Vastgesteld 23 januari 2018
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 21 december 2017 overleg gevoerd met de heer Grapperhaus, Minister van Justitie en Veiligheid, over:
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 20 juli 2017 over de stand van zaken vernieuwing C2000 (Kamerstuk 25 124, nr. 86);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 27 juli 2017 ter aanbieding van het inspectieonderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 «Bereikbaarheid en continuïteit van de meldkamers» (Kamerstuk 29 517, nr. 126);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 2 oktober 2017 met beleidsreactie op het inspectierapport naar de stroomstoring van Amsterdam en omstreken van 17 januari 2017 (Kamerstuk 29 517, nr. 134);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 8 november 2017 over de stand van zaken vernieuwing C2000 (25 124, nr. 87);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 23 november 2017 over het TNO-rapport 1-1-2 voor doven en slechthorenden (Kamerstuk 29 517, nr. 135);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 11 december 2017 over veiligheidsregio's en crisisbeheersing (Kamerstuk 29 517, nr. 136);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 18 december 2017 inzake de reactie op het verzoek van het lid Wassenberg tijdens de regeling van werkzaamheden van 29 november 2017 over het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over de risico's rondom de jaarwisseling (Kamerstuk 28 684, nr. 514).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De griffier van de commissie, Hessing-Puts
Voorzitter: Van Meenen
Griffier: Zeldenrijk
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Den Boer, Buitenweg, Van Dam, Van Meenen, Van Nispen, Arno Rutte en Wassenberg,
en de heer Grapperhaus, Minister van Justitie en Veiligheid.
Aanvang 14.01 uur.
De voorzitter:
Ik heet de Minister en zijn ambtenaren van harte welkom, net als de leden, onze griffier, u op de publieke tribune en degenen die elders dit debat volgen. Wij hebben de afspraak dat we om 17.00 uur klaar zullen zijn. Laten we dat ook proberen. Daartoe zijn er spreektijden afgesproken van vier minuten per fractie. U kent mij inmiddels een beetje en dan weet u dat ik zal proberen om die tijden enigszins te handhaven. Ik stel voor om te beginnen met twee interrupties in tweeën per woordvoerder. Als u daar allemaal mee akkoord bent, dan kunnen we van start. Ik geef als eerste het woord aan de heer Van Nispen van de Socialistische Partij.
De heer Van Nispen (SP):
Ik zal inderdaad het woord voeren namens de SP maar dat doe ik ook namens mijn collega Ronald van Raak die op dit moment in hetzelfde gebouw andere verplichtingen heeft.
Dit is het eerste overleg met deze Minister over de brandweer, de nationale veiligheid en de veiligheidsregio's. We vieren deze week ook het tienjarig bestaan van de vakvereniging van de vrijwillige brandweer. Wat dat betreft, valt de Minister echt met zijn neus in de boter. Deze vakbond doet belangrijk werk. Zoals de Minister zelf terecht stelt: brandweerzorg in Nederland is in grote mate afhankelijk van vrijwilligers. Dat was voor de SP destijds reden om met een voorstel te komen voor een georganiseerde vakbond want we moeten goed voor deze vrijwilligers zorgen. Zij staan immers dag en nacht voor ons klaar en gaan met gevaar voor eigen leven een brandend gebouw in. Dat verdient echt alle lof. Daarom ook welgemeende felicitaties voor die vakvereniging die al tien jaar voor de belangen van deze helden opkomt.
Maar een held eer je niet alleen met mooie woorden. Helden eer je vooral door ze onder goede omstandigheden hun werk te laten doen. Daar valt helaas nog een grote slag te maken. Niet voor niets heeft de SP al vaak aandacht gevraagd voor de positie van de vrijwilligers. Keer op keer blijkt uit onderzoeken dat de ontevredenheid op de werkvloer toeneemt. Dat het huidige onderzoek van het veiligheidsberaad zo lang op zich laat wachten, begrijpen wij niet goed. Kan de Minister aangeven waarom het rapport nog niet is verschenen?
Eerdere onderzoeken laten een schokkend beeld zien. De brandweer komt steeds vaker te laat bij een brand door een tekort aan vrijwilligers waardoor brandweerwagens soms niet uit kunnen rukken. De afgelopen jaren verdwenen overal kazernes en brandweerauto's vanwege bezuinigingen. Brandweermensen geven aan dat er te veel van hen gevraagd wordt omdat ze ingezet worden als beroepsbrandweer. Ze spreken over een angstcultuur. Er is te veel bureaucratie, een te grote managementlaag en een kloof tussen werkvloer en top. De proeven met variabele voertuigbezetting waardoor er niet meer met genoeg wordt uitgerukt, zijn niet onomstreden. Ondertussen worden er wel forse salarissen betaald aan externe inhuur en aan de top. Een groot aantal medewerkers kreeg de afgelopen drie jaar hoge tot zeer hoge vergoedingen die varieerden van € 10.000 tot € 27.000 per maand. In een aantal gevallen leverde dit een overschrijding op van de wettelijke norm. Door gebrek aan transparantie is daar nauwelijks of geen controle op. Hoe kan dat nou toch? Hoe ziet de Minister dat?
Bij een woningbrand in Diemen waarbij dodelijke slachtoffers vielen, doet de inspectie onderzoek. Er zijn twijfels over de onafhankelijkheid van het Instituut Fysieke Veiligheid. Kan de Minister daarop ingaan?
Wie gaat nou deze problemen oplossen? De Minister gaat er niet meer over. Het is aan de veiligheidsregio's of het veiligheidsberaad. Het is dus aan gemeenteraadsleden om hen te controleren en eventueel in te grijpen. Maar de invloed van een raadslid is beperkt. Zo ontstaat er een democratisch gat. Dat zien we meer door de vele samenwerkingsverband van gemeenten. Raadsleden weten vaak niet wat ze precies wel of niet kunnen doen en al weten ze dat wel, dan kunnen ze heel moeilijk invloed uitoefenen. De oplossing om raadsleden beter te scholen, zal het fundamentele probleem niet oplossen. Hoe kijkt de Minister hier tegenaan? Het is toch niet voor te stellen dat de Minister, geconfronteerd met problemen bij de brandweer, daar niet graag iets aan zou willen veranderen? Ik kan me dat echt niet voorstellen. Dit kan alleen als de zeggenschap van of de Minister of de raadsleden wordt versterkt en niet door die zeggenschap nu in een soort ondemocratische tussenlaag te organiseren. Onze helden verdienen echt beter. Graag ontvang ik hierop een uitgebreide reactie van de Minister.
De voorzitter:
Dank u. Ik geef vervolgens het woord aan de heer Wassenberg van de Partij voor de Dieren.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil het in mijn bijdrage hebben over de komende jaarwisseling. Drie weken geleden kwam het advies van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) uit. Daarover komen wij later, tijdens het plenaire debat te spreken. De OVV bepleit een aantal structurele maatregelen. Dat is iets voor de langere termijn, dus daar zal ik het nu niet over hebben.
De jaarwisseling is wel het meest onveilige feest van het jaar. Dat concludeert niet alleen de Onderzoeksraad voor Veiligheid, maar die conclusie werd al eerder getrokken door politie, brandweer, ambulancepersoneel, oogartsen, longartsen en artsen op de afdeling Spoedeisende Hulp. Dat komt voor een zeer groot deel door vuurwerk. Alcohol speelt natuurlijk een bijrol. Bij een evenement zoals Koningsdag en vroeger Koninginnedag wordt ook stevig ingenomen en vinden er ook rellen plaats, maar zonder honderden gewonden, zonder handen en vingers die geamputeerd moeten worden, zonder mensen die blind raken en zonder veel branden. Dat hangt toch echt samen met het afsteken van vuurwerk. Het is ook te simpel om te zeggen dat het door illegaal vuurwerk komt. Er is onderzocht dat bij de laatste twee jaarwisselingen drie kwart van de gewonden slachtoffer was van legaal vuurwerk. Om nog een derde misverstand weg te nemen: we kunnen dit niet simpelweg afschuiven op de eigen verantwoordelijkheid van mensen onder het motto «eigen schuld, dikke bult». De helft van de gewonden was omstander en heeft zelf geen vuurwerk afgestoken.
Afgelopen jaar kwamen er 472 mensen op de Spoedeisende Hulp terecht door vuurwerk en er viel zelfs een dode. Hoe dan ook, we kunnen niet accepteren dat er elk jaar gewonden vallen door vuurwerk, dat huizen en auto's afbranden, dat huisdieren in grote angst raken en dat dieren in het wild alle kanten op vluchten. Er zijn radarbeelden van grote groepen vogels die met oud en nieuw totaal in paniek raken en alle kanten opvliegen. Ook een groot deel van de bevolking voelt zich onveilig door vuurwerk. De overlast die Nederlanders van vuurwerk ervaren is sinds 2015 toegenomen van 28% naar 36%. De meerderheid van de bevolking is tegen vuurwerk zo blijkt uit diverse enquêtes en onderzoeken.
Over tien dagen is het al weer oud en nieuw. De Partij voor de Dieren vraagt zich af wat de Minister nog kan doen om de veiligheid zo veel mogelijk te borgen en de schade te beperken. Hoe voorkomen we dat hulpverleners bijna letterlijk als een bezemwagen alle puinzooi moeten opruimen die na de nacht van oud op nieuw is ontstaan? Ik wil de Minister daarom vragen welke oplossingen er volgens hem op de korte termijn te bedenken zijn om die overlast zo veel mogelijk te beperken. Welke handreiking kan hij aan gemeenten doen? Veel burgemeesters vragen namelijk om meer gereedschap om de vuurwerkellende tegen te kunnen gaan. Burgemeester Aboutaleb van Rotterdam deed dat eerder deze maand nog. Nu kunnen gemeenten vuurwerkvrije zones aanwijzen maar dat is het dan wel ongeveer. Is het voor burgemeesters mogelijk om op korte termijn van de hele gemeente één vuurwerkvrije zone te maken of geldt bijna de plicht om mensen vuurwerk te laten afsteken?
Ik wil een vergelijking maken met koopzondagen.
De voorzitter:
Dat lijkt me een heel goed plan, maar u hebt nog 50 seconden.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dat gaat makkelijk lukken, voorzitter. De meeste gemeenten staan die koopzondagen toe in de laatste weken voor kerst, maar het is geen verplichting. Een gemeente kan en mag besluiten om van de hele gemeente één grote koopzondagvrije zone te maken. Ik wil van de Minister weten waarom dit niet met vuurwerk kan. Waarom kan en mag een gemeente niet de hele gemeente tot vuurwerkvrije zone maken? Welke mogelijkheden ziet de Minister om gemeenten die daarom vragen tegemoet te komen? Ik wil dus graag van de Minister weten wat er mogelijk is.
Ruim binnen de tijd, voorzitter.
De voorzitter:
Zeker, u hebt nog zeven seconden over. Dat is echt heel mooi. Dank u wel. Dan komen wij toe aan de bijdrage van mevrouw Den Boer van D66.
Mevrouw Den Boer (D66):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst wil ik mijn grote bewondering tonen voor het werk dat politie, brandweer en ambulancezorg, maar ook lokale bestuurders elke dag voor ons verrichten. Met name met het oog op de komende jaarwisseling is het werk dat zij doen heel belangrijk en zeker niet zonder risico.
Ik beland bij mijn eerste onderwerp. Afgelopen maandag schreef het Algemeen Dagblad dat georganiseerde groepen in Hoek van Holland illegale migranten opsporen. Ik vind dat een heel zorgelijke ontwikkeling die neigt naar eigenrichting. Kan de Minister dit toelichten en kan hij in zijn antwoord het recente onderzoek Vechten op afspraak van Henk Ferwerda van onderzoeksbureau Beke betrekken? Vinden soortgelijke praktijen ook elders in het land plaats?
Dan nu het belang van de veiligheidsregio's. De werking van de veiligheidsregio's heeft impact op de veiligheid van ons allemaal. Er is echter een aantal specifieke onderdelen waarop het systeem beter kan en moet functioneren. Allereerst kom ik daarbij op het democratisch tekort. Gemeenten hebben slechts weinig controle op wat er in de veiligheidsregio wordt afgesproken. De Minister schrijft dat gemeenteraden beter zullen worden betrokken bij de veiligheidsregio's om hun controlerende taak te kunnen verbeteren. Hij legt daarbij heel veel verantwoordelijkheid bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Uiteraard begrijp ik dat, maar is de Minister het met mij eens dat dit onderwerp tevens zijn ministerie aangaat? Kan de Minister toelichten welke rol hij voor Justitie en Veiligheid ziet weggelegd op dit specifieke punt?
Een ander probleem binnen de veiligheidsregio's is de werkbaarheid van de structuur. In 2019 worden de veiligheidsregio's geëvalueerd. Kan de Minister toelichten hoe deze evaluatie precies zal plaatsvinden? Wordt hierbij ook gekeken naar de samenwerking tussen de verschillende ketenpartners? Wordt hierin ook de omvang van de veiligheidsregio's meegenomen? Nu is de politie bijvoorbeeld gecentraliseerd. Men kan zich afvragen of ook bij de veiligheidsregio's schaalvergroting een verbetering zou kunnen zijn. 25 regio's is betrekkelijk veel voor een land van bescheiden grootte als Nederland. Ik wil de Minister graag vragen naar zijn visie hierop.
Dan kom ik op de aanbesteding van C2000. Los van het feit dat het proces al lang duurt en de kosten verder oplopen, bleken slechts enkele partijen beschikbaar te zijn voor de aanbesteding. Dat vind ik zorgelijk, want hiermee dreigt er een soort monopolie te ontstaan, terwijl het van groot belang is dat de veiligheid en de kwaliteit van het nieuwe informatiesysteem vooropstaan. Kan de Minister toelichten hoe de transparantie en controle met betrekking tot deze aanbestedingen worden gewaarborgd? Hoe blijft de Kamer bij dit proces betrokken?
Mijn volgende onderwerp is het Nationaal Cyber Testbed. Met een dergelijk testbed kan getest worden of onze vitale infrastructuren adequaat bestand zijn tegen cyberaanvallen. Dat is niet onbelangrijk in deze tijd. Al eerder bevroeg D66 de voormalige Minister over dit cybertestbed. Zijn reactie bleef vooralsnog uit, dus de vraag is: hoe kijkt de Minister aan tegen het belang van het Nationaal Cyber Testbed?
Mijn laatste onderwerp is de stroomstoring in Amsterdam. In de nacht van 17 januari 2017 zaten maar liefst 360.000 mensen in en rond Amsterdam zonder stroom. Met als gevolg dat de alarmcentrale onbereikbaar was voor sommige ongevallen. Deze maand nog vond een stroomstoring van grote omvang plaats in Rotterdam. Ondanks de vertraging rondom de landelijke meldkamerorganisatie, die pas in 2021 gereed zal zijn, is het essentieel dat de meldkamer ook bij een stroomstoring bereikbaar blijft. Kan de Minister toelichten in hoeverre en hoe hij kan garanderen dat de meldkamer te allen tijde bereikbaar blijft voor spoedmeldingen?
Dank u wel.
De heer Van Nispen (SP):
Mijn vraag gaat over de democratische controle op de veiligheidsrisico's. Ik herkende wel iets in het betoog van mijn collega van D66, namelijk de zorgen over de controle, bijvoorbeeld door gemeenteraadsleden. Ik was benieuwd naar de oplossing van D66 en toen hoorde ik de woordvoerder van D66 de vraag opwerpen naar eventuele schaalvergroting. Mijn vraag is: hoe zou schaalvergroting van die veiligheidsregio's de democratische controle gaan versterken?
Mevrouw Den Boer (D66):
Dat is een heel interessante vraag. Ik hoorde de heer Van Nispen spreken over veiligheidsrisico's. Ik had het natuurlijk over veiligheidsregio's. Al sinds het begin van de veiligheidsregio's in Nederland hebben wij 25 regio's, terwijl wij intussen tien eenheden bij de politie hebben, die onder een nationale politieorganisatie vallen. De vraag is natuurlijk hoe deze eenheden onderling op elkaar worden afgestemd. Er is natuurlijk ook sprake van financiële uitgaven binnen de veiligheidsregio's, waarop gemeenteraden op dit moment een heel gebrekkige controle kunnen uitoefenen. Dat is overigens ook best weleens moeilijk ten aanzien van de politieorganisatie, laten wij daar gewoon heel eerlijk over zijn. Mijn vraag is: zou een schaalvergroting – ik zeg niet dat het zo is – ertoe kunnen bijdragen dat de democratische controle kan verbeteren, door bijvoorbeeld meer samen te werken of door lessen te leren van elkaar? Dat soort zaken. Ik vind het onderwerp van de democratische controle van groot belang en ik vraag de Minister in eerste instantie naar zijn reactie hierop.
De heer Van Nispen (SP):
Dan delen wij het probleem. Misschien versprak ik mij, maar ik bedoelde inderdaad de veiligheidsregio's en de gebrekkige democratische controle daarop. Dan zien wij allebei dat probleem. Maar ik zie inderdaad niet hoe schaalvergroting tot betere controle kan leiden. Maar ik ga ook met belangstelling luisteren naar de Minister.
Mevrouw Den Boer (D66):
25 veiligheidsregio's betekent ook veel differentiatie en geen standaardisering. Het is ook moeilijker voor gemeenteraden onderling om daar lessen van te kunnen leren. Dus dat is een van de aspecten waar ik aan denk.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik vervolgens het woord aan mevrouw Buitenweg van GroenLinks.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Dank u wel, mijnheer de voorzitter. Ik wil nog even aansluiten op deze discussie. Het is namelijk een interessante discussie, die ook gewoon breder moet worden opgepakt, namelijk over de vraag hoe je verschillende regio's op elkaar aansluit. In de zorg, bijvoorbeeld, is er ook sprake van een heel gedifferentieerd aanbod. Veiligheid en zorg hebben ook met elkaar te maken, dus het is volgens mij in zijn algemeenheid een probleem dat de verbanden waarin iets is georganiseerd, niet altijd overeenkomen. Het is inderdaad vaak een heel groot probleem, vooral voor lokale bestuurders, om daar goed grip op te hebben, zoals de heer Van Nispen zegt.
Er zijn een aantal onderwerpen op de agenda gezet die ik wil bespreken: C2000, de stroomstoring en de OVV.
C2000 is een enorm ingewikkeld en langdurig project, waarbij er problemen zijn met de aanbesteding. Op dat punt sluit ik mij aan bij mijn buurvrouw. Er is ook een latere oplevering. In de bijlage staat dat die latere oplevering ertoe leidt dat het huidige systeem langer dient te worden onderhouden en dat de kosten van de programmaorganisatie langer zullen doorlopen. Dan vraag ik mij af: wordt C2000 uiteindelijk duurder dan beoogd? Kunnen de financiële consequenties voor ons even op een rijtje worden gezet?
In een eerdere discussie die wij over C2000 hebben gevoerd kwam naar voren dat het systeem ook werd gehackt. Het was niet helemaal waterdicht voor criminele hackers. Minister Blok heeft beloofd, een nieuw veiligheidsplan voor C2000 te ontwikkelen. Ik ben benieuwd naar de stand van zaken.
Stroomstoringen zijn natuurlijk heel erg naar, maar normaal gesproken kun je met een hoop dekens en wat kaarsen wel uit de voeten. Maar er zijn er ook, zoals die in Amsterdam, die heel serieuze effecten hebben. De onbereikbaarheid van alarmnummer 112 heeft bijvoorbeeld tot gevolg gehad dat er iemand is overleden. Er zijn zelfs twee hulpverleners overleden. De capaciteit van 112 bleek onvoldoende te zijn. Mijn vraag is: hoe wil de Minister dat verbeteren?
In Culemborg was er in november een ander probleem. Daar werkte 112 wel, maar viel het mobiele netwerk vrij snel uit. Ik ben benieuwd of de Minister een reactie wil geven op de vraag of dit een probleem is dat hij zou kunnen gaan voorkomen.
Mijn laatste punt is het OVV-rapport. Ik ben het met de heer Wassenberg eens dat de jaarwisseling het onveiligste feest van het jaar is. Het schijnt zelfs zo te zijn dat de Amerikaanse autoriteiten hun burgers waarschuwen voor deze riskante Nederlandse festiviteit. De aanbevelingen van de OVV gaan wij op een ander moment bespreken, maar 31 december komt er wel aan. Ik zou van de Minister willen weten welke maatregelen hij nu wil nemen om ervoor te zorgen dat het nu wat veiliger is. Kan hij zich bijvoorbeeld voorstellen dat wij aan alle aanbieders van het vuurwerk vragen om vuurwerkbrillen ter beschikking te stellen? Die kun je wel krijgen, bijvoorbeeld via de brillenwinkels, maar dan moet je daar als heel goedbedoelende moeder weer heen. Dat vindt natuurlijk niemand iets. In ieder geval vinden je kinderen dat niets. Ik kan mij zo voorstellen dat, als die bril er gewoon ligt bij het kopen van het vuurwerk, het veel normaler is dat je zegt: dit hoor je te doen. U zult het niet gek vinden dat GroenLinks überhaupt niet zo'n groot voorstander is van veel vuurwerk, maar ik ben in ieder geval een groot voorstander van veiligheid. Voor de lange termijn hebben wij nog wel wat andere ideeën, maar ik denk dat het op de korte termijn in ieder geval een goed idee zou zijn om de vuurwerkbrillen breed ter beschikking te laten stellen door de verkopers zelf, inclusief een wat betere instructie over hoe je het zo veilig mogelijk kunt maken. Mijn vraag is of de Minister dat nog kan regelen voor 31 december.
De voorzitter:
Ik dank u zeer. Dan geef ik het woord aan de heer Arno Rutte van de VVD.
De heer Arno Rutte (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Eind augustus dit jaar woedde er in mijn stad Groningen een enorme brand in het casino. Gelukkig – het was bijna wonderlijk – waren er op dat moment geen mensen in het gebouw aanwezig, maar de snelheid waarmee de brand om zich heen greep was werkelijk enorm. De snelle reactietijd van het professionele brandweerkorps in Groningen en de ondersteuning door vrijwillige korpsen uit de regio hebben ertoe geleid dat de brand snel onder controle was en dat een grotere ramp in hartje stad is voorkomen. Ik wil bij dezen mijn enorme waardering uitspreken voor de brandweer, niet alleen in het kader van dit incident dat fantastisch is opgepakt, maar in den brede, in de hoop en de verwachting dat dit een voorbeeld is geweest voor de geweldige brandweerzorg in ons hele land. Ik heb wel gehoord dat de heer Van Nispen ook grote zorgen heeft en ik vind het van belang dat de Minister ook op die vragen ingaat. Ik denk namelijk dat het voor een groot deel beide waar is: er is een grote mate van professionaliteit, maar er zijn ook wel zorgen over de vraag of wij die kunnen continueren in de toekomst.
Een aantal collega's is al ingegaan op de stroomstoringen. Die komen in Nederland gelukkig nauwelijks voor. Maar als het gebeurt, is het vaak fors. Er werd al gerefereerd aan de stroomstoring in Amsterdam op 17 januari 2017, die uiteindelijk zelfs tot doden heeft geleid vanwege de problemen bij alarmnummer 112. Dit is onderzocht en de Minister gaat ook maatregelen nemen op het gebied van de inrichting rondom 112. Wellicht moet je er ook voor zorgen dat je veel sneller datgene afvangt wat niet meteen spoedeisend is. De vraag is eigenlijk: zijn wij in staat om burgers op zo'n moment andere keuzes te laten maken? «Help, de stroom is uitgevallen» is niet een 112-waardige melding. Hoe kom je daarvan af, zodat 112 niet overbelast raakt? Zijn daar ook ideeën over bij de Minister? Graag een reactie.
Vandaag wil ik in het bijzonder aandacht vragen voor de veiligheid van onze digitale infrastructuur. Hoewel mensen zich soms nog weleens zorgen maken over de veiligheid op internet, is er in de samenleving een vrijwel blind vertrouwen in de onderliggende infrastructuur. Daar waar er in het overgrote deel van Nederland geen touwtje meer uit de brievenbus hangt omdat je dan kunt verwachten dat iemand ongevraagd je huis komt leeghalen, hangen bij burgers, bedrijven en semioverheidsinstellingen nog veel te vaak de digitale touwtjes ruimhartig uit de online brievenbus. Dat leidt tot fundamentele digitale dreigingen. Die moeten wij ook onderkennen. De veiligheid van de digitale infrastructuur moet hoog op de agenda van de Minister staan, in het bijzonder daar waar de cruciale fysieke en de digitale infrastructuur met elkaar verbonden zijn of met elkaar verbonden kunnen zijn. Dat leidt tot de vraag: kunnen bijvoorbeeld onze sluizen en dijken worden gegijzeld? De CDA-fractie stelde daar een paar weken geleden terecht al mondelinge vragen over. In de krant lees ik dan vaak dat dijkgraven zeggen: onze sluis hangt niet aan het internet en dus is het veilig. Maar deskundigen op dit gebied zeggen: als er gezegd wordt «het hangt niet aan het internet» en wij dat dan gaan onderzoeken, blijkt die bewering slechts in 5% van de gevallen waar te zijn. Dit betekent dus dat in 95% van de gevallen iets wel degelijk aan het internet hangt. Dan is de vraag: is dat dan ook veilig? Ik wil geloven in de uitspraak «het is veilig», maar ik geloof dat wat meer als de Minister ook kan aantonen dat onze fysieke infrastructuur, daar waar die in verbinding staat met de digitale infrastructuur – en dat is bijna overal het geval – daadwerkelijk continu gecheckt en gecontroleerd wordt op die veiligheid. Zou hij daarop willen ingaan?
Tot slot. Zijn wij voldoende voorbereid op een gecombineerde fysieke en digitale aanval? Denk bijvoorbeeld aan een fysieke terreuraanslag, die gecombineerd wordt met een massale, gecoördineerde cyberaanval op de systemen van de hulpverleningsdiensten, in lijn met de ellende die een deel van de containerterminal in Rotterdam onlangs heeft getroffen. 100% veiligheid bestaat niet en ik begrijp dat de Minister niet op details kan ingaan, maar ik hoop dat hij voldoende duidelijkheid kan geven om eventuele ongerustheid bij mij weg te nemen.
De voorzitter:
Ik dank u zeer. Dan geef ik ten slotte het woord aan de heer Van Dam van het CDA. Ga uw gang.
De heer Van Dam (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Onze nationale veiligheid draait op heel veel mensen en instanties, maar zeker op vrijwilligers, vooral bij de brandweer. Ik zou de Minister willen vragen of hij in de komende periode aandacht wil besteden aan de brandweervrijwilligers. Vanmorgen heb ik begrepen dat hij de komende weken drie keer op werkbezoek gaat. Het is van belang dat de Minister van Veiligheid ook die mensen in beeld heeft. Dat is mijn eerste vraag.
Mijn tweede vraag heeft betrekking op het TNO-rapport over de bereikbaarheid van 112 voor doven en slechthorenden. De CDA-fractie vindt het van groot belang dat doven en slechthorenden zelf betrokken blijven bij de vervolgstappen, om te garanderen dat de voorzieningen aansluiten bij hun mogelijkheden. Is de Minister bereid om de betrokkenheid van het veld zelf te continueren? Wanneer kan de Minister de Kamer informeren over de resultaten van wat nu op het fornuis staat en over de nodige vervolgstappen?
Ik zal het verder vooral over vuurwerk hebben. Conform de afspraak in de commissie zal ik het niet hebben over het OVV-rapport, maar wel over de komende jaarwisseling. Mijn grote zorg zit bij het zware illegale vuurwerk. Afgelopen vrijdag ben ik op werkbezoek geweest bij de politie. Daar kwam ik erachter dat de digitale opsporing, dus het zichzelf op internet begeven door de politie, enorm succesvol is. Ik meen dat meer dan 2.000 personen in beeld zijn gekomen die verkopen of kopen. Mij is ook gebleken dat de politie ook een beetje zelf aan dat succes ten onder dreigt te gaan, want men kon mij niet garanderen dat de wijkagent op de deurbel drukt op alle adressen waarvan men weet dat er vuurwerk is. Ik heb inmiddels begrepen dat de politie daar misschien wat anders over denkt. Kan de Minister toezeggen dat, ondanks alle prioriteiten die er zijn, daar de komende tijd voldoende aandacht aan wordt besteed?
Een andere vraag die ik heb, tot slot, is het strafvorderingsbeleid. Ik heb mij verdiept in de richtlijnen die gelden als je met vuurwerk wordt aangetroffen. Die strafvorderingsrichtlijnen ademen een enorm milieuaspect uit. Prima, want aan vuurwerk zit een enorme milieukant. Maar het zware illegale vuurwerk moeten wij ook zien in het licht van de veiligheid van mensen als hulpverleners, brandweerlieden en politiemensen. Ik vind dat dit onvoldoende meetelt. In hoeverre is de Minister bereid om dit met het OM te bespreken? Eigenlijk vind ik dat iedereen die met een Cobra of dat soort zwaar vuurwerk wordt aangetroffen, tot en met oud en nieuw vast moet zitten. We weten hoe het werkt en dat moet de boodschap zijn. Ziet de Minister mogelijkheden? Ik vraag hem dat, hoezeer ik hem ook niet in de positie wil brengen dat hij op de stoel van de officier van justitie komt te zitten. Ik vraag hem dus ook niet heel concreet dat hij met allerlei regels komt, maar ik wil heel graag horen of de Minister bereid is om die boodschap, die zorg, aan het openbaar ministerie over te brengen.
Dank u wel.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik heb goed geluisterd naar het betoog van het CDA en ik kan mij er ook wel in vinden dat de politie zich heel erg moet concentreren op het aanpakken van het illegale vuurwerk. Dat is vaak ook het zwaarste, meest gevaarlijke vuurwerk. Tegelijkertijd is het natuurlijk ongelooflijk ingewikkeld voor een politieagent om te weten wat voor vuurwerk er wordt afgestoken. Zou het niet ook helpen als het vuurwerk in de brede meer wordt tegengegaan of verboden wordt? Dat is ook voor de aanpak van het zware vuurwerk natuurlijk de beste manier. Hoe ziet u dat?
De heer Van Dam (CDA):
Zoals ik al heb gezegd: wij wachten op een beleidsreactie van de Minister op het OVV-rapport. Dit is natuurlijk een essentie van het OVV-rapport. Dat vind ik een beetje een formeel antwoord, dus ik wil er inhoudelijk wel iets over zeggen. Ik denk dat vuurwerk afsteken in Nederland een traditie is. Let wel: niet al onze tradities zijn in beton gegoten. Ik meen dat wij vroeger ook aan ganstrekken deden op Koningsdag en daar hebben wij ook afscheid van genomen. Wat dat betreft zijn tradities er om mee te gaan met de tijd. Het CDA vindt dat je deze traditie niet moet afschaffen, maar dat je die moet aanpassen. Dat past in de discussie die wij nog gaan voeren. Ik wil er wel dit over zeggen: als wij vandaag het afsteken van vuurwerk zouden afschaffen, creëren wij in ieder geval één enorm handhavingsprobleem voor onze politie. Ik vraag mij af of wij daar met zijn allen beter van worden.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik denk ook dat het heel erg ingewikkeld is om zoiets zomaar af te schaffen, maar het gaat mij er ook om dat het soms wat te lichtzinnig is om te zeggen: u moet zich concentreren op het illegale vuurwerk. Want hoe weet je dat? Maar laten wij ons dan eerst concentreren op het tegengaan van ellendige effecten. Ziet u wat in mijn voorstel dat de vuurwerkbril bij de verkopers gelijk voor het grijpen moet liggen?
De heer Van Dam (CDA):
Mevrouw Buitenweg, ik denk dat wij de eigen verantwoordelijkheid van onze vuurwerkbranche niet uit het oog moeten verliezen. Ik zal de naam niet noemen, want dan kan men mij verwijten dat ik aan een bepaalde vorm van reclame doe, maar ik ga ieder jaar in het dorp Loosduinen naar mijn geëigende vuurwerkhal en daar liggen de brillen opgestapeld. Die kan ik dan meenemen.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Bij de meeste niet.
De heer Van Dam (CDA):
Bij de meeste dan niet, maar we moeten toch niet alles verplichten? Kom op zeg, ik denk dat wij met elkaar als Nederlanders iets moeten vinden. Dit is waar ik als voornaamste op gok, namelijk dat er gewoon in de samenleving een andere kijk komt op hoe wij met vuurwerk omgaan. Wat ik heel erg belangrijk vind is dit. Ik heb het over het vuurwerkkeukentafelgesprek. Ik vind dat ouders op oudejaarsavond met hun kinderen om de tafel moeten en vragen: wat ga jij doen vanavond? Wat zit er in die tas van jou? Het gaat niet alleen om ouders, maar ook om mannen en vrouwen. Ik ben vorig jaar bij de enige supersnelrechtzitting geweest na oud en nieuw. Daar was een doodnormale meneer uit Zoetermeer. Hij had thuis een feestje georganiseerd, maar hij had vergeten om iemand aan te wijzen die die avond niet dronken moest worden. Daardoor is het daar enorm uit de klauwen gelopen. Mensen moeten verantwoordelijkheid nemen voor wat zij doen. Bouw je een feestje, zorg er dan voor dat iemand aanspreekbaar is. Steek je vuurwerk af en neem je verantwoordelijkheid.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik ben het er helemaal mee eens dat ouders die verantwoordelijkheid moeten nemen en hun kinderen moeten aanspreken. Ik vind het wel iets te gemakkelijk om te zeggen: bij mij in het dorp ligt er ergens een bak brillen naast het vuurwerk en dus is het overal geregeld. Als ik bij ons kijk, zie ik dat dit niet het geval is. Bij de brillenwinkel waar wij naartoe gingen, waren de vuurwerkbrillen gewoon uitverkocht, zodat niet iedereen bij het vuurwerkfeestje dat wij vierden een bril kon hebben. Dan kunt u toch niet alleen uw eigen dorp als maatstaf nemen? Dan kunt u ook zeggen: laten wij bevorderen dat die brillen in ieder geval aanwezig zijn, zodat mensen weten dat het een probleem kan zijn en dat zij er zelf verantwoordelijk voor zijn om die bril op te zetten. Maar wij maken ze wel veel meer beschikbaar, zodat het een norm wordt dat wij ook aan veiligheid doen.
De heer Van Dam (CDA):
Waar ik mij tegen verzet – en dat beluister er ik toch in, maar misschien beluister ik dat wel verkeerd – is dat wij een soort vuurwerkbranche hebben die zich daarvoor niet interesseert. Natuurlijk zijn er altijd uitwassen, maar u zou eens moeten weten wat er de afgelopen jaren in die wereld is gedaan om dingen tegen te gaan. Ik denk dat wij dit helemaal niet centraal via de regering of wat dan ook hoeven te regelen, maar dat wij gewoon tegen de branche kunnen zeggen: neem je verantwoordelijkheid.
De voorzitter:
Mevrouw Buitenweg, u laat het hierbij? U mag nog één keer van mij.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik weet ook dat de vuurwerkbranche op heel veel terreinen haar best doet om dit beter te laten verlopen dan eerder en dat zij daar best wel wat verantwoordelijkheid in neemt. Ik zeg alleen maar: in veel gevallen zijn die brillen niet beschikbaar. Laten wij kijken op welke wijze wij dat kunnen bevorderen. Ik was niet van plan om er een wet van te maken, maar ik wil wel vragen aan de Minister hoe hij dit kan bevorderen. Ik had gehoopt dat het CDA daarin iets toeschietelijker zou zijn, maar helaas.
De voorzitter:
Mijnheer Van Dam, laatste keer.
De heer Van Dam (CDA):
Dan zou het adagium gelden «herhaling is de kracht van mijn boodschap», maar daar wilde ik het dan ook bij laten.
De voorzitter:
U bent nog niet helemaal klaar geloof ik, want de heer Wassenberg heeft ook nog een interruptie.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ja, ik wil inderdaad nog even ingaan op het vuurwerk. Eerst wil ik de heer Van Dam toch heel even uit de droom helpen. Helaas, hij zei dat sommige tradities verdwijnen en noemde het ganstrekken. Tot mijn niet geringe schande, voorzitter, moet ik zeggen dat in mijn eigen Limburg met carnaval op dinsdag ganstrekken nog steeds voorkomt. Ik bekijk later of ik met de heer Van Dam daaraan misschien een einde kan maken. Maar daar gaat mijn vraag niet over. De heer Van Dam zegt over legaal en illegaal vuurwerk dat wij niet vooruit gaan lopen op het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Dat wil ik ook niet, maar ik heb hier een iets ouder rapport, over de jaarwisseling 2016/2017 van VeiligheidNL. Daarin staat op pagina 8: van vuurwerkletsel waarvan wij weten of het door legaal dan wel illegaal vuurwerk is veroorzaakt, werd 25% veroorzaakt door illegaal vuurwerk en 75% door legaal vuurwerk; exact dezelfde verdeling als tijdens de vorige jaarwisseling. Wij hebben er de OVV niet eens voor nodig om te zien dat legaal vuurwerk toch de allergrootste risicofactor is. Is de heer Van Dam het niet met mij eens dat wij toch moeten bezien of wij ook dat legale vuurwerk zullen moeten beperken, als wij het aantal slachtoffers willen terugdringen?
De heer Van Dam (CDA):
Ik ga daarover graag met de heer Wassenberg in discussie en in debat op het moment dat er een brief van de Minister ligt over hoe wij tegen het OVV-rapport moeten aankijken. Natuurlijk is het zo dat er in dat OVV-rapport allerlei dingen staan die in het verleden op facetten ook zijn geconstateerd, maar het mooie van het rapport is nu dat het juist allemaal bij elkaar is gebracht. Laat ik u er dit van zeggen: voor de CDA-fractie geldt dat wij niet om dit rapport heen kunnen. Er staat te veel in. Het is een soort inconvenient truth, waar wij met elkaar over zullen moeten discussiëren, maar niet op deze achternamiddag als meneer Wassenberg dat wil, maar als wij daar als commissie tijd voor hebben en als er een brief ligt van de Minister.
De voorzitter:
Misschien even voor de orde en ook voor het begrip van degenen die dit debat volgen: de commissie heeft gister in de procedurevergadering besloten om toe te staan dat er vandaag over dit onderwerp zou worden gesproken, maar dat laat onverlet dat er ook nog een groter debat volgt als de informatie waar de heer Van Dam net over sprak beschikbaar is. Wilt u daar nog iets aan toevoegen, mijnheer Van Dam?
De heer Van Dam (CDA):
Nu u dit zo zegt en gelet op de reacties van een aantal leden heb ik toch de behoefte om dat even te preciseren. De Minister heeft eerder een brief geschreven waarin hij het zowel over het OVV-rapport als over de komende jaarwisseling heeft. Ik wilde hier vandaag graag ook over de jaarwisseling praten. Dat leek mij ook recht te doen aan de inspanning van zo veel mensen die met oud en nieuw moeten werken. Om die reden heb ik die brief gevraagd. Wij hebben met elkaar afgesproken dat wij het onderwerp OVV zouden laten liggen tot na de jaarwisseling, als er een reactie is.
De voorzitter:
Dat is een correcte aanvulling. Wilt u daar nog iets over zeggen?
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik heb het tweede deel van mijn interruptie nog tegoed.
De voorzitter:
Daarvoor geef ik u nu de gelegenheid. Ga uw gang.
De heer Wassenberg (PvdD):
Als de heer Van Dam goed heeft opgelet, zal hij hebben gemerkt dat ik heb gezegd dat ik het nadrukkelijk niet over de OVV ging hebben. Ik heb de OVV twee keer genoemd, maar ik heb niet het rapport genoemd. Ik heb het nu over het rapport van VeiligheidNL, dat al een jaar ouder is. In dát rapport, niet in het OVV-rapport, staat dat driekwart van de letsels wordt veroorzaakt door volkomen legaal vuurwerk. Ik loop dus niet vooruit op de conclusies van de OVV, maar ik vraag met dit rapport, dat al een jaar op tafel ligt, in handen: is de heer Van Dam het met mij eens dat legaal vuurwerk een groot probleem is? Ik wil het dus verder niet hebben over de OVV, maar is de heer Van Dam het met mij eens dat op basis van de rapporten die er al liggen – ik heb er één genoemd – legaal vuurwerk echt een groot probleem is?
De heer Van Dam (CDA):
Dan blijf ik toch bij datgene wat ik in de eerste termijn heb gezegd, namelijk dat ik die discussie wil laten rusten, conform de afspraak, totdat er een brief van de Minister over het OVV-rapport ligt. Er kunnen honderd rapporten aan vooraf zijn gegaan, maar het gaat uiteindelijk niet om het rapport maar om de thematiek en de discussie. Die wil ik op een later moment voeren.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee komt er een einde aan de eerste termijn van de Kamer. De Minister heeft verzocht om een kwartier tijd om zich goed te kunnen voorbereiden op de beantwoording van al uw vragen.
De vergadering wordt van 14.38 uur tot 14.55 uur geschorst.
De voorzitter:
Aan de orde is de eerste termijn van de zijde van de Minister. Ik geef hem daartoe het woord.
Minister Grapperhaus:
Voorzitter, dank. Het Kamerlid Van Nispen heeft er kort op gewezen dat dit de eerste keer is dat ik deelneem aan een AO over het onderwerp veiligheid, crisisbeheersing en brandweer. Het is de eerste keer, maar ik wil al meteen tegen u zeggen dat ik mij ook zonder op het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid in te gaan, want dat gaan we apart doen, al had voorgenomen om mij rondom de feestweek en jaarwisseling goed te oriënteren op dat evenement en op wat dat betekent voor Nederlanders en voor hulpverleners. Wat onze brandweermensen, politieagenten, ambulancepersoneel en andere hulpverleners – ook medici en verplegers moet ik expliciet benoemen – in die dagen in een enorm kort tijdsbestek moeten doorstaan, is eigenlijk te veel om zomaar op je te kunnen nemen.
Ik wil aan het begin gezegd hebben dat het echt van belang is dat wij over het evenement oudjaar en wat daar allemaal omheen gebeurt, aan de hand van het rapport van de Onderzoeksraad in het nieuwe jaar met elkaar spreken. Het is nu 21 december. Toen het onderzoeksrapport uitkwam, heb ik meteen aangegeven dat het procedureel niet mogelijk is om goed met elkaar over dat rapport te praten en allerlei maatregelen te treffen die we samen noodzakelijk vinden; let u vooral op het woord «samen». Ik heb ook aangegeven dat dit niet verstandig zou zijn, want we moeten de discussie daarover goed en grondig voeren. Als gezegd, het gaat om de veiligheid van burgers en overigens ook van dieren, en absoluut vooropgesteld om de gezondheid van onze hulpverleners. U hebt terecht al veel complimenten gemaakt over die hulpverleners. Daar kan ik mij, zeker als nieuw in dit gezelschap, alleen maar in bescheidenheid bij aansluiten. Dat doe ik ook echt van harte.
Kwesties omtrent veiligheid en crisisbeheersing kunnen diep ingrijpen in het leven en werk van de hulpverleningsprofessional. Daarom wordt vanaf het begin nauw samengewerkt met het veld van gebruikers, met de politie, de brandweer, de ambulancedienst en de Koninklijke Marechaussee, zeker als het om de meldkamer gaat. Vernieuwingen in het meldkamerdomein gaan altijd gepaard met risicoafwegingen. Om daarin de beste keuzes te maken, blijf ik mijn eigen risicoafwegingen telkens toetsen, met het veld en met behulp van onafhankelijke experts. Er mag gezegd worden dat de afzonderlijke meldkamers dagelijks goed werk leveren. Maar in de kracht van regionaal georganiseerde meldkamers schuilt ook een zwakte. De afzonderlijke meldkamers zijn gevoelig voor piekbelasting, zoals we bij de stroomstoring hebben gezien. Ook de uitwijklocaties kunnen beter worden georganiseerd. De informatie-uitwisseling tussen meldkamers verdient aandacht. Om daarin veranderingen aan te brengen, hebben mijn voorgangers afspraken gemaakt met alle betrokken partijen. Kern van de afspraken is om de zwakke plekken op te lossen door het aantal meldkamers op te schalen naar tien locaties en om het beheer daarvan te beleggen bij de politie. Zo ontstaat een moderne organisatie, waarin de locaties samen virtueel als één geheel kunnen opereren. Het samenvoegen van meldkamers gebeurt onder verantwoordelijkheid van de veiligheidsregio's zelf. Samengevoegde meldkamers worden door de politie een voor een aangesloten op een landelijke ICT-voorziening. Dat is een meerjarig traject, zoals u begrijpt, dat naar verwachting in 2021 wordt afgerond. Als opdrachtgever voor die overgang heb ik een regierol en bereid ik nieuwe wettelijke en financiële kaders voor het vernieuwde meldkamerdomein voor. Het wetsvoorstel dat daartoe in voorbereiding is, verwacht ik uw Kamer medio volgend jaar aan te bieden.
Het inspectierapport over de stroomstoring in Amsterdam onderstreept het belang van de in gang gezette veranderingen. Daarnaast doet het inspectierapport een aantal concrete aanbevelingen waarop actie is ondernomen. Ik zal zo op uw vragen daarover concreet ingaan. Er zijn onlangs afspraken gemaakt met alle meldkamers over het opvangen van onverwachte piekbelastingen. Ook wordt de technische infrastructuur van 112 vernieuwd en wordt het mogelijk de wachttijden en wachtrijen te monitoren.
Ik kom straks naar aanleiding van de vragen uitvoeriger over C2000 te spreken, waarvan hulpverleners en meldkamers voor de onderlinge communicatie gebruikmaken. Voor het vernieuwingstraject ben ik als eigenaar direct verantwoordelijk. Daar komt heel veel bij kijken. Ik ben er zeer verheugd over dat uw Kamer onlangs een technische briefing heeft gekregen, zodat u daarover nader geïnformeerd bent.
Ik ga over tot de beantwoording van uw vragen, te beginnen met vuurwerk en de jaarwisseling. De vragen daarover wil ik als volgt beantwoorden. De Onderzoeksraad voor Veiligheid bracht op 1 december het rapport Veiligheidsrisico's jaarwisseling uit. De aanbevelingen daarin kunnen pas, zoals ik al zei, grondig door ons besproken worden na deze jaarwisseling. Ze kunnen ook pas effect krijgen voor de volgende jaarwisseling. Dat heeft de voorzitter zelf ook onderstreept bij de publicatie. Dat wil niet zeggen dat we, met het oog op de komende jaarwisseling, niets hebben gedaan om letsel en schade te voorkomen. In mijn brief van afgelopen maandag aan uw Kamer heb ik een aantal maatregelen genoemd die al effect sorteren boven op de gebruikelijke maatregelen die gemeenten, politie, ILT en Openbaar Ministerie nemen om illegaal vuurwerk tegen te gaan en verstoringen van de openbare orde te voorkomen. Daarbij benadruk ik de positie die het lokaal gezag zelf heeft. Ik heb als Minister van Justitie niet alleen niet de bevoegdheid om daarin te treden, maar vind dat ook niet verstandig. Ik ben ervan overtuigd dat men dat lokaal het beste kan inschatten. Ik heb de afgelopen tijd gesprekken gehad met de burgemeesters in de marge van het LOVP (Landelijk Overleg Veiligheid en Politie). Ik heb mij ervan laten overtuigen dat zij dat ook de beste wijze vinden om de jaarwisseling zo goed mogelijk te behandelen. Ik benadruk dat dit onderwerp volgend jaar uitgebreider behandeld moet worden.
Hoewel het aantal incidenten tegen politiemensen, brandweerlieden en andere hulpverleners cijfermatig niet toeneemt, zijn de gevaarzetting en risico's aantoonbaar toegenomen. Geweld rondom de jaarwisseling lijkt grover te worden. Vooral het gebruik van zwaar illegaal vuurwerk levert levensgevaarlijke situaties op voor onze mensen en hulpverleners. Het is belangrijk dat de politie in het kader van goed werkgeverschap de veiligheid van politiemensen tijdens dit hoogrisico-evenement optimaliseert. Dat geldt mutatis mutandis natuurlijk ook voor andere hulpverleningsorganisaties. Binnen de integrale beroepsvaardigheidstraining heeft de politie een module vuurwerk ontwikkeld, waarin de inzet van geweldsmiddelen bij agressie-incidenten met vuurwerk wordt doorlopen. Verder is een nadrukkelijk draagadvies van veiligheidsbrillen en gehoorbescherming gegeven aan de collega's die tijdens de jaarwisseling werken. De beschikbaarheid van beide wordt geïnventariseerd en, wil ik benadrukken, waar nodig bijgesteld.
Ik wil in dat opzicht, naar aanleiding van de vragen van de heer Van Dam, zeer uitdrukkelijk benadrukken dat de politie alles uit de kast haalt om de handel in, het bezit van en het gebruik van illegaal vuurwerk tegen te gaan. U heeft er zelf al kennis van kunnen nemen hoe succesvol – het is cynisch genoeg om het woord «succesvol» te moeten gebruiken, maar dat is het – men is geweest in het opsporen van illegaal vuurwerk. Het vastzetten van bezitters van illegaal vuurwerk tot na de jaarwisseling is een maatregel die daaraan bijdraagt. Vanzelfsprekend moet daarvoor wel een rechtsgrond aanwezig zijn. Daarover wil ik duidelijk zijn: die rechtsgrond zal in de regel niet binnen het Wetboek van Strafvordering te vinden zijn. Waar dat wel het geval kan zijn, bijvoorbeeld bij recidive met betrekking tot grote hoeveelheden zeer zwaar vuurwerk, kan ik u verzekeren dat het OM de mogelijkheid daartoe heeft. Het OM zal alleen voorlopige hechtenis op bestaande strafvorderlijke gronden inzetten. Dat is natuurlijk iets anders dan het doel om een verdachte alleen maar gedurende de jaarwisseling vast te zetten. Dat kan rechtens niet – dat begrijpt u – als daar niet een rechtsgrond voor is.
De heer Van Dam (CDA):
Ik reageer toch even op die twee punten. Gister las ik in de krant dat de politie zelf zegt: wij kunnen wel degelijk al die meldingen aflopen en zorgen dat het in beslag wordt genomen. Moet ik de woorden van de Minister ook zo opvatten dat hij die geruststelling kan geven?
Minister Grapperhaus:
Ja.
De heer Van Dam (CDA):
Dank u wel. Dat vind ik heel belangrijk. Wat het andere punt betreft: ik wil hier absoluut niet een soort juridisch gevecht tussen juristen uitlokken, maar mijn punt is dit. In de richtlijnen van het Openbaar Ministerie voor de first offenders van het voorhanden hebben van dit zware vuurwerk categorie 3, is een taakstraf benoemd. Zowel qua strafbaar feit als qua gronden om iemand in voorlopige hechtenis te nemen, is op grond van de wet alles voorhanden. Maar de richtlijn van het OM koerst op een taakstraf bij de eerste keer. Dan heb je het anticipatiegebod waar de rechter zich aan moet houden. Dit is waar ik voor pleit. Ik vind gewoon dat het helder moet zijn voor mensen met – ik noem het maar concreet – een Cobra 8 met 100 gram kruit erin. Ook als je die als first offender bij je hebt, moet je gewoon weten: als ik daarmee de deur uitga, loop ik het hele grote risico dat ik vastzit tot en met oud en nieuw. Oud en nieuw is toch de hoogmis voor de vuurwerkverslaafden.
Minister Grapperhaus:
Ik vind het woord «hoogmis» wat ongelukkig als ik bedenk dat het een week eerder Kerstmis is, maar in ieder geval ben ik het wel met u eens dat dit een week is waarin de meest verschrikkelijke vormen van illegaal zwaar vuurwerk tevoorschijn komen. Dat zien wij gewoon. Heel concreet wil ik op uw vraag antwoorden: u moet ervan overtuigd zijn dat ik alle creatieve oplossingen ondersteun van politie en OM, maar er moet wel sprake zijn van een rechtsgrond. Ook het uitzitten van een vervangende hechtenis mag tijdens de jaarwisseling, om een voorbeeld uit de praktijk te noemen. Wees ervan verzekerd dat politie en OM erbovenop zitten. In het debat over het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid moeten wij er met elkaar ook over spreken of wij zouden vinden dat in de toekomst misschien ook zaken moeten veranderen in de strafmaat of op andere gebieden. Overigens zet het OM al jaren in op passende stevige straffen. Daarover is enige tijd geleden een uitvoerige rapportage naar uw Kamer gestuurd.
Ten slotte biedt ook de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast rechtsgronden voor het beperken van de vrijheid van notoire overlastgevers. Verder noem ik de bestuurlijke bevoegdheden van burgemeesters. Dus er zijn echt nu al heel wat mogelijkheden om mensen van de straat te halen. Ik denk dat het een goede waarschuwing moet zijn voor degenen die dachten dat zij het dit jaar anders zouden kunnen doen.
Dan kom ik op de inbeslagname van vuurwerk. Ook dat was een vraag van de heer Van Dam. Het gaat daarbij niet om strafvorderingsbeleid van het Openbaar Ministerie. De wet biedt geen grondslag; daar heb ik het net al over gehad. Maar ik heb deze vraag net al beantwoord, zie ik.
Mevrouw Buitenweg had een vraag over de vuurwerkrellen. Eerder heeft mijn voorganger al gesproken met de vuurwerkbranche. De safetydeal is daarvan het resultaat. Aan de branche is de suggestie gedaan om de brillen te verstrekken. Veel winkels doen het al. Op grond van huidige wetgeving kan ik het niet verplichten. Ik kan ook hier tegen deze Kamercommissie zeggen dat ik vind dat de vuurwerkbranche er goed aan zou doen – sterker nog, dat dit echt van groot belang is – om de aangesloten leden dringend te adviseren om de veiligheidsbril en andere veiligheidsmiddelen in de winkel aan de klanten aan te bieden. Na de jaarwisseling, als wij met elkaar gaan spreken over het rapport van de Onderzoeksraad, zullen wij ongetwijfeld ook dit punt en misschien nog meer preventieve maatregelen moeten oppakken. Maar u bent het met mij eens dat wij het dan primair moeten gaan hebben over de bestrijding van het illegale vuurwerk. Wij moeten daarmee beginnen.
Van het vuurwerk ga ik over naar de brandweervrijwilligers. Ik heb het gehad over mijn werkbezoeken. Volgende week zal ik op drie verschillende plaatsen werkbezoeken afleggen om mijzelf op de hoogte te stellen. Dat zal ook zijn bij de brandweer. Ik zal het dan ook hebben over de inzet van de vrijwilligers en de beroepsbrandweer.
Hoe behouden wij die inzet? De besturen van de veiligheidsregio's zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van de brandweerzorg. Zij bepalen de benodigde personeelscapaciteit: beroeps of vrijwillig. De inspectie voert vervolgens onderzoek uit naar de inrichting van de repressieve brandweerzorg. Ik ben in afwachting van het rapport van dat onderzoek. Als ik dat heb, kunnen wij daar met elkaar goed verder over praten. Zoals gezegd: ik zal ook graag met vrijwilligers in gesprek gaan de komende week.
De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het rapport over het belevingsonderzoek onder brandweerpersoneel ligt bij het Veiligheidsberaad. Zij moeten bepalen hoelang nodig is om te komen tot een zorgvuldig onderzoek. De regionale beelden zijn gereed en voor duiding bij de regio's gelegd. Het landelijk beeld is nog bij de stakeholders neergelegd. Ik wacht op dit moment op de besluitvorming in het Veiligheidsberaad. Dan kan ik u daar nader over berichten.
Wat vind ik van het onderzoek van het IFV naar de brand in Diemen? Ten aanzien van het onderzoek dat de VRA heeft laten uitvoeren naar de betreffende brand, heeft de Inspectie J en V invulling gegeven aan haar rol als toezichthouder. De inspectie heeft aan de onderzoeksvragen enkele vragen laten toevoegen of verdieping in bestaande vragen laten aanbrengen. Die vragen heeft de VRA vervolgens door het IFV laten onderzoeken en van antwoorden laten voorzien. Naar het onafhankelijke oordeel van de Inspectie J en V is het onderzoek door het IFV gedegen en objectief uitgevoerd en zijn de vragen afdoende beantwoord. De inspectie ziet zodoende op basis daarvan geen aanleiding om tot het uitvoeren van een eigenstandig onderzoek naar het handelen van de VRA ten aanzien van het incident.
Dan de balkenendenorm en de veiligheidsregio's. Ik begrijp dat er een motie is ingediend over de salarissen. Daaraan geef ik uitvoering. De vraag ligt nu bij de besturen van de veiligheidsregio's. U kunt mijn antwoord verwachten in het eerste kwartaal van 2018.
De heer Van Nispen (SP):
Dank voor het antwoord. De inhoud van dit antwoord kwam niet helemaal onverwacht. Er is inderdaad een aangenomen motie. Die is van september 2017, dus alweer enkele maanden geleden. Nu las ik in de brief van de Minister dat hij het bestuur van het veiligheidsberaad heeft verzocht om een overzicht te geven van die te hoge inkomens, waarmee dus de wettelijke norm is overschreden. Het antwoord was: Minister, u mag het zelf gaan opvragen bij de afzonderlijke veiligheidsregio's. Waarom is dat zo? Waarom kan er niet een overzicht worden gegeven op het moment dat de Minister daarom vraagt?
Minister Grapperhaus:
Ja, dat is een hele goede vraag. Ik kan er op dit moment eigenlijk alleen over zeggen dat ik vind dat ik een soort brengplicht heb dat de vraag in het eerste kwartaal van 2018 wordt beantwoord. Of het nu centraal binnenkomt of via de regio's, dan wel dat ik het zelf uit de regio's heb moeten halen: ik ga dat antwoord wel aan u geven.
De heer Van Nispen (SP):
Dat is natuurlijk uiteindelijk het belangrijkste. Misschien kan de Minister wel uitpluizen hoe het komt dat hij geen antwoord krijgt als hij een vraag stelt aan het bestuur van het Veiligheidsberaad en dat ook betrekken bij de brief. Maar dat is inderdaad een afgeleide van het belangrijkere feit dat geld dat bestemd is voor veiligheid, voor brandweerzorg niet mag weglekken naar te hoge inkomens. Ik wil de Minister ook vragen om niet alleen de Kamer te berichten, maar ook om daar vervolgens wat aan te doen.
Minister Grapperhaus:
Ik kom nu eigenlijk ook even op het punt van de veiligheidsregio's en hoe zich dat nu verhoudt. Het is uiteindelijk natuurlijk een lokale verplichting. Het feit dat men mij naar lokaal heeft verwezen, heb ik nog niet heel hoog opgenomen, als u begrijpt wat ik bedoel. U wel, dat begrijp ik, maar ik dacht bij mezelf: als ik er nou voor zorg dat u de antwoorden tijdig krijgt, kunnen we misschien toch verder. Daar gaat het uiteindelijk om.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Grapperhaus:
De heer Van Nispen en mevrouw Den Boer hebben gevraagd naar het democratisch gat. De veiligheidsregio's hebben een brengplicht. Gemeenteraden hebben een haalplicht. Het ministerie is in gesprek met het Ministerie van BZK over de wijze waarop de rol van de gemeenteraad versterkt kan worden en best practices bij de gemeenschappelijke regelingen uit te wisselen. Er wordt ook gekeken naar opleiding van gemeenteraadsleden. Vanuit de stelselverantwoordelijkheid ben ik zelf betrokken in dat geheel. Hoe gaat schaalvergroting het democratisch gat helpen dichten? Zou dat kunnen door meer samen te werken? Welnu, in geval van samenwerking zal bezien moeten worden welke gevolgen dat heeft voor de governancestructuur, waaronder de rol van de gemeenteraden. Dat kan niet los van elkaar worden gezien. Schaalvergroting kan dus positief werken voor standaardisatie, maar voor het lokaal bestuur is dat misschien moeilijk werkbaar. We zullen dat dus moeten evalueren.
Dan heeft mevrouw Den Boer nog gevraagd hoe de evaluatie van de Wet veiligheidsregio's in 2019 zal plaatsvinden. Wordt de schaal meegenomen en wordt de samenwerking met de ketenpartners meegenomen? In 2018 zal bepaald worden, onder andere in afstemming met het Veiligheidsberaad, hoe de evaluatie vormgegeven wordt. Het ligt dan voor de hand dat daarbij ook de schaal van de veiligheidsregio's en de samenwerking met ketenpartners worden meegenomen als punten in de evaluatie.
Mevrouw Den Boer (D66):
Fijn dat de Minister hierop ingaat, met name op de evaluatie en de vragen die gesteld zullen gaan worden. Mag ik ervan uitgaan, Minister, dat u ons als Kamer ook zult informeren in 2018 als die vragen gesteld gaan worden, zodat we als Kamer mee kunnen kijken bij de vragen die meegenomen gaan worden in de evaluatie?
Minister Grapperhaus:
Ja, dat kan.
De voorzitter:
Daar laat mevrouw Den Boer het bij. Gaat u verder.
Minister Grapperhaus:
Dan kom ik op de meldkamer. Daar hebben mevrouw Den Boer en mevrouw Buitenweg naar gevraagd. Hoe garanderen we dat de meldkamer altijd bereikbaar is? Welnu, inmiddels zijn door de politie met alle meldkamers afspraken gemaakt hoe bij drukte gerouteerd kan worden. Medewerkers van de politie die normaal niet op de 112-centrale werken, zijn opgeleid om ingezet te worden om de periode te overbruggen tot er extra medewerkers van de 112-centrale aanwezig zijn. Nog voor de jaarwisseling wordt een nieuwe technische tool in gebruik genomen waarmee wachtrijen direct zichtbaar worden. Op de lange termijn gaan we naar die definitieve landelijke meldkamer toe.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
De Minister ging zo snel dat ik het technisch niet helemaal begreep. Betekent dit dat er dan aanzienlijk meer capaciteit beschikbaar is in geval van een calamiteit?
Minister Grapperhaus:
Ja, als dat nodig is wordt er gelijk bijgeschakeld.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Grapperhaus:
Mevrouw Buitenweg heeft gevraagd hoe de continuïteit van het mobiele netwerk beter geborgd kan worden. Welnu, de Minister van EZK kijkt daarnaar. Mede naar aanleiding van de stroomstoring in Amsterdam laat hij een kosten-batenanalyse uitvoeren. Die is begin volgend jaar klaar.
De heer Van Dam (CDA):
Ik heb daar nog een aanvullende vraag over. Ik heb dat stuk over de kosten-batenanalyse ook gelezen. Dat gaat heel erg over de telecomwereld. Wat toch onder die stroomstoring ligt is dat het een stroomstoring was. Wilt u Minister van Economische Zaken bevragen wat de garanties zijn? Als we stroom hebben is het hele probleem opgelost. Dus wat gebeurt er nou in de richting van de energievoorzieners?
Minister Grapperhaus:
Dat ligt wettelijk vast, dus daar zit het punt niet. Het zit in het feit dat in zo'n situatie het mobiele netwerk, onafhankelijk daarvan, beter geborgd moet zijn. Dat was eigenlijk ook de vraag.
De heer Van Dam (CDA):
Die wettelijke vastlegging heeft niet voorkomen dat het eruit floepte, en daar gaat het toch uiteindelijk om.
Minister Grapperhaus:
Een stroomstoring is natuurlijk nooit 100% te voorkomen. Dat is een ding. Het belangrijke punt is natuurlijk dat we voor de meldkamers en voor de toegankelijkheid daarvan voor burgers en hulpdiensten, heel erg afhankelijk zijn van dat mobiele netwerk. Voor politie, brandweer, voor ons allemaal is het van groot belang dat dat mobiele netwerk in ieder geval heel goed geborgd is, dus dat er voorzieningen zijn die de werking daarvan volledig veiligstellen en voldoende capaciteit bieden als de stroom uitvalt. En ook nog zodanig voldoende capaciteit dat er goed gebruik van wordt gemaakt. Want een van de punten van de stroomstoring in Amsterdam was natuurlijk ook dat de NL-Alert misschien anders had moeten worden ingezet, waardoor de belasting op het netwerk minder was geweest. Maar goed, dat zijn allemaal punten die je moet afstemmen. De borging van het mobiele netwerk moeten we met de mobiele providers afstemmen. Op het punt van de stroomstoring: ik wil best bij de Minister van EZ nog eens onder de aandacht brengen de vraag of hij voldoende waarborg heeft dat de stroombedrijven hun wettelijke verplichting nakomen. Maar nogmaals, die calamiteit van een uitval van stroom, daar gaat dit nu juist over.
De heer Van Dam (CDA):
Ik denk dat de Minister allemaal ware woorden spreekt over onze mobiele bereikbaarheid, alleen mijn informatie is dat deze stroomstoring veroorzaakt is door een heel oud onderdeel in een stroomnet. We kunnen dan wel de telefoonmaatschappijen met allerlei verplichtingen opzadelen, die wij uiteindelijk allemaal mogen betalen in ons abonnement, terwijl er misschien op het andere vlak... Ik vraag om de balans daarin. Natuurlijk is alles wat u zegt over die telecomorganisaties van belang. Ik vraag alleen maar of u bij de Minister van EZ ook dat andere punt, de continuïteit van de stroomvoorziening, wilt benadrukken.
Minister Grapperhaus:
Ik had al gezegd dat ik het in ieder geval bij hem aan de orde zal stellen. Ik probeerde u alleen te verantwoorden dat wij vooral hebben gedrukt op de borging van het mobiele netwerk, want dit keer is het een stroomstoring geweest, maar je kunt je ook voorstellen dat er iets gebeurt waar energiemaatschappijen niets aan kunnen doen. Ik denk maar even aan wat toen gebeurde met die kraan die omviel in een gemeente en dat daardoor stroom uitviel, en dat zelfs alle noodgeneratoren weg zijn. Dan nog steeds willen u en ik dat voor onze hulpverleners dat hele mobiele netwerk nog steeds draaiende wordt gehouden. Dat is dus de prioriteit voor ons. Maar ik heb u toegezegd dat ik dit zeker bij Minister Wiebes nog eens onder de aandacht zal brengen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Grapperhaus:
Dan kom ik toch weer bij het Kamerlid Van Dam, die nog iets heeft gevraagd over de betrokkenheid van de organisaties van doven en slechthorenden bij de vervolgstappen. Welnu, de belangenvereniging is tot nu toe betrokken geweest. TNO rondt het onderzoek naar de huidige technische werking begin 2018 af. Ik kan u zeggen dat vervolgstappen ook echt zullen worden afgestemd met die organisaties.
Dan kom ik nog op twee onderwerpen. Het eerste is de aanbesteding van C2000. Er is een zorgvuldige aanbestedingsprocedure geweest. Daarin zijn deze aanbieders als beste uit de bus gekomen. Dat is ook in rechte overeind gebleven. Ook met de huidige contractpartners zou een vernieuwing van deze schaal risico's met zich meebrengen. Die tetratechnologie is, heb ik mij laten vertellen, een uiterst specifieke technologie. Er is een hele kleine, zeer internationale markt, dus je hebt daar sowieso maar een paar aanbieders. Laat duidelijk zijn dat het bestaande netwerk robuust en stabiel is. Hulpverleners en burgers hebben geen last van de vertraging. Voor 2018 is het onderhoud aan C2000 gegarandeerd door de huidige leveranciers. De continuïteit van de communicatie vraagt om een marge, dus er wordt op dit moment voor 2019 verkend of er een soortgelijke regeling mogelijk is. Daar vinden nu gesprekken over plaats.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
U zei dat het een specifieke markt is en dat dat ertoe leidt dat er een beperkt aantal aanbieders zijn. Dat maakt de aanbesteding ook een beetje een ingewikkeld traject, zoals mevrouw Den Boer net ook zei. Dat bracht me aan het denken. Elk land moet natuurlijk een bepaalde manier van communiceren hebben. De Belgen hebben dat allemaal goed bekeken, naar aanleiding ook van de aanslagen. Zijn dit onderwerpen die jullie ook weleens Europees bespreken om te zorgen dat er een soort meerwaarde gehaald kan worden, dat er van elkaar geleerd kan worden en er misschien ook een ruimere markt kan ontstaan, waardoor u wel wat meer keuze heeft?
Minister Grapperhaus:
Er zijn zeker in Europees verband werkgroepen waar over dit soort dingen gepraat wordt. Maar vergis u even niet, er zijn dus twee dingen. Er is een zorgvuldige aanbestedingsprocedure geweest. Die is ook nog eens een keer, na afloop, in rechte getoetst. Dus dat zit allemaal echt goed. Ondertussen wordt er wel degelijk in werkgroepen in EU-verband ook met elkaar overlegd hoe je dit soort zaken nog meer kunt verbeteren en hoe je ook minder afhankelijk kunt zijn van het feit dat er maar een paar marktpartijen zijn, want dat is natuurlijk soms wel lastig, qua keuze.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Zijn er ook landen die echt lichtende voorbeelden zijn?
Minister Grapperhaus:
Behalve Nederland, bedoelt u?
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik weet niet of u dat serieus wilde voorstellen.
Minister Grapperhaus:
Ik zou dat nu niet een-twee-drie weten. Er zijn natuurlijk heel veel landen die uitstekende systemen hebben, maar wie nou echt ons lichtend voorbeeld is, zou ik uit mijn hoofd niet weten. Maar ik kom er zo even bij u op terug in tweede termijn.
Mevrouw Den Boer (D66):
Dank u wel voor deze uitleg, Minister. Ik wilde graag nog even vragen aan de Minister hoe hij denkt de Kamer te informeren over het proces van de aanbesteding. Het is natuurlijk best een heel ingewikkeld traject. Ik zou graag de Minister willen vragen hoe wij hier bijvoorbeeld in een brief of in een zitting of in een AO over worden geïnformeerd.
Minister Grapperhaus:
Die aanbesteding was vier, vijf jaar geleden.
Mevrouw Den Boer (D66):
Het gaat ook om de structurele aandacht voor aanbestedingen. Het gaat erom dat wij als Kamer heel graag mee willen kijken, een vinger aan de pols willen houden en natuurlijk enige transparantie willen krijgen over dit hele verhaal. Het gaat over veel geld, tenslotte. Het gaat ook over veiligheidsdoelen die gehaald moeten worden.
Minister Grapperhaus:
Ik zal hier even in tweede termijn iets over zeggen, want ik denk toch dat het iets anders werkt, maar daar kom ik zo even gestructureerd bij u op terug. Ik wil dat in een keer goed aan u uitleggen.
De voorzitter:
Prima.
Minister Grapperhaus:
De contracten in het kader van die vier jaar geleden gedane aanbesteding zijn overigens zo vormgegeven dat een latere oplevering niet leidt tot extra kosten voor de overheid. Die komen ten laste van de aanbieders. Behalve de kosten die meekomen met het langer gebruikmaken van het oude systeem en kosten voor het in stand houden van het projectteam, worden geen extra kosten gemaakt. Maar goed, die kosten voor het langer gebruik van het oude systeem maken op zichzelf niet uit, want het nieuwe systeem komt pas een jaar later in gebruik. Transparantie is er via het rijksbrede ICT-Dashboard.
Dan nog de kosten van de vernieuwing van C2000. Die bedragen circa 170 miljoen euro, bestaande uit een investering van 127 miljoen en het programma IVC (Implementatie Vernieuwing C2000) ad 43 miljoen. De exploitatiekosten voor tien jaar zijn 56 miljoen. Totale kosten 226 miljoen dus en dat is gelijk aan de besparing die wordt gerealiseerd over tien jaar ten opzichte van de kosten van het huidige netwerk.
De heer Rutte vroeg nog iets over cyber. Zijn we voldoende voorbereid op een fysieke en digitale aanslag? Ik denk in de eerste plaats dat we gezamenlijk moeten hopen in het leven dat ons dat niet overkomt, maar we zijn voorbereid op aanslagen en op cyberhacks. Er zijn procedures. Daar wordt ook mee geoefend. Met het programma Terrorismegevolgbestrijding wordt nationaal en lokaal samengewerkt en geoefend. Dat geldt ook voor cyberaanvallen. Die worden ook geoefend. Hulpdiensten, departementen en private partijen werken daarop samen. Daar ontwikkelen en leren we ook van.
Dan had mevrouw Den Boer nog de vraag over het Cyber Testbed. In mijn brief van 20 september 2017 over de ransomware WannaCry heb ik u geïnformeerd. Het vraagstuk zal ik voorleggen aan het publiek-private samenwerkingsverband dcypher.
Er is nog een laatste vraag van de heer Rutte. Hoe zorgt u dat de fysieke infra veilig is op cybergebied? Alle departementen nemen de noodzakelijke maatregelen om vitale infrastructuur te beschermen tegen hacks. Dat geldt ook voor de waterkeringen. Met het JenV-programma Vitaal en met onze cybersecuritystrategie werken we interdepartementaal aan versterking van de weerbaarheid. Ik kan, om begrijpelijke redenen, niet verder op details daarvan ingaan.
Dat is het. Ik kom dus nog in de tweede termijn even terug op dat ene puntje van mevrouw Den Boer en op dat lichtendvoorbeeldland waar mevrouw Buitenweg naar op zoek was.
De voorzitter:
Dan is er nog een interruptie van mevrouw Den Boer.
Mevrouw Den Boer (D66):
Meer een vraag, voorzitter. Ik heb ook nog de vraag gesteld aan de Minister hoe hij aankijkt tegen de «knokploegen», zoals ze in het Algemeen Dagblad werden genoemd, die onder andere in Hoek van Holland gezien zijn, en mijn zorg rondom het ontstaan van eigenrichting. Ik ga ervan uit dat de Minister toch heel graag de touwtjes zelf in handen wil houden ten aanzien van dit soort zaken.
Minister Grapperhaus:
Laat ik een heel hardop zeggen dat elke vorm van eigenrichting, burgermilities en dergelijke niet alleen afkeurenswaardig is, maar ook strafbaar. Dus dat kan niet. Verder wil ik u zeggen dat ik kennis heb genomen van de berichtgeving die daar enkele dagen geleden over verscheen. Bij politie en lokaal gezag heb ik gevraagd wat er precies zou spelen. Ik hoop dat spoedig te vernemen.
Mevrouw Den Boer (D66):
Bent u bereid, Minister, om ons als Kamer nog nader te informeren over deze beraadslaging?
Minister Grapperhaus:
Ja. Ik wil u zeker laten weten wat daaruit is gekomen, geen enkel punt. Het kan zijn dat dat na het reces is. Ik doe mijn best.
De voorzitter:
We gaan uit van januari. Schriftelijk dan, neem ik aan? Ja. Daarmee komt er een einde aan de eerste termijn van de zijde van de regering en komen we toe aan een tweede termijn, als u daar behoefte aan hebt. Ik kijk even rond. Ja, enkelen wel, te beginnen bij de heer Van Nispen van de Socialistische Partij.
De heer Van Nispen (SP):
Ik vind het mooi dat de Minister de komende dagen met zo veel hulpverleners in gesprek gaat. Wil de Minister dan ook specifiek navraag doen naar de diverse problemen bij de brandweer die wij gesignaleerd hebben en ook in eerste termijn hebben benoemd, zoals het feit dat geregeld de brandweer te laat komt, dat er een tekort is aan vrijwilligers, dat kazernes en brandweerauto's zijn verdwenen door bezuinigingen en dat er niet altijd met genoeg mensen wordt uitgerukt bij brand? De vraag die ik ook heb opgeworpen is: wie gaat deze problemen nou oplossen? Dat is volgens mij niet de Minister, maar ik denk eigenlijk dat gemeenteraadsleden die mogelijkheden ook niet hebben. Dat zien we in de praktijk. Dus dit blijft natuurlijk een probleem, waar we volgens mij bij de evaluatie op terug gaan komen.
Laten we als voorbeeld nemen, en daarmee sluit ik ook af, die topinkomens bij de bestuurders van veiligheidsregio's. Er is dus een aangenomen SP-motie om die topinkomens in kaart te brengen en maatregelen te nemen als de wettelijke norm wordt overschreden. Dan horen we begin 2018 hierover meer van de Minister. Dan reken ik wel op daadkracht, want die motie zal toch uiteindelijk moeten worden uitgevoerd. Zo gaat dat met moties. Die motie zei niet: we laten het vervolgens aan de gemeenteraadsleden over om te zorgen dat geld voor veiligheid ook echt naar veiligheid gaat en niet naar topsalarissen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik meld even dat de heer Wassenberg in verband met een andere verplichting de vergadering heeft moeten verlaten. Hij verontschuldigt zich daarvoor. Ik geef het woord aan mevrouw Den Boer van D66.
Mevrouw Den Boer (D66):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording van de wederom vele vragen. Ik zie nog wel ruimte her en der voor meer preventieve aanpak in die veiligheidsregio's ook ten aanzien van bijvoorbeeld de jaarwisseling. We moeten vooral niet wachten tot de knal komt. Dus ik denk dat ik dat ook wel als leerpunt wil meenemen uit dit AO.
Ik ben blij met de toezegging van de Minister dat hij ons schriftelijk op de hoogte stelt van de zorgen die er zijn ten aanzien van eigenrichting en de zogenaamde knokploegen. Ik ben ook heel erg blij met de toezegging van de Minister ten aanzien van de evaluatie van de veiligheidsregio's, die in 2019 gaat plaatsvinden. In 2018 mogen wij als Kamer al meekijken naar de vragen die zullen worden gesteld in die evaluatie.
Tot slot zie ik nog uit naar het antwoord van de Minister op de vraag hoe hij ons als Kamer op de hoogte houdt van de aanbestedingsprocedures en hoe hij maximale transparantie wil betrachten.
De voorzitter:
Dank u wel, dan komen we bij mevrouw Buitenweg van GroenLinks.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Dank u wel, mijnheer de voorzitter. Ik dank de Minister hartelijk dat hij toch nog goed het einde van de dag heeft gehaald in dit laatste AO voor het kerstreces. De Minister dreigde gisteren voortijdig te sneuvelen, maar hij is weer helemaal up and running.
Ik dank de Minister voor zijn opmerking dat hij de gevaarlijkste nacht van het jaar heel serieus neemt, ook wat de gevolgen voor de hulpverleners betreft. Die discussie gaan we begin volgend jaar voeren, maar ik merk aan hem dat hij dit heel serieus neemt en dat hij die discussie met open blik aangaat. Over blik gesproken: ik begrijp dat u zegt dat het niet mogelijk is binnen het wettelijk kader om aanbieders van vuurwerk een soort verplichting aan te laten gaan om brillen aan te bieden. Maar proef ik uit uw antwoord dat u een oproep doet aan deze vuurwerkaanbieders om de brillen wel in de winkel te hebben, zodat ze voor kopers van vuurwerk heel makkelijk voor het grijpen liggen? Ik krijg hierop graag een reactie van de Minister.
De voorzitter:
Ik dank u zeer. De heer Arno Rutte ziet af van zijn inbreng.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
De beste tot nu toe!
De voorzitter:
Van de VVD bedoelt u of van dit hele AO? Overigens wordt de heer Arno Rutte met zijn voornaam genoemd omdat er nog een andere Rutte van de VVD hier in de omgeving rondloopt. Anders denkt u misschien dat wij een speciale band hebben en dat ik hem daarom altijd bij zijn voornaam noem. Zo zijn de regels hier. Ik leg het allemaal maar uit. Ten slotte komen we bij de heer Van Dam van het CDA.
De heer Van Dam (CDA):
En die gebruikt zijn tweede termijn niet alleen om het ongelijk van mevrouw Buitenweg aan te tonen, maar ook om inhoudelijk nog iets naar voren te brengen. In de eerste plaats heb ik een beetje het antwoord gemist, maar misschien ligt dat aan mij, op de vraag of ook de doven en slechthorenden betrokken worden bij 112. Ik zie zoveel geknik aan uw kant dat ik veronderstel dat...
De voorzitter:
Dat is gezegd, maar u was even...
De heer Van Dam (CDA):
Dat is gezegd, maar u was even doof en slechthorend. Laten we het daarop houden.
De voorzitter:
Ik wilde het niet zeggen.
De heer Van Dam (CDA):
Ik dank de Minister voor zijn bevestiging dat op die adressen waarvan de politie weet dat daar zwaar vuurwerk ligt, binnenkort de deurbel gaat. Ik ben wat minder tevreden, hoezeer ik ook respect heb voor de terughoudendheid van de Minister om al te zeer op de stoel van het OM te gaan zitten, met de benadering van het strafvorderingsbeleid rondom het zware vuurwerk. Ik wil op geen enkele manier morrelen aan ons wettelijke systeem, maar ik durf na negentien jaar officierschap wel te zeggen dat ik iets weet over wat je wel en wat je niet kunt doen. Het is puur de richtlijn van het OM zelf dat aan de weg staat om het wettelijk systeem daarbij toe te passen. Daarom ga ik toch een VAO aanvragen om daar een motie voor in te dienen. Daar wil ik mijn termijn mee afsluiten.
Dank u wel.
De voorzitter:
We schorsen een paar minuten.
De vergadering wordt van 15.45 uur tot 15.49 uur geschorst.
De voorzitter:
Wij gaan naar de tweede termijn van de zijde van de Minister. Ik geef hem daartoe het woord.
Minister Grapperhaus:
Voorzitter. Ik wil als u dat goed vindt, enigszins voor de volgorde uitgaand de twee punten die ik nog had openstaan beantwoorden. Het allereerste punt was van mevrouw Buitenweg, die, ook in het licht misschien van de donkere dagen van december, graag een lichtend voorbeeld zag. Daar kan ik u het volgende over vertellen. Wij in Nederland hebben echt een behoorlijk uniek landelijk dekkend netwerk voor alle hulpverleningsdiensten. Ik denk dat we daar echt van mogen zeggen dat Nederland zeer voorin de koets zit. Als u wilt weten welk land op dit moment de meest geavanceerde technologie heeft, dan is dat naar alle waarschijnlijkheid het Verenigd Koninkrijk. Maar het vooroplopen met de allernieuwste technologie heeft nogal eens een prijs, omdat je dan ook degene bent die de kinderziektes en dergelijke over zich heen krijgt. Dat heeft ons land geleerd destijds bij de introductie van C2000, toen wij vooropliepen. Ik denk dus zeker dat Nederland echt in de kopgroep zit, maar we kunnen nog altijd beter. Dat anderen nu al een keuze hebben voor een heel nieuw soort technologie, is heel bewonderenswaardig. Daar lopen wij niet ver op achter.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Hartelijk dank. Ik vind het belangrijk, omdat het betekent, en dat vind ik fijn om te horen, dat we naar andere landen kijken en op die manier van elkaar kunnen leren en niet allemaal nationaal ons eigen systeempje hebben. Ik ben dus heel tevreden dat kennis aanwezig is van hoe het in andere landen zit en dat dat gedeeld wordt.
Minister Grapperhaus:
Ik zal zorgen dat ik volgend jaar meteen de top 3 heb. Als we het toch over de Top 2000 hebben, moet ik op z'n minst de top 3 paraat kunnen hebben. Maar dit geheel terzijde.
Dan had ik een andere kwestie uit de eerste termijn. Dat was de aanbesteding. Nog even dit, en dan herhaal ik mijzelf: wij houden ons, wil ik tot mevrouw Den Boer zeggen, aan de aanbestedingsregels. Uiteraard. Toen ik zei dat dit in dit geval zelfs in rechte nog eens is getoetst, zei ik dat vrij kort, maar dat betekent gewoon dat een van de partijen in die aanbesteding zelfs tot in hoger beroep is gegaan. Dan weet je dus dat je aanbestedingsprocedure twee keer door een röntgenapparaat is gehaald, als ik het even zo ouderwets mag vergelijken. Dat is een ding. Wij informeren de Kamer over zo'n aanbesteding, maar het is niet zo dat de Kamer daar een rol in heeft. Dat kan niet. U heeft wel een controlerende rol na afloop en kunt mij dus in de Kamer ter verantwoording roepen als ik die aanbesteding niet op correcte wijze heb laten verlopen, maar u kunt daar niet in ingrijpen. We hadden die discussie vorige week ook al heel even bij het vragenuur over een heel andere kwestie, namelijk AMBER Alert. De aanbestedende autoriteit heeft de verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de procedure volledig en goed verloopt. Maar u wordt dus wel als Kamer periodiek geïnformeerd over hoe zo'n aanbesteding verloopt.
Mevrouw Den Boer (D66):
Ik wil de Minister hartelijk danken hiervoor. Het gaat er niet om dat wij als Kamer interveniëren, maar dat wij als Kamer controleren. Het gaat er ook niet om dat wij ex ante, voorafgaand aan zo'n aanbesteding al helemaal precies weten wie de spelers zijn, maar uiteraard dat wij achteraf en wellicht ook tijdens het traject – periodiek, zoals u zegt – geïnformeerd worden. Ik denk dat we daar gewoon als Kamer de vinger aan de pols moeten houden. Ik zal gewoon kritisch gaan kijken hiernaar.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Grapperhaus:
De heer Van Nispen vroeg wie de problemen bij de brandweer gaat oplossen. Ik heb niet de pretentie dat ik ben gekomen om de problemen bij de brandweer te kunnen oplossen. Ik ga dat werkbezoek aangrijpen om echt beter inzicht te krijgen in het brandweerwerk. We hebben het in die werkbezoeken nu wel erg toegespitst op de jaarwisseling, maar ik ga dat natuurlijk ook in het volgend jaar bij andere gelegenheden nog doen. Zoals eerder gemeld ligt de primaire verantwoordelijkheid bij de besturen van de veiligheidsregio's, maar ik wil zeker mijn bijdrage gaan leveren aan het denken over het helpen toebrengen naar oplossingen van die problemen. Ik vind dat dat wel iets is waar u mij altijd op kan bevragen.
Dan heeft u gevraagd over de veiligheidsregio's en de topinkomens, of ik daar daadkrachtig in wil optreden. Welnu, laat ik eerst even dit zeggen. Ik moet de resultaten van die uitvraag afwachten. Het is aan de besturen om te bepalen waar ze het beschikbare geld aan besteden. Gemeenteraden hebben daarbij een controlerende rol. Maar ik kan u zeggen, en dat heeft inmiddels ook al de krant gehaald, dat bij de politie, die onder mijn verantwoordelijkheid valt, een aantal mensen uit de top voor wie dit nog speelde aanleiding heeft gezien om vrijwillig per 1 januari onder de WNT te gaan vallen. Het is aan de besturen van de regio's om dat uiteindelijk aan te sturen, maar ik kan in ieder geval wel aangeven dat ik daadkrachtig optreden in dat soort situaties een goede zaak vind.
Dan had ik nog twee dingen. Het eerste wat ik ga zeggen, geeft ook een bruggetje naar de motie van de heer Van Dam. Dat was namelijk de vraag die mevrouw Buitenweg stelde over de veiligheidsbrillen. Zij vroeg mij of ik een oproep zou willen doen. Ik dacht dat ik dat al in eerste termijn deed, maar ik wil het nog best wat explicieter doen door te zeggen dat ik vind dat de bij de vuurwerkbranche aangesloten leden eigenlijk, in het licht van de discussie die er is, zelf de verantwoordelijkheid zouden moeten nemen om mensen in ieder geval het aanbod te doen van een veiligheidsbril. Daar wil ik het ook bij laten, want ik vind ook niet dat je in het huidige gewricht en met hoe de regels nu zijn, daar meer van kunt verlangen. Ik wil ook benadrukken dat er heel veel zeer te goeder trouwe handelaren en winkels zijn die daar ook echt hun best al voor doen.
Dan heb ik toch een beetje het bruggetje gemaakt naar de motie van de heer Van Dam. Ook daarvan wil ik zeggen dat ik heel veel begrip heb voor wat hij zegt over zwaardere bestraffing van hen die onze maatschappij belasten met dat illegale zware vuurwerk. Ik denk dat we daar echt volgend jaar met elkaar een grondig gesprek over moeten hebben. Dan mag u ook aan mij vragen of ik al concretere ideeën heb hoe we dat dan zouden moeten doen. Dan kunnen we daar ook met elkaar een zinnige discussie over hebben. Ik zeg u eerlijk dat, zoals ik net al zei, het Openbaar Ministerie en de politie op dit moment al creatief omgaan met de mogelijkheden die er zijn om de lastpakken – en dat is nog zacht uitgedrukt – goed aan te pakken. Ik zeg u ook toe dat ik ook zeker de gedachtewisseling die wij hier hebben gehad, als dringend over zal brengen aan het OM, dat we er ook echt zo in zitten. Het zou bijna een belediging zijn als ik dat aan de politie ga zeggen, want als er nou een organisatie is die zo ontzettend hiermee bezig is de komende dagen, dan is het nou juist wel de politie. Dat geldt ook voor de brandweer en de ambulances. Het zou heel aanmatigend zijn als ik hen zou zeggen «letten jullie er wel op dat je streng optreedt», dus dat doe ik niet.
De heer Van Dam (CDA):
Dat is ook niet gevraagd.
Minister Grapperhaus:
Maar ik wil u er toch op wijzen dat het effect van die motie, hoe goed bedoeld die ook is, toch enigszins klinkt alsof de mensen die van 31 op 1 en op 1 en 2 januari hier het meest mee bezig zijn, niet voldoende streng zouden zijn of iets dergelijks. Ik steun uw gedachte dat we die mensen zwaarder moeten gaan straffen. Laten we dat gestructureerd met elkaar bespreken begin volgend jaar. Laten we onze diensten en het Openbaar Ministerie, die hier echt heel goed in zitten, daar echt alleen maar in steunen. Ik weet niet of zo'n motie hen nu zou steunen.
Daar wilde ik het bij laten.
De heer Van Dam (CDA):
Ik dank de Minister voor zijn beantwoording, maar ik bestrijd toch de suggestie waarvan hij zegt dat die in deze motie zou zitten. Deze motie is juist bedoeld om...
De voorzitter:
Even voor de goede orde: wij kennen nog helemaal geen motie. Wij kennen alleen de aankondiging dat er wellicht een motie zal worden ingediend. Om het voor iedereen helder te maken zou ik zeggen: misschien kunt u iets zeggen over de inhoud van de motie?
De heer Van Dam (CDA):
Ik moet u eerlijkheidshalve zeggen dat ik er niet helemaal van op de hoogte ben of ik nu geacht word dat te doen.
De voorzitter:
U mag rustig praten over wat u allemaal van plan bent. De motie kunt u eventueel pas indienen bij een verslag algemeen overleg, een VAO.
De heer Van Dam (CDA):
Vindt u het dan goed dat ik mij ertoe beperk op te merken dat ik het volstrekt met de Minister eens ben dat wij op dit moment niet bij politieambtenaren de indruk moeten wekken dat wij op dit punt iets van hen vinden? Het is puur en alleen bedoeld om hen juist een steun in de rug te geven.
De voorzitter:
Ik vind alles goed wat u zegt. Ik weet niet aan wie u de vraag stelt. U stelt hem aan mij, geloof ik. Ik vind dat goed, maar u was bezig met een interruptie op de Minister.
De heer Van Dam (CDA):
Ik wilde alleen even het beeld rechtzetten dat de Minister wellicht onbedoeld schetst rondom mijn nog onbekende motie. Overigens ben ik gaarne bereid om die motie hier voor te dragen hoor, dat maakt helemaal niet uit. In ieder geval de bedoeling ervan.
De voorzitter:
Ik geloof dat daar wel behoefte aan is.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Het is volgens mij wel handig om een beetje de strekking van de motie te horen, die wij hier al een beetje hebben besproken, opdat de Minister daar wat preciezer op kan reageren.
De voorzitter:
Wellicht kunnen wij dan het indienen van een motie nog voorkomen. Ik zeg dat niet omdat ik VAO's wil voorkomen, integendeel, maar dit is de laatste dag. Dus als wij het anders kunnen afdoen, laten wij dat dat doen. Wij zullen het horen. Vertelt u maar wat u van plan bent, mijnheer Van Dam.
De heer Van Dam (CDA):
De Kamer, gehoord de beraadslaging; constaterende dat zwaar illegaal vuurwerk een groot bedreiging is voor burgers in het algemeen en voor hulpverleners, onder wie politiemensen in het bijzonder; overwegende dat de aanpak van zwaar illegaal vuurwerk niet alleen gezien moet worden in milieuperspectief maar ook in het licht van de bescherming van politiemensen, brandweerlieden, ambulancepersoneel, toezichthouders en andere hulpverleners; verzoekt de regering in overleg te treden met het Openbaar Ministerie om te bevorderen dat het strafvorderingsbeleid voor het voorhanden hebben van zwaar illegaal vuurwerk zodanig wordt aangepast dat het niet alleen voor recidivisten, maar ook voor first offenders mogelijk wordt om voorlopige hechtenis toe te passen, en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Laten we dit beschouwen als een interruptie en alvast de reactie van de Minister daarop vragen. Dan wordt het in ieder geval een heel kort VAO vanavond, als het er al komt. Ga uw gang.
De heer Van Dam (CDA):
Overigens ben ik gaarne bereid om de tekst even aan de Minister te overleggen. Als ik een VAO kan voorkomen, zal ik daar erg blij mee zijn, gelet op ons avondprogramma.
De voorzitter:
Wij hebben nog even de tijd. Als de leden het ook allemaal goedvinden wat er nu gebeurt... Het is niet helemaal gebruikelijk, maar ach. Misschien kan de bode de motie even onder de ogen van de Minister brengen. Dan schors ik daarna de vergadering voor een minuut.
De heer Van Dam (CDA):
Ik heb wel het handschrift van een huisarts, dus mocht er behoefte aan bijstand zijn, dan hoor ik dat graag.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Wij komen aan de tweede termijn van de Minister. Ik geef hem het woord.
Minister Grapperhaus:
Voorzitter. Ik ga dadelijk proberen om de heer Van Dam vergaand tegemoet te komen. Het is goed dat ik het even rustig heb kunnen lezen en met mijn ambtenaren heb kunnen overleggen. Ik wil eerst mijn tegemoetkoming toelichten. Ik denk dat wij hier achter deze tafel dezelfde zorg delen, met of zonder rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid: de grote gevaren en de inbreuk op de levenssfeer door zwaar illegaal vuurwerk. Ik wil niemand in de zaal tekort doen die deze zorg deelt, maar ik denk dat aan tafel iedereen het er helemaal over eens is. Dat is één. Twee: als we daar samen over nadenken, moeten we zo veel mogelijk samen optrekken. Drie: ik denk, nogmaals, dat we dat heel gestructureerd moeten doen. De burger die zich, ongelukkig genoeg, op het terrein van dat zwaar illegaal vuurwerk heeft begeven, moet zich realiseren dat dat absoluut niet getolereerd wordt. Degene die er last van heeft, de hulpverlener die ermee moet werken, moet zien dat we dat consequent en zonder te versagen oppakken.
De volledige tekst van uw motie gaat tot een probleem leiden, omdat je namelijk bij een first offender in nogal wat gevallen op problemen zult stuiten over de vraag of de voorlopige hechtenis wel verlengd zal worden. Bovendien kan die voorlopige hechtenis nooit langer zijn dan de straf die zal worden opgelegd. Het punt is dat de politie niet alleen bij mensen thuis komt met grote hoeveelheden zwaar illegaal vuurwerk, maar ook bij deze of gene onverantwoordelijke burger die een kleine hoeveelheid besteld heeft en thuis heeft. De heer Van Dam weet uit zijn ervaring als officier dat de Nederlandse rechter er natuurlijk altijd heel genuanceerd naar kijkt.
Ik kan wel de motie licht aangepast overnemen. Ik zou hopen dat we het daarover eens kunnen worden en ga met deze lange inleiding ophouden.
De voorzitter:
Sorry dat ik even onderbreek, maar nu wordt het heel ingewikkeld. Er is nog helemaal geen motie. Er is iets voorgelezen wat wellicht... Dit is dus een advies.
Minister Grapperhaus:
Ik moet het anders zeggen. Het idee achter een mogelijke motie onderschrijf ik hardop en in belangrijke mate. Ik had het denk ik zo moeten formuleren. Nu is er de hypothetische motie van de heer Van Dam. Ik weet niet of hij zelf nog zijn tekst voor zich heeft?
De voorzitter:
Ik ga u nu even onderbreken, als u het niet erg vindt. Wij hebben dit gedaan om te kijken of het mogelijk zou zijn om een VAO te voorkomen. Als u nu gaat zeggen dat een aangepaste motie wellicht op uw steun zou kunnen rekenen, stel ik voor om het hierbij te laten.
Minister Grapperhaus:
Maar misschien kan het VAO voorkomen worden als ik nog iets zeg, want ik was nog niet klaar.
De voorzitter:
Oké, als dat uw idee was, maar ik hoorde u richting de aanpassing van de motie van de heer Van Dam gaan. Dat moeten we echt gewoon in een VAO afhandelen.
Minister Grapperhaus:
Dat is mijn fout. Dat is mijn gebrek aan procedurele ervaring; waarvoor verontschuldigingen, serieus. Ik bedoel te zeggen: ik ben bereid naar het OM toe te gaan, zoals de heer Van Dam eigenlijk vraagt. Ik ben dus bereid om in overleg te treden met het Openbaar Ministerie om te bevorderen dat het strafvorderingsbeleid voor het voorhanden hebben van zwaar illegaal vuurwerk deze jaarwisseling op het scherpst wordt toegepast en dat, waar zulks rechtens mogelijk is, zich dat ook zal uitstrekken tot vrijheidsbenemende (voorlopige) maatregelen tegen first offenders. Ik spreek in ieder geval uit dat ik dat zo bereid ben over te brengen naar het OM.
De voorzitter:
Oké, dat is helder. Ik denk dat ons nog een reactie van de heer Van Dam rest om te kijken of hij zijn verzoek voor een VAO alsnog intrekt. Is deze toezegging voldoende om dat te doen? Zo niet, dan hebben wij straks gewoon een VAO.
De heer Van Dam (CDA):
Als het aan mij ligt, hebben we straks geen VAO. Ik dank de Minister voor deze interpretatie en toezegging. Ik wil nogmaals onderstrepen dat, excusez le mot, iedere idioot die met zwaar vuurwerk op pad gaat, moet weten dat hij enorme risico's loopt voor zijn toekomst. Ik hoop dat dat ons lukt en daar gaat het mij om.
De voorzitter:
Ik dank u voor de flexibiliteit. Ik weet dat sommigen in dit huis hier heel zenuwachtig van zijn geworden, hoor ik in apps en zo. Daar is geen reden voor geweest. Wij hebben hier langs de randen van wat procedureel gebruikelijk is geschuurd, maar het heeft wel iets opgeleverd voor ons allemaal. We zijn toch weer zo'n tien minuten eerder thuis of kunnen eerder naar een feest.
Ik ga u nog de toezeggingen voorlezen, dus luistert u even goed of u zich daarin kunt vinden.
– De Minister zegt toe de Kamer in het eerste kwartaal van 2018 te informeren over de uitvoering van de motie-Van Raak over vergoedingen van bestuurders van de veiligheidsregio's in relatie tot de Wet normering topinkomens.
– De Minister zegt toe de Kamer in 2018 te informeren over de invulling van de evaluatie van de Wet veiligheidsregio's.
Ik vraag de Minister of die termijn iets specifieker kan.
Minister Grapperhaus:
Eind 2018.
De voorzitter:
Dat is waarschijnlijk niet de helderheid waar sommige leden op zaten te wachten, maar goed: het is helderheid.
De derde toezegging.
– De Minister zegt toe de Kamer in januari 2018 schriftelijk te informeren over eigenrichting en zogenaamde knokploegen.
Er is geen VAO aangevraagd.
Rest mij met name de Minister, de ambtenaren, de leden en u op de publieke tribune en elders te bedanken.
Ik wijd een speciaal woord aan onze griffier, voor wie het de laatste dag is in onze Kamer. Wij danken hem voor al zijn goede werk en wensen hem in zijn nieuwe baan, waarin hij zich ook weer gaat bezighouden met het veiliger maken van dit land, heel veel succes.
Ik wens u allen en de uwen een heel goede tijd toe. Ik hoop u allen in gezondheid weer aan te treffen in het nieuwe jaar.
Sluiting 16.16 uur.