Vastgesteld 6 februari 2014
De algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 12 december 2013 overleg gevoerd met Minister Blok voor Wonen en Rijksdienst over:
– de brief van de Minister voor Wonen en Rijksdienst d.d. 1 oktober 2013 inzake Voortgang in de huisvesting van EU-arbeidsmigranten (Kamerstuk 29 407, nr. 176).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst, De Rouwe
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops
De griffier van de algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst, Van der Leeden
Voorzitter: Visser
Griffier: Van der Leeden
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Visser, Van Klaveren, Paulus Jansen, Albert de Vries, Van Toorenburg, Verhoeven,
en Minister Blok voor Wonen en Rijksdienst, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
Aanvang 16.03 uur
De voorzitter: Goedemiddag. Nu de Minister er is, kunnen we beginnen. In de tussentijd is er in de plenaire zaal een debat en zullen er ook stemmingen zijn. We moeten even kijken hoe dit loopt. Ik heb begrepen dat de heer De Vries ook tussendoor een VAO heeft in de plenaire zaal.
De heer Albert de Vries (PvdA): Het VAO is nu verschoven naar 18.00 uur.
De voorzitter: We zullen zien hoe het loopt. Ik stel een spreektijd voor van vijf minuten in de eerste termijn.
De heer Van Klaveren (PVV): Voorzitter. Ik begin met het aanvragen van een VAO, omdat ik een flauw vermoeden heb dat de Minister in ieder geval niet direct gehoor zal geven aan de wensen van de PVV. Dan kunnen we met een motie proberen een en ander toch nog de goede kant op te schuiven.
De heer Paulus Jansen (SP): Ik wil de goede gewoonte handhaven dat we in ieder geval één termijn lang proberen het eens te worden met de Minister en dat we pas daarna met dit soort aankondigingen komen. Dat lijkt me een mooi streven in de kersttijd.
De voorzitter: Ik zie veel instemmend geknik naast u.
De heer Van Klaveren (PVV): Ik ben niet zo van het verbinden, dus laat ik mijn aanvraag staan.
De voorzitter: Mijnheer Van Klaveren, laten we na afloop van het debat de conclusie trekken of er een VAO komt. Ik heb zo'n vermoeden dat u dat zult aanvragen.
De heer Van Klaveren (PVV): Voorzitter. Bestuurlijk Nederland heeft kilo's boter op het hoofd. De Minister van SZW verkondigt dat er sprake is van code oranje en stelt dat er een hoop misstanden zijn ontstaan en nog zullen ontstaan door de massale toestroom van Midden- en Oost-Europeanen. In Den Haag zit een PvdA-wethouder die enige tijd geleden wat steviger maar niet al te origineel uit de hoek probeerde te komen door te spreken van een tsunami aan Oost-Europeanen. De boodschap is: het gaat mis.
Dat het misgaat, is correct. Het is al misgegaan. De PVV voegt de daad bij het woord en doet al het mogelijke om de verdere openstelling van onze arbeidsmarkt voor Bulgaren, Polen en Roemenen tegen te gaan, maar bestuurlijk Nederland doet dit niet. Roepen dat er sprake is van code oranje, spreken over tsunami's en enorme misstanden maar tegelijkertijd het bedje spreiden voor de volgende golf immigranten, is hypocriet. Terwijl men stevige taal bezigt, worden Bulgaren- en Roemenenloketten geopend en worden folders met vestigingstips uitgebracht, nota bene in de talen van immigranten. Het is zelfs zo triest gesteld dat er inmiddels woningcorporaties zijn die woningen beschikbaar stellen aan deze groepen.
Deze gekte moet stoppen. Stop het faciliteren van de komst van Polen, Roemenen en Bulgaren. Dit betekent: geen Polenhotels, geen dure corporatiewoningen reserveren, geen folders en spreekuren in het Pools, Roemeens en Bulgaars en geen loketten met vestigingstips. Is dit kabinet bereid om de Bulgaren- en Roemenenloketten te schrappen, evenals de folders in het Roemeens, Bulgaars, Pools et cetera? Er moet worden ingezet op het oppakken en terugsturen van criminelen en mensen die niet voldoen aan het inkomensvereiste. Er moet worden ingezet op het tegenhouden van het opheffen van de tewerkstellingsvergunning voor Roemenen en Bulgaren.
De PVV heeft zich vanaf het begin gekeerd tegen de openstelling van de arbeidsmarkt voor, onder anderen, Polen. De gevolgen van het opheffen van de tewerkstellingsvergunning zijn desastreus geweest voor het Nederlandse werknemersgebeuren in bepaalde sectoren. Denk daarbij aan de bouw, de tuinbouw, de transportsector en de vlees- en inpakindustrie. Ons land telt bijna 700.000 werklozen. Snapt het kabinet waarom 80% van de Nederlanders niet zit te wachten op een nieuwe golf immigranten uit die regio? Graag een reactie.
Niet alleen de verdringing op de arbeidsmarkt is een groot probleem. Met de enorme hoeveelheid immigranten uit Midden- en Oost-Europa neemt ook de criminaliteit toe. Polen, Roemenen en Bulgaren worden volgens het Jaarrapport integratie gemiddeld twee keer vaker verdacht van criminaliteit dan autochtonen. Onderzoek van Sollie geeft verder aan dat de verwachting is dat grote groepen Romazigeuners vanuit Roemenië en Bulgarije naar Nederland zullen komen. Aangezien 75% van de Roma in Nederland een strafblad heeft en oud-minister Van der Laan stelde dat criminaliteit onderdeel is van de Romacultuur, is dat geen prettig vooruitzicht. Deelt de Minister die visie?
Voor bovengenoemde problemen heeft de PVV keer op keer gewaarschuwd. Het nog aantrekkelijker maken voor deze groep om hier te komen door tijdelijke Polenhotels te bouwen en corporatiewoningen te reserveren zal de problemen alleen maar vergroten. Graag horen wij van de Minister welke corporatie in Zoetermeer zo gek is gebleken om afspraken te maken om duurdere woningen te reserveren voor de huisvesting van arbeidsmigranten. Specifieke huisvesting van arbeidsmigranten is niet het doel van corporatiewoningen. Waarom steunt deze Minister dit idee wel?
In de brief staat dat er in Delft gesprekken zijn met corporaties. Graag horen we met welke corporaties er gesprekken zijn en waarover. Over welke huizen gaat dit?
In Limburg houdt de corporatie Wonen Limburg zich bezig met het beschikbaar stellen van woonruimte voor specifiek deze groepen. Ook hierover hoor ik graag een toelichting. Het liefst krijgen we die in een brief. Om welke corporaties gaat het? Waar bevinden ze zich? Over welke woningen gaat het et cetera? Graag een antwoord op dit verzoek.
We zien dat Nederland zich wederom aanpast aan de immigrant. Wederom staan de sluizen open. Wederom kijkt praktisch heel Den Haag schaapachtig toe. Nederland heeft geen Polenhotels, gereserveerde corporatiewoningen, nationale verklaring of welkomstcomités nodig. Nederland heeft tewerkstellingsvergunningen en een grenspost nodig.
De heer Paulus Jansen (SP): Voorzitter. Bij het vorig algemeen overleg, op 6 maart jongstleden, heb ik namens de SP-fractie gevraagd om in de voortgangsrapportages systematisch te rapporteren over een aantal aspecten, waaronder de ontwikkeling van het aantal arbeidsmigranten per regio. Hoeveel van hen zijn gehuisvest in een woonvorm die op papier voldoet aan de huisvestingsnorm in de cao? Bij hoeveel van hen loopt de huisvesting via de werkgever of het uitzendbureau? In hoeveel procent van de gecontroleerde situaties voldoet de huisvesting ook in de praktijk aan de huisvestingsnorm? Hoe ontwikkelt de Leefbaarometer zich in de wijken waar veel arbeidsmigranten gehuisvest zijn?
In de voortgangsrapportage probeert de Minister aandacht te geven aan dit soort aspecten, maar gezien de kwaliteit van de informatie zal bij de Minister, meen ik, af en toe ook de moed in de schoenen zinken. In de regio Rotterdam zijn bijvoorbeeld 12.000 EU-arbeidsmigranten ingeschreven bij de bevolkingsregistratie, terwijl het aantal aanwezige EU-arbeidsmigranten wordt geschat op 30.000 tot 50.000. Je kunt dan moeilijk spreken van betrouwbare feitelijke informatie. Datzelfde geldt voor de vraag waar deze mensen wonen. Voldoet de huisvesting aan de kwaliteitseisen die je er aan mag stellen? Welke prijzen worden er betaald et cetera? De SP-fractie is ervoor om dit soort discussies te voeren op basis van de feiten. Als die feiten ontbreken, wordt het heel moeilijk om grip te krijgen op de materie.
Het beeld dat uit de rapportage over het afgelopen halfjaar naar voren komt, is dat het in de meeste regio's, twee goede uitzonderingen daargelaten, een zootje is, populair gezegd. Op dit moment is er blijkbaar niet de bestuurlijke bereidheid om de vier zaken te regelen waarover afspraken zouden worden gemaakt. Ik vraag me ook af of je van die regio's mag verwachten dat ze dat in hun eentje voor elkaar krijgen.
De Minister zegt dat hij twee keer per jaar een bestuurlijk overleg houdt en dat hij daarbij mensen aanspoort of zo nodig aanmaant. Volgens mij heeft dat in West-Brabant aardig gewerkt. Daar complimenteer ik de Minister mee. Voor de rest kan hij geen geld of andere instrumenten aanbieden. Die regio's krijgen gigantische problemen op hun nek. Onder die omstandigheden zal het openstellen van de grens voor een nieuwe groep EU-arbeidsmigranten uit Bulgarije en Roemenië de problemen alleen maar groter maken, terwijl de problemen in een aantal regio's al bijna out of control zijn.
Vanuit de regio's Rotterdam en Den Haag zijn een aantal concrete verzoeken gedaan aan het kabinet, en in afschrift ook aan ons, om het probleem in ieder geval op een aantal vlakken beter in kaart te brengen. Er wordt voor gepleit om ook bij de inschrijving in de Registratie Niet-Ingezetenen te controleren op een rechtmatig adres. Het gaat hierbij om arbeidsmigranten die voor kortere tijd naar Nederland komen. Graag een reactie. Moet dit wat de Minister betreft ook gebeuren? Hoe gaat hij dit regelen?
Deze regio's pleiten ervoor dat gemeenten die voldoen aan de door het Rijk voorgeschreven zeven essentiële normen, de gegevens van UWV via Suwinet kunnen krijgen, ook al voldoen een aantal andere gemeenten op dit moment nog niet aan de criteria. Ook op dit punt krijg ik graag een reactie van de Minister. Is hij bereid om hieraan tegemoet te komen?
De SP-fractie vindt dat werkgevers die migranten hiernaartoe halen en daar een economisch voordeel aan ontlenen, primair verantwoordelijk zijn voor de huisvesting. Daar zit dus een relatie tussen. Ze zijn ook verantwoordelijk voor de kwaliteit van de huisvesting. Deze moet aan een bepaalde beschavingsnorm voldoen. Bovendien moet de prijs ervan ook in overeenstemming zijn met de wettelijke eisen. Hoe denkt de Minister dit systematisch te controleren? In de rapportage merk ik er namelijk nog helemaal niets van. Ik hoor graag hoe de Minister aankijkt tegen het probleem dat mensen met een tijdelijk contract die à la minute ontslagen worden direct hun huisvesting kwijt zijn. Is het niet wenselijk dat er, afhankelijk van de tijd die mensen in Nederland hebben verbleven, een overgangsperiode is, zodat mensen bijvoorbeeld nog twee maanden kunnen doorhuren? Dan hebben ze de tijd om ander werk te verwerven. Dat lijkt ons een redelijke zaak.
De heer Albert de Vries (PvdA): Voorzitter. Minister Asscher heeft vorige week zijn actieplan tegen uitbreiding van het aantal arbeidsmigranten gepresenteerd. Hij heeft ook in Europees verband gepleit voor ketenaansprakelijkheid, zodat bedrijven zich niet kunnen verschuilen achter tussenpersonen. Het actieplan van Asscher moet een einde maken aan oneerlijke concurrentie en verdringing bij de inzet van buitenlandse arbeidskrachten. De Partij van de Arbeid vindt echter dat er meer nodig is. Wij vinden de brief van deze Minister over de huisvestingsproblematiek nogal teleurstellend. Wij zien onvoldoende urgentie bij de zorg voor voldoende huisvesting, bij de druk op snelle verbetering van de kwaliteit van de huisvesting en bij het aanpakken van misstanden en uitbuiting.
De aanpak van misstanden moet integraal zijn: op het gebied van de arbeidsmarkt, de huisvesting en de registratie. Het actieplan van Minister Asscher moet een vervolg krijgen met een actieplan tegen uitbuiting van arbeidsmigranten bij de huisvesting en tegen overlast in dorpen en wijken. In dat actieplan moet ook aandacht zijn voor het sluitend kunnen regelen door gemeenten van de registratie van arbeidsmigranten, onder andere door de per 6 januari te openen Registratie Niet-Ingezetenen.
Om verdringing van Nederlandse mensen op de arbeidsmarkt tegen te gaan moeten we maatregelen nemen die voorkomen dat er aan het binnenhalen van arbeidsmigranten bakken met geld te verdienen is. Wij kunnen ons iets voorstellen bij de stellingname van de Rotterdamse en Haagse gemeentebestuurders dat zij aan migranten geen burgerservicenummer willen verstrekken als er twijfel is over hun verblijfplaats. Er is te vaak en te veel overlast in hun woonbuurten. Het niet verstrekken van een burgerservicenummer zou echter een noodgreep zijn en is niet de meest wenselijke weg. Die weg slaan wethouders echter noodgedwongen in omdat er nog geen goed functionerende integrale aanpak van misstanden is.
Wat de huisvesting betreft kiest deze Minister voor zelfregulering. De Stichting Normering Flexwonen (SNF) is een vorm van zelfregulering van sociale partners. SNF werkt aan een normenkader en aan certificering van kwaliteit en veiligheid van shortstayhuisvesting.
De heer Verhoeven (D66): De heer De Vries zegt dat hij zich wel kan voorstellen dat gemeenten geen burgerservicenummer willen geven maar dat dit eigenlijk niet de geëigende weg is. Dat vind ik merkwaardig. De reactie van Minister Asscher was wat duidelijker. In hoeverre verhoudt de opstelling van de PvdA zich tot de duidelijke uitspraken van de minister?
De heer Albert de Vries (PvdA): Op zich zijn wij het met Minister Asscher eens, maar ik heb gezegd dat ik me kan voorstellen dat de urgentie in Rotterdam en Den Haag zo hoog is dat men gaat zoeken naar onconventionele oplossingen. Het is niet de verstandige weg. Wij denken dat er een andere weg nodig is en daar houd ik nu een pleidooi voor. Er moet veel meer aandacht komen voor een integrale aanpak van misstanden. Daar is meer voor nodig dan hetgeen de Minister in de brief heeft geschreven.
De heer Verhoeven (D66): Ik vond het verhaal van de PVV niet goed, want dat was wat mij betreft veel te kort door de bocht. Aan dit soort halfslachtige antwoorden heb je echter helemaal niets. «Ik kan me voorstellen dat we het doen, maar we weten eigenlijk dat het niet kan.» Dat is toch pappen en nathouden? Waarom bent u niet net zo duidelijk als de minister? Hij zegt dat het gewoon niet kan, dat in Europa is afgesproken dat je iemand geen burgerservicenummer mag onthouden en dat we het daarom niet doen. Waarom gaat de PvdA hier een beetje marchanderen en zeggen: we kunnen het ons wel voorstellen? Dat is toch geen duidelijke boodschap aan, nota bene, bestuurders in grote steden?
De heer Albert de Vries (PvdA): Ik denk dat wij het minder met elkaar oneens zijn dan de heer Verhoeven wil doen voorkomen. Ik vind het onverstandig en ook niet de goede weg dat er geen burgerservicenummer wordt verleend. Daar helpen we de arbeidsmigranten ook niet echt mee. Ik kan me echter wel voorstellen dat de nood hoog is en dat wethouders naar middelen zoeken waarmee ze zelf kunnen sturen. Dat is echter niet de weg. De weg is dat deze Minister met een plan komt waarin de misstanden in de huisvesting sneller en beter worden aangepakt.
De heer Van Klaveren (PVV): Wij horen nu opnieuw zogenaamd kritische geluiden van de Partij van de Arbeid. De heer De Vries heeft het over onconventionele voorstellen, maar ik heb ze niet gehoord. Voor de rest is het één verhaal over de zieligheid van arbeidsmigranten. Ik hoor hem helemaal niet over de Nederlanders die verdrongen worden op de arbeidsmarkt, die last hebben van de criminaliteit en die zien dat hun verzorgingsstaat wordt uitgehold omdat iedereen de bijstand in rent. Wat vindt de heer De Vries van het welkomstcomité in Den Haag, de loketten die zijn opgericht en de folders die in het Bulgaars en het Roemeens worden verstrekt? Wat vindt hij ervan dat corporatiewoningen nu specifiek worden gereserveerd voor arbeidsmigranten?
De heer Albert de Vries (PvdA): Als arbeidsmigranten in dit land aan het werk gezet worden, moeten de condities waaronder dit gebeurt, passen bij onze condities. Mensen moeten dus een salaris verdienen volgens onze cao's. Er moet huisvesting worden geboden waarbij ze niet uitgebuit worden. Als dat gebeurt, vallen er geen bakken geld te verdienen aan deze arbeidsmigranten. Dan worden ook veel minder Nederlandse werknemers verdrongen uit banen die de arbeidsmigranten innemen. Zij nemen namelijk heel vaak banen in die Nederlanders helaas niet willen vervullen en zijn dus gewoon nodig om onze economie draaiende te houden.
De heer Van Klaveren (PVV): Ik weet niet hoe het zit bij de Partij van de Arbeid. Voorheen maakte de partij zich volgens mij ook druk om arbeiders, maar dat idee is lang geleden de prullenbak in gegooid. Mijn mailbox stroomt dagelijks vol met mails van vrachtwagenchauffeurs die graag weer aan het werk willen. Het verhaal dat Nederlanders het niet willen doen, is dus echt kul. Er zijn ook mensen die aangeven dat ze heel graag weer in de bouw aan de slag willen maar het niet kunnen. Daar hoor ik de heer De Vries niet over. Mijn vraag blijft staan: wat vindt de heer De Vries van dat welkomstcomité, de loketten die geopend zijn? Zij vormen natuurlijk een aanmoediging om hiernaartoe te komen. Voor zover ik de Partij van de Arbeid goed begrepen heb, is dat iets wat we niet moeten willen. Ik hoor Asscher spreken over code oranje, over paniek, toestanden et cetera. Daar heeft hij helemaal gelijk in, maar hij reageert op een manier die haaks staat op hetgeen hij meldt. Dat doet de heer De Vries nu eigenlijk ook. Wat is zijn verhaal voor de mensen in de wijken? Wat vindt hij ervan dat er nu een soort welkomstcomité is opgericht? Daar wil ik graag antwoord op.
De heer Albert de Vries (PvdA): Wij moeten kwaliteitseisen stellen aan de arbeidsvoorwaarden waaronder mensen van buiten Nederland hier kunnen werken. Wij moeten ervoor zorgen dat ze op een goede manier gehuisvest worden en niet uitgebuit worden. Dan is er niet ontzettend veel geld te verdienen aan misstanden en zal er veel minder verdringing plaatsvinden. Dan zal er ook minder overlast zijn. Wij moeten niet de grenzen sluiten, want sommigen van deze mensen hebben wij hard nodig. Wij moeten ervoor zorgen dat er geen oneerlijke concurrentie tot stand komt.
Voor de huisvesting kiest deze Minister voor zelfregulering. De Stichting Normering Flexwonen (SNF) is een vorm van zelfregulering van sociale partners. Deze stichting werkt aan een normenkader en aan certificering van kwaliteit en veiligheid van de shortstayhuisvesting. Ze erkent echter dat ze het niet alleen kan en vraagt de Minister en de VNG om regie en om samenwerking bij de aanpak van malafide praktijken en misstanden. Welke stappen zet de Minister hierin? Ons bereiken berichten dat de normering die SNF wil hanteren, erg minimaal is. Wat vindt de Minister hiervan?
Het verwondert ons dat er in de voorstellen van SNF tot certificering geen normen zijn opgenomen voor de prijsstelling. Er is geen woonwaarderingssysteem voor short stay. Kan de Minister zich ervoor inzetten dat SNF bijvoorbeeld het waarderingsstelsel voor onzelfstandige woonruimte inpast? Hierbij is de maximale huur voor de verhuureenheid ook echt het plafond voor de optelsom van individueel in rekening te brengen huren. Is de Minister met ons van mening dat opgetreden moet kunnen worden tegen verhuurders die niet over het certificaat beschikken? Of ziet hij andere mogelijkheden om misstanden in de huisvesting terug te dringen? Ik denk aan de misstand met de huisvesting van Portugezen die werken aan de A2.
Er is veel meer aan de hand. Het NOS-journaal van afgelopen zaterdag meldde dat er 60 onderzoeken lopen bij de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar fraude en uitbuiting, maar dat zij maar een fractie vormen van wat er werkelijk gebeurt. In die uitzending werd gesproken over bedreiging, mishandeling, contractbreuk, het opleggen van boetes en allerlei rare inhoudingen op het loon, bijvoorbeeld voor niet verstrekte maaltijden of zelfs voor tandpasta. Ook wordt huur ingehouden terwijl men allang ergens anders verblijft. Na ontslag moet het verblijf binnen een week beëindigd worden. Er volgt soms direct ontslag als mensen klagen. Is de Minister met ons van mening dat deze berichten alarmerend zijn en om actie vragen?
Destijds is bij het opengaan van de grenzen afgesproken dat werkgevers er zorg voor zullen dragen dat shortstayhuisvesting beschikbaar is voor mensen die zij op projectbasis in dienst nemen. Wij hebben het idee dat deze afspraak een beetje in de vergetelheid is geraakt. Overigens mag die zorg niet betekenen dat wonen ook contractueel gekoppeld wordt aan werken. In de voorwaarden voor certificering moet worden opgenomen dat het zonder toestemming direct inhouden van loon voor huisvesting en allerlei onkosten niet is toegestaan.
De roep om een actieplan tegen misstanden wil overigens niet zeggen dat wij geen vorderingen zien in het huisvestingsdossier. Met negen regio's worden afspraken gemaakt over uitbreiding van de capaciteit van shortstayvoorzieningen. Die uitbreiding kan sneller en beter maar er is voortgang. We hebben een mooi overzicht gekregen van de Minister. Hoe gaat hij bevorderen dat de berekende capaciteit er ook daadwerkelijk binnen redelijke tijd zal komen? Krijgen de provincies bijvoorbeeld een rol waar het niet snel genoeg gaat? Ik heb bijvoorbeeld begrepen dat het in Zundert een hele toer is om de 3.000 arbeidsmigranten te huisvesten. Is er voor grensregio's ook afstemming met het buurland?
Niet alleen in de huisvesting spelen er problemen maar ook in het onderwijs. Een basisschool in Zundert schreef dit jaar 30 Poolse leerlingen in, maar de school is daar niet voor toegerust. Hoe krijgen ze daar dan toch goed onderwijs?
De voorzitter: Gaat u naar een afronding?
De heer Albert de Vries (PvdA): Ik zal het proberen. Er is geen duidelijkheid over rijks- en provinciaal beleid voor huisvesting op recreatieparken. Huisvesting op het erf lukt wel maar geeft in de praktijk tal van sociale problemen. Wat is de situatie in andere delen van het land, buiten de prioritaire regio's?
We hebben een brief gekregen van Aedes. Hierin staat dat de inspanningen die corporaties willen leveren voor een aanpak voor mensen die hier wat langer blijven, nog steeds stuiten op de problemen die ook in het vorige AO aan de orde kwamen, namelijk het toetsen van het inkomen, de IB60-problematiek en de hoge administratieve lasten. Hoe wil de Minister dit aanpakken?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Voorzitter. Ik mag mijn collega Raymond Knops vervangen, die nu in een plenair debat over Mali zit. Aangezien ik Brabantse ben, heb ik al snel iets met dit dossier. Het is dus fijn dat ik hierover het woord kan voeren.
Vandaag spreken we gericht over de huisvesting van EU-arbeidsmigranten. We hebben hier nog steeds geen oplossing voor. We hebben afgesproken dat de regio's die met deze thematiek dealen, de tijd krijgen om orde op zaken te stellen en een aantal goede afspraken te maken over werk, huisvestingsplekken, taakverdeling en fasering. Een aantal regio's doet dit heel goed, maar sommige regio's lijken duidelijk achter te lopen. Kan de Minister de precieze stand van zaken weergeven? Hoe gaan we hierin gezamenlijk optrekken?
Van een wethouder uit het land hoorde ik de volgende zin: in elk geval loopt Den Haag ons niet voor de voeten. Ik vond dat wel mooi. Zo wordt het blijkbaar beleefd op dit moment.
Er staat een aantal stukken op de agenda. We hebben ook wat opgestuurd gekregen. Aedes heeft een brief geschreven waarin een aantal belangrijke knelpunten wordt gesignaleerd. Werkgevers en corporaties kunnen bijvoorbeeld geen inkomenstoets doen bij arbeidsmigranten omdat ze bepaalde formulieren niet hebben. Aedes is in overleg met het departement. Kan de Minister de stand van zaken aangeven?
We hebben een mooie brief gekregen van de VNG waarin ook een aantal knelpunten worden genoemd. Hiermee wordt eigenlijk aangegeven dat er een regulier beleid moet komen. Het lijkt om een apart probleempje te gaan in een kleine regio, maar we moeten ervoor zorgen dat het regulier beleid wordt. Is de Minister met de VNG in gesprek om dit daadwerkelijk vorm te geven? Natuurlijk zijn er ook knelpunten. De VNG heeft een hele lijst. Hoe gaat de Minister die knelpunten wegnemen?
We hebben te maken met de realiteit dat er in Nederland mensen zijn die problemen hebben met huisvesting. We hebben echter een nog groter probleem, namelijk uitbuiting. We letten altijd scherp op of mensen onterecht van allerlei regelingen gebruikmaken. Tegelijkertijd lijkt het alsof we het monster van de uitbuiting maar niet kunnen beteugelen. Er is bijna sprake van slavernij in de Westerse wereld. Er ontstaan allerlei uitwassen. Mensen komen toch omdat het hier altijd nog beter is dan daar. Vervolgens worden mensen verdrongen op de arbeidsmarkt en ontstaan er andere problemen. We hebben het er vaak over, maar het College voor de Rechten van de Mens vond het blijkbaar ook noodzakelijk om er een rapportage over te maken. Hieruit blijkt dat Poolse arbeidsmigranten problematische situaties ondervinden op het gebied van mensenrechten. Ik vind het belangrijk dat we daar samen naar kijken. Ik hoor graag van de Minister of hij de conclusies van het rapport deelt. Hoe kijkt hij aan tegen de aanbevelingen die in het rapport worden genoemd?
Tot slot kom ik op de inschrijving van mensen. We kennen de problematiek van de registratie van niet-ingezetenen. Ik herinner me nog goed dat de CDA-fractie hier een aantal jaren geleden over sprak met een wethouder in het Westland. Hij zei dat hij er gewoon mee zou beginnen, dat hij de mensen die daar woonden, allemaal zou inschrijven. Er is een bal gaan rollen en inmiddels gebeurt het steeds vaker. Inmiddels hebben we met elkaar afgesproken dat het echt moet gebeuren. Toch kunnen we daar geen wereld van wonderen van verwachten. Hoe kijkt de Minister hiertegen aan? Denkt hij dat de registratie van niet-ingezetenen per 1-1-2014 daadwerkelijk overal zal werken?
Wij sluiten ons aan bij de discussie over de kip en het ei. Die baart ons grote zorgen. Je moet eerst weten waar je woont voordat je je kunt inschrijven. Als je niet bent ingeschreven, kun je geen bsn krijgen. Op de een of andere manier bijten deze zaken elkaar in de staart, terwijl we iedere keer met elkaar afspreken dat mensen geregistreerd, aanspreekbaar en controleerbaar moeten zijn. Als we die gegevens niet op een rijtje hebben, kan dat niet. Hoe zorgt het kabinet ervoor dat we uiteindelijk uit die kluwen komen? Ik spreek expres over het kabinet omdat we meerdere bewindspersonen op dit dossier hebben. Mensen moeten worden geregistreerd. Mensen moeten een fatsoenlijk nummer hebben zodat we kunnen kijken of er sprake is van fraude met allerlei toeslagen of anderszins.
We zijn al heel lang bezig met dit dossier. Nu ik er weer zo instap, merk ik dat er veel is gebeurd, maar uiteindelijk moet er ook nog veel gebeuren zodat mensen daadwerkelijk goede, humane huisvesting vinden en niet worden uitgebuit. Er moet nog veel gebeuren om de knelpunten op te lossen.
De heer Van Klaveren (PVV): Ik hoor het CDA niet spreken over leefbaarheid. Ik hoor niets over het enorme aantal immigranten dat de wijken binnenkomt. Zij kampen met veel hogere criminaliteitscijfers dan autochtonen. Wat zegt u tegen de mensen die nu al wonen in de wijken en straks geconfronteerd worden met enorme groepen immigranten? Uit de statistieken weten we nu al dat de criminaliteit zal stijgen. Ik heb daar niets over gehoord.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Dat klopt. Wij hebben namelijk de goede gewoonte om ons te concentreren op het onderwerp van het debat. Het onderwerp van dit debat is de problematiek van de huisvesting. Wij hebben in deze Kamer ook goede debatten over de toestroom van arbeidsmigranten en over de algemene aanpak van uitbuiting door de malafide uitzendbureaus. Daar vinden wij van alles van. Natuurlijk zijn dat problemen.
Wanneer ik in de dorpen en steden in Brabant kom, kan ik daar hoog van de toren blazen en zeggen dat het wereldprobleem moet worden opgelost. Dat is waar, maar die mensen zien ook dat de immigranten fatsoenlijk moeten wonen in de wijken. Ze moeten niet worden opgehokt, waardoor ze van ellende gaan drinken en niet weten waar ze naartoe moeten. Dat probleem moeten we ook aanpakken. Daarover spreken wij vandaag.
In de andere debatten gaan wij graag met de PVV in gesprek over de vraag hoe wij de toestroom kunnen aanpakken van kansarme mensen die niet willen integreren. Dat doen wij dus graag op een ander moment, maar vandaag spreken wij over de huisvestingsproblematiek. Ook die moet worden aangepakt.
De heer Van Klaveren (PVV): Het CDA is redelijk verkokerd. Dat blijkt eens te meer. Huisvesting raakt direct aan leefbaarheid. Het is dus heel normaal en legitiem om te vragen hoe het CDA aankijkt tegen de veranderende samenstellingen van de wijken als gevolg van de komst van immigranten. Huisvesting raakt direct aan leefbaarheid. U stipte dat net ook al aan, misschien onbewust. U sprak namelijk over dronkenschap et cetera. Ook daarbij is sprake van overlast. Wat zegt u tegen de mensen in de wijken die straks geconfronteerd worden met grote groepen immigranten? We zien nu al dat de criminaliteitscijfers bij hen veel hoger zijn. Dat raakt direct aan de huisvesting. Daarom stel ik deze legitieme vraag.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Precies. En die vraag beantwoorden we op de plaats waar die beantwoord moet worden. We moeten de toestroom van kansarme migranten voorkomen. We moeten ervoor zorgen dat er in Europa een gelijk speelveld is. We moeten ervoor zorgen dat mensen die hier komen werken, dezelfde arbeidsvoorwaarden hebben als anderen. Hierdoor ontstaat er niet die gekke verdringing, waar we ons grote zorgen over maken. Dit zijn allemaal antwoorden waarvoor ik sta elke keer als ik in de wijken en de dorpen kom, zowel in Limburg als in Brabant. Ik zeg echter ook tegen de mensen dat we een antwoord willen bieden voor de huisvestingsproblematiek. Die staat vandaag op de agenda. Wanneer we daar met de VNG of Aedes over spreken, kan ik wel gaan roeptoeteren dat de wereldproblemen moeten worden opgelost, maar ze willen van ons daadkrachtige antwoorden op de problemen waarvoor ze staan. Daar hebben we het vandaag over. Als je de huisvesting goed op orde hebt, heb je in ieder geval een klein stukje van het probleem opgelost.
De heer Verhoeven (D66): Voorzitter. Dankzij het vrije verkeer van personen in de EU kunnen mensen zelf kiezen waar ze willen wonen en werken. Een Pool kan naar de Veluwe komen en een Nederlander kan in Krakau aan de slag. Voor D66 is die bewegingsvrijheid van groot belang.
De arbeidsmigratie moet echter wel in goede banen worden geleid, zoals iedereen hier ook zegt. Er zijn te vaak misstanden. Voldoende en degelijke huisvesting is daarom van groot belang. Daarmee is ook dit overleg van groot belang. Er is een structureel tekort aan woonruimte. Arbeidsmigranten leven te vaak in slechte omstandigheden, in slecht onderhouden woningen. Dit leidt niet alleen tot vervelende situaties voor henzelf maar ook tot verloedering van de wijk, de directe leefomgeving van anderen die daar al woonden. Zij zien de wijk in hun gevoel en in hun dagelijks leven achteruitgaan.
In sommige gemeenten, bijvoorbeeld die in Noord-Limburg, gaat het goed met de huisvestingsplannen. Ik las dat er 2.000 shortstayvoorzieningen in ontwikkeling zijn en dat er afspraken gemaakt zijn. Dit geldt echter niet voor alle regio's, zoals ook te lezen viel in de stukken. Soms is er zelfs nauwelijks een stap vooruitgezet. Deze regio's, waar ook veel arbeidsmigranten naartoe gaan, kregen tot het najaar de tijd om afspraken te maken. Maakt de Minister zich zorgen over de voortgang en de stand van zaken van de concrete afspraken? Welke stok heeft hij achter de deur om in te zetten als deze te lang uitblijven?
Door de openstelling van de grenzen voor Bulgaren en Roemenen zal het aantal arbeidsmigranten waarschijnlijk toenemen, maar niemand weet met hoeveel. Hoe behoudt de Minister hierin het overzicht? Hoe houdt hij hier grip op? Hoe zit het met de benodigde huisvesting voor deze aantallen? Wanneer wordt besloten dat de afspraken met de regio's moeten worden bijgesteld? Hoe nauwkeurig is de Registratie Niet-Ingezetenen? Volgens mij hebben we dit allemaal al gevraagd. Hoe groot is de kans dat men zich niet inschrijft of juist niet uitschrijft? Hoe voorkomt de Minister dat de RNI gebruikt zal worden om te frauderen?
Over Rotterdam, Den Haag en het burgerservicenummer heb ik al wat gezegd. Ik ben benieuwd of de Minister in dit debat dezelfde lezing geeft als de Minister van Sociale Zaken.
De huisvestingsplannen moeten niet alleen op papier worden gezet maar ook worden uitgevoerd. Er zijn nog veel obstakels. Van verschillende kanten heeft de Kamer hierover gehoord. De woningcorporaties hebben er ook wat over gezegd. Volgens de bijgevoegde voortgangsrapportage zijn de werkgevers en de huisvesters huiverig om plannen te maken. Er zijn allerlei onduidelijkheden over de vraag wat ze wel of niet mogen. Private projecten worden natuurlijk ook in de weg gestaan door de aard van de doelgroep, omdat er geen duidelijke afzetgarantie is. De investeringsterugverdienzekerheid, om maar een mooi scrabblewoord te gebruiken, is dus niet heel groot. Hoe kan een langdurig commitment van werkgevers en uitzendbureaus gevonden worden voor huisvestingsprojecten? Zo krijgen de investeerders ook meer zekerheid.
Arbeidsmigratie is ook heel belangrijk voor de economie. Dat is belangrijk om te zeggen, zeker na wat er hiervoor allemaal is gezegd. Immigranten uit Midden- en Oost-Europa zorgen voor welvaart en doen werk dat heel veel mensen in Nederland niet willen doen. Maandag was ik heel toevallig bij VNO-NCW Westland-Delfland. In deze regio zijn bussen met werkzoekenden langs de glastuinbouwbedrijven gegaan. De mensen in de zaal vertelden dat nog maar een van deze mensen aan het werk is. Of dat daadwerkelijk klopt, weet ik niet, maar ik durf me wel af te vragen of er sprake is van een mismatch in plaats van verdringing, zoals de PVV voortdurend beweert. Anders waren er toch echt wel mensen geweest die die baan hadden genomen. De werkgevers daar zijn dolblij dat er mensen zijn die dit werk wel willen doen. Er zijn in ieder geval meerdere lezingen op dit punt. Het is van belang om daarin de balans te behouden. We moeten niet met zijn allen achter de term «verdringing» aanhollen, zoals de heer De Vries net deed. Hij zei dat er sprake is van verdringing.
Er is wel sprake van oneerlijke concurrentie en uitbuiting. In die zin vond ik de opmerking van mevrouw Van Toorenburg nog het meest accuraat. Zij zei dat die mensen niet uitgebuit mogen worden. Slechte huisvesting kan worden gebruikt om onder de minimale sociale arbeidsnormen te komen. Dan zijn ook de afspraken met de sociale partners van groot belang, de cao. Hoe staat het met de huisvestingsnormen in de cao? Welk percentage arbeidsmigranten valt onder een cao met regels voor huisvesting? Is huisvesting inmiddels ook opgenomen in de cao's van de tuinbouw en de vleesverwerkende industrie? Zijn in alle cao's regels over de scheiding van wonen en werken opgenomen?
De heer Van Klaveren (PVV): Ik heb maar één vraag aan de woordvoerder van D66: ontkent hij de conclusies die in het LURA-rapport getrokken zijn over de verdringing op de arbeidsmarkt? In het rapport wordt heel expliciet aangegeven dat er sprake is van verdringing op de arbeidsmarkt. In 2007 is er een onderzoek geweest van de universiteit van Nijmegen. Daarin werd ook aangegeven dat er sprake is van verdringing op de arbeidsmarkt. De heer Verhoeven stelt net dat er geen sprake is van verdringing op de arbeidsmarkt. In ieder geval betwist hij dit. Onderschrijft de heer Verhoeven de conclusies of niet?
De heer Verhoeven (D66): De heer Van Klaveren heeft het over de commissie LURA (commissie Lessen uit recente arbeidsmigratie). Ik neem aan dat hij doelt op het rapport dat tot stand is gekomen onder leiding van het voormalig CDA-Kamerlid Koopmans.
De heer Van Klaveren (PVV): Wij hebben een rapport gehad over de lessen die we kunnen trekken uit arbeidsmigratie.
De heer Verhoeven (D66): Dat gebeurde onder leiding van Ger Koopmans. Dan hebben wij het over hetzelfde. Ik wist niet honderd procent zeker dat die commissie zo genoemd werd. Het zou heel erg zijn als ik een vraag zou beantwoorden en daarbij de verkeerde weg zou inslaan, waardoor u helemaal in verwarring zou zijn.
Ik ben blij met de nuancering die de heer Van Klaveren in zijn vraag aanbracht. Hij begon namelijk met een zwart-witbenadering en zei dat ik ontkend heb dat verdringing bestaat. Nee, ik heb gezegd dat zij in het juiste perspectief moet worden bekeken. Iedereen holt hier in een soort carnavalsoptocht achter de term «verdringing» aan en zegt dat het zo erg is dat daar sprake van is. Er kan best sprake van zijn. Ik onderschrijf de conclusies van de commissie. Er zijn echter ook duidelijke voorbeelden – die heb ik zojuist genoemd – waarbij Nederlandse werkzoekenden niet even, hup, op die werkplekken gezet kunnen worden. Dat kan de heer Van Klaveren ook niet ontkennen. Hij moet een keer naar het Westland toe gaan. De PVV-fractie vergeet nog weleens om echt op locatie te gaan kijken en om met mensen in gesprek te gaan. Ze gaat wel naar Pieterburen, maar ze moet naar de werkgevers gaan en vragen hoe het zit. Dan kan de heer Van Klaveren de vraag over de commissie LURA ook stellen. Dan zal hij horen dat de mensen daar het er niet mee eens zijn.
De heer Van Klaveren (PVV): Ik kom zelf uit Flevoland. Daar zien we dezelfde problematiek als in het Westland. Ik wil best naar het Westland gaan als u daar een vrolijker mens van wordt, maar in Flevoland spelen soortgelijke problemen. Wat dat betreft kom ik vaak genoeg «bij de mensen thuis». Er is wel degelijk sprake van verdringing. En over de mismatch is er een heel mooi rapport getiteld «Verzorgd uit de bijstand». Daarin wordt heel helder aangegeven dat er bij mensen in de bijstand heel vaak gedreigd wordt met korting op de uitkering, maar dat dit in de praktijk zelden of nooit gebeurt. Wellicht staat D66 erachter om mensen wat actiever te motiveren door middel van een korting op de bijstand en hen zo aan het werk te krijgen.
De heer Verhoeven (D66): Dat laatste gaat buiten de orde van het debat. Om het kort en bondig te houden: er is sprake van uitbuiting en oneerlijke concurrentie op basis van arbeidsvoorwaarden, tewerkstelling en huisvesting. Deze zaken hebben nadelige gevolgen voor de sector, voor de arbeidsmigranten en voor de mensen die, in sommige gevallen, deze banen willen hebben. Dat laatste ontken ik niet. Het zou ook slecht zijn om dat te ontkennen, want dat is gewoon duidelijk. Het is echter heel simplistisch om te zeggen: we hebben ongeveer zoveel werklozen en ongeveer zoveel vacatures; als we deze op elkaar plakken, dan zijn we er. Dat is klinkklare onzin. In die zin is er geen sprake van volledige verdringing, maar het is ook niet zo dat er helemaal geen sprake is van verdringing. Kortom, het is een genuanceerd verhaal en dat heb ik geprobeerd voor het voetlicht te brengen.
Voorzitter: Paulus Jansen
Mevrouw Visser (VVD): Voorzitter. Een aantal collega's heeft net al gezegd dat dit debat ook voortkomt uit het Kamerrapport Lessen uit recente arbeidsmigratie. Hierna is er een nationale verklaring opgesteld. De VVD heeft altijd ingezet op de eigen verantwoordelijkheid van arbeidsmigranten. Als je naar Nederland komt om te werken, ben je zelf verantwoordelijk voor de huisvesting. Daarbij maken wij de kanttekening dat er keihard moet worden opgetreden tegen overlast en uitbuiting.
De Minister heeft meerdere malen een rapportage gestuurd over de voortgang in de regio. De rol van de rijksoverheid en de Minister is volgens ons zorg dragen voor voldoende wet- en regelgeving om overlast en uitbuiting aan te kunnen pakken. Er is ingezet op de Leegstandwet, de Crisis- en herstelwet, de «Rotterdamwet» en de aanpassing van de Woningwet.
Uit de voortgangsrapportage blijkt dat het stokt bij de regionale uitvoering. Het «not in my backyard»-syndroom is in de negen regio's behoorlijk aanwezig. Een aantal regio's laat het goede voorbeeld zien, maar de vraag is hoe we nu verdergaan. Recent is er een bestuurlijk overleg geweest. Welke mogelijkheden ziet de Minister voor zichzelf om de afspraken af te dwingen die op regionaal niveau zijn gemaakt? Moeten we op deze manier verder? Er zijn heel veel stappen gezet op het gebied van de huisvesting. De daadwerkelijke uitvoering en realisatie vormen nu het probleem.
Een belangrijk punt hierbij is de registratie. Een aantal collega's heeft hier ook over gesproken. We hebben al meerdere malen gesproken over de Gemeentelijke Basisadministratie voor persoonsgegevens (GBA) en de Registratie Niet-Ingezetenen. Op 6 januari, een bijzondere datum, treedt deze registratie in werking. Zowel Rotterdam als Den Haag heeft hier aandacht voor gevraagd. Zij hebben de vergelijking gemaakt met de GBA en vragen zich af waarom er bij de inschrijving in de GBA wel eisen mogen worden gesteld en bij de RNI niet. Als dat wel mogelijk is, maakt dat de taak een stuk gemakkelijker om overlast, fraude en overbewoning aan te pakken en daarmee veiligheid te garanderen, aldus deze gemeenten. Ik vraag de Minister of er voor de gemeenten nog mogelijkheden zijn om hier invulling aan te geven, ook in de gegevensuitwisseling. Ik doel hiermee niet alleen op de Wet SUWI. De Belastingdienst en het UWV mogen al gegevens invullen in de RNI. Is er via die weg een mogelijkheid om elkaar te versterken om zo overlast aan te kunnen pakken?
Ik stel deze vraag ook omdat de Minister in zijn voortgangsrapportage ingaat op overlast en oneigenlijk gebruik van voorzieningen. In de rapportage staat dat er een analyse is gemaakt die zich vooral richt op bedelarij en straatmuziek. Deze zaken zullen vast in veel gemeenten een probleem zijn, maar als de uitkomst van de analyse is dat er in de APV een modelregel gemaakt zal worden met een handreiking erbij hoe je straatmuzikanten en bedelarij kunt tegengaan, zullen veel gemeenten daar niet mee geholpen zijn. Er is sprake van overlast in de gemeenten en veel mensen zijn niet geregistreerd. De gemeenten vragen juist hoe ze dat kunnen aanpakken. Wat is er uit die analyse gekomen? Welke aanvullende wet- en regelgeving ziet de Minister nog voor de gemeenten om adequaat op te kunnen treden bij overlast?
Uit eerdere rapporten hebben we geleerd dat een deel van de arbeidsmigranten die tijdelijk komen, langer wil blijven. Wat betekent dit voor de huisvestingsopgave? Er zijn in de regio's vooral afspraken gemaakt over shortstayvoorzieningen. Is in het bestuurlijk overleg ook gesproken over de vraag wat het betekent voor de woningmarkt in de regio's als die arbeidsmigranten permanent in Nederland willen verblijven? Wij hebben de correspondentie van Aedes gezien. Aedes wil graag een rol spelen in het huisvesten van arbeidsmigranten in logiesvoorzieningen. Wat ons betreft richten de corporaties zich gewoon op mensen met de kleinste portemonnee die permanent in Nederland verblijven en niet op het aanbieden van shortstay- en logiesvoorzieningen. Hoe ziet hij de rol van de corporaties in het tijdelijk huisvesten van arbeidsmigranten?
Voorzitter: Visser
De voorzitter: De Minister heeft gevraagd om een schorsing van tien minuten.
De vergadering wordt van 16.46 uur tot 16.57 uur geschorst.
De voorzitter: Wij zijn bijna compleet, maar ik stel voor dat wij beginnen met de beantwoording van de Minister.
Minister Blok: Voorzitter. Dit is de tweede keer dat wij elkaar spreken over arbeidsmigratie. Daarbij komt natuurlijk als eerste de vraag aan de orde wie precies waarvoor verantwoordelijk is, in de samenleving en binnen het kabinet. Er kan geen misverstand over bestaan dat alle mensen die zich in Nederland bevinden, dezelfde rechten en plichten hebben en in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor hun leven. Daar valt huisvesting ook onder. Mensen kunnen er geen voorrechten aan ontlenen als ze hier als arbeidsmigranten komen, maar ze moeten ook beschermd worden tegen uitbuiting of andere misstanden, net als de mensen die hier van oorsprong al zijn.
We hebben hier speciaal beleid voor omdat we het niet laten bij de constatering dat mensen in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn. We hebben geconstateerd, mede op grond van het LURA-rapport van de Kamer zelf, dat er te vaak sprake is van misstanden, specifiek in de vorm van overlast voor omwonenden en van misbruik en uitbuiting van een deel van de arbeidsmigranten. Deze zaken betekenen nog steeds niet dat de overheid hiervoor volledig verantwoordelijk is, maar wel dat ze hier extra aandacht aan besteedt.
De positie van werkgevers is hierbij bijzonder. In Nederland zijn werkgevers niet verantwoordelijk voor de huisvesting van arbeidsmigranten, maar een werkgever moet er natuurlijk, als goede deelnemer aan de samenleving, voor zorgen dat er geen sprake is van overlast als gevolg van bedrijfsactiviteiten. Hij moet zich ook houden aan de wet, dus mag er geen sprake zijn van misbruik.
Om misstanden te voorkomen misstanden houdt de overheid zich niet alleen bezig met de handhaving – die is natuurlijk van groot belang – maar kijkt ze ook waar ze de helpende hand kan uitsteken om de huisvesting op een goede manier te laten verlopen. Tegen deze achtergrond is mijn voorganger al gestart met een regierol voor de rijksoverheid in de huisvesting. Ik realiseer me dat er een overlap is met de terreinen van collega-ministers. Dat geldt overigens ook voor mensen die hier vanaf hun geboorte zijn. Zij hebben ook te maken met collega-ministers. Het is niet de bedoeling dat we alles voor de mensen coördineren, maar we zorgen binnen het kabinet wel voor zo veel mogelijk afstemming. Ik hoop dat u begrijpt dat ik bij sommige vragen zal zeggen dat u die beter aan een van mijn collega's kunt stellen.
Bij de brief die nu voorligt, is er weer discussie over de vraag of het glas halfvol of halfleeg is. Ik vind echt dat er voortgang is geboekt na ons vorige gesprek en na de gesprekken die ik heb gehad met gemeenten, huisvesters, werkgevers en vakorganisaties. Het is werk in uitvoering. Bij de vorige brief moesten we nog constateren dat er in heel veel regio's weinig gebeurde. In deze brief heb ik ook over een aantal regio's geschreven dat een en ander nog niet is zoals het zijn moet. Gelukkig zitten nu in vrijwel alle regio's de partijen om de tafel. Ze hebben met elkaar afgesproken dat ze in kaart zullen brengen hoeveel vraag er is naar huisvesting. Ze zullen er ook voor zorgen dat hier planologische ruimte voor is. De partijen zeggen nadrukkelijk dat ze de regisserende rol waarderen, of het nu gaat om de werkgevers of de gemeenten. Er is respect voor ieders eigen verantwoordelijkheid, maar ze waarderen het wel degelijk dat wij op deze manier een aanjaagfunctie hebben.
Kort voor dit AO mocht ik de eerste certificaten uitreiken van de Stichting Normering Flexwonen. De heer De Vries heeft hier ook over gesproken. Dit particuliere initiatief juich ik zeer toe omdat een aantal voorlopers onder de werkgevers en de huisvesters hiermee aangeeft zich te realiseren dat zij impliciet van de samenleving een vergunning krijgen om hun werk te doen en dat zij die alleen maar behouden als zij zelf zorg dragen voor een fatsoenlijke huisvesting. Er is dus wel sprake van voortgang maar het is en blijft werk in uitvoering. Ik zal hierbij mijn coördinerende rol blijven vervullen. Ik heb afgesproken dat we ook het komende jaar weer met de partijen om de tafel zullen zitten. Ik realiseer me dat het op lokaal niveau, waar heel veel moet gebeuren, altijd duwen en trekken blijft. Dit is namelijk niet het eerste waar de gemiddelde gemeentebestuurder of bewoner aan denkt als het gaat om zaken die hij graag in zijn gemeente gerealiseerd wil zien.
De heer Paulus Jansen (SP): De stelling van de Minister dat het glas halfvol is, suggereert dat de zaken half wel in orde zijn en half niet. Zijn meetlat bevat vier punten die de regio's moeten regelen. Er zijn negen regio's waar hij bestuurlijk contact mee heeft. Dan zouden er dus 36 vinkjes kunnen staan. Hoeveel vinkjes staan er volgens de Minister op dit moment?
Minister Blok: Dat weet ik niet uit mijn hoofd. Ik zal het straks even checken.
De heer Paulus Jansen (SP): Mijn schatting is 5. Bij 5 van de 36 vinkjes is er een concrete afspraak gemaakt die ik mooi vind. Ik heb de Minister al een compliment gemaakt voor de regio West-Brabant. Volgens mij is er mede dankzij zijn druk echt een stap vooruit gezet. Het was er een halfjaar geleden ook echt beroerd geregeld. Op welk niveau wil de Minister over een halfjaar zitten? Hoeveel vinkjes moeten er dan staan?
Minister Blok: De discussie over vinkjes vind ik een beetje flauw. De regio's maken afspraken over hun gebied. Dat is ook logisch omdat de problematiek per gebied verschilt. We hebben overigens al vaker geconstateerd dat woningmarkten regionaal zijn. Een regio kan niet zeggen: er komen hier op datum x zo veel bedden bij. De regio's kunnen wel met elkaar in kaart brengen hoe groot de vraag is, of daar voldoende plancapaciteit voor is en of alle partijen daarin hun verantwoordelijkheid nemen. De enige regio waar die stap nog niet gezet is, is West-Friesland. Dat was een paar maanden geleden echt anders. Toen was dit in meerdere regio's het geval. De regio's geven ook aan dat ze zich opgejaagd voelden, niet alleen omdat we hierover met elkaar overleggen maar ook omdat we aan de Kamer rapporteren. Hierdoor komt in de openbaarheid wie de voorlopers en de achterblijvers zijn.
Nu zal ik ingaan op de gestelde vragen, waarbij ik me zal concentreren op de vragen over huisvesting. De heer Van Klaveren heeft een vraag gesteld over het bij voorrang aanwijzen van corporatiewoningen. Hij noemde het voorbeeld van Zoetermeer. Aan het begin van mijn betoog gaf ik al aan dat er geen bijzondere voorrechten kunnen zijn omdat men arbeidsmigrant is. Een arbeidsmigrant zal, wanneer hij voor langere tijd blijft en in aanmerking wil komen voor een sociale huurwoning, in de meeste gebieden gewoon op de wachtlijst komen en daarop moeten wachten, net als iemand die hier geboren is. In een aantal regio's verhuren woningcorporaties woningen die leeg staan, bijvoorbeeld omdat het gaat om een krimpgebied, waar geen wachtlijsten zijn. Heel vaak gaat het om woningen die op de nominatie staan voor sloop of verbouw. Dan kan, in het kader van de Leegstandwet, overgegaan worden tot tijdelijke verhuur. Die woningen worden onder meer verhuurd aan arbeidsmigranten. Dat kan. Een speciale voorkeurspositie past echter niet in een land waarin we elkaar gelijk behandelen.
De heer Van Klaveren (PVV): In de brief van de Minister vinden wij op pagina 10 de zin: «Gemeente Zoetermeer heeft een afspraak gemaakt met een corporatie over de huisvesting van arbeidsmigranten in dure huurwoningen.» Om welke corporatie gaat dit? Wat bedoelt de Minister met «dure huurwoningen»? In dezelfde brief staat dat de gemeente Delft afspraken maakt met woningcorporaties om specifiek die groep te huisvesten. Er is ook aangegeven dat woningcorporatie Wonen Limburg woningen ombouwt voor deze groep en woningen voor deze mensen vrijmaakt. Ze worden er namelijk gehuisvest.
Minister Blok: In Zoetermeer gaat het om De Goede Woning. Ik weet niet uit mijn hoofd wat de 400 woningcorporaties in Nederland doen. Ik krijg wel jaarlijkse rapportages van mijn inspectie als ze over de schreef gaan. Hierbij weet ik dat het om De Goede Woning gaat. Deze corporatie heeft, zoals veel corporaties, ook duurdere woningen gebouwd en kan deze kennelijk voor een deel niet kwijt in de markt. Zoals de heer Van Klaveren weet, ben ik ook bezig met het inkaderen van de activiteiten van woningcorporaties, omdat ik het niet zo logisch vind dat er met gemeenschapsgeld duurdere woningen worden gebouwd, die dan ook nog eens leegstaan. Dan loop je namelijk een risico. Op dit moment mag dit echter nog. Ik kan me voorstellen dat een corporatie vindt dat het beter is om er een huurder in te zetten dan de woning leeg te laten staan. Dat is iets anders dan een voorkeursregeling. Ik ben het met de heer Van Klaveren eens dat zo'n regeling niet passend zou zijn. In Delft en Limburg gaat het voor zover ik weet inderdaad om incourante, leegstaande woningen bijvoorbeeld in het kader van verbouwplannen die in die periode worden verhuurd. Dat mag in het kader van de Leegstandwet. Ook daar zou mijn redenering zijn: het is beter dat je ze in de tussentijd goed gebruikt dan dat je ze leeg laat staan.
De heer Van Klaveren (PVV): Hadden deze woningen dan niet bewoond kunnen worden door mensen die daar wonen, dus niet door arbeidsmigranten? De Minister stelt dat het gaat om woningen die leegstaan in deze gebieden. Ik weet toevallig dat er in Zoetermeer toch wachtlijsten zijn. In Delft komen studenten ook niet altijd heel gemakkelijk aan een woning. De woningen die nu specifiek aan deze groepen worden verhuurd, zijn dus allemaal woningen waarvan de Minister zegt: die raken wij op geen andere manier kwijt aan de inwoners?
Minister Blok: Ik kan niet hier en nu op het niveau van corporaties en woningen beoordelen of de verhuur precies volgens de regels gaat. Daarvoor heb ik de inspectie volkshuisvesting. Die rapporteert regelmatig. Als er misstanden zijn, dan wordt er ingegrepen. Een en ander is wel heel goed denkbaar bij leegstand in afwachting van sloop of verbouw, zonder dat er sprake is van voorrang. Ik ben het namelijk met de heer Van Klaveren erover eens dat er geen sprake moet zijn van voorrang. Dat komt bij vrijwel iedere corporatie voor. Vaak gaat het om complexen die niet opnieuw worden verhuurd zodra mensen verhuizen, omdat ze geleidelijk leeg moeten komen. Corporaties kunnen dan wel een tijdelijk huurcontract sluiten met een arbeidsmigrant, maar dat mag ook een student zijn, waarbij de corporaties zeggen: u weet dat u nu niet de gebruikelijke huurbescherming hebt omdat dit pand gesloopt of gerenoveerd gaat worden, maar in de tussentijd kunt u het wel voor een jaar of halfjaar huren. Dat mag. Daarom is de mededeling dat er in Delft, Zoetermeer en Limburg verhuurd wordt, op zich geen reden tot zorg. Als er sprake zou zijn van voorrangssituaties, zou dat wel het geval zijn, maar die indicatie heb ik niet.
De heer Van Klaveren vroeg naar een brochure in het Roemeens. Die kreeg ik net onder mijn neus gedrukt door de altijd alerte jongens van PowNews. Tegen hen heb ik hetzelfde gezegd als wat ik nu ga zeggen. Op het moment dat iemand in een vreemd land komt, zal hij nog niet de taal spreken. U en ik ook niet. Als wij er dan bijvoorbeeld op willen wijzen dat je je wel moet inschrijven, dat je niet mag zwartwerken en dat je bepaalde rechten en plichten hebt, dan kan ik mij voorstellen dat wij dat in eerste instantie in die taal doen. Tegelijkertijd kan ik mij niet voorstellen dat wij mensen die naar Nederland komen, structureel in de taal van hun land van herkomst blijven bedienen, want op een bepaald moment moet je toch echt de taal spreken om goed te kunnen functioneren in het land.
De heer Van Klaveren (PVV): Is de Minister van mening dat het gewoon is dat wij migranten die hier naartoe komen, helpen in hun eigen taal? Deze Minister is van VVD-huize, ondanks dat hij nu natuurlijk voor de Kroon werkt, maar was de VVD in ieder geval voorheen niet van mening dat migranten die hierheen komen, gewoon de taal moeten spreken en dat Nederland zich niet zou moeten aanpassen aan de immigranten en dus geen foldertjes verstrekt in het Roemeens, Bulgaars, Pools et cetera?
Minister Blok: Ik vind dat mensen die zich hier structureel vestigen, de taal moeten leren, zeker. Maar als ik een land binnenkom, bijvoorbeeld via een vliegveld, vind ik het niet zo gek dat ik in een paar talen erop word gewezen dat ik mijn paspoort bij mij moet hebben en niet harder dan 130 mag rijden, of wat daar ook de gebruikelijke snelheid is. Maar het kan nooit een structurele situatie zijn.
De heer Van Klaveren (PVV): Dus wij kunnen ervan uitgaan dat de Minister zich er hard voor gaat maken dat die loketten sluiten en deze folders verdwijnen? Als ik in Bulgarije terechtkom, zie ik immers ook niet in het Nederlands staan waar ik heen moet gaan. Het is ook niet zo dat «130» geen universeel teken is om aan te geven hoe hard je mag rijden, want dat gaat om cijfertjes. Is de Minister het met de PVV eens dat dit soort foldertjes niet moet kunnen, dat wij daarmee moeten stoppen, dat mensen die hierheen komen, als ze hier al heen komen, zelf verantwoordelijk zijn voor hun leven, wat ik de VVD net ook hoorde stellen, en dat dat ook geldt voor taal, juist voor taal?
Minister Blok: Ik ben nog nooit in Bulgarije geweest, maar ik wil wedden dat er op het vliegveld «customs to the left» staat of «customs to the right» – het zal mij een zorg zijn – en «arrivals». Ik heb dan wel geen vakantiehuisje in Bulgarije, maar stel dat ik mij permanent daar zou willen vestigen, dan zal ik de taal moeten leren. Ik heb weleens in een ander land gewoond. Ik heb ook die taal geleerd. Ik had ook zelf bedacht dat ze daar een andere taal zouden spreken, dus dat vind ik ook een logische verantwoordelijkheid. Ik heb daar ook zelf voor mijn huisvesting gezorgd – die was idioot duur – maar daar had ik allemaal zelf toe besloten. Zo zit ik in het leven.
De heer Paulus Jansen (SP): Het getuigt van een zekere mate van gastvrijheid, service en vriendelijkheid dat je iets doet om degenen die zich hier melden de gelegenheid te geven om in dat overgangsstadium kennis te nemen van de wijze waarop het hier werkt, maar dat is iets anders dan een heel circus op te tuigen in 20 of 30 talen. Waarom kiezen de Minister en zijn collega's op andere ministeries niet voor drie standaardtalen, bijvoorbeeld Duits, Frans en Engels, waarin die informatie wordt samengevat? Dan krijgt iedereen een en ander in die talen aangeboden en that's it. Is dat geen goed compromis?
Minister Blok: Volgens mij is de heer Jansen ook zeer gemotiveerd om misstanden te voorkomen. Wil je misstanden voorkomen met bijvoorbeeld een Poolse migrant die in de vleesverwerking gaat werken, dan moet je ergens één keer erop wijzen dat hij zich moet inschrijven. Niet iedere Poolse migrant spreekt Engels, Frans of Duits, zeker niet de migrant die in de vleesverwerking gaat werken. Specifiek in een begintraject kan ik mij voorstellen dat je ervoor wilt zorgen dat mensen de essentiële informatie hebben, juist ter voorkoming van de misstanden waar ik alle woordvoerders over hoor. Wat mij betreft hoort daar ook bij dat je erop wijst dat mensen de taal moeten leren als zij zich hier langdurig vestigen omdat je anders niet goed kunt functioneren.
De heer Paulus Jansen (SP): Ik vraag dit temeer omdat het heel moeilijk wordt voor mensen die zich hier vestigen voor werk en die geen Engels of Duits spreken om bijvoorbeeld instructies of veiligheidsvoorschriften op het werk te kunnen begrijpen. Ik ben een tijdje geleden op bezoek geweest bij de raffinaderij van Q8, waar Engels de voertaal is, maar waar men specifiek voor onderhoudsploegen ook alles in het Duits doet, omdat veel Poolse mensen beter Duits spreken dan Engels. Dat kan ik mij voorstellen. Ik neem toch aan dat de Minister onderschrijft dat het essentieel is dat mensen die zich hier vestigen, wanneer ze aan de slag gaan, wat vaak direct is, op zijn minst een taal beheersen waarin ze kunnen communiceren met de mensen die bijvoorbeeld veiligheidsinstructies geven?
Minister Blok: Als mensen zich hier vestigen, moeten ze de Nederlandse taal leren. Ze moeten ook met collega's kunnen communiceren en met de mensen om hen heen. Maar het lijkt mij heel ingewikkeld worden om bepaalde EU-talen een andere status te geven dan andere EU-talen. Dit gaat trouwens ver buiten mijn portefeuille.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Ik moest ineens denken aan het foldertje dat je bij de gemeente ziet staan: u komt in aanraking met de politie, wat dan? Dat wil je ook niet, maar toch is het fijn dat er een folder in zo'n bakje staat. Maar in hoeverre trekken de gemeentes hierin op met de ambassades? Want ik vind eigenlijk ook dat, als ik naar het buitenland ga, ik bij mijn eigen ambassade terecht moet kunnen om erachter te komen wat de gebruiken en normen van een land zijn en wat ik moet doen. Dat is mij nog niet helemaal duidelijk. Het lijkt erop alsof gemeenten bepaalde dingen doen. In hoeverre spreekt het kabinet de ambassades erop aan om daar ook een duidelijke bijdrage aan te leveren?
Minister Blok: Met alle respect, dit gaat heel erg ver buiten mijn terrein. Ik kreeg een vraag omdat er op het gebied van wonen sprake kan zijn van uitbuiting. Dat punt hebben alle woordvoerders gemaakt. In dat kader vond ik het relevant om erop te wijzen dat het goed is dat mensen informatie kunnen krijgen, maar ik ga niet over alle informatie naar alle verre landen.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Dan verzoeken wij alleen dat deze Minister, als hij met de andere ministers spreekt, wat volgens mij niet meer zo lang gaat duren, toch eens bekijkt of de ambassades daarin voldoende verantwoordelijkheid nemen. Ik vind namelijk dat die verantwoordelijkheid daar ook hoort te liggen.
Minister Blok: Dat wil ik graag doen.
De heer Albert de Vries (PvdA): Ik wil dit punt even vanuit een andere kant aanvliegen. Ik denk dat de Minister in zijn regierol ook probeert om overlast te voorkomen. Hij vergelijkt zijn eigen situatie toen hij in Parijs ging wonen met de situatie van mensen die geworven worden om voor bepaalde projecten een bepaalde tijd in Nederland te komen werken. Er is destijds afgesproken dat werkgevers zouden bemiddelen in de huisvesting. Als wij helemaal verwijzen naar de eigen verantwoordelijkheid en tegen elke immigrant zeggen dat hij zijn eigen huisvesting moet zoeken, dan vragen wij juist om problemen en gaan mensen in groten getale in woningen in wijken wonen met als gevolg heel veel overlast. Als wij dat niet tot de regierol van de overheid rekenen, voorzie ik extra problemen in plaats van minder.
De voorzitter: En uw vraag is?
De heer Albert de Vries (PvdA): Hoe ziet de Minister dat?
De voorzitter: Dat is een ander punt dan de brochure en de vertaling. Volgens mij was de Minister bezig met zijn beantwoording in algemene zin hierover.
Minister Blok: Die regierol is er en die neem ik. Daarom hebben wij overleg met de lagere overheden, de werkgevers en de vakbonden. Daarom rapporteer ik de Kamer over de voortgang daarin. Daarom is er een jaar na het tekenen van de nationale verklaring het keurmerk flexwonen gekomen. Dus die regie is er, maar dat betekent niet dat de Nederlandse overheid verantwoordelijk is voor de individuele huisvesting van iedere niet-Nederlander die naar Nederland komt.
De heer Albert de Vries (PvdA): Dat was ook niet mijn vraag. Mijn vraag was een andere. Als in Oost-Europese landen actief arbeidskrachten worden geworven om hier te komen werken op projectbasis, dan is de afspraak volgens mijn informatie dat werknemers wel degelijk een bemiddelende rol hebben. Dat is ook van belang om te voorkomen dat mensen naar het laagste putje zoeken voor hun eigen huisvesting en daardoor allerlei overlast gaan veroorzaken. Dus mijn vraag is nogmaals: rekent de Minister het in zijn regierol tot zijn taak om met werkgevers afspraken te maken, in die zin dat zij in shortstayverband wel degelijk een rol op zich nemen?
Minister Blok: Zeker. Het feit dat ik vanmiddag de eerste certificaten heb kunnen uitreiken aan negen werkgevers, illustreert juist dat zij die verantwoordelijkheid nemen. Dat is een gevolg van het feit dat wij die nationale verklaring hebben opgesteld. Daar geven goede werkgevers ook invulling aan. Er zijn ook zwarte schapen. Overigens komen heel veel arbeidsmigranten op eigen initiatief. Dit concrete voorbeeld geeft echter aan dat goede werkgevers die verantwoordelijkheid nemen.
De voorzitter: Ik stel voor dat wij de Minister de tijd geven voor de rest van zijn beantwoording, maar de heer Van Klaveren mag nog een laatste interruptie plegen.
De heer Van Klaveren (PVV): Ik heb nog een vraag over het vorige punt. De Minister zei net dat arbeidsmigranten worden gehuisvest in huizen die gesloopt gaan worden, lange tijd leegstaan en toch tegen de vlakte gaan of verkocht worden, maar in de brief lezen wij ook dat de corporatie Wonen Limburg negen woningen beschikbaar heeft gemaakt voor arbeidsmigranten voor de longstay. Het gaat daarbij niet slechts om een korte of tijdelijke periode of om een periode net voor de sloop. Het gaat specifiek om longstay. Die woningen worden dus voor lange tijd beschikbaar gesteld aan deze groepen. Waarom doet deze corporatie dat? Zijn er corporaties in Nederland die (in)direct meewerken aan het bouwen of verhuren van zogenaamde Polenhotels? Ik begrijp het als de Minister dat nu niet een-twee-drie paraat heeft, maar dan zou ik het graag in een brief terugzien per regio. Het gaat om negen regio's.
Minister Blok: Ik vrees dat ik die informatie niet heb. Er bestaat geen landelijk overzicht van wat iedere corporatie precies doet. Er moet een aanleiding zijn om aan te nemen dat er regels worden overtreden, maar als dat niet zo is, kennen wij niet iedere activiteit tot in detail. Ik kan ook niet zo beantwoorden wat de situatie is bij deze corporatie in Limburg. Ik weet niet of dat hier zo is, maar bij een corporatie in Limburg is de kans groot dat er geen wachtlijsten zijn. Dan waren er dus woningen beschikbaar voor dit doel.
De heer Van Klaveren (PVV): Dan blijft het punt dat er specifiek voor deze groep woningen worden vrijgemaakt. Daarnet was het verhaal dat dat niet zo is. In de brief staat letterlijk dat negen woningen beschikbaar zijn gemaakt voor arbeidsmigranten voor de longstay. Dat zijn dus geen woningen die tijdelijk of net voor de sloop beschikbaar zijn gemaakt. Het gaat specifiek om longstay van arbeidsmigranten. In die zin worden specifiek voor die groep huizen vrijgemaakt of in ieder geval aan die groep verhuurd.
Minister Blok: De vraag is of er sprake is van een voorrangsregeling. Als de situatie is zoals ik haar net schets, namelijk dat het een gebied is waarin er geen wachtlijsten zijn, dan is er geen voorrangsregeling en worden woningen die anders leeg zouden staan verhuurd, waardoor er nog inkomsten zijn. Dat lijkt mij verstandig beleid.
De heer Jansen vroeg om een zeer gedetailleerde monitoring per regio met het type en de kwaliteit van de huisvesting, de huurprijs... Dat vroeg hij in het vorige overleg ook, herinner ik mij. Die informatie hebben wij niet en kunnen wij ook niet op die manier verzamelen. Over het algemeen krijgen wij echt gedetailleerde informatie over de woningmarkt met een vertraging van een jaar of twee via de woononderzoeken, die ik altijd met de Kamer deel. Recentere informatie krijg ik via gesprekken met gemeentes in het kader van de coördinatie van de huisvesting arbeidsmigranten, maar er is niet zo'n gedetailleerde administratie. Dus ik kan deze wens niet vervullen.
De heer Paulus Jansen (SP): Kan of wil. Mijn indruk is: wil. Ik stel de vraag nog een keer aan de Minister omdat ik denk dat er in dit geval reden is om hier expliciet onderzoek naar te doen. Dit is een probleemgroep. Er is meer dan gemiddeld sprake van slechte huisvesting, uitbuiting en te hoge huren. Vandaar dat ik denk dat de Minister voor Wonen geïnteresseerd zou moeten zijn in vragen als: op welke schaal komt dat voor en hoe kan ik er iets aan doen?
Minister Blok: Als de heer Jansen het zo formuleert, kan ik zeggen dat wij dat doen met die overleggen. Maar dat is iets anders dan die meer gedetailleerde monitoring zoals ik die uit de eerste termijn begrijp, want die hebben wij niet. Ik zie ook geen mogelijkheden om op die manier die gegevens te verzamelen. Die hebben wij ook niet over de rest van de woningmarkt. Maar wij zitten juist regelmatig met elkaar om tafel omdat wij de vinger aan de pols willen houden.
De heer Paulus Jansen (SP): De vereniging rondom de huisvesting van arbeidsmigranten meldt bijvoorbeeld dat er nu 25.000 bedden zijn die voldoen aan de SNF-norm. Als ik dat afzet tegen de omvang van de groep, is dat goed voor ongeveer een zesde van de huisvesting. Nou zullen er ook best een aantal mensen in reguliere huisvesting wonen, maar dat wekt op zijn minst de indruk dat een heel groot deel in het grijze circuit zit. Aangezien de Minister de huisjesmelkerij aan willen pakken, zoals hij ook in ander verband heeft gezegd, is het toch zaak dat wij zo snel mogelijk een nauwkeurig beeld krijgen van de situatie in deze branche? Waarom werkt hij daar niet aan mee?
Minister Blok: Ook van de andere inwoners van Nederland weten wij niet per kwartaal zo gedetailleerd hoe ze wonen. Daar hebben wij geen registratiesysteem voor. De kosten daarvan zouden gigantisch zijn. Maar via het woononderzoek houden wij de woonsituatie in Nederland in beeld, al zijn dat uiteindelijk altijd steekproeven. Wil je daar op kortere termijn op zitten, dan gaat dat toch echt op de manier die ik net beschreef. Het zou echter niet reëel zijn als ik de indruk zou wekken dat wij op kwartaalbasis zulke gedetailleerde informatie kunnen leveren. Dat lukt gewoon niet.
De heer Jansen vroeg ook of een migrant op straat staat als hij zijn baan kwijt is wanneer het arbeidscontract ook de huur omvat. De meeste cao's kennen wel een bepaling dat men op grond van de duur van het arbeidscontract nog een aantal weken mag blijven wonen. Dus als het per cao geregeld is, is er over het algemeen een overgang.
De heren Jansen en De Vries vroegen of ik de uitspraak van collega Asscher steunde over de gang van zaken rondom de registratie van het eerste verblijfsadres van niet-ingezetenen. Het kabinet spreekt met één mond, ook op dit gebied. Voor de precieze werking van deze registratie moet ik verwijzen naar het gesprek met collega Plasterk en Asscher, want die spreken hier ook met de Kamer over.
De heer De Vries vroeg naar de handhaving van de huisvestingsregels. Het is mijn taak als Minister om ervoor te zorgen dat gemeentes, die de regels uiteindelijk handhaven, daarvoor de instrumenten hebben. Daarom heb ik ook een herziening van onder meer de Rotterdamwet aan de Kamer voorgelegd. De handhaving zelf wordt gedaan door de gemeentes. Die hebben aangegeven blij te zijn met de aanscherping van de Rotterdamwet. Ik hoop die dan ook snel met de Kamer te kunnen behandelen.
De heer De Vries vroeg ook naar de ruimte die werkgevers hebben om de huur in te houden op het loon. Dat mag wettelijk maximaal 20% zijn als het om voorinhouding gaat. Werkgevers en werknemers mogen wel een aparte afspraak maken als de huur een hoger percentage is. Sociale Zaken is deze regeling aan het evalueren. Dus collega Asscher zou met een wijzigingsvoorstel bij de Kamer kunnen komen.
De heer Albert de Vries (PvdA): Het was mij bekend dat dat de regeling is, alleen worden in de praktijk veel hogere bedragen ingehouden, naast allerlei andere bedragen voor voorzieningen die al dan niet worden verstrekt. Is het zinvol om nog eens te praten met SNF over een lichte verzwaring van de certificaten, bijvoorbeeld door eisen te stellen aan contracten voor kamerverhuur, en over afspraken over maximale prijzen? Met name daar zit veel onrecht. Dat is de ene kant. Daarnaast hoor je de noodkreet van wethouders uit Den Haag en Rotterdam dat ze met de handhavingsinstrumenten die ze hebben, onvoldoende uit de voeten kunnen. Ik snap dat de Minister op dat punt samen moet werken met zijn collega's, maar ziet het kabinet geen aanleiding om de handhaving in meer samenhang te bespreken?
Minister Blok: Wat het laatste punt betreft, het kabinet zit om de tafel met de gemeentes om te praten over de problemen met de inschrijving. Daarbij gaat het om collega's Asscher en Plasterk. Wat het eerste punt betreft, op het correct toepassen van de wet minimumloon en het inhoudingspercentage ziet de Inspectie SZW toe. Het is niet logisch om de bedrijven die zich hebben aangesloten bij het SNF-keurmerk, hier specifiek op aan te spreken omdat zij de voorbeeldwerkgevers zijn, maar onderdeel van het arbeidsmigrantenbeleid is natuurlijk wel dat er serieus wordt gehandhaafd op dit gebied en andere terreinen. Dat ben ik zeer met de heer De Vries eens.
De heer Albert de Vries (PvdA): Mijn pleidooi is om die voorbeeldfunctie te versterken. Ik wil een en ander niet verplicht stellen maar de bedrijven die zich als voorbeeld willen manifesteren, aanmoedigen om in de certificeringsvoorwaarden afspraken op te nemen over prijs en over de bepalingen die wel en niet in zo'n contract kunnen staan.
Minister Blok: Ik zal met de SNF-partijen bespreken hoe zij daarin staan. Ik zeg dat graag toe. Het zijn de voorbeeldwerkgevers, maar handhaving bij de anderen is nog belangrijker.
De heer De Vries vroeg naar het punt van Aedes over de inkomensgrens. Arbeidsmigranten hebben geen of een zeer kort arbeidsverleden waardoor nog geen opgave inkomstenbelasting kan worden verstrekt. Ik ben aan het onderzoeken of er vooraf een betrouwbare inkomensverklaring te regelen is. Dat luistert wel nauw. Wij hebben ervaringen met inkomensverklaringen die niet altijd even betrouwbaar waren, bijvoorbeeld verklaringen die nodig waren voor werkvergunningen. Maar als een en ander op een betrouwbare manier lukt, dan laat ik het de Kamer weten.
De heer De Vries vroeg ook naar de rol van de provincies. Ik heb met bestuurders uit de meest betrokken provincies gesproken. Ook in mijn overleg met de gemeenten heb ik gevraagd hoe de samenwerking met de provincies verloopt. Beide partijen gaven aan dat daar geen aanvullende procedures of regels voor nodig waren. Ze weten elkaar goed te vinden. Een groot aantal gedeputeerden is zeer betrokken bij dit vraagstuk. Dus op dat punt werkt het lokaal bestuur uit zichzelf zoals het moet.
De heer Albert de Vries (PvdA): Mag ik nog heel kort een vraag stellen?
De voorzitter: Ik stel voor dat de Minister zijn betoog afmaakt en dat u de vraag in uw inbreng in tweede termijn stelt.
Minister Blok: De heer De Vries en mevrouw Van Toorenburg vroegen naar de huisvesting van migranten in recreatieparken. Daar heb ik ook met provincies over gesproken. Dat speelt met name op de Veluwe. Dat vraagt een zeer lokale aanpak. In Putten bekijkt men bijvoorbeeld of men een aantal parken specifiek voor dit doel kan bestemmen zodat andere parken aantrekkelijk blijven als recreatieterreinen. Het lijkt mij logisch dat dit soort afwegingen op dat lokale niveau worden gemaakt.
Mevrouw Van Toorenburg vroeg naar een reactie op de aanbevelingen van het College voor de Rechten van de Mens. Omdat het rapport niet op de agenda stond, heb ik niet alle aanbevelingen paraat. De aanbeveling die wij zo snel konden achterhalen en die dit onderwerp raakt, is het advies van het college om een wettelijk recht op privacy voor kamerhuurders in te voeren. Dat is al in het huurrecht geregeld. Dus daar nemen wij geen aparte maatregel voor. Als er andere punten zijn, dan moet ik daar waarschijnlijk schriftelijk op terugkomen.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Dat snap ik. Het gaat wat ver, maar ik sloeg aan op wat de Minister terecht zei, namelijk dat mensen zelf verantwoordelijk zijn. Maar het is dan ook belangrijk dat ze een plek hebben om een en ander aan te kaarten als het misgaat. Het interessante is dat wij 35 jaar geleden het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten hebben geratificeerd, maar niet het aanvullend protocol dat mensen zelf in positie brengt. Het hoeft niet vandaag, maar kan de Minister naar het kabinet de vraag meenemen of na 35 jaar de tijd daar is om ook het facultatieve protocol te ratificeren, zodat mensen hun eigen problemen beter kunnen oplossen?
Minister Blok: Daar kom ik graag schriftelijk op terug. Dan kan ik een beter onderbouwd antwoord geven.
De heer Verhoeven vroeg of wij voldoende zicht hebben op de voortgang en het aantal plekken dat erbij komt. Ik heb een overzicht van het aantal plekken op grond van de afspraken die nu in de regio gemaakt zijn. Dat telt op dit moment op tot 34.000 plekken. Dat is indrukwekkend. Tegelijkertijd hebben heel veel van de ongeveer 300.000 arbeidsmigranten zelf hun weg gevonden. Er staan op dit moment heel veel huizen in Nederland leeg. Mensen vinden hun weg bijvoorbeeld in recreatieparken. Dus je kunt niet zomaar aangeven welk aantal precies het goede aantal is. Het is wel van belang dat de regio's waar knelpunten zijn, met elkaar ook in aantallen laten zien dat ze willen zorgen voor een substantiële uitbreiding.
De heer Verhoeven wees er, waarschijnlijk ook op grond van het recente rapport van Platform31, op dat het vaak lastig is om projecten tot stand te brengen. Hij wees zelf overigens terecht op het structurele knelpunt dat arbeidsmigranten naar hun aard korte arbeidscontracten hebben en dat het daardoor voor een investeerder heel moeilijk is om langjarige verplichtingen aan te gaan. Het rapport van Platform31 heb ik met interesse gelezen. Daarin staat gelukkig niet dat niets lukt. Uit de overeenkomsten in de regio's blijkt dat ook niet. Het rapport geeft wel aan dat wij op dit onderwerp moeten blijven zitten, omdat het niet bovenaan op de agenda van de gemiddelde gemeentebestuurder of de gemiddelde inwoner staat. Daar begon ik mijn betoog ook mee. Uiteindelijk zal het met een goede aanpak wel degelijk lukken om oplossingen te bieden voor de knelpunten.
De heer Verhoeven vroeg ook hoe het staat met de cao-afspraken. In de uitzendsector zijn in de cao goede afspraken gemaakt over huisvesting. In sommige deelsectoren van de landbouwsector zijn afspraken gemaakt, maar in een groot aantal ook niet. Dat is typisch een van de onderwerpen die in die overleggen van mijn kant op tafel komen, in die zin dat het wenselijk is dat die afspraken worden gemaakt. Hetzelfde geldt voor de vleessector. Daarin zijn zelfs nog geen afspraken gemaakt. Ik vind het van belang dat dat wel gebeurt. Ik zal ze daarop blijven aanspreken.
Mevrouw Visser is met mij van mening dat een en ander allereerst een eigen verantwoordelijkheid is maar dat de overheid wel moet optreden om overlast en uitbuiting te voorkomen. Zij vroeg mij specifiek welke rol woningbouwcorporaties hebben bij permanent en kortdurend verblijf. Bij permanent verblijf is de positie van een EU-burger gelijk aan die van een Nederlander. Hij zal zich meestal moeten inschrijven op de wachtlijst. Ik kom met een wetsvoorstel om echt commerciële activiteiten in te perken, in ieder geval om ze niet onder staatsgarantie te laten plaatsvinden. Dat weet mevrouw Visser. Er is op dit moment echter veel mogelijk in het tussengebied, omdat er sprake is van woningen die beschikbaar zijn in aanloop naar verbouw of sloop. Net als tegen de heer Van Klaveren zeg ik tegen mevrouw Visser dat ik het onjuist vind als er een voorrangspositie zou ontstaan voor arbeidsmigranten.
Voorzitter: Paulus Jansen
Mevrouw Visser (VVD): Hoe ziet de Minister dan de oproep van corporaties om logiesvoorzieningen en shortstayvoorzieningen aan te bieden? Zijn dit in zijn ogen commerciële activiteiten die straks in zijn nieuwe voorstel onder de niet-DAEB-tak vallen (DAEB: diensten van algemeen economisch belang) of gewoon onder de DAEB-tak?
Minister Blok: Logiesvoorzieningen aanbieden klinkt als een marktactiviteit. Die worden ook door de markt aangeboden. De discussie over de afbakening gaan wij voeren bij de behandeling van de herzieningswet, maar het zal over het algemeen een marktactiviteit zijn.
Voorzitter: Visser
De heer Paulus Jansen (SP): Ik vind dat een opmerkelijke reactie van de Minister, want als hij op werkbezoek gaat in Rotterdam-Zuid, constateert hij zelf dat er sprake is van grootscheepse uitbuiting en een buitengewoon slechte prijs-kwaliteitverhouding. Dus de markt lost het in de ogen van de SP-fractie op een zeer asociale manier op. Dan zou er toch een taak kunnen liggen voor sociale huisvesters om daar een fatsoenlijk alternatief voor te bieden? Waarom zouden corporaties per definitie alleen zelfstandige woningen mogen aanbieden, wat ze inderdaad doen, en niet ook onzelfstandige woningen zoals groepshuisvesting? Ze bieden toch ook studentenkamers aan?
Minister Blok: De heer Jansen stelt dat corporaties iets niet aan mogen bieden, maar wij gaan nog spreken over de taakafbakening. Het gaat om de vraag welk deel met staatsgarantie mag worden aangeboden, terwijl wij allemaal weten dat er in grote delen van het land wachtlijsten zijn en corporaties nogal eens aangeven dat ze beperkte investeringsruimte hebben. Je wilt niet de situatie krijgen dat ten koste van mensen op wachtlijsten uitgaven worden gedaan voor een andere groep. De gemeente Amsterdam heeft vandaag een brief gestuurd waarin zij een soortgelijke analyse maakt. Die herken ik. Dan krijg je natuurlijk zeer boze reacties. In de schets van de herzieningswet die ik aan de Kamer heb gestuurd, geef ik aan dat activiteiten die corporaties voor de markt willen verrichten, zonder garantie zijn en dat die alleen zodanig mogen worden ondernomen dat ze de sociale activiteiten niet in gevaar brengen en geen marktverstoring opleveren. Dat is iets anders dan een verbod.
De heer Paulus Jansen (SP): Tot op heden zitten in het DAEB-deel, het sociale deel van de corporatieactiviteiten, onzelfstandige studentenkamers en maatschappelijke pensions voor opvang van mensen die anders op straat zouden leven. Dat mag. Sterker nog, de SP-fractie vindt dat een kerntaak van de corporaties. Wat is het principiële verschil tussen deze doelgroep, die niet onder DAEB zou mogen vallen bij onzelfstandige groepshuisvesting, en de twee groepen die ik zojuist noemde, die dat wel mogen?
Minister Blok: De twee genoemde groepen vallen logischerwijze onder het DAEB-criterium. De aanvliegroute is voor mij gelijke behandeling. Zolang er wachtlijsten zijn en er kennelijk nog een grote behoefte is in het DAEB-gebied, is het niet logisch om een groep, in dit geval arbeidsmigranten, met voorrang te behandelen of om geld in marktactiviteiten te gaan steken. Die discussie gaan wij echter nog breder voeren.
Daarmee ben ik aan het eind gekomen van mijn beantwoording in eerste termijn.
Voorzitter: Paulus Jansen
Mevrouw Visser (VVD): Voordat wij naar de tweede termijn gaan, heb ik nog een vraag. Welke rol ziet de Minister nog voor zichzelf in het kader van de nationale verklaring, met name in het afdwingen van de afspraken met de gemeenten gelet op de voortgang? Of vindt hij dat er voldoende voortgang is geboekt waardoor het niet meer nodig is?
Minister Blok: Ik zie het als mijn rol om aan te jagen en te coördineren. Ik heb geen instrument om zaken af te dwingen. Ik heb überhaupt niet zo veel instrumenten op het gebied van de woningmarkt. Het gaat erom dat ik bekijk waar ik wel een landelijke rol kan spelen, bijvoorbeeld met de Rotterdamwet, en waar ik met collega's knelpunten weg moet nemen, bijvoorbeeld op het gebied van registratie. Het effect van de openbaarheid over de vraag welke regio's voldoende of onvoldoende maatregelen nemen, is er zeker. Het effect dat werkgevers hierop worden aangesproken, is er ook. Zie het keurmerk. Maar tenzij er sprake is van echte overtredingen, heb ik geen mogelijkheden om dingen af te dwingen.
Mevrouw Visser (VVD): Maar ziet de Minister, naast de gesprekken in het bestuurlijk overleg en de wijzigingen die nu zijn doorgevoerd in de Leegstandwet, de Crisis- en herstelwet, en de wijzigingen die straks worden doorgevoerd in de Rotterdamwet, nog een aanvullende rol voor zichzelf weggelegd? Ik heb zijn beantwoording namelijk zo beluisterd dat de dossiers en de knelpunten met name liggen bij andere departementen en collega's, en dat hij wat huisvesting betreft geen aanvullende rol meer ziet voor zichzelf anders dan bestuurlijk overleg en druk op het proces houden.
Minister Blok: Ik heb nu niet onmiddellijk iets op het netvlies, maar die wetgevende rol vind ik een heel belangrijke. Vandaar dat ik met spoed de aanpassing van de Rotterdamwet bij de Kamer heb neergelegd. Daarnaast is het in gesprek blijven geen praten om het praten. Dat erkennen alle partijen ook. Daar kunnen wellicht ook dingen op mijn terrein uit naar voren komen waar ik actie op moet ondernemen. Dat kan ik nooit helemaal uitsluiten. Maar veel zaken, zoals de registratie of de controle op de wet minimumloon, liggen bij mijn collega's. Die deel ik ook met hen, maar acties zullen primair onder hun verantwoordelijkheid moeten worden ondernomen.
Voorzitter: Visser
Mevrouw Van Toorenburg (CDA): De Minister is niet zo heel scherp ingegaan op de brief van de heer Karssen van de VNG waarin hij een aantal aanbevelingen doet, bijvoorbeeld de aanbevelingen dat wij de aantallen beter in beeld moeten krijgen, dat er ruimte moet zijn voor pilots en experimenten en dat wij ervoor moeten zorgen dat het going concern is. Kan de Minister daar nog iets over zeggen? Dan hoef ik namelijk geen tweede termijn.
Minister Blok: De pilots hebben wij georganiseerd. Daarover gaat ook het rapport van Platform31. De heer Karssen is een zeer gewaardeerd deelnemer aan het overleg en meer dan dat. Ik heb hem vorige week geprezen voor de voortrekkersrol die hij speelt in de VNG. Ik heb ook niet het beeld dat er een verschil zit tussen wat de heer Karssen wil bereiken en waar ik mee bezig ben. Daarvoor heb ik hem te veel en te constructief gesproken de afgelopen tijd. Wat going concern betreft ben ik het met hem eens dat wij nu niet moeten zeggen: het is klaar; gemeenten, zoek het maar uit. Wij moeten structureel met elkaar om de tafel blijven zitten om gemeentelijke knelpunten op tafel te krijgen en om werkgevers erbij te blijven betrekken. Wij hadden het er net over dat daar in nog lang niet alle cao's iets over is geregeld. Dus op die manier wil ik invulling blijven geven aan mijn verantwoordelijkheid en de oproep van de heer Karssen.
De voorzitter: Ik stel voor dat wij overgaan naar de tweede termijn. Gelet op de tijd is de spreektijd één minuut per persoon.
De heer Albert de Vries (PvdA): Mijn VAO begint over tien minuten, mag ik eerst?
De voorzitter: Ik zie dat de overige leden dat prima vinden. Ga uw gang.
De heer Albert de Vries (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Minister voor zijn beantwoording. Ik ben blij met de toezegging dat hij met SNF om de tafel gaat zitten om te bekijken of hij het certificaat nog wat steviger kan krijgen. Ik wil hem vragen om in het kabinet nog een keer goed te praten over de vraag of aan het actieplan van Minister Asscher een vervolg kan worden gegeven, in die zin dat ook in de huisvesting misstanden en overlast kunnen worden aangepakt. Ik begrijp dat hij daar een bescheiden rol in speelt en zijn collega's daar het voortouw in moeten nemen, maar een actie in de richting van de VNG zou de PvdA erg op prijs stellen.
Eén ding begreep ik niet helemaal in de beantwoording. Aan de ene kant constateert collega Jansen dat het aantal vinkjes nog beperkt is. Aan de andere kant zegt de Minister dat de rol van de provincies niet steviger hoeft te zijn. Dat kan ik niet zo goed met elkaar rijmen. Er is wel voortgang maar er is ook nog een heel grote opgave. Wij zijn nog lang niet aan het eind van de rit. Nog flink wat gemeenten komen echt niet van wal.
De heer Van Klaveren (PVV): Voorzitter. De volledige openstelling van de arbeidsmarkt voor Polen en volgende maand voor Roemenen en Bulgaren is geen zegen voor ons land. Nederland wordt geconfronteerd met criminaliteit, verloedering en verdringing op de arbeidsmarkt. De komst van grote groepen Roemenen en Bulgaren naar ons land stimuleert bestuurlijk Nederland alleen maar door folders in de eigen taal, speciale loketten voor hen en de proactieve inspanning van corporaties om deze mensen te huisvesten. De PVV wil geen Polenhotels, gereserveerde corporatiewoningen of nationale verklaringen. Wij willen tewerkstellingsvergunningen. Die willen wij behouden voor Roemenen en Bulgaren. Voor Polen zouden wij ze graag terugzien. Waar mogelijk willen wij de leefbaarheid verbeteren door het uitzetten van criminelen en figuren die niet voldoen aan de inkomensvereisten.
Het reeds aangekondigde VAO zou ik hierbij aan willen vragen.
De heer Paulus Jansen (SP): Voorzitter. Dank voor de beantwoording. Omwille van de tijd zal ik mij beperken tot twee punten.
Ten eerste verwijst de Minister net iets te vaak naar zijn collega's Asscher en Plasterk als het gaat om de problemen met de Gemeentelijke Basisadministratie voor persoonsgegevens (GBA), de Registratie Niet-Ingezetenen (RNI) en het burgerservicenummer (bsn). Daarmee loopt hij het risico dat wij hier volgende keer met drie bewindspersonen zitten. Dat wil hij het kabinet toch niet aandoen? Ik vind dat hij voor de kernproblemen rond de huisvesting aanspreekbaar moet zijn op het volledige dossier. Ik ga ervan uit dat er volgende keer ook voortgang wordt gemeld.
Ten tweede zijn er heel weinig cijfers. Daardoor kun je niet zien of er vooruitgang is. Ik heb het woord «kwartaalrapportage» niet in de mond genomen. Dat maakt de Minister ervan. Maar ik zou het op zijn minst waarderen als hij zegt: wij gaan voor één regio over een periode van een halfjaar echt uitzoeken hoe het zit op die vier hoofdgebieden. Wellicht kunnen wij daar dingen van leren die ook in andere regio's te gebruiken zijn. Is de Minister daartoe bereid?
De heer Verhoeven (D66): Voorzitter. Ik ben de Minister zeer erkentelijk voor zijn beantwoording. Ik vind het heel goed dat hij zo nu en dan naar andere bewindspersonen verwijst. Dit debat gaat over de huisvesting van arbeidsmigranten. De meeste Kamerleden hebben allemaal principiële vragen over arbeidsimmigratie gesteld. Daar is twee weken geleden tijdens de behandeling van de begroting SZW twee dagen lang uitgebreid over gesproken. Ik ben heel blij dat de Minister niet ingaat op vragen over folders of ambassades maar dat liever overlaat aan zijn collega's, de deskundigen ter zake. Ik vind dat een heel verstandige opstelling.
Ik heb verder geen vragen meer aan de Minister. Ik vind het teleurstellend dat de PVV twee keer een termijn benut om een tirade af te steken en tamtam te maken over allerlei dingen die zij niet wil, maar ik heb niet één constructieve suggestie gehoord over de huisvesting van deze groep. Die groep is er nu eenmaal, of je dat nu wilt of niet. En die geeft problemen voor bepaalde wijken en gebieden. Ik hoop dat dat de volgende keer anders is. Daar hoop ik nog een keer wat van te merken bij de heer Van Klaveren, want hij kan het wel, hij doet het alleen niet.
De voorzitter: Dat is bijna uitlokking.
De heer Van Klaveren (PVV): Dat vind ik ook uitlokking. De PVV draagt altijd heel constructieve oplossingen aan. Die worden helaas niet altijd gedeeld. Dat is jammer, want dan zouden wij een hoop minder problemen in dit land hebben. Zoals ik al eerder heb aangegeven, is huisvesting geen taak van de Nederlandse Staat. Dat moeten mensen zelf oplossen. En wat ons betreft komen de meeste mensen liever niet.
Voorzitter: Paulus Jansen
Mevrouw Visser (VVD): Voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording en de heldere uiteenzetting over het DAEB- en niet-DAEB-deel van de corporaties.
Ik blijf nog wel met een aantal vragen zitten die ik in eerste termijn heb gesteld. In zijn brief wijst de Minister op nut en noodzaak van de aanpak van overlast en het oneigenlijk gebruik van voorzieningen. Hij schreef dat hij met een analyse zou komen. Wat is de uitkomst van die analyse, die nu beschikbaar zou moeten zijn, en welke acties worden daaraan gekoppeld?
Wat ons betreft heeft de Minister veel gedaan op het terrein van huisvesting. Hij heeft laten zien dat de uitvoering nu op lokaal niveau ligt en dat hij daar mogelijk een aanjaagfunctie in heeft. Alle andere knelpunten en opgaven liggen bij andere departementen. Die zijn breder dan alleen maar het tegengaan van bedelarij en straatmuzikanten. Daar hebben wij al een APV voor, maar die helpt gemeenten niet. Dus welke aanvullende maatregelen neemt het kabinet nu nog tegen overlast en oneigenlijk gebruik? Dat kan best buiten de scope van huisvesting liggen, maar ook voor komende debatten is het relevant om hier meer inzicht in te krijgen. Een aantal collega's en ikzelf noemden het voorbeeld van Rotterdam en Den Haag. Die hebben gepleit voor zorgvuldige registratie en administratie om overlast te kunnen aanpakken en te kunnen handhaven. Dat is een zeer terechte oproep, aangezien de Minister ook zelf in zijn beantwoording aangeeft dat overlast en uitbuiting moeten worden tegengegaan. Graag krijg ik daar nog een nadere reactie op.
Voorzitter: Visser
Minister Blok: Voorzitter. De heer De Vries is er weliswaar niet meer, maar zal mijn antwoorden ongetwijfeld via de notulen vernemen. Hij vroeg naar een vervolg op het actieplan van de heer Asscher voor huisvesting. Mede als gevolg van onze overleggen zijn gemeentes veel actiever gaan handhaven omdat iedereen zich realiseert dat het tegelijkertijd een kwestie is van handhaven en woonruimte faciliteren. Ik zie daar echt vooruitgang in. Ik heb geschetst hoe ik de komende tijd te werk wil gaan met de invulling van dat actieplan.
Inmiddels hebben wij de vinkjes even snel geteld, ook voor de heer Jansen. Bij acht van de negen regio's kunnen wij inmiddels vier vinkjes zetten. Alleen West-Friesland krijgt er nog maar een.
De heer Paulus Jansen (SP): Dat overzicht wil ik graag van de Minister krijgen, want ik heb een net iets andere telling. Het scheelt maar een stuk of dertig vinkjes, hoor.
Minister Blok: Dan gaan wij die vinkjes nog een keer schriftelijk uitwisselen.
De heer Van Klaveren had al een VAO aangekondigd. Dat is zijn goed recht.
De heer Jansen vroeg om één regio te onderzoeken, maar ook dan blijft mijn probleem dat je een heel groot en zwaar onderzoeksinstrument gaat inzetten, terwijl de regio's daar zelf niet om vragen en ze wel de vinger aan de pols houden in het kader van afspraken die ik met ze maak. Ik ga veel liever voort op de manier waarmee de regio's zelf ook goed kunnen leven, namelijk overleggen en zelf met partijen om de tafel zitten. Gemeentes krijgen als bestuurslaag die het dichtst bij de bevolking staat, zelf ook onmiddellijk de signalen als er sprake is van overlast of overbewoning en krijgen van mij de instrumenten om daarop te acteren.
Mevrouw Van Toorenburg had geen vragen meer, de heer Verhoeven ook niet. Mevrouw Visser vroeg nog hoe wij het oneigenlijk gebruik van middelen aanpakken. Dit is ook weer bij uitstek een terrein waarvoor ik de verantwoordelijkheid deel met een groot aantal collega's. Mevrouw Visser weet dat wij gezamenlijk met een stevige fraudeaanpak aan de slag zijn gegaan, mede naar aanleiding van de fraude met de toeslagen. De politie heeft een specifieke aanpak voor rondtrekkende criminele groepen Oost-Europeanen. Dat is de verantwoordelijkheid van collega Opstelten. Ik, als verantwoordelijke voor de huurtoeslag, ben betrokken bij alle maatregelen tegen fraude en schuif aan bij alle overleggen daarover. Dit is weliswaar een belangrijk onderwerp maar dat ik deel met een groot aantal collega's. Tot zover mijn antwoorden in tweede termijn.
Voorzitter: Paulus Jansen
Mevrouw Visser (VVD): Dat constateerde ik ook in mijn inbreng, maar de Minister geeft aan dat hij hiervan een analyse heeft laten maken en dat hij een aantal maatregelen gaat treffen. Ik neem aan dat er uit die analyse iets gaat volgen. Het kan zijn dat er niks aan de hand is, maar wij krijgen andere signalen uit de praktijk. Dus wanneer is de analyse beschikbaar voor de Kamer, inclusief de concrete acties die het kabinet onderneemt? Die zullen inderdaad breder zijn dan huisvesting. De brief van de Minister wekt de suggestie dat wij straks met een handreiking komen waarin wij de gemeenten ertoe oproepen om een algemene plaatselijke verordening op te stellen om – ik noem weer de twee voorbeelden in de brief – straatmuzikanten en bedelarij aan te pakken. Volgens mij is het probleem groter en moet er meer gebeuren. Graag krijg ik hier een nader antwoord op.
Minister Blok: Ik kan de vraag niet goed plaatsen, want er is een hele aanpak rond fraude. Dus wat is precies de vraag die ik moet beantwoorden?
Mevrouw Visser (VVD): Op pagina 3 stelt de Minister dat hij bezig is met een analyse om te bekijken hoe gemeenten kunnen anticiperen op de komst van niet-zelfredzame burgers naar Nederland en welke instrumenten zij kunnen gebruiken om te voorkomen dat er oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van Nederlandse voorzieningen. Dat is de fraudeaanpak. Er staat dat de analyse aan het einde van het jaar beschikbaar is, want dan komt de Minister met een handreiking. Wij leven inmiddels bijna in 2014, dus de eerste vraag is: is de analyse beschikbaar, ook voor de Kamer? En welke acties gaan de Minister en het kabinet in brede zin in dezen ondernemen?
Voorzitter: Visser
Minister Blok: Nu begrijp ik de vraag. De analyse komt in januari. Dus ik moet meteen opbiechten dat wij dit niet halen. Die analyse wil ik graag met de Kamer delen.
De voorzitter: Wij hebben een aantal toezeggingen genoteerd.
1. De Minister informeert de Kamer over de uitkomst van een gesprek met SNF over een eventuele verzwaring van het certificaat. Daarbij gaat het om het inhouden van het loon en het versterken van de voorbeeldfunctie van bedrijven.
2. De Minister informeert de Kamer over de mogelijkheid om een betrouwbare inkomensverklaring vooraf af te kunnen gaan geven. Hij is bezig met die verkenning en gaat bekijken of dat mogelijk is.
3. De Kamer wordt geïnformeerd over het al dan niet ratificeren van het protocol bij het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten.
4. De Minister informeert de Kamer schriftelijk over de «vinkjeslijst», de vinkjes per regio en de vraag wat is gerealiseerd en wat nog niet. Dan heeft de Kamer direct ook een beeld.
5. De analyse over het oneigenlijk gebruik van voorzieningen en de acties die daaruit voortvloeien, is in januari beschikbaar. Die zal de Minister de Kamer doen toekomen.
Tot slot is er een VAO aangevraagd. Wij zullen hier dus verder over praten. Ik dank alle leden voor hun aanwezigheid.
Sluiting: 18.03 uur