Kamerstuk 29279-186

Verslag van een algemeen overleg

Rechtsstaat en Rechtsorde

Gepubliceerd: 30 januari 2014
Indiener(s): Tanja Jadnanansing (PvdA)
Onderwerpen: organisatie en beleid recht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29279-186.html
ID: 29279-186

Nr. 186 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 30 januari 2014

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 28 november 2013 overleg gevoerd met Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie en Staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie over:

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 26 november 2012 inzake Voortgang versterking van de prestaties in de strafrechtketen (Kamerstuk 29 279, nr. 156);

  • de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 1 maart 2013 inzake Vervolg op onderzoek Prestaties in de strafrechtketen (Kamerstuk 33 173, nr. 6);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 5 juli 2013 inzake Voortgang versterking prestaties strafrechtketen (Kamerstuk 29 279, nr. 165);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 14 november 2013 inzake Prestaties strafrechtketen (Kamerstuk 29 279, nr. 177);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 14 november 2013 inzake Informatie over GPS (Geïntegreerd Processysteem Strafrecht) (Kamerstuk 29 279, nr. 178).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Jadnanansing

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Hessing-Puts

Voorzitter: Jadnanansing

Griffier: Hessing-Puts

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Helder, Oskam, Bontes, De Wit, Recourt, Berndsen-Jansen, Van der Steur en Jadnanansing,

en Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie en Staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun Ministerie.

Aanvang 14.02 uur

De voorzitter: Welkom aan de mensen op de publieke tribune, de Minister, de Staatssecretaris, de ambtenaren en mijn collega's. Wij hebben een spreektijd met elkaar afgesproken van vijf minuten met twee interrupties per woordvoerder.

Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. Ik ga snel van start, want vijf minuten zijn zo om. De brieven op de agenda stemmen niet erg hoopgevend, want in plaats van te onderzoeken waarom de cijfers van de politie en het Openbaar Ministerie over de overgedragen en ingekomen zaken zo van elkaar verschillen, wordt aangekondigd dat het Wetboek van Strafvordering wordt geherstructureerd. Dat is een wetgevingsproces, dat nu eenmaal tijd kost. De Minister heeft in het eerste algemeen overleg over dit onderwerp na een vernietigend rapport van de Algemene Rekenkamer over de uitval van strafzaken gezegd dat die uitval in de strafrechtketen in 2016 moet zijn teruggebracht naar aanvaardbare proporties. Dan is de vraag gerechtvaardigd: ligt de Minister op koers?

Digitalisering wordt gezien als dé oplossing. Eerder noemde de Minister die «randvoorwaardelijk». Het is nog maar de vraag of het succes van de digitalisering zo groot zal zijn dat die de strafrechtketen op orde gaat brengen. En laten wij niet vergeten dat het wetsvoorstel elektronisch strafdossier pas eind oktober van dit jaar voor advies naar instanties is gestuurd. De Minister erkent ook dat het realiseren van een digitaal procesdossier een meerjarige operatie is waarin alleen stapsgewijs vooruitgang kan worden geboekt.

Bij het Openbaar Ministerie liep het in bepaalde regio's het afgelopen jaar niet op rolletjes, diplomatiek gezegd. Geregeld kunnen zaken niet doorgaan omdat het misgaat bij de voorbereiding. Dat is een ramp voor slachtoffers, nabestaanden en andere betrokkenen. In de regio Zeeland/West-Brabant is het nog steeds niet op orde. De Minister geeft in zijn brief aan dat er extra kwaliteitscontroles worden gedaan om de stijging van het nietigheidspercentage van dagvaardingen omlaag te brengen. Zorgen deze controles ervoor dat de zaken nu vlekkeloos verlopen? Kan de Minister concrete verbeteringen noemen?

Onlangs heeft de Minister ook aangegeven dat hij bereid is de hand uit te steken als het Openbaar Ministerie door bezuinigingen te veel in de problemen komt. Volgens hem is hier echter nog, met de nadruk op nog, geen sprake van. Maar waar ligt de grens? Voor de PVV is die grens al bereikt, gehoord het voorgaande. Onderzoek van de Galan Groep heeft uitgewezen dat het Openbaar Ministerie de genoemde bezuiniging van 134 miljoen alleen kan dragen als alle randvoorwaarden zijn vervuld. Dus waar ligt de grens voor de Minister?

De Minister en de Staatssecretaris gaan eraan voorbij dat op het Openbaar Ministerie 134 miljoen wordt bezuinigd, dat er negentien gevangenissen worden gesloten en veroordeelden met een enkelband gaan rondlopen in plaats van hun straf uit te zitten in de cel. Dat gaat zeer zeker niet zorgen voor het op orde brengen van de strafrechtketen, maar heeft eerder het tegenovergestelde effect.

Als dat al niet hoopgevend is voor de toekomst, dan heb ik nog een opmerking over de cijfers. Het aantal geregistreerde misdrijven daalt. Het aantal zaken dat met een technisch sepot wordt afgedaan stijgt. Het ophelderingspercentage daalt. De doorloop van strafzaken neemt fors toe. Daarnaast doen de rechters minder zaken af: maar liefst 28%. Dan te bedenken dat in het rapport, dat ik hier heb liggen, wordt uitgegaan van de geregistreerde criminaliteit en niet van de feitelijke. Zolang de Minister het aangifteproces niet op orde heeft, dat een onderdeel is van het Inrichtingsplan Nationale Politie, en burgers niet afdoende aangifte kunnen doen, kan de conclusie die in het rapport wordt getrokken dat het aantal misdrijven daalt, niet worden getrokken aangezien je moet kijken naar de feitelijke criminaliteit. Het aangifteproces moet dan ook zo snel mogelijk op orde zijn. Gelukkig vindt de Minister dat ook en zegt hij iedere keer dat het een kerntaak is van de Nationale Politie. Wij zullen dat dan ook goed in de gaten houden.

Samengevat dient op basis van de brieven de conclusie te worden getrokken dat de Minister en de Staatssecretaris van mening zijn dat politie, justitie en de rechterlijke macht met minder budget meer kunnen doen vanwege het feit dat alles gedigitaliseerd wordt en dus sneller en transparanter wordt. De PVV heeft er een hard hoofd in en houdt de Minister een opmerking voor in een eerdere brief van hem: «Als het strafrecht zijn geloofwaardigheid wil behouden, zullen wij de strafrechtketen moeten verbeteren.» Kan er in dat kader in de spelonken van het Ministerie – soms wordt gesproken over de oude sokken van de Minister – nog een beetje geld worden gevonden om de strafrechtketen overeind te houden? Gelet op de cijfers die ik net noemde, is dat hard nodig.

De heer Oskam (CDA): Voorzitter. Eerst ga ik naar de actualiteit van vandaag. Vanochtend ontvingen wij een brief van de Minister over de taps van Van Rey. Ik wil het daar verder niet inhoudelijk over hebben, maar mij viel wel op dat er nog 2.000 andere taps verloren waren gegaan of niet waren opgenomen vanwege een technische storing. Dat betekent dat er vaak essentiële informatie in grote strafzaken verloren gaat. Het CDA pleit voor een noodvoorziening. Het zou goed zijn als er een soort back-up komt of iets wat het overneemt als er iets kapotgaat, want zoals wij inmiddels weten, komt dat vaker voor. Wat gaat de Minister daaraan doen? Op deze prestaties wordt het OM immers ook weer afgerekend.

Ik kom op aangifte en opsporing. Als wij de brieven van de Minister moeten geloven, moeten wij tot 2016 wachten met de beoordeling van een groot deel van zijn plannen. Het risico bestaat dan dat zaken nog langer op hun beloop worden gelaten. Zaken schuiven continu op.

Als voorbeeld wil ik geven de aanwijzing voor de opsporing van het Openbaar Ministerie. Dat is een belangrijke aanwijzing voor de politie. Dat belangrijke document vormt eigenlijk de reactie van het OM op gepleegde strafbare feiten en beschrijft hoe de politie daarmee moet omgaan. Maar de nieuwste aanwijzing laat maar op zich wachten. Uit eerdere brieven bleek dat de bedoeling was om ermee te komen in de zomer 2013. Toen werd het eind 2013 en nu wordt het 2014. Wanneer komen deze richtlijnen nu echt? Die zijn namelijk belangrijk voor de politie. En is dit uitstel illustratief voor de rest van de plannen?

Ik kom nog even terug op de bezuinigingen op het Openbaar Ministerie. Vorige week hebben de fracties van het CDA en D66 voorstellen gedaan om bij het OM minder hard te bezuinigen dan de Minister van plan was, maar uit de brief van 14 november blijkt nog eens hoe ver de Minister verwijderd is van de realiteit op de werkvloer van het Openbaar Ministerie. In die brief schrijft hij: «Ten aanzien van de brede transitie van het OM naar het jaar 2020, geldt dat deze conform planning verloopt. (...) Het OM werkt systematisch (...) toe naar een gedegen voorbereiding.» In de brieven van de Minister ontbreekt – ik zeg het maar hard – elke vorm van empathisch vermogen, want het komt er eigenlijk op neer dat heel veel mensen die een S-opleiding hebben gevolgd en die al jaren prima werk doen bij het OM, eruit worden geknikkerd. Daar komen weer nieuwe mensen voor terug: jong, vers bloed. Dat juichen wij op zich toe. Het gaat om 100 net afgestudeerde juristen, die snel de werkvoorraad moeten wegwerken. Ze zijn allemaal jong maar hebben geen werkervaring en geen kennis en knowhow van het systeem van het Openbaar Ministerie. Dus de vraag is of zij die extra voorraad wel gaan wegwerken. En wat gebeurt er met die mensen na een jaar? Men is bang dat zij de plekken gaan innemen van de ervaren rotten.

Wij zijn geschrokken van de stijging van het aantal te beoordelen misdrijfzaken en het aantal zittingsgerede zaken. De hoeveelheid te beoordelen misdrijfzaken is in 2013 gestegen met ruim 6.500 zaken en de hoeveelheid overtredingen met 11.000 zaken. Bij zittingsgerede zaken is de stijging 3.600 misdrijfzaken en 3.600 kantonovertredingszaken. De Minister geeft aan hoe groot de toename is, maar de totaalcijfers zijn onduidelijk. Ik vraag hem dan ook de totaalcijfers bekend te maken. Welke concrete doelen stelt hij voor 2014 om dit weer weg te werken? Dat geldt ook voor de rechtspraak. Kan hij beloven dat die zaken volgend jaar zijn weggewerkt en dat verse zaken weer snel door het systeem kunnen? Dat belooft hij immers te doen met ZSM (Zo Snel, Slim, Selectief, Simpel, Samen en Samenlevingsgericht Mogelijk). De Minister heeft gesproken over een tijdelijke stijging. Wat is een tijdelijke stijging? Is dat een stijging voor één of twee jaar of voor een nog langere periode?

Het is zoals het is. Ik moet bezuinigen. Als zich onverhoopt problemen voordoen, dan los ik die op. Ik zorg ervoor dat het OM die 200.000 strafzaken gewoon kan afhandelen ondanks de bezuinigingen. Dat heeft de Minister steeds gezegd over de financiële situatie van het OM. Dat klinkt allemaal mooi, maar hoe gaat hij dit concreet doen als zich weer nieuwe problemen voordoen? Ere wie ere toekomt, mevrouw Berndsen had vorige week een potje van 40 miljoen gevonden in de begroting. Is er nog meer geld beschikbaar voor het Openbaar Ministerie? Moeten wij niet op voorhand een deel daarvan ter beschikking stellen om de pijn bij het Openbaar Ministerie weg te halen?

In het regeerakkoord wordt het wetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging genoemd. Dat wetsvoorstel is nogal opvallend omdat het mij overbodig lijkt. Artikel 75 van het Wetboek van Strafvordering biedt de rechter al de mogelijkheid om iemand langer in detentie te houden of gevangen te nemen ter terechtzitting als de officier van justitie daarom vraagt.

De voorzitter: U bent over uw tijd heen.

De heer Oskam (CDA): Ik ga afronden. Wat voegt dit wetsvoorstel toe aan de bestaande wettelijke mogelijkheden?

De heer Bontes (Bontes): Voorzitter. De Minister heeft een aantal prachtige brieven naar de Kamer gezonden. Mijn complimenten. In die brieven worden wij overladen met interessante afkortingen. Ik las onder meer de zin en ik citeer: ik informeer u over GPS in relatie tot VPS en KEI. Ik denk dat de gemiddelde burger hier geen touw aan vast kan knopen. Het is beleidstaalabacadabra in het kwadraat. Terug naar de echte wereld. Onlangs vertelde iemand mij het verhaal dat er bij hem was ingebroken. Vlak bij zijn voordeur werd een breekijzer aangetroffen. Het stickertje van de winkel waar dat breekijzer was gekocht, zat er nog op. Het slachtoffer spoedde zich natuurlijk direct naar de betreffende winkel. Hij bekeek samen met de eigenaar de beelden van de beveiligingscamera's. De kopers van dat breekijzer bleken overduidelijk in beeld te zijn. Het ging zelfs om bekenden van het slachtoffer. De man ging na het bekijken van de beelden uiteraard vol goede moed op weg naar het politiebureau, ervan overtuigd dat de twee inbrekers binnen no time door de politie zouden worden ingerekend. Maar de dienstdoende agent zei: sorry meneertje, te weinig bewijs; hier kunnen wij niets mee, jammer.

Dit soort ervaringen – en deze mijnheer is echt niet de enige, om het zacht uit te drukken – tasten het vertrouwen in de politie en de rechtsstaat ontzettend aan. Als iemand met zo'n verhaal bij de politie komt en de aanwijzingen zo overduidelijk zijn, dan dient de politie dat soort gajes direct in te rekenen. Is de Minister het met mij eens en, zo ja, wat gaat hij hieraan doen? Hoe gaat hij dit veranderen en verbeteren? Het is leuk om te lezen dat 97% van de mensen die aangifte doen van een woninginbraak, binnen twee weken een terugkoppeling krijgt, maar hoeveel procent van de inbrekers wordt daadwerkelijk veroordeeld? Daar gaat het om.

Mij komen de laatste tijd steeds vaker verhalen ter ore dat het Openbaar Ministerie door de werkdruk veel te veel zaken seponeert. Gisteren zag ik cijfers van het WODC die dit beeld bevestigen. Sinds 2005 is het aantal sepots met maar liefst 48% gestegen. Daarmee wordt nu ongeveer de helft van alle zaken afgedaan met een sepot.

Ik ben ooit rechercheur geweest op een afdeling voor veel voorkomende criminaliteit op Rotterdam-Zuid. Ik moest daar processen-verbaal maken, zaakdossiers. Hoeveel werk het kost om het verhaal van een paar junks op papier te zetten die een paar autoradio's hebben gestolen uit auto's is onvoorstelbaar. Daar gaan uren en uren in zitten. Je moet je voorstellen dat van al die zaken de helft in het ronde archief verdwijnt. Daarmee wordt een onvoorstelbare hoeveelheid politiecapaciteit weggegooid. De mensen hier aan tafel die niet hebben ondervonden hoeveel werk dat is, kunnen zich dat niet voorstellen.

Het OM zou steeds vaker overgaan tot een sepot om zo op een gemakkelijke manier van een deel van de werkvoorraad af te komen. Is de Minister bekend met die werkwijze van het OM? Wat gaat hij doen om hier snel verandering in aan te brengen?

Daarnaast vind ik het schrikbarend dat 16% van de vrijheidsstraffen nooit wordt uitgezeten en dat 14% van de boetevonnissen nooit wordt geïnd vanwege executieverjaring. Ik ga ervan uit dat ook de Minister hiervan is geschrokken. Een veroordeelde moet zijn straf uitzitten. Niets is logischer dan dat. Hoe gaat de Minister die percentages drastisch omlaag brengen? Zijn er inmiddels al verbeteringen merkbaar? De brief van de Algemene Rekenkamer dateert immers al van begin dit jaar.

De kans om in ons land voor een misdrijf gepakt en vervolgens gestraft te worden is maar 1,8%. Het risico op straf voor een dader van een misdrijf is daarmee minder dan een halve dag celstraf, 19 minuten taakstraf of € 8,80 boete. Dat is onbestaanbaar. Criminelen lachen de politie uit. Ik ben dan ook erg blij dat de Kamer mijn motie (33 750-VI, nr. 84) waarin wordt verzocht dit percentage fors te laten stijgen, unaniem heeft aangenomen. Hoe gaat de Minister hier uitvoering aan geven? Op welk percentage wil hij mikken? Ik ken de Minister als iemand van targets en doelstellingen, en terecht. Ik wil hiervoor dan ook graag een fikse doelstelling.

De heer De Wit (SP): Voorzitter. In februari 2012 presenteerde de Rekenkamer de harde conclusies over de prestaties in de strafrechtketen. Slechts een op de twintig meldingen bij de politie leidt tot een veroordeling, veel zaken worden niet goed behandeld, veel zaken verjaren en er wordt onvoldoende samengewerkt tussen de politie, het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht. Dat waren toen enkele conclusies. Vandaar dat wij vandaag weer een keer debatteren over de prestaties in de strafrechtketen. In de brief van 5 juli 2013 formuleert de Minister nog een keer uitputtend alle voornemens ter verbetering van de prestaties in de strafrechtketen vanaf de aangifte tot en met de executie. Het opmerkelijke van die brief is dat de voornemens die de Minister formuleert, worden beschreven als in 2016 volledig gerealiseerd. «Ik heb in 2016 het volgende bereikt: 1, 2, 3, 4, 5 ...» en «In 2016 is de situatie aldus: ...» Dat zegt de Minister. Zoals hij het formuleert, is het een resultaatsverbintenis. Dat betekent dat hij daarop kan en moet worden afgerekend. Onderschrijft hij dat hier geen sprake is van een inspanningsverplichting of -verbintenis, maar van een resultaatsverbintenis met de samenleving?

Verder valt op in de brieven die wij vandaag bespreken, dat het gaat over ongelooflijk veel voornemens en heel hoge ambities. Op zichzelf zijn die voornemens en hoge ambities toe te juichen, maar het komt aan op wat er in de praktijk gebeurt. Gaat dat allemaal lukken? Op dat punt bevatten de brieven nog – ik zeg: nog – geen gegevens, maar mijn fractie heeft er op den duur wel behoefte aan dat de Minister ons dat inzicht verschaft. De vraag is of een halfjaarlijkse update dan voldoende is. Ik ben heel benieuwd hoe de Minister zelf ervoor wil zorgen dat wij inzicht krijgen in de bereikte resultaten.

Wij hebben de afgelopen maanden al enkele malen gedebatteerd over de problemen bij de politie, het Openbaar Ministerie en de zittende magistratuur. Er is een aantal problemen, zoals de wachtlijsten met strafzaken die op de plank blijven liggen. De president van het gerechtshof in Den Haag en de Raad voor de rechtspraak hebben daarover gesproken, alsook over het feit dat in 87% van de gevallen binnen twee jaar een begin is gemaakt met de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen. Zo is het trouwens ook in de brief geformuleerd. Dat betekent overigens dat 13 van de 100 criminelen binnen twee jaar hun straf uitzitten die hun is opgelegd. Er moet dus nog een heleboel worden gedaan.

Daarnaast krijgen wij de bezuinigingen. Die zetten de situatie en de problematiek zwaar onder druk. In de brief van 14 november schrijft de Minister dat er nu al een aantal problemen zijn met de productie en dat er maatregelen worden of moeten worden getroffen. Dat sluit aan bij het bericht in De Telegraaf van gister waarin wordt gesteld dat het erop lijkt dat de sterk verbeterende prestaties van politie en justitie ten einde zijn gekomen. Dat is een heel zware kwalificatie. Ik begrijp dat wij nog een brief van de Minister krijgen over het rapport waar dat uit komt. Maar hoe ziet de Minister de aanzetten die hij zelf al in de brief geeft?

Digitalisering is buitengewoon belangrijk. Die is ook hard nodig, maar het is absoluut geen eenvoudig proces. Wij hebben het zogenaamde Geïntegreerd Processysteem Strafrecht (GPS). Het GPS heeft er dertien jaar over gedaan om te komen tot het digitaliseren van de standaardzaken. Er wordt in de brief van uitgegaan dat in 2016 alle processtukken in de strafrechtketen gedigitaliseerd zullen zijn en dat niet alleen de politie, het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht worden ingesloten in dat systeem, maar ook de advocatuur en de burger. Dat is nogal wat. Hoe is het mogelijk dat wij in de korte tijd die ons rest, zo'n gigantische operatie tot een goed einde brengen, gelet op wat ons tot nu toe in dertien jaar enigszins is gelukt met standaardzaken? Wil de Minister dat nog een keer uitleggen? En hoe gaat de afstemming plaatsvinden met Kwaliteit en Innovatie rechtspraak (KEI) en het automatiseringsgedeelte dat daarin zit?

De voorzitter: U bent ver over uw tijd, maar u blijft doorpraten zodat ik er niet eens tussen kom. U moet afronden.

De heer De Wit (SP): Ik dacht dat mijn tijd nu pas op was.

Ik heb nog één zorg over het ZSM, ook een afkorting: sneller, beter, transparanter, enzovoorts enzovoorts. Hoe worden de rechten van verdachten gewaarborgd in dat systeem? Hoe wordt voorkomen dat wij in de snelheid de zorgvuldigheid verliezen?

De heer Recourt (PvdA): Voorzitter. De ambities van de regering zijn meer strafzaken succesvol afhandelen, personen die zijn veroordeeld hun straf laten ondergaan, zaken sneller afhandelen, effectiever straffen en slachtoffers een betere positie in het strafproces geven. Ik zou daar zelf aan willen toevoegen: duurzame oplossingen nastreven. De ambities lijken voor de hand te liggen, maar het gevaar van snelheid is dat die ten koste kan gaan van de zorgvuldigheid. Ik ken voorbeelden uit de praktijk waarbij keurig een streepje kan worden gezet dat het is afgedaan door het OM met een sepot, maar waarbij slachtoffer en/of dader niet het idee hebben dat er iets met hun zaak is gedaan. Dus ik wil duurzaamheid echt als ambitie aan het kabinet meegeven.

Er gebeurt veel op dit gebied. Het rapport van de Rekenkamer was voor sommigen een wake-upcall, voor anderen een bevestiging van wat ze al wisten, maar daar is een stevig vervolg aan gegeven. Wij hebben ook een rapport ontvangen van Andersson Elffers Felix over de ongewenste uitstroom in de strafrechtketen. Op de concrete aanbevelingen die daarin worden gedaan, is het kabinet ook ingegaan.

Maar bij het lezen van al die stukken werd ik overvallen door een hoop managementjargon. De kunst is om daar doorheen te kijken en te zien wat er daadwerkelijk op de werkvloer aan de hand is, waar de risico's liggen en hoe het beter kan.

Het eerste en meest kritische element uit de strafrechtketen betreft het Openbaar Ministerie, de officier van justitie. De officier van justitie is namelijk degene die naar de politie kijkt en zich daarbij afvraagt: waar zijn jullie mee bezig en heb ik daar überhaupt wat aan? En de officier van justitie of zijn organisatie is degene die de zaak bij de rechter voorbrengt en tot een goed einde moet zien te brengen, dan wel zelf een beslissing neemt tot een sepot al dan niet onder voorwaarden.

Hij is dus een sleutelspeler en die sleutelspeler staat onder druk. Dat heeft met bezuinigingen te maken, maar die zijn vooral een zorg voor de toekomst. Daar hebben wij uitgebreid over gedebatteerd. Maar het heeft ook met de organisatie zelf te maken. Ik ben de afgelopen maanden uitgebreid in gesprek geweest met veel mensen in de keten. Ik vraag aan iedereen: wat is uw grootste zorg? Dan komt iedereen uit op het Openbaar Ministerie, maar dan hoor je ook het verhaal dat de organisatie zelf in de loop der jaren is veranderd. Het is niet meer de officier van justitie die in de eerste lijn zittingen afdoet, die zijn eigen wijkbureau heeft – ik kijk naar Staatssecretaris Teeven; wij kennen het – die contact heeft in de wijk en die overlegt met de chef van het bureau over de prioriteiten voor het komende jaar. Zo'n officier van justitie bestaat bijna niet meer. En als hij bestaat, is hij hiërarchisch gezien een sulletje, zeg ik maar plat. Om wat voor te stellen moet je immers zwacri doen, het landelijk parket en weet ik wat allemaal. Dat is geen eindfunctie; dat is «even starten». Dat doet wat met de kwaliteit van die organisatie. Dus nog los van de managementtools die aangereikt worden en die allemaal noodzakelijk zijn, wil ik de bewindspersonen vragen om ook te kijken naar de volgende vragen. Hoe zit die organisatie in elkaar? Houden wij de goede mensen op de goede plek? Laten wij ze niet te snel doorstromen? Worden die functies voldoende gewaardeerd? Hebben ze voldoende aanzien? Kan dat ook een carrièrefunctie zijn, zodat het werk in de dagelijkse uitvoering goed wordt gedaan?

Ik heb een groot aantal punten die ik vanwege de tijd niet allemaal kan maken. Dus ik ga daar in grasduinen. Een onderdeel is doorlooptijden versnellen. Dat is allemaal prima. Er liggen heel veel mogelijkheden in ZSM, maar er zijn ook kritische noten te kraken, want bij ZSM worden de heel zware zaken aan het eind opgepakt. Het signaal dat mijn fractie heeft bereikt, is: let op de tussencategorie. Dat zijn niet direct de zware zaken, maar ook niet de zaken die onder ZSM vallen. De ambitie is om met ZSM twee derde van de zaken heel snel af te doen. Onder die tussencategorie vallen vaak zedenzaken. Bij zedenzaken is het ontzettend van belang dat justitie zich van haar beste kant laat zien. Dat geldt voor alle zaken, maar vanwege de kwetsbaarheden in het bijzonder voor deze zaken. Die zaken, die niet tot de allerzwaarste behoren, zouden niet moeten blijven liggen. Kan de Minister of Staatssecretaris daar iets over zeggen?

Dat de Staatssecretaris de executie naar zich toe trekt, snap ik gezien de cijfers. Dat geeft de prioriteit aan die dit onderwerp nodig heeft. Wij gaan bezien op welke manier dat beter georganiseerd gaat worden zodat die cijfers verbeteren. Dat wachten wij af. Het is goed dat een goed functionerende organisatie als het Centraal Justitieel Incassobureau daar een grotere rol in krijgt. Ik heb bij de begrotingsbehandeling een punt gemaakt van een soms iets te agressieve incasso. Als het om zware schulden gaat en alle pogingen om een en ander op te lossen worden gefrustreerd, dan is zowel de schuldenaar daar niet mee gediend als de overheid, die boetes wil innen. Die boetes komen dan immers ook niet binnen, ondanks heel zware maatregelen.

De voorzitter: U bent over uw spreektijd heen.

De heer Recourt (PvdA): Dat gaat reuze snel.

Graag vraag ik hier aandacht voor. Als laatste kom ik op het GPS. Het GPS heeft opstartproblemen. Dat is dus duurder geworden. Maar wat gaat er met GPS gebeuren als wij dat systeem voor de hele keten krijgen? Wordt GPS dan weer gewoon afgesloten en is het dan niet een heel dure investering geweest? Of wordt het meegenomen in het nieuwe digitaliseringssysteem? Digitaliseren moet – daar ben ik het helemaal mee eens – maar ook daar houdt mijn fractie een kritisch oog op.

Daar moet ik het bij laten.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. Het is verleidelijk om nu toch een enkele opmerking te maken over de brief die wij zojuist hebben ontvangen. Ik ga dat niet doen, want dan zou ik de rest van mijn eigen bijdrage tekortdoen. Maar daar komen wij zeker nog op terug.

De Rekenkamer constateerde in 2012 ernstige tekortkomingen in de keten. De Minister laat ons weten dat heel veel in gang is gezet, naar de smaak van mijn fractie wat te veel. Want de Minister grijpt zijn kansen om niet alleen dingen te verbeteren maar ook veel te vernieuwen. Daar zit een temporiseringszorg van mijn fractie: de gerechtelijke kaart, de Nationale Politie, nieuwe wetgeving, digitalisering, ZSM, het terugdringen van de uitstroom, het transparant maken van voorraadvorming en doorlooptijden, de verantwoordelijkheid van de executieketen, een nieuwe bekostigingssystematiek voor het Openbaar Ministerie en de niet aflatende prioriteitenstroom van de Minister. De Minister noemt zelfs ambities en afrekenbare doelen voor 2016. Dat is nogal wat om in korte tijd over de strafrechtketen uit te storten.

Natuurlijk, D66 ziet de digitalisering van de keten liever vandaag dan morgen gerealiseerd, maar die moet wel evenwichtig gebeuren en met gepast tempo. Wij kennen de ervaringen met grote ICT-projecten van de rijksoverheid zoals bij de politie of INDiGO in de asielketen. Ook GPS van het OM is niet ongeschonden. De brieven van de Minister over de prestatieverbeteringen lezen nu vooral als een «hoezee!» op de vorderingen. Die loftrompet lijkt mij erg vroeg in het proces gestoken te worden. Bovendien gebruikt de Minister verschillende formats om aan ons te rapporteren over de voortgang. Daardoor duizelt het: wat wordt nu precies wanneer uitgerold en met welk effect? De heer Recourt noemde dat managementtaal.

Kan de Minister voortaan een vast format gebruiken voor zijn rapportages aan de Kamer, met steeds een overzicht van alle maatregelen, het beoogde effect, het tijdpad en de actuele stand van zaken? Kan hij daarnaast een stappenplan opstellen waarin hij overzichtelijk aangeeft hoe hij de veranderingen temporiseert en waarin hij ons stapsgewijs meeneemt in de veranderingen aan de hand van een tijdbalk, zodat ook wij weten wanneer de keten precies welke verandering te wachten staat en hoe die bijdragen aan het oplossen van de knelpunten?

Dan kom ik op de prestaties zelf. Er is nog een lange weg te gaan. Veel strafzaken bij het Openbaar Ministerie en de rechtbanken wachten op behandeling. Grote zaken vragen alle menskracht. Er is geen tijd voor zaken als verkrachtingen, verkeersdelicten en mishandelingen. Bij ZSM zien wij jonge, onervaren officieren als noodgreep om de werkdruk in de smiezen te houden. Dat is heel lastig, want de ZSM-zittingen vinden op de bureaus plaats. Hoe kunnen die jonge, onervaren officieren hun magistratelijke rol daar met distantie vervullen?

Dat zijn niet hier en daar aanloopproblemen, zoals de Minister het tijdens het vragenuurtje bagatelliseerde. Dat zijn ernstige knelpunten in de prestaties van het Openbaar Ministerie. Tijdens de begrotingsbehandeling spraken wij met de Minister over het OM, de verbindende schakel in de keten. De Minister heeft het rotsvaste vertrouwen dat het OM de bezuiniging van 26% wel kan lijden, maar ik mis zijn garantie dat het OM het dit jaar en volgend jaar daadwerkelijk allemaal kan bolwerken zonder dat er aangiften op de plank belanden en zonder noodgrepen om de werkdruk aan te kunnen. Is dat ook de actuele prognose van het OM zelf? Verwacht het OM in 2014 geen enkel probleem met de werkvoorraden en werkdruk? Als dat zo is, dan wil mijn fractie dat in beton gegoten hebben van deze Minister. Als hij dat niet kan en er toch problemen van komen, dan wil ik weten welk reddingsplan hij achter de hand heeft.

Ik vroeg de Minister om een vast format voor zijn rapportages, om een stappenplan voor het versterken van de strafrechtketen en om de spijkerharde garantie dat het OM de werkvoorraden en de werkdruk dit jaar en komend jaar kan bolwerken. Ik voeg daar nog een slotopmerking aan toe. De verbeteringen in de strafrechtketen zijn hard nodig, maar mijn fractie vindt dat de Minister te snel nieuwe maatregelen over de keten uitstort met de boodschap: wij gaan het gewoon doen! Maar de prioriteit moet nu boven alles zijn om orde op zaken te stellen om de keten weer goed te kunnen laten presteren. Pas als dat gerealiseerd is, is er ruimte voor vernieuwing met gepast tempo, zodat alle processen voldoende binnenboord blijven en de zaak van een slachtoffer van verkrachting of geweldpleging niet op de plank belandt vanwege een tekort aan agenten, officieren en rechters. Daar ligt in de eerste plaats de ministeriële verantwoordelijkheid. Daar zou ik de Minister in 2014 bovenal op willen zien acteren, voordat hij weer met nieuwe wetsvoorstellen naar de Kamer komt die het transitieproces verzwaren en niet direct verlichten.

De heer Van der Steur (VVD): Voorzitter. Ik sluit mij graag aan bij de opmerkingen van de vorige spreker dat dit kabinet er samen met Rutte I voor heeft gezorgd dat zich de afgelopen jaren grote hervormingen hebben voorgedaan in de strafrechtketen. De herziening van de gerechtelijke kaart, de vorming van de Nationale Politie en de taakstellingen voor een aantal onderdelen uit de strafrechtketen zorgen voor grote uitdagingen op dat gebied, maar wij hebben ook nog nooit zo veel ontwikkelingen en zo veel vooruitgang gehad op dit terrein als in de afgelopen jaren.

De VVD-fractie is daar heel erg blij mee omdat wij die ambitie al tientallen jaren koesteren in Nederland. Veel vorige kabinetten zijn niet in de gelegenheid geweest om die enorme stappen te zetten. Wij sluiten de ogen niet voor het feit dat het heel veel stappen zijn en dat er veel tegelijk worden gezet, maar het kon niet anders omdat er de afgelopen jaren heel veel is blijven liggen. Er liggen dan ook grote taken voor de organisaties die daarmee bezig zijn. In de hele strafrechtketen zijn dringend verbeteringen noodzakelijk. De samenwerking tussen de diverse schakels in de strafrechtketen moet vele malen beter. En op het gebied van automatisering liggen enorme uitdagingen voor ons. Dat heeft het rapport van de Rekenkamer heel goed laten zien vanuit de periode voor het aantreden van het kabinet-Rutte I.

Alle partijen in de Tweede Kamer hebben dezelfde behoefte, namelijk dat de strafrechtketen zorgvuldig, effectief en zo snel mogelijk functioneert. Daarvoor zijn al die genomen initiatieven op zichzelf hartstikke goed. Het ZSM-project is een razend succes. Dat heeft natuurlijk ook uitdagingen, want je moet afstemmen met de advocatuur en de politie. Een van de punten waar het moeilijk loopt, is dat het soms tussen de drie en zes maanden kan duren voordat een taakstraf, als daartoe is besloten, daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Mijn eerste vraag aan de bewindslieden is dan ook: kunnen wij er in overleg met Reclassering Nederland voor zorgen dat daarin een versnelling komt? Zeker bij taakstraffen voor jongeren, waar wat de VVD betreft taakstraffen ook op hun plaats zijn, is snelheid essentieel. Iemand van 14, 15 of 16 jaar die een taakstraf krijgt voor wat hij heeft gedaan, is na een halfjaar immers alweer een lichtjaar verder zodat hij niet eens meer weet waarvoor hij die taakstraf destijds heeft gekregen. Dus als je wilt dat die taakstraf effectief is, niet alleen voor de betrokkene zelf maar ook voor zijn omgeving, dan zul je die binnen een aantal dagen tot uitvoering moeten laten komen.

Daarom doe ik een suggestie. Zou het handig zijn om niet eerst een intakegesprek te organiseren en dan pas te bepalen waar de taakstraf wordt uitgevoerd, maar te beginnen met uitvoering van de taakstraf, dan het intakegesprek in het kader van de uitvoering te laten plaatsvinden en vervolgens te bepalen waar het vervolg van de uitvoering het beste kan plaatsvinden? Ik weet dat Reclassering Nederland dat al doet in Amsterdam. Dat lijkt mij een mooi voorbeeld om landelijk uit te rollen.

De heer Oskam (CDA): De ambities en uitdagingen rollen over tafel, maar wij hebben met enorme taakstellingen te maken. De heer Van der Steur komt met het voorbeeld ZSM. Dat is prima. Dat werkt heel goed, maar vervolgens liggen de serieuze zaken op de plank. Nu doet hij het voorstel om de werkstraffen bij de reclassering er snel doorheen te jagen. Dat snap ik heel goed, maar welke consequenties heeft dat voor de reclassering? Die moet immers ook 20% bezuinigen. Die kan zich focussen op de werkstraffen, maar dan blijft het andere werk liggen. Hoe denkt de VVD dat wat wij onder Rutte I en daarvoor hebben opgebouwd, in het kader van deze taakstellingen in stand kan blijven?

De heer Van der Steur (VVD): Ik ben heel blij dat de heer Oskam deze vraag stelt, want ik hoopte al dat iemand dat zou doen. Reclassering Nederland is dat project in Amsterdam gestart om de volgende redenen. Het kost veel minder personeel om het op die manier te doen. Je hoeft geen individuele afspraken met individuele taakgestraften te maken, maar alle taakgestraften melden zich, twee dagen nadat de ZSM-zitting heeft plaatsgevonden, op dezelfde plek. Er hoeft ook geen ruimte te worden ingeruimd om al die gesprekken te laten plaatsvinden, omdat die allemaal plaatsvinden op één plek. Per saldo zijn er veel minder mensen nodig om toezicht te houden op al die taakgestraften omdat pas daarna de uitwisseling plaatsvindt met andere dingen. Dit is precies de goede vraag van de heer Oskam. Ik denk dat dit een heel mooi voorbeeld is. Ik reken dan ook op zijn steun op dit punt en verzoek hem om die in tweede termijn uit te spreken. Als blijkt dat dit efficiënter is, wat de reden is waarom Amsterdam hiervoor gekozen heeft, steunt het CDA dan ook deze afspraak?

De heer Oskam (CDA): Wij zijn ook erg voor loket 1, 2, 3 en 4: via politie, OM, reclassering of Raad voor de Kinderbescherming snel door het systeem heen. Prima, dat wil iedereen. Alleen zie je bij die organisaties dat het ten koste gaat van de huidige structuur en dat andere taken blijven liggen. De pilot in Amsterdam lijkt dan wel een groot succes, maar dat is die zeker nog niet. Dat moet nog bekeken worden. Er gaan ook bij de reclassering dingen veranderen waardoor het minder en moeilijker wordt. Het is prima dat er uitdagingen zijn, maar het is echt een groot probleem.

De heer Van der Steur (VVD): Je kunt er op twee manieren naar kijken. Je kunt altijd denken in problemen maar je kunt ook kansen zien. Ik ben meer van dat laatste. Ik denk dat de heer Oskam dat overigens ook is. Maar laat ik zijn uitnodiging aannemen. Ik had toevallig zelf al aan Reclassering Nederland gevraagd om dat project in Amsterdam eens ter plekke te gaan bekijken. De heer Oskam zegt net: «Dat moet nog bekeken worden.» Misschien is het een goed idee dat hij en ik dat samen eens gaan bekijken. Ik nodig hem uit om daar met mij op werkbezoek te gaan om te zien hoe dat in de praktijk werkt en dan te bekijken of dat tot een landelijke uitrol en een verdere besparing kan leiden. Dat uitgangspunt moet ook Reclassering Nederland immers willen hebben.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik vind het prima dat de heer Van der Steur de loftrompet over het kabinet steekt, maar het gaat mij ook om resultaten en de organisaties die die prestaties moeten leveren. Want hier allemaal dingen roepen is één, maar uitvoeren is twee. Is de heer Van der Steur het met mij eens dat er wat getemporiseerd moet worden om die organisaties de kans te geven om om te vormen en de bezuinigingen als uitdaging te zien, zoals de Minister altijd zo mooi zegt, in plaats van als een bedreiging? Ze hebben namelijk wel de tijd nodig om dat te doen. Hoe denkt de heer Van der Steur daarover?

De heer Van der Steur (VVD): Ik stak de looftrompet omdat mijn voorgaande spreker vergeten was dat te doen. Dat is niet goed, want ere wie ere toekomt. Er wordt in de hele strafrechtketen heel hard gewerkt om te doen wat de Kamer heel belangrijk vindt. Dat doet men naar volle eer en geweten en onder moeilijke omstandigheden. Ik heb het weleens genoemd: het openhouden van de winkel tijdens een heel ingrijpende verbouwing. Dat geldt zeker voor het Openbaar Ministerie. Dat is niet makkelijk. Als bijvoorbeeld bij het OM een temporisering noodzakelijk is, dan is het aan de Minister om die temporisering in overleg met het College van procureurs-generaal aan te geven. Het is een beetje gek als de Kamer, die hooguit een controlerende taak heeft ten aanzien van het kabinet, gaat zeggen: u moet maar gaan temporiseren, Minister. Nee, de Kamer moet het volgende zeggen. Minister, u hebt een aantal ambities geformuleerd samen met de Staatssecretaris. U zult die moeten uitvoeren. Als u moet temporiseren binnen het kader dat wij als Kamer hebben gesteld, dan mag u dat doen. Het is niet zo dat wij dat als Kamer gaan vinden.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik steek de loftrompet over de uitvoerende diensten maar niet over de Minister, want papier is geduldig. De plannen worden over ons uitgestort maar ook over de uitvoerende diensten. Het is wel degelijk aan ons om de Minister ertoe op te roepen te temporiseren, omdat wij er ook verantwoordelijk voor zijn dat de veiligheidsketen niet over de kling wordt gejaagd. Maar ik krijg helemaal geen antwoord van de heer Van der Steur op mijn vraag of hij temporiseren ook noodzakelijk vindt om de diverse ketens overeind te kunnen houden.

De heer Van der Steur (VVD): Ik herken mij helemaal niet in het doemscenario van mevrouw Berndsen. Wij praten nu even over het OM. Het College van procureurs-generaal heeft zich bereid verklaard de taakstellingsoperatie uit te voeren. Wie ben ik om vervolgens te zeggen: dat hebt u verkeerd gezien? Het is een beetje een kwestie van: wie is waar verantwoordelijk voor? Wij hebben te maken met bezuinigingen binnen een heel ingewikkelde operatie. Wij praten over mensen in organisaties die zich moeten aanpassen aan nieuwe werkwijzen. Dat is allemaal ingewikkeld. Als de Minister en de Staatssecretaris vinden dat er getemporiseerd moet worden, is dat aan hen maar wel binnen de ambities die zij hebben geformuleerd. Maar zeker bij het OM zie ik als Kamerlid die noodzaak niet, omdat het College van procureurs-generaal zelf heeft gezegd de taakstelling te kunnen uitvoeren binnen de ambitie die het heeft. Dat hebben zij overigens ook in 2012 laten zien. En nogmaals, in 2014 en 2015 wordt er helemaal niet bezuinigd op het Openbaar Ministerie.

De heer De Wit (SP): De heer Van der Steur zegt wel dat wij controleren en dat de Minister uitvoert of het voortouw heeft, maar behoort het niet ook tot de taak van een controleur om op tijd te waarschuwen als hij ziet of vermoedt dat dingen fout dreigen te lopen? Zou de cumulatie van enerzijds de plannen en grote trajecten die in werking zijn gesteld, en anderzijds de zware bezuinigingen van het begin tot het eind de heer Van der Steur niet juist tot nadenken moeten stemmen? Kan dit dus wel in dit tempo en met deze ingrijpende bezuinigingen? Is die waarschuwing niet toch op haar plaats?

De heer Van der Steur (VVD): Ik ben mijn bijdrage begonnen met de mededeling dat wij nog nooit eerder zo veel hervormingen hebben gehad op het gebied van het strafrecht en de strafrechtketen als de afgelopen drie jaren. Als gevolg daarvan liggen er grote uitdagingen voor die organisaties. Die zijn bezig met een enorme transitie, waarbij natuurlijk zorg past. Maar dat hebben de Minister en de Staatssecretaris nooit onder stoelen of banken gestoken. Dan heb je twee soorten politieke partijen. Je hebt partijen die altijd het negatieve zien, die waarschuwen voor van alles en nog wat, die voor elke steen die er misschien zou kunnen komen, waarschuwingen willen neerleggen en die buitengewoon bezorgd zijn. En je hebt partijen die wat meer vooruitgangsoptimisme hebben, wat het liberalisme overigens van nature in zich heeft. Maar vervolgens moet je je altijd bewust zijn van de risico's. Als de heer De Wit mijn bijdragen van de afgelopen drie jaar zou teruglezen, dan ziet hij dat risicoanalyses altijd een onderdeel zijn van mijn bijdragen. Maar ik heb het vertrouwen en de verwachting dat de strafrechtketen dit aankan. Dit zou de strafrechtketen dan ook moeten doen. Bij de bewindspersonen ligt vervolgens de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid om binnen de kaders die met de Kamer zijn afgesproken, oplossingen te bieden.

De heer De Wit (SP): Een veel aangehaald gezegde is: vertrouwen is goed, controle is beter. Mijn uitgangspunt is dat je vanuit je controletaak juist dingen op tijd moet schetsen en vragen moet voorhouden aan de bewindslieden als: zitten wij wel op het goede spoor, gaan wij niet te hard en lopen wij niet een groot risico? Dat heeft niks te maken met somberheid, zwartkijkerij of negativisme. Dat is gewoon waar de politiek voor is.

De voorzitter: Korte reactie graag, mijnheer Van der Steur.

De heer Van der Steur (VVD): Dat ben ik op zichzelf geheel met de heer De Wit eens. Natuurlijk geven wij basaal vertrouwen aan het kabinet. Dat is overigens de hele basisgedachte achter de politieke samenwerking tussen het kabinet en parlement. Vervolgens controleren wij het kabinet. Ook daarover ben ik het met de heer De Wit eens. Dat is exact wat ik net heb gezegd. Dus eigenlijk is dat een beetje een samenvatting van wat ik net heb gezegd. Ik geef toe dat ik het misschien iets korter had kunnen zeggen, maar de heer De Wit en ik komen wat dat betreft tot dezelfde conclusie en daar complimenteer hem mee: wij controleren binnen de geformuleerde ambities en de afspraken die de Kamer met het kabinet maakt. Deze twee bewindspersonen staan voor een zware maar heel belangrijke taak, want wat de afgelopen twintig jaar is blijven liggen, wordt nu eindelijk opgepakt. Ik ben heel blij dat dat gebeurt. Het is een grote verbouwing. De winkels zijn open. Ik heb er alle vertrouwen in dat dit succesvol zal zijn.

Voorzitter. De grote uitdaging ligt de komende jaren in automatisering en digitalisering. Daar moet alle energie in worden gestoken. Wij hebben goed geluisterd naar de Raad voor de rechtspraak, die een waarschuwing afgaf over de resultaten van het KEI-project en die zich ook zorgen maken over de vraag of dat wel snel genoeg tot resultaten zal komen. Ik verzoek de bewindspersonen om daar met hen naadloos overleg over te blijven voeren, want als daar stagneringen in komen, dan is dat zeer kwetsbaar voor het proces. Ik wijs de collega's er maar op: dit is een zorg die ik uitspreek namens de VVD-fractie. Dat zou hen moeten aanspreken.

Dat geldt ook voor een aantal andere ontwikkelingen in de toekomst. Wij hebben de implementatie van de zogenaamde Salduz-richtlijn of de «acces to lawyer»-richtlijn, om het in slecht Nederlands te zeggen. Die houdt grote uitdagingen in petto voor het hele strafproces ook in Nederland. Om de heer De Wit gerust te stellen, spreek ik daarover, een beetje zwartkijkend, mijn zorgen uit. Er staan enorme uitdagingen op ons te wachten door een richtlijn die wij overigens niet noodzakelijkerwijs hebben onderschreven, de VVD-fractie zeker niet. Die richtlijn gaat namelijk veel en veel te ver, maar die hebben wij in de Europese constellatie niet kunnen tegenhouden of wijzigen. Wat dat betreft is er alle reden voor zorg, die wij overigens zullen bespreken met de bewindspersonen als die implementatiewetgeving voorligt.

Ik kom nog even terug op de taakstraffen. We moeten de slag in de strafrechtketen maken op dit punt dat jongeren bij wijze van spreken als een bliksemschicht kunnen beginnen aan de uitvoering van hun straf, ongeacht of dat in het kader van een ZSM-project is of dat het gaat om een straf of een transactie die door de rechter is opgelegd. Alleen daarmee zal de recidive worden beperkt. Hoewel nog bijna niemand erover heeft gesproken, moeten we ons de vraag stellen wat het doel is van de strafrechtketen, naast vergelding. Het antwoord daarop is dat we willen dat mensen tot inkeer komen en dat de recidiverisico's zo klein mogelijk zijn. Wij vragen van de belastingbetaler een forse investering in het strafrecht, opdat de criminaliteit in Nederland zo laag mogelijk is. De cijfers van afgelopen week ...

De voorzitter: U bent ver over uw tijd heen, mijnheer Van der Steur.

De heer Van der Steur (VVD): Dan sluit ik af, voorzitter.

De cijfers zijn bemoedigend, maar tegen de meer pessimistisch ingestelde collega's zeg ik dat zorgen altijd op hun plaats zijn.

Mevrouw Helder (PVV): Dit AO heet «Voortgang versterking van de prestaties in de strafrechtketen». In de brief van de Minister van 29 juni 2012 staan een heleboel maatregelen, zoals het ZSM-programma, de verbetering van het aangifteproces, heterdaad, kracht versterken en het digitaal strafprocesdossier. De heer Van der Steur gebruikt dit AO echter voor de taakstraffen. Dat snap ik wel, want de heer Van Gennip, de directeur van Reclassering Nederland, zit achter in de zaal. De heer Van der Steur heeft de tijd verprutst, dus daarom interrumpeer ik, zodat hij nog wat tijd kan reserveren voor het onderwerp waarover het vandaag echt gaat. De Minister is zo heldhaftig om er een resultaatverplichting aan te verbinden en zegt: ik mag erop afgerekend worden. Is de VVD dat ook, gehoord wat de Minister-President in verkiezingstijd zei, namelijk dat je op veiligheid nooit moet bezuinigen? Wanneer is voor de VVD de grens bereikt, met alle bezuinigingen die er nog zijn? Dat is niet negatief zijn, dat is geen pessimisme, maar het zijn feiten. Ook zijn er de feiten in het rapport Criminaliteit en rechtshandhaving, waarin de cijfers op zijn zachtst gezegd niet hoopgevend zijn. Wanneer is voor de VVD de grens bereikt, gezien de bezuinigingen en de uitdagingen die er liggen?

De heer Van der Steur (VVD): Collega Helder stelt een goede vraag – zo ken ik haar ook – maar die valt op zichzelf ook ver buiten het kader van dit AO. Zij wijst mij erop dat dit AO gaat over de strafrechtketen, waarvan de taakstraffen een heel logisch en vaststaand onderdeel zijn, maar stelt vervolgens een vraag over de bezuinigingen in algemene zin. Als je je als politieke partij schaart achter een regeerakkoord waarin voorzien wordt in een aantal bezuinigingen en daarna achter het Herfstakkoord omdat je je verantwoordelijkheid neemt voor de Nederlandse samenleving en de toekomst van ons land, dan spreekt het voor zich dat binnen de afgesproken bezuinigingen de grens nog niet bereikt is. Dat wil niet zeggen dat wij staan te juichen bij de bezuinigingen, maar die zijn noodzakelijk om ons land sterker uit de crisis te laten komen. Ik begrijp de vraagstelling niet geheel. Een ding is zeker: als mevrouw Helder de afgelopen jaren goed naar mij geluisterd heeft, heeft zij gehoord dat de VVD-fractie de behoefte heeft dat de strafrechtketen efficiënt, snel en effectief opereert. Dat controleert zij, daar kijkt zij naar en dat is de afspraak die zij met het kabinet heeft gemaakt. Op dat punt is de grens bereikt als aan die eisen niet meer wordt voldaan.

Mevrouw Helder (PVV): Dit antwoord had ik natuurlijk enigszins kunnen verwachten. De heer Van der Steur zegt dat de VVD zich achter de bezuinigingen heeft geschaard. Dat is een keuze. De heer Van der Steur doet nu net alsof hij getekend heeft bij het kruisje. Dat is ook wel zo; dat heet «op het pluche willen zitten». De Minister ziet bezuinigingen als een kans. Vindt de VVD dat ook? Krijg ik op die vraag misschien wel antwoord?

De heer Van der Steur (VVD): Voordat ik Kamerlid werd, heb ik het genoegen gehad om te werken in een relatief apart onderdeel van het bedrijfsleven. Mijn ervaring is dat er elke keer dat besloten werd om iets efficiënter of beter te doen, over het algemeen een enorme impuls ontstond om met mensen die in die organisatie werken, nieuwe ideeën te formuleren, sneller en efficiënter te werken, beter naar elkaar te luisteren, uit vastgeroeste methoden te treden en op die manier zaken beter, sneller en efficiënter te doen. Wat dat betreft ben ik het wel eens met de Minister dat bezuinigingen een kans zijn. Organisaties worden daarmee gedwongen nog eens heel goed te kijken hoe zij het beter kunnen doen. Een mooi voorbeeld is overigens de herziening van de gerechtelijke kaart. Een mevrouw bij de rechtbank in Utrecht met wie ik een gesprek voerde merkte verbijsterd op: weet je wat zo gek is; we hebben ontdekt dat ze in Lelystad een aantal dingen beter doen dan wij en we hebben dat ook geïmplementeerd. Dat komt omdat men gedwongen werd om samen te werken. Men heeft ontdekt dat het op het andere eilandje, de rechtbank Lelystad, beter gaat. Dat is de meerwaarde van af en toe iets nieuws doen. Soms wordt men daartoe gedwongen door bezuinigingen, maar die leveren wel positieve zaken op.

De vergadering wordt geschorst van 14.56 uur tot 15.05 uur.

De voorzitter: We gaan verder met het antwoord van de regering in eerste termijn. We hanteren twee interrupties per woordvoerder. Eerst voert de Minister het woord en daarna de Staatssecretaris.

Minister Opstelten: Voorzitter. We bespreken vandaag een onderwerp dat de kern van het departement en ons politieke bestaan raakt, zoals vorige week is gebleken in het buitengewoon goed en prettig verlopen begrotingsoverleg, dat twee dagen duurde. Ook raakt het onze politieke ambities op het terrein van het functioneren van de strafrechtketen. Na het vernietigende rapport van de Rekenkamer, dat we toch als een geschenk hebben ontvangen, zijn we daarmee aan de slag gegaan. We zullen daarin absoluut ongebroken opereren. Ik ben het eens met de grote complimenten aan de uitvoerende diensten, de instituties, die door iedereen die daar de tijd voor nam, zijn uitgesproken. Gisteren waren zij allemaal bij elkaar in Figi in Zeist, in het midden van het land, makkelijk bereikbaar. Daar vond een groot congres plaats waar alle instituties, de uitvoerders en de leiding de hele dag aanwezig waren. Er kan worden geconcludeerd dat de leiding en de organisaties dit met elkaar willen. Veel meer kun je er niet over zeggen. Er is heel precies over gesproken. De leiding, de korpschef van de Nationale Politie, de voorzitter van het College van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie, en de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak hebben gezegd: wij vinden dit proces noodzakelijk en vinden het ook een stimulans voor ons instituut als zodanig. Tegen de heer De Wit zeg ik dat er geen misverstand over mag bestaan dat dit een resultaatverplichting is. Ik zal zo dadelijk nog een aantal punten noemen. Dat kan in het vervolg worden geciteerd. Wat dat betreft moet je elkaar bedienen, ook op een middag als dit. Ik doe dat graag, maar ik vind het ook prettig omdat ik ervoor sta en wil gaan. Dat is prettig voor mijn mensen, voor de mensen die de uitvoering doen en voor de Staatssecretaris en mijzelf.

Ik loop de ambities nog even heel snel door. Meer strafzaken moeten succesvol worden afgehandeld. Veroordeelde personen moeten hun straf daadwerkelijk ondergaan. Verdachten moet sneller recht worden gedaan. Daders moeten effectiever worden gestraft. De belangen van het slachtoffer moeten een belangrijkere plaats krijgen. De concrete doelstellingen voor het jaar 2016 zijn de volgende. 1. De ongewenste uitstroom van zaken is geminimaliseerd: a. meer zaken worden succesvol afgerond en b. veroordeelden ondergaan hun straf daadwerkelijk. 2. De in-, door- en uitstroom van zaken in de keten is inzichtelijk en transparant. 3. Digitale informatie-uitwisseling, ook met de advocatuur en de burger, is de norm in de keten. 4. De doorlooptijden zijn aanzienlijk verkort. 5. Het aangifteproces is een hoogwaardig dienstverleningsproces waarbij de burger eenvoudig aangifte kan doen en snel en effectief wordt geholpen. 6. Het Wetboek van Strafvordering en andere relevante wetgeving zijn aangepast.

Ik ga niet herhalen wat er is gerealiseerd en wat nog niet. De woordvoerders hebben dat zelf gelezen en gememoreerd. Het is goed om in de beantwoording van hun vragen daarop in te gaan. Bij het halen van de doelstellingen heb ik de Kamer nodig, namelijk in het wetgevingsproces. Dat is duidelijk. Ik dien de wetsvoorstellen in en de Kamer behandelt die met mij. De Eerste Kamer is er ook nog. Ik ben wat het tempo betreft mede van de Kamer afhankelijk. Ik merk dat iedereen deze koers als zodanig wil uitwerken, ook als men vraagt of het niet gefaseerd zou moeten worden.

Mevrouw Helder heeft gevraagd of we op koers liggen. Ja, ik heb dit jaar mijn ambities en doelstellingen geformuleerd. In 2016 zal ik deze doelstellingen realiseren.

Mevrouw Helder heeft ook gevraagd naar mijn oude sokken. In de tijden dat het minder goed gaat met de banken, is dat een goede vraag. Ik kijk elke ochtend als ik opsta of er iets in zit, zeker in deze tijd, rond 5 december. Meer geld voor de strafrechtketen is niet nodig. Ik wil consistent blijven. De ambities en doelstellingen van VPS zullen en kunnen binnen de bestaande budgetten worden gerealiseerd. Ik houd mij aan de afspraken die ik daarover heb gemaakt. Ik kom daar straks op terug wat betreft het OM en de ZM.

De heer De Wit en mevrouw Berndsen vroegen hoe we inzicht krijgen in de resultaten. Dat is een terechte, goede vraag. We zijn bezig met de ontwikkeling. We moeten een vast en duidelijk format krijgen waarin we het hele proces inzichtelijk maken, zowel wat betreft de cijfers en de monitoring, als wat betreft de producten die we moeten leveren. Hiervoor ontwikkel ik de strafrechtketenmonitor. Hiermee wordt vanaf medio 2014 inzicht gegeven in de prestaties van de strafrechtketen en het hele proces.

Wat de heer Recourt zei, sprak mij aan. Hij had het over ZSM, de strafrechtketen, doorlooptijden; ik ga niet herhalen wat iedereen weet. Ook werd er gesproken over de proeftuinen. «Duurzaamheid» vind ik een goede term. Het gaat er niet alleen om dat je alles snel doet, maar ook dat je het zorgvuldig en goed doet. Er moet een norm zijn die goed past bij de kwaliteit waarover we het altijd hebben. We doen dit niet vanwege een taakstelling – die nemen we mee en hier en daar is die een kans – maar vanwege de kwaliteit en de opbrengsten. De duurzaamheid neem ik gaarne mee en over.

Mevrouw Berndsen zei dat ik te veel vraag van de keten. De keten vraagt veel van zichzelf. Zo zit ik er ook in. Ik bevestig natuurlijk vaak wat ik tegenkom en wat anderen zeggen dat zou moeten gebeuren. De drie heren hoorde ik gisteren op het podium, waarop ik zelf iets redelijk vergelijkbaars zei, zeggen: dit is de kans, dit moeten we willen; hier gaan we voor. Natuurlijk heeft deze of gene nog wel een opmerking te maken, maar laten we wel even de grote lijn vasthouden waar we uit willen komen. Dan vind ik niet dat ik te veel van de keten vraag. Ik vraag van de keten wat nodig is en wat men wil. Over alle maatregelen die ik tref, overleg ik heel zorgvuldig met de ketenpartners. Zij geven aan dat de maatregelen realistisch zijn, maar ook uitdagend. Ik vraag het maximale, maar niet meer dan dat. Ik heb niks gevraagd wat andere schakels in de keten niet delen. Er is niemand die het niet eens is met de punten die aan de orde zijn. Dat is ook wat prettiger werken. Je schiet ook op als je allemaal dezelfde richting uit gaat.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Deze verhalen horen wij altijd van de Minister. Ik verwacht ook niet anders van de topmensen van de drie organisaties die het betreft. Natuurlijk zeggen ze dat en hebben ze volop ambitie. Dat is ook goed. Onze zorg is de haalbaarheid binnen de organisatie. Er leven wel degelijk zorgen bij de mensen zelf. Ik heb een aantal voorbeelden gegeven van hoe het op de werkvloer gaat. De Minister stapt daar toch wel heel gemakkelijk overheen. Laat helder zijn dat wij deze zorgen niet voor onszelf uiten. Ik hoef hier helemaal niet te gloriëren om voor het OM op te komen, maar ik kom voor het OM op omdat ik zorgen verneem bij die organisatie. Dan is het ook mijn taak als volksvertegenwoordiger om dat hier aan de orde te stellen. Als het OM dit jaar geld tekortkomt en volgend jaar opnieuw in de problemen dreigt te komen, zie ik graag dat de Minister zijn belofte gestand doet om wel budgettair bij te springen, zoals hij dat ook bij de rechterlijke macht heeft gedaan.

Minister Opstelten: Ik neem mevrouw Berndsen niks kwalijk; laat dat duidelijk zijn. Dat is niet de portee van mijn bijdrage. Ik wil alleen zeggen dat dit een koers is waarin iedereen schouder aan schouder staat. Dat is mooi om in te werken, want je boekt daarmee resultaten. Men vindt het juist dat we dit doen omdat men het een versterking van het proces in het eigen instituut vindt. Men heeft er iets aan. Natuurlijk zijn er zorgen. Over de zorgen bij het OM hebben we vaak gesproken. Ik kom daar zo dadelijk nog op terug, maar ik zeg nu al dat de uitgestoken hand die ik heb afgesproken met de voorzitter van het College van procureurs-generaal, blijft. Ik herhaal dat voortdurend. Dat is mijn verantwoordelijkheid. Het is zijn verantwoordelijkheid om op een goede, adequate wijze zaken bij mij neer te leggen. Voor mij is het zaak om daarop goed en adequaat te reageren. Daar zit ik heel duidelijk in en daarvan neem ik nooit een woord terug. Over het format heb ik gezegd dat we dat goed zullen doen. Ik hoop dat dit begrepen wordt. Je hebt dat niet in één keer, dus we zullen daarover halfjaarlijks rapporteren. Daaraan hecht ik zeer.

Er is gesproken over de CBS-cijfers over 2012. Er zijn 20% minder misdrijven opgelost in vergelijking met 2005. In 2012 werd 15% minder criminaliteit geregistreerd. Het ophelderingspercentage daalde in dezelfde periode gering, namelijk van 25,2% in 2005 tot 23,7% in 2012. Op 5 juli 2013 heb ik mijn ambities en doelstellingen voor het verbeteren van de prestaties van de strafrechtketen kenbaar gemaakt. Het duurt natuurlijk even voordat de maatregelen in het kader van VPS effect hebben. Zoals ik heb gemeld in mijn brief van 13 november, wordt in het kader van VPS nadrukkelijk geïnvesteerd in de kwaliteit. Het is dus een kwalitatieve operatie en geen financiële. Die heeft betrekking op de kwaliteit van het aangifteproces en de opsporing. Onder andere de kwaliteit van de politiefunctionarissen wordt verhoogd. Daar gaat de investering naartoe. Deze maatregelen zullen de komende jaren positief effect hebben op de prestaties aan de voorkant van de keten.

Mevrouw Helder en de heer De Wit vroegen hoe ik mijn VPS-ambitie zie ten opzichte van de tegenvallende prestaties. Er is niet of nauwelijks sprake van verminderde prestaties, laat staan van resultaten. Kijk eens even naar wat in een aantal steden gebeurt met de high impact crimes. De cijfers van de stad waar ik woon, zijn werkelijk fantastisch. Voor Amsterdam geldt hetzelfde. Het beleid met betrekking tot de high impact crimes is succesvol door de methode aan te pakken, door te vervolgen en door te straffen. Daarnaast zorgen we ervoor dat er een goed programma komt, zodat er geen recidive plaatsvindt. De operatie die we met elkaar uitvoeren, is succesvol. De VPS moet ertoe leiden dat de prestaties sterk verbeteren.

Mevrouw Helder vroeg hoe het kan dat het ophelderingspercentage is gedaald tot onder de 24%, terwijl het percentage in 2005 nog 25% was. De daling is gering. Deze operatie is nodig om het ophelderingspercentage omhoog te krijgen. Daarover ging de grote kritiek die de Rekenkamer terecht gaf.

De heer Recourt sprak over de politie. We gaan investeren in de kwaliteit van de eerstelijnspolitiefunctionaris, de politieagent, en van het OM. Het was een goede en prettige bijdrage. We moeten er ongelooflijk zorgvuldig in zijn zodat we telkens de goede mensen op hun plaats houden en er geen grote doorstroming is naar alleen de zware zaken. Je moet op alle niveaus de goede mensen vast weten te houden en daarvoor een goed beleid voeren. De screening door de politie wordt gedaan door een medewerker met voldoende recherchekennis. De organisatie is in beweging. De selectie en de overdracht van de aangiften worden de komende jaren uniform georganiseerd en belegd binnen de politie. Het beleggen van zowel het opnemen van de aangifte als het zorgdragen voor de opsporing binnen de robuuste basisteams zal bijdragen aan een betere doorstroming binnen het aangifteproces en aan minder ongewenste uitstroom.

De heer Bontes heeft gevraagd of burgers tevreden zijn over de follow-up door de politie en het OM na de aangifte. Uit de Slachtoffermonitor blijkt dat de slachtoffers zeer positief zijn over de wijze waarop politie en OM handelen. Hun aangifte wordt opgevolgd. De overgrote meerderheid, 82%, is zeer tevreden. Ik kan er niets anders van maken. Ik krijg er bijna rode wangen van als ik dit nu zeg. Ik ben er zeer tevreden over. Ik verzin het niet zelf. Het zijn de gegevens die wij krijgen.

De cijfers over de follow-up van de Nationale Politie wat betreft woninginbraken zijn ongeveer hetzelfde. Er is gevraagd naar welk ophelderingspercentage ik streef. Dat is een gewetensvraag. Het is nu 1,8%. Ik zou 100% willen zeggen, maar dat is natuurlijk niet realistisch. Ik heb duidelijke ambities en doelstellingen geformuleerd ten aanzien van de keten. We willen de keten in de transitieperiode niet belasten met nog meer doelstellingen. Die gaan natuurlijk wel komen in de hele ontwikkeling. Ik zeg hetzelfde als bij de begrotingsbehandeling. Ik kan van 1,8% 3,6% maken en zeggen: die 100% meer is hartstikke goed. Echter, dan ben ik echt niet tevreden en niet serieus te nemen. Ontwikkeling en daar serieus naar kijken zijn belangrijker dan nu even een cijfer noemen. Ik durf wel wat, maar ik ben niet gek. Ik kijk de heer Bontes diep in de ogen en ga vervolgens via u, mevrouw de voorzitter, weer verder naar mevrouw Helder.

De voorzitter: U hebt de heer Bontes aangekeken en daarom wil hij nu een vraag stellen.

De heer Bontes (Bontes): Ik heb toch een paar opmerkingen. Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar de tevredenheid over de politie en het aangifteproces. Ook mr. Pieter van Vollenhoven heeft een onderzoek uitgevoerd. Daarin komen heel andere cijfers naar voren. Veel onderzoeken zijn tegenstrijdig. Ik vraag mij ook af wat de vraagstelling is. Als de Minister mij vraagt of ik er tevreden over ben als de politie mij terugbelt als er is ingebroken in mijn woning, dan zeg ik: ja, ik ben tevreden. Als er wordt gevraagd of ik er tevreden over ben dat de dader nooit gepakt is en geen straf heeft gehad, dan antwoord ik dat ik daarover niet tevreden ben. Het ligt maar net aan de vraagstelling van het onderzoek. De Minister schermt altijd met cijfers, maar hij weet als geen ander hoe diffuus wetenschappelijke onderzoeken zijn op dit punt.

Minister Opstelten: Het is ook niet wetenschappelijk. Het is een meting van hoe men denkt over bepaalde processen van de politie. Dat is professioneel. Je kunt je ook over het onderzoek van de Stichting Maatschappij en Politie afvragen welke vragen zijn gesteld. Dat doe ik overigens nooit. Ik neem alle cijfers serieus. Ik noem ze. Het is voor mij niet de werkelijkheid. Het is ook geen aanleiding om tevreden te zijn. Laten we daarover helder zijn en elkaar scherp houden op dat punt. Dat is namelijk terecht.

Mevrouw Helder vraagt welke maatregelen ik neem om het aangifteproces te verbeteren. Die vraag stelt mij teleur. Ik heb het zo vaak gezegd, maar ik wil het heel graag herhalen, dus ik ben haar wel dankbaar voor die vraag. In het aangifteproces neem ik een aantal maatregelen. 1. Organiseren van uniforme aangiftevoorzieningen waarbij op een passende manier aangifte gedaan kan worden, de zogeheten multichannel-aanpak. 2. Het verhogen van de kennis en expertise van de politiemensen die aangiften opnemen. De bejegening is daarbij heel belangrijk. 3. Voorzien in de terugkoppeling naar de aangiftegevers in de trajecten. Tot 1 januari geldt dit alleen voor inbraken, maar vanaf 1 januari ook voor de high impact crime. 4. Verbeteren van de afhandeling van de aangiften door uniformeren van de organisatie – dat is heel belangrijk – en van weging, selectie en overdracht van de aangiften. Daarnaast worden duidelijke regels gesteld omtrent het opnemen en afhandelen van aangiften in overleg met het OM. Dat is natuurlijk een belangrijk traject in de strafrechtketen waaraan het daadwerkelijk heeft ontbroken.

Mevrouw Helder (PVV): Het is ook een keer mooi om antwoord te krijgen op een vraag die je niet hebt gesteld. Ik heb gezegd dat de aangifte de eerste stap in de strafrechtketen is en dat die op orde moet zijn. De Minister zegt iedere keer dat dit onderdeel is van de Nationale Politie en dat de politie het daarom goed in de gaten zal houden. In dat kader ben ik blij met deze nadere toelichting. Maar ik heb ook gevraagd hoe snel het op orde komt. Dat kleine stukje heb ik niet gehoord. Daarom vraag ik het nu nog even.

Minister Opstelten: Ik zeg even uit mijn hoofd dat dit eind 2016 moet zijn, maar als het anders is, krijgt u in tweede termijn of later in mijn betoog het antwoord. Dit is iets wat telkens verbetert, maar wat een aantal jaren duurt voordat het echt maximaal is. Eind 2016 moet het volgens mij op orde zijn.

Mevrouw Berndsen vroeg of jonge en onervaren officieren het werken met ZSM aankunnen. Ook de heer Oskam hoorde ik daarover spreken. De officieren, ook die voor ZSM werken, krijgen een gedegen opleiding en worden begeleid bij hun taakuitoefening door ervaren officieren, zoals de kwaliteitsofficier en de rechercheofficier. De benodigde capaciteit wordt per arrondissement bekeken, evenals de doorstroming van deze job naar een andere job. Dat heb ik ook geproefd bij werkbezoeken.

De heer Recourt vroeg of officieren van justitie een goed perspectief hebben. Ik zei daar net iets over. Het is een belangrijk punt, net als alle andere punten over de loopbanen. We moeten niet met een piramideredenering werken. ZSM laat zien dat het OM veel aandacht besteedt aan de verbetering van de aanpak van veel voorkomende criminaliteit. De officier van justitie vervult daarin een belangrijke rol en heeft aanzien – dat heb ik persoonlijk vastgesteld – binnen het OM. Als de vernieuwing is afgerond, moeten zij het aanzien houden. Daarop moeten we heel goed letten. Dat is een terecht punt.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik ga nog even in op de kwestie van de jonge officieren die ZSM moeten doen. Als je in je prille carrière op een politiebureau zitting moet doen, waarbij je heel direct op de politie zit, is het lastig om later je magistratelijke rol te vervullen. Natuurlijk zijn de officieren kwalitatief goed toegerust, maar het gaat om de zorg dat ZSM te eenzijdig door de jonge officieren wordt gedaan en oude officieren daarvoor bijna niet meer worden ingezet. De Minister praat met de top, maar ik praat ook nog weleens met mensen van de werkvloer. Van hen krijg ik ook signalen. De Minister hoeft hierop verder niet te reageren. Ik signaleer alleen de gevaren van deze methode van werken, waartoe men gedwongen wordt vanwege de bezuinigingen.

Minister Opstelten: Ik neem dit signaal heel serieus. Tijdens werkbezoeken spreek ik voornamelijk met de werkvloer en voer ik een kort gesprek met de leiding. Ik zie dat de ervaren officieren ZSM doen en met veel genoegen. Dat is mijn ervaring, maar ik neem het signaal van mevrouw Berndsen serieus. Ik zal het goed onthouden.

De heer De Wit zei dat de situatie in de ZSM niet anders moet zijn dan voorheen wat betreft het recht op rechtsbijstand. De verdachte wordt steeds gewezen op zijn rechten en op de consequenties van het akkoord gaan met een strafbeschikking, met inbegrip van de daarbij horende reguliere justitiële documentatie. Ook binnen de ZSM-werkwijze wordt gewerkt overeenkomstig de geldende regelgeving, waarin waarborgen voor de verdachte zijn opgenomen. Zo heeft iedere aangehouden verdachte recht op consultatie van een raadsman voorafgaand aan het eerste verhoor door de politie, het zogenaamde Salduz-consult. Hieraan zijn voor de verdachte geen kosten verbonden. De verdachte heeft bovendien altijd de mogelijkheid, het oordeel van de rechter te vragen door in verzet te gaan.

Ik kom nog even terug op de vraag van mevrouw Helder wanneer de verbetering van het aangifteproces is afgerond. Ik zei dat dit eind 2016 zou zijn. Ik krijg hier aangereikt dat dit juist is. Op 1 januari 2017 moet het er zijn, anders hang ik.

De heer Oskam sprak over het OM en de ZM en vroeg naar de toename van het aantal zittingsgerede zaken: wat zijn de totaalcijfers, welke doelen zijn er voor 2014 en hoe tijdelijk is de tijdelijke stijging? Ik heb in de brief een overzicht gegeven van te beoordelen zaken, onderhanden werk en zittingsgereed. Het is overigens voor het eerst dat deze cijfers verschijnen. Wat dat betreft zie je dat we aan het ontwikkelen zijn. Vroeger waren die cijfers niet beschikbaar. Ik volg de overzichten goed en bespreek die met het OM. De voorraden worden aangepakt. De 100 jonge juristen worden vooral ingezet voor de te beoordelen zaken. Die zijn gevraagd door het OM. Dat is onderdeel van een handreiking die ik heb gedaan. Onderhanden werk moet vooral verbeteren door digitalisering. De taskforce OM en ZM doet voorstellen en maakt afspraken over het zittingsgereed zijn. Ik zal de Kamer schriftelijk informeren over de precieze cijfers.

Mevrouw Berndsen vroeg naar het stappenplan voor het OM. Ik heb de Kamer uitgelegd hoe ik monitor. Ik zal de Kamer daarover blijven informeren, zoals ik heb toegezegd. Ik zal niet herhalen wat ik heb gezegd over de uitgestoken hand. De maatregel met betrekking tot werkvoorraden is daarvan een voorbeeld. Een spijkerharde garantie is in het algemeen niet te geven, maar ik kan wel zeggen dat de uitgestoken hand blijft. Dit houdt in dat we met elkaar de resultaten moeten laten zien: de voorraad verdwijnt. De voorraad moet dus niet aan de ene kant verdwijnen en aan de andere kant oplopen. Daarvoor moeten we afspraken maken.

Meerjarig of incidenteel nemen we de nodige maatregelen. Dat is duidelijk. Dat heb ik gezegd en daarvoor sta ik. Het is aan mij hoe ik daarvoor ruimte vind binnen de begroting. De inzet is niet een potje of een oude sok, hoewel ik daar elke ochtend naar kijk onder mijn bed.

De heer Oskam vroeg naar de inzet van afgestudeerden: wat gebeurt er na een jaar? Deze afgestudeerden worden geacht, te beoordelen en te behandelen zaken af te doen. Ik kan niet vooruitlopen op het vervolg. Zij verdringen het personeel op geen enkele wijze. Zij zijn niet bedreigend. Zij doen iets wat anders niet gebeurt.

De heer Oskam (CDA): Er zijn achterstanden. Daarvoor heeft de Minister extra geld ter beschikking gesteld. 100 jonge juristen komen zaken wegwerken. De vraag is of dat snel gebeurt, want zij moeten ingewerkt worden. Een kwart van het personeel moet eruit. Er zijn suggesties dat die mensen naar de politie gaan, maar dat is niet zeker. Heel veel mensen worden misschien toch werkloos. Het idee is dat die jonge juristen kunnen doorschuiven naar de functie van assistent-officier van justitie of naar een vergelijkbare functie die gecreëerd zal worden. Dat gaat ten koste van het dure, oude personeel. Dat is geen chique oplossing.

Minister Opstelten: Het gaat niet ten koste van het dure, oude personeel, als daarvan al iets ten koste zou moeten gaan. Het college heeft hierom gevraagd. Niemand wordt verdrongen. Die juristen stappen in dat gat en gaan de te beoordelen zaken opruimen. Mag ik het zo niet helemaal magistratelijk zeggen? Ik ben immers geen lid van het OM. Verder bekijken we meerjarig en goed en gedegen met elkaar – in de eerste plaats is dat het college zelf – hoe uitvoering wordt gegeven aan de taakstelling, terwijl de winkel openblijft, en hoe de prioriteiten die het ambitieuze college met mijn instemming en steun voor zichzelf heeft gesteld, kunnen worden waargemaakt. Op die twee punten zit ik. Verder ben ik ervan overtuigd dat het heel zorgvuldig en gedegen gaat gebeuren. Dat is best moeilijk. Ik bagatelliseer dat op geen enkele manier. We moeten scherp aan de wind zeilen. Er zullen ook maatregelen worden genomen die vervelend zijn voor sommige betrokkenen, omdat het om verandering gaat. Verder denk ik dat we dit heel gedegen, goed en zorgvuldig met elkaar doen.

Mevrouw Helder heeft gevraagd waar mijn grens ligt wat betreft de bezuiniging op het OM. Mijn grens ligt op het punt wanneer de noodzakelijke prestaties niet meer kunnen worden geleverd. Dat is altijd een spanningsveld. Het brengt een bepaalde dynamiek met zich. Het gaat ook om zorgvuldigheid, om een soort intuïtie, om anticipatie op bepaalde situaties, om realiteitszin en om de guts van de organisatie zelf om te doen wat noodzakelijk is.

De heer De Wit sprak over de uitspraak van de president van het gerechtshof Den Haag, de heer Leendert Verheij, die vroeg wat ik doe om de wachtlijsten terug te dringen. Het beeld dat de president van het hof in Den Haag schetst, blijkt niet uit de cijfers die ik van de Raad voor de rechtspraak ontvang. Daaruit blijkt wel dat de werkhoeveelheden van strafzaken van de rechtbank in de afgelopen jaren iets stijgen. De instroom van het aantal strafrechtelijke kantonzaken is recentelijk gestegen door een toename van het aantal Mulderzaken. Hierdoor stijgt de werkhoeveelheid. De rechtspraak heeft even tijd nodig om in te spelen op de toename van het aantal Mulderzaken. Ik ga ervan uit dat de productie zich de komende periode hierop zal aanpassen, waardoor de werkhoeveelheden op dit onderdeel weer snel op het normale niveau komen te liggen. Er is het Prijsakkoord 2014–2016. Men heeft in de onderhandelingen daarover 16 miljoen extra ruimte gekregen voor de strafrechtsector. Dat is weer doorberekend in de prijzen. Er is ruimte om zelf een oplossing te kiezen voor dat punt.

Mevrouw Helder en de heer Oskam spraken over de organisatorische knelpunten in de strafrechtketen. Mijn ervaring is dat die primair op regionaal niveau liggen. OM en rechtspraak pakken die knelpunten in de regio's op korte termijn aan en lossen die op. Dit leidt tot verbetering van concrete organisatorische knelpunten op het gebied van onder meer werkhoeveelheden, kwaliteitstoetsing en de inzet van de zittingscapaciteit. Daarnaast hebben OM en rechtspraak een landelijke taskforce opgericht. Deze heeft inmiddels vastgesteld dat sommige knelpunten zich lenen voor een uitwerking op korte termijn. Voor een op de middellange termijn gerichte oplossing is de taskforce momenteel bezig met een diepgaande gezamenlijke analyse. De taskforce zal begin volgend jaar rapporteren over de stand van zaken. Ik monitor de ontwikkelingen op landelijk niveau waar dat nodig is, om actuele knelpunten weg te nemen. Het OM is daarvan een voorbeeld.

De heer Oskam vroeg naar de maatregelen om de oplopende werkhoeveelheden bij het OM weg te werken. Daarnaast vroeg hij welke maatregelen worden genomen om de rechtspraak deze stijgende toestroom van zaken te kunnen laten verwerken. Ik meen dat ik dit net heb gezegd. Allereerst is het aan de rechtspraak zelf en niet aan mij om in te spelen op de ontwikkelingen, zoals een verhoogde instroom van zaken. Door de rechtspraak behandelde zaken worden conform de regels van het bekostigingssysteem bekostigd uit mijn bijdrage aan de rechtspraak. Dat is het verhaal van de 16 miljoen. Er zijn ook nog wat andere bedragen te noemen. Zo is 12,7 miljoen beschikbaar gesteld omdat strafzaken in de afgelopen jaren gemiddeld genomen zwaarder en daarmee duurder zijn geworden. Daarnaast is er 3,6 miljoen extra uitgetrokken ten behoeve van de prijseffecten als gevolg van de OM-afdoening. Verder moet men inspelen op de herziening van de gerechtelijke kaart. Dat is algemeen bekend.

De heer Oskam vroeg wanneer de nieuwe richtlijnen van het OM komen. Het sepotbeleid is al aangepast. De nieuwe Aanwijzing voor de opsporing wordt begin 2014 vastgesteld en daarna geïmplementeerd.

Mevrouw Helder vroeg waar de grens ligt bij de neerwaartse prestaties van het OM. Ik heb de VPS ingesteld om de prestaties te versterken.

Digitalisering is belangrijk en totaal niet te onderschatten. Zij is een zware ambitie voor de organisaties en dus ook voor mij. De ambitie is zwaar, maar reëel. Er is gevraagd naar de voortgang van de digitalisering van de strafrechtketen. In de zomer heb ik een plan op hoofdlijnen vastgesteld. Dit plan wordt nader uitgewerkt en zal aan het einde van het jaar beschikbaar zijn voor besluitvorming. Intussen gaat het werk aan onderdelen die randvoorwaardelijk zijn, zoals wetgeving, volop door. Zo is er een conceptwetsvoorstel in consultatie om het werken met digitale processtukken te reguleren. Ook zijn er enkele proeftuinen in voorbereiding om een nieuwe werkwijze te ontwikkelen en in een zo vroeg mogelijk stadium te toetsen aan de praktijk.

De heer De Wit vroeg wat we hebben geleerd van de ervaringen met GPS. Bij de digitalisering van de strafrechtketen wordt voor een andere aanpak gekozen, zoals ik heb beschreven in mijn brief. Het nieuwe digitale werken wordt incrementeel ontwikkeld. Er wordt gewerkt vanuit een overkoepelend bestemmingsplan om de samenhang te bewaren. Vernieuwingen in en aanpassingen aan systemen of werkwijzen worden in kleine stapjes ontwikkeld en doorgevoerd. Ze worden op beperkte schaal met en door gebruikers beproefd. De wens van gebruikers is immers heel belangrijk. Samen met de gebruikers wordt het ontwikkeld en waar nodig bijgesteld. Pas daarna wordt het in gebruik genomen. Dit maakt het hele proces flexibeler, transparanter en beter beheersbaar.

De heer Recourt vroeg hoe GPS zal worden ingepast. GPS is een bouwsteen van het digitale werken in de strafrechtketen en zal als zodanig blijven bestaan. Het systeem is immers noodzakelijk om zaken te registreren, om het werken met digitale strafdossiers te ondersteunen en om werkstromen binnen de parketten te besturen. De geïnvesteerde gelden behouden dan ook hun waarde.

De heer Recourt (PvdA): Het is goed om te horen dat de GPS-investeringen geen weggegooid geld zijn. Ik heb nog wel een praktische vraag over de stabiliteit van het systeem. Enige tijd geleden hoorde je met regelmaat uit de praktijk dat de officier even naar de rechter moest lopen om te vragen of hij even in het papieren dossier mocht kijken, omdat het systeem weer plat lag. Zo kun je geen zittingen voeren. Wat is de stand van zaken?

Minister Opstelten: Het GPS als systeem is stabiel, dus je hoort er weinig meer van. Van tijd tot tijd valt er een platform voor de ondersteuning uit, maar als zodanig is het gangbaar, zoals ik heb geschreven. We weten allemaal dat een gedeelte ervan niet gelukt is, maar dat het voor standaardzaken en als bouwsteen voor het digitale werken in de strafrechtketen wel kan blijven bestaan. Die functie kan het vasthouden en waarmaken.

De heer Recourt (PvdA): Als ik het goed begrijp, wordt het registratiesysteem voor de organisatie van het parket overgenomen in het nieuwe systeem. Het is wat minder succesvol gebleken als het gaat om het digitale dossier op zitting voor de officier van justitie. En dat wordt anders?

Minister Opstelten: Ja, het blijft overeind en behoudt zijn functie bij het ondersteunen van digitaal werken met strafdossiers en het besturen van de werkstromen binnen parketten. Dat is heel belangrijk. Vorig jaar hebben we er ook over gesproken. Er is goed naar gekeken. Ik heb hierover een brief gestuurd. Dat is de kern. Ik denk dat we dit zullen meenemen in het programma dat eraan komt, om duidelijk aan te geven wat er gaat gebeuren en hoe zich dat verhoudt tot het GPS-systeem.

Er is ook gevraagd hoe ik de digitalisering van de strafrechtketen denk te bewerkstelligen en te betalen. In 2016 is digitale informatie-uitwisseling, ook met de advocatuur en de burger, de norm in de keten. Om deze doelstelling te bereiken zal gebruik worden gemaakt van bestaande voorzieningen. Vernieuwingen in en aanpassingen aan systemen of werkwijzen worden in kleine stappen ontwikkeld en doorgevoerd. Zeer binnenkort, namelijk in 2014, worden de proeftuinen in Groningen en in Rotterdam gestart. Binnen de begrotingen van de ketenpartners is budget gereserveerd voor digitalisering.

De heer Van der Steur verzoekt om in overleg te blijven met de Raad voor de rechtspraak over digitaal werken. Uiteraard doe ik dat. Er is ook gevraagd om goede afstemming met het KEI-project. Dat is ook een heel grote hervorming. In het privaatrecht, de burgerlijke rechtsvordering en het bestuursrecht zijn dat twee heel grote projecten, met heel specifieke, ingewikkelde wetgeving. Dat is ook een heel grote wens van de rechtspraak. Daarover is iedereen wel positief, maar dat is een grote hervorming, met een grote ambitie. We moeten ervoor zorgen dat VPS en KEI goed naast elkaar staan, maar dat we het ook doen als er in verband moet worden gewerkt. Dat was het, voorzitter.

De heer Oskam (CDA): Ik had nog een vraag gesteld over het wetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging, maar ik zie dat de Staatssecretaris daarop ingaat, en over de taps die mislukt zijn. Het gaat niet alleen om het creëren van bewijs, maar het is ook vervelend voor de rechtspraak, want advocaten zullen dadelijk zeggen dat er misschien ontlastend bewijsmateriaal is kwijtgeraakt. In een urgent geval, bijvoorbeeld een ontvoering, kan het iemands leven kosten als je die taps mist. Ik hecht er toch aan dat er een soort noodvoorziening komt.

Minister Opstelten: Excuus dat ik dat even vergat, maar de heer Oskam noemt dit terecht. In de brief die ik heb geschreven, wordt dat ook aangegeven. Daar loop je zelf ook tegenaan, wat er met dat tapsysteem is gebeurd. Dat zal voor mij zeker aanleiding zijn om een nader gesprek te voeren met de politie, die dat tapsysteem beheert. Dat heb ik al ingezet. Ik zal de gedachten van de heer Oskam daarbij zeker meenemen.

De heer Bontes (Bontes): Ik had gevraagd om een antwoord op de stijging van het aantal sepotzaken volgens het WODC-rapport. Ik weet niet of dat een vraag is voor de Staatssecretaris, maar dat denk ik niet. Ik denk dat dit een vraag voor de Minister is.

De voorzitter: Daar komt zo meteen antwoord op.

De heer De Wit (SP): Ik had ook gevraagd om nog even in te gaan op de brief van 14 november. Op pag. 10 staat over de productie: «Het algemene beeld is dat er ten opzichte van vorig jaar sprake is van een lichte daling van zowel de instroom als de productie.» Dat wordt dan uitgesplitst in diverse soorten zaken, bijvoorbeeld zittingsgereed of onderhanden. In combinatie met het bericht dat gisteren naar buiten kwam, lijkt het erop dat de verbetering in de prestaties tot stilstand is gekomen.

Minister Opstelten: Op dat laatste ben ik al twee of drie keer ingegaan. Het gaat om cijfers in het grote, dikke CBS-rapport. Daar heb ik net iets over gezegd. Aan de ene kant zijn de cijfers iets minder. Aan de andere kant is het een heel klein verschil ten opzichte van 2015. Bij de ophelderingspercentages zijn er heel kleine verschillen. Ik heb daarover gezegd dat er in 2012 20% minder misdrijven zijn opgelost. In 2012 werd er ook 15% minder criminaliteit geregistreerd. Als er minder criminaliteit is, ... Die criminaliteit daalt nog steeds, en behoorlijk. Ik heb een voorbeeld genoemd waar ik in mijn eigen stad tegenaan loop. Daar is het veel meer gedaald dan 15%. Het ophelderingspercentage daalde in dezelfde periode gering naar 23,7 in 2012. Ik zei erbij dat er maatregelen zijn genomen in de strafrechtketen. De eerste brief was van juli 2013, dus de effecten van die maatregelen moeten nog komen. Je kunt wel zeggen dat de criminaliteit over de hele linie daalt. Ik zeg altijd: waar criminaliteit daalt, zijn er ook minder zaken. Dat moeten we ook goed beseffen.

Mevrouw Helder (PVV): Ik heb in mijn spreektekst letterlijk gezegd – en collega De Wit haalt dat terecht aan – dat de Minister hier dezelfde fout maakt als de onderzoekers. Het aantal aangiftes daalt, de geregistreerde criminaliteit daalt, dus het aantal misdrijven is gedaald. Dat verband kun je gewoon niet leggen. Dat klopt niet. Dat hoor ik de Minister hier ook doen. Het is te moeilijk om uit te gaan van de feitelijke criminaliteit, omdat je het niet weet. De politie gaat uit van wat er geregistreerd is. Je kunt dan niet zeggen dat het aantal misdrijven dus is gedaald. Dat hebben we in verschillende AO's besproken. Ik blijf daarop hameren.

Minister Opstelten: Ik heb het natuurlijk over geregistreerde criminaliteit, laat daarover geen misverstand ontstaan. Volgens de Rekenkamer hebben we het de afgelopen dertig jaar niet goed gedaan in de strafrechtketen en had dit veel beter gemoeten. Het is aan ons om dat te laten zien. We hebben het rapport van de Rekenkamer in dank ontvangen.

Mevrouw Helder (PVV): In dat kader is het ook zo belangrijk dat de burger bereid is, bereid blijft en nog veel meer bereid wordt om aangifte te doen. Dan krijgen we steeds meer geregistreerde criminaliteit en dan hebben we misschien beter zicht op de cijfers, want nu verhullen we toch een heleboel.

Minister Opstelten: Dat zijn wij met elkaar eens, vandaar dat er vierkant wordt gefocust op die aangifte. Fijn dat u dat steunt. Wij hechten ook veel waarde aan de cijfers over het subjectieve veiligheidsgevoel bij de burger. Dan gaat het om de waardering voor de politie, of men zich veilig voelt of onveilig, en dat soort zaken. Wij hebben ook het gevoel dat dit vooruitgaat. Daarvoor hebben wij ook een target gesteld. Dat moet je met elkaar in verband brengen.

Naar aanleiding van het onderzoek van de Rekenkamer mag de politie formeel niet meer seponeren. Dat moet het OM doen. Dit is een verschuiving van de politie naar het OM. Dit is een formeel punt en het zegt niets over de prestaties van de politie en het Openbaar Ministerie.

De heer Bontes (Bontes): Ik heb nog steeds geen antwoord gekregen op mijn vraag over de stijging van het aantal sepotzaken.

Minister Opstelten: Dat heb ik net gezegd. Sommigen willen het graag twee keer horen. Daar heb ik ook weleens last van. Ik zal het verduidelijken. De heer Bontes is benieuwd. Dit beeld van de stijging van de sepots is ook naar aanleiding van het onderzoek van de Rekenkamer. De politie mag formeel niet meer seponeren. Dat mocht vroeger wel. Dat moet het OM doen. Men begrijpt wat er dan gebeurt; verschuivingen van politie naar het OM. Dat is dus een formeel punt en dat zegt niets over de prestaties van de politie of het Openbaar Ministerie.

De heer Bontes (Bontes): Met alle respect, het signaal is dat de helft van alle zaken wordt geseponeerd. Dat is het beeld dat er is neergezet. Mijn argumentatie is dat er heel veel politiecapaciteit verloren gaat. Dan kun je er toch niet aan voorbijgaan en gewoon zeggen: de politie mag niet meer seponeren, dat is een formeel punt. Dit is toch heel zwaar? Er worden duizenden uren politiecapaciteit weggegooid in de keten, daar ben ik van overtuigd. De Minister stapt er zo overheen en zegt: ja, niets aan de hand, doorlopen, het is een formeel puntje. Dat is toch de rechtsstaat op zijn kop?

Minister Opstelten: Mag ik het nog een keer zeggen? Voor sommigen is het heel goed om het drie keer te doen. Het is naar aanleiding van het onderzoek van de Rekenkamer. Dat is nu even het punt. U citeert cijfers van 2012, uit het rapport van de Rekenkamer, dus dat is van voor die tijd. Wij pakken dit nu aan. Dan help ik u even. Waar het in de cijfers om gaat, is dat de politie formeel niet meer mag seponeren. De politie en het Openbaar Ministerie worden nu bij elkaar opgeteld. Begrijpt u? Het heeft niets te maken met een mindere prestatie ten opzichte van het vorige jaar. Je kunt wel zeggen dat het te veel is, dat is een punt twee, maar het is niet anders dan andere jaren, wat dat betreft. Het sepot is een heel belangrijk punt in het kader van de strafrechtketen, waarover wij het vandaag hebben.

Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Dank aan de leden voor hun inbreng in eerste termijn. Niet iedereen heeft gesproken over de portefeuille die onder mijn verantwoordelijkheid valt, maar ik zal de punten nalopen.

De heer Oskam heeft een opmerking gemaakt over het wetsvoorstel Dadelijke uitvoerbaarheid van gevangenisstraffen. Zoals in het regeerakkoord staat: twee jaar in het algemeen en bij straffen van een jaar of meer als er sprake is van een slachtofferdelict. Hij zegt dat het eigenlijk helemaal geen zin heeft om dat wetsvoorstel in te voeren, omdat artikel 75 van het Wetboek van Strafvordering voldoende mogelijkheden biedt voor de rechter om bij een veroordelend vonnis over te gaan tot voortzetting van de voorlopige hechtenis. Daar heeft de heer Oskam op zichzelf gelijk in, maar er zijn nog wel wat uitzonderingen op te maken. We hebben een schatting gemaakt van de zogenaamde vrije voeters, mensen die bijvoorbeeld worden veroordeeld voor een zedendelict, die vaak niet in voorlopige hechtenis zitten, terwijl er wel sprake is van een slachtofferdelict. Alleen het bevel tot gevangenneming biedt dan de mogelijkheid om te beginnen met een voorlopige hechtenis na een eerste veroordelend vonnis van de rechtbank. Het gaat om iets meer dan 400 zaken per jaar, maar daar kent de wet nu geen mogelijkheid voor.

De heer Oskam weet ook dat bij een bevel tot gevangenneming de gronden en ernstige bezwaren zich verdicht of verdiept hebben. Dat is bijna nooit het geval. Er zijn maar heel weinig rechtbanken die een bevel tot gevangenneming afgeven bij een vonnis van meer dan twee jaar of meer dan een jaar met een slachtofferdelict. Bij de allerhoogste vonnissen, van tien jaar of meer, wordt er soms een bevel tot gevangenneming afgegeven. Het is dus wel degelijk noodzakelijk om voor die vrije voeters, meer dan 400 zaken per jaar, in slachtofferdelicten de mogelijkheid te scheppen om direct te beginnen met de executie. Daar ziet dit wetsvoorstel op. In artikel 75 gaat het om voorlopige hechtenis. Dat biedt daartoe geen mogelijkheid. Dit gaat juist om de gevallen waarin er geen sprake is van voorlopige hechtenis. Ik hoop dat dit voldoende helder maakt dat het wetsvoorstel dadelijke uitvoerbaarheid een heel eigen invulling moet krijgen.

De heer Bontes sprak over straffen die niet ten uitvoer worden gelegd. Volgens het Rekenkamerrapport gaat het om 16% van de vrijheidsstraffen. Daarbij zijn wel enkele kanttekeningen te plaatsen. In dat rapport gaat het om de door het CJIB uitgezette vrijheidsstraffen. Daarbij gaat het om 16% verjaring, maar de Rekenkamer heeft niet de zaken meegenomen waarin voorlopige hechtenis wordt toegepast. Alle zaken waarbij voorlopige hechtenis is toegepast, leidend tot een veroordelend vonnis, zitten daar niet in. Als je die veroordelende vonnissen erin verdisconteert, kom je op een percentage dat lager is dan 10. Dat is nog steeds te hoog, daarover zijn de heer Bontes en het kabinet het eens, maar dat is niet 16% zoals in het Rekenkamerrapport staat.

Aan het beeld dat ik nu schets, wordt gewerkt door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het Ministerie. Wij verwachten in de eerste maanden van 2014 een beter beeld te hebben. Als het gaat om de vraag hoeveel opgelegde vrijheidsstraffen ten uitvoer worden gelegd, is de streefnorm van het kabinet 92%, zoals wij ook aan de Kamer hebben gecommuniceerd. Daarop kan zij de Minister en mij aanspreken. Gemiddeld zouden wij willen uitkomen op 8% uitval, dus die 10% waar wij nu op zitten bij de vrijheidsstraffen, is nog steeds te hoog.

De heer Bontes sprak ook over geldboetes. Volgens de Rekenkamer wordt 14% van de geldboetes niet ten uitvoer gelegd. Daar is sprake van executieverjaring. Ik merk hierbij op dat de Rekenkamer het alleen heeft over geldboetes die zijn opgelegd door de zittende magistratuur en niet over geldboetes die in een eerder stadium door het OM worden afgedaan, op een OM-zitting. Dat percentage van 14% ZM is te hoog. Het streven van het kabinet is om dat terug te dringen, zoals al eerder is bericht. Het programma Uitvoering Strafrechtelijke Beslissingen is opgezet, met de bedoeling om de aansturing bij de executie van de geldboetes volledig centraal neer te leggen bij het Centraal Justitieel Incassobureau, ook voor enkele onderdelen waarop dit nu nog niet gebeurt. Op die manier denken wij dat uitvalpercentage mee te nemen. Dat is 14% voor ZM, maar lager als je kijkt naar het OM-gedeelte.

De heer Recourt heeft bemoedigende en aanmoedigende woorden gesproken over de regie op de executieketen. Ik heb goed begrepen dat zijn fractie zich erin kan vinden dat de start en de regie van de executie voor een groot gedeelte op centraal niveau komen te liggen en in een aantal individuele situaties op het terrein van het Openbaar Ministerie. Van de zijde van het departement hebben wij daarover goede afspraken kunnen maken met het Openbaar Ministerie. Deze worden nu geïmplementeerd. Het instituut dat zich er binnen het Centraal Justitieel Incassobureau mee bezighoudt, is klaar om ermee te beginnen. We hopen in de eerste maanden van 2014 met de uitvoering te starten.

De heer Recourt heeft ook nog aandacht gevraagd voor de te agressieve incasso, waarin geen ruimte is. We hebben hierover ook bij de begroting gesproken. Ik heb toen ook gezegd dat dit de aandacht heeft van het kabinet. Ik wijs erop dat de Ombudsman in de brief van 19 november aan het Centraal Justitieel Incassobureau heeft geschreven grote verbeteringen te zien. Wij denken dat de slag om dat anders te organiseren is gemaakt. De Ombudsman schrijft letterlijk dat hij heeft bemerkt dat alle partijen oprecht op zoek lijken naar een oplossing voor schrijnende gevallen, zonder afbreuk te doen aan het beginsel dat verkeersboetes, want daar ging het over, moeten worden betaald. Het heeft de aandacht van het kabinet. In 2012 heeft het Centraal Justitieel Incassobureau namens het OM 7.000 betalingsregelingen getroffen, omdat er sprake was van ernstige schulden. Daarbij ging het bijna altijd om een combinatie van een strafrechtelijke boete en een verkeersboete.

De heer Recourt (PvdA): Ik heb ook gesproken met het CJIB, dus ik herken wat de Staatssecretaris en de Ombudsman zeggen. Vorige week hebben we het er ook over gehad. Soms zit het knijp in de regelgeving. Ik ga ervan uit dat het kabinet daar nog naar kijkt en naar de Kamer komt met een voorstel.

Staatssecretaris Teeven: We hebben vorige week ook gesproken over de minnelijke schuldsanering. Er zijn ook nog 5.500 regelingen getroffen door de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet. Er zitten enkele knelpunten in die regelingen. Ik heb vorige week tijdens de begrotingsbehandeling toegezegd dat wij daar zo snel mogelijk op terugkomen.

De heer Oskam sprak over een bezuiniging van 35 miljoen op de reclassering. Wij komen bij lange na niet aan zo'n bedrag of percentage. We komen niet verder dan ongeveer 6% bezuiniging op 3RO, oplopend over de periode van 2012 tot 2018. Wij herkennen totaal niet dat er meer dan 20% op wordt bezuinigd. Er wordt wel bezuinigd op de reclassering, maar we praten over een organisatie die in de periode van 2006 tot 2012 eerst altijd meer heeft gekregen en later minder meer, zoals ik al heb gezegd. Deze loopt nu voor het eerst mee in een taakstelling. Dat vraagt natuurlijk grote inspanningen van de organisatie, geen misverstand daarover, maar het is wel logisch dat in een tijd waarin ook bij Veiligheid en Justitie moet worden bezuinigd, ook de reclassering daaraan een bijdrage moet leveren.

De heer Van der Steur noemde het taakstrafloket in Amsterdam een goede zaak. Dat is zeker zo. Op het Ministerie wordt bezien of er mogelijkheden zijn om die methode uit te rollen naar andere plaatsen in het land. Je moet het zo zien dat het volume aan taakstraffen in Amsterdam substantieel hoger ligt dan in andere plaatsen. Als het volume minder wordt, wordt het ook minder makkelijk om die uitrol op dezelfde wijze te doen plaatsvinden. Er zitten ook nog andere haken en ogen aan die taakstraffen. Deze zijn alleen mogelijk in zaken waarin geen appel of hoger beroep wordt ingesteld, bijvoorbeeld bij een uitspraak van de politierechter. Als er geen hoger beroep is ingesteld tegen een door de politierechter of de meervoudige kamer opgelegde taakstraf, kun je meteen afspraken maken met het taakstrafloket. Dan moet de aantekening van het vonnis ook heel snel worden verwerkt. We zien daarvoor zeker meer mogelijkheden, want het is een buitengewoon effectieve werkwijze om dat snel te doen, maar dat lukt niet overal.

Ik ben het ook eens met de opmerking van de heer Van der Steur dat er zo weinig mogelijk tijd moet verstrijken tussen het moment van aanvang van de uitvoering van zo'n taakstraf en het moment van oplegging. Het is buitengewoon ongewenst dat mensen een straf krijgen opgelegd door de strafrechter en dat het dan heel lang duurt voordat die straf ten uitvoer wordt gelegd. De inspanningen van het kabinet zijn erop gericht om de doorlooptijd tussen de uitspraak en de aanvang van de executie zo kort mogelijk te maken. Ik heb enige tijd geleden al gezegd dat het heel belangrijk is om ernaar te streven dat er binnen 30 dagen een aanvang wordt gemaakt met de executie in het algemeen. Het uitgewerkte vonnis of een aantekening vonnis zou dan ter beschikking moeten komen van het CJIB, zodat het executietraject daadwerkelijk kan worden ingezet. Dat is de insteek van het kabinet, want de Minister en ik vinden het buitengewoon belangrijk om de pakkans te verhogen en ervoor te zorgen dat, als er een straf wordt opgelegd, deze snel en effectief ten uitvoer wordt gelegd.

Ik denk dat ik hiermee de vragen heb beantwoord die mij regarderen.

De voorzitter: Dank u wel, Staatssecretaris. Daarmee zijn wij gekomen aan het eind van de eerste termijn van de bewindspersonen. Ik zie dat er bij de collega's behoefte is aan een korte tweede termijn, met twee minuten spreektijd.

Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording. Dat geldt natuurlijk ook voor de Staatssecretaris, ook al heb ik aan hem geen vragen gesteld. Om je dromen waar te maken moet je wel wakker worden. Zo klinkt de Minister toch wel een beetje. Ik hoor een hoop ambitie, en dat is prima. Gelukkig gaat de Minister ook wel in op het heel lijvige rapport over criminaliteit en rechtshandhaving, maar hij gaat toch enigszins voorbij aan de problematiek. Hij haalt er een project in Rotterdam uit, waarover wij vandaag een artikel hebben kunnen lezen in Trouw. In dat artikel staat dat het Veiligheidshuis vermoedt dat het dalende aantal delicten samenhangt met de persoonsgerichte aanpak, maar dat dit verband moeilijk is te leggen, omdat je niet weet hoe de daders zich zonder de hulp hadden gedragen. Nogmaals, het klinkt allemaal ambitieus, en met twee voeten op de grond kom je ook geen stap verder, maar we gaan er toch nader over van gedachten wisselen in het AO dat wij hierover gaan hebben. Ambitie is goed en controleren ook, dus dat gaan we ook doen. Ik sluit af met de oude sokken, want dat blijft toch leuk. Het is maar goed dat er geen luchtje aan zit, maar wel geld. Wat de PVV betreft zal dat op enig moment toch wel nodig zijn, met de ambities die wij gehoord hebben. Als je het niet meer trekt, moet je duwen.

De heer Oskam (CDA): Voorzitter. Eén organisatie is nog onbesproken gebleven, namelijk het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). De Minister stelt dat er in 2012 op het NFI is bezuinigd zonder dat de productiecapaciteit is aangetast. De vraag is of dat in de toekomst zo blijft. De directeur van het NFI, Tjark Tjin-A-Tsoi, heeft van de zomer gezegd dat de bezuinigingen mogelijk consequenties hebben voor het aantal analyses dat het NFI kan doen. Dat klinkt niet bemoedigend, zeker niet omdat het NFI de laatste jaren in zwaar weer zat qua kwaliteit. Er zijn enkele universiteiten en particuliere forensische bureaus die in dat gat willen springen. Hoe verhoudt de toekomstige productiecapaciteit van het NFI zich tot de bezuinigingen? De NFI-directeur heeft geconstateerd dat er nog steeds koudwatervrees is bij politie en OM om op nieuwe forensische technieken te vertrouwen. Ik vind dat wel gek, maar ik snap dat het in die zin logisch is dat de rechter er ook aan moet wennen. Er zijn heel veel nieuwe mogelijkheden en toepassingen, ook bij cold cases. Ik hoor hierop graag een reactie van de Minister.

De heer Van der Steur (VVD): Ik merk even op dat de heer Oskam natuurlijk heel goede en interessante vragen stelt, maar de vraag rijst of het niet handiger is om dat in het algemeen overleg over forensisch onderzoek te doen. Daarbij kunnen wij dan ook de recente brief van de Minister over de forensische wereld betrekken. Is het de bedoeling van de heer Oskam om dat nu te bespreken, in het kader van de strafrechtketen, waar het NFI geen onderdeel van is? Of is het beter als dat plaatsvindt in het algemeen overleg over specifiek forensisch onderzoek, zodat we in de breedte kunnen kijken, ook naar andere aanbieders dan het NFI?

De heer Oskam (CDA): Ik vind het ook prima om het op een later moment te doen, maar ik vind wel dat het NFI onderdeel is van de strafrechtketen. Het NFI speelt natuurlijk een belangrijke rol in de opsporing. Als de Minister er kort op kan antwoorden, dan heel graag, en anders bewaar ik deze vragen nog even voor dat AO.

De heer Bontes (Bontes): Voorzitter. Allereerst bedank ik de bewindspersonen voor het beantwoorden van de vragen. Alle onderdelen van de keten bevinden zich in meer of mindere mate in een reorganisatieproces. Zij hebben allemaal te maken met een taakstelling. De politie is beland in een van de grootste reorganisaties in de Nederlandse geschiedenis. Ik maak mij door die reorganisatie ernstige zorgen over de prestaties in de keten. Waarom? Omdat een wetmatigheid is dat alle organisaties die zich in zulke megareorganisaties bevinden, uiteindelijk minder gaan presteren. Dat zal ook hier gaan gelden. Los van de implementatie van allerlei systemen zal dit proces heel moeizaam gaan. Ik maak me daar echt zorgen over. Het voorbeeld van dat breekijzer, met die opsporingsindicatie waarmee iemand aangifte kwam doen, is geen uitvergroot voorbeeld, maar een realistisch voorbeeld, zoals je dagelijks hoort.

Ik vind nog steeds dat de Minister zich er makkelijk van afmaakt als het gaat om het aantal geseponeerde zaken. Ik heb concreet gevraagd wat hij ervan vindt dat er zo veel wordt geseponeerd. Ik krijg ook berichten van politiemensen dat zij de indruk hebben dat het OM bewust seponeert, ook als een zaak eigenlijk nog niet rijp is voor sepot, om de werkdruk te verminderen. Dat zijn concrete klachten van politiemensen. Zij geven dat niet aan omdat zij het leuk vinden om te klagen, maar omdat zij dat menen. Wat dat betreft vind ik het makkelijk om te zeggen dat het in het systeem zit en dat we het maar een beetje moeten oplossen. Ik vind dit echt heel kwalijk en ik zou het op prijs stellen als de Minister er nader op inging.

De heer De Wit (SP): Voorzitter. Ik dank de Minister dat hij zijn inspanningen met het oog op 2016 als een resultaatsverbindtenis ziet. Dat is een heel belangrijke opmerking van de Minister, omdat wij als controleur van de overheid dan kunnen vragen hoever wij daarmee zijn. Om nog maar een keer over onze zorgen te spreken, onze zorg betreft de enorme omvang van de bezuinigingen, die toch een grote druk zullen leggen op dat hele traject dat nu is ingezet. Daar zullen wij ook scherp op letten. Dat geldt voor het gehele project. Ik wil niet zeggen dat wij de Minister hinderlijk zullen volgen, maar wij zullen wel heel scherp kijken naar de vervolgrapportages. Ik dank de Minister voor zijn toezegging dat het op een bepaalde manier inzichtelijk wordt gemaakt voor de komende periode.

De heer Recourt (PvdA): Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de woorden van mijn voorganger dat het de rol van deze Kamer is om het kabinet kritisch te volgen op dit ambitieuze en daarmee ook kwetsbare onderdeel. Ik heb nog een paar concrete puntjes. Het kan zijn dat ik het antwoord van de Minister heb gemist op mijn vraag of zedenzaken tussen zwaar en ZSM blijven liggen. Ik krijg daar nog graag antwoord op. Mijn tweede puntje betreft de automatisering. We hebben kunnen constateren dat GPS voor een deel mislukt is, namelijk als het gaat om het digitaal dossier op zitting. Het gaat op in andere systemen, waaronder VPS. Dankzij mijn buurvrouw kon ik een recente brief lezen die ik nog niet had gezien. Het gaat mij toch een beetje duizelen, want er blijken twee KEI-systemen te zijn. Een KEI-systeem van het Ministerie en een KEI-systeem bij justitie zelf. Ik zal het daarbij laten, want mijn buurvrouw gaat er ook vragen over stellen. Ik hoor hierop graag wat meer toelichting.

Mijn laatste punt betreft de uitval in de executieketen. Ik ken dit kabinet als een kabinet met veel ambitie. De Staatssecretaris zegt dat hij 8% wil halen. Dat vind ik nog veel. Helemaal aan het eind van de trechter die justitie is, als er eindelijk wat uit is gekomen bij de rechter, gaat er nog 8% verloren. Kan de Staatssecretaris een beeld geven waarom de ambitie niet nog een slagje sterker kan? Ik snap dat 100% niet haalbaar is, maar 8% lijkt mij nog wat hoog.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. Zoals u ziet, zit ik ingeklemd tussen de coalitie. Soms wil ik ook wel even helpen als zij de stukken niet bij zich hebben. De heer Van der Steur tamboereerde erop dat hervormingen twintig jaar zijn blijven liggen en dat dit kabinet met verve aan de slag is. Ik wijs erop dat Kok-I, van 1998 tot 2002, met een Minister van VVD-huize, die hervormingen kennelijk ook heeft laten liggen. Ik heb nog een vraag aan de Minister over dat format dat ik heb gevraagd. Hij zegt dat hij met een monitor komt. Dat is prima, maar dan hoop ik wel dat het op een eenduidige manier wordt gepresenteerd, ook met het tijdpad waar ik om heb gevraagd.

Ambitie is prima, maar mijn fractie blijft zich zorgen maken over het tempo waarin de Minister te werk wil gaan. Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer De Wit dat wij het kabinet kritisch blijven volgen op dit punt; ik zou wel willen zeggen: hinderlijk. Ik wijs erop dat de Minister in de brief van november nadrukkelijk aangeeft dat hij samen met het OM de uitvoering van de OM-begroting voor 2013 van maand tot maand volgt. Ik ga ervan uit dat hij dat in 2014 blijft doen en dat hij bijspringt als er echte knelpunten zijn. Er is een heel uitgebreide brief gekomen over ICT. Ik moest deze ook even scannen, omdat deze niet bij mijn stukken zat, maar ik kreeg hem wel op mijn iPad. Wat ik daar niet in lees, is dat de systemen van de politie, het Openbaar Ministerie en de rechtbank uiteindelijk aan elkaar worden gekoppeld, zodat er sprake kan zijn van een elektronisch dossier dat al bij de politie wordt ingevoerd. Dan hebben wij niet meer die hele vertoning dat er stapels papier moeten worden ingescand. Dat lees ik niet helder in die brief. Is dat de bedoeling? Zo ja, wanneer wordt dat uitgevoerd?

De heer Van der Steur (VVD): Voorzitter. Allereerst dank aan beide bewindspersonen voor de beantwoording van de ook door mij gestelde vragen. Ik realiseer mij heel goed dat wij vandaag een wandeling hebben gemaakt onder leiding van twee trotse bewindspersonen door een in verbouwing zijnd huis. Dan zijn er altijd twee soorten mensen. De ene soort kan door de verbouwing heenkijken en zien wat het gaat worden. De andere soort schrikt terug van de enorme verbouwing, het stof dat overal ligt en de losliggende emmers met verf en de kwasten. Ik denk dat het heel goed is dat wij ons realiseren dat verbouwingen ook serieuze risico's met zich brengen. Op dat punt is een positief-kritische houding van de Kamer tegenover die hervorming noodzakelijk. Wij zullen daar zeker kritisch naar kijken, ook van de zijde van de VVD-fractie. Natuurlijk zijn er veel dingen waarover wij ons zorgen kunnen maken, maar desondanks spreken wij ook weer vertrouwen uit in deze bewindspersonen, maar met name in de organisaties die de hervorming en de verbouwing zelf vorm moeten geven. In de afgelopen maanden heb ik een enorm enthousiasme en bereidwilligheid gezien in de hele strafrechtketen, vanaf de politie tot aan de reclasseringsorganisaties, om er ook echt wat van te maken en er met z'n allen voor te zorgen dat Nederland veiliger wordt. Daar is het uiteindelijk om begonnen. Ik merk in de richting van collega Berndsen op dat je aan het kabinet Kok-I, ook wel het Paarse kabinet genoemd, kunt zien dat het voor de VVD uitmaakt wat de slagkracht is van de mensen met wie je samenwerkt, omdat soms niet alle partijen even hervormingsgezind zijn in zo'n kabinet. Dan krijg je net niet voor elkaar wat je zou willen. Ik ben heel blij dat dit kabinet en het vorige kabinet die hervormingsagenda streng hebben ingezet en daarmee ook resultaten hebben geboekt.

Minister Opstelten: Voorzitter. Dank voor de bijdragen in tweede termijn. Ik waardeer de positief-kritische houding. Natuurlijk zijn er verschillen in appreciatie en zorgen, die door de een zwaarder worden aangezet dan door de ander. Maar ik proef wel dat men zegt: als we dit voor elkaar krijgen, steunen we het. Dat is belangrijk. Ik waardeer het dat sommigen zorgen hebben dat we het niet halen. Die zorgen delen wij niet, maar wij hebben natuurlijk ook wel zorgen, omdat dit gigantische hervormingen zijn. Daarom heb ik KEI nog even genoemd. Juist om die reden vinden wij het geweldig dat wij die uitdaging gestalte mogen geven in wetgeving en in aansturing van die processen. Dat wordt telkens bevestigd. Wij waarderen die positie en zo proef ik het ook.

Er zijn nog een paar vragen. De heer Oskam vroeg naar de bezuinigingen bij het NFI. Het NFI moet inderdaad net als andere organisaties in de strafrechtketen bezuinigen. Op 19 februari is er een AO gepland, daar doelde de heer Van der Steur op. Het is inderdaad goed om dan even het rapport van de commissie-Winsemius en mijn reactie daarop te bespreken. Ik kan nu al zeggen dat politie en OM nauw en intensief met het NFI overleggen over de capaciteitsinzet van het NFI. Voor 2014 is er in het jaarplan van het NFI geen capaciteitsreductie, met een streep onder «geen».

De heer Bontes sprak ook zijn zorgen uit en sprak nog even over het sepot. Ik hoef dat punt niet te herhalen. Een richtlijn is dat de politie die sepots niet meer doet en dat het OM dat doet. Dan kom je uiteindelijk tot dezelfde cijfers. Dan is er geen achteruitgang, maar het OM geeft wat meer sepots dan vroeger, omdat politie en OM bij elkaar opgeteld worden. Als de politie klaagt over het OM, is er ook reden voor het OM om te klagen over de performance van de politie. Daarom zijn wij hier; om te komen tot een kwaliteitsimpuls voor de strafrechtketen, leest u het Rekenkamerrapport. Wij zullen er medio 2014 op terugkomen, wanneer wij de eerste resultaten over de strafrechtketen hebben. Ik wil bij de heer Bontes niet achterlaten dat ik het niet serieus neem.

De heer Recourt vroeg naar de doorloop van zeden- en andere zaken. Er wordt breed ingezet op versnelling van procedures in de middencategorie. Dat geldt ook voor de zedenzaken. Ik heb geen indicaties dat zedenzaken niet worden opgepakt. De digitalisering en het wetgevingsprogramma zijn hier voorbeelden van. Daarnaast zijn er veel regionale projecten. Er is echt een enorme toename van inzet van politie en OM op het terrein van zedenzaken. Wij zullen er natuurlijk attent op blijven.

Er waren ook nog enkele vragen over de digitalisering, daar verheug ik mij altijd op. KEI is een programma. Je hebt twee KEI's. Het ene is een wetgevingsdeel bij het Ministerie. Het andere is het project Kwaliteit en Innovatie rechtspraak van de Raad voor de rechtspraak, met de focus op civiele en bestuursrechtspraak. Daarnaast is er KEI-straf. Daarmee worden verbeteringen op het gebied van het strafrecht geregeld. De digitale component daarvan sluit aan op VPS. Onder VPS wordt het Wetboek van Strafvordering gemoderniseerd. Korter en bondiger kan ik het niet zeggen. Het was goed voor mij dat deze vraag werd gesteld.

Mevrouw Berndsen vroeg hoe de totale digitalisering van de strafrechtketen eruit komt te zien. Dat wordt geregeld in het programma Digitalisering Werkprocessen Strafrechtketen (DWS). Het plan voor de lange termijn is in 2016 gereed. Dit is het tweede spoor van het programma DWS.

Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. De heer Recourt zei dat een ambitie van 92% mooi is, maar dat het nog een tikje strakker zou kunnen. Waarom kan dat niet strakker? Laat helder zijn dat het uitgangspunt van het kabinet is dat iedereen die straf krijgt, deze moet ondergaan. We hebben heel veel mensen die een straf moeten ondergaan die korter is dan drie maanden, namelijk ongeveer 80%. Maar we hebben ook vreemdelingen. Daarvoor kennen wij de strafonderbrekingsregeling vreemdelingen (SOV). Het zijn in principe mensen die 100% van hun straf uitzitten, maar die de mogelijkheid krijgen om bij een straf tot drie jaar na 50% van hun straf terug te keren naar het land van herkomst. Dan blijft de overige 50% staan. Deze wordt geëxecuteerd als die mensen toch terugkomen in Nederland, maar een gedeelte van die SOV verjaart. Dat is ook meebegroot in die 8%. Dan hebben we ook nog 4% straffen van meer dan een jaar. Dat is een relatief gering aantal waarbij verjaring plaatsvindt. Dat is ook een onderdeel van de 12.000 waarover wij al eerder hebben gesproken. Wij zijn bezig met verhevigde opsporingsinspanningen, om ervoor te zorgen dat al die mensen hun straf daadwerkelijk ondergaan, dus om die kant van het proces terug te dringen.

Het laatste punt betreft de vrije voeters, en daarbij kijk ik ook naar de heer Oskam. Als mensen hun straf in eerste aanleg krijgen opgelegd, moeten zij niet eindeloos op vrije voeten blijven, omdat zij in hoger beroep gaan. Vooral bij slachtofferdelicten is het buitengewoon irritant dat mensen in hoger beroep gaan en in cassatie kunnen en nog steeds op vrije voeten blijven. Dan wordt de kans steeds groter dat zij tot die 8% gaan behoren. Met alle waarborgen die dat wetsvoorstel moet kennen, is het ook goed dat dit in het regeerakkoord terecht is gekomen. Ik ben blij dat de heer Oskam er in tweede termijn niet op terug is gekomen. Daaruit begrijp ik dat bij zijn fractie de overtuiging begint te komen dat dit een goed wetsvoorstel is. Ik zie de inhoudelijke behandeling van dit wetsvoorstel in twee Kamers met vertrouwen tegemoet.

De heer Oskam (CDA): Ik moet hierop wel reageren, voorzitter. Het CDA is geen voorstander van dit wetsvoorstel, omdat wij denken dat deze beslissing bij de rechter thuishoort. Ook in de delicten die de Staatssecretaris noemt, kan de officier van justitie, die de overheid vertegenwoordigt, aan de rechter vragen om iemand gevangen te nemen ter terechtzitting. Die mogelijkheid is er al. De Staatssecretaris zegt dat de ernstige bezwaren zich dan moeten verdichten. Dat is natuurlijk vaak zo. Op dat moment denkt de rechter al dat het waarschijnlijk een veroordeling wordt, en dan zal hij daartoe overgaan. Als hij erover twijfelt, zal hij dat niet doen. Ons idee is dat het geen rechtsstatelijk voorstel is en dat het ook niet nodig is, maar daarover zullen wij in een later stadium met de Staatssecretaris praten.

De voorzitter: Er zijn twee toezeggingen gedaan:

  • De Kamer wordt schriftelijk geïnformeerd over de totaalcijfers over de doelstelling bij het wegwerken van de werkvoorraad van OM en ZM.

  • De Kamer wordt vanaf medio 2014 halfjaarlijks geïnformeerd middels een nieuwe strafrechtketenmonitor.

Ik dank de Minister, de Staatssecretaris, de ambtenaren, het publiek en mijn collega's.

Sluiting 16.40 uur.