Vastgesteld 17 februari 2016
De vaste commissie voor Financiën heeft op 16 december 2015 overleg gevoerd met Minister Dijsselbloem van Financiën over:
– de brief van de Minister van Financiën d.d. 4 november 2015 met de kabinetsreactie op het ACM-onderzoek «Concurrentie op de markt voor MKB-financiering» (Kamerstuk 32 013, nr. 106);
– de brief van de Minister van Financiën d.d. 4 november 2015 met de reactie op het Actal-advies «Regeldruk bij kredietverstrekking» (Kamerstuk 29 515, nr. 369);
– de brief van de Minister van Financiën d.d. 14 december 2015 met de stand van zaken aanpassing regelgeving crowdfunding (Kamerstuk 31 311, nr. 162).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Duisenberg
De griffier van de commissie, Berck
Voorzitter: Duisenberg
Griffier: Van den Eeden
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Tony van Dijck, Duisenberg, Koolmees, Nijboer, Ronnes en Aukje de Vries,
en Minister Dijsselbloem van Financiën.
Aanvang 14.07 uur.
De voorzitter: Ik open dit algemeen overleg over regeldruk bij nieuwe toetreders. Ik heet de Minister, zijn ambtenaren, de Kamerleden en iedereen op de publieke tribune van harte welkom. Dit overleg is gepland van 14.00 uur tot uiterlijk 17.00 uur. Ik geef als eerste spreker in de eerste termijn van de Kamer het woord aan mevrouw De Vries van de VVD.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD): Voorzitter. Ik dank de Minister dat hij dit onderzoek door Actal heeft laten uitvoeren. De VVD had om dit onderzoek gevraagd. Het is goed dat de Minister een groot aantal zaken oppakt.
In dit dossier komt voor de VVD een aantal belangrijke zaken samen. In de eerste plaats staat zij meer concurrentie en meer nieuwe toetreders voor zodat er meer diversiteit in de financiële sector komt. In de tweede plaats is zij voorstander van minder regeldruk. Die grotere concurrentie kan leiden tot lagere tarieven, een hogere kwaliteit en meer service. Actal en ACM ondersteunen dit, zij achten dit ook noodzakelijk, en volgens mij heeft ook de Nederlandsche Bank recentelijk een rapport uitgebracht waarin voor meer concurrentie wordt gepleit. Omdat dit zo'n belangrijk onderdeel is voor mijn fractie, noem ik nog een aantal punten waarvoor zij meer ambities en wensen heeft.
Van het concreet afschaffen van regels en de vermindering van administratieve lasten zoals rapportageverplichtingen komt door de prudentiële eisen weinig terecht. Kleine en middelgrote bedrijven moeten soms nog duizenden pagina's rapportages inleveren en ook voor de aanvraag van vergunningen moeten dikke pakken papier worden aangeleverd. Minder regeldruk in administratieve lasten is dus ook bikkelhard nodig.
Een klein bedrijfje, een beleggingsonderneming, dat met drie mensen begint na een moeizaam verlopen vergunningstraject voor vier vergunningen, is zo'n 30 uur per week bezig met alle wet- en regelgeving. Het zal daarom straks met een Europees paspoort uit Londen op de Nederlandse markt actief worden. Zo wordt naar mijn mening het paard achter de wagen gespannen.
Te veel regels belemmeren dus ook nieuwe toetreders en nieuwe bedrijven. In het regeerakkoord is afgesproken dat de administratieve lasten voor het bedrijfsleven zullen worden teruggedrongen met 2,5 miljard. Een deel daarvan zou naar de mening van mijn fractie moeten neerslaan in de financiële sector. Zij is daarom voorstander van een norm voor de financiële sector. Hoe denkt de Minister hierover, mede in het licht van de afspraken in het regeerakkoord?
ACM en Actal zijn beide van mening dat regels proportioneel moeten zijn en dat Nederland terughoudend moet zijn met het plaatsen van koppen op EU-wetgeving. Dat voorstel is de VVD uit het hart gegrepen. Er wordt echter maar weinig mee gedaan, terwijl de onderzoeken toch een goede basis bieden voor verdere actie. Waarom kijkt de Minister hier niet meer naar?
Om meer concurrentie en nieuwe toetreders te krijgen, is het belangrijk dat de toezichthouder een goede rol speelt. ACM schrijft dat de Nederlandsche Bank tot nu toe afhoudend was. Wij hebben recentelijk het voorbeeld gezien van het bedrijfje Moneyfy dat van de AFM de eis van maximaal zes personeelsleden kreeg opgelegd. Die eis kwam onder druk van de media te vervallen. Het is dan toch moeilijk om een nieuw bedrijf op te starten. Hoe kijkt de Minister hiernaar? De VVD is van mening dat de toezichthouder naast de huidige opdracht van DNB en AFM, al dan niet wettelijk specifiek de opdracht moet krijgen om oog te hebben voor voldoende concurrentie, nieuwe toetreders en diversiteit. In het Verenigd Koninkrijk is dit al het geval; daar heeft dit geleid tot een cultuuromslag. Verder kan worden gedacht aan de inrichting van innovation rooms bij de diverse toezichthouders. Ik ben benieuwd naar de reactie van de Minister op deze suggestie. Ik overweeg op dit punt een motie in te dienen.
Bij het opzetten van nieuwe bedrijven in de financiële sector komt het vaak voor dat bij de vergunningsverlening zogenaamde oldschool bankers betrokken moeten zijn. Dat is niet goed voor de cultuuromslag in de sector. De Nederlandsche Bank zou daarmee rekening moeten houden. Ik ben benieuwd hoe de Minister hiernaar kijkt.
Ik vraag verder aandacht voor de bankvergunning-light. Ik ben blij dat de Minister de motie van VVD en D66 zal uitwerken. Dit zou echter wel wat sneller kunnen dan hij nu van plan is. Is dat haalbaar?
De Minister kondigt aan dat hij ook naar de lengte van het vergunningstraject zal kijken. Dit beslaat nu formeel dertien weken, maar in de praktijk loopt dit vaak uit tot twaalf tot achttien maanden. Natuurlijk kan er naar die formele periode worden gekeken, maar dan zou er ook een garantie moeten zijn dat het dan niet opnieuw uitloopt. Dit is voor veel bedrijven een probleem. Ik krijg hierop graag de reactie van de Minister.
In het kader van de vermindering van het aantal regels wijs ik erop dat de vrijstellingsgrenzen voor Solvency Basic zijn verhoogd. Dat is een goede manier om de regeldruk te verminderen. Ik zou graag zien dat ook in andere sectoren van de financiële sector wordt geëvalueerd of de vrijstellingsgrenzen op een verantwoorde manier kunnen worden verhoogd. Ik krijg hierop graag een reactie van de Minister.
In het rapport van Actal wordt ingegaan op de toezichtantecedenten bij de betrouwbaarheids- en geschiktheidstoets. Actal doet daar een concreet voorstel voor, maar de Minister antwoordt in heel brede zin dat hij daar niet voor voelt. Volgens mij richt Actal zich op het afwijzen van de vergunning. Als je dat een keer is gebeurd, heeft dat invloed op de beoordeling van de vraag of je geschikt of betrouwbaar bent. Het is geen goede zaak dat dit een automatisme is. Het gevolg is immers dat een vergunningstraject dan nooit tot een besluit kan komen en dat de vergunningsaanvraag bij onzekerheid wordt ingetrokken. Ik ben benieuwd of de Minister naar dat smalle deel van de toezichtantecedenten wil kijken en of hij het advies van Actal wil opvolgen.
De Wet op het financieel toezicht (Wft) is de afgelopen jaren enorm gegroeid en de opzet is eigenlijk niet meer van deze tijd. Daarom pleit ik voor een nieuwe opzet die ook recht doet aan technologische ontwikkelingen en de verschillende tussenvormen die zijn ontstaan. Je moet nu wel erg in een hokje passen en soms word je in een hokje geduwd om te kunnen voldoen aan de regelgeving en dat past lang niet altijd. Hoe kijkt de Minister hiernaar? Is hij bereid om de Wft op een modernere leest te schoeien?
Ik vervolg met de alternatieve financieringsvormen die bijdragen aan extra keuzemogelijkheden en meer concurrentie. Het is mooi dat de ontheffing voor de kredietunies is geregeld. Het punt van de crowdfunding blijft echter boven de markt hangen. De AFM heeft hiervoor afgelopen week nieuwe regels gepresenteerd. Volgens de VVD is de bedoeling van die regels dat belemmeringen worden weggenomen en dat er meer ruimte voor crowdfunding wordt gecreëerd. Ik meen dat de brief van de Minister aan de Kamer zelfs die titel had. De nieuwe regels van de AFM doen echter het tegengestelde. Wat is de status van de informatie in de nieuwsbrief van de AFM? Er was gevraagd om die regels in goed overleg met de sector op te stellen, maar de sector stelt dat ze niet werkbaar zijn en dat ze de groei belemmeren. Dat was toch niet de bedoeling? In hoeverre is er geluisterd naar de kritiek van de sector? Waarom moet iemand die een klein bedrag wil investeren, worden geconfronteerd met een toets en moet hij zijn hele financiële hebben en houden op tafel leggen? Waarom moet een investeerder die € 80.000 wil investeren, een vrij belegbaar vermogen hebben van € 800.000? Volgens mij wordt dit bij andere vormen van investeren niet gevraagd; ik verwijs bijvoorbeeld naar aandelen. Waarom moet iemand die dat bedrag van € 80.000 verantwoord wil spreiden, ook nog eens een deel van die toets zestien keer invullen? Dat is een administratieve rompslomp die niet bijdraagt aan het gewenste resultaat.
De Minister heeft altijd gezegd dat de AFM geen regels maakt. Daar lijkt het hier toch wel op. AFM is een toezichthouder. Hoe moet ik het dan zien dat deze regels op deze manier door de AFM zijn vastgesteld? Hoe is het ministerie hierbij betrokken? Ik dring er bij de Minister op aan dat er opnieuw in overleg wordt getreden met de sector. Er is nog tot 1 april 2016 de tijd om tot een meer werkbare en uitvoerbare oplossing te komen die de sector echt ruimte biedt. Ik overweeg op dit punt een motie in te dienen.
Ook hoge toezichtkosten vormen een belemmering voor nieuwe toetreders en starters. De VVD wil graag dat de toezichtkosten voor de alternatieve financieringsvormen, start-ups en kleine bedrijven worden verlaagd. Dit kan worden bereikt door een aangepaste verdeling van de toerekeningsystematiek. Ik zou graag zien dat hiervoor een voorstel wordt geformuleerd. Ik hoor graag of de Minister hier kansen toe ziet. Ook op dit punt overweeg ik een motie.
Tot slot vraag ik nog aandacht voor een paar andere punten. Het onderzoek is vooral gericht op de banken. Het is jammer dat financiële adviseurs en verzekeraars een beetje buitenspel zijn gebleven. Ik ga ervan uit dat de aanbevelingen in brede zin ook voor andere sectoren gelden. Ik noem bijvoorbeeld Think small first. Waarom heeft Actal zich vooral gericht op de banken en niet op de rest van de financiële sector? De opdracht van de Minister was toch breder?
Er wordt een aantal goede stappen gezet voor het overstappen. Nummerportabiliteit blijft echter moeilijk. Zou het een mogelijkheid zijn om de centrale nummerpool van banken in Nederland af te schaffen?
De heer Tony van Dijck (PVV): Actal heeft aangegeven dat Nederland moet ophouden met, in mijn woorden, constant het braafste jongetje van de klas te zijn in Europa. De VVD zit in een coalitie met de Partij van de Arbeid. De Partij van de Arbeid wil strengere eisen en wil het liefst naar 8% voor de banken. De VVD is wat meer pragmatisch en wijst erop dat dit kan leiden tot minder kredietverlening. Uit onderzoek blijkt nu ook dat dit het geval is. Waar staat de VVD nu? Gaat zij mee in het scenario van het braafste jongetje van de klas of kiest zij voor het mkb?
Mevrouw Aukje de Vries (VVD): Wij kiezen natuurlijk voor ons mkb, maar dat zal de heer Van Dijck niet verbazen. Hij weet ook dat de VVD geen voorstander is van koppen op wet- en regelgeving. Zij doet daar ook regelmatig voorstellen voor. Maar uiteindelijk beslist een meerderheid in de Kamer. Ik vind het dan ook wel eens teleurstellend dat ik niet altijd de heer Van Dijck aan mijn zijde vind.
De heer Tony van Dijck (PVV): Deze komt als een boemerang terug. Niemand is tegen veilige banken, maar de werkwijze moet wel zodanig zijn dat de kredietverlening er niet door wordt belemmerd. In het rapport over het onderzoek door ACM lees ik echter dat banken door de prudentiële eisen niet onbeperkt krediet kunnen verlenen. Dat heeft mogelijk gevolgen voor de prijs en dus voor de concurrentie. Met andere woorden, dit zijn allemaal belemmeringen. Ik neem aan dat de VVD erin meegaat als wij zeggen: verantwoord veiligheid inbouwen is oké, maar wij mogen het mkb niet vergeten.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD): Onbeperkt krediet verlenen, waarover de heer Van Dijck spreekt, lijkt mij weer het andere uiterste te zijn. Ik denk dat je een goede balans moet vinden tussen veilige buffers en de gevolgen daarvan voor de kredietverlening. Bij de behandeling van de kabinetsvisie voor de financiële sector hebben wij een motie ingediend die erop is gericht om de leverage ratio niet eenzijdig naar 4% te brengen. Die motie heeft het helaas niet gehaald. Het is dus van belang dat een meerderheid van de Kamer dit punt van regeldruk en nieuwe toetreders serieus neemt en boter bij de vis levert als het aankomt op stemmen.
De heer Koolmees (D66): Voorzitter. De dreiging van nieuwe spelers en nieuwe concurrenten houdt de gevestigde orde scherp. Dat geldt voor elke markt, dus ook voor de financiële markt. De consument is gebaat bij concurrentie, want die zorgt voor lagere prijzen en meer keuzevrijheid. Een goed voorbeeld zijn de hypotheken waar de concurrentie is toegenomen nu naast banken ook steeds meer pensioenfondsen en verzekeraars actiever zijn op de hypotheekmarkt. Dat heeft bijgedragen aan lagere hypotheekrentes voor consumenten. Dat is een goede ontwikkeling.
Wij zien helaas dat de financiële sector niet toegankelijk is voor kleine, gespecialiseerde en innovatieve nieuwe toetreders. Dat geldt voor traditionele maar ook voor alternatieve financieringsinstrumenten als kredietunies of crowdfunding en crowdlending platforms. Die spelers ervaren toetredingsbarrières en daar ligt in mijn ogen een rol voor de politiek.
Er liggen twee goede rapporten van ACM en Actal en ook twee goede kabinetsreacties. Het onderzoek van Actal wijst uit dat startende ondernemers worstelen met de aanvraag van een vergunning. Dat wordt veroorzaakt door zowel het vergunningstraject als de eisen waaraan zij moeten voldoen. Ik zal die twee aspecten los van elkaar bespreken.
Ik begin met het proces van het aanvragen van een vergunning. De Minister oppert in zijn brief de mogelijkheid om samen met de toezichthouders te zoeken naar een manier om dit proces transparanter en beter te maken. Het is nu vaak onduidelijk waaraan een nieuwe marktpartij precies moet voldoen en dat leidt tot onnodige vertraging. Ik krijg veel startende ondernemers op bezoek die zeggen dat zij niet weten waar zij aan toe zijn. Zij moeten dertien weken wachten en krijgen vervolgens een uitstelbrief waardoor zij nog eens dertien weken moeten wachten. Dit leidt tot frustratie en onzekerheid.
Mijn fractie ziet uit naar het aangekondigde voorstel om dit proces te stroomlijnen; zij is daar positief over. Ik heb tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen en in aanvulling daarop een oproep gedaan om een steunpunt voor starters op te richten voor advies bij een vergunningsaanvraag. Ook Actal adviseert nu om kleine, gespecialiseerde en innovatieve nieuwe toetreders extra ondersteuning te bieden door met de aanvrager mee te denken bij zijn vergunningsaanvraag. Ik ben blij dat de Minister hiermee aan de slag gaat en ik geef hem twee punten mee voor dit proces.
Er zijn twee ondersteuningspunten, een bij de AFM en een in de vorm van het Expertisecentrum markttoegang van de Nederlandsche Bank. Is de Minister bereid om de mogelijkheid te verkennen van een steunpunt van AFM en de Nederlandsche Bank samen? Wij horen nu vaak dat mensen van de een naar de ander worden gestuurd, wat ook tot frustratie leidt.
Daarnaast stel ik voor om dit steunpunt ook als een feedbackinstrument voor het ministerie en de politiek te gebruiken. Nieuwe ontwikkelingen, bijvoorbeeld nieuwe betaaldiensten zoals FinTech, vragen af en toe om aanpassing van regelgeving. Om daarop zo goed mogelijk te kunnen inspelen, moeten wij weten waar die innovatieve ondernemers en ook de toezichthouders in de praktijk tegen aanlopen. Is de Minister bereid om zo'n terugkoppelfunctie mee te nemen of in te bouwen?
Mijn tweede punt heeft betrekking op de prudentiële eisen en de bankvergunning-light. Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen hebben wij gesproken over de mogelijkheden van een bankvergunning-light voor kleine en gespecialiseerde nieuwe toetreders. Ik verwijs in dit verband naar de motie-Koolmees/De Vries. Actal heeft vastgesteld dat de eisen waaraan een instelling op dit moment moet voldoen bij een vergunningsaanvraag, op zichzelf al een toetredingsdrempel vormen. De Minister zal de mogelijkheid van een bankvergunning-light nu verder onderzoeken. In de eerste helft van volgend jaar wordt dit onderzocht en verder uitgewerkt.
Mijn fractie acht het ook van belang dat goed naar de risico's wordt gekeken. De financiële crisis heeft aangetoond hoe groot de noodzaak van toezicht op de financiële sector is; daarover kan geen enkel misverstand bestaan. Wij kennen allemaal de voorbeelden van Icesave en DSB. Dus ook de nieuwe toetreders zullen wel aan regels en eisen moeten voldoen om de stabiliteit te waarborgen. Dat is iedere keer het dilemma: too small to comply versus too big to fail en alles wat daartussen zit. De toezichthouder kan de aanvrager in eerste instantie een beperkte vergunning verstrekken met lagere eisen aan kapitaal en liquiditeit. Deze bankvergunning-light biedt vervolgens meer zekerheid aan de spelers om de middelen voor de resterende investeringen aan te trekken en de boel op gang te brengen. Dat geeft een startende partij zekerheid om alvast aan de slag te gaan. In het VK zijn hiermee goede ervaringen opgedaan. Mijn fractie is nieuwsgierig binnen welke termijn de Minister denkt dit te kunnen realiseren.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD): D66 en VVD zijn beide voorstander van meer concurrentie en nieuwe toetreders. De bankvergunning-light is ook georiënteerd op de situatie in het Verenigd Koninkrijk. Ik heb in mijn bijdrage gezegd dat de toezichthouders in het Verenigd Koninkrijk specifiek de opdracht hebben gekregen om meer concurrentie en nieuwe toetreders in hun doelstellingen te verwerken. Dat heeft daar goed gewerkt en het heeft tot een cultuuromslag geleid. Hoe kijkt de heer Koolmees daarnaar?
De heer Koolmees (D66): Daarvan ben ik een groot voorstander; vandaar ook onze gezamenlijke motie voor een vergunning light. Ik denk dat het heel goed is als de toezichthouders en ook de politiek actief nadenken over de vraag hoe dit een stap verder kan worden gebracht. Je ziet echter steeds dat er sprake is van een uitruil tussen risico en ruimte voor nieuwe toetreders. Ik ben van mening dat wij daar als politiek heldere kaders voor moeten afspreken, anders leggen wij de bal weer bij de toezichthouder en dat vind ik geen nette manier van werken. Het is een nette manier als wij hier een discussie voeren over de vraag welk risico wij bereid zijn te nemen en wij vervolgens de wetgeving aanpassen om die nieuwe partij ook een kans te geven. Ik ben er nu een beetje bang voor dat het blijft hangen tussen die partijen. Ik hoop dat wij vandaag een stap verder kunnen komen.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD): Volgens mij gaat het erom dat er een bepaalde instelling bij de toezichthouders is om te bekijken hoe je concurrentie kunt bevorderen. Hoe ziet de heer Koolmees die oplossing dan? Ik heb hem nog niet gehoord over mijn voorstel om naast de opdracht van financiële stabiliteit, ook die elementen mee te nemen in de opdracht aan de toezichthouders.
De heer Koolmees (D66): Ik heb in mijn inbreng de suggestie gedaan dat DNB en AFM een gezamenlijk steunpunt oprichten dat ook tot doel heeft de vergunningsaanvraag gemakkelijker te maken. Het krijgt dan de opdracht om de toetredingsbarrières te verlagen en daarmee toetreding te stimuleren. Ik meen dat dit geen tegenstelling hoeft te zijn. Ik denk dat de toetreding van nieuwe innovatieve spelers ook kan leiden tot een duurzame en een stabielere financiële sector. Je moet altijd in je achterhoofd houden dat financiële stabiliteit natuurlijk een doel is van de toezichthouder, maar ik vind bescherming van de consument ook een doel van de toezichthouder. Toezichthouders moeten juist openstaan voor nieuwe ontwikkelingen. Overigens zie ik ook dat de AFM bijvoorbeeld met die nieuwsbrief vorige week, wel degelijk openstaat voor nieuwe ontwikkelingen en ook met aanbevelingen komt. Volgens mij gaat het langzaam de goede kant op.
De heer Tony van Dijck (PVV): Ik begrijp dat de heer Koolmees tegenwoordig ook woordvoerder wonen is. Ik heb al vaker gezegd dat de concurrentie een probleem is, dat weten wij allemaal, maar ook dat de concurrentie geprikkeld zou worden als wij het oversluiten van leningen en hypotheken meer zouden faciliteren. Dan kun je als klant zeggen: ik zit bij bank A, maar de rente is veel te hoog, ik ga naar bank B, want dan krijg ik een betere deal. Dat wordt nu ontzettend bemoeilijkt door allerlei gigantische boeteclausules waardoor iedereen verplicht bij de bank blijft zitten waar hij zit. De heer Koolmees heeft echter nooit de PVV gesteund in een voorstel om te faciliteren dat het oversluiten een stuk gemakkelijker en interessanter wordt, een beetje naar Belgisch voorbeeld. Waarom niet?
De heer Koolmees (D66): Als de PVV goede voorstellen doet, zal ik die steunen, maar die heb ik de laatste tijd niet gezien. Er zijn hier verschillende punten in het geding; in de eerste plaats concurrentie. Daar ben ik het zeer mee eens. Ik trek hier al drie jaar aan, omdat ik van mening ben dat er meer concurrentie moet zijn en dat ook alternatieve verstrekkers als pensioenfondsen en verzekeraars een rol moeten spelen in de concurrentie. Dat zorgt voor lagere tarieven. Dat zien wij ook aan de hypotheken op dit moment. Dat is het effect van meer concurrentie.
In de tweede plaats hebben de heer Nijboer en ik aan de Minister vragen gesteld over bijvoorbeeld rentemiddeling. Wij hebben gevraagd hoe je ervoor kunt zorgen dat alle banken in Nederland een vorm van rentemiddeling aanbieden zodat je niet tegen al die clausules aanloopt als je je hypotheek wilt oversluiten.
In de derde plaats voer ik al bijna vijf jaar discussie over nummerportabiliteit, juist om ervoor te zorgen dat het overstappen gemakkelijker wordt. Als de heer Van Dijck allemaal goede concrete voorstellen doet, zal ik die zeker in overweging nemen, maar ik heb die tot nu toe niet gehoord.
De heer Tony van Dijck (PVV): Die rentemiddeling komt een beetje in de buurt, maar tot de dag van vandaag zijn er mensen die een hypotheekrente van 8% betalen. Zij hebben bijvoorbeeld nog drie jaar te gaan. Zij hebben dan zeven of tien jaar geleden een hypotheek afgesloten, bijvoorbeeld voor twintig jaar vast, en hikken nu tegen een rente van 8% aan in een tijd waarin de rente bij de ECB nul is. Dat is zo'n gigantisch verschil, maar als die mensen willen oversluiten, krijgen zij zo'n gigantische boete dat zij zich drie keer bedenken. Nemen wij de banken niet veel te veel in bescherming? Wij zouden ook niet moeten klagen dat de concurrentie niet echt op gang komt, want op het moment dat banken echt moeten concurreren en oversluiten moeten faciliteren, zullen zij veel scherper en klantgerichter zijn en zullen zij hun klanten veel actiever bedienen. Is de heer Koolmees dat met mij eens?
De heer Koolmees (D66): Ik ben het over het algemene punt zeer eens met de heer Van Dijck. Meer concurrentie leidt tot betere dienstverlening en tot lagere tarieven. Dat geldt voor banken en verzekeraars en inderdaad voor hypotheken. Het ingrijpen in bestaande contracten vind ik wat ingewikkelder, want mensen zijn een contract met de bank aangegaan voor een bepaalde looptijd. Vandaar het voorstel voor rentemiddeling om mensen tegemoet te komen om die stap te kunnen zetten, maar eenzijdig contracten afkopen of beëindigen kan ook niet. De financiële instellingen hebben natuurlijk ook geld aangehouden voor de duur van het contract. Dat lijkt mij een van de voorbeelden van een te simpel voorstel van de PVV.
Ik was gebleven bij de vraag wanneer de Minister denkt de bankvergunning-light te kunnen uitwerken en wanneer hij daarmee naar de Kamer komt.
Mevrouw De Vries vroeg al aandacht voor de crowdfundingsector. Mijn fractie vindt het goed dat de AFM werkt aan meer maatwerk voor crowdfunding. De nieuwsbrief van afgelopen vrijdag bevat veel goede elementen; laat ik dat ook benadrukken. Ik noem bijvoorbeeld de heldere eisen voor het uit elkaar halen van financieringsstromen en de bestuurderseisen. Dat zijn goede ontwikkelingen. Voor de professionalisering van de crowdfundingsector zal het ook goed zijn dat je daarmee de cowboys kunt onderscheiden van de echt goedwillende partijen. Daarover ben ik dus positief.
Ik ben echter minder positief over de aanvullende regels voor de investeringstoets. In de nieuwsbrief van afgelopen vrijdag wordt voorgesteld om maximaal 10% van het vrij beschikbare vermogen voor crowdfunding in aanmerking te laten komen. Waarom weer zo'n 10%-regel? Waarom zo'n beperking? Ik weet dat het een risico-inschatting is en daar ben ik ook voor. Mensen moeten worden gewezen op de risico's, maar dit gaat uit van de premisse dat de AFM in een richtlijn neerlegt dat je maar 10% van je vrij beschikbaar vermogen mag investeren in een crowdfunding platform. Ik vraag mij af of daarmee niet juist het paard achter de wagen wordt gespannen. Werpt dit in de praktijk niet onnodige belemmeringen op, omdat mensen gaan nadenken over de vraag hoe zij als consument omgaan met het advies van de AFM om het niet te doen? Ik ben benieuwd hoe de Minister hier tegen aankijkt. Wat vindt hij hiervan? Verwacht hij dat dit in de praktijk een belemmering zal vormen voor de ontwikkeling van dit soort professionele crowdfunding platforms die echt een alternatief kunnen vormen voor de banken in Nederland? Dat zouden wij toch moeten toejuichen.
De heer Ronnes (CDA): Voorzitter. Het is goed dat we vandaag spreken over de regeldruk bij nieuwe toetreders. In de afgelopen tijd is hierover al veel gezegd en geschreven. Ook zijn er al stappen gezet. Zo is op initiatief van CDA en Partij van de Arbeid de Wet toezicht kredietunies tot stand gekomen. Tijdens de laatstgehouden begrotingsbehandeling is de regering bovendien in een motie verzocht werk te maken van de bankvergunning-light. Ook de Minister heeft eerder gezegd dat hij positief insteekt op een regime dat leidt tot een werkbaarder klimaat voor toetreders en kleine gespecialiseerde en innovatieve financiële instellingen. Het besef dat overmatige en buitenproportionele regeldruk nieuwe spelers en innovatie van de sector in de weg staat, lijkt politiek zeer breed aanwezig. Daarmee zijn wij er echter nog niet. Het advies van Actal voor regeldruk bij kredietverstrekking legt de vinger op concrete pijnpunten waarvoor de regelgeving zou moeten worden heroverwogen. Het CDA heeft al eerder een punt gemaakt van de gevolgen van regelgeving voor kleine aanbieders van financiële diensten, bijvoorbeeld verzekeraars, maar natuurlijk ook voor het bankwezen. Uit de reactie van de Minister kunnen wij opmaken dat veel van de aanbevelingen reeds worden opgepakt. Ik heb voor dit overleg een aantal opmerkingen c.q. vragen voorbereid.
Ik begin met het onderzoek van ACM naar concurrentie op de markt voor mkb-financiering. Het aanvullende actieplan van mkb-financiering is in juli 2015 gepresenteerd. Heeft de Minister al zicht op de resultaten ervan? Wij horen vooral dat regelingen onduidelijk zijn of niet bereikbaar voor met name echt kleine ondernemers die kredieten tot € 250.000 nodig hebben. Ik ben erg benieuwd naar de resultaten voor juist deze groep. De AFM constateert dit overigens ook.
Het is in onze ogen noodzakelijk dat er een goede kosten-batenafweging wordt gemaakt bij het implementeren van nieuwe beleidsregels of leidraden. De Minister schrijft dat de sector in staat wordt gesteld te reageren en dat kosten en baten nadrukkelijk door de AFM en de Nederlandsche Bank worden meegenomen in de afweging. Waarop baseert de Minister de conclusie dat dit gebeurt? De aanbeveling van Actal is er niet voor niets. Ook de geluiden uit het veld wijzen hierop.
Over de AFM en crowdfunding is al het nodige gezegd door de voorgaande woordvoerders. Ik zal dit niet herhalen. De CDA-fractie is vooral benieuwd naar de reactie van de Minister op de punten die zojuist zijn genoemd in relatie tot zijn visie op crowdfunding. In eerdere sessies heeft hij nadrukkelijk gezegd dat er een goed speelveld voor die financieringswijze moet komen. Er lijken echter nogal wat haken en ogen te zitten aan hetgeen nu door de AFM is ingezet.
Het laatste punt waarvoor ik aandacht vraag, betreft de kredietunies. De CDA-fractie is als mede-initiatiefnemer van de Wet toezicht kredietunies blij met de brief van de Minister waarin hij stelt dat de kredietunies per 1 januari 2016 echt aan de slag kunnen. We vragen de Minister nog wel een nadere duiding te geven van het feit dat de vrijstelling binnen de kapitaalvereisten CRD IV eigenlijk nog niet is geregeld. Ook de ECB is geïnformeerd, maar gaat die straks strenger optreden dan binnen de wet is voorzien? Lopen we een risico als het gaat om die kredietunie?
De heer Nijboer (PvdA): Voorzitter. Het is al een paar keer geschetst: dit debat gaat ook een beetje over dilemma's. Aan de ene kant wil iedereen meer diversiteit en meer toetreders en aan de andere kant is zeker ook de PvdA-fractie voorstander van een goede en gedegen regulering van de financiële sector omdat er in het verleden een heleboel is misgegaan. Tegelijkertijd hebben we te maken met een weerbarstige praktijk. De commissie-Wijffels heeft enkele jaren geleden al gezegd dat er meer diversiteit moet komen, zowel in financiering als in aanbieders. Je kunt geen econoom spreken of die zegt dat het hele mkb aan de banken hangt en dat er meer financieringsbronnen voor moeten komen. In de praktijk zijn de stapjes wel heel klein en de materie wel heel erg weerbarstig. Kamerbreed wordt inmiddels het signaal afgegeven aan de toezichthouders en de Minister dat er in de praktijk wat moet gaan veranderen. Ofwel: zorg dat het stelsel veilig blijft maar zorg ook dat er nieuwe toetreders bijkomen. Daar zijn een aantal knoppen voor nodig. Ik noem gezamenlijke steunpunten, bankvergunningen-light – we hebben indertijd ook voor de motie van de collega's Koolmees en De Vries op dat punt gestemd – innovation rooms en crowdfunding. Het is in ieder geval van belang om de diversiteit te bevorderen. Eigenlijk vindt iedereen dat ook al jaren, maar schiet het toch nog niet zo heel erg op. Dat is tevens de wat ongemakkelijke reden waarom we er hier vandaag over spreken.
Over de alternatieve financieringswijze van het mkb heb ik met collega Mulder van het CDA een wetsvoorstel ingediend. Ik ben blij dat de Minister daar voortvarend mee aan de gang is gegaan. Ik sprak zo-even al over weerbarstigheid. Zo heb je Europese regels voor een bankvergunning. Verder is het een hele toer om in Nederland kredietunies mogelijk te maken die er in andere Europese landen al wel zijn. Maar goed, vanaf 1 januari kan men hiermee van start. In feite is dit dus een voorbeeld van iets waarbij een parlement een eigen wet heeft gemaakt, maar je kunt je de situatie voorstellen waarin dat niet gebeurt. Ik proef namelijk ook wel enige angst voor de toezichthouder. Die heeft naast een vergunningverlenende functie andere instrumenten in handen. Dus als er maar iets van «boe» of «bah» wordt geroepen, denkt men: kan het nog wel, moet ik dan een bestuurder twee jaar in dienst nemen et cetera? Er is dus ook wel sprake van enige angst bij partijen die soms gegrond maar soms ook ongegrond is. We hebben dat ook gezien waar het gaat om hypotheekadviezen aan de consumentenkant.
Het element privacy is hier nog niet genoemd, maar vind ik wel belangrijk. We hebben te maken met nieuwe toetreders die meer online werken en zich niet alleen op de consumenten maar ook op de ondernemingen en de financiering richten. Ik vind het belangrijk dat die privacy goed geborgd is. Hoe kijkt de Minister daarnaar?
Een punt waar ik in een eerder debat al aandacht voor heb gevraagd, betreft het zonder opgaaf van redenen verhogen van de rente voor het mkb. De PvdA-fractie wil dat daar echt een eind aan wordt gemaakt. De Minister heeft eerder gezegd dit nader te zullen onderzoeken. In de begroting stond ergens een lijst met moties die waren uitgevoerd. Ik vraag mij echter af of dit in het onderhavige geval ook echt is gebeurd. Volgens mij komt het namelijk nog steeds voor dat ondernemers worden geconfronteerd met renteverhogingen zonder dat die zijn beargumenteerd. Ik roep de Minister dan ook op om hier nu echt mee aan de gang te gaan in de richting die de Kamer wil. Wellicht dat zijn reactie straks zodanig zal zijn dat mevrouw De Vries de moties die nu in haar zak branden, ook daadwerkelijk in haar zak kan houden. Het zou mooi zijn als we op deze manier het parlementaire jaar van de commissie voor Financiën zouden kunnen afsluiten.
De heer Tony van Dijck (PVV): Voorzitter. Alle woordvoerders hier zijn het erover eens dat we meer concurrentie moeten hebben in het kredietaanbod. De ACM stelt in haar conclusie: de concurrentie tussen banken op het gebied van mkb-financiering is niet optimaal. Is dit een understatement van de ACM? Is het wat dit betreft echt vijf over twaalf? We willen meer concurrentie maar de vraag is dan natuurlijk wel of op dit moment de concurrentie wel voldoende eerlijk is. Ik refereer in dit kader tevens aan een andere conclusie van de ACM, namelijk: verminder het risico op stilzwijgende coördinatie tussen banken. Banken publiceren hun rentes op de website. Daardoor weten ze ook van elkaar de rentes en denken ze: ik ga ook ongeveer op die rente zitten want met z'n drieën verdelen we toch voor 80% de pot.
Kredietverlening van banken aan het mkb zit nog steeds op slot. Nog steeds blijven banken op hun geld zitten en worden de lage ECB-rentes nauwelijks doorgegeven. De renteopslag in Nederland is nog steeds veel te hoog. Van de kredietaanvragen wordt nog steeds 45% afgewezen en volgens de laatste cijfers van DNB is het kredietbedrag in de eerste helft van dit jaar met 2,1 miljard afgenomen ten opzichte van de twee kwartalen daarvoor. Dus de ECB zet miljarden in om de kredietverlening op gang te krijgen en in Nederland blijft die kredietverlening gewoon achter. Sterker nog, als je kijkt naar de hele eurozone, worden in Nederland de meeste mkb-leningen afgewezen, namelijk 39%. Zelfs in Griekenland is het gemakkelijker om een lening te krijgen, want daar is het percentage 27. Hoe zou dit komen? Ik denk dat banken veel te veel met zichzelf bezig zijn. Door de gewijzigde regelgeving en de aangescherpte kapitaaleisen vanuit Brussel moeten de winsten omhoog en de kredietrisico's van banken omlaag. Daarnaast hebben we in Nederland natuurlijk te weinig banken. Ze behoeven dus niet scherp te zijn. Ze zitten allemaal achterover in hun stoel omdat er maar drie banken zijn die de hele markt bedienen. Daardoor ligt de focus van banken veel te veel op grote bedrijven. Dat kunnen ze zich kennelijk permitteren. Bij grote bedrijven is het gewoon gemakkelijker geld verdienen; meer winst, minder risico en minder arbeidsintensief. En wie is het slachtoffer? Dat is het mkb. Er is sprake van gedoe en meer risico en het levert relatief minder op. Welke maatregelen gaat dit kabinet treffen ten aanzien van het mkb? Het mkb is eigenlijk slachtoffer van de Nederlandse situatie.
Daarnaast blijven de banken zich achter de regels verschuilen. Ze stellen zich formalistisch op. Dat is ook makkelijk want het wordt hun ook aangereikt door dit kabinet dat elk jaar de regels verder verscherpt. Probeer als starter maar eens een hypotheek te krijgen. Dat kan niet meer, gelet op allerlei voorwaarden die er zijn, zoals LTV en LTI. Het wordt dus steeds moeilijker voor de consument en het wordt steeds gemakkelijker voor de banken om zich achter die regels te verschuilen.
Hoewel uit het onderzoek van Ernst & Young blijkt dat er slechts sprake is van algemene regeldruk, heeft DNB eerder geconcludeerd dat de extra eisen hebben geleid tot meer terughoudendheid ten aanzien van kredietverlening aan het mkb. De Raad van State en de SER kwamen ook tot deze conclusie. In het FD las ik dat het Basels Comité heeft aangegeven dat vooral Nederlandse banken met hun gigantische hypotheken op de balans rekening moeten houden met een extra kapitaaleis. Klopt dit en, zo ja, wat betekent dit voor onze banken? De Nederlandse banken hebben natuurlijk veel hypotheken. Dat wordt internationaal gezien als een risico, terwijl in Nederland dat risico nauwelijks aanwezig is; Nederland heeft het minste aantal gedwongen verkopen van de hele wereld. Het schijnt echter wel zo te zijn dat de liquiditeit en de solvabiliteit van de banken door die extra kapitaaleis onder druk komen te staan. De Rabobank heeft reeds aangekondigd kredieten te gaan verkopen, minder nieuwe kredieten te gaan verstrekken en 9.000 werknemers te zullen ontslaan om kosten te besparen, maar dit raakt natuurlijk ook ABN AMRO, SNS en ING, die veel Nederlandse hypotheken hebben. Dus wat betekent dit voor de Nederlandse bankensector? Wordt er meer ingezet op securitisatie? Of betekent dit minder krediet?
Dan kom ik op de concurrentie. 70% tot 80% van de markt is in handen van drie spelers. De ACM geeft aan dat de kredietverlening beperkt wordt door prudentiële eisen, wat de mate waarin op de prijs kan worden geconcurreerd beïnvloedt. Dus we houden het zelf ook een beetje in stand als er minder op prijs kan worden geconcurreerd door die prudentiële eisen. Daarnaast stelt Actal vast dat Nederland beter kan stoppen met al die nationale koppen op de Europese regels. Wat vindt de Minister hiervan? Gaat hij de Europese regels weer volgen of doet hij aan «goldplating»? Wat we nodig hebben, zijn minder strenge kredietregels, meer aanbieders en meer concurrentie. Verder dient er een verbod te komen op dividenduitkeringen zolang niet wordt voldaan aan de kapitaaleisen. Ik heb daarover eerder een motie ingediend die vervolgens is aangenomen. De kapitaaleisen mogen niet ten koste gaan van de kredietverlening maar wel ten koste van dividend- en winstuitkeringen. Ze moeten het halen uit de kosten en dus niet uit het verkorten van de balans. Verder moeten we alternatieve financieringsvormen stimuleren. En last but not least: het oversluiten van kredieten moet gefaciliteerd worden. Zolang Nederland te maken heeft met die gebrekkige concurrentie moeten we ervoor zorgen dat mensen gemakkelijk kunnen oversluiten en ze niet gevangen zitten bij een bank of in een krediet.
De vergadering wordt van 14.47 uur tot 15.05 uur geschorst.
Minister Dijsselbloem: Voorzitter. Het thema valt uiteen in drie zaken. Ten eerste willen we allemaal dat er meer diversiteit komt door nieuwe toetreders in de bancaire sector. Ten tweede willen we dat de bancaire sector op een aantal punten beter en anders omgaat met mkb-kredieten. Ten derde zoeken en stimuleren we alternatieven voor bancaire kredietverlening. Een en ander is ook terug te zien in de verschillende onderwerpen die de Kamerleden hebben aangesneden, zoals het helpen en ondersteunen van nieuwe toetreders en het mogelijk maken van proportioneel toezicht.
Mevrouw De Vries komt een groot deel van de eer voor dit debat toe. Zij is initiatiefnemer geweest en haar moties hebben ook ten grondslag gelegen aan het werk dat is gedaan, het Actal-onderzoek en de initiatieven die nu zijn gestart rond de bankvergunning-light. Mevrouw De Vries heeft zich nog verder laten inspireren door de Britten en heeft gevraagd naar een extra opdracht voor de toezichthouders, namelijk het bevorderen van concurrentie. Het betreft hier in feite het concurrentiemandaat van de Britse toezichthouders. Ik stel voor dat ik goed ga bekijken hoe ze dat in Engeland hebben geformuleerd en dat ik dit vervolgens meeneem in de bredere verkenning die we gaan doen om het toetreden van nieuwe partijen te kunnen vergemakkelijken. Ik denk overigens niet dat het een gelijke doelstelling kan zijn voor de toezichthouders als bijvoorbeeld het geval is bij de prudentiële taak. Dat zou ook riskant zijn, want dan zou je een heel slechte bank, een buitenlandse internetbank in Nederland actief laten worden onder het motto van meer concurrentie en ga je voorbij aan de prudentiële grenzen en eisen die gelden. Dus zoals gezegd, wil ik eerst heel precies kijken naar de formulering. Misschien kan het een onderliggende opdracht of verzoek zijn aan de toezichthouders. Ik zeg toe dat we dit oppakken en ernaar gaan kijken.
De motie over de bankvergunning-light was van mevrouw De Vries en de heer Koolmees samen. In de brief hebben we aangegeven dat we er medio 2016 op terug zullen komen nadat we een en ander verder hebben verkend en zo mogelijk hebben uitgewerkt. De indieners van de motie hebben verzocht om dat eerder te doen. Ik zou gewoon willen vasthouden aan medio 2016, waarbij ik de indieners beloof dat ik ze positief zal verrassen. Het nadeel van het noemen van een kortere termijn is namelijk dat als we die dan net niet halen, ze negatief verrast zullen zijn. Dus ik houd vast aan medio 2016, maar ik ga proberen ze positief te verassen. Ook in dat kader zullen we dus kijken hoe het Verenigd Koninkrijk het heeft geregeld. Houdt het bijvoorbeeld in dat men aan de start van de procedure alvast een bankvergunning-light krijgt? Wat mag men er dan mee doen en kan men daarmee naar beleggers en investeerders toegaan? Geeft dat dan al waarborgen en, zo ja, welke en voor wie? Dat moeten we dus wel eerst precies uitwerken.
Iets anders is het realiseren van meer proportioneel toezicht. Dat kan bijvoorbeeld ook te maken hebben met de kosten van het toezicht. Mevrouw De Vries heeft in dit verband gevraagd of kleine partijen kunnen worden ontzien bij het vaststellen en het verdelen van de toezichtkosten. In de wet hebben we vastgelegd welke categorieën van instellingen bijdragen aan de kosten. Er zit een verdeling in. Daar kijken we ook jaarlijks naar. Die verdeling wordt bij ministeriële regeling precies vastgelegd. Toezichtinspanning speelt daar natuurlijk een rol bij. Kleine partijen zijn dit jaar ontzien bij het doorvoeren van de stijgingen die weer zijn veroorzaakt door het wegvallen van overheidsbijdragen. We gaan kijken of we kleine partijen nog verder kunnen ontzien. Ik zeg er wel bij dat de kosten die dan gemaakt worden door toezichthouders, over de andere sectoren/bedrijven worden uitgesmeerd. U zult dan misschien denken dat dit grotere partijen zijn die het wel kunnen dragen, maar het is niet zo dat ik een deel van de toezichtkosten voor publieke rekening ga brengen. Dus met die kanttekening erbij, zeg ik toe dat we bij de verdeling voor het eerstvolgende jaar gaan kijken hoe we kleine partijen en nieuwe toetreders nog verder kunnen ontzien wat betreft de toezichtkosten. Dan komen we met een voorstel naar de Kamer.
Verder is gevraagd wat er op dit moment bij de toezichthouders gebeurt om het proportioneel toezicht verder vorm te geven. DNB kijkt op dit moment actief naar de eigen regels en eisen voor toetreders. Op basis van de evaluatie daarvan gaan we kijken welke aanpassingen eruit voort kunnen vloeien. We hebben daar contact over met DNB. We zullen de uitkomsten ervan meenemen in het pakketje aan concrete wijzigingsvoorstellen dat de Kamer in de eerste helft van 2016 krijgt. Dus DNB loopt nu het gehele toezichtpalet door om te kijken welke mogelijkheden er zijn voor proportionaliteit in het toezicht.
Verder heeft mevrouw De Vries gevraagd naar de innovation rooms. De AFM heeft deze inmiddels al. DNB is er nu mee bezig maar noemt het alleen anders, namelijk innovation center. Op die manier proberen ze nieuwe ontwikkelingen goed te volgen en vooruit te denken wat een en ander betekent voor het toezicht, de kansen en de risico's voor de sector. Tevens hebben ze informatiepunten opgezet om toetreders te kunnen ondersteunen en te begeleiden in de procedures. De heer Koolmees heeft gevraagd of dit niet gezamenlijk zou kunnen; soms moet je ook bij beide terechtkunnen en dan ga je van het kastje naar de muur. Ik ga het met de AFM en DNB opnemen hoe zij dit kunnen vorm kunnen geven. Het zal niet voor alle aanvragers gelden, maar het gaat er wel om dat de aanvragers die met beide te maken hebben, dan ook gezamenlijk worden begeleid daarin, zodat voorkomen wordt dat ze via die twee instellingen in een doolhof verdwijnen.
Mevrouw De Vries heeft gezegd dat de focus van Actal wel erg op de banken was gericht en heeft gevraagd of die focus niet breder had moeten zijn. De opdracht was inderdaad breed, namelijk de gehele financiële sector. Een aantal van de algemene punten die men heeft aangedragen zijn ook wel breder toepasbaar. Zo heeft de Europese Commissie recentelijk een call for evidence gedaan over regeldruk en proportionaliteit in de financiële sector. In de Nederlandse reactie daarop hebben we dat ook breed aangevlogen. Ook de bekende Nederlandse uitdrukking «think small first» is breed van toepassing en breed van waarde en dus niet alleen voor de banken.
Verder heeft mevrouw De Vries een vraag gesteld over de beslistermijn en heeft zij erop gewezen dat die termijn weliswaar formeel dertien weken is maar dat die in de praktijk veel langer is, namelijk twaalf tot achttien maanden. We gaan inderdaad twee dingen tegelijk doen waarbij we in de praktijk de termijn moeten zien te verkorten. Je moet dus niet een heel onrealistische korte termijn formuleren die dan meteen moet worden verlengd waarbij er nog meer informatie moet worden opgebracht et cetera. Laten we in plaats daarvan uitgaan van een meer realistische termijn – overigens is het vooral aan de toezichthouder om daarmee te komen – zodat er minder sprake is van verlengingen van die termijn. Verder zal je over het geheel genomen ook moeten kijken hoe je door het zorgvuldig in te richten tot een kortere termijn kunt komen. Ik hoop dat dit lukt; het is in ieder geval wel de bedoeling. Er moet dus een realistisch beeld worden geschetst zodat mensen van tevoren weten hoe lang een en ander moet gaan duren. Daar wordt nu in ieder geval niet een reëel beeld van gegeven met die termijn van dertien weken.
Er zijn verder vragen gesteld over beschikbaarheid en betrouwbaarheid. Een nieuwe type instelling, ook in de zin van innovatief nieuw, moet ook bestuurders hebben met veel ervaring in het bankierswezen. Die vind je dan meestal ook wel in de vorm van een heer van wat oudere leeftijd die dan in de raad van toezicht wordt opgenomen. Een van de eisen voor het verkrijgen van een bankvergunning is dat je mensen hebt die geschikt en betrouwbaar zijn. Dus dat moet ook overeind blijven. Die open norm is met een beleidsregel nader geconcretiseerd. Het kan dan gaan om opleiding, werkervaring en competenties. Wat zich vervolgens voordoet, is dat elke nieuwe intreder als een traditionele bank wordt beoordeeld aan de hand van die geschiktheidstoets. Ik ben graag bereid toe te zeggen dat we met DNB gaan bezien of de huidige systematiek wel voldoende mogelijkheden biedt. Om het iets meer toe te spitsen op toetreders die geen traditionele bank zijn en dat ook niet willen worden: moet je de gestelde eisen in alle gevallen op dezelfde wijze toepassen of is daar ook meer innovatie in denkbaar? Dat gaan we met DNB bespreken.
Een ander punt, dat naar ik aanneem ook uit de praktijk is gekomen, betreft de vraag of een eerdere afwijzing automatisch en direct betekent dat een nieuwe aanvraag ook weer meteen wordt afgewezen. Geldt hierbij dus «eenmaal afgewezen, altijd afgewezen»? Dat is zeker niet het geval. Het kan wel zijn dat de argumenten die bij de eerdere afwijzing een rol speelden, weer naar boven komen in de nieuwe aanvraag en dat ernaar wordt gekeken of die nog steeds gelden. Dat kan dan weer leiden tot een afwijzing, maar dan is het op basis van argumenten die blijkbaar nog steeds gelden of van waarde zijn. Het is zeker geen automatisme. Ik kan dat inkleuren met voorbeelden, maar volgens mij is dat niet nodig. Elke nieuwe aanvraag wordt opnieuw beoordeeld, maar eerdere feiten of argumenten kunnen dan wel opnieuw boven tafel komen.
Mevrouw De Vries heeft gevraagd of alle vrijstellingen die er zijn voor regelgeving in de financiële sector nog eens tegen het licht kunnen worden gehouden, ook in het kader van proportionaliteit. We doen dat al vrij specifiek. We hebben er eerder al een discussie over gehad ten aanzien van crowdfunding. Ik noem verder de initiatiefwetgeving over kredietunies. We kijken nu naar de proportionaliteit in relatie tot de bankvergunning. Recentelijk hebben we nog gesproken over de toezichtkosten bij verzekeraars naar aanleiding van Solvency, het basisregime en de vrijstellingsgrenzen. Dus ik dacht dat we er al behoorlijk doorheen waren in de volle breedte. We blijven er alert op en ook als mevrouw De Vries nog dingen tegenkomt waarvan zij zich afvraagt of die nog wel proportioneel zijn, zijn we altijd bereid om daar serieus naar te kijken. Ik heb echter niet zo'n zin om nu een operatie in gang te zetten om alles nog een keer door te lichten in de volle breedte. Als er volgens mevrouw De Vries echter bepaalde delen van de financiële sector nog niet kritisch zijn bezien, ben ik bereid daarnaar te kijken.
Mevrouw De Vries heeft gevraagd of de in het regeerakkoord afgesproken taakstelling voor vermindering van de regeldruk ook niet vertaald zou moeten worden voor de financiële sector in een aparte norm of een apart streefbedrag. Die norm hebben we niet. We hebben een doelstelling van 2,5 miljard in 2017 die betrekking heeft op het gehele kabinetsbeleid. In alle eerlijkheid: in de financiële sector is de regeldruk natuurlijk gewoon toegenomen in de laatste jaren. Dus ik heb de afgelopen drie jaar niet heel erg veel aan die taakstelling van 2,5 miljard bijgedragen. Die halen we overigens wel; Minister Kamp houdt dat bij. Ik geloof zelfs dat we tot nu toe meer dan die 2,5 miljard hebben gerealiseerd. Er wordt van ambtelijke zijde nu wat twijfelachtig gekeken. De laatste keer dat we er in de ministerraad over spraken zag het beeld er goed uit, dacht ik, maar ik heb er zelf weinig aan kunnen bijdragen. Dus ik kan het niet mooier maken dan het is. Ik aarzel dan ook zeer om er een cijfer aan te verbinden. Enerzijds is er, begrijpelijkerwijs, veel regeldruk ontstaan na de financiële cisis maar anderzijds is er inmiddels ook heel veel Europees geregeld. Banken, verzekeraars, financiële markten en beleggingsinstellingen hebben allemaal te maken gekregen met Europese wetgeving. Als ik mij dan zou moeten verplichten aan regeldrukvermindering met een groot getal daaraan verbonden, dan denk ik dat dit heel lastig te realiseren is op de korte termijn. Tegelijkertijd zie ook ik dat we in een nieuwe fase terechtkomen. We hebben een fase gehad waarin we heel veel regelgeving over de volle breedte hebben gehad en nieuwe regelgeving hebben geïntroduceerd. Ik denk dat we nu in een fase komen waarin we gaan terugkijken en nagaan of alles nodig en proportioneel is. Dat is ook weer een logische vervolgfase na die post-crisistijd.
Ik denk genuanceerd over nationale koppen. We moeten heel erg oppassen dat zaken als minimumharmonisatie en lidstaatopties nu allemaal worden bestempeld tot nationale kop. Soms staat er uitdrukkelijk in Europese richtlijnen: het is aan de nationale autoriteit of nationale toezichthouder om dit nader in te vullen. Soms staat er: de nationale autoriteit of nationale toezichthouder zal dit per instelling moeten bepalen. Soms staat er: afhankelijk van risico's in een instelling of een sector waar het gaat om het karakter of de concentratie ervan, zijn bepaalde buffereisen wel of niet door de toezichthouder vast te stellen. Ik zeg dat omdat er, als we dat allemaal als nationale kop bestempelen en vervolgens zeggen dat het slecht is en dat het niet mag, heel grote gaten vallen in onze wet- en regelgeving. Wij moeten echt even heel precies zijn. Daarom vind ik de afspraak goed om, als je dan op nationaal niveau iets invult, het expliciet te maken: wij zijn hier zelf iets aan het invullen. Je moet zo goed mogelijk expliciet maken wat de additionele kosten en administratieve lasten daarvan zijn. Dat doen wij. Ik ben niet van de lijn: nationale koppen zijn verboden. Nogmaals, dan zouden er grote gaten vallen in ons toezicht en in onze wet- en regelgeving. Ik zeg dit ook in de richting van de heer Van Dijck, die zich hier sterk tegen verzet.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD): Ik denk niet dat de Minister en ik het helemaal eens gaan worden over de koppen op regelgeving, maar ik zie tegenwoordig vrij veel voorbeelden waarvan bedrijven zeggen: ergens anders in Europa is er een ander regime, zijn er meer mogelijkheden of minder beperkingen. Dan wordt er met een Europees paspoort op precies dezelfde manier tewerk gegaan in Nederland. Ik vraag mij af of wij dan niet het paard achter de wagen spannen. Een gelijk speelveld is voor ons het uitgangspunt. Wij moeten naar dit soort bewegingen kijken als dat de consequentie is van de koppen die wij op regelgeving zetten. Is de Minister dat met mij eens?
Minister Dijsselbloem: Soms gaat dat niet over nationale koppen, maar bijvoorbeeld over de wijze waarop een toezichthouder Europese regelgeving interpreteert. Die voorbeelden komen ook bij ons op het ministerie langs. Overigens vind ik dan dat wij dat onder de aandacht moeten brengen van de Europese toezichthouders. Soms is dat de European Securities and Markets Authority (ESMA), soms is dat het Single Supervisory Mechanism (SSM). Maar er zijn ook dingen die echt Europees geregeld zijn, waarbij helemaal geen lidstaatopties of een minimumharmonisatie aan de orde zijn. In de praktijk blijkt dan vervolgens dat een beleggingsinstelling in land X veel sneller en makkelijker een vergunning krijgt dan een beleggingsinstelling in Nederland. En dan wordt gevraagd: hoe kan dat nou? Ten dele gaat het misschien om inregelen. Voor een ander deel is het mogelijk dat de toezichthouder nog niet alles heeft vertaald naar Europese normen. Het SSM heeft het in beeld gebracht. De klok loopt nog verder door. Ik geloof dat men inmiddels op 159 nationale discreties en normen in het bankentoezicht zit. Dus alleen in die bankbalansen zitten in de normen en berekeningswijzen al 159 verschillen tussen landen. Het SSM heeft die geïdentificeerd en probeert ze een voor een te vervangen door Europese standaarden en normen. Die bevoegdheid heeft het SSM voor een belangrijk deel. Soms zit het in nationale wetgeving, die wij de komende jaren moeten aanpakken. Wat instellingen bij de Kamer melden, klopt dus. Het doet zich voor, maar het is lang niet altijd een nationale kop.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD): Ik ben het met de Minister eens dat het lang niet altijd een nationale kop hoeft te zijn. Het is ook vaak een interpretatie van de regels door de toezichthouder. Het doel is natuurlijk wel een gelijk speelveld in Europees verband. Dat zou inhouden dat de nationale toezichthouders zo veel mogelijk de regelgeving gelijk interpreteren. Is er dan wel een beweging in Europa te zien dat ook daar de verschillen bekeken worden en dat ook daar gestuurd wordt op zo veel mogelijk gelijkheid in de praktijk?
Minister Dijsselbloem: Het maakt een beetje uit over welk deel van de financiële sector je het hebt. Ik noemde al de banken en het SSM, dat nu echt een analyse en een planning heeft gemaakt om van al die nationale verschillen in bankennormen af te komen. Er is al één Europese toezichthouder op de banken, die een vrij gedetailleerde handleiding aan de nationale toezichthouders geeft voor hoe het moet gebeuren. Bij ESMA ligt het anders. Die is nog niet de Europese toezichthouder, maar heeft meer een coördinerende rol. Wij moeten erover nadenken hoe wij in die sectoren alle nationale verschillen eruit krijgen. Wij willen niet dat er in het toezicht en het toezichtregime een concurrentie naar de bodem ontstaat in de zin van «wij moeten zo veel mogelijk onze oogjes dichtknijpen, want dan komen die instellingen naar ons toe». Ik zou dat in ieder geval niet willen. Enerzijds gaat het om het gelijktrekken van standaarden, normen en methodes. Anderzijds hebben wij toezichthouders op interpretatie en werkwijze.
Voor nationale koppen stel ik het volgende voor. Als wij er al een nationale kop op zetten, dan maken wij dat expliciet. Dan laten wij zien wat de betekenis is en wat de extra kosten of lasten daarvan zijn. De Kamer kan dan zeggen of zij het wel of niet wil. Ik denk dat dat de enige manier is om praktisch voorwaarts te gaan en het van geval tot geval te bekijken.
De heer Nijboer heeft aandacht gevraagd voor de rente-opslagen. Over rente-opslagen, informatievoorziening, het aflopen van de rentevaste periode, rentemiddeling etc. heb ik net een brief aan de Kamer afgerond. Ik meen dat de heren Koolmees en Nijboer er vragen over hadden gesteld. Ik wil niet naar een verbod op rente-opslagen. Banken moeten die kosten geheel of gedeeltelijk kunnen doorberekenen. Als je dat niet doet, betekent het ongetwijfeld dat de kredietverlening over de hele linie duurder wordt, want dan moeten banken gewoon rekening gaan houden met alle mogelijke risico's en die dan bij iedereen maar vast in rekening brengen. Dat wil je niet. De communicatie hierover en over de wijze waarop dit plaatsvindt, moet helder, volledig en transparant zijn. De AFM heeft daar verkennend onderzoek naar gedaan. De conclusie was dat zij geen exorbitante rente-opslagen heeft aangetroffen en dat zij geen willekeur heeft ontdekt. Wel heeft de AFM uitdrukkelijk gezegd dat de informatieverstrekking van de banken aan de klant veel beter moet. Dat hebben de banken ook aan de AFM toegezegd. In 2016 zal de AFM dat toetsen. Ik zal de voortgang uiteraard in de gaten houden.
Daarnaast is deze week een motie aangenomen van de heren Ronnes en Koolmees over goed onderbouwde kostenmaatregelen etc. In het debat heb ik al toegezegd dat ik het in overleg met de banken ga doen.
De heer Nijboer (PvdA): Er lopen nu een aantal onderwerpen door elkaar: rentemiddeling, rente-opslagen en de derivatenellende. Bij die derivatenellende is er vaak sprake van rente-opslagen, gekoppeld aan bijzonder beheer en dat soort zaken. Waar mijn opmerkingen vooral op zien, zijn de algemene voorwaarden bij een variabele rente voor mkb'ers. Dan zijn er soms allerhande opslagen boven de Euriboropslag. Die zijn zo breed gedefinieerd en die worden zo breed toegepast dat het eigenlijk een willekeurige opslag kan zijn. Bij mijn weten heeft de AFM vooral de derivatenellende onderzocht, maar niet deze problematiek.
Minister Dijsselbloem: Ik vroeg even aan mijn medewerkers waar de AFM precies naar heeft gekeken. Dat was niet beperkt tot rente-opslagen gerelateerde aan rentederivaten. Het ging ook om rente-opslagen bij ondernemers die al in bijzonder beheer zaten. De AFM heeft daarbij geen exorbitante rente-opslagen en willekeur ontdekt. De autoriteit was specifiek over wat er moet gebeuren op het punt van de informatieverstrekking.
De heer Nijboer (PvdA): Dank. Dan gaat het dus over het bijzonder beheer. Voldoet het onderpand nog? Mag je dan meer rente vragen? De AFM zegt dat dat niet helemaal verkeerd is gegaan. Waar het mij om ging, is dat er gewoon heel veel leningen aan het mkb zijn verstrekt, niet in het bijzonder beheer, waarbij rentepercentages ineens werden aangepast. Dat is overigens bij consumentenhypotheken ook gebeurd. Daar is ook een heleboel ellende over geweest. Er zijn dan in het desbetreffende mkb helemaal geen problemen, maar dan wordt wel gemeld: de rente was 2% en is volgend jaar 1% hoger. Ik heb indertijd een brief voorgelezen waarin stond dat dit gebeurde omdat de winst lager dan verwacht was. Ook het argument van aanpassing van de kapitaaleisen werd aangevoerd. Dat vind ik echt ongewenst. Ik heb er eerder aandacht voor gevraagd, waarop onderzoek zou volgen. Dit is een deeltje van dat onderzoek, maar ik stel mijn vraag opnieuw.
Minister Dijsselbloem: Ik zeg toe dat we daar nog even naar kijken en met de AFM overleggen. Als mijn waarneming klopt dat de AFM een deeluitsnede van de problematiek heeft bekeken, namelijk gekoppeld aan bedrijven in bijzonder beheer, dan zal ik met de AFM overleggen of zij ook nog een keer de bredere problematiek die de heer Nijboer aansnijdt, wil bekijken. Ik zal de heer Nijboer bij brief laten weten hoe wij dat met de AFM oppakken.
De heer Tony van Dijck (PVV): Als de Minister dan toch naar de AFM gaat, kan er dan ook gelijk gekeken worden naar alle rente-opslagen in vergelijking met onze buurlanden? In Nederland betaal je bijvoorbeeld veel meer rente dan in België of Duitsland. Ik noem alleen maar even de tienjaarshypotheekrente. Dat werd altijd verklaard met de opmerking dat men naar de kapitaalmarkt moest om het geld te halen, maar tegenwoordig staat het loket van de ECB wagenwijd open voor gratis geld. Het is een kwestie van «scheppen maar». Waarom is de rente voor een lening of hypotheek in België gemiddeld 1% lager dan in Nederland? Dat zou de AFM gelijk even kunnen meenemen in haar onderzoek.
Minister Dijsselbloem: Dit is echt een heel andere vraag. Dit kun je niet aan de AFM vragen. Mij staat overigens bij dat wij hier ook schriftelijk al eens op gereageerd hebben richting de heer Van Dijck. Ik krijg gelijk een reactie aangereikt, maar helaas kan ik die niet lezen. Wij hebben er eerder schriftelijk op gereageerd. Het lijkt mij voor de heer Van Dijck een kleine moeite om dat er nog even bij te pakken. Het is echt wat anders dan de AFM te vragen om nog eens te kijken naar de manier waarop het gaat tussen financiële instellingen en klanten. Dat is de rol van verantwoordelijkheid van de AFM.
De heer Tony van Dijck (PVV): Toen die vragen werden beantwoord, stond die QE, die quantitative easing, die geldkraan bij de ECB nog niet volledig open. Het verandert de situatie natuurlijk wel als je 1.500 miljard de markt oppompt. Dat is anders dan wanneer een bank op de kapitaalmarkt moet zijn voor een lening en noem maar op. Daar zijn andere risico's aan verbonden dan de tegenwoordige manier van doen bij de ECB. Misschien kan de reactie in die zin worden geactualiseerd.
Minister Dijsselbloem: Ik ga toch even tegenhangen, want als we deze redenering volgen, kan ik voortaan elk halfjaar alle vragen opnieuw gaan beantwoorden. Wij zien een paar dingen gebeuren. Andere leden wezen er al op dat er steeds meer partijen als hypotheekaanbieder actief zijn. Waarom is dat? Dat zijn partijen die op zoek zijn naar beleggingen die nog enig rendement vertonen. Ziedaar de samenhang met het gratis geld scheppen, waar de heer Van Dijck over spreekt. Verzekeraars en pensioenfondsen zijn gewoon op zoek naar beleggingen met een zeker en aantrekkelijk rendement. Dat kunnen hypotheekportefeuilles zijn. In die zin heeft het beleid van de ECB wel degelijk het effect dat de rente op de hypotheekmarkt aan het dalen is. Er zijn gewoon meer partijen actief, omdat de portefeuilles voor hen interessant zijn. Met dat antwoord wil ik nu volstaan. Over een halfjaar kijken wij verder.
Ik kom op de stilzwijgende coördinatie tussen banken, waarbij het ook gaat over mkb-financiering. In haar analyse merkt de ACM op dat de basisrente niet erg informatief voor mkb-ondernemingen is. Omdat de banken van elkaar kunnen zien wat de basisrente is, kan dat natuurlijk tot stilzwijgende coördinatie leiden: als de concurrent een bepaalde basisrente voor mkb-kredietverlening hanteert, zorgt een bank dat hij daar niet te ver vandaan zit. Dat zou kunnen gebeuren. Als je dan ook nog constateert dat het voor een individuele mkb-onderneming niet erg informatief is – het antwoord op de vraag of een individuele mkb-onderneming die basisrente krijgt, is vaak nee – dan is het de vraag of je hiermee moet doorgaan. Ik ben dus van mening dat de publicatie van tarieven voor mkb-financiering informatief moet zijn. Dat betekent dat ze genuanceerder moeten zijn en minder één hard cijfer moeten geven, want dat is een valse transparantie. Op basis van gesprekken kan ik zeggen dat twee van de drie banken stappen zetten om rentetarieven te publiceren die voor mkb-ondernemers in elk geval informatiever zijn. De banken lijken daarmee af te zien van publicatie van alleen de basisrente of publiceren die basisrente alleen nog voor oude rekeningcouranten. Eén bank heeft aangegeven geen preciezere indicatie van de rente te kunnen geven en wil vasthouden aan de publicatie van de basisrente. Twee van de drie gaan hun beleid veranderen.
De heer Van Dijck heeft het algemene punt gemaakt dat wij van hem kennen, namelijk dat de scherpere regels en kapitaaleisen ertoe leiden dat onvoldoende financiering wordt verstrekt. Ik ben het daar niet mee eens. Ik denk dat het aanscherpen van kapitaaleisen gewoon nodig is. Er is gelukkig ook altijd brede steun voor in de Kamer. Tegelijkertijd is de enige echt diepgravende studie daarnaar verricht door DNB op basis van scenario's. DNB heeft laten zien dat zelfs met economische groei de komende jaren de vraag naar krediet, ook vanuit het mkb, van financiering kan worden voorzien. In dat model werd overigens nog geen rekening gehouden met een fors toenemende winstgevendheid naarmate wij uit de crisis komen. Dat is precies wat wij nu zien. Banken boeken weer goede resultaten. Ook dat helpt mee om ervoor te zorgen dat daar geen knelpunt ontstaat in de kredietverstrekking.
De heer Ronnes vroeg specifiek naar knelpunten rond kleine leningen, rond verzoeken om kleine kredietbedragen. De ACM richt zich op het hele mkb onder de 1 miljoen. Het probleem van informatie-asymmetrie zit vooral in de kleine kredieten. Ook de hogere transactiekosten spelen daarbij een rol. Dat komt ook naar voren in het aanvullende actieplan, dat wij samen met EZ naar de Kamer hebben gestuurd. Het instrumentarium van EZ, dat inmiddels zeer uitgebreid is, richt zich nadrukkelijk op die kleinere kredieten, op alle vormen van kredietverlening en ondersteuning. Het hele palet aan mogelijkheden dat EZ en de organisaties van EZ bieden, zit vooral op kleinere kredieten.
Mevrouw De Vries sprak van de nummerpool. Toen zij dat zei, dacht ik al: waar gaat dit over? Ik dacht dat ik mijn beleidsterrein inmiddels redelijk kende, maar dit was toch weer nieuw. Mijn ambtenaren kenden het ook niet. Misschien kan mevrouw De Vries in tweede termijn aangeven wat die nummerpool is. Het zou niet goed zijn om zomaar wat te gaan zitten zwammen.
De heer Van Dijck heeft gevraagd naar de hypotheekvloeren: kapitaaleisen die minimumvloeren leggen in de risicomodellen van de banken. Nederlandse banken hebben nog steeds grote hypotheekportefeuilles, zij het dat het al een stuk minder is dan een aantal jaar geleden. De risicogewichten daarvan zouden aan minimumeisen vanuit Basel worden verbonden die mogelijk niet voldoende rekening houden met de grote betrouwbaarheid van het betalen van je hypotheek zoals wij die in Nederland kennen. Die voorstellen worden komend jaar geconsulteerd in het Basel-comité, maar zijn nog niet definitief. Ik kan de zorg niet helemaal wegnemen dat het leidt tot hogere kapitaaleisen gekoppeld aan de hypotheekportefeuilles. Zowel de Nederlandsche Bank als wij zetten ons ervoor in om disproportionele eisen te voorkomen. Overigens zijn Baselse eisen ook straks nog niet bindend. Ze moeten altijd worden omgezet in Europese wetgeving. Dat kan een moment zijn om vanuit Nederland het specifieke karakter van de Nederlandse hypotheekportefeuilles en de betrekkelijk kleine risico's daarin, onder de aandacht te brengen. In de huidige fase is zowel DNB als Financiën actief om eventuele negatieve gevolgen daarvan klein te houden.
De heer Tony van Dijck (PVV): Als boven de markt hangt dat de hypotheekportefeuilles in Nederland als extra risicovol worden gezien, dan het is natuurlijk niet zo gek dat veel banken nu de trend inzetten om van die portefeuilles af te komen. Er is via securitisatie voldoende vraag naar bij pensioenfondsen en noem maar op. Als verkopen de trend bij de grootbanken is, vanwege mogelijke extra kapitaaleisen, dan komt er bij diezelfde banken een rem op het afsluiten van nieuwe hypotheken. Dan haal je datgene waar je net vanaf bent, weer opnieuw binnen. Hoe wenselijk is het dat hypotheken bij Nederlandse banken van een hoger risicogewicht worden voorzien? Hoe wenselijk is het dat het de trend is om de portefeuilles door te verkopen aan pensioenfondsen?
Minister Dijsselbloem: De risicovloeren of risicogewichten moeten natuurlijk een goede reflectie zijn van de werkelijke risico's in die portefeuille. Dat is gewoon onze inzet op dit moment. Ik heb de heer Van Dijck heel de middag horen pleiten voor diversificatie in het aanbod. Dat gebeurt hier, al dan niet vooruitlopend op de nieuwe Baselse eisen. Ik zie dat het aanbod aan investeerders in hypotheekportefeuilles zich verbreedt met verzekeraars, pensioenfondsen en anderen. Dat heeft een positief effect op de rente. Laten wij dat nou niet vertalen naar: het is zo slecht dat de banken minder hypotheken aanbieden. Nee, er is diversificatie, er is meer concurrentie, de rente gaat omlaag. Vooralsnog zie ik positieve ontwikkelingen. Het feit dat de Nederlandse hypotheekportefeuilles niet meer in handen zijn van drie banken, lijkt mij positief. En dat is wat wij op dit moment zien gebeuren.
De heer Tony van Dijck (PVV): Dat is positief, maar de banken verkopen natuurlijk niet voor niets hun hypotheekportefeuilles. Dat doen zijn vanuit een bepaald doel om te voldoen aan de kapitaaleisen, om de balans te verkorten, om de risico's weg te wuiven en vanwege de mogelijk komende kapitaaleis vanuit Basel. De trend bij de banken is dat ze liever geen dan nieuwe hypotheken hebben. En dat is een trend die tegenovergesteld is aan de trend die de Minister graag zou willen zien.
Minister Dijsselbloem: Macro klopt dat beeld, maar dat zou een probleem zijn als daardoor de omvang van de funding van de hypotheekportefeuilles in Nederland zou krimpen, maar dat is niet zo, omdat er veel nieuwe investeerders zijn die erin stappen. Banken willen wel verkopen en nieuwe investeerders willen erin stappen. In die markt ontstaat een goede prijs, die blijkbaar voor beide voordelig is en die er ook nog toe leidt dat de rente daalt. Ik zie daar geen knelpunt. Sterker nog, ik vind het een gewenste ontwikkeling. Laten wij de redenering niet omdraaien en zeggen: de banken moeten eigenlijk weer meer hypotheken gaan doen. Wij zijn het er in ieder geval over eens dat wij in de ontwikkelingen rond Basel de juiste reflectie van het juiste risico moeten meenemen.
Er zijn een aantal vragen gesteld over de communicatie van de AFM over crowdfunding, in de eerste plaats over de investeringstoets. Om de zorg weg te nemen zeg ik dat de 10%-grens geen hard criterium is. Het is een advies; investeerders kunnen zelf bepalen welk deel van hun vermogen zij in crowdfunding beleggen. Als 10% van het belegbare vermogen van een individuele klant wordt overschreden, krijgt de investeerder een waarschuwing, die overigens niet vormvast is. Het kan op allerlei manieren. Men wordt erop geattendeerd: gegeven het vermogen dat u kunt beleggen, gaat u over de grens van 10%. Dat is gewoon een kwestie van bewustwording. Mensen moeten zich bewust zijn van de omvang van wat zij aan het doen zijn. Dat lijkt mij goed. Ondanks de contacten die de AFM met de sector heeft gehad – men heeft mij verzekerd dat er intensief contact is geweest voordat deze communicatie tot stand kwam – zijn er blijkbaar toch nog misverstanden. Een van de leden vroeg of ik bereid ben om nog eens met iedereen te gaan praten. Dat ga ik niet doen, maar ik ga wel tegen de AFM zeggen dat er nog wat misverstanden zijn en dat zij misschien nog een keer met betrokkenen om de tafel moeten gaan zitten. Begrijpt men het goed of niet? Is het echt zo bedoeld? Pakt het goed uit? Daar moet even wat extra in worden geïnvesteerd.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD): Ik denk toch dat het wel iets meer is dan een misverstand. Je kunt heel veel overleggen met de sector, maar als je vervolgens niets met het commentaar van de sector doet, dan kom je niet verder. De Minister spreekt van misverstanden over de interpretatie van de door de AFM aangekondigde regels, maar ik denk dat het echt verder gaat. De investeringstoets moet je nu bij wijze van spreken vanaf € 1 doen. Ik weet niet of dat een hard criterium van de AFM is, maar ik denk dat het gewoon heel veel mensen afschrikt en dat het uiteindelijk de groei van crowdfunding tegenwerkt. Het was de bedoeling om crowdfunding ruimte te geven binnen een verantwoord en proportioneel regelgevend kader. Je kunt wel zeggen dat die 10% geen hard criterium is, maar dat het om bewustwording gaat, maar ik denk dat een heleboel mensen zich doodschrikken en zeggen: daar begin ik helemaal niet aan. Dat is niet de bedoeling geweest van mijn oproep destijds om de regels voor crowdfunding te herzien. Dan zouden wij het kind met het badwater weggooien. Er moet volgens mij fundamenteel bekeken worden of het werkbaar en uitvoerbaar voor de crowdfundingsector kan worden gemaakt.
Minister Dijsselbloem: Ja, maar nu ga ik even tegenhangen. Het is niet «u roept, wij draaien». De AFM heeft nadrukkelijk de verantwoordelijkheid om beleggers, zeker kleinere beleggers, te beschermen en ze erop te wijzen wat ze aan het doen zijn. Die zorg moet er zijn en kan niet zomaar worden losgelaten. Ik heb eerder laten weten dat de AFM voornemens was de grenzen te wijzigen. De investeringsgrenzen voor crowdfundingplatforms zijn verdubbeld, maar ook uitgebreid met een investeerderstoets.
Mevrouw De Vries heeft gevraagd of de AFM dit soort regels mag opstellen. Ja, de AFM heeft de bevoegdheid om in dat kader nadere eisen te stellen, zodat er duidelijkheid is bij betrokkenen waaraan men precies moet voldoen bij afgifte van ontheffingen en vergunningen. Vervolgens heeft de AFM de crowdfundingsector geconsulteerd. De platforms hebben de mogelijkheid gekregen om zowel mondeling als schriftelijk hun wensen of bezwaren kenbaar te maken. Het punt van de toets is expliciet voorgelegd aan de sector. De AFM laat mij weten dat daarop geen kritische geluiden zijn gekomen. Ik treed daar niet onmiddellijk in door te zeggen dat dit allemaal zo niet kan en dat de AFM dit niet mag doen. Het is in dat licht wonderlijk dat ik nu via de Kamer zo veel kritiek krijg op de investeringstoets. Ik vraag de AFM om dat overleg over de investeringstoets opnieuw te voeren met de crowdfundingplatforms. Dan krijgen we opnieuw te horen welke conclusie daaruit wordt getrokken.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD): Ik denk niet dat crowdfundingplatforms in de basis tegen een investeringstoets zijn. Dat heb ik ook niet van hen begrepen. Ze begrijpen wel dat zo'n toets wordt toegepast wanneer het om hogere bedragen gaat. Het gaat erom dat die toets nu voor alle bedragen geldt. Ook als je € 50 wilt investeren, moet je die hele toets doen en moet je financiële informatie aanleveren. Dan sla je volgens mij de plank mis. Ik vind dat niet proportioneel jegens de consument. Als iemand iets ter waarde van € 50 koopt, vragen we ook niet om een investeringstoets bij diegene af te nemen. Het gaat om de proportionaliteit. De platforms zijn niet in de basis helemaal tegen een investeringstoets, maar laten we een bepaald bedrag als grens hanteren waarboven die toets wel plaatsvindt. Ga daarover het gesprek aan met de sector. Ze zijn er naar mijn gevoel positief over en willen wel dingen, maar het moet wel werkbaar zijn en mensen niet afschrikken.
Minister Dijsselbloem: Drie opmerkingen. 1. De waarschuwing die een belegger kan krijgen in het licht van die toets, kan hij wegklikken. 2. De toets is proportioneel, want je krijgt die als het gaat om 10% of meer van je belegbare vermogen. De enige gedachte die ik daarbij heb – we voeren nu eigenlijk het gesprek waarvan ik vind dat de AFM het met de platforms moet voeren – is dat we bij die 10% een bepaald basisbedrag als bodem erin kunnen leggen. Als de toets al vanaf € 50 geldt, is het hele vrij beschikbare vermogen € 500, aangezien het 10% of meer is. De AFM moet gewoon nog een gespreksronde aangaan met de crowdfundingplatforms om daar nog een keer over te spreken. Dat zal ik de AFM mede namens de Kamer vragen.
De initiatiefwet over de kredietunies van mevrouw Mulder en de heer Nijboer en de onderliggende regelgeving zijn helemaal klaar en gaan op 1 januari 2016 in. We hebben natuurlijk intensief contact gehad met de Europese Commissie over ons voorkeursscenario dat de Europese Commissie de aanpassing van CRD IV heel snel zou oppakken. De Commissie heeft gezegd dat dit niet lukt, maar ook dat zij er zeker geen actie op gaat zetten. Nederland moet gewoon van start gaan. De Commissie heeft schriftelijk bevestigd aan mij dat zij geen belemmeringen ziet. Dat standpunt van de Commissie is ook bij de ECB bekend. De Europese Commissie gaat CRD IV aanpassen, maar niet op korte termijn en niet specifiek voor dit kleine onderdeeltje alleen. Het goede nieuws is dat we gewoon van start kunnen.
De heer Ronnes (CDA): Begrijp ik goed dat er geen risico meer is dat erop teruggekomen wordt en dat dit gewoon een harde toezegging is?
Minister Dijsselbloem: Dit is een harde toezegging van de Europese Commissie. Zij zal geen bezwaren opwerpen totdat de wetgeving is veranderd en zij zal daarnaast de wetgeving gaan veranderen. Zij wil dat meenemen in een grotere wijziging die later komt. Verder moeten we ook zeker weten dat de ECB dit accepteert en dat de ECB niet aan de Nederlandsche Bank laat weten dat hij moet optreden. Daarom hebben we de ECB geïnformeerd. We zullen dat gesprek met de ECB verder voeren. De ECB is al geïnformeerd over het standpunt van de Europese Commissie en weet wat wij aan het doen zijn. We kunnen dus echt van start.
Mevrouw De Vries heeft gevraagd naar de bredere herziening van de Wft. Zij heeft gevraagd of de wet nog bij deze tijd past en of hij voldoende rekening houdt met innovaties. We hebben al eerder aangegeven dat we de Wft breed gaan herzien, ook omdat de wet de laatste jaren, om het vriendelijk te zeggen, organisch is gegroeid. De structuur is nogal complex. Dat is een reden om hem nog eens tegen het licht te houden. Hierbij zullen we technologische innovatie en alles wat er op dat punt gebeurt in de sector betrekken. De wet moet idealiter innovatie mogelijk maken en faciliteren en gebruiksvriendelijk zijn. Ook op die manier zullen we naar de wet kijken bij de grote herziening die al is aangekondigd.
De heer Nijboer heeft gevraagd wat er gebeurt met de privacy van de cliënten bij al die FinTechs. Dat woord gebruikte hij overigens niet, maar zo vul ik het maar even in. De privacy moet natuurlijk gewaarborgd blijven. De Wet bescherming persoonsgegevens en alle andere wettelijke bepalingen zijn onverminderd van toepassing, ook wanneer financiële dienstverlening plaatsvindt via internet of anderszins. Toetreding van nieuwe partijen brengt in die zin geen nieuwe risico's met zich omdat de wettelijke kaders ook voor hen van toepassing zijn.
De voorzitter: We zijn hiermee toegekomen aan de tweede termijn.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD): Voorzitter. Ik dank de Minister voor de antwoorden en de toezeggingen. Ik ben blij dat de Minister de AFM wil vragen om opnieuw in gesprek te gaan met de crowdfunders. Ik hoop wel dat we als Kamer daarvan een goede terugkoppeling krijgen, want ik vind het niet prettig dat we via een nieuwsbrief van de AFM moesten vernemen wat de nieuwe regels zijn geworden. Het uitgangspunt van de VVD is dat er bij kleine bedragen geen investeringstoets zou hoeven plaats te vinden. Maar goed, dat is iets wat wij meegeven aan de Minister inzake dat gesprek. Misschien luistert de AFM zelfs mee.
Ik dank de Minister voor de toezegging om te kijken naar het mandaat van de toezichthouders voor de concurrentie. Ik denk dat het in de praktijk wel kan omdat Engeland dat ook bewijst. Daar heeft dat ook een goede functie gehad. Ik neem aan dat we dit teruggekoppeld krijgen, tegelijk met de bankvergunning-light en de lengte van het vergunningstraject. Dus: medio 2016, met een verrassing daarbij van de Minister.
Ik dank de Minister verder voor de toezegging om te bekijken hoe de kosten nog proportioneler kunnen. Misschien moet er nog worden gekeken naar een tijdelijke vrijstelling voor bijvoorbeeld starters in de sector om de toetredingsdrempel te verlagen. Dit kan wellicht meegenomen worden in het voorstel dat naar de Kamer komt.
Ik dank de Minister verder voor de toezegging om te kijken naar de kwestie van de oldschool bankiers, die niet per se noodzakelijk zijn om een bedrijf te kunnen starten.
Het is misschien goed als ik nog even toelicht wat een nummerpool is, voordat ik zo direct antwoorden over zwembaden terugkrijg. De nummerpool voor banken houdt in dat banken een bepaalde groep van nummers hebben waaraan de andere cijfers gekoppeld worden. Als die meekunnen naar een andere bank, hoeven alleen de begincodes van de banknummers te veranderen. Dat is misschien een heel technisch onderwerp; er kan wat mij betreft schriftelijk op worden teruggekomen. De vraag is of deze pool een oplossing kan zijn om het overstappen te vergemakkelijk omdat je dan een deel van de cijfers kunt meenemen. Ik weet niet of het technisch mogelijk is, maar ik stel bij dezen de vraag.
Dan het opnieuw bekijken van de vrijstellingen. Wat ons betreft is in elk geval de prospectusrichtlijn een van de zaken waarnaar gekeken moet worden. We zullen bekijken of we nog meer kunnen vinden. We zullen die zaken aan de Minister voorleggen om daar eventueel naar te kijken.
Ik snap dat het in het verleden heel ingewikkeld was om te spreken over de norm voor de financiële sector, gezien de hoeveelheid wetgeving. De Minister geeft aan dat er een nieuwe fase is ingezet, maar we zouden de komende tijd, de komende vier jaar, bijvoorbeeld het uitgangspunt kunnen aanhouden dat we het netto op nul houden, met natuurlijk altijd een mooie «comply or explain»-regeling erbij. Ik denk dat dit wel een prikkel inbouwt om na te denken over de hoeveelheid kosten en regels die we de financiële sector opleggen. Misschien kan de Minister daarop kort reageren.
We hebben begrepen dat de regels die door de AFM zijn opgesteld voor de crowdfunding, ook van invloed zijn op de kredietunies, omdat ook die soms werken met een vrijstelling of ontheffing van bemiddeling. Dan zouden we twee keer de sjaak zijn. Misschien kan ernaar gekeken worden in hoeverre de regels die door de AFM zijn opgesteld voor de crowdfunding, ook uitwerking hebben op andere punten.
De heer Koolmees (D66): Voorzitter. Ik dank de Minister voor de antwoorden. Laat ik heel positief zijn. Er gebeurt heel veel: nieuwe toetreders, de vergunningen, proportionaliteitsbeginsel. De Minister is hard bezig. Ook de toezichthouders zijn hard bezig. Dat vind ik heel positief. De Minister heeft gezegd medio 2016 met een verrassing te komen. Ik hoop dat het niet alleen een verrassing is qua timing, maar ook qua inhoud. Maar je kunt natuurlijk altijd overvragen. Maar, zo ja, dan zeker.
Ik vind het positief dat de AFM zo serieus aan de slag is gegaan met crowdfunding na het rapport van eind vorig jaar. Zoals ik al in mijn betoog in eerste termijn zei, zitten er heel veel positieve aspecten aan. Ik vind het ook goed dat er inzicht is in risico's en dat mensen worden gewezen op risico's als zij via een crowdfundingplatform gaan beleggen. Mijn probleem met de investeringstoets is niet zozeer dat die één keer wordt afgenomen. Immers, wanneer je in aandelen of obligaties gaat beleggen, moet een consument ook zo'n toets doorlopen. Dat is terecht, want dan word je ook gewezen op risico's. Het gaat mij om twee dingen. In de eerste plaats gaat het mij om de frequentie. Iedere keer als je een bepaald bedrag overstijgt, moet je weer zo'n toets doen. In de tweede plaats gaat het mij om het bedrag, namelijk 10% van het vrij besteedbaar vermogen. Dat is oncontroleerbaar. Immers, wie controleert of het vermogen dat iemand heeft opgegeven, klopt? Bij de combinatie van die twee dingen, de frequentie en het bedrag, krijg je het gevoel van een papieren tijger. Je moet die toets doorlopen en daarna krijg je wel of niet een vinkje. Vervolgens kun je de toets alsnog naast je neerleggen. Waar doen we het dan voor? Dat wil ik toch nog meegeven voor het gesprek dat de AFM met de crowdfunders aangaat. Deze opmerking is niet voor de Minister bedoeld, maar misschien luistert de AFM mee.
De heer Ronnes (CDA): Voorzitter. Zoals ik al in eerste termijn zei, zijn we volop in beweging. Er gebeuren goede dingen. Een aantal pijnpunten die op tafel liggen, zijn in dit debat aan de orde gekomen. Ik ben ontzettend benieuwd of de AFM bereid is om opnieuw om tafel te gaan met de crowdfundingsector; ik ga er op zich van uit. Ik ben benieuwd wat daaruit komt. We gaan dat met belangstelling volgen.
De heer Nijboer (PvdA): Voorzitter. Mijn vragen uit eerste termijn zijn beantwoord. Ik dank de Minister voor de toezegging om naar de rente-opslagen te kijken. Ik heb toch wel wat brieven hierover ontvangen. Die opslagen deugen voor geen meter, zeker niet zoals het in verleden gebeurde. Ik vrees dat dit nog steeds gebeurt. Dat zal ook wel uit het onderzoek naar voren komen.
De heer Tony van Dijck (PVV): Voorzitter. Ook ik dank de Minister voor de antwoorden. Ik heb nog één vraag. Mijn motie van 27 mei 2014 is aangenomen. Dat gebeurt niet elke dag!
De heer Koolmees (D66): Dit gebeurt één keer per jaar, toch?
De heer Tony van Dijck (PVV): Was het maar waar. Het is eerder één keer in de drie jaar!
In mijn motie verzoek ik de regering, erop toe te zien dat banken hun kredietverlening op peil houden en hun kapitaalpositie alleen versterken door kostenreductie, winstinhouding en aandelenemissies. De vraag is wat de Minister heeft gedaan met deze aangenomen motie. Ik zie namelijk een trend dat banken hun balansen verkorten. Dat kun je natuurlijk uitleggen door te zeggen dat het naar de pensioenfondsen gaat, dat het diversificatie is en dat dit gunstig is, maar als er geen kredietverlening voor terugkomt, is het ongunstig en is het eenrichtingsverkeer. Ik zie een trend van securitisatie, die op zich niet slecht is, maar er moet wel kredietverlening voor in de plaats komen. Ik zie daarnaast een trend dat banken druk bezig zijn om hun risico's te verlagen en dat ze liever dikke leningen verstrekken aan grote bedrijven dan aan het mkb. Ze vinden dat het mkb eigenlijk alleen maar gedoe, administratieve lasten en bijzonder beheer oplevert. Er is weinig aan te verdienen en het is heel arbeidsintensief. De vraag is natuurlijk hoe de Minister de banken gaat aansporen om securitisatie niet ten koste te laten gaan van kredietverlening, de kleinere bedrijven en de kleine man. Kan de Minister daarnaast inzicht geven in de ontwikkeling van de bankbalansen van voor de crisis tot na de crisis, zodat we kunnen zien of die inderdaad verkort zijn?
Verder wens ik de Minister een fijn kerstreces. Rust goed uit. Zoals men in Limburg zegt: een goede roetsj naar het nieuwe jaar!
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Minister Dijsselbloem: Voorzitter. Ik loop snel de resterende vragen van de woordvoerders langs. Ik heb veel dingen toegezegd om veel redenen. In de eerste plaats denk ik dat we grosso modo hetzelfde denken op de punten van proportionaliteit, nieuwe toetreders et cetera. In de tweede plaats moet ik vermijden dat we hier vanavond laat nog staan voor een VAO. Gezien de reacties buiten de microfoon: ik meen dat ook dit een gezamenlijk belang is, maar ik kan mij vergissen.
Mevrouw De Vries heeft gezegd het vervelend te vinden om de nieuwe AFM-regels indirect via zo'n brief te ontvangen. Dat is wel de wijze waarop het gaat. De toezichthouders hebben een bepaalde bevoegdheid om met beleidsregels zaken verder uit te werken. We willen niet dat het vanuit hier volledig wordt dichtgeregeld. Regels moeten ook door de toezichthouder worden opgesteld in en na overleg – daar zit de crux – met de sector. Ik weet dus niet of haar kritiek terecht is.
Mevrouw De Vries heeft gezegd dat er bij kleine bedragen geen toets zou moeten plaatsvinden. De heer Koolmees zei dat de 10% misschien niet het goede percentage is omdat het oncontroleerbaar is en omdat de frequentie van de toets te hoog is. Alles bij elkaar vroeg hij zich af of de toets geen papieren tijger is omdat je die ook nog eens kunt wegklikken. We stoppen al deze zaken in het mandje. Dat mandje geven we terug aan de AFM. De nieuwste informatie is dat de AFM heeft laten weten dat er nog overleg plaatsvindt met de sector over de concrete invulling van de toets. We zullen deze aspecten daarbij meegeven. Hoe voorkom je dat je een papieren tijger creëert waarbij mensen steeds voor heel kleine bedragen weer die toets moeten invullen en vervolgens het resultaat, zoals een waarschuwing, weer kunnen wegklikken? De zorg van de Kamer is kort samengevat wat die toets in dat licht toevoegt. De AFM gaat dat opnieuw met de platforms bespreken. We zullen de Kamer informeren over de uitkomst daarvan.
Het punt van het concurrentiemandaat nemen we mee in de brief van medio 2016, met een positieve verrassing. De heer Koolmees hoopt dat die verrassing niet alleen betrekking heeft op de termijn waarop die brief komt, maar ook qua inhoud. Ik span mij zeer in om de brief eerder dan halverwege 2016 te kunnen sturen. Ik hoop dat het resultaat de Kamer bevalt. Dat kan ik ook zeggen omdat de heer Koolmees in zijn betoog in eerste termijn nadrukkelijk erop wees dat erop gelet moet worden dat de zorgvuldigheid en het tegengaan van risico's voor mensen die dat risico helemaal niet willen of kunnen inschatten, niet verloren gaan. Die balans moeten we vinden in het toezicht.
Hetzelfde geldt voor de tijdelijke vrijstelling van toezichtkosten voor starters. Ik zeg toe dat we dit punt meenemen wanneer we nog een keer bekijken hoe de toezichtkosten worden verdeeld over de verschillende typen bedrijven, inclusief de kleine bedrijven en de starters. Een tijdelijke vrijstelling zou, zoals het woord «tijdelijk» al zegt, tijdelijk zijn. Ook al blijf je klein, op een gegeven moment ben je die vrijstelling kwijt. We gaan die mogelijkheid bekijken.
DNB kent het begrip «nummerpool» natuurlijk wel. Dat is geruststellend: als ik het niet weet, weet DNB het wel. DNB doet onderzoek naar het onderwerp «nummerproof»; dat schijnt echt zo te heten. Dat onderzoek gaat in den breedte over technische belemmeringen rond nummerportabiliteit. Begin 2016 komt DNB daarmee. Daarbij worden de kansen op bedreigingen die vastzitten aan het fenomeen «nummerpool» betrokken. Dat is een pool van negencijferige rekeningnummers waar de banken steeds uit putten.
Ik had een beetje de bal teruggekaatst naar mevrouw De Vries toen zij mij vroeg om nog eens te kijken naar alle vrijstellingen. Mijn wedervraag was of zij preciezer kon aangeven waar volgens haar nog mogelijkheden zitten. Zij noemde vervolgens de prospectusrichtlijn. Begin januari krijgt de Kamer het fiche over het voorstel van de Europese Commissie hierover. Daarbij speelt een discussie over de vrijstellingsgrens: is die 2,5 miljoen, 5 miljoen of 10 miljoen? De Commissie wil meen ik naar 10 miljoen met een optie voor lidstaten om een lagere grens te hanteren. Nederland vindt 10 miljoen een grote stap. In Nederland is de grens nu – ik kijk zo nu en dan naar rechts om te checken of het klopt wat ik zeg – 2,5 miljoen. Ik heb gehoord wat erover is gezegd. We komen daarop terug in het fiche. Aan de hand daarvan kunnen we die discussie voeren. De Kamer hoort al aan mijn woorden dat ik de stap van 2,5 miljoen naar 10 miljoen nogal groot vind.
Mevrouw De Vries vroeg: als de Minister niet een taakstelling op zich wil nemen om de regeldruk terug te dringen, kunnen we de regeldruk dan op nul vastzetten? Dat is lastig. Als ik zo door de oogharen kijk naar wat er in Europa allemaal nog gebeurt in de financiële sector, zie ik dat dit bepaald nog niet stilstaat. Er zijn tal van onderwerpen rond het afmaken van de bankenunie waarbij we de risico's willen reduceren. Dit betekent dat er nog echt Europese standaarden moeten komen voor allerlei kwaliteitseisen aan bankbalansen en instrumenten et cetera. Ik wijs op de kapitaalmarktunie, hoewel die deels ook een verlichting van de regels met zich zal brengen. Er komt veel aan. Laten we afspreken dat waar we kansen en mogelijkheden zien, bijvoorbeeld omdat het een nationale bevoegdheid is of omdat het bij de toezichthouder zit, elkaar daarop attenderen en proberen die kansen te verzilveren. Het nadrukkelijke doel daarvan is niet per se om de financiële sector minder regels te geven, maar wel om de diversiteit en de innovatie in de sector mogelijk te laten zijn. Ik ben er eerder voor om ons te fixeren op kansen dan mij nu te verbinden aan een doelstelling waarvan ik nog lang niet zeker weet of wij die kunnen waarmaken de komende jaren.
Mevrouw De Vries heeft gevraagd of de nieuwe regels van de AFM over crowdfunding ook negatieve effecten hebben op de kredietunies. Dat zegt ons zo niets, maar we zullen bekijken of dat het geval is.
De vragen van de heer Koolmees heb ik beantwoord, de heer Ronnes heeft geen nadere vragen gesteld en de heer Nijboer heeft zijn dank uitgesproken voor de toezegging.
De heer Van Dijck stelde een vraag over zijn motie van 27 mei 2014 die begint met de tekst dat de regering erop moet toezien dat de kredietverlening niet afneemt. Ik kan mij herinneren dat ik in reactie op de motie heb gezegd dat dit echt niet kan, dat ik dit geen overheidstaak vind en dat ik in algemene zin wel vind dat het versterken van bankbalansen en van kapitaalposities primair zou moeten plaatsvinden door het inhouden van winsten en het niet-uitkeren van dividenden in plaats van het inkorten van de bankbalansen. Tegelijk vraagt de heer Van Dijck of ik kan nagaan of de bankbalansen zijn verkort. Dat is absoluut zo. We hebben voor een groot deel te maken met andere banken dan voor de financiële crisis qua omvang, qua diversiteit, qua binnenland/buitenland, qua portefeuilles. Ze zijn totaal veranderd. En ja, we hebben ook te maken met ernstig verkorte bankbalansen. De echte vraag is of de krimp in de kredietverlening aan het mkb tot stilstand komt en er weer groei gaat ontstaan. Dan moeten we de discussie voeren over de vraag waar de krimp in zit. We hebben het daar vaker over gehad. De heer Van Dijck focust er daarbij altijd op dat de banken en de eisen die we stellen aan de banken, daarvan de reden zijn. Die zaken zijn echter niet de reden. De reden is de problematiek van de financiering van het mkb. Het Nederlandse mkb had al voor de crisis hoge schulden en relatief weinig eigen vermogen. Het onderpand was vaak het vastgoed. Het resterende eigen vermogen is tijdens de crisis verder geërodeerd. Men heeft daaruit moeten putten om de crisis door te komen, voor zover men de crisis is doorgekomen. Het vastgoed is fors in waarde verminderd. Men komt vervolgens bij de banken met de vraag of men een aanvullend krediet mag hebben. De banken hebben er terecht moeite mee om die schuld verder te vergroten terwijl de waarde van het onderpand en het eigen vermogen zijn verminderd. Dit probleem hoort helaas bij deze fase. Het mkb, dat gewoon zwak gefinancierd is, is op dit moment veel meer geholpen met een diversificatie van zijn financiering in plaats van nog meer bankfinanciering. Dat proberen we te organiseren. Dat is ook precies wat de Minister van EZ met al zijn instrumenten probeert te organiseren. Ook wijs ik op allerlei initiatieven van investeerders, pensioenfondsen en verzekeraars om meer te gaan doen aan mkb-kredietverlening. Daar zit de behoefte. Het is dus echt een kwalitatief probleem en niet alleen een probleem dat de banken niet willen. Ik denk dat we daarmee de analyse goed maken.
De heer Tony van Dijck (PVV): Ik begrijp de analyse, maar het is opvallend dat het ECB-beleid helemaal gericht is op de bankfinanciering. De Minister zegt nu juist dat we de mkb-financiering meer moeten zoeken in de diversificatie in plaats van bij de banken. Waarom gaat het ECB-beleid veel meer mee in die diversificatie en gaat die bijvoorbeeld niet meer richting financiering door middel van kredietunies? Het is alle ballen op de banken. De banken denken: wij willen minder risico en kleinere balansen.
Minister Dijsselbloem: Dit zou een hele discussie worden over het monetair beleid en de wijze waarop het programma van QE is vormgegeven: wat koopt de ECB op? Ik ga die discussie niet met de heer Van Dijck aan. Hij weet waarom ik daar niet in wil treden. Ik zeg een ding ter verdediging van de ECB. De ECB moet beleid voeren dat voor de hele eurozone van waarde is. Dat is eigen aan het feit dat we in de eurozone zitten. In Nederland heeft het mkb echt een specifiek probleem dat zijn oorsprong heeft in de periode voor de crisis – relatief eigen vermogen et cetera – en is er een grotere vastgoedcrisis geweest dan in andere landen. De ECB ontwerpt natuurlijk een beleid dat erop gericht is om voor een groot deel via het bancaire kanaal de kredietverlening proberen te ondersteunen. In een groot deel van Europa is dat wel degelijk zinvol, denk ik. Ik kan in ieder geval de redenering van de ECB volgen. Of dat net het goede antwoord is voor de specifieke problemen van het Nederlandse mkb, is de vraag. Dat is de kwestie waarmee we zitten.
De voorzitter: Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit overleg. Ik dank de Minister van Financiën en zijn ambtenaren, de aanwezigen op de publieke tribune en de Kamerleden. Met de heer Van Dijck wens ik iedereen een goede roetsj naar de kerstdagen.
Sluiting 16.21 uur.