Vastgesteld 27 februari 2020
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 19 december 2019 overleg gevoerd met de heer Blokhuis, Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over:
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 15 mei 2019 inzake reactie op het verzoek van het lid Kuiken, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 19 februari 2019, over veiligheid in woonzorginstellingen (Kamerstukken 29 538 en 33 628, nr. 294);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 4 juli 2019 inzake voortgangsrapportage beschermd wonen en maatschappelijke opvang (Kamerstuk 29 325, nr. 99);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 4 juli 2019 inzake beantwoording vragen commissie over het actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren (Kamerstuk 29 325, nr. 100);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 14 maart 2019 inzake actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren (Kamerstuk 29 325, nr. 97);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 17 september 2019 inzake plan terugdringen dakloosheid (Kamerstuk 29 325, nr. 102);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 6 december 2019 inzake terugdringen van dakloosheid (Kamerstuk 29 325, nr. 103);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 13 december 2019 inzake stand van zaken van het Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren en de uitvoering van de meerjarenagenda beschermd wonen en maatschappelijke opvang (Kamerstuk 29 325, nr. 104).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Lodders
De griffier van de commissie, Post
Voorzitter: Van Otterloo
Griffier: Krijger
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Agema, Diertens, Dik-Faber, Geluk-Poortvliet, Van Gerven, Van den Hul, Van Otterloo, Regterschot, Renkema en Sazias,
en de heer Blokhuis, Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Aanvang 15.44 uur.
De voorzitter:
Welkom iedereen. Allereerst mijn excuses. De stemmingen liepen uit en we zijn dus wat later begonnen dan gepland. We hebben weinig uitloopmogelijkheden, omdat er na deze commissie een spoedoverleg is. Dus wat we aan het begin hebben verloren, kunnen we aan het eind niet goedmaken.
Dit is het overleg met betrekking tot maatschappelijke opvang. Ik heet de Staatssecretaris van harte welkom. In verband met de tijd wijs ik de leden erop dat er echt niet meer dan twee interrupties per persoon mogen plaatsvinden. Houd de interrupties ook kort, omdat we anders niet in staat zijn om dit overleg binnen de geplande tijd af te ronden.
Als eerste geef ik het woord aan mevrouw Dik-Faber van de ChristenUnie.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Allereerst bied ik alvast mijn excuses aan, omdat ik straks even de vergadering moet verlaten. Ik zal even naar een VAO in de plenaire zaal moeten gaan om een motie in te dienen.
Voorzitter. Ik was vandaag bij het daklozenconsulaat en sprak daar met twee jonge mensen die buiten hun schuld om een tijd dakloos zijn geweest. Een van hen vertelde hoe het gezin waarin zij opgroeide de huur niet meer kon betalen en uit de woning werd gezet. Ze kwam met haar moeder in de vrouwenopvang terecht, waardoor de gezinsleden ook nog eens een jaar lang van elkaar gescheiden zijn geweest. Nu volgt ze een opleiding om in de maatschappelijke opvang aan het werk te gaan, omdat ze weet wat het betekent om dakloos te zijn. Ik vond dat een heel mooi en hoopvol verhaal.
Voorzitter. Helaas kloppen er steeds vaker mensen aan die helemaal geen opvang willen, maar die simpelweg geen huis kunnen krijgen. Het probleem ligt dan niet bij de opvang, maar bij de grote woningnood in ons land. Ik hoor steeds meer schrijnende situaties, zoals verhalen over kinderen die uit huis worden geplaatst, omdat hun moeder geen huis heeft. We zien nieuwe groepen, zoals mensen uit Midden- en Oost-Europa, die hun baan in Nederland zijn kwijtgeraakt. En dan zijn er zogenaamde zelfredzame daklozen, die tussen wal en schip vallen en vanwege het criterium van zelfredzaamheid niet in aanmerking komen voor opvang.
Voorzitter. Mijn fractie vindt het niet uit te leggen dat in Nederland 8.500 kinderen in de opvang zitten en dat we er in een van de rijkste landen van de wereld niet in slagen om de basis in het leven van mensen op orde te krijgen. Het aantal dak- en thuislozen is in de afgelopen twee jaar fors gegroeid. Waar de opvang een tijdelijk vangnet zou moeten zijn, is het vaak een web geworden waar mensen in verstrikt raken en niet meer uitkomen. We hebben veel brandbrieven ontvangen van ombudslieden, gemeenten en opvangorganisaties.
Voorzitter. De kabinetsbrief van 6 december is goed, maar bevat nog te veel plannen en goede bedoelingen en te weinig concrete maatregelen. Een belangrijke sleutel ligt bij de woningcorporaties. Er moeten veel meer kleine, betaalbare woningen worden gebouwd: woningen van 35 m2 tot 40 m2, met een huurprijs van maximaal € 400 per maand. Gemeenten denken nog te vaak dat je geen woonruimte kunt realiseren voor deze doelgroep, maar het is mogelijk. Als bestaande woningbouwplannen geen rekening houden met deze doelgroep, zie ik geen andere oplossing dan dat het Rijk de regie neemt om de woningnood en het daklozenprobleem aan te pakken.
Voorzitter. We hebben net een noodwet aangenomen om de woningbouw vlot te trekken. Laten we dan ook de nood zien van mensen die nu nergens een plek hebben. Welk perspectief bieden wij hen? Is de Staatssecretaris bereid om, samen met zijn collega van BZK, te komen met een spoedwet die gemeenten doorzettingsmacht geeft om de bouw van kleine, betaalbare flexwoningen af te dwingen? Alle gemeenten zullen hierin hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Maak met alle gemeenten duidelijke afspraken over hoeveel nieuwe opvangplekken zij komend jaar realiseren en monitor dat. Is de Staatssecretaris daartoe bereid?
Voorzitter. Ik wil in het bijzonder aandacht vragen voor het belang van huisvesting voor onbedoeld zwangere vrouwen. Zo hoorde ik van een vrouw dat zij abortus overwoog vanwege gebrek aan huisvesting. Uiteindelijk heeft een pleeggezin zich over haar ontfermd. Dat is natuurlijk prachtig, maar doordat ze nu onderdak heeft gevonden, vervalt haar recht op een urgentieverklaring voor een huurwoning en wordt zij gekort op haar uitkering. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om de opvang van thuisloze zwangere vrouwen beter te faciliteren, zowel voor de vrouw zelf als voor hen die haar hulp bieden?
Voorzitter. Er is meer nodig dan alleen huisvesting. Het is belangrijk dat mensen die niet zelfredzaam zijn tijdig in beeld komen en een steuntje in de rug krijgen. Investeringen in het sociaal domein zijn daarom cruciaal, niet alleen in de grote steden, maar juist ook in de omliggende gemeenten. We kennen de financiële situatie van gemeenten en juist daarom is het belangrijk om de opgave van wat lokaal nodig is op het gebied van preventie, begeleiding en opvang van daklozen goed in beeld te brengen. Kan de Staatssecretaris al iets melden over de uitvoering van mijn motie op dit punt? Kan hij toezeggen dat er geld bijkomt als daarvoor een goede onderbouwing is?
Voorzitter, tot slot. Laten we ook naar onszelf kijken. We weten dat bepaalde wetten leiden tot dakloosheid. Ik noem bijvoorbeeld de aansluiting tussen de Jeugdwet en de Wmo, en de jongerenproblematiek rond 18 jaar en 21 jaar. Mensen vallen hier in een gat. Hoe voorkomen we dat deze jongeren op straat komen te staan?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Hul van de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dank, voorzitter. Van den Hul. Ik vervang vandaag mijn collega John Kerstens. Hij laat zich excuseren, omdat hij op ditzelfde moment een plenair debat heeft.
Deze commissie is weliswaar niet de mijne, maar het dossier en de problemen die daarin voorkomen, kom ik als woordvoerder huiselijk geweld helaas vaak tegen in een heel herkenbare vorm. De lange tijden dat mensen in de opvang zitten, het gebrek aan woonruimte om door te stromen en ook het web van problemen waar mensen in verstrikt raken, zijn schrijnend herkenbaar. En dat alles in een van de rijkste landen ter wereld; mijn voorgangster zei het al.
Als je de zekerheid hebt van een dak boven je hoofd, dan is dat een basis om je leven op orde te krijgen, om kansen te pakken, om dingen te ondernemen en om echt mee te doen in onze samenleving. Net zoals het ontbreken van zo'n dak de oorzaak of het gevolg kan zijn van een hele hoop problemen.
Als je de actieplannen van de Staatssecretaris leest, bijvoorbeeld voor dak- en thuisloze jongeren, en je kijkt naar de termen die daar onder de kopjes «actie» worden gebruikt, dan struikel je over termen als pilots, het delen van goede voorbeelden, overleggen, ondersteunen, ontwikkelen, onderzoeken, verkennen, verzamelen, aandachtgeven, stimuleren, uitdagen en natuurlijk evalueren. Ik zeg het even heel cru, maar met de beste bedoelingen: met mooie woorden en met ons best doen gaan we het helaas niet redden. Hoe belangrijk het ook is om ons best te doen, er is meer nodig. Dat hoor je als je spreekt met gemeenten, organisaties en medewerkers uit het veld, maar dat hoor je vooral als je spreekt met de mensen om wie het gaat. Je ziet het ook, als je bekijkt hoe de situatie in het veld nu is. Als we dakloosheid echt willen aanpakken, werk willen maken van Housing First en een omslag willen maken van opvang naar wonen – volgens mij willen we dat hier vandaag allemaal – dan moeten we beginnen met te zorgen voor voldoende woonruimte. Die is er nu simpelweg niet en die gaat er ook niet komen als we daar geen extra geld voor uittrekken en geen harde afspraken over maken. Ik krijg graag een reactie van de Staatssecretaris.
Is de Staatssecretaris van plan om regels die nu bijvoorbeeld jongeren in de weg zitten, opzij te zetten en gemeenten de ruimte te geven om maatwerk te leveren? Gemeenten kunnen dit bijvoorbeeld doen door sneller een uitkering toe te kennen of de kostendelersnorm niet toe te passen.
Voorzitter. Nachtopvang is nu nog te vaak een troosteloze slaapzaal met stapelbedden, waar mensen nauwelijks rust vinden, geen privacy hebben, zich onveilig voelen en waar een perspectief wordt geboden dat helaas niet verder gaat dan «vannacht lig je in elk geval droog». Dat laatste is natuurlijk belangrijk, maar je wilt meer. Je wilt dat iemand echt perspectief wordt geboden, en een eerste stap om haar of zijn leven weer op de rit krijgen. Je wilt dat iemand echt wordt gezien, en letterlijk in beeld is en vooral ook blijft. Nu komen mensen soms slechter uit de opvang dan ze erin gingen. Ze verdwijnen uit beeld of worden draaideurklant. Sommige mensen zitten zelfs meer dan een jaar in opvang die als tijdelijk is bedoeld. Dat moet en kan anders. De nachtopvang moet op de schop, zoals de Federatie Opvang deze week betoogde. Wij zijn het daarmee eens. Is de Staatssecretaris bereid daar werk van te maken en ervoor te zorgen dat die slaapzalen kunnen worden omgebouwd tot een- of tweepersoonskamers, om maar eens iets te noemen? Is hij bereid er alles aan te doen, zodat direct kan worden begonnen met het aanpakken van de problemen van deze mensen, waarvan dakloosheid er vaak maar één is?
Voorzitter. Wij lazen dat het kabinet recent een wetsvoorstel voor een wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening heeft ingediend. Dit zou ervoor moeten zorgen dat we effectiever werken, door vroegsignalering en het zo spoedig mogelijk bieden van hulp. Ik ben als ingevlogen vervangend woordvoerder niet exact op de hoogte van de details van dit wetsvoorstel, maar ik ben wel heel benieuwd hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot het bieden van hulp in en tijdens de opvang. Het betreft overigens problemen die ook al eerder door de Ombudsman zijn geadresseerd in de vrouwenopvang: problemen met schulden en het niet goed kunnen doorstromen naar huurwoningen.
Voorzitter. Tot slot heb ik nog drie korte vragen. Is de Staatssecretaris bereid om, net als bij maatschappelijke opvang, de zogenaamde doordecentralisatie beschermd wonen uit te stellen tot 2026? Hij kent de problematiek rond beschermd wonen. Die wordt niet kleiner bij alsmaar rechtdoor gaan. Integendeel.
Dan mijn tweede vraag. De G4 deed de suggestie om quota in te stellen voor uitstroom vanuit, onder andere, de opvang. We horen heel graag de reflectie van de Staatssecretaris hierop.
Zou de Staatssecretaris tot slot kunnen vertellen hoeveel mensen dankzij het meldpunt briefadres inmiddels daadwerkelijk weer staan ingeschreven? Ons vermoeden is dat dit er weinig zijn, omdat de mensen in kwestie niet gaan mailen. Zij willen persoonlijk contact. Is de Staatssecretaris bereid om ook naar alternatieve vormen van communicatie voor dit meldpunt te kijken?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van den Hul. Dan is nu het woord aan mevrouw Geluk-Poortvliet van het CDA.
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Voorzitter, de Tweede Kamer gaat bijna met reces om zich op het kerstfeest voor te bereiden. Kerst is het feest van het kind in de stal en van naar elkaar omzien. Hoe schrijnend is het dan om te moeten constateren dat het Centraal Bureau voor de Statistiek berekende dat het aantal daklozen in tien jaar tijd is verdubbeld. Het werkelijke aantal mensen dat geen veilig thuis heeft, ligt waarschijnlijk hoger. Dit is opvallend, mede omdat de overheid al een aantal jaren plannen ontwikkelt die de groei van het aantal daklozen zouden remmen, zoals de Meerjarenagenda beschermd wonen en maatschappelijke opvang en het Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren.
Op 6 december kreeg de Tweede Kamer een brief van het kabinet over het terugdringen van dakloosheid. Vanzelfsprekend staan daar heel goede ontwikkelingen in, maar er staan geen maatregelen in die niet eerder waren aangekondigd. Het CDA vindt het jammer dat er geen meetbare, concrete afspraken worden gemaakt. In de genoemde brief staat dat het kabinet in het voorjaar bepaalt welke concrete doelstellingen voor de komende jaren kunnen worden gesteld, en wat ieders verantwoordelijkheid hierin is.
Het CDA vraagt vandaag aan de Staatssecretaris om een toezegging te doen dat er nu meetbare doelen worden gesteld, zoals afspraken over onder andere het aantal plaatsen in de maatschappelijke opvang, over Housing-Firstprojecten en over doorstroom van maatschappelijke opvang naar beschermd wonen en van beschermd wonen naar reguliere huisvesting. Kortom, het CDA vraagt om een toezegging dat bij het algemeen overleg van december 2020 kan worden gemeten of het beter gaat, wat er beter gaat en wat misschien nog niet beter gaat.
Gemeenten hebben een rol in het huisvesten van mensen. Voor statushouders hebben ze zelfs een wettelijke verantwoordelijkheid, waarop de provincie terecht toezicht houdt. Voor het huisvesten van daklozen zou misschien hetzelfde moeten gelden. Centrumgemeenten krijgen wat ons betreft een taakstelling. Gemeenten die de taakstelling niet halen, moeten daarop worden aangesproken, zoals dat ook bij huisvesting van statushouders gebeurt. Kan de Staatssecretaris uitzoeken of zoiets uitvoerbaar is?
Iedereen is het erover eens dat er veel meer goedkope woonruimte moet worden gebouwd. Gemeenten, woningbouwcorporaties en het Rijk moeten alles op alles zetten om achterstanden in te lopen. Hierbij kan men denken aan alternatieve vormen van wonen, zoals tiny houses, flexwoningen of omgebouwde kantoorruimten. Het CDA wil concrete, meetbare doelstellingen hebben, zodat mensen kunnen doorstromen.
Mijn collega Peters heeft al eerder gesproken over de ongelijke toegang tot maatschappelijke opvang en beschermd wonen. Uit onderzoek blijkt dat de druk op de capaciteit van de maatschappelijke opvang door het toenemend aantal daklozen voor veel gemeenten een groot knelpunt is. Ik citeer uit de brief van afgelopen maandag: «Andere genoemde knelpunten, zoals het garanderen van een warme overdracht en de variaties in het toegangsproces, hangen hier nauw mee samen.» Dit benadrukt het belang van een goede aanpak van het toenemend aantal daklozen. Wat gaan we nu precies doen aan dit probleem? Het staat in de wet.
Als laatste punt vraagt het CDA aandacht voor de zogenaamde zelfredzame daklozen. Dit zijn mensen die dak- of thuisloos zijn, maar geen psychische of verslavingsproblematiek hebben. Zij krijgen vaak geen toegang tot maatschappelijke opvang of andere hulpverlening, waardoor zij tussen wal en schip vallen. Kan de Minister in zijn plan van aanpak ook speciaal aandacht besteden aan deze groep?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Regterschot van de VVD. Sorry, de heer Renkema wenst eerst een interruptie.
De heer Renkema (GroenLinks):
Ik trek even uw aandacht, voorzitter, want ik heb een vraag aan het CDA. Ik vind het mooi dat het CDA begint met een verwijzing naar het kerstfeest. Er wordt gezegd dat dit het feest is van omzien naar elkaar. Bij de begrotingsbehandeling heb ik juist op het thema van dak- en thuislozen een punt gemaakt; vrij uitgebreid zelfs. Een van de voorstellen die wij als GroenLinks toen hebben gedaan, is om het mogelijk te maken om een kleine financiële bonus te geven aan mensen die in hun eigen huis iemand willen opvangen. Dan heb je het vaak over economisch daklozen, mensen die echt niet thuishoren in de maatschappelijke opvang. Dit noemden wij de barmhartigheidsbonus. Mijn motie kreeg van de Staatssecretaris oordeel Kamer, dus ik was er eigenlijk heel optimistisch over dat deze motie het zou halen bij de stemmingen. Tot mijn stomme verbazing stemde het CDA tegen deze motie. Wij misten de zetels van het CDA om dit mogelijk te maken. Er was een enthousiaste Staatssecretaris en er was een naar mijn mening sympathiek voorstel. Dan hoor ik nu het CDA zeggen dat de situatie schrijnend is. Ik zie dat uw collega René Peters mondelinge vragen heeft gesteld. Maar tot op heden heeft niemand mij kunnen uitleggen waarom het CDA vanuit de waarden van het CDA, het omzien naar elkaar, tegen deze motie stemde. Die vraag wil ik graag beantwoord hebben tijdens dit debat.
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Dat omzien naar elkaar is eigenlijk veel breder. Ik heb al vaker gezegd dat we eigenlijk weer terug zouden moeten gaan naar bijvoorbeeld het systeem met de hospita, waardoor je ook mensen kan opvangen. Wij zoeken nog uit hoe dit breder kan worden getrokken en hoe we daar een completer plaatje van kunnen krijgen.
De heer Renkema (GroenLinks):
Het voorstel dat ik deed, wordt door sommigen ook wel het hospitamodel genoemd, want je vraagt aan mensen die de vierkante meters hebben en bereid zijn om een kamer aan iemand te geven, om die stap te zetten. In dit geval geef je een kleine financiële prikkel via een vrijwilligersbijdrage. Dat heeft geen consequenties voor uitkeringen, dus mensen worden niet gekort. Ik vraag me af wat het CDA nog moet uitzoeken om dit voorstel te kunnen omarmen. Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag waarom tegen werd gestemd.
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Ik zei al tegen u dat we dit nog uitzoeken, want het is per gemeente verschillend. Gemeenten kunnen dit zelf wel toestaan, maar het is nog niet regulier. Daar hebben we het nog even over.
De voorzitter:
We hadden gezegd: maximaal twee interrupties.
De heer Renkema (GroenLinks):
Afrondend en heel kort constateer ik tot slot dat het mooie begin van «omzien naar elkaar» nu eindigt in «we kijken er nog naar».
De voorzitter:
In «omzien» zit ook kijken. Dan is nu het woord aan mevrouw Regterschot van de VVD.
Mevrouw Regterschot (VVD):
Dank u wel, voorzitter. In de brief van 17 september gaf de Staatssecretaris aan dat in de afgelopen jaren sprake was van een significante stijging van het aantal daklozen. In totaal leidt dit nu tot 39.300 daklozen. Dit aantal is ongeveer net zo groot als het inwonersaantal van de gemeente Landgraaf, waar ik woon. De gedachte dat zoveel mensen dakloos zijn, is voor mij dan ook onvoorstelbaar. Net als de inwoners van de gemeente Landgraaf zijn deze bijna 40.000 daklozen onderling net zo verschillend. Ze zijn niet onder één noemer te vangen als je verder durft te kijken dan de noemer «dak- en thuislozen».
Mijn hoop was gevestigd op een brief van de Staatssecretaris met daarin een duiding van dit aantal, zoals is toegezegd. Ik hoopte op een brief waarin hij aangeeft wat de aard en omvang is van de groep dak- en thuislozen, waaruit de toename bestaat, wat de reden van de toename is en welke oplossingsrichtingen worden geboden om concreet te komen tot een aanpak van deze continue groei sinds een aantal jaar. Kan de Staatssecretaris aangeven waarom die duiding de Kamer niet heeft bereikt?
Ook was in de brief van 17 september toegezegd dat nog dit najaar een zogenaamd aanvullend plan zou komen om het aantal dak- en thuislozen in de komende jaren fors terug te dringen. Maar in plaats van een aanvullend plan liggen er twee brieven die de huidige situatie schetsen, die geen volledig inzicht bieden en die niets nieuws in het vooruitzicht stellen, behalve het werk dat reeds is opgepakt vanuit andere plannen. Het aanvullend plan wordt vooruitgeschoven naar het voorjaar, alsof er niets aan de hand is en alsof de nood niet zo hoog is. Wij zouden graag een goede toelichting daarop of een uitleg daarover ontvangen.
We hebben verschillende brieven ontvangen van partijen uit de opvangsector, waaruit valt af te leiden dat zij de zorg hierover en de mening van de VVD-fractie delen. De VVD vraagt dan ook aan de Staatssecretaris wat zij kan verwachten van het aanvullend plan, wanneer dit plan richting de Kamer komt en welke oplossingen dit plan gaat bieden. De VVD heeft reeds nu grote behoefte om met de Staatssecretaris over dit plan te spreken, en gaat ervan uit dat dit niet al te lang meer op zich zal laten wachten. We moeten het beeld voor ogen houden van mensen die deze winter buiten op straat moeten doorbrengen en die ook voor de volgende winter nog steeds geen oplossing zien voor hun problemen. Dat zou ertoe moeten leiden dat met enorme spoed wordt gewerkt aan het aanvullend plan en de zeer gewenste concrete oplossingen voor dit probleem, want een plan op papier is nog geen werkelijkheid. Daar is niemand mee geholpen.
Sluit de aanpak van de Staatssecretaris aan bij de aanpak van andere ministeries, bijvoorbeeld op het gebied van preventie, schulden en armoede? Worden er bijvoorbeeld concrete afspraken gemaakt om op de toch al zeer krappe woningmarkt woningen voor deze doelgroep te claimen? Kan de Staatssecretaris aangeven met welke ministeries concrete afspraken worden gemaakt over het aansluiten bij programma's die daar worden ontwikkeld, om concreet iets voor deze doelgroep te betekenen? Kortom, kan de Staatssecretaris aangeven dat wat met de mond wordt beleden ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd met oplossingen voor de korte en de lange termijn?
In de media zijn in de afgelopen weken verschillende nieuwsartikelen gepubliceerd. Eén artikel beschreef de situatie dat mogelijk zelfredzame gezinnen die terugkeren na een wellicht mislukt buitenlands avontuur veelvuldig gebruikmaken van de daklozenopvang. Ik vraag aan de Staatssecretaris om de omvang hiervan te schetsen en aan te geven of de lokale overheden dit signaal herkennen en hiermee in de problemen komen ten aanzien van hun opvangmogelijkheden. Voor de VVD is het ondenkbaar dat mensen die zelfredzaam zijn, maar hebben nagelaten om de zaken beter te regelen voor zichzelf, gebruikmaken van een opvang die bedoeld is als vangnet voor mensen die juist niet zelfredzaam zijn en afhankelijk zijn van deze opvang.
Een volgend bericht van afgelopen weekend is dat in Nederland minstens 700 lhbti-jongeren dakloos zijn. Niet omdat ze in aanraking zijn gekomen met de politie, of schulden of verslavingsproblemen hebben, maar omdat hun ouders onverdraagzaam zijn. Deze jongeren hebben eindelijk de stap genomen om hun ouders te vertellen dat ze uit de kast zijn gekomen, waarna ze uit huis worden gezet of zelfs moeten vluchten.
In zijn geheel praten we hier vandaag over een doelgroep bestaande uit kwetsbare mensen, althans dat is mijn aanname. De duiding ervan ontbreekt, zoals mijn betoog telkens laat zien. Nu in de brief van 6 december wordt aangegeven dat ook het aanvullend plan nog op zich laat wachten, vreest de VVD dat van snelle oplossingen al helemaal geen sprake meer kan zijn en dat het aantal dak- en thuislozen verder zal toenemen. Het gaat ons niet om de toename zelf, maar om de mensen achter deze getallen. Het gaat om een hele gemeente aan mensen – net zoveel inwoners als de gemeente Landgraaf rijk is – die niet weten waar ze aan toe zijn en hoe ze gebruik kunnen maken van oplossingen die mede door de overheid moeten worden geboden.
Voorzitter, tot zover. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie twee vingers. Eerst de heer Renkema en daarna mevrouw Sazias. De heer Renkema.
De heer Renkema (GroenLinks):
De VVD betoogt vrij nadrukkelijk dat actie moet worden ondernomen en vraagt om plannen. Het is voor mij duidelijk dat de VVD het urgent vindt. Hoe kijkt de VVD nou naar een van de belangrijkste veroorzakers van dak- en thuisloosheid, namelijk de kostendelersnorm in de Participatiewet? Als mensen een voordeur delen, dan worden ze gekort. Hierdoor is het voor bijvoorbeeld ouders moeilijk om hun kinderen thuis te houden. We hebben een ontzettend hardvochtige Participatiewet, die wordt verdedigd door een VVD-Staatssecretaris. Ik ga graag met haar in debat bij commissies over Sociale Zaken. Ik ben wel nieuwsgierig hoe de VVD die kostendelersnorm ziet in relatie tot dit thema.
De voorzitter:
Ik stel voor dat mevrouw Regterschot eerst deze vraag beantwoordt, want ik weet niet of mevrouw Sazias een andere vraag heeft.
Mevrouw Regterschot (VVD):
Dank u wel voor de vraag. Er wordt niet geschetst wat nu exact het probleem is; ik heb dit eigenlijk ook aangegeven in mijn betoog. Is de kostendelersnorm inderdaad een van de hardnekkige veroorzakers van het probleem, zoals u zegt? Wij willen dit graag met elkaar kunnen delen en bespreken, om vervolgens samen andere oplossingen te verkennen en te kijken hoe we daarin staan. In de basis zijn er uitspraken over gedaan, maar op het moment dat duidelijk wordt dat oplossingen moeten worden gezocht, denk ik dat we met elkaar dat traject heel serieus moeten nemen.
De heer Renkema (GroenLinks):
Als ik het goed begrijp, dan zegt de VVD hier: wij weten niet zeker of daar een causaal verband bestaat. Ik heb daar toch heel wat aanwijzingen voor. Als uit onderzoek blijkt dat dit een factor is, dan begrijp ik dat de VVD bereid is om dit beleid ter discussie te stellen en die kostendelersnorm te schrappen; gezien het feit dat ook de VVD af wil van die 40.000 daklozen.
Mevrouw Regterschot (VVD):
Ik begrijp dat een motie van de heer Peters over de kostendelersnorm is aangenomen, dus daar zullen we sowieso met elkaar over in gesprek moeten gaan. Dit doen we wel nadat we weten dat daar ook een oplossingsrichting wordt geboden.
De voorzitter:
Oké. Dan is nu het woord aan mevrouw Sazias voor een interruptie.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Mevrouw Regterschot heeft het over mensen die zelfredzaam zijn. Ik begrijp uit haar betoog dat zij vindt dat die mensen eigenlijk geen plek moeten vinden in de daklozenopvang. Maar wanneer is iemand zelfredzaam? Wij kregen bijvoorbeeld een mail van een meneer die na een scheiding op straat kwam te staan en in elk geval niet de middelen had om in een hotel te gaan zitten. Hij wilde intrekken bij zijn broer, maar dat ging niet vanwege diezelfde kostendelersnorm. Dus wanneer is iemand wel of niet zelfredzaam? Moet dan sprake zijn van multiproblematiek, of is dakloosheid al reden genoeg?
Mevrouw Regterschot (VVD):
Ook dat heb ik aangegeven. Ik moet het afleiden van hetgeen in de krant staat. Vandaaruit heb ik mijn vragen geformuleerd, namelijk of dat zo is en wie die zelfredzame personen dan zijn. Zijn dit mensen die ervoor hebben gekozen om een ander bestaan op te bouwen in het buitenland, die vervolgens zijn teruggekomen omdat het daar tegenvalt, maar die hier niet hun zaken hebben kunnen of willen organiseren? Niet kunnen of niet willen, ik denk dat daar het verschil zit. Het kan niet zo zijn dat mensen die hun zaken niet willen organiseren, gebruikmaken van de opvang. Daar was mijn vraag op gericht.
De voorzitter:
Dan is nu het woord aan mevrouw Diertens van D66.
Mevrouw Diertens (D66):
Dank u wel, voorzitter. Het is niet uit te leggen dat in de laatste tien jaar in een welvarend land als Nederland het aantal daklozen is verdubbeld. Ik denk dat we het daar allemaal over eens zijn. Daarbij valt op dat er zelfs een verdriedubbeling is geweest van het aantal jongere daklozen en daklozen met een niet-westerse migratieachtergrond. De Staatssecretaris is hard bezig met het Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren, maar blijkbaar lukt het ons disproportioneel niet om mensen met een niet-westerse achtergrond te helpen. Zou de Staatssecretaris erop kunnen reflecteren waarom specifiek het aantal daklozen in deze groep zo is gestegen? Vindt hij dat er speciale aandacht moet zijn voor het helpen van deze groep?
Ook blijkt dat mensen uit de Caraïben hiernaartoe komen met het idee dat hier woonruimte voor hen is. Overigens hebben ze daar vaak gewoon recht op. Heeft de Staatssecretaris beleid om hen vooraf beter te informeren over het feit dat er in Nederland een woningtekort is en zij dus vaak teleurgesteld worden in de snelheid waarmee een dak boven hun hoofd kan worden gevonden?
Als je iemand wil helpen om een dak boven het hoofd te krijgen, dan moet dat niet tot problemen leiden. Het is bijvoorbeeld zorgelijk dat je kan worden aangepakt vanwege schulden van iemand die je uit goedheid in huis neemt. D66 is benieuwd naar de resultaten van het onderzoek over de effecten van de kostendelersnorm op wonen. Ziet de Staatssecretaris deze problemen door knellende regelgeving? Kan hij aangeven wat er nu, in samenwerking met Staatssecretaris Van Ark, kan worden gedaan om die regelgeving te versoepelen? Zo zou bijvoorbeeld coulanter kunnen worden omgegaan met jongeren die schulden hebben en ergens onderdak hebben gevonden.
Er ontstaat vaak een zwanenhalsverstopping in de opvang. De grote steden zitten vol en de doorstroom verloopt moeizaam. De Staatssecretaris heeft ideeën als Housing First, maar wanneer kunnen we daar echt resultaten van zien? Ik ben blij dat de Staatssecretaris zoekt naar langetermijnoplossingen, want daar ben ik meestal ook wel van. Maar hier is een acuut probleem waar snel moet worden gehandeld. Doen wij genoeg aan tijdelijke opties, zodat mensen snel onderdak kunnen vinden?
Tijdens mijn werkbezoeken en door gesprekken die ik met vrouwen heb gevoerd, heb ik gemerkt dat er in de nachtopvang veel onveiligheid bestaat. Herkent de Staatssecretaris deze signalen en welke maatregelen neemt hij hiertegen? Schrijnende gevallen als zwangere dakloze vrouwen en moeders met kinderen zouden een speciale behandeling moeten krijgen. Zij moeten niet op straat slapen of in een onveilige nachtopvang verblijven. Vindt de Staatssecretaris ook dat zwangere vrouwen en moeders met kinderen niet in de nachtopvang zouden moeten overnachten? Is hij bereid om voor hen een voorrangsregeling voor een veilige opvang te maken?
Tot slot, voorzitter. We willen dat daklozen gepaste zorg krijgen die soms niet in hun eigen gemeente beschikbaar is. Het kan alleen niet zo zijn dat bijvoorbeeld Leeuwarden meer moet betalen, omdat die gemeente een gespecialiseerde opvang heeft voor daklozen uit andere gemeenten. Het CPB adviseert om gemeentes van herkomst mee te laten betalen aan de opvang van cliënten elders. Wat is de reactie van de Staatssecretaris op de beleidsopties van het CPB?
Er zijn ook zorgen over de doordecentralisatie van beschermd wonen vanaf 2022. Loopt de Staatssecretaris op schema om in 2022 de doordecentralisatie succesvol en zonder problemen uit te voeren? Of is daar meer tijd voor nodig? Wordt dit in de tussentijd goed gemonitord?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Renkema.
De heer Renkema (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Het is net al gezegd: over vijf dagen is het kerstavond. Gezien de achtergrond van de Staatssecretaris is hij heel goed bekend met het verhaal. Er was geen plek in de herberg, en toen gingen Jozef en Maria onderdak zoeken in een stal. Zo'n 2.000 jaar later hebben in Nederland 40.000 mensen geen dak boven het hoofd. Ze hebben geen huis en geen thuis. Mijn fractie vindt het treurig om te constateren dat het overheidsbeleid het daklozenprobleem eerder verergert. Volgens mij ziet de Staatssecretaris het probleem scherp en doet hij pogingen om de crisis aan te pakken, maar hij wordt gefrustreerd door ambtscollega's van Sociale Zaken en Binnenlandse Zaken. Het is wat mij betreft evident dat de kostendelersnorm, die net al even aan de orde kwam, bijdraagt aan dak- en thuisloosheid. Toch wil Staatssecretaris Van Ark er niet aan denken om daar iets aan te doen.
Mijn vragen aan de Staatssecretaris op dit punt zijn de volgende. Vindt hij eigenlijk dat zijn collega's in het kabinet op dit moment genoeg maatregelen nemen om dak- en thuisloosheid tegen te gaan? Wat vindt hij zelf van die kostendelersnorm? Zou hij zelf die norm willen schrappen? Wat vindt de Staatssecretaris van het feit dat zowel de Nationale ombudsman als de Kinderombudsman een brandbrief hebben geschreven over het aantal daklozen? Die brief hebben ze gericht aan de Minister-President. Zou de premier, gezien de ernst van het probleem, niet een regierol op zich moeten nemen? Wat vindt de Staatssecretaris van dit voorstel?
Voorzitter. U merkt al dat die kostendelersnorm mij redelijk dwarszit. Die maakt meer kapot dan je lief is. We hebben zelfs signalen ontvangen dat huiselijk geweld tussen jongeren en hun ouders toeneemt door die kostendelersnorm. Is de Staatssecretaris bereid om in ieder geval met zijn collega-bewindspersonen van SZW in gesprek te gaan om de leeftijdsgrens op te hogen naar 27 jaar? Daarmee zeg ik dus niet dat de norm helemaal geschrapt moet worden, al zou ik dat graag willen. Is het mogelijk om die leeftijd voor jongeren onder de 21 en voor studenten op te hogen naar 27 jaar? Graag een reactie daarop.
Voorzitter. Het kan zijn dat dakloosheid je niet raakt in je hart. Maar laat het dan duidelijk zijn: als we dit probleem niet maatschappelijk aanpakken, raakt het de overheid fors in de portemonnee. Het onderzoek Staat van de Nachtopvang van de Federatie Opvang maakt dat pijnlijk duidelijk. Die opvang is duur en daklozen komen er vaak slechter uit dan toen ze er binnenkwamen. De weg naar herstel – naar een woning, participatie en regie over het eigen leven – is dan verder weg dan ooit. Daarom vraag ik de Staatssecretaris wat hij van de suggestie vindt om de nachtopvang om te bouwen naar kleinschalige 24 uursverblijfsopties.
In alle regio's worden nog steeds mensen geweigerd als de capaciteit vol is. Ik heb een simpele vraag: waar moeten mensen dan naartoe?
Dan het beschermd wonen. We hadden gehoopt dat het kabinet extra maatregelen zou nemen om dak- en thuisloosheid tegen te gaan. De Staatssecretaris erkent de noodzaak daarvan, maar waar blijven de oplossingen? Bij het beschermd wonen is de ambulante begeleiding, om mensen te begeleiden naar een reguliere woning, ondermaats. Ook daarvoor geldt dat er een andere bewindspersoon over gaat. Gemeenten maken steeds minder uren vrij voor begeleiding per cliënt en er vindt geen indexering plaats van de tarieven, terwijl de loonkosten wel zijn gestegen. Ook is er nauwelijks onafhankelijke cliëntondersteuning. De gevolgen zijn makkelijk uit te tekenen: meer verwarde personen op straat, meer inzet van politie en crisisdiensten, en mensen die weer eindigen in dakloosheid. Hoe denkt de Staatssecretaris dit tij te kunnen keren zonder extra budget?
Binnenlandse Zaken. Waar blijven die allergoedkoopste sociale huurwoningen? Waar zijn de tiny houses die zo nodig zijn?
Dan een vraag over de decentralisatie van beschermd wonen. We hebben gezien dat de decentralisatie van de jeugdzorg niet heeft opgeleverd wat die beoogde. Toch is het kabinet voornemens om beschermd wonen verder te decentraliseren. Zelfs de maatschappelijke opvang zal mogelijk volgen in 2026. Mijn fractie heeft ernstige vraagtekens bij dit voornemen. Daarom vraag ik de Staatssecretaris wat hij met verdere decentralisatie denkt op te lossen. Moeten we hier niet nog even mee wachten, gezien de ervaringen met de jeugdzorg? Is het niet veel logischer om beschermd wonen tegelijk te decentraliseren met de maatschappelijke opvang, als we dat al zouden willen doen?
Mijn fractie kijkt reikhalzend uit naar de resultaten van de kosten-batenanalyse die is aangekondigd. Hopelijk laten die zien dat voorkomen beter is dan genezen en dat de maatschappelijke kosten uiteindelijk veel lager uitvallen als we slimmer beleid voeren.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat was de heer Renkema van GroenLinks. Dan is nu het woord aan mevrouw Sazias van 50PLUS.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Dank u wel, voorzitter. Een aantal mensen hebben al de alarmbellen en noodklokken van het Leger des Heils genoemd. De Ombudsman noemt het een daklozencrisis. In de laatste tien jaar is het aantal daklozen verdubbeld. Het gaat niet meer voornamelijk om alleenstaande mannen. Ook vrouwen en gezinnen komen steeds vaker op straat te staan, of blijven in een onveilige situatie wonen omdat er geen plek is in de vrouwenopvang. Ik word er weleens een beetje moedeloos van. Hoe kan dit nou zo uit de hand zijn gelopen? Dit zagen we toch al jarenlang aankomen? Waarom moet het elke keer weer aankomen op een crisis, voordat er echt beweging in komt?
De Staatssecretaris zegt dat hij zich rot geschrokken is. Dat snap ik, maar dat had al veel eerder gemoeten. Wat moeten we doen? Moeten we de cijfers over daklozen vaker gaan monitoren? We hadden al veel eerder kunnen beginnen, bijvoorbeeld met Housing First. Daar zijn ze in Zweden al in 2008 mee begonnen. Dat hadden wij hier toch ook kunnen doen?
In de brief van 6 december staat een opsomming van maatregelen die de gemeenten op korte termijn kunnen nemen, zoals het initiatief Onder de Pannen, waarbij een nieuwe dakloze tijdelijk wordt ondergebracht bij mensen die een kamer beschikbaar hebben en die bereid zijn een stadsgenoot te helpen. Ik ben benieuwd hoeveel gemeenten hier al mee aan de slag zijn en hoeveel daklozen dat een plek heeft opgeleverd. Want ik ben het eens met de heer Renkema over die kostendelersnorm. Wij strijden daar ook voortdurend tegen. Die norm is een enorme belemmering.
Verder lezen we veel over pilots, subsidies, ...
De voorzitter:
Even een moment, mevrouw Sazias. Mevrouw Diertens heeft een interruptie.
Mevrouw Diertens (D66):
Heeft mevrouw Sazias ook informatie over het volgende feit? Als je iemand in huis neemt die dakloos is en veel schulden heeft, dan is diegene die het dak boven het hoofd verleent, aansprakelijk voor de schulden van diegene die men in huis neemt. Het gaat dan met name om jongeren. Dat is daarbij een knellende regel.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Ja, ik ben met mevrouw Diertens eens dat dat een knellende regel is. Daar moeten we zeker ook naar kijken. Hetzelfde geldt voor die kostendelersnorm. Je wordt eigenlijk verantwoordelijk gesteld voor diegene die je in huis neemt. Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn. Ik ben het dus met mevrouw Diertens eens.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Ik had het over de brief van 6 december met heel veel mooie initiatieven en pilots en actieplannen. Maar het gaat erom wat de Staatssecretaris nu gaat doen. Nú, zeker vlak voor kerst. De koudste dagen moeten er nog aan komen. Wat gaat hij nú doen? Ziet de Staatssecretaris aanleiding om de huidige wet- en regelgeving aan te passen rond bijvoorbeeld die kostendelersnorm? Daar is die norm weer, en ik neem dan meteen ook maar het aspect mee dat mevrouw Diertens net noemde. Als we dat niet aanpassen, dan gaat dat leuke plan van Onder de Pannen niet werken.
Hetzelfde geldt voor het delen van woningen. Ik snap dat dit over een aantal portefeuilles heen gaat. Het gaat ook over Wonen en Sociale Zaken. Er zijn heel veel gemeenten die het woningsplitsen aan banden hebben gelegd, omdat de woningen dan met buitenlandse werknemers worden volgestopt. Dat laatste willen we natuurlijk niet, maar in het kader van woonruimtetekort kan woningsplitsing soms wel weer heel goed zijn. Daar moeten we dus echt een weg in zien te vinden.
Ik sluit me aan bij de oproep van mevrouw Dik-Faber om met gemeenten aan de slag te gaan over die flexwoningen.
Tot slot, voorzitter, de nachtopvang. De Federatie Opvang waarschuwt ons dat de hulp bij de nachtopvang volstrekt onvoldoende is. Mensen die eigenlijk alleen bed-bad-brood krijgen in de nacht en die 's morgens weer de straat op gestuurd worden, krijgen geen gelegenheid om hun leven weer op de rit te krijgen. Daarbij is er veel te weinig budget voor individuele hulp. Terwijl er twee keer zo veel daklozen zijn als in 2010, is het budget dat gemeenten krijgen hetzelfde gebleven. Hoe kan de Staatssecretaris dit verantwoorden?
Als allerlaatste, voorzitter, wil ik ook nog aansluiten bij wat gezegd is over de decentralisatie van beschermd wonen. Ik had er een heel stuk over, maar dat zal ik weglaten. Er zijn eigenlijk heel weinig mensen voor die decentralisatie. Alstublieft ook uitstel, minimaal tot 2026.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Van Gerven namens de SP. O, sorry, mevrouw Geluk.
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Voorzitter, ik wil mevrouw Sazias nog even aan herinneren aan het begrotingsdebat Sociale Zaken. Er is een onderzoeksmotie naar de kostendelersnorm aangenomen. Die was ingediend door Peters. Er ligt al een onderzoeksmotie. Het wordt onderzocht. We nemen het dus niet mee, het wordt onderzocht. Die opdracht is gegeven.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Ja, voorzitter, zo wordt er wel meer onderzocht. Ik bedoel dat we omkomen in de onderzoeken. Ons appel is juist: laten we alsjeblieft concrete maatregelen nemen. Wat mij betreft hoeven de nadelige effecten van de kostendelersnorm niet meer te worden onderzocht.
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Nee, maar wel de mogelijkheden. Dat was toch de vraag, ook van u?
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Ja.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Van Gerven namens de SP.
De heer Van Gerven (SP):
Dank u wel, voorzitter. Ik was vanmorgen bij de daklozenmanifestatie hier buiten. Ik dacht: ik doe geen jas aan, dat lukt wel. Maar ik kan u zeggen dat het heel erg koud was. Ik dacht: als je nou de hele dag zo buiten rond moet sjouwen, zonder fatsoenlijke kleding en zonder een dak boven je hoofd waar je weer warm kan worden, dan is dat geen pretje.
Ik sprak ook een paar woorden bij die manifestatie. Ook daar kwam het verhaal van de kostendelersnorm pregnant naar voren. Je hoefde dat woord maar uit te spreken, en dan voegde je daar het woord «afschaffen» aan toe, en dan kreeg je direct applaus. Dat geeft maar aan dat de mensen die het betreft, heel goed in de gaten hebben waar een enorm knelpunt zit. Ik vraag dus ook aan de Staatssecretaris om hier echt werk van te maken.
We kunnen inderdaad onderzoeken doen, maar kijk nou eens naar de cijfers. Bij mensen in de leeftijd tussen 18 en 30 jaar is het aantal daklozen niet verdubbeld, maar verdrievoudigd. Juist die groep zou heel erg gebaat zijn bij het afschaffen van de kostendelersnorm. Daardoor zou een aantal mensen in de directe omgeving wel een dak kunnen bieden aan de daklozen. Vindt de Staatssecretaris ook niet dat we daar echt werk van moeten maken?
Een ander punt is het uit huis zetten van mensen. Soms gaat het om gezinnen met kinderen en dat is al helemaal onbestaanbaar. Ik heb zelf de ervaring dat als mensen uit huis worden gezet – om wat voor reden dan ook – ze een tijd rondzwerven en aan het eind van het liedje weer een huis krijgen. Dat kwam ook heel duidelijk naar voren in een bijeenkomst. Wat heeft dat maatschappelijk dan niet gekost? Dat kost duizenden en duizenden euro's, of nog veel meer, aan begeleiding en aan wat dan ook.
Ik vraag aan de Staatssecretaris of we nou geen harde afspraken kunnen maken met de woningcorporaties en met particuliere verhuurders dat mensen niet het huis uit gezet worden. We moeten er keiharde afspraken over maken dat dat gewoon niet gebeurt. Ik hoor enige instemming vanuit het publiek. Dit moet zeker niet gebeuren als er gezinnen met kinderen bij betrokken zijn. Ik weet dat er soms bijvoorbeeld criminele activiteiten of andere dingen plaatsvinden. Maar ik vind dat als het gezinnen betreft waar kinderen bij betrokken zijn, er dan niet uitgezet mag worden. Vindt de Staatssecretaris dat ook? Zou hij daar harde afspraken over willen maken?
De voorstellen die gedaan worden zijn boterzacht. Ook anderen hebben het al gezegd. We moeten eigenlijk met harde normen komen. Er zijn quota voor het plaatsen van mensen die een verblijfsvergunning hebben voor Nederland. Daar zijn quota voor. Waarom doen we dat hier ook niet? Gewoon harde doelstellingen per gemeente, of desnoods per centrumgemeente. Je moet harde quota afspreken om mensen te huisvesten, want anders gaat er niets gebeuren. Het aantal plaatsen in de opvang is niet het probleem, maar het feit dat mensen niet uitgeplaatst kunnen worden. De vraag is dus: kan de Staatssecretaris daar geen harde afspraken over maken? Dat is eigenlijk het belangrijkste.
En dan tot slot de doordecentralisatie. Ook de SP heeft daar heel veel vragen over. We hebben gezien hoe slecht de decentralisaties van 2015 hebben uitgepakt. Kunnen we die zaak niet even on hold zetten? Daar vloeit helemaal geen bloed uit voort. We hebben gezien wat voor problemen er zijn. Laten we ons niet nog meer problemen op de hals halen, waardoor het daklozenprobleem uiteindelijk eerder groter wordt dan dat het wordt opgelost.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zeg toch even het volgende. Ik dacht dat de mensen op de tribune ervaring hadden in deze zaal. Het is niet gebruikelijk dat u uw instemming of afkeuring laat blijken. Het is wel gebruikelijk dat u uw telefoon uitzet. Gelukkig heeft nog niemand zijn telefoon over laten gaan, want dat is niet gebruikelijk hier.
Dan is nu, als laatste van de leden van de commissie, het woord aan mevrouw Agema namens de PVV.
Mevrouw Agema (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Dakloosheid trekt een ongekende wissel op een mensenleven. Het verlies van woonzekerheid en de stress over waar je de komende nacht moet slapen, zuigen alle energie op. Schaamte voor de situatie zorgt menigmaal juist voor het wegduiken van familie en vrienden. Werk wordt onmogelijk en schulden stapelen zich op.
Het aantal daklozen is in tien jaar meer dan verdubbeld naar bijna 40.000, waaronder 8.500 kinderen. Dit betreft waarschijnlijk nog maar het topje van de ijsberg, omdat mensen bij gemeenten al weggestuurd worden voordat hun hulpvraag überhaupt geregistreerd wordt. In een rapport van de Federatie Opvang uit 2016 lazen we al het aantal van 60.000 mensen. Dan lijken de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek zelfs nog wat rooskleurig geschetst.
Tijdens de begrotingsbehandeling in 2018 sprak de Staatssecretaris over een steen. Het was een zwerfsteen, en die had hij meegenomen. In tegenstelling tot zijn collega-bewindspersonen bracht hij die dag wel een visie. Hij wilde minder of eigenlijk helemaal geen dak- en thuisloze jongeren meer. Een actieprogramma zou hiervoor zorg dragen. Maar ondanks dat blijft het aantal daklozen, waaronder ook veel jongeren, stijgen. Blijkt dan ook dit actieplan er straks louter eentje voor de bühne te zijn geweest?
De woningnood uit zich ook nu in de maatschappelijke opvang en zorgt voor problemen. Voor beschermd wonen bestaan lange wachtlijsten. Mensen kunnen niet instromen, omdat er geen mogelijkheden zijn om uit te stromen. Vrouwen en kinderen blijven noodgedwongen in onveilige situaties, omdat er geen plek is in de vrouwenopvang. Vrouwen stromen de vrouwenopvang ook niet meer uit naar een reguliere woning. Ook de nachtopvang zit vol. Waar het probleem voorheen vooral alleenstaande mannen betrof, verliezen nu ook veel gezinnen hun veilige thuishaven en doen dakloze ouders met kinderen dagelijks een beroep op opvangorganisaties en gemeenten. Kinderen worden zelfs in voorkomende gevallen van hun ouders gescheiden, omdat er niet voldoende plekken zijn voor gezinnen.
De Ombudsman geeft in een brandbrief aan de Minister-President aan dat het daklozenprobleem gemeenten boven het hoofd is gegroeid. De huisvestings- en daklozenproblematiek kan niet langer aan gemeenten alleen worden overgelaten. Het Rijk zou de regie moeten oppakken. Gemeenten geven aan dat de financiële middelen ontoereikend zijn, omdat het budget voor opvang gelijk gebleven is, maar er inmiddels wel twee keer zo veel daklozen zijn. Gaat de Staatssecretaris iets doen aan dit budgettaire probleem?
De complexe doelgroep die een beroep doet op ondersteuning en verblijf vanuit de Wmo, ontstaat deels doordat de afbouw van ggz-plekken sneller gaat dan het tempo waarin zorgvoorzieningen met passende ondersteuning en ambulante zorg worden opgebouwd. Is de Staatssecretaris bereid de afbouw van de plekken te staken en te redden wat er nog te redden valt?
In de brief van COMO kunnen we kritiek lezen op het vervolgonderzoek van het CPB. COMO stelt dat wat betreft de huisuitzettingen de zaken te rooskleurig worden geschetst. Een aantal zaken is niet meegenomen. Zo wordt het aantal mensen dat uit zichzelf vertrekt, voordat ze daadwerkelijk het huis uitgezet worden, niet gemeld. Ook is het aantal mensen dat door een particuliere verhuurder uit huis wordt gezet niet meegeteld. Bovendien stellen zij dat niet alle gemeenten aandacht hebben voor het terugdringen en voorkomen van huisuitzettingen. Pakt de Staatssecretaris dit aan?
Het grootste probleem is de woningnood. Er is een fors gebrek aan betaalbare woonplekken, goedkope huizen en woonvoorzieningen met passende ondersteuning. Dat krijg je, als je in een paar jaar tijd al je extra sociale huurwoningen – zo'n 80.000 – aan statushouders weggeeft, of stopt met de financiering van een derde van de ggz-plekken, of almaar stijgende huurlasten creëert. De Staatssecretaris verwijst in zijn laatste brief naar inspirerende initiatieven zonder dat nieuwbouw gepleegd hoeft te worden. Dat lijkt me wel wat naïef. Het getuigt zelfs van een gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel. In deze brief benoemt hij zelfs dat het realiseren of beschikbaar krijgen van voldoende woonruimte in alle regio's het meest urgent is. In de brief lees ik echter helemaal niets terug over het creëren van deze extra plekken. Er zijn geen oplossingen voor het allergrootste probleem: er zijn geen concrete bouwplannen.
De Staatssecretaris kan met actieplannen en trajecten komen, maar als de boel stagneert omdat er geen in- en uitstroom meer kan plaatsvinden, dan heeft dat allemaal totaal geen nut. Er moeten snel nieuwe woonplekken gebouwd worden. Er moet gestopt worden met het verlenen van voorrang aan statushouders. Statushouders moeten naar huis. Gemeenten bepalen de lokale toewijzingsregels en dus ook welke doelgroep voorrang krijgt. Zolang gemeenten wel voorrang blijven geven aan statushouders, maar niet aan daklozen, blijven daklozen dakloos.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. De Staatssecretaris heeft aangegeven tien minuten nodig te hebben voor de voorbereiding van zijn eerste termijn. Ik schors deze vergadering dus voor ongeveer tien minuten.
De vergadering wordt van 16.36 uur tot 16.49 uur geschorst.
De voorzitter:
Zoals mevrouw Dik-Faber al had aangekondigd, moet zij vertrekken. De heer Van Gerven heeft aangegeven hier uiterlijk om 18.00 uur weg te moeten in verband met een andere afspraak. Ik geef het woord nu aan de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Blokhuis:
Voorzitter, dank. Vandaag spreken we over de aanpak van dak- en thuisloosheid en over beschermd wonen. Die twee hebben veel met elkaar te maken. We spreken over hoe het beter kan en over hoe het beter moet. De cijfers laten zien dat dat nodig is. Veel betrokken organisaties en maatschappelijke instellingen hebben hun zorgen hierover geuit, en terecht. De Kamer doet dat ook. Dan kan ik zeggen «goh, wat jammer dat de Kamer dat doet», maar ik zie het eigenlijk ook als steun in de rug voor mijn inspanningen om er vooral wat aan te gaan doen. Ik duid dat positief. We moeten met z'n allen echt aan de bak.
Het kabinet deelt de zorgen die de Kamer nu geuit heeft, maar die ook zijn geuit door maatschappelijke organisaties van allerlei snit. Je hebt het dan over de mensen die de zorg nodig hebben, bijvoorbeeld de cliëntenorganisaties via Werkplaats COMO, en ook over de zorgaanbieders en de gemeenten. Wij delen die zorgen. Ook de Minister-President heeft zich daarover in die zin uitgelaten bij de Algemene Beschouwingen in de Eerste Kamer.
Voorzitter. We moeten met vereende krachten maatregelen treffen, met een hele brede aanpak. We moeten op veel fronten aan het werk. Niet voor niets is de brief van 6 december, waar verschillende woordvoerders aan gerefereerd hebben, breed ondertekend: door ondergetekende, maar ook door de Minister van Milieu en Wonen en ook door de Staatssecretaris van Sociale Zaken. Vanmorgen was ik ook even bij de bijzondere oploop die hier aan de buitenzijde werd gehouden. Toen ik zei dat de brief toch wel door drie bewindslieden werd ondertekend, zei een van de demonstranten: dat is meestal de beste garantie dat er niks gaat gebeuren. Ik snap die opmerking heel goed. Laten we het daarom zo afspreken met elkaar: als de Kamer vraagt wie erover gaat, dan steek ik mijn vinger op. Ik doe dit samen met andere bewindspersonen, want samen zijn we verantwoordelijk. Maar het werkt wel als één bewindspersoon zijn vinger als eerste verantwoordelijke opsteekt. En daar mag u mij bij wijze van spreken dag en nacht op aanspreken. Maar het is wel een signaal van het kabinet dat de brief met z'n drieën ondertekend en zo breed gedeeld is.
Voorzitter. Mevrouw Geluk begon met te refereren aan het kerstfeest dat eraan komt. De heer Renkema deed dat dunnetjes over door te wijzen op de stal waar Jezus werd geboren. Ik heb er eigenlijk een dubbel gevoel bij dat we het kerstfeest erbij halen om aan te geven dat we aan de bak moeten. Het is haast een B-kerstfilm als we zeggen: jongens, het is kerst, laten we nu wat doen! Volgens mij moeten we het hele jaar door wat doen. Nee, dit is niet bedoeld om de heer Renkema uit te dagen, voorzitter. Ik wil gewoon zeggen: laten we het hele jaar kerst vieren met elkaar en zorgen voor warm onderdak voor iedereen.
Dat haalt de heer Renkema niet van zijn voornemen af.
De voorzitter:
De heer Renkema mag reageren op de suggestie om het hele jaar door kerst te vieren.
De heer Renkema (GroenLinks):
Ik hoorde de Staatssecretaris iets anders zeggen. Ik verwees daar overigens naar, omdat ik naar de wortels van deze Staatssecretaris wilde verwijzen. Ik hoop hem daarom op dat punt ook aan te spreken. Als het gaat om een dubbel gevoel, dan heb ik dat eerlijk gezegd bij het feit dat wij ons op de laatste dag van het kalenderjaar hier in deze commissie plotseling gaan uitspreken over maatschappelijke opvang. We zeggen op zo'n dag dan allemaal dat het winter wordt. Ik vind het eigenlijk heel raar dat we tot het kerstreces wachten om daarover te spreken. Gezien de ernst van de situatie zou dit debat wat mij betreft niet één keer per jaar, maar regelmatig gevoerd moeten worden. Het valt nu even samen, en vandaar mijn verwijzing naar het kerstfeest. Maar eigenlijk is het raar dat wij op de laatste dag van het kalenderjaar dit debat voeren.
Staatssecretaris Blokhuis:
Elke keer als de heer Renkema en zijn collega's mij uitnodigen voor een gesprek of een debat over dit thema, ben ik graag bereid te komen. Ik denk dat zijn opmerking over de timing van dit debat vooral aan zijn collega's gericht is en niet aan mij. Maar als dat laatste wel zo is, dan moet ik kijken welke invloed ik in de toekomst op de Kameragenda kan gaan uitoefenen. Dat vind ik nog wel een spannende uitdaging.
Voorzitter. Volgens schattingen van het CBS zijn bijna 40.000 mensen dak- en thuisloos. Dat zijn cijfers van augustus. Mevrouw Regterschot vergeleek dat aantal met het aantal inwoners in haar gemeente, de gemeente Landgraaf. Die zijn alleen niet allemaal dak- en thuisloos. Ik heb haar weleens gesproken en toen zei zij dat er in Landgraaf één dakloze was toen zij daar wethouder was. Maar het aantal geeft wel iets van de ernst van de materie aan. Zo veel mensen. Dat hele leger is gewoon dak- en thuisloos, alle 40.000 met een eigen verhaal en met veel persoonlijk leed. Zoals ook uit het onderzoek van het CBS blijkt, gaat het vaak om mensen die jarenlang in armoede leven en bij wie het uiteindelijk misgaat, waardoor zij hun huis verliezen. We moeten deze mensen helpen met alles wat in ons zit.
Voorzitter. Mevrouw Regterschot zei dat zij eigenlijk wel een nadere duiding had verwacht van waar precies de problemen zitten. Om welke mensen gaat het dan? Waar zit dan die groei? Iets vergelijkbaars vroeg ook mevrouw Sazias. Wij hebben het CBS gevraagd om een nadere duiding, maar of we daar nou blij van worden of niet, het CBS kan er verder niet de vinger achter krijgen waar precies kolossale verschillen zitten met voorheen. Mensen hebben overeenkomsten in achtergronden, maar er zijn ook grote verschillen. Het CBS kan ook bij een nadere duiding niet een of twee heel duidelijke aanleidingen aanwijzen.
Ik heb eerder al verschillende trajecten in gang gezet om gemeenten te ondersteunen bij een goede aanpak op lokaal niveau. Wij hebben de meerjarenagenda beschermd wonen en maatschappelijke opvang. Dat is een regulier traject. Daarnaast hebben wij het Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren. Mevrouw Agema refereerde aan de steen die ik bij mij had. Die was wat mij betreft de aanleiding om speciaal voor jongeren wat te doen. Toen kende ik de kolossale nieuwe cijfers voor de hele doelgroep nog niet. Die waren voor mij wel een trigger dat er meer nodig is. Er is meer nodig, want kennelijk is niet alleen de jongere doelgroep fors toegenomen, maar is dat over de hele linie gebeurd. Ik heb dus gezegd: we hebben begin dit jaar wel een Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren naar de Kamer gestuurd, maar kennelijk hebben we een actieprogramma nodig voor alle dak- en thuislozen. Dat is een terechte constatering van volgens mij alle fracties.
Ik refereer ook graag aan de opmerkingen van mevrouw Regterschot, die in dit stadium graag meer concreets gewild had. Zij zei: we hebben nu wel een breed ondertekende brief, maar ik had op dit moment graag meer acties gewild. Ik zal u vertellen: dat had ik ook wel gewild. Maar daar is wel wat voor nodig, namelijk politiek en maatschappelijk draagvlak en onderbouwing voor wat wij willen. Maar ik zie dit ook als een omarming door mevrouw Regterschot – geen letterlijke, maar een figuurlijke – van waar ik mee bezig ben. Zij, en ook andere Kamerleden, sporen mij aan om nu vooral zo snel mogelijk tot actie over te gaan. Ik zie het niet alleen als een aansporing, maar ook als een vooraankondiging van onder andere de VVD-fractie dat als wij met concrete ideeën komen, die volop gesteund gaan worden.
Voorzitter. Wij hebben bij de voorbereidingen in het kabinet al wel vast heel duidelijk een boodschap uitgesproken: een dak boven je hoofd staat voorop. Ik heb dat de laatste maanden regelmatig zo geformuleerd. Dak- en thuisloze mensen, wat zouden die nodig hebben? Misschien een dak? Een dak staat dus voorop. Dat is de eerste en primaire behoefte. Er komt natuurlijk veel meer bij, maar dat staat voorop: housing first. Dat is waar nodig dan wel met begeleiding.
Moet ik stoppen, voorzitter?
De voorzitter:
Ja. Er is een interruptie van mevrouw Sazias.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
De Staatssecretaris zegt dat er draagvlak en onderbouwing nodig is. Van wie of waarvan heeft hij draagvlak nodig dat hij nu nog niet kan vinden voor het onderdak brengen van daklozen?
Staatssecretaris Blokhuis:
Ja, heel Nederland is het erover eens dat we daar zo snel mogelijk aan moeten werken. Misschien had ik het beter in omgekeerde volgorde kunnen zeggen: er moet een goede onderbouwing komen voor wat wij willen, aanvullend op wat er gebeurt, en daar moet ik vervolgens draagvlak voor organiseren. Dat geldt politiek, want de Tweede Kamer heeft het laatste woord over welke stappen wij zetten. Maar het geldt ook maatschappelijk. Wij werken met heel veel partners samen: met maatschappelijke organisaties, met cliëntenorganisaties, met zorgaanbieders, maar ook met gemeenten. Als wij echt stappen vooruit willen zetten, zou het toch wel zeer wenselijk zijn dat er bij al die belangrijke partners draagvlak is voor wat wij willen. Die betrekken we daar dus ook volop bij.
Bij bijvoorbeeld de aanpak voor dak- en thuisloze jongeren hebben wij de jongeren zelf volop laten meedenken over de maatregelen die we willen nemen. Dat heeft met draagvlak te maken. Als jongeren zeggen dat er iets over hen uitgegoten wordt waar ze wel of niet achter staan, dan is het ingewikkeld om iets voor die jongeren te betekenen. Als zij zelf aan de knoppen hebben gezeten bij het formuleren van wat zij willen en van de ambities, dan heb je een heel belangrijke eerste slag gemaakt. Zo zie ik het ook bij de aanpak van de hele doelgroep van dak- en thuislozen.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik heb daar aanvullend nog een vraag over. Ik ben erg geneigd om te zeggen: hoe dan? In Venlo is een heel mooi zelfregiecentrum, waar mensen vijf jaar kunnen blijven. Maar dat wordt dan weer na vijf jaar gesloten. Ik denk dan: we moeten ook kijken naar de preventie. Bent u het daarmee eens? We moeten zorgen dat er niet meer mensen bij komen. Er zou ook nog een wereld te winnen zijn als we daarvoor wat creatievere en betere oplossingen zoeken.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ja, die woorden zijn mij uit het hart gegrepen. Daar ben ik het heel erg mee eens. Ik kom straks ook terug op opmerkingen die zijn gemaakt over bijvoorbeeld huisuitzettingen, de kostendelersnorm en andere regelgeving die wel of niet in de weg staat, en sowieso op het hele preventieve beleid. Onder preventief beleid versta ik trouwens in de eerste plaats voldoende woningen.
Mevrouw Diertens (D66):
Dat begrijp ik, maar als die er niet zijn, zul je toch moeten kijken hoe je er preventief voor kunt zorgen dat er niet meer mensen bij komen. Daar moeten ook maatregelen voor genomen worden, zodat die zwanenhals niet weer verstopt raakt.
Staatssecretaris Blokhuis:
Dat klopt. Maar als die fysieke ruimte er niet is en er geen woningen zijn waar mensen kunnen wonen, dan moet je dus naar een verdichting toe. Dan moeten er meer mensen op plekken wonen. En dan kom je wel bij regelgeving. Hoe faciliteer je dat? De heer Renkema heeft zijn Amsterdamse voorbeeld van de barmhartigheidstoeslag genoemd. Daar moet je het dan in zoeken. We willen in kaart brengen hoeveel draagvlak daarvoor is en hoe reëel dat als oplossingsrichting kan zijn.
Voorzitter, ik ben nog maar met mijn inleiding bezig.
De voorzitter:
Toch mag mevrouw Van den Hul interrumperen.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Nog even voortbordurend op deze uitwisseling en op wat de Staatssecretaris aangeeft op het punt van onderbouwing en draagvlak. Is de Staatssecretaris van mening dat wat er moet gebeuren überhaupt binnen de huidige middelen kan? Is dat realistisch?
Staatssecretaris Blokhuis:
Dit is specifiek een vraag over beschikbare middelen. Daar kom ik straks op terug. Ik vind het een hele relevante vraag, maar als u het goed vindt, kom ik zo terug op hoe wij die stappen zetten bij het in beeld brengen van wat er ook in financieel opzicht misschien nodig is.
De voorzitter:
De Staatssecretaris vervolgt zijn betoog.
Staatssecretaris Blokhuis:
In het kader van verwachtingsmanagement wil ik het volgende aangeven. Het aantal dak- en thuislozen is verdubbeld. Ik heb daar eerder van gezegd dat ik mij daarvoor schaam. Dat is oprecht. De Ombudsman zegt terecht dat je het probleem niet oplost door je te schamen. Dan moet je ook wat gaan doen. Dat zie ik als een verantwoordelijkheid. Maar iets wat in tien jaar is gegroeid, gaan we niet in één of twee jaar oplossen. Dus we moeten met elkaar de schouders eronder zetten, maar we moeten ook reëel zijn over wat we met elkaar kunnen realiseren. Ik ben in ieder geval erg gemotiveerd om daar stappen in te gaan zetten, met alle maatschappelijke partners die we daarbij nodig hebben en met de gemeenten.
Voorzitter. Ik wil aan de hand van drie thema's de vragen langslopen die gesteld zijn. Ik hoop dat ik daar zo compleet mogelijk in ben. En anders gaan we het vanzelf horen van de woordvoerders. Drie thema's dus. In de eerste plaats de brede aanpak van dakloosheid, en daar betrek ik ook het woonelement bij. Dat is het eerste: de aanpak van dakloosheid. Er zijn ook opmerkingen gemaakt over beschermd wonen, over de implementatie van de commissie-Dannenberg en over de doordecentralisatie. Dat is het tweede blok. Ten derde is er een blok overig. Dat is best wel een dikke map, volgens mij, dus ik hoop dat de Kamer mij de gelegenheid biedt om die vragen te beantwoorden. In die volgorde wil ik graag de vragen langslopen.
Eerst het terugdringen van dakloosheid. Ik kom gelijk bij de middelenvraag. Die is gesteld door onder andere de PvdA-fractie, maar ook mevrouw Agema heeft de vraag gesteld waarom ik geen middelen beschikbaar heb gesteld voor mijn aanpak. Het onderzoek van het CBS geeft ons een landelijk beeld van het aantal daklozen en van de oorzaken van dakloosheid. De uitkomsten van het onderzoek maken duidelijk dat extra acties noodzakelijk zijn. We kunnen niet volstaan met wat we tot nu toe deden. Er is echt wat extra nodig.
Om gericht acties te kunnen inzetten, is er wel per regio een goed beeld nodig. Om die reden heb ik – dat is conform de volgens mij unaniem aangenomen motie-Dik-Faber c.s., die bij de begrotingsbehandeling van VWS was ingediend – de centrumgemeenten voor maatschappelijke opvang en beschermd wonen gevraagd om de regionale opgave uiterlijk op 1 februari 2020 in beeld te brengen en bij mij aan te leveren. Dat beeld heb ik nodig om een gericht plan van aanpak te maken.
Dat levert een wat frustrerende ervaring op, die de Kamerleden delen. Ik heb nu twee brieven geschreven, maar daarin zien ze nog weinig concrete maatregelen. Maar het beeld dat op grond van een uitvraag bij gemeenten moet worden geschetst, is een gevolg van de motie die is ingediend bij de begrotingsbehandeling. Die motie heb ik serieus genomen. Die vraag staat uit en zal ons concrete informatie opleveren, die kan leiden tot een actieprogramma dat ik in dit voorjaar namens het kabinet wil presenteren. Dat programma wil ik ook zo breed delen als we het eerder deze maand hebben gedaan, namelijk op 6 december in de brief. Op 1 februari is dus per regio de opgave in beeld, die vertalen we in een actieplan en dat wil ik zo vroeg mogelijk in het voorjaar presenteren aan de Kamer.
Dan zal ook in beeld moeten en kunnen worden gebracht welke eventuele extra financiële opgaven daaraan gekoppeld zijn. Als gemeenten zeggen dat zij niet uitkomen en dat kunnen aantonen, moet dat blijken. Ik heb frequent overleg hierover met veel gemeenten, ook in collectief verband, en het zal u misschien verbazen, maar er zijn gemeenten die zeggen dat zij capaciteit in de opvang hebben en ruimte over hebben. Er zijn ook gemeenten die zeggen: het water staat ons tot hier. Om maatwerk te kunnen bieden, is een regionaal beeld daarom goed. Gewoon geld aan alle gemeenten geven en ze daarmee succes wensen, gaat in dit geval echt niet werken.
Daarmee heb ik volgens mij ook de vraag van mevrouw Sazias over het beschikbare budget beantwoord. Die vraag wordt beantwoord in het plan van aanpak dat komt in het voorjaar van 2020.
Voorzitter. Mevrouw Regterschot ziet dat de duiding van het aantal dak- en thuislozen ontbreekt en vraagt of ik kan inzoomen op waar de toename aan toe is te schrijven. Ik heb daar net kort iets over gezegd. Aanvullend: het CBS heeft op ons verzoek wel degelijk nader ingezoomd nadat het de cijfers deze zomer heeft opgeleverd, maar die exercitie heeft niet heel veel meer nieuwe informatie opgeleverd dan wat wij al wisten. Er zijn wel een paar noties die van groot belang zijn. Bijvoorbeeld dat 60% van de dak- en thuisloze jongeren een verleden in de jeugdzorg heeft. Dat zegt iets over de voorkant. Daar doen we met z'n allen kennelijk iets ontzettend fout. 90% van de dak- en thuislozen heeft schulden. Er is over de hele linie een tekort aan woonplekken met begeleiding. Voor heel veel mensen uit de doelgroep geldt dat ze huisvesting in combinatie met begeleiding ontberen. Het is dus van belang dat we op regionaal niveau zo goed mogelijk in beeld hebben waar de schoen wringt en hoe we dat gaan oplossen.
Onder andere mevrouw Diertens heeft gezegd dat ongeveer de helft van de daklozen een niet-westerse achtergrond heeft. Zij vroeg wat ik voor die doelgroep ga doen. Het blijkt dat het grootste deel van de dak- en thuislozen primair een woning met begeleiding nodig heeft. Voor de groep met een niet-westerse achtergrond geldt dat zeker ook. Alleen een dak zal in heel veel gevallen niet volstaan. Als gemeenten menen dat voor deze groep iets anders of iets extra's nodig is, wil ik dat graag in beeld hebben. De gemeente kan dat zelf organiseren, maar wij willen daar uiteraard de Kamer over informeren. Het CBS heeft nog niet in beeld kunnen brengen hoe het komt dat met name daar de groei zit. We willen dat beter in beeld hebben, dus ik zeg graag toe dat ik het nader in beeld laat brengen. Daar zal ik de Kamer dan ook over informeren.
Mevrouw Diertens (D66):
Kunt u dat nader specificeren? Want het blijft voor mij eerlijk gezegd een beetje vaag.
Staatssecretaris Blokhuis:
De vraag die mevrouw Diertens stelde was breed: we zien met name een toename bij de doelgroep met een niet-westerse achtergrond, hoe gaan gemeenten daarmee om? Ik wil graag dat het CBS een nadere duiding geeft aan hoe dat komt. Dat biedt gemeenten vervolgens een handvat om er specifiek beleid op te zetten. Misschien dat het binnen het reguliere beleid kan en dat dat net zo passend is. Dat weet ik nu niet. Beide vragen wil ik beantwoord hebben. Voor de ene hebben we het CBS nodig en voor de andere de gemeenten. Op beide punten zal ik de Kamer nader informeren.
Voorzitter. Mevrouw Regterschot vroeg in hoeverre de door mij gepresenteerde plannen aansluiten bij andere ministeries. We hebben een brief gestuurd namens het kabinet, en ik mag hopen dat het kabinet ook hier met één mond spreekt. Ik kan nader specificeren waar de links met de andere ministeries zitten. We hebben een brede aanpak en verschillende ministeries zijn betrokken. Een hele belangrijke is Binnenlandse Zaken met de Nationale woonagenda, de stimuleringsregeling voor flexwonen en de impuls voor de woningmarkt. Dat zijn allemaal zaken waarvoor Binnenlandse Zaken primair aan de lat staat. Bij Sociale Zaken gaat het om de brede schuldenaanpak – terecht is gewezen op wetgeving op dit domein – en het interbestuurlijk overleg over jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt, dat door Sociale Zaken wordt getrokken. Justitie en Veiligheid gaat over het programma Koers en kansen voor jongeren met problemen met justitie. Wat betreft het Ministerie van Onderwijs: het brede onderwijsveld is aangehaakt bij maatschappelijke diensttijd. Dat laatste geldt ook voor het ministerie dat ik hier vertegenwoordig en dat betrokken is bij de maatschappelijke diensttijd en cliëntondersteuning en -begeleiding. Dat zijn allemaal zaken die alles met elkaar te maken hebben en die ervoor zorgen dat we met elkaar goed moeten opletten of de ministeries voldoende op elkaar aanhaken.
Mevrouw Regterschot (VVD):
Ik hoor een aantal programma's binnen verschillende ministeries voorbijkomen, maar ik zou het heel prettig vinden als de Staatssecretaris kan toezeggen dat er richting deze doelgroep een concrete duiding van al die plannen gemaakt wordt. Ten aanzien van de woningmarkt weet ik dat die krap is, maar dat geldt op heel veel fronten. Wat betekent dat voor deze doelgroep? Dat geldt net zo goed bij SZW, OCW en VWS. Het is van belang dat we de concrete maatregelen per doelgroep in het actieplan terugzien.
Staatssecretaris Blokhuis:
Dat wil ik graag toezeggen. Ik zie het als een belangrijke uitdaging om zo scherp mogelijk in beeld te brengen waar de knelpunten zitten, waar we een stap extra kunnen doen en welk ministerie daarbij in charge is vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid.
De heer Renkema (GroenLinks):
Op het risico af dat het zo meteen in het blokje overig aan de orde komt: het gaat inderdaad vaak over meerdere ministeries, maar daarmee ook over meerdere bewindspersonen. De Staatssecretaris zegt dat hij heel blij is dat het een breed ondertekende brief is. Er staan drie handtekeningen onder, maar er staat niet zoveel ín die brief. Ik heb in mijn eerste termijn gevraagd hoe hij kijkt naar de ambities binnen het kabinet. Ik heb zelfs gevraagd of hij vindt dat collega's genoeg maatregelen nemen. Vijf minuten geleden zei hij dat hij «mag hopen dat het kabinet met één mond spreekt». Dat mag ik ook hopen. Ik wil hem er toch wel even op vergen. Waar liggen zijn eigen ambities en waar schuurt het met collega-bewindspersonen? Ik vraag het maar zo direct.
Staatssecretaris Blokhuis:
Het zou heel vreemd zijn als ik zou zeggen dat ik met Binnenlandse Zaken de degens kruis over het ene punt en met Sociale Zaken over het andere. Volgens mij gaat het zoals het in een volwassen kabinet altijd gaat: we hebben met elkaar goede en pittige gesprekken over wat nodig is. Het hele kabinet committeert zich eraan dat wij een grote verantwoordelijkheid hebben om dit grote maatschappelijke probleem aan te pakken. Dat is een verantwoordelijkheid voor het hele kabinet. Er zijn een paar ministeries extra in charge. Die hebben die brief meegetekend. Er zijn nog andere ministeries in beeld. Ik noemde Justitie en Veiligheid en Onderwijs. Die hebben niet meegetekend, maar u mag van mij aannemen dat ik mij als trekker van dit dossier verantwoordelijk voel om ministeries mee te nemen in het realiseren van de ambities, die wat mij betreft ook concreet moeten worden. Mevrouw Geluk heeft gevraagd wat mijn ambities zijn en of ik die ga formuleren. In het plan van aanpak moeten ambities staan waar het hele kabinet achter staat en daar horen maatregelen bij. Het is een kabinetsbrede opgave. U mag van mij aannemen dat bij het hele kabinet de urgentie van dit probleem inmiddels heel goed tussen de oren zit.
De heer Renkema (GroenLinks):
Ik wil de Staatssecretaris niet in verlegenheid brengen. Hij blijft in zijn antwoord ook keurig binnen de lijntjes kleuren. Wat betekenen «coördinerend bewindspersoon» en «als eerste de vinger opsteken» dan? Ik hoor zeggen dat hij eraan trekt. De problematiek rond wonen en sociale zekerheid is ontzettend weerbarstig. Heeft de Staatssecretaris doorzettingsmacht? Slaat hij met zijn vuist op tafel dat het moet gebeuren?
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik praat graag op basis van argumenten en daarmee hoop ik mensen te kunnen overtuigen. Laat ik het zo zeggen: het is wenselijk dat bij een belangrijk dossier één iemand de vinger opsteekt als gevraagd wordt wie erover gaat. Ik heb de vrijmoedigheid genomen om te zeggen: dat ben ik. Daar mag de Kamer mij vervolgens ook op aanspreken. Ik voel de grote verantwoordelijkheid op mijn schouders liggen om collega-bewindspersonen daarin volop mee te nemen. Het is in Nederland volgens mij niet zo georganiseerd dat als ik met mijn vuist op tafels sla, Wonen gaat rennen. Wel mag u van mij verwachten dat de opgave voor Wonen substantieel voor de specifieke doelgroep van dak- en thuislozen, heel kwetsbare mensen, en dat ik Wonen zal wijzen op de verantwoordelijkheid die dat betreffende ministerie heeft.
Ik weet niet meer wie de vraag stelde, maar er werd gevraagd of de Minister-President de coördinerend bewindspersoon zou moeten worden. Die vraag was ook van de heer Renkema. Als ik dat moet zien als een blijk van wantrouwen in mijn richting, dat het niet goed komt als die Blokhuis het gaat trekken, dan gaan we elkaar daarover later ontmoeten. Ik vind het wel logisch dat de Minister-President zich hieraan committeert. Dat heeft hij ook expliciet gedaan bij de Algemene Beschouwingen in de Eerste Kamer, waar hij zei dat dit een groot maatschappelijk probleem is dat wij met z'n allen moeten aanpakken. Volgens mij kan ik daar niet heel veel meer over zeggen. Ik zie het als een verantwoordelijkheid en pak die op.
Voorzitter. Ik kom bij de vraag van mevrouw Geluk of ik kan toezeggen dat er meetbare doelstellingen komen. Dat vind ik een logische vraag. Die behoefte heb ik zelf ook. Dat konden wij helaas in de brief nog niet opschrijven, want we zijn nog in de fase dat we alles goed in beeld moeten brengen. U mag dat verwachten bij het plan van aanpak dat we volgend voorjaar presenteren. Daaraan worden meetbare doelstellingen gekoppeld.
Mevrouw Geluk benoemde een aantal thema's waar je die doelstellingen aan kan koppelen. Ik zie dat als een belangrijke wens vanuit de Kamer. Ik weet niet of het een-op-een die thema's zijn. In het Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren hebben we de keiharde ambities opgeschreven dat er eind 2021 in de veertien proefgemeenten, die meer dan de helft van de dak- en thuisloze jongeren vertegenwoordigen, geen jongeren meer zijn die langer dan drie maanden in de opvang zitten, en dat alle jongeren die worden geholpen worden begeleid door één regisseur. Dat soort doelstellingen schrijven we op en daar mag de Kamer ons aan houden. Ik zie het als een belangrijke uitnodiging en ik wil die graag invullen.
De voorzitter:
Mevrouw Van den Hul heeft een interruptie.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Toch nog even door op de vraag die ik misschien iets te vroeg, tijdens de inleiding, stelde over de financiën. De Minister ... Nee, de Staatssecretaris. Dit is het eerste AO waarin ik met een Staatssecretaris en niet met een Minister in debat ga, dus ik hoop dat ik die vergissing niet vaak zal maken. De Staatssecretaris heeft het over het Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren. Dat bevat geen extra geld voor uitvoering. Het bevat hele waardevolle ambities, waarvan de Staatssecretaris er een aantal noemde en die we met z'n allen alleen maar hartstikke kunnen onderschrijven, maar we zien ook dat gemeenten nu al kampen met enorme tekorten. Ik zie dat ook in mijn rol als woordvoerder huiselijk geweld. Die tekorten zitten in de jeugdzorg, de maatschappelijke opvang en de vrouwenopvang. Ik heb eerder met Minister De Jonge de degens gekruist over gezinnen die soms zelfs in vakantieparken worden geplaatst omdat er geen noodbedden zijn. Hoe verhouden de ambities die de Staatssecretaris opsomt zich tot geen extra geld voor uitvoering? Is dat realistisch?
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik denk dat mevrouw Van den Hul te snel de conclusie trekt dat er geen geld aan gekoppeld wordt. Ik zeg niet dat er een bak geld klaarstaat of dat we het even gaan fiksen. Ik zeg wel dat we met de gemeenten de taak hebben om de opgaven in beeld te brengen. De motie daarover is Kamerbreed aangenomen. Daar kan een financieel verzoek uit voortvloeien. Dan is het aan mij om, met mijn collega's die hieraan trekken, die claim in te brengen in de onderhandelingen in het kabinet. Ik zeg heel duidelijk dat ik niet uitsluit dat er een financieel verzoek uit voortkomt. Dat weet ik niet. Vervolgens moet dat verzoek concurreren met allerlei andere financiële opgaven die we in het Rijk hebben. Maar het is te vroeg om te zeggen dat er geen geld aan vastzit. Het is inderdaad een feit dat bij het Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren wel wat geld zit om gemeenten te ondersteunen bij het maken van plannen, namelijk een paar miljoen, maar ik sluit niet uit dat er geld bij moet en dat dat een resultaat van de opgave is. Daarover moeten we dan een gesprek hebben. Ik laat dat nog open. Het is te prematuur om te zeggen dat er geen geld bij komt.
De voorzitter:
Mevrouw Dik-Faber nog op dit punt.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Als het gaat om het actieprogramma denk ik dat het heel erg belangrijk is om daarin kwantitatieve doelen voor alle gemeenten af te spreken. Ik hoorde daarstraks de Staatssecretaris in reactie op de aangenomen motie-Dik-Faber c.s. zeggen dat hij in gesprek gaat met regiogemeenten, maar volgens mij hebben alle gemeenten hier een opgave in. Mij lijkt het ontzettend goed als we van elke gemeente horen hoeveel nieuwe plekken worden gerealiseerd, dat ze met elkaar afspreken dat die na een periode van een jaar ook gerealiseerd zijn – ik weet niet of dat realistisch is – en dat we gemeenten daaraan houden, misschien wel met toezicht van de provincies. Ik zie nu dat gemeenten naar elkaar en vooral naar de centrumgemeenten kijken, terwijl alle gemeenten hier verantwoordelijkheid in hebben. Wil de Staatssecretaris dat ook heel graag en komt dat terug in het actieprogramma?
Staatssecretaris Blokhuis:
Het zou een misverstand zijn dat we alleen van centrumgemeenten de opgave in beeld willen hebben, want voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang zijn dat maar 43 gemeenten. Ik wil een landsbreed beeld hebben. Ik verwacht van centrumgemeenten dat zij namens hun regio die opgave in beeld brengen. De vraag is of dat exact uit te drukken is, bijvoorbeeld in een conclusie dat een gemeente 377 woningen of zo nodig heeft. Ik verwacht dat ze de opgave in beeld brengen: zoveel huisvesting, zoveel begeleiding, zoveel hulpverlening hebben wij nodig. Ik kom zo terug op de vraag of je die opgave vervolgens moet vertalen in een quotum. Daarachter zit de vraag of je per centrumgemeente of zelfs per gemeente een quotum moet afspreken, vergelijkbaar met dat voor statushouders.
De voorzitter:
Eerst mevrouw Dik-Faber.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
In tweede instantie. We horen nog over het quotum, maar ik wil graag refereren aan de periode rond eind jaren negentig, rond 2000. Toen waren er ook heel veel daklozen in Nederland. Toen zat er in Utrecht een wethouder die niet van mijn partijkleur was en dus ook niet van die van de Staatssecretaris. Hij zei: «Dit is de opgave die wij met elkaar te klaren hebben en elke wijk gaat hieraan zijn steentje bijdragen.» Die man is de wijken ingegaan en heeft daar gezegd dat het niet zou zijn «niet in mijn wijk maar in een andere wijk». Die wethouder zei: «In jullie wijk komt een opvang. Zeg maar waar. Het gaat om zoveel mensen en die opvang gaan we realiseren. Vertel het maar.» En hij heeft het gefikst. Ik heb mijn studietijd in Utrecht doorgebracht en weet hoeveel daklozen er waren en hoe Hoog Catharijne eruitzag. Door die aanpak was er een sterke daling van het aantal daklozen. Dat is waar ik naar op zoek ben. Ik wil gemeenten doorzettingsmacht geven, noem het een quotum of kwantitatieve afspraken, om dit soort problemen voortvarend op te pakken.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik vind het een hele interessante gedachte om mee te nemen bij het maken van ons actieprogramma. Ik zie het als een aansporing om dit element op wat voor manier dan ook daarin een plek te geven. Ik wijs erop dat heel veel gemeenten, steeds meer, prestatieafspraken hebben met woningcorporaties over de huisvesting van bijzondere en kwetsbare doelgroepen. Ik vind dat elke zichzelf respecterende gemeente afspraken moet maken. Dat heb ik altijd al bepleit. Woningcorporaties produceren huizen. Dat is helaas even stilgevallen, maar dat komt weer op gang. Ik vind dat elke zichzelf respecterende gemeente afspraken moet maken met corporaties over woningen die je toekent aan kwetsbare doelgroepen, waaronder dak- en thuislozen. Dan is er een productie van huizen waar mensen in een kwetsbare positie in kunnen. Dat wil ik in aanvulling op de suggestie van mevrouw Dik-Faber zeggen.
De voorzitter:
Mevrouw Geluk had een interruptie? Niet? Dan mevrouw Regterschot.
Mevrouw Regterschot (VVD):
Ik grijp nog even terug op de centrumgemeenten die wellicht namens alle gemeenten informatie aanleveren of de inventarisatie maken. Daar zit volgens mij een gedeelte van de duiding in. Ik hoor dat we weten dat het mensen zijn die schulden hebben en in hun jeugd wellicht in aanraking zijn geweest met jeugdzorg. Als dat de mensen zijn die we spreken en van wie we dit weten, dan weten we toch ook wie die mensen zijn en waar de toename vandaan komt? Dan zou dat toch door de motie Dik-Faber c.s. opgeleverd kunnen worden in februari? Of begrijp ik dat verkeerd?
Staatssecretaris Blokhuis:
We hebben hoge verwachtingen dat de opgave op 1 februari een beter beeld geeft. Overigens zal dat niet in alle gevallen per gemeente een verklaring geven voor de toename van een speciale groep. Ze brengen de opgave in beeld, maar daarbij wordt geen vergelijking gemaakt met vijf of tien jaar geleden; het gaat daarbij niet om de vraag of die groep toen ook in beeld was, en wat eventuele oorzaken van een toename kunnen zijn. Het is meer een momentopname van de huidige opgave.
Voorzitter. Ik ga in op de vraag van mevrouw Geluk of wij in het plan van aanpak speciaal aandacht besteden aan de groep zelfredzame daklozen. Dat is een terechte vraag en het antwoord is ja. Net zoals voor andere specifieke groepen wordt gekeken of er specifiek maatwerk nodig is.
Voorzitter. Mevrouw Van den Hul en andere woordvoerders hebben het gehad over de kwaliteit van de nachtopvang en dat die vaak sterk te wensen overlaat. Ze komen net als ik af en toe binnen bij die voorziening en denken dan dat ze blij zijn dat ze daar niet hoeven te slapen. Het zijn vaak slaapzalen voor tien mensen. Dat is een aandachtspunt. Daar gaan we het ook over hebben. Ik weet dat er gemeenten heel gericht mee bezig zijn. Utrecht heeft bijvoorbeeld het afgelopen jaar een nachtopvang omgebouwd naar eenpersoonskamers. Het is geweldig dat een gemeente dat doet en kan doen. Wat mij betreft moet die ambitie breder zijn. Ik stimuleer die kwaliteitsslag. Ik heb nu geen middelen om gemeenten daartoe te verplichten, maar ik stimuleer het zeker. Afgelopen maanden is een landelijk projectleider voor vernieuwing van de opvang in acht gemeenten langs geweest, om gemeenten, woningcorporaties en zorginstellingen bij elkaar te brengen om concrete afspraken te maken over de omvorming en vernieuwing.
Ik voeg er nog aan toe dat het zeker niet mijn ambitie is om de opvangcapaciteit voor de lange termijn uit te breiden. Dat komt niet in het plan van aanpak, als het aan mij ligt. Dat zou ik een nederlaag vinden. Misschien wel voor de korte termijn, maar het is niet de oplossing. Vraag aan dak- en thuisloze mensen wat hun wens is. Dat is gewoon een mooi huisje voor zichzelf, en niet de opvang. Het is geen structurele oplossing. In Frankrijk hebben ze geloof ik inmiddels 150.000 opvangplekken en daar geeft het een enorme druk op de begroting. Het zijn hele dure plekken waar mensen wonen die helemaal niet gelukkig zijn. We moeten investeren in duurzame oplossingen en woningen voor mensen. Ik zou liever een voorbeeld nemen aan Finland met Housing First, waar in het hele land 50 opvangplekken zijn. Er wonen wel iets minder mensen dan in Nederland. Daar zijn wij nog ver van verwijderd, maar laten we daar een voorbeeld aan nemen.
Bijna alle fracties hebben vragen gesteld over de kostendelersnorm. Wat vind ik van de kostendelersnorm en is die geen belemmering et cetera? Terecht heeft een aantal woordvoerders gewezen op de aangenomen motie van de heer Peters, die vraagt om in beeld te brengen in hoeverre het een belemmering is. Dat is een belangrijke eerste horde die we nemen.
Ben ik te snel?
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Het was de motie-Peters-Jasper van Dijk. Ik zei Peters, maar het is Peters-Jasper van Dijk.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik vind het heel fideel van u dat u dat corrigeert. Dan komt het nu goed in de boeken. Maar de inhoud gaat over het onderzoek. Dat wordt in beeld gebracht. Los daarvan kun je je afvragen of we op korte termijn niet eerder dingen kunnen doen. Dat gebeurt wel. De Staatssecretaris van Sociale Zaken is daar heel duidelijk in. Het is haar verantwoordelijkheid. Zij zegt: we maken geen categoriale uitzonderingen, maar gemeenten kunnen wel gebruikmaken van de mogelijkheid om individueel maatwerk te leveren, ook voor jongeren tot 27 jaar. Dat kan zelfs groepsgewijs. Als een gemeente zegt dat zij jongeren tot 27 jaar behandelen als groep en willen uitzonderen, moet er wel individueel getoetst worden of een jongere onder de doelgroep valt, maar mag je vervolgens de jongeren als groep bejegenen. Dat gebeurt in Amsterdam bijvoorbeeld in het project Onder de Pannen, dat woordvoerders hebben genoemd. Dat leidt ertoe dat een gemeente de kostendelersnorm buiten werking mag verklaren, zelfs voor onbepaalde tijd. Ik zeg niet dat daarmee het lek dat door sommigen gesignaleerd wordt, boven tafel is – als er al sprake is van een lek – maar wel dat gemeenten die vrijheid hebben. De Staatssecretaris van Sociale Zaken wijst daarop.
De voorzitter:
De heer Renkema op dit punt.
De heer Renkema (GroenLinks):
De Staatssecretaris verwijst naar een collega-staatssecretaris die naar de Participatiewet verwijst. Daarin staat dat een hardheidsclausule in individuele gevallen mogelijk is. Mijn vraag ging nadrukkelijk over het omhoogtrekken van de leeftijd van 21 naar 27 jaar. Gezien de ambitie van de Staatssecretaris om in het actieplan iets te doen voor zwerfjongeren – ik kan me de begrotingsbehandeling en de zwerfkei van vorig jaar ook nog herinneren – vind ik dat er meer moet komen dan alleen een verwijzing naar een artikel in de Participatiewet waarin staat dat hier in individuele gevallen van kan worden afgeweken.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik zei dat ik wil kijken naar wat gemeenten op korte termijn kunnen doen. Feit is dat de categoriale uitzondering nu wetstechnisch is gerealiseerd en niet gewijzigd kan worden. De Staatssecretaris van Sociale Zaken is daar heel helder over. Er lopen twee sporen. Er wordt op basis van de motie onderzoek verricht naar de effecten van de kostendelersnorm. In de tweede plaats biedt de uitzonderingsbepaling al mogelijkheden om uit te zonderen. Dat is de discretionaire bevoegdheid voor gemeenten. Dat mag al. Als ik bij gemeenten ben, attendeer ik ze daar ook op en zeg ik dat er niets is wat hen in de weg staat om de kostendelersnorm niet van toepassing te verklaren, zelfs ongeacht de leeftijd. Of de leeftijd verhoogd moet worden naar 27 jaar is een vraag aan mijn collega. Ik wil dit element best meenemen, maar ik denk dat ik het antwoord al weet. Zij zegt dan dat ze bezig is met een onderzoek, waarvan is toegezegd dat het half 2020 is afgerond, om te kijken of we structureel iets moeten doen. Nog een opmerking: als we de uitzondering voor een categorie verhogen naar 27 jaar, een categoriale ontheffing, dan vind ik dat een geste naar de doelgroep. Maar tegelijkertijd kun je zeggen dat er ook veel mensen zijn van 43 of 63 jaar die op basis van toepassing van de kostendelersnorm ergens anders gaan wonen. Ik weet niet of het per se aan een leeftijd moet worden gekoppeld, maar misschien is dat de uitkomst.
De heer Renkema (GroenLinks):
De leeftijd van 27 jaar heeft te maken met het feit dat dan in de Participatiewet een recht op bijstand ontstaat. Vandaar dat ik die zo nadrukkelijk noem. De Staatssecretaris draait er een klein beetje omheen. Ik heb gewoon gevraagd of de Staatssecretaris bereid is om met de collega-bewindspersoon van Sociale Zaken in gesprek te gaan over de vraag om de leeftijd omhoog te doen naar 27 jaar. Doet hij nou de toezegging om daarover in gesprek te gaan of zegt hij dat hij het antwoord al kent en het dus niet doet?
Staatssecretaris Blokhuis:
Sorry, ik wil niet de indruk wekken dat ik om de hete brij heen draai. Ik ben van «rechttoe, rechtaan». Ik heb regelmatig gesprekken met de verantwoordelijke bewindspersoon met wie we dit gezamenlijk doen. Het thema kostendelersnorm heeft verschillende keren op de agenda gestaan en we hebben daar ook hele gezellige gesprekken over. Het staat volop op de agenda. De heer Renkema mag van mij aannemen dat ik de wensen van de Kamer bij die gesprekken zal betrekken. Concreet: ook de wens van de heer Renkema om de leeftijd te verhogen zet ik op de agenda. Ik voeg eraan toe dat we het er al vaak over hebben gehad.
Voorzitter. Mevrouw Van den Hul heeft in het algemeen gevraagd om ervoor te zorgen dat er voldoende woonruimte is. Ik kan daar een heleboel over zeggen en ik heb er al het een en ander over gezegd. Ik wil nog wel benadrukken wat natuurlijk ook in de brief staat: die 2 miljard die beschikbaar is gesteld moet een impuls geven. Een belangrijk deel is het verlagen van de verhuurderheffing, die corporaties in staat moet stellen makkelijker te bouwen. De onrendabele top wordt daardoor kleiner of zelfs helemaal weggeblazen. Er wordt op allerlei terreinen hard geïnvesteerd om zo snel mogelijk woonruimte te realiseren. De impuls van 2 miljard maakt daar deel vanuit en ik kom zo nog terug op het specifieke punt van flexwonen.
Ik zie in mijn aantekeningen een hele rij fracties staan die vragen hebben gesteld over de taakstelling, en die zeggen dat we gewoon een quotum zouden moeten opleggen. De Minister voor Milieu en Wonen heeft de Kamer laten weten daarvan op voorhand geen voorstander te zijn. Ik ben in gesprek met gemeenten en hoor hen ook gewoon bepleiten dat we het maar moeten doen. Laten we dus het volgende afspreken. Ik betrek dit element bij de plannen die we maken. Ik zeg dus niet dat we het gaan doen, maar ik wil dit wel heel nadrukkelijk als een optie in de gesprekken inbrengen, en dan zal de Kamer zien of dit deel uitmaakt van ons actieprogramma of dat we daar geen aanleiding toe zien. Volgend jaar zult u daar dus meer over horen bij de presentatie van ons plan, zeg ik in reactie op vragen van PvdA, CDA, SP; van welke fractie eigenlijk niet?
Voorzitter. De heer Renkema vroeg waar de tiny houses blijven. Daarmee kom ik al een beetje op de flexwoningen. Vorig jaar zijn er 3.000 flexwoningen gerealiseerd. Met de Stimuleringsaanpak Flexwonen streeft de collega voor Wonen ook naar een substantiële stimulans. Er zijn verschillende maatregelen genomen om tot meer locaties te komen, zoals vrijstelling in de verhuurderheffing, gebiedsgerichte versnellingsaanpak en langer afwijken van het bestemmingsplan. Er is volop aandacht om het flexwonen een impuls te geven.
Mevrouw Dik-Faber vroeg mij in dat kader of ik niet met een soort noodwetje zou moeten komen om de bouw van meer flexwoningen af te dwingen. Ik heb de stellige indruk dat dit thema zo goed tussen de oren van de collega van BZK zit, dat zij al alles uit de kast haalt om dit optimaal te faciliteren. Er moeten sneller meer flexibele woningen beschikbaar worden gesteld. Binnenlandse Zaken is daar volop mee bezig. Ik denk dat het in dat kader te prematuur zou zijn om nu te spreken van een spoedwet. Wat mij betreft zou dat meer ergens boven de markt moeten blijven zweven als blijkt dat de stappen die we daarin zetten te gering zijn.
Ik voeg daar nog iets aan toe. De woningcorporaties, onder de vlag van hun koepel Aedes, hebben gezegd ernaar te streven om per jaar 10.000 flexwoningen op te leveren. Dat hebben zij als een harde ambitie en een van de belangrijkste doelstellingen voor de komende jaren neergezet. Dat is echt supersubstantieel. Die woningen zijn overigens niet allemaal voor de doelgroep waar we het vandaag over hebben. Flexwoningen zijn er ook voor andere mensen. Maar als dat zou lukken, met medewerking van het Rijk en gemeenten, dan maken we daar natuurlijk een kolossale stap in de goede richting. Overigens zijn dat dan flexwoningen. Ons ultieme doel is natuurlijk dat mensen ergens stabiel kunnen wonen en tot rust kunnen komen, zeker als er ggz-problematiek aan de orde is. Volgens mij geldt ook voor elk van de mensen hier in de zaal dat je het liefst wil weten waar je aan toe bent wanneer je ergens gaat wonen, zonder dat er steeds een verhuizing boven je hoofd hangt.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording van mijn vraag. Flexwoningen kunnen tegenwoordig vijftien jaar staan, dus dat geeft een bepaalde mate van stabiliteit. Mijn pleidooi voor een spoedwet was niet zozeer ingegeven om dat bij gemeenten af te dwingen, maar veel meer om gemeenten instrumenten en een stuk doorzettingsmacht in handen te geven. Ik zie namelijk dat er heel veel onbekendheid is wat betreft flexwoningen. De wijk komt in opstand. Men denkt: «Wat komt er bij ons op dat terrein, dat misschien al jarenlang braakliggend is? Laat het maar liever braakliggend, dan dat daar flexwoningen worden gebouwd. Want wat komt daar dan allemaal wel niet?» Ik zou het heel goed vinden als we in dit soort gevallen met extra kracht de gemeenten kunnen ondersteunen om daar dan toch die woningen te realiseren. Dat is hetgeen waarnaar ik op zoek ben. Misschien is er wel een haakje in de Crisis- en herstelwet? Dat weet ik niet. Maar de gemeenten staan klaar en ik geloof ook echt dat woningcorporaties dit willen. Ik weet dat er ondernemers zijn die prachtige flexwoningen en tiny houses in recordtempo en volledig circulair kunnen bouwen. Maar ze staan er niet. Ze staan er onvoldoende. Volgens mij moet er nog ergens een duw vandaan komen.
Staatssecretaris Blokhuis:
Misschien kunnen we met elkaar afspreken dat ik dit signaal heel goed gehoord heb. Volgens mij wordt deze wens best breed gedeeld in de Kamer, al is dat misschien een te snelle conclusie. Ik wil die wens graag betrekken bij de uitwerking van de plannen. Wij schrijven die wens dus op en ik zal die delen met de bewindspersoon die verantwoordelijk is voor Wonen. We zullen bekijken in hoeverre wij ervoor kunnen zorgen dat gemeenten hier ook echt vaart mee kunnen maken. Wij zullen de Kamer in het kader van het plan dat we maken, laten weten of daar aparte wettelijke haakjes voor nodig zijn of dat die al bestaan.
Voorzitter. Het punt van de huisuitzettingen ...
De voorzitter:
Mevrouw Dik-Faber heeft nog een aanvulling.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb toch nog een aanvullende vraag. Helaas moet ik zo meteen ook even naar het VAO toe. Zonet ging het over nieuwbouw, over de bouw van flexwoningen, maar woningcorporaties kunnen natuurlijk ook woningen toewijzen. Zij hebben daartoe ook een bevoegdheid. Alleen zijn de regels die daarvoor zijn afgesproken niet altijd even praktisch. Een voorbeeld hiervan betreft een vrouw die met vier pubers in de daklozenopvang zit in een kamer van 4 bij 6 meter. Dit was een concreet voorbeeld dat ik kreeg aangereikt. Ze kon naar een driekamerappartement. Maar volgens de regels van passend toewijzen moet dat een vierkamerappartement zijn. Die zijn er bijna niet en die kan ze niet betalen. Hier gaat dus iets mis. Ik kan daar meer voorbeelden van aandragen. Maar als de Staatssecretaris nu toch in gesprek gaat met zijn collega voor Milieu en Wonen, dan zou het passend toewijzen volgens mij toch nog eens onder de loep moeten worden genomen om te kijken wat hier moet veranderen.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik kan er een heel lang antwoord op geven. Maar als er regels zijn die een hele simpele gezondverstandoplossing in de weg staan, dan zijn we niet goed bezig. Ik neem dat dus graag mee.
Mag ik overstappen op het thema huisuitzettingen?
De voorzitter:
Ja, graag. Met het oog op de tijd zit ik met smart te wachten op het volgende blokje.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik ben bijna toe aan het volgende blokje. Ik kan daar kort over zijn. Hier zit in ieder geval iemand die huisuitzettingen in heel veel gevallen een paardenmiddel vindt. Volgens mij vinden de corporaties dat ook. Het kost heel veel. De ambitie om huisuitzettingen ten gevolge van huurachterstanden en schulden heel sterk terug te dringen, leeft breed bij corporaties en gemeenten in Nederland. Dat leidt er ook toe dat het aantal uitzettingen in Nederland al vijf jaar op rij gestaag daalt. In 2008 waren dat er 3.000. Ik zeg niet dat het er te veel zijn, maar ik zeg wel dat het er veel zijn. Als er sprake is van evidente overlast, of van ontzettend crimineel gedrag, dan is het een ander verhaal dan bij schulden. Ik zeg de Kamer graag toe dat we dit thema, hoe om te gaan met huisuitzettingen en welke afspraken we daarover zoveel mogelijk landelijk maken, graag betrekken bij de vormgeving van ons actieprogramma.
Voorzitter. Mevrouw Diertens heeft gevraagd hoe je mensen uit het Caribisch gebied vooraf gaat informeren dat er soms geeneens een huis voor ze is als ze hier komen.
De voorzitter:
De heer Van Gerven had nog een interruptie op het vorige punt.
De heer Van Gerven (SP):
Mijn interruptie betreft dus de huisuitzettingen. Zou de Staatssecretaris dan ook uitdrukkelijk de stelling willen meenemen dat er eigenlijk geen huisuitzettingen mogen plaatsvinden als er kinderen bij betrokken zijn? Kinderen zijn niet verantwoordelijk voor het gedrag van hun ouders of opvoeders. Zou de Staatssecretaris dat willen meenemen, om zo'n situatie in principe te voorkomen?
Staatssecretaris Blokhuis:
Die vraag is heel logisch en die neem ik heel graag mee bij het uitwerken van de plannen.
Ik heb nog twee opmerkingen met betrekking tot Caribisch Nederland. Natuurlijk is het de verantwoordelijkheid van mensen die met een Nederlands paspoort uit het buitenland komen om zich goed voor te bereiden en te zorgen voor passende huisvesting. De Ministeries van Binnenlandse Zaken en VWS, en Buitenlandse Zaken trouwens ook, kijken samen met gemeenten hoe ze ook mensen die ergens anders dan uit het Caribisch gebied vandaan komen nog beter kunnen informeren over zaken die ze moeten regelen. Die informatievoorziening willen we graag nog eens kritisch onder de loep nemen.
Er zijn nog wat vragen over specifieke doelgroepen, zoals lhbti, en die komen in het blokje overig aan de orde.
Mevrouw Diertens (D66):
Het is een toezegging dat u hierop actie gaat ondernemen. Ik heb namelijk meegemaakt dat gezinnen, moeders met kinderen, gewoon bij het loket van de gemeente staan en zeggen: ik heb geen huis, maar ik wil hier graag wonen. Op zich is dat natuurlijk een slechte voorbereiding, maar omdat dat gebied deel is van ons Koninkrijk, denk ik dat we wellicht toch betere voorlichting kunnen geven over hoe je zo'n proces aanpakt, als je hier wil gaan wonen.
Staatssecretaris Blokhuis:
Volgens mij is het in ons aller belang dat mensen goed geïnformeerd zijn. Dat geldt niet alleen voor de onderdanen die in het Caribisch deel van Nederland wonen, maar ook voor Nederlanders die bijvoorbeeld in Engeland of Turkije wonen. Dat is dus een breder aandachtspunt. Bij het blokje overig ga ik er nog op in hoe we daar specifiek mee omgaan.
Voorzitter. Ik heb hier een heel kort blokje over beschermd wonen en doordecentralisatie. Veel fracties hebben daar vragen over gesteld. Ik snap die vragen, zeker in het licht van de ontwikkelingen en van de informatie van Minister De Jonge. Bij de jeugdzorg is er juist een ontwikkeling de andere kant op, namelijk meer organiseren naar de regio. De heer Renkema vroeg in de breedte: wat denk je eigenlijk met doordecentralisatie te bereiken? Wat is nou precies de toegevoegde waarde daarvan? Volgens mij zijn we het erover eens dat hulp aan inwoners een verantwoordelijkheid is van elke individuele gemeente. Vroegsignalering en preventie moeten bij elke gemeente goed belicht zijn.
De commissie-Dannenberg, die daarover in 2015 een fantastisch mooi advies heeft uitgebracht, heeft juist gewezen op de verantwoordelijkheid van elke individuele gemeente op dit punt. Ook heeft de commissie bepleit dat de middelen voor beschermd wonen naar elke individuele gemeente toe gaan, om de stimulans om ook daadwerkelijk aandacht te geven aan kwetsbare mensen in hun woonplaats optimaal te maken. Dat advies van de commissie-Dannenberg is ook heel breed ondersteund en wordt heel breed gedragen. Het kabinet heeft dat omarmd en het collectief van Nederlandse gemeenten ook. Daarvoor bestaat dus heel veel draagvlak en het uitgangspunt is goed. Maar dan komen we op de praktijk. Daarover zijn vragen gesteld: moet je dat laten doorgaan in 2020? De PvdA, de SP en 50PLUS hebben daar vragen over gesteld. Moet je de doordecentralisatie wel per 2022 laten doorgaan? Daarover hebben we heel veel contact met gemeenten. Deskundigen en wetenschappers hebben daarnaar gekeken. Het uitgangpunt van de commissie-Dannenberg is breed omarmd, zoals ik net al zei. De gemeenten hebben er nog eens kritisch naar gekeken. Niet alleen de centrumgemeenten, die het geld nu krijgen, maar ook alle andere gemeenten hebben erover meegedacht.
Er is dit jaar een expertisegroep vanuit de VNG aan het werk geweest. Die heeft in juli van dit jaar als conclusie getrokken dat we de doordecentralisatie wél moeten laten doorgaan. Dat moet wel goed landen en dat betekent dat we dat gefaseerd doen, in stapjes van tien jaar. We doen dat dus heel rustig aan, en niet eens voor álle cliënten beschermd wonen, maar alleen voor de nieuwe cliënten. De hele populatie bestaat nu uit een kleine 30.000 mensen, waarvan in 2021 een deel naar de Wet langdurige zorg gaat. Maar alle huidige cliënten beschermd wonen blijven onder de verantwoordelijkheid van de centrumgemeenten vallen. De nieuwe groep gaan we langzaam onder de verantwoordelijkheid van alle gemeenten brengen, van de gemeente waar ze wonen.
Ik voeg daar nog één punt aan toe. We hebben met de gemeenten afgesproken dat er een verplichting komt om regionaal samen te werken. Dat was hun eigen voorstel. Dat vind ik een goede borging dat gemeenten niet zullen zeggen: ik heb een bak geld voor kwetsbare mensen in mijn gemeente en die ga ik voor andere dingen inzetten. Gemeenten moeten daarin samenwerken. Je kunt daarbij denken aan een verplichting om gezamenlijk in te kopen of om het geld gezamenlijk in één pot te stoppen. Die uitwerking moet nog komen, maar zo hebben we het geregeld. Ik heb er vertrouwen in dat gemeenten, die daar zelf ook als collectief achterstaan, dat goed gaan regelen met elkaar.
Voorzitter. Tot slot kom ik op het blokje overig. Met name mevrouw Dik-Faber en mevrouw Diertens hebben aandacht gevraagd voor zwangere vrouwen in de opvang. Hoe gaat het daarmee? Moet je hen überhaupt onderbrengen bij opvang waar ook andere mensen wonen? Over het algemeen geldt natuurlijk dat je alle mensen die een beroep doen op opvang zo zorgvuldig mogelijk moet begeleiden en opvangen. Voor mensen die zich niet op eigen kracht redden, hebben gemeenten een zorgplicht. De bijzonder kwetsbare groep vrouwen, zeker zwangere vrouwen, verdient daarbij natuurlijk aparte aandacht. De veiligheid van vrouw en kind staat voorop. Ik weet dat er opvangvoorzieningen zijn met een aparte ingang, of zelfs een hele aparte afdeling. Er zijn ook voorzieningen waar alleen vrouwen met kinderen of zwangere vrouwen wonen. Het is wel aan gemeenten om dat goed te regelen. Ik ga ervan uit dat gemeenten het element zwangerschap ook zwaar meewegen in hun oordeel waar ze mensen willen huisvesten. Ik wil de Kamerleden graag uitnodigen om het me te laten weten als ze signalen krijgen over het ontstaan van schrijnende situaties. Dan wil ik dat echt heel graag horen. Dat is voor mij namelijk aanleiding om met de betreffende gemeenten in gesprek te gaan.
Mevrouw Diertens (D66):
In mijn werkbezoeken de afgelopen periodes heb ik héél veel van zulke schrijnende gevallen gezien en meegemaakt. Ik heb dan ook zelf geïntervenieerd of het anders kon. De mensen waren eigenlijk ten einde raad en wisten niet waar ze naartoe moesten, bijvoorbeeld als sommige ouders de zwangerschap van een jongere niet accepteerden. Er zijn gezinnen waarbij moeders eindelijk de moed hebben om weg te gaan en dan niet de juiste opvang krijgen. Dit is niet iets wat alleen af en toe gebeurt. Ik zie toch dat dat veel terugkomt.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ook ik heb natuurlijk heel veel contacten met gemeenten. Ik kom ook in de opvang. Ik zie af en toe dat het niet goed geregeld is. In zo'n geval spreek ik daar de opvang of de gemeente op aan. Ik was zelf tot twee jaar geleden wethouder en ik weet dat er gemeenten zijn die aparte opvangvoorzieningen hebben voor zwangere vrouwen en vrouwen met kleine kinderen. Begrijp ik goed dat het de wens van mevrouw Diertens zou zijn dat dit overal zo geregeld wordt? Ik wil haar dan echter nogmaals vragen om het bij het ministerie of bij mij onder de aandacht te brengen als zij situaties tegenkomt bij gemeenten waar het niet goed geregeld is, zodat wij daarop kunnen interveniëren. Ik vind het prima als zij dat aangeeft. We hebben het in Nederland niet zo geregeld dat er een plicht is dat deze groep ergens anders moet worden ondergebracht. Ik zou dat ook wel erg vergaand vinden. Dan ga je exact per doelgroep voorschrijven wie waar moet worden gehuisvest. Nogmaals het verzoek: als er schrijnende situaties zijn, brengt u dat bij ons onder de aandacht.
Voorzitter. Mevrouw Regterschot vroeg, terecht denk ik, aandacht voor de heel kwetsbare groep lhbti-daklozen, waar onlangs ook in de media fors aandacht voor was. In reactie daarop wil ik zeggen dat in het Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren specifiek aandacht wordt besteed aan deze groep jongeren, die dubbel kwetsbaar zijn. Wij gaan onderzoek doen naar de beste wijze van opvang voor die jongeren. Dat onderzoek start begin 2020 en moet eraan bijdragen dat we die jongeren betere hulp kunnen bieden dan we nu doen, niet alleen qua huisvesting, maar ook qua begeleiding.
Voorzitter. Dan kom ik op het punt van de remigrerende gezinnen. Ik refereerde daar net al aan. Mevrouw Diertens had specifiek een vraag over mensen die uit het Caribisch gebied komen. Mevrouw Regterschot heeft de vraag breder getrokken naar mensen die uit andere landen hierheen komen met een Nederlands paspoort. Er is een aantal gemeenten die dit als een fors probleem ziet. Een grove inschatting geeft aan dat het bij vier grote gemeenten die hiermee geconfronteerd worden inmiddels al om 300 gezinnen gaat in de tweede helft van 2018. Ik ben hierover intensief in gesprek met de VNG. We kijken hoe we met elkaar tot een goede oplossing kunnen komen, want nu ontaardt het vaak in rechtszaken, waarbij mensen zeggen dat ze recht hebben op een Wmo-voorziening, terwijl ze die niet hebben als ze onvoorbereid hierheen komen. Als ze verder geen specifieke nood of hulpvraag hebben, dan wordt er verondersteld dat mensen aan de voorkant iets geregeld hebben. Ik ben hierover dus in gesprek met de VNG en als dat leidt tot relevante informatie voor de Kamer, dan zal ik die uiteraard delen.
Voorzitter. Dan waren er nog wat praktische vragen. De heer Renkema vroeg: waar moet je naartoe als de nachtopvang vol is? Het komt inderdaad voor dat mensen te horen krijgen dat het vol is. Dat heeft ook te maken met de regiobinding. Er wordt dan gevraagd: «Waar komt u vandaan? Woont u hier niet? Dan moet u weg.» Dat is echt tegen de wet. Daar kan ik gemeenten niet vaak genoeg op wijzen. We hebben die mysteryguestonderzoeken gehad en er komt volgend jaar weer een onderzoek. Gemeenten weten inmiddels heel erg goed dat ze verantwoordelijk zijn voor iedereen die aan de deur klopt. We veronderstellen daarbij wel dat als iemand uit Amsterdam aankomt in Amersfoort, diegene op weg geholpen wordt terug naar Amsterdam. Er moet dan een warme overdracht zijn. Als gemeenten zeggen dat ze gewoon te weinig huizen hebben, wat het brede probleem is waar we in de maatschappelijke opvang mee geconfronteerd worden, dan maakt mij dat alleen maar heel erg gemotiveerd om te zorgen dat er voldoende opvangplekken zijn. Gemeenten hebben gewoon een keiharde zorgplicht.
Er moet opvang zijn, zeker in de winter. We hebben ook intensief geïnventariseerd hoe gemeenten met de winteropvang omgaan. 33 van de 43 centrumgemeenten hebben aangegeven dat ze extra capaciteit geregeld hebben. We hebben de laatste tien ook flink achter de broek gezeten. Ik hoor nu van mijn ondersteuning dat inmiddels 40 centrumgemeenten het goed geregeld hebben. Dan zijn er nog drie zondaren in de stad. Mijn ondersteuner merkt op dat die drie iets alternatiefs hebben geregeld. Of is er nog geen signaal van die drie? Wel. Ik kom daar anders in tweede termijn op terug. De portee van mijn opmerking is dat we daar bovenop zitten. Er zijn vaak mensen die een beroep willen doen op de opvang die veel alcohol ophebben, ook als het vriest. Dan voel je niet dat het koud is en dat is superbedreigend. Daar hebben we volop aandacht voor.
Voorzitter. Mevrouw Van den Hul heeft gevraagd hoeveel mensen er dankzij het meldpunt voor briefadressen zijn ingeschreven in de BRP. Het bijzondere is dat dat meldpunt nog niet veel gebruikt wordt, terwijl wij ook signalen krijgen dat er in het land mensen zijn die een briefadres willen en het niet krijgen. Wij weten nu dat er via deze route tien mensen zijn ingeschreven. Wij kregen een signaal en daarna gebeurde het alsnog. Inmiddels is de brief van Minister Knops door de gemeenten goed opgevolgd. In die brief staat dat gemeenten mensen een briefadres móéten geven. Ook hierbij doe ik de uitnodiging aan de Kamer: wij moeten het weten als u signalen krijgt over gemeenten waar het wantrouwen overheerst en waar men zegt: wij geven geen briefadres, want jij zult wel in tien gemeenten ingeschreven staan. In Nederland hebben we het namelijk zo geregeld dat je zonder briefadres geen voorzieningen krijgt.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Onze zorg is dat de meldingsbereidheid zo laag is doordat het meldpunt nu een e-mailmeldpunt is, en geen telefonisch meldpunt of ander meldpunt waar je een persoonlijk gesprek kunt hebben. Zou de Staatssecretaris mee kunnen nemen, of in ieder geval kunnen onderzoeken, of het mogelijk is om een persoonlijk contact te faciliteren en of dat wellicht de meldingsbereidheid in positieve zin zou kunnen beïnvloeden?
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik weet dat Binnenlandse Zaken bezig is met een nieuw meldpunt voor burgers. Het lijkt me relevant om uw vraag mee te nemen bij de inrichting daarvan. Ik weet niet of het dan per se gehonoreerd wordt, maar ik zal zorgen dat die vraag daarbij betrokken wordt.
Voorzitter. Mevrouw Sazias heeft gevraagd hoeveel gemeenten met Onder de Pannen aan de slag zijn en hoeveel daklozen hiervan profiteren. Amsterdam en Haarlem zijn hiermee bezig. Dat heeft voor honderd mensen tot een oplossing geleid. Steeds meer gemeenten hebben interesse in dit concept. Ik juich toe dat deze systematiek wordt toegepast en ik stimuleer dat dus ook vooral.
Voorzitter. De heer Van Gerven heeft gevraagd naar de cijfers rond de verdrievoudiging van het aantal jongeren onder dak- en thuislozen en hoe dat precies zit. Ik denk dat hij vraagt naar een duiding, maar ik kan niet checken of hij dat zo bedoelde, want hij is er even niet. Natuurlijk vind ik dit heel ernstig en het is voor mij ook aanleiding geweest om het actieprogramma te starten, dat nu volop loopt; 100% ambitie in veertien pilotgemeenten eind 2021.
Voorzitter. Volgens mij heb ik daarmee de vragen beantwoord. Misschien dat ik nu kan ingaan op de winterkouderegeling. Dan hoeft dat niet in tweede termijn.
De voorzitter:
Misschien heeft eerst mevrouw Sazias nog een interruptie. Dan komt u daarna op de kouderegeling.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Ik heb geen interruptie, maar een belangrijke vraag die niet is beantwoord. Ik vroeg de Staatssecretaris naar het punt dat de nachtopvang niet werkt als je mensen 's morgens weer voor de hele dag de straat op stuurt. De Federatie Opvang geeft dat aan. Mensen komen dan in een soort survivalmodus, hebben geen persoonlijke begeleiding en komen eigenlijk niet vooruit. Dat is toch wel een belangrijk onderdeel, waar ik graag een antwoord en een reflectie van de Staatssecretaris op wil.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik vind dat een heel terecht punt, want je demotiveert mensen ook als je ze de straat op stuurt. Ik ben onlangs op werkbezoek geweest in Utrecht, waar ze volop aandacht geven aan dagopvang, zodat mensen overdag ook echt wat om handen hebben. Wat mij betreft nemen alle gemeenten daar een voorbeeld aan. Dat is nog geen plicht. Gemeenten hebben wel een zorgplicht, maar hoe die exact ingevuld wordt, is vaak een gevolg van jurisprudentie et cetera. Misschien kan ik mevrouw Sazias op dit moment geruststellen door te zeggen dat ik de dagopvang betrek bij het plan van aanpak. Dagopvang hoort bij het goed op weg helpen van mensen naar de volgende stap in hun leven, zodat ze weer volwaardig kunnen meedoen in de samenleving. Ik ga vanmiddag echter niet de oplossing organiseren.
De voorzitter:
U had nog een punt over de koude-opvang.
Staatssecretaris Blokhuis:
Er is goed nieuws over die winterregeling. Het nieuws is dat van de 43 centrumgemeenten er 40 een specifieke winterregeling hebben. Dat betekent dat de opvang opgeplust wordt en er bijvoorbeeld ook bedden in de hal komen te staan. Drie gemeenten zeggen dat ze dat niet hebben. Dan denk je: wat jammer. Maar het betekent juist dat de maatschappelijke opvang daar toereikend is. Ze hebben het hele jaar door voldoende plekken en hebben dus geen speciale winterregeling nodig.
Dat was het, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Mevrouw Diertens wil nog een vraag beantwoord hebben.
Mevrouw Diertens (D66):
Ja, graag. Maar misschien ligt het aan mij, want ik ben ook even weggeweest. Ik heb binnen de kosten het punt van de knellende regelgeving gemist. Hoe kunnen we het gemakkelijker maken voor mensen om wel iemand in huis te nemen, zonder dat zij verantwoordelijk worden gesteld voor de schulden en de armoede die zo iemand heeft?
Staatssecretaris Blokhuis:
Dit betreft niet de kostendelersnormvraag, maar het punt dat je ook verantwoordelijk wordt voor de schulden. Eerlijk gezegd wist ik daar niet van, maar ik vind dat dit in het verlengde ligt van de kostendelersnormvraag. Ik zeg dus graag toe dat ik dit punt onder de aandacht breng van Binnenlandse Zaken en zal vragen in hoeverre dit een belemmering kan zijn om mensen in huis te nemen.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik kan dat toelichten. Als je een jongere in huis neemt, ben je volgens de regelgeving verantwoordelijk voor diegene, waardoor je dus aansprakelijk gesteld kunt worden.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik vind het terecht dat mevrouw Diertens hier aandacht voor vraagt, want als dit ertoe leidt dat veel mensen zich terughoudend opstellen bij het in huis nemen van iemand ... Ik zei per abuis dat ik dat bij Binnenlandse Zaken onder de aandacht zal brengen, maar het is natuurlijk Sociale Zaken dat daarover gaat.
De voorzitter:
Dan komen we aan bij de tweede termijn. Ik wijs de leden erop dat we hebben aangegeven dat we om 18.30 uur zouden stoppen. Dat betekent dat waar we eerst 4 minuten hadden, dat nu 1 minuut en 30 seconden is. We proberen even puntig tot een conclusie te komen of een laatste vraag te stellen ter verduidelijking. U heeft ruim de gelegenheid gehad om vragen te stellen. Dan is nu het woord aan mevrouw Dik-Faber.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Voor de duidelijkheid, ik was net even weg voor een VAO in de plenaire zaal, maar dat bleek opgeschoven te zijn tot iets na zessen. Wellicht moet ik er dus zo meteen nog een keer uit, maar we zullen zien hoe dat loopt.
Voorzitter. Ik wil de Staatssecretaris bedanken voor zijn toezeggingen. Hij heeft veel aangegeven waarmee hij aan de slag wil gaan. Ik zie een Staatssecretaris die enorm gedreven is. Er komt een actieprogramma naar de Kamer toe. Natuurlijk ben ik heel erg benieuwd wat daarin staat. Voor mij is het heel belangrijk dat het actieprogramma smart is en niet weer een programma met goede bedoelingen, waarvan iedereen zegt dat we het gaan doen maar waarbij er vervolgens niets gebeurt. Dat hebben we in het verleden misschien te vaak gehad. Ik zie dus graag harde, afrekenbare doelen, waarbij we bewindspersonen, gemeenten en iedereen kunnen aanspreken op zijn verantwoordelijkheden, en waarbij de Kamer ook in staat wordt gesteld om het te monitoren. Als uit de inventarisatie blijkt dat het nodig is, dan moet er wellicht ook gewoon geld bij. Dat is wat ik de Staatssecretaris wil meegeven.
Een dak boven je hoofd is een mensenrecht. Ik vind het ontzettend belangrijk voor een stabiele thuissituatie dat mensen die omgeving hebben. Ik vind het heel belangrijk dat mensen schuldenvrij zijn. Het voorbeeld van Arnhem vind ik ook erg positief. Vanuit deze positie zou ik gemeenten graag willen oproepen om ook daarnaar te kijken, zodat mensen echt de kans krijgen om opnieuw te starten.
Ik heb één vraag gesteld over de dakloze zwangere vrouw in de opvang. Ik was natuurlijk even weg, dus misschien is die vraag juist toen beantwoord. Oké, die vraag is beantwoord. Dat zal ik teruglezen in het verslag.
Dank, voorzitter. Ik kan hiermee goed verder.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Van den Hul.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Nogmaals dank dat uw commissie mij toestond om mijn collega Kerstens te vervangen. Dank ook aan de Staatssecretaris voor de beantwoording van onze vragen in eerste termijn. Het volgende blijft gewoon een ontzettend schrijnend gegeven. Het World Economic Forum maakte niet zo heel erg lang geleden bekend dat Nederland de beste, sterkste economie van Europa heeft. Wereldwijd laten we maar drie landen voor ons. En toch slagen we er niet in om iedereen een dak boven het hoofd te bieden. Dat is inderdaad een mensenrecht en zoiets basaals. Het blijft schrijnend. Volgens mij zijn er zelden debatten in de Kamer waarin we het op een punt zo met elkaar eens zijn. We kijken inderdaad heel erg uit naar dat actieplan, maar dat moet ook wat ons betreft verdergaan dan mooie bedoelingen. Dat plan moet echt zoden aan de dijk zetten voor al die mensen die nu nog tussen wal en schip vallen en zich nu letterlijk en figuurlijk in de kou gezet voelen.
Voorzitter. Collega Kerstens zou nog graag het kabinet op een aantal punten een aansporing willen meegeven richting dat actieplan. Om die reden vraag ik graag een VAO aan. Schrik niet, want dat hoeft niet voor het reces.
De voorzitter:
Even voor de duidelijkheid: dat hoeft niet voor vanavond, want dan begint het reces.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ik zie verschrikte gezichten, maar dat hoeft inderdaad niet meer voor vanavond. We zouden het wel graag zo spoedig mogelijk na het reces plannen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is nu aan mevrouw Geluk.
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Voorzitter, ik dank de Staatssecretaris hartelijk voor het beantwoorden van al mijn vragen. Dank ook voor de toezegging om meetbare doelen te stellen. Dank ook voor de toezegging om kwantitatieve doelen te stellen. Ik ben dol op quota. Dank dat u de zelfredzame daklozen niet vergeet. Ook dank voor de toezegging om voor de zomer met het plan te komen. Ik zie de Staatssecretaris aarzelen.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik luister heel goed.
De voorzitter:
Mevrouw Geluk dacht dat de Staatssecretaris nog een vijfde dankwoord wilde hebben.
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Nee, ik dacht hij aarzelingen bij het quotum had, maar dat valt wel mee.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Regterschot.
Mevrouw Regterschot (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ook ik bedank de Staatssecretaris voor de uitgebreide beantwoording. In het begin leek het erop dat de duiding van de toename van dak- en thuislozen niet gegeven zou kunnen worden. Naarmate de beantwoording vorderde, bleek desondanks dat we er, met informatie van het CBS en de inventarisatie van gemeenten conform de motie die er al lag, toch van uit kunnen gaan dat daar in het aanvullende plan aandacht aan besteed gaat worden.
Het is ook fijn om te horen dat er inderdaad toezeggingen zijn gedaan over het smart en meetbaar maken van een aantal zaken. Ik vind dat belangrijk, ten aanzien van deze doelgroep en met name voor de afspraken met andere ministeries over de woningmarkt. Het lijkt nu namelijk alsof daar heel veel mogelijkheden zijn, maar er zijn gewoon heel veel groepen op de woningmarkt die graag naar voren geschoven zouden willen worden, ook door woningcorporaties in de sociale sector. Ik hoop dus dat ook deze doelgroep daar echt prioriteit gaat krijgen.
Ik ben blij dat de doelgroepen die ik in eerste termijn genoemd heb, separaat meegenomen gaan worden in het aanvullende plan.
Ik was ook blij met de interruptie van de heer Renkema dat één keer per jaar hierover spreken wellicht onvoldoende is. Ik sluit me daar helemaal bij aan. Ik zou willen vragen of de toezegging gedaan kan worden dat dat aanvullende plan, of het actieplan of welke naam het dan ook gaat krijgen, medio april gereed zou kunnen zijn, zodat we dat in mei met elkaar kunnen bespreken. We zouden dan volgend jaar bijvoorbeeld in november opnieuw met elkaar om de tafel kunnen zitten, in plaats van hier op de laatste dag van het jaar nog even snel aandacht voor te vragen.
Ik wil toch nog even reageren op de inleiding door de Staatssecretaris en zijn hoop dat de VVD de aanpak en zijn plannen zal omarmen. Dat kan zomaar het geval zijn, als die plannen ons straks ook daadwerkelijk goed bevallen.
Dank u wel. Ik hoop op de toezegging voor het aanvullende plan medio april.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Diertens.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik dank de Staatssecretaris voor de toezeggingen op het gebied van de migranten die eventueel terugkomen en de speciale aandacht voor mensen uit het deel van ons Koninkrijk aan de andere kant van de zee.
Ik ben benieuwd naar de resultaten van het onderzoek. Ik vraag u wanneer u uitsluitsel verwacht te hebben over in hoeverre iemand die een ander in huis neemt, ook geheel verantwoordelijk is voor zijn financiële toestand. Over de kostendelersnorm is al het een en ander gezegd.
Ik vind creatievere oplossingen dan tijdelijke bouw et cetera interessant. Ik heb daar nog weinig over gehoord, maar ben er wel erg benieuwd naar. Wellicht staan er nog ergens plekken leeg, waar mensen tijdelijk opgenomen kunnen worden.
Ik vind de toezegging voor zwangere vrouwen wel heel erg mager, dus daar denk ik nog even over na. U zult namelijk weten dat stress voor zwangere vrouwen ook doorwerkt in de baby die zij dragen. Ik denk daar nog even over na, omdat ik dat eigenlijk een hele grote zorg vind.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Renkema.
De heer Renkema (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen. De rode draad in het overleg is dat heel veel andere bewindspersonen invloed hebben op de oplossing van het probleem. Dat zijn er zomaar vier, en als ik even nadenk misschien wel vijf. Dat maakt het wel erg complex. Ik waardeer de inzet van de Staatssecretaris en ook zijn antwoorden op mijn vraag hoe hij zijn coördinerende rol ziet. Ik ben me ervan bewust dat ik daar even op heb doorgevraagd.
Mijn zorgen over beschermd wonen en decentralisatie zijn niet weggenomen. Hij verwijst naar een advies uit 2015. Ik denk dat er sinds die tijd toch ook wel sprake is van voortschrijdend inzicht over decentralisaties.
Ik miste nog een reactie op het punt van ambulante begeleiding. Overigens is dit ook weer zo'n thema dat bij een andere bewindspersoon thuishoort, namelijk bij Minister De Jonge.
Ik hoorde de vraag van de VVD over een plan half april, en ik zag de ambtenaren, non-verbaal, al schudden met hun hoofd. Dat leidt mij tot de vraag wanneer we dat plan krijgen. Ik hoop in dat plan veel terug te zien over 24 uursopvang, waarbij mensen de straat niet opgaan, in plaats van over nachtopvang.
Tot slot zou ik inderdaad zo gauw het plan er is heel graag in een procedurevergadering over dat plan willen spreken, maar dat is aan ons. Ook hierover heeft de VVD al iets gezegd. Ik zou vanaf nu in deze kabinetsperiode eigenlijk gewoon twee keer per jaar willen spreken over maatschappelijke opvang en beschermd wonen. Zo kunnen we de ontwikkelingen veel steviger volgen en waar nodig het kabinet bijsturen.
De voorzitter:
Dank u wel. Tot slot is het woord aan mevrouw Sazias.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Voorzitter. Ik heb eigenlijk geen vragen meer. Ik kijk enorm uit naar het actieplan van volgend jaar. Ik hoop van harte dat we vóór de volgende winter een stevig plan hebben staan, dat er méér dan 3.000 flexwoningen gerealiseerd zullen zijn, dat er behalve Amsterdam en Haarlem veel meer steden zijn die zich gaan bezighouden met Onder de Pannen. Ik hoop dat er wat gedaan gaat worden aan de opvang overdag en ik ben ook heel benieuwd naar de uitslag van het onderzoek over de kostendelersnorm, want dat is toch wel een hele belangrijke belemmering. Vragen heb ik dus niet meer. Tot hier, voorzitter.
Ik wens de Staatssecretaris een fijne, warme kerst thuis.
De voorzitter:
Het woord is aan de Staatssecretaris. Blijft hij thuis of niet?
Staatssecretaris Blokhuis:
Het antwoord op die vraag is ja. Voorzitter, heeft u nog meer vragen?
Er zijn niet veel vragen gesteld. Er is vooral huiswerk meegegeven en toezeggingen zijn herhaald. Ik ga graag in op een paar punten die daarbij zijn benoemd.
Het is namelijk niet per se een vraag, maar eigenlijk hebben alle woordvoerders wel gezegd dat dat actieplan, of plan van aanpak of hoe je het wil noemen, wel smart moet zijn. Er moeten meetbare, afrekenbare doelen in staan. Dat knoop ik goed in mijn oren. Ik zeg het volgende even tegen mevrouw Geluk, omdat zij hier wat lichte ontsteltenis zag. Dat zat ’m erin dat u daarbij gelijk het quotum noemde, terwijl het de vraag is of dat onderdeel zal uitmaken van dat plan: misschien wel, maar misschien ook niet. Ik dacht even dat mevrouw Geluk dat alvast had geïncasseerd als punt dat in het plan wordt ondergebracht. Wat betreft kwantitatieve doelen zeg ik sowieso het volgende. We gaan doelen opschrijven, en wat mij betreft zijn dat ook echt meetbare doelen over aantallen mensen die je denkt te helpen of termijnen waarbinnen je zaken gaat realiseren. Meetbare doelen zijn vaak kwantitatieve doelen.
Voorzitter. Wanneer kunnen we dat plan dan opleveren? Ik snap het ongeduld. Ik ben zelf ook heel ongeduldig; liever gisteren dan vandaag. Wij zijn bezig met een exercitie waarbij we gemeenten hebben gevraagd om hun informatie aan te leveren. Die moet 1 februari binnen zijn. Misschien zal daar een paar dagen overheen gaan. Die informatie moeten we allemaal analyseren en bespreken binnen het kabinet, met partners, met gemeenten. Dan is het echt te ambitieus om het plan in april te sturen. Tenzij de Kamer genoegen neemt met broddelwerk, maar zo is de Kamer volgens mij niet. Er moet een gedegen plan worden opgesteld, wat ook echt zoden aan de dijk gaat zetten en waar de kwetsbare mensen over wie we het hebben ook echt iets aan gaan hebben. Wij hebben dus steeds gezegd dat het in het voorjaar van 2020 komt. We zien het tweede kwartaal dus als een belangrijke deadline. Als ik nu keihard toezeg dat het in april zal komen, dan beloof ik u iets dat ik met 99,9% zekerheid niet kan waarmaken. Ik wek dan een verwachting die ik niet kan waarmaken en dat wil ik niet. Ik wil in het tweede kwartaal een zorgvuldig, goed onderbouwd plan hebben. Ook wat mij betreft is het «hoe eerder, hoe liever». Ik heb geen enkele druk vanuit de Kamer nodig om dit zo snel mogelijk te doen, maar ik wil ook een zorgvuldig plan hebben.
De voorzitter:
De heer Renkema heeft op dit punt een opmerking.
De heer Renkema (GroenLinks):
Dat heb ik op dit punt zeker. Ik vind dit toch wat teleurstellend, omdat we hier een jaar geleden ook gezeten hebben. Ook toen hebben we op de laatste dag van het kalenderjaar hierover gesproken. Daarna hebben we hier op andere momenten, bij begrotingen, aandacht voor gevraagd. Toen werd gezegd dat er eind 2019 zo'n plan van aanpak zou komen. Begin december hebben we gehoord dat dat 2020 wordt. Nu is half april al te ambitieus, en dan gaat het van het voorjaar naar het tweede kwartaal. Dan weet ik het wel, want het tweede kwartaal is april, mei, juni. Ik ben er gewoon heel bang voor dat we uiteindelijk ergens vlak voor het zomerreces een plan krijgen. Ik ga de Staatssecretaris hier niet vastpinnen op een datum en zeggen dat ik het vóór die datum wil hebben, maar ik spreek hier mijn teleurstelling uit. Ik weet dat er nog een VAO komt. Ik vind wat ik nu hoor te vaag.
Staatssecretaris Blokhuis:
De heer Renkema is teleurgesteld in mijn reactie. Ik ben teleurgesteld in zijn reactie. Volgens mij praten we langs elkaar heen. Hij refereert namelijk aan het debat dat we vorig jaar hadden. Vorig jaar hebben we het begrotingsdebat en een algemeen overleg over deze materie gehad. Ik heb toen gezegd dat de meerjarenagenda beschermd wonen en maatschappelijke opvang eind dit jaar afkomt. Alle centrumgemeenten gaan hun plannen presenteren.
In de tussentijd is er wel wat gebeurd. We hebben het Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren begin dit jaar gepresenteerd. Dat was een concrete toezegging, waaraan ik gewerkt heb en die dit voorjaar gepresenteerd is. In augustus kwamen de nieuwe cijfers van het CBS, waarvan ik me rot ben geschrokken. Sommigen namen mij kwalijk dat ik me rot schrok. Ik ben ervan geschrokken en toen heb ik gezegd dat ik het type aanpak dat ik bij jongeren heb, ga uitbreiden. Ik heb dat na de zomervakantie besloten en aangekondigd bij de begrotingsbehandeling. We hebben inmiddels twee brieven geschreven, met heel veel afstemming binnen het kabinet, maar ook met gemeenten en andere relevante partijen. Dat leidt ertoe dat we stappen kunnen zetten en de motie-Dik-Faber c.s. uitvoeren, die volgens mij breed of zelfs unaniem gesteund is. Dit heeft geleid tot het huiswerk van de inventarisatie door gemeenten.
Daarna moeten wij tot een goed plan komen binnen het kabinet en met gemeenten, zorgaanbieders, het Leger des Heils, COMO, de Federatie Opvang – die na de fusie met RIBW Alliantie straks Valente heet – kortom met alle revelante partijen. U overvraagt ons echt als u zegt dat dat plan in april klaar moet zijn. Het is prima als er een motie over komt. Die zal ik knetterhard ontraden. En al wordt die motie toch aangenomen, dan ga ik de Kamer teleurstellen, want die ga ik dan niet halen. Zo duidelijk is het wel. Ik kom met een gedegen, goed onderbouwd verhaal. Dat mag u van me aannemen. Op 1 april of in april, dat is ons overvragen. Als het wel lukt, dan is dat een Staganov-prestatie. Daar zetten we ons voor in, maar ik denk dat dat niet gaat lukken.
Mevrouw Regterschot (VVD):
Ook ik heb behoefte om mijn teleurstelling daarover uit te spreken. Zelfs in de brief van 17 september stond dat een aanvullend plan nog dit najaar zou worden opgeleverd. Ik weet niet wat dat dan wel had moeten zijn. We hebben hier vandaag een hoge nood geconstateerd, bij een doelgroep die op zo veel fronten geprioriteerd zou moeten worden. Het wordt misschien niet 1 april en ook niet 30 april, maar het tweede kwartaal. Dat kan dus ook op 30 juni zijn. Dan spreken we elkaar weer net voor het zomerreces in een AO met een bepaalde tijdsdruk. Dat zou ik toch ook echt teleurstellend vinden. Ik wil dat wel even uitgesproken hebben.
De voorzitter:
Het meteorologisch voorjaar houdt op op 21 juni. Het kan dus nooit op 30 juni zijn. Het woord is aan de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Blokhuis:
Voorzitter. Ik hoor deze aansporing van mevrouw Regterschot. Mijn primaire reactie is eigenlijk dat ik hier niet op wil ingaan, omdat dat heel slecht is voor mijn bloeddruk.
Voorzitter. Mevrouw Diertens heeft nog gevraagd om het punt rond schulden alsjeblieft te betrekken bij de uitwerking van de plannen. Dat zal ik zeker doen. Zij hoopte eigenlijk dat ik met nog meer creatievere oplossingen te werk zou gaan. In de brief die wij op 6 december naar de Kamer hebben gestuurd staan bepaalde aanpakken, die echt onder de noemer «creatief» vallen, bijvoorbeeld Skills in de stad. Daarbij gaat het om rijksvastgoed dat in heel veel gemeenten beschikbaar is, vaak niet wordt gebruikt en heel snel kan worden omgebouwd tot huisvesting voor dak- en thuislozen. We moedigen dat type oplossingen heel erg aan, overigens naast publiek-private samenwerkingen, want daarin zit ook een grote potentie. Dat staat ook in de brief. In die zin willen we dus optimaal creatief denken.
Ik heb nog twee punten. Wat betreft de CBS-cijfers heb ik in eerste termijn net langs de werkelijkheid geschoten. Ik zei dat we ook op basis van de CBS-cijfers weten wat de samenstelling van de doelgroep is. De informatie die we bijvoorbeeld rond jongeren hebben, hebben we niet via het CBS, maar via de Stichting Zwerfjongeren. Het is even van belang voor de geschiedschrijving, dat dat dus ook een belangrijke bron van informatie is geweest.
Voorzitter. De heer Renkema heeft nog aandacht gevraagd voor de doordecentralisatie, want zijn zorgen zijn met mijn antwoord nog niet weggenomen. Hij zegt namelijk dat de Staatssecretaris zich baseert op een oud onderzoek van Dannenberg uit 2015. Hij heeft er gelijk in dat dat onderzoek dateert uit 2015. Dat onderzoek is overigens zeer breed omarmd, ook inhoudelijk. Sindsdien zijn er op het domein van maatschappelijke opvang en beschermd wonen inhoudelijk geen majeure wijzigingen geweest. We hebben wel de beweging bij jeugd gezien, waarbij meer naar regionale samenwerking wordt gezocht. Ik heb proberen aan te geven dat we ook bij de doordecentralisatie van beschermd wonen – over maatschappelijke opvang is nog geen besluit genomen – in samenspraak met de gemeente als harde eis stellen dat er een plicht moet zijn om regionaal samen te werken. We willen daarin dus zoveel mogelijk synchroon optrekken met de aanpak jeugd. Dat is één.
Twee. Het rapport van de commissie-Dannenberg dateert weliswaar uit 2015, maar het expertiseteam van gemeenten en wetenschappers heeft in juli van dit jaar een advies afgescheiden waarin ze zeggen dat ze het advies van de commissie-Dannenberg op het gebied van doordecentralisatie onderschrijven. Zij willen dat in termijnen van tien jaar doen voor nieuwe cliënten, en voor bestaande cliënten niet. Bestaande cliënten blijven bij de centrumgemeenten. Dat is de laatste stand van zaken en dus redelijk vers van de pers, uit juli van dit jaar, met alle kennis en kunde die we hebben.
Ik had nog één vraag opgeschreven over ambulante begeleiding, maar ik ben even de vragensteller kwijt.
De heer Renkema (GroenLinks):
Ik had een vraag gesteld over ambulante begeleiding, juist omdat het gaat om mensen die vanuit het beschermd wonen weer kunnen doorstromen als er preventie is voor terugval in dakloosheid. Ik noem dit juist omdat zo veel mensen die dakloos zijn, dat eerder in hun leven ook zijn geweest. Ik krijg signalen dat heel veel gemeenten hier flink op bezuinigen en dat de tarieven niet meegaan. Dit is een onderwerp van uw collega, Minister De Jonge. Ik maak mij daar wel zorgen over. Als je daarin investeert, kun je heel veel andere kosten in de maatschappelijke opvang en bij beschermd wonen juist naar beneden brengen.
Staatssecretaris Blokhuis:
Die laatste opmerkingen wil ik van harte onderschrijven. Ik ben het daarmee eens. Formeel valt dat onder de portefeuille van collega De Jonge. Ik wil dat ook graag met hem bespreken en onder zijn aandacht brengen. De hele keten moet wel sluitend zijn.
Het kabinet heeft in dat licht een forse handreiking aan de gemeenten gedaan. Dat was in reactie op de verzuchting van gemeenten dat door de beddenafbouw veel mensen met ggz-problematiek in het ambulante domein bij de gemeente komen, en dat zij daarvoor onvoldoende middelen hebben. Dat heeft ertoe geleid dat wij in de actuele begroting voor het jaar 2020 aan gemeenten 50 miljoen extra beschikbaar stellen voor ambulante opvang voor mensen met ggz-problematiek, oplopend naar 95 miljoen in 2022 en verder. Dat is structureel. Dat is bijna 100 miljoen voor gemeenten, die voor een heel groot deel exact de doelgroep raakt waar de heer Renkema het over heeft.
Ik noem dus twee dingen. Eén. Ik bespreek dit met collega De Jonge. Twee. Er komt een impuls bij voor gemeenten, juist om een substantieel deel van deze doelgroep te helpen.
Voorzitter, daar wil ik het bij laten.
De voorzitter:
Goed, dan dank ik de Staatssecretaris en zijn medewerkers voor hun bijdrage aan dit algemeen overleg. Ik kan vaststellen dat de volgende toezeggingen door de Staatssecretaris zijn gedaan.
– De Staatssecretaris stuurt zo vroeg mogelijk in het voorjaar, wat nader gespecificeerd werd met «in het tweede kwartaal», het actieprogramma dak- en thuislozen naar de Kamer. Hij neemt daarin een aantal wensen van de Kamer mee, zoals budget, concrete duiding per doelgroep, meetbare doelstellingen, doorzettingsmacht gemeenten, signalen over flexwoningen, omgang met huisuitzettingen, dagopvang als onderdeel van goede opvang, kwantitatieve en meetbare doelstellingen, en de schuldenproblematiek, met name onder jongeren.
– De Staatssecretaris laat nader in beeld brengen hoe gemeenten omgaan met daklozen met een niet-westerse achtergrond en informeert de Kamer daarover.
Tot slot constateer ik dat er door de fractie van de Partij van de Arbeid een VAO is aangekondigd, dat na het kerstreces zal worden geagendeerd.
Ik dank iedereen voor de bijdragen, de mensen thuis voor hun aandacht en de mensen op de tribune idem dito. Wel thuis.
Sluiting 18.20 uur.