeft. Ik zal daar boven blijven hangen om wel weer op tijd neer te dalen en zal kijken naar ontwikkelingen die zich elders voordoen.
Mevrouw Wolbert (PvdA): Ik heb alle respect voor de enorme inzet van de Minister op dit punt. Ik weet ook dat hij het op de voet volgt, maar mijn vraag is heel simpel: hebben we een gedeelde opvatting over wat in die organisaties aan overhead gebruikelijk is? Wij hebben 25 regio's. Het is een heel simpele vraag: is er bijvoorbeeld een benchmark op het gebied van wat men eigenlijk doet? En zegt de Minister dan: oké, wij gaan de best practices als norm stellen, want het kan kennelijk zo? Dat zijn van die heel gewone huis-tuin-en-keukenmanagementvragen. De reden waarom ik ze stel, is omdat ik het niet alleen bedrijfsmatig wil aanvliegen. Juist niet! Ik vind het van belang dat zo veel mogelijk aandacht gaat naar de mensen die het werk moeten doen. Laten wij in deze nieuw op te bouwen organisatie niet dezelfde fout maken als in het onderwijs, de zorg, bij het Openbaar Ministerie en de politie en zo kunnen wij nog even doorgaan. Al die publiek gefinancierde instellingen hebben een beetje hetzelfde euvel: als je niet oppast, gaat het niet meer om de mensen die het werk doen. Dat hoor ik ook altijd op werkbezoeken. Ik wil de Minister dus uitdagen om aandacht te besteden aan de overhead. Ik twijfel niet aan zijn intenties en hij hoeft daar echt niet al zijn tijd aan te besteden, maar ik wil antwoord op mijn vraag: hoe zit het met die overhead?
Minister Opstelten: Zeker. Ik heb ook over de voorwaartse agenda gesproken. Wij hebben afgesproken dat de regio's zelf hun benchmark gaan organiseren. Wij hebben altijd een overzicht van hoe het ermee staat, maar hier is het een kwalitatieve benchmark. Die komt er. Wat dat betreft wordt mevrouw Wolbert bediend. Het zal mijn volledige aandacht hebben.
Dan kom ik bij de snelkoppelingen. Wij kunnen daar een heel verhaal over houden. Ik heb de vragen daarover gisteren beantwoord. De verantwoordelijkheid ligt bij de veiligheidsregio's. Die moeten daarop worden aangesproken. Dat doet men ook, maar ik loop er niet voor weg als daar iets verkeerds gebeurt. Dan heb ik het daarover met de betrokken veiligheidsregio en vervolgens met het Veiligheidsberaad. Ik zal dit onderwerp absoluut nog een keer agenderen om daar duidelijke regie voor te krijgen, niet alleen omdat het gevraagd is, maar ook omdat het een terecht punt is.
Mevrouw Kooiman (SP): Met agenderen alleen zijn we er nog niet. Ik ben allang blij dat het een puntje is op de agenda, maar ik wil graag weten wat de Minister gaat zeggen. Gaat hij tegen die twaalf veiligheidsregio's zeggen: gebruik weer de oude schroefdraadkoppeling? Dat zegt de inspectie immers ook. Zij zegt: wij vinden het verstandig dat die andere vijf veiligheidsregio's weer die oude koppeling gebruiken. Wil de Minister in ieder geval de andere veiligheidsregio's verzoeken om weer de veilige koppeling te gebruiken, zodat brandweermannen en -vrouwen veilig hun werk kunnen doen?
Minister Opstelten: Er loopt nog een onderzoek. De verantwoordelijkheid ligt bij de veiligheidsregio maar ook bij de leverancier. Laten wij de zaak niet omdraaien. De veiligheid van de brandweermensen mag niet in het geding komen, hoe dan ook. Daar zijn wij het over eens. Daar mag geen enkele twijfel over bestaan. Er mag geen enkel risico zijn, dus dat zal ik in die scherpte aan de orde stellen.
Mevrouw Kooiman (SP): Ik kan mij er niet zo heel veel bij voorstellen als de Minister zegt: ik zal het in die scherpte aan de orde stellen. Dan weet ik nog steeds niet wat hij daadwerkelijk gaat eisen. Gaat hij dan eisen van die twaalf veiligheidsregio's: wij weten niet of dit veilig is, in de tussentijd wil ik in ieder geval dat jullie die oude koppeling weer gaan gebruiken? Wij kunnen continu wegkijken en verantwoordelijkheden wegschuiven, maar ik spreek vandaag de Minister hierop aan. Wij hebben het vandaag over de veiligheid van brandweerpersoneel. Ik wil dat hij een daad stelt.
Minister Opstelten: Zeker. Dat hoor ik en dat wil ik ook graag doen. Ik ben er wel van overtuigd dat de veiligheidsregio's de maatregelen hebben genomen die ze moeten nemen. Zij hebben direct ingegrepen. Zij hebben onderzoek laten doen. Ik zal in alle scherpte checken of dat allemaal gebeurt.
De heer Segers (ChristenUnie): Om hier enige helderheid over te hebben kan de Minister misschien eens schetsen hoe zo'n procedure gaat. In Den Haag is er een incident. Een aantal veiligheidsregio's neemt dan maatregelen maar niet alle. Dat zorgt voor onrust bij brandweermensen. Die zeggen: daar was het ernstig genoeg. Het is een wonder dat er geen gewonden zijn gevallen, las ik in een bericht. Een aantal veiligheidsregio's neemt dan maatregelen, andere niet. Hoe verloopt zo'n procedure en wat is de rol van de Minister om ervoor te zorgen dat de veiligheid waar hij voor staat ook overal gegarandeerd wordt?
Minister Opstelten: In de kern, formeel geen, maar ik voel mij wel verantwoordelijk als het ergens niet goed zou gaan. Maar daar verschuil ik mij niet achter. De betrokken veiligheidsregio's hebben maatregelen genomen maar verschillende maatregelen. Mevrouw Kooiman noemde het woord «regie». Als stelselverantwoordelijke voor de veiligheidsregio's vind ik dat ik regieverantwoordelijkheid heb als het Veiligheidsberaad dat laat liggen. Daar hoort het thuis. De Kamer moet niet vanuit de hoogte waarop zij zit, de schijn wekken dat zij de verantwoordelijkheid over wil nemen, want dan gaat niemand meer iets doen. Dan wacht men af wat hier wordt en zegt men eens per jaar: de Minister komt eraan, die gaat vertellen hoe het moet en in de tussentijd doen wij niets. Maar als de Kamer zorgen heeft, kan zij dat tegen mij zeggen. Vandaar dat ik geantwoord heb op de vragen. Ik ga dat met het Veiligheidsberaad en de betrokken regio's bespreken. Iedereen heeft echter zijn verantwoordelijkheid genomen, maar op verschillende manieren.
De heer Segers (ChristenUnie): Een verantwoordelijke in de ene veiligheidsregio kan inderdaad een ander besluit nemen dan een verantwoordelijke in de andere regio. Die vrijheid is er, maar dat moet verantwoord gebeuren. Het moet uit te leggen zijn. Het moet een bewuste keus zijn. Wij moeten niet hebben dat wij in de ene regio marchanderen met de veiligheid van brandweermensen en in de andere regio de puntjes op de i zetten. Daarin heeft de Minister echt een rol. Hij moet kritische vragen stellen en de verschillende regio's en verantwoordelijken bevragen op de keuzes die zij maken.
Minister Opstelten: Zeker. Dat is mijn positie en zo voel ik die ook, maar ik wil die verantwoordelijkheid in de eerste plaats bij het Veiligheidsberaad neerleggen en kijken en testen of hij dat doet. Ik heb geen aanleiding om te zeggen dat een van de veiligheidsregio's marchandeert met de veiligheid. Dat gebeurt niet, want anders had ik de vragen anders beantwoord en was ik in de ring gesprongen. Dan had ik gevraagd om dit overleg kort te houden, omdat ik dan geen enkele tijd kan verliezen om mijn verantwoordelijkheid te nemen. Ik zal dit echter aan de orde stellen.
De voorzitter: Dan is er nog een interruptie van mevrouw Wolbert.
Mevrouw Wolbert (PvdA): Nee, voorzitter. Ik denk dat ik hier beter in tweede termijn op kan reageren. Ik vind het zo'n mooi voorbeeld van twaalf burgemeesters die met de werkvloer hadden moeten communiceren. Ik ga daar straks wat over zeggen.
Minister Opstelten: Ik kom bij de vragen over 112. Er komt een AO over 112. Is 112 klaar voor een crisis? Wanneer komt er een structurele oplossing? Er is een structurele oplossing voor 112. Wij hebben de 112-situaties gehad. Er zijn inspectierapporten geweest. Alle verbeteringen hebben ertoe geleid dat de 112-dienstverlening stabiel is. Ondertussen werken wij toe naar een toekomstvaste inrichting om ontwikkelingen als nieuwe data, eCall, te kunnen ontvangen. 112 is nu stabiel, ook tijdens piekbelastingen zoals tijdens de jaarwisseling. 112 is dus klaar voor een crisis. Een andere grootschalige verandering van de inrichting van 112 is de invoering van de landelijke meldkamer.
De heer Oskam vroeg: wat is het handelingsperspectief als ik 112 niet kan bereiken? Mijn collega van Economische Zaken is bezig in beeld te brengen in welke gebieden 112 op dit moment niet bereikbaar is. Wij hebben daar goed contact over met de betrokken burgemeesters. Hier heeft de Kamer ook een hoorzitting over gehouden. Er is natuurlijk ook een verantwoordelijkheid voor de gemeente zelf. Iedereen moet altijd reflecteren op wat hij in het verleden heeft gedaan en hoe iets tot stand is gekomen. Een vergunning krijgen voor een zendmast is in de ene gemeente gemakkelijker dan in de andere. De providers hebben daarin ook een grote verantwoordelijkheid. Wij willen eerst precies weten wat er aan de orde is, maar het is wel een heel serieus punt. Uit de hoorzitting blijkt dat burgers in nood automatisch zoeken naar alternatieven als zij 112 niet mobiel kunnen bereiken. Dan proberen zij 112 bijvoorbeeld te bereiken via een vaste lijn of dan activeren zij omstanders. Dit is ook de lijn van ons handelingsperspectief. Idealiter kan een burger 112 overal mobiel bereiken. Dat was ook de wens van de burgers bij de hoorzitting. Daarom vind ik het onderzoek van TNO en het Agentschap Telecom naar de reikwijdte van het probleem ongelooflijk belangrijk.
Mevrouw Wolbert vroeg of ik bereid ben een brief aan de Kamer te sturen over de bereikbaarheid van 112 voor doven en slechthorenden. Dat zal ik gaarne doen.
Mevrouw Wolbert (PvdA): Voor dat AO.
Minister Opstelten: Voor dat AO, uiteraard. Zeker. Ik ken mijn plichten. Dat zal ik zeker doen.
Mevrouw Tellegen heeft nog gesproken over de vernieuwing van C2000 en 112 in relatie tot de Landelijke Meldkamerorganisatie (LMO). De heer Oskam had hetzelfde punt. 112 en C2000 worden in de toekomst onderdeel van de LMO. Deze trajecten worden in nauwe samenhang met de ontwikkeling van de meldkamer vormgegeven. De voorbereiding van de vernieuwing van C2000 is gestart. 112 is stabiel. Structurele veranderingen in de inrichting vormen een integraal onderdeel van het traject. Is C2000 klaar voor een crisis? Bij calamiteiten kan de behoefte aan gesprekscapaciteit extreem hoog zijn. Om die reden zijn de afgelopen periode 61 dekkingsproblemen versneld opgelost, maar bij calamiteiten is ook goed gebruik belangrijk. Het ligt niet altijd aan het instrument, maar ook aan het gebruik ervan. Daarom werken alle hulpverleningsdiensten hard aan de implementatie van de verbindingsschema's en het opleiden van de hulpverleners. Sinds het verschijnen van het rapport is daarin ongelooflijk veel gebeurd.
De heer Oskam vroeg naar de Landelijke Meldkamerorganisatie. De Inspectie Veiligheid en Justitie voert een onderzoek uit naar de continuïteit van de meldkamers tijdens de transitie. Tijdens de verbouw moet de verkoop doorgaan en gegarandeerd zijn. Op basis hiervan zullen waar nodig extra maatregelen genomen worden. Ik wil daar geen risico bij lopen. Het rapport wordt nog dit jaar opgeleverd. Hierover wordt de Kamer geïnformeerd met mijn reactie daarbij.
Mevrouw Berndsen had vragen over de hennepteelt. De schriftelijke vragen van mevrouw Berndsen zijn gesteld op 16 september en de vragen van de heer Marcouch en mevrouw Rebel op 15 september. Ik streef ernaar de vragen binnen drie weken te beantwoorden.
De heer Oskam (CDA): Volgens mij is het punt Landelijke Meldkamerorganisatie afgesloten, maar ik had nog de vraag gesteld hoe het personeel bij een en ander wordt betrokken om ervoor te zorgen dat alles zo goed mogelijk verloopt.
Minister Opstelten: Totaal. Dat is goed. Ik zeg dat nu. Ik ben daar natuurlijk ook niet de hele dag aanwezig, maar ik heb heel veel vertrouwen in degene die dat hele proces leidt. Er is heel veel draagvlak voor, maar ik zal dat continu blijven volgen. Het personeel is heel belangrijk bij die transitie, want voor hen zal het nodige veranderen. Wij gaan over van 22 naar 10 en ze komen onder nationaal beheer te vallen, dus onder mijn verantwoordelijkheid. Er gaat dus het nodige veranderen voor het personeel. Dat leidt niet altijd tot een heel rustige situatie. Daarom is het heel terecht dat de heer Oskam daar aandacht voor vraagt.
De heer Segers heeft gevraagd naar de rol van de brandweer in de Omgevingswet. Zo vertaal ik het maar even. Dat is een wet van Minister Schultz waar ik nauw bij ben betrokken. Mijn inzet is gericht op het borgen van de adviesfunctie in het Omgevingsbesluit. De Omgevingswet is er ook om het wat overzichtelijker te maken, dus niet elke functionaris krijgt een aparte positie in die wet. Dat is aan de orde in de lagere wetgeving: het Omgevingsbesluit, respectievelijk het besluit kwaliteitsborging voor het bouwen. De Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen bieden hiervoor de basis. De uitwerking zal plaatsvinden samen met het Veiligheidsberaad. De discussie over de manier waarop de adviesrol van de veiligheidsregio's in de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen moet worden opgenomen, moet in de Tweede Kamer worden gevolgd. De Omgevingswet is ingediend. Die kan daarbij betrokken worden. Ik vind dit een zaak van lagere wetgeving. De uitwerking van de Omgevingswet kan bij besluit, bij AMvB.
Mevrouw Kooiman en de heer Oskam hebben gevraagd naar de convenanten met vitale sectoren, waaronder de drinkwaterbedrijven. De brief van VNO-NCW is genoemd. Ik ken de brief niet. Meestal worden wij keurig geïnformeerd door VNO-NCW als er een brief naar de Kamer wordt gestuurd. Daar is het nodige in veranderd, maar ik krijg de brief wel. De verhoudingen zijn goed. De situatie is de afgelopen jaren sterk verbeterd, maar nog niet optimaal. Convenanten zijn een instrument. Bij de doelstellingen wordt ingezet op afspraken op het gebied van alarmering, informatievoorziening, planvorming en uiteraard het opleiden, trainen en oefenen. Het projectplan waarover we met het Veiligheidsberaad in de nieuwe samenstelling afspraken hebben gemaakt, is eind 2014 gereed. De implementatie zal daarna snel moeten plaatsvinden en zal door mij worden gevolgd. Vitale sectoren, waaronder de drinkwaterbedrijven, worden bij de totstandkoming betrokken.
Ik kom bij het onderzoek naar de brandveiligheid in woningen, waarnaar mevrouw Wolbert heeft gevraagd.
De heer Oskam (CDA): Ik zou graag een concretere reactie krijgen over de drinkwaterbedrijven. Vier jaar geleden is de afspraak al gemaakt dat alle veiligheidsregio's een convenant zouden sluiten met de drinkwaterbedrijven. Bij drie is dat na vier jaar nog steeds niet gebeurd. Wij hebben er vorig jaar vragen over gesteld. Toen heeft de Minister gezegd dat dit oktober 2014 geregeld moet zijn. Volgende week is het oktober 2014. Worden die convenanten volgende maand afgesloten? Zo niet, waarom niet? Wil de Minister zijn best doen om ervoor te zorgen dat het gewoon een keer voor elkaar komt?
Minister Opstelten: In het kader van de convenanten heb ik net de afspraak genoemd die ik met alle regio's heb gemaakt. Er is enorm veel verbeterd, maar een convenant is maar één instrument. Ik zeg langzamerhand: stop eens met convenanten sluiten, want dat is voor mij totaal geen garantie dat het loopt. Ik wil zien dat men goed functioneert. Dat vind ik belangrijker dan een convenant. Een convenant wordt getekend en daarna gaat men over tot de orde van de dag.
Ik voel mij aangesproken door de heer Oskam. Ik zal mij laten informeren over de drie regio's die geen convenant hebben gesloten. Ik ben bereid, de Kamer zo snel mogelijk voor de begrotingsbehandeling schriftelijk te informeren over de stand van zaken. Als het nog niet is geregeld – die vraag kan ik nu niet beantwoorden – dan is dat een extra drukmiddel voor de betrokkenen om er iets aan te doen. Ik herhaal dat een convenant een middel is, geen doel.
Mevrouw Wolbert sprak over de brandveiligheid in woningen. Dit onderwerp staat hoog op de agenda van het platform Brandveiligheid, waaraan private en publieke partijen deelnemen. Ik zal dit onderwerp bespreken en bekijken hoe we het in gezamenlijkheid aandacht kunnen blijven geven. Het is heel belangrijk dat innovatie ruimte krijgt. Het is niet de bedoeling dat men allerlei ideeën heeft die vervolgens niet kunnen worden uitgevoerd, maar wel dat we innovatief en realistisch opereren. Daarbij moeten we aandacht schenken aan de brandveiligheid in woningen van ouderen.
Er is uitvoerig overleg op gang gekomen tussen AMBER Alert en NL-Alert. We gaan volgend jaar van start met een pilot. Beide systemen versterken elkaar. Ik wil er graag mee verder gaan. Wat mevrouw Kooiman in dat verband heeft gezegd, zal ik daarbij betrekken. Ik moet wel zeggen dat de ontwikkelingen veel sneller gaan, de goede kant uit. We hebben van tijd tot tijd oefeningen. Ik heb de precieze cijfers over die oefeningen nu niet in mijn hoofd, maar de aansluiting daarop is een stuk beter dan vroeger.
Mevrouw Wolbert sprak over de veiligheidsregio Groningen. Wij hebben gewoon gedaan wat men heeft gevraagd.
Mevrouw Wolbert (PvdA): Ik gebruikte het voorbeeld om te laten zien dat daar aan de brandweermensen niet is gevraagd wat zij nodig hebben, want zij zouden nooit om een communicatiemedewerker gevraagd hebben.
Minister Opstelten: In het betreffende dossier, de aardbevingsproblematiek, is communicatie natuurlijk essentieel voor bestuurders. Het gaat er niet om wat de brandweermensen moeten doen. Het gaat om de verantwoordelijkheid van de bestuurders daar in de richting van de burgers die met aardbevingen worden geconfronteerd: wat zijn de risico's wel, wat zijn de risico's niet, hoe is de alertheid en wat is de stand van zaken van hun eigen crisisorganisatie?
Mevrouw Wolbert (PvdA): Ik ben het met de Minister eens dat communicatie cruciaal is, maar een regio als Groningen heeft, noem eens wat, 25 gemeenten. Daar wordt gecommuniceerd bij het leven, daar zitten allemaal communicatiemedewerkers. Ik bedoel dat het een voorbeeld is van het cumulatieve effect op die staf. Neem de gemeente Amsterdam met 300 communicatiemedewerkers. Dat is het effect dat ik probeer aan te tonen. Is de regio Groningen nu echt zo onveilig omdat daar een communicatiemedewerker ontbreekt? Alle respect voor het werk dat zij doen, want de Tweede Kamer leeft van de communicatie, maar ik geef het voorbeeld, omdat de mensen die daar werken, zullen denken: ja hoor, wij doen het werk en er komt een communicatiemedewerker bij. Ik heb geprobeerd dat duidelijk te maken.
Minister Opstelten: Dat is duidelijk. Ik heb mijn antwoord gegeven. Wij hebben gewoon gedaan wat zij vroegen. Wij vonden dat ook verantwoord in die situatie.
Mevrouw Berndsen heeft gevraagd bij hoeveel veiligheidsregio's Defensie nu structureel betrokken is. Dat is voor alle veiligheidsregio's officieel geregeld. De samenwerking tussen Defensie en de veiligheidsregio is prioriteit, ook voor het Veiligheidsberaad. Ik heb dat in mijn inleiding genoemd. Op dit moment wordt gewerkt aan projectplannen, waarbij oefenen natuurlijk een hoofdpunt is. Het is heel belangrijk dat de mensen op de werkvloer in een civiel-militaire samenwerking elkaar kennen. Dat is in een crisis het allerbelangrijkst. «Kennis» en «kennissen» zijn sleutelwoorden om goed en effectief te kunnen opereren.
De voorzitter: Wij zijn aan het einde gekomen van de eerste termijn van de Minister. Ik stel voor meteen over te gaan tot de tweede termijn, met twee minuten spreektijd en één interruptie.
Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Ik verbaas mij er altijd over dat de Minister zoveel te vertellen heeft en, als je hem goed beluistert, het antwoord uiteindelijk is: we vinden het allemaal heel erg belangrijk, maar uiteindelijk doe ik niks. Een voorbeeld is de variabele voertuigbezetting. Momenteel wordt daar behoorlijk mee geëxperimenteerd. Ik heb al gezegd over welke regio's ik mij met name zorgen maak, bijvoorbeeld de Gooi- en Vechtstreek en Limburg. Ik wil gewoon niet dat er onverantwoorde veiligheidsrisico's worden genomen, maar naar mijn idee gebeurt dat wel. Het zou netjes zijn als de Minister zegt: laten we in ieder geval nu stoppen met het experimenteren, we zijn nu namelijk bezig met een landelijke richtlijn en tot die tijd doen we het rustig aan. Ik wil dat de Minister de veiligheidsregio's daarop aanspreekt.
Dat geldt ook voor de luchtflessen. In twaalf regio's wordt die snelkoppeling nog steeds gebruikt. De Minister zegt zelf in zijn antwoorden: we weten niet of het veilig is. De inspectie vindt het zelfs heel verstandig dat in vijf regio's de schroefdraadkoppeling weer terug is. Dat is logisch, want er zijn behoorlijk heftige incidenten geweest en ik ben blij dat de betrokken mensen zelf nog in leven zijn. Ik zou het heel verstandig vinden als de Minister niet alleen het punt op de agenda zet, maar ook zijn regieverantwoordelijkheid daadwerkelijk neemt en tegen die twaalf regio's zegt: u doet er verstandig aan om terug te gaan naar de schroefdraadkoppeling. Ik wil dat de Minister een daad stelt, zijn bestuurlijke verantwoordelijkheid neemt en de veiligheid vooropstelt. Als hij hier geen duidelijke antwoorden over geeft, dan kondig ik hier een VAO aan.
De heer Oskam (CDA): Voorzitter. Ik voel het antwoord van de Minister een beetje als «een convenant is een convenant», maar het gaat er natuurlijk ook om dat het in de praktijk goed gaat. Dat bedoelt de Minister, maar dat gaat ook niet goed. Drie regio's hebben geen convenant gesloten. In twintig regio's zijn de alarmering- en bereikbaarheidsgegevens van betrokken partijen bekend bij de meldkamer, maar in vijf regio's niet. In 24 regio's zijn drinkwaterbedrijven betrokken bij het risicoprofiel, maar in één regio niet. In tien regio's is een strategie vastgesteld ten aanzien van voorlichting en communicatie met drinkwaterbedrijven, waarvan twee zich beperken tot het drinkwater, en in vijftien regio's dus niet. Ik heb het oefenen al genoemd: in twaalf regio's is er nog nooit geoefend. Ik vind het prima als de Minister nog even tijd wil rekken tot de begroting, maar het moet nu echt gebeuren. Die convenanten moeten worden gesloten en al die aandachtspunten moeten nu voor elkaar gebokst worden. Misschien vraag ik dan wat extra's, maar ik wil dat in die brief terugzien. Anders kom ik er bij de begroting op terug.
Een punt dat nog niet aan de orde is gekomen, is de slachtofferregistratie. We hebben de treinramp bij Amsterdam gehad. In 2012 heeft de inspectie onderzoek gedaan naar de slachtofferregistratie en de geneeskundige hulpverlening. Er waren veel gewonden en er was een dode te betreuren. De inspectie heeft toen belangrijke aanbevelingen gedaan om de slachtofferregistratie te verbeteren. 1 januari 2015 is als deadline gesteld; dat is het bijna. Hoe staat het met de implementatie daarvan?
Mevrouw Wolbert (PvdA): Voorzitter. Ik bedank de Minister voor de beantwoording in eerste termijn. Af en toe denk ik: daar kan zo hier en daar nog wel een beetje scherpte in komen. Ik ga daar nu een poging toe ondernemen.
Ik dank de Minister voor de toezegging over de brief over 112. Misschien kan hij daarin ook het punt van de Nederlandse gebarentaal en de veiligheidsregio's meenemen, want ik heb geen antwoord gehad op mijn vragen daarover. Dan hebben we een «dovenbrief» rond 112 en de gebarentaal. Dat zou mooi zijn.
Ik dank hem ook voor de aandacht voor de veiligheid in woningen van ouderen. Hij blijft er een beetje vaag over: hij neemt het mee. Ik wil graag weten hoe ik kan zien dat hij het heeft meegenomen. Ik wil dat dus ergens terugzien in de Kamer.
Wat de overhead in de veiligheidsregio's betreft, zie ik dat de Minister snapt waar ik het over heb, gezien de parallellen die hij trekt met een aantal andere sectoren in het publieke domein. Ik zou graag een overzicht krijgen van de benchmark van de veiligheidsregio's op het punt van de overhead. Dan weten wij een beetje waar we het over hebben. Als die benchmark er is, dan wil ik die ook graag zien in de Kamer. Ik krijg graag een toezegging op dat punt.
Wat de defecte ademluchtfles betreft, snap ik heel goed dat de Minister het gebruik van zo'n koppeling niet wil voorschrijven. Als de SP daarover een motie indient, zal de PvdA die zeker niet steunen. Ik constateer echter ook dat op zijn minst twaalf bestuurders van veiligheidsregio's en twaalf directeuren een besluit hebben genomen, of geen besluit hebben genomen, waar in ieder geval de mensen die daar werken heel ongerust over zijn. Ik zou van de Minister verwacht hebben dat hij met deze constatering de telefoon had gepakt en zo'n bestuurder had gebeld: luister, wat gebeurt er nou bij jou in die veiligheidsregio; hoe kan het dat jij dit besluit zo anders neemt dan die twaalf andere collega's van jou? Ik ben blij dat de Minister dat nu alsnog gaat doen, waarvoor dank. Ik snap het dilemma, maar ik ben blij dat de Minister nu de regie op dat punt pakt, want daar was hij voor.
Ik heb nog één punt ...
De voorzitter: Heel snel, want u bent ruim over uw tijd heen.
Mevrouw Wolbert (PvdA): Dat komt omdat de Minister zo vaag is gebleven op sommige punten.
Ik heb gevraagd naar de variabele voertuigbezetting. Er was een driestapsprong: eerst een visie, dan regionale invulling en dan gelijke normen. Ik heb gevraagd of de Minister in een paar woorden kan zeggen wat de kern van die visie is, want die zou er nu ongeveer moeten zijn.
Minister Opstelten: Dat heb ik gezegd.
Mevrouw Wolbert (PvdA): Als de Minister dat gezegd heeft, moet hij het herhalen. Dan heb ik het gemist.
De heer Segers (ChristenUnie): Voorzitter. Ik heb twee vragen waarop een nader antwoord gewenst is. De eerste betreft de aanbeveling van de commissie-Hoekstra over de adviesplicht van de brandweer bij het verlenen van vergunningen. De Minister vindt dit iets voor lagere wetgeving, dus het wordt in een AMvB verder uitgewerkt. Is het wel de inzet van de Minister dat het wordt uitgewerkt? Het is een duidelijke aanbeveling van de commissie om de preventie te verbeteren.
Ik heb ook gevraagd naar de vlamvertragers. De Minister zegt terecht dat men terughoudend is met de inzet van chemische middelen vanwege de volksgezondheid, maar tegelijkertijd is er innovatie. Ik noemde het gebruik van glasvezel, dat ook brandwerend is. Is er ruimte voor die innovatie?
Verder dank ik de Minister voor de antwoorden. Wij zullen hier nog regelmatig over spreken nadat de Minister is teruggegaan naar de veiligheidsregio's en ons heeft bericht over de resultaten van zijn overleg.
Minister Opstelten: Voorzitter. Mevrouw Kooiman heeft twee vragen gesteld. Ik ben ervan overtuigd dat de variabele inzet van de brandweermensen en -voertuigen verantwoord is.
Zijn we er al? Nee, we zijn er nog niet. Mevrouw Wolbert heeft gevraagd naar de visie. Ik heb in het spoorboekje aangegeven wanneer we waar uitkomen. Dat loopt. Ik vind dat we de zaak niet moeten stilzetten. Wij moeten ook niet de indruk wekken dat iets het daglicht niet kan verdragen en dat we het daarom maar even stilzetten. Daar ben ik het niet mee eens. Ik vind wel dat de VBV aan boord moet komen.
Ik wil er geen enkel misverstand over laten bestaan dat wat er met de luchtflessen gebeurt en is gebeurd de toets der kritiek wat betreft de veiligheidsnormen totaal moet kunnen doorstaan. Ik wil niet de indruk wekken dat dat eigenlijk niet het geval is. Ik zeg nu mevrouw Kooiman toe dat ik heel snel, heden nog, met het Veiligheidsberaad contact opneem, dus met alle veiligheidsregio's. Ik zal nog een dubbelcheck laten doen, ook naar aanleiding van haar vraag. Ik zal binnen veertien dagen de Kamer daarover schriftelijk rapporteren. Dan hebben we geen tijd verloren. Dit mag niet in een welles-nietessfeer komen. Het is geen politieke kwestie. Dit is gewoon een kwestie van voldoen aan de norm: is de veiligheid van de mensen gegarandeerd, ja of nee? Als mevrouw Kooiman daar nog twijfel over heeft en ik daarover nog niet voldoende heb geantwoord, dan ga ik het nog een keer checken bij degenen bij wie de verantwoordelijkheid ligt en zal ik er binnen veertien dagen over rapporteren.
Mevrouw Kooiman (SP): Ik heb een puur procedureel punt. Ik heb een VAO aangekondigd. Stel dat na die veertien dagen die brief duidelijke antwoorden geeft, dan hoeft dat VAO mogelijk niet plaats te vinden, maar ik handhaaf het verzoek wel. Dan kunnen we daarna bekijken of dat VAO nog noodzakelijk is.
Minister Opstelten: De heer Oskam heeft gevraagd naar de convenanten. Ik heb daarop geantwoord. Ik zal de punten meenemen die de heer Oskam noemt. Ik vind wel dat de situatie aanzienlijk vooruitgaat. Ik doe niet luchtig over een convenant, maar ik vind wel dat het gewoon een instrument is en niet een doel. Dat moeten we ook bij de veiligheidsregio's zo laten overkomen.
Dan kom ik bij de slachtofferregistratie. De inspectie heeft een rapport opgesteld en ik heb daarop een beleidsreactie gegeven. Het is een belangrijk punt. Ik heb het Veiligheidsberaad verzocht om voor 1 januari 2015 opvolging aan de aanbevelingen te geven. Ik heb alle aanbevelingen overgenomen en met het Veiligheidsberaad besproken. Dat loopt. Mijn collega Schippers heeft Ambulancezorg Nederland verzocht om voor 1 januari 2015 opvolging aan de aanbevelingen te geven. Wij zullen dat scherp volgen. Ik heb geen aanleiding om eraan te twijfelen dat dit wordt gehaald.
Mevrouw Wolbert heeft een vijftal punten genoemd. Ik zal het punt van de Nederlandse gebarentaal meenemen in de toegezegde brief voor het AO over 112.
Wanneer de benchmark komt, kan ik op dit moment niet zeggen. Die benchmark doe ik niet; dat doet het Veiligheidsberaad zelf en met zichzelf. De prioriteit in de benchmark wordt gelegd bij de kwaliteit en de vergelijkbaarheid, want anders is het geen benchmark. De benchmark moet ergens over gaan. Als wij nu zeggen dat we volgende week een benchmark willen hebben, dan stelt die namelijk niets voor. De benchmark zal de periode 2015–2016 als looptijd hebben. Ik zal de Kamer aan het eind van dat jaar informeren over de mijlpalen uit dit traject.
Mevrouw Wolbert (PvdA): Je kunt natuurlijk op alles benchmarken, maar gaat het specifiek over: wat gaat er naar overhead en wat gaat er naar de uitvoering?
Minister Opstelten: Het is natuurlijk een kwalitatief punt. Ik zal vragen of men dat kan meenemen in deze benchmark.
Ik heb het gehad over de regie op het gebied van de luchtflessen.
Ik kom bij de inzet van de voertuigen. In mijn visie zijn drie dingen belangrijk. De veiligheid van de brandweermensen mag niet in het geding zijn, de effectiviteit van het optreden van de brandweer moet daadwerkelijk erop vooruitgaan en er moet een redelijke eenheid van opvattingen in het land over bestaan. We moeten dus geen te grote wildgroei hebben. Het mag wel regionaal gekleurd zijn, maar binnen bepaalde grenzen. Dat zijn de drie punten waaraan het voor mij moet voldoen. Veel meer visie hoef je er trouwens niet op te hebben. Dit staat ook ongeveer zo in het WODC-rapport.
Ik dacht dat ik mevrouw Wolbert totaal bediend had.
Mevrouw Wolbert (PvdA): Ik maakte er even een grapje over dat, als je die drie elementen moet hebben, je niet aan een visieontwikkelingstraject hoeft te doen zoals in de brief stond. Maar ik ben het van harte met de Minister eens.
Minister Opstelten: Een ontwikkelingstraject is geen visie, maar uitvoering. Dat zou ik niet bij het woord «visie» durven noemen. Het is wat dat betreft buitengewoon simpel. Die drie elementen moeten erin en niet veel meer dan dat.
Mevrouw Wolbert (PvdA): De Minister vroeg of ik mij goed bediend voel. Dat is het geval, waarvoor hartelijk dank.
Minister Opstelten: Het zou kunnen zijn dat ik iets ben vergeten, maar ik kan mij dat nauwelijks voorstellen.
De heer Segers stelde vragen over het gebruik van vlamvertragers en innovatie. Het bedrijfsleven speelt hierin een belangrijke rol. Als het past binnen het wettelijk kader, dan kan het gewoon. Wij stimuleren dat natuurlijk ook met elkaar. Instanties zoals TNO zijn daar nauw bij betrokken. Eigenlijk wordt continu bekeken of Brandweer Nederland zo innovatief mogelijk kan opereren en nieuwe instrumenten kan vinden die ook realistisch zijn. Men zal er natuurlijk ook internationaal naar kijken. Zeker in een verschuiving naar meer preventief optreden is dat heel belangrijk.
Ik kom bij de uitwerking van het advies van de commissie-Hoekstra in het kader van het heel grote traject van de Omgevingswet. Het is gewoon uitvoeringswetgeving, lagere wetgeving. Het is mijn inzet om het daarin te krijgen. Daar mag geen misverstand over bestaan. Ik kan er niet meer van maken.
De voorzitter: Hiermee zijn wij aan het einde gekomen van de tweede termijn van de Minister. Mevrouw Kooiman heeft een VAO aangevraagd. Ik lees de toezeggingen voor:
• In september 2014 is het concept van het landelijk beleidskader variabele voertuigbezetting vastgesteld. Eind 2014 zal dit beleidskader naar de Kamer worden gestuurd.
• De Minister zal voor het algemeen overleg in november van dit jaar een brief naar de Kamer sturen over de beschikbaarheid van 112 voor doven en slechthorenden en de Nederlandse gebarentaal.
• De Minister zal de Kamer voor de begrotingsbehandeling van Veiligheid en Justitie informeren over de stand van zaken over de convenanten die de veiligheidsregio's hebben gesloten met de drinkwaterbedrijven.
• De Minister zal de Kamer binnen twee weken rapporteren over het overleg met het Veiligheidsberaad over de luchtflessen.
• De Minister zal de Kamer eind 2014 informeren over de benchmark door het Veiligheidsberaad en daarin de overhead meenemen.
Mevrouw Wolbert (PvdA): Ik zou 2014 fantastisch hebben gevonden, maar we moeten het de Minister niet extra moeilijk maken. Volgens mij hebben we 2015 afgesproken. Dan gaat het over 2014 en 2015.
Minister Opstelten: De benchmark zal gaan over de periode 2015–2016. Anders heb je geen benchmark. Ze moeten nog beginnen.
Mevrouw Wolbert (PvdA): Pardon, ze moeten nog beginnen. Dat was het.
De voorzitter: Dus het wordt eind 2016.
Minister Opstelten: Ik zal ervoor zorgen dat het punt van overhead et cetera daarin zichtbaar wordt meegenomen, maar dat moeten we nog even voor elkaar krijgen.
De voorzitter: Wij zijn aan het einde gekomen van dit algemeen overleg. Ik bedank de Minister, zijn ambtenaren, de mensen op de publieke tribune en mijn collega's.
Sluiting 12.08 uur.
1. Stroomstoring NOS; resultaten controlebericht NL-Alert; implementatie visie brandweer
Kamerstuk 29 668-39 – Brief regering d.d. 19-12-2013
Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
2. Schade door branden die te maken hebben met wietteelt
Kamerstuk 29 517-80 – Brief regering d.d. 04-02-2014
Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
3. Reactie op enquête van EenVandaag onder brandweerpersoneel
Kamerstuk 29 517-81 – Brief regering d.d. 14-02-2014
Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
4. Onderzoek WODC naar variabele voertuigbezetting brandweer
Kamerstuk 29 517-82 – Brief regering d.d. 19-02-2014
Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
5. Eindmeting ICMS 2013
Kamerstuk 33 763-39 – Brief regering d.d. 14-04-2014
Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
6. Aanbieding inspectierapport «Verbetertrajecten C2000; stand van zaken 2013»
Kamerstuk 25 124-73 – Brief regering d.d. 25-04-2014
Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
7. Reactie op het verzoek van de commissie over onrust en onzekerheid brandweerpersoneel en waarborging veiligheid burgers
Kamerstuk 29 517-83 – Brief regering d.d. 23-04-2014
Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
8. Stand van zaken inzake implementatie van een structurele oplossing voor stabiliteit infrastructuur 1-1-2
Kamerstuk 29 628-452 – Brief regering d.d. 20-05-2014
Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
9. Aanbieding SEO rapport MKBA brandveiligheid in woningen
Kamerstuk 26 956-197 – Brief regering d.d. 13-06-2014
Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
10. Rapport van de Inspectie Veiligheid en Justitie (IVenJ) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) inzake knelpunten slachtofferregistratie
Kamerstuk 33 552-12 – Brief regering d.d. 17-06-2014
Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
11. Aanbieding voortgangsrapportage over de kabinetsreactie op het advies van de Evaluatiecommissie Hoekstra
Kamerstuk 29 517-85 – Brief regering d.d. 02-07-2014
Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
12. Stappenplan Landelijke Meldkamerorganisatie
Kamerstuk 29 517-84 – Brief regering d.d. 02-07-2014
Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten