Vastgesteld 28 februari 2012
De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie1 heeft op 1 februari 2012 overleg gevoerd met Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie over:
– de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 15 juli 2011 inzake de toezegging permanente educatie door rechters (29 279, nr. 124);
– de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 4 november 2011 inzake de informatie over de inhoud van het nieuwe pakket disciplinaire maatregelen (29 279, nr. 128);
– de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 5 oktober 2011 over de stand van zaken van de uitbreiding van de disciplinaire bevoegdheid jegens rechters (29 279, nr. 125).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, De Roon
De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Nava
Voorzitter: Berndsen
Griffier: Nava
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Berndsen, Çörüz, Dibi, Gesthuizen, Helder, Recourt en Van der Steur,
en minister Opstelten van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
De voorzitter: Ik heet de leden van de commissie, de minister en zijn staf en onze gasten op de publieke tribune welkom.
De heer Van der Steur (VVD): Voorzitter. Ik vind het belangrijk dat wij dit algemeen overleg hebben, omdat de rol die de rechterlijke macht in onze rechtsstaat vervult essentieel is. De positie van de rechterlijke macht is niet alleen op zichzelf onderwerp van discussie in de samenleving, maar ook ten opzichte van bijvoorbeeld het parlement. Het is goed om het daar met enige regelmaat over te hebben. De samenleving is aan het veranderen. De rechterlijke macht heeft in het recente verleden, maar ook eerder, een enorme stap gemaakt door bijvoorbeeld meer te doen met de huidige informatiemaatschappij en met persrechters, maar ook met de openbaarheid van zittingen. Dit heeft zowel positieve als negatieve effecten. De rechterlijke macht is zich er in ieder geval van bewust dat de samenleving verandert en dat dit nieuwe en andere eisen stelt aan de manier waarop zij in de samenleving meedoet. Tegelijkertijd is er kritiek op de manier waarop de politiek zich verhoudt ten opzichte van de rechterlijke macht en andersom. Aan de ene kant wordt de lijn neergelegd dat de politiek zich niet met de rechterlijke macht moet bemoeien en zeker niet ten tijde van een nog lopende rechtszaak. Aan de andere kant zie je dat individuele rechters klachten over de politiek of plannen die er zijn in de politiek in de openbaarheid brengen op persoonlijke titel, terwijl het weerwoord vanuit de politiek dan vrij lastig te geven is. Dit zijn zaken die van belang zijn en waarvan het belangrijk is dat het parlement er open over spreekt.
Ik begin met de maatschappelijke oriëntatie van rechters. Inmiddels beschik ik dankzij collega Çörüz over mijn «eigen» rechter, die met mij meeloopt en van de ene verbazing in de andere valt. Een van die verbazingen is dat wij hier nadenken over wat wij doen, veel meer dan hij had gedacht. Dat vind ik een leuke. Het is heel positief, maar het geeft ook aan dat er nog wel een en ander te winnen is in de communicatie over en weer. Ik ben dan ook erg blij met de brief van de Raad voor de rechtspraak uit juni van afgelopen jaar waaruit blijkt dat de maatschappelijke oriëntatie een essentieel onderdeel is van de nieuwe visie van de rechterlijke macht op de samenleving en de manier waarop rechters daaraan moeten voldoen. Ik heb met instemming gelezen dat 1900 van de bijna 2500 rechters, rechters in opleiding (RIO) zijn die van buiten zijn gekomen en dus minimaal zes jaar ervaring hebben in de samenleving. Ik denk dat het goed is dat ook de andere rechters ernaar streven om zoveel mogelijk maatschappelijke oriëntatie op te doen. Dat is overigens een voorstel dat collega Recourt eerder in de Kamer heeft gepresenteerd.
Ik heb de afgelopen jaren veel gezegd over de mogelijkheid om klachten in te dienen bij de rechterlijke macht. Het digitale klachtenformulier bestond wel, maar was lastig te vinden. Ik heb mijzelf gisteren weer op www.rechtspraak.nl begeven en heb ontdekt dat je met vier muisklikken tot het klachtenformulier komt. Vervolgens moet je dan een datum invoeren waarop je de klacht verder kunt vormgeven. Ik vond dat risicovol, want ik heb geen klacht over de rechterlijke macht in individuele zaken. Ik weet dus niet hoeveel muisklikken er verder nog nodig zijn om een klacht te kunnen indienen. Dit is typisch iets waar een Kamerlid zich niet mee moet bezighouden, maar ik doe het lekker toch. Mijn suggestie is dat je kunt kiezen voor het klachtenformulier en dat je vervolgens vanuit het formulier de keuzes kunt maken. Nu moet je eerst kiezen voor een rechtbank, de datum etc. Het kan natuurlijk gemakkelijker, maar ik ben zeer blij dat mijn opmerking uit 2010 over het klagen bij de rechterlijke macht is opgepakt. Ik complimenteer de minister daarvoor.
Nu nog de vervolgstap: het is essentieel dat de samenleving ziet wat er vervolgens met die klachten gebeurt. Wij weten allemaal dat een deel van de klachten zal gaan over de uitkomst van de zaak. Daar moet je je uiteraard niet mee bezighouden in het kader van een klachtenprocedure. Het is belangrijk dat de rechterlijke macht rapporteert wat er met die klachten gebeurt. Ik stel mij voor dat dit in de jaarverslagen kan. Natuurlijk niet met naam en toenaam, maar geanonimiseerd. Men wil weten of het zin heeft om te klagen, wat er met de klacht gebeurt en of er naar aanleiding van klachten die zijn ingediend met rechters wordt gesproken. Weet de minister al iets van dit element? Als dat niet zo is, wil hij dit dan bespreken met de Raad voor de rechtspraak?
Er is dankzij Het Financieele Dagblad wat commotie geweest over de compleetheid van de lijst van nevenfuncties. De VVD-fractie vindt het van groot belang dat de nevenfuncties van rechters openbaar zijn. Je kunt als justitiabele, als advocaat, zien wat voor iemand je voor je hebt zitten, hoe die in elkaar zit en welke functies hij bekleedt naast het rechter zijn. Dat is belangrijk en moet openbaar en up-to-date zijn. Is dat nu geregeld en weet de minister zeker dat dit in orde is? Wat is de status van de gedragscode van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR)? Wat is de reactie van de minister op het rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) waaruit zou blijken dat de kosten van de rechtspraak zijn gestegen, maar de productiviteit niet?
Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Ik wil allereerst iets zeggen over de benoemingsprocedure van de Hoge Raad. Die wordt inmiddels uitgebreid besproken in de media. Het toetsingskader van de SP voor benoemingen in de Hoge Raad is hetzelfde kader als de Hoge Raad gebruikt voor de voordracht. Het is gebaseerd op de inhoudelijke kwaliteiten en specialismen van de kandidaten, afgestemd op de behoeften van de Hoge Raad op dat specifieke moment. De procedure is echter helaas zeer kwetsbaar gebleken voor schade. Tot mijn spijt kan ik daarover niets zeggen zonder de regels van de vertrouwelijkheid te overtreden. Vast staat echter dat zowel de Hoge Raad als de Kamer een behoorlijke tik op de vingers hebben gekregen in de pers vanwege de gang van zaken. Ik wil dit nooit meer meemaken en denk daarom na over voorstellen om zaken rond de benoeming in de toekomst anders te regelen.
De minister wil maatregelen nemen om het vertrouwen van de mensen in de rechtspraak te herstellen. De SP deelt zijn zorgen hierover. In 2008 organiseerde mijn collega Jan de Wit het symposium Crisis in de Rechtsstaat? Ik heb het rapport hierover al eerder meegenomen, dus de minister heeft het vast gelezen. De toenemende tijdsdruk op rechters en de kwaliteit van de vonnissen hebben zeker invloed op het vertrouwen van burgers. Rechters worden gehouden aan bepaalde quota en kunnen minder tijd besteden aan zorgvuldige rechtspleging. Binnenkort naderen veel zittende magistraten hun pensioengerechtigde leeftijd en zullen vertrekken. Het aantal opleidingsplekken is ook nog eens drastisch gedaald, terwijl sommige rechtbanken klagen over overbelasting. Volgens het jaarplan van de Raad voor de rechtspraak zal de instroom aan zaken stijgen. Je kunt geen blik rechters opentrekken, die mensen moet je eerst opleiden.
Te weinig tijd om zorgvuldig recht te spreken heeft direct invloed op de kwaliteit van vonnissen en op de ervaring van de kwaliteit van vonnissen die mensen hebben. Ook rechters die onvoldoende functioneren wegens ongeschiktheid voor vervulling van het ambt, zorgen voor inhoudelijk onzorgvuldige vonnissen. Mijn collega Jan de Wit vroeg in 2007 om de instelling van een commissie voor interne periodieke toetsing van vonnissen. De kwaliteit van vonnissen draagt immers in belangrijke mate bij aan de acceptatie van die rechterlijke oordelen in de samenleving. Op dit moment is een aantal keren succesvol geëxperimenteerd met het toetsen van vonnissen op hun kwaliteit. De systematiek die hiervoor werd gebruikt bleek succesvol. In hoeverre wordt nu structureel getoetst op de inhoud? Kan deze toetsing ook worden ingezet met het oog op het functioneren van rechters? Of acht de minister dat onwenselijk?
De voorganger van de minister, de heer Hirsch Ballin, sprak in een debat in oktober 2009 over de evaluatiegesprekken die plaatsvinden met rechters. Dit zijn geen functioneringsgesprekken. Die vinden overigens wel plaats met rechterlijke ambtenaren die niet voor het leven zijn benoemd. Er wordt bij deze evaluaties vooral gelet op de manier van motiveren, het tijdig doen van uitspraken na de zitting en of voldoende wordt geparticipeerd in opleidingsactiviteiten. Niet besproken wordt de inhoudelijke kwaliteit van de vonnissen en of deze zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De mogelijkheid om echt functioneringsgesprekken te voeren en daarmee per rechter een dossier op te bouwen, wordt bekeken. Hoe staat het hiermee?
Aan rechters die ongeschikt zijn gebleken voor de uitoefening van hun ambt kan op dit moment weinig worden gedaan. Er zit een groot gat tussen een schriftelijke waarschuwing en ontslag, waardoor nu een keuze moet worden gemaakt tussen niets of iets heel kleins doen en een goed gesprek waarin wordt gevraagd om zelf op te stappen. Hier is door mij en mijn voorgangers al diverse malen op gewezen. Natuurlijk pleit ik er niet voor dat de minister de rechters kan ontslaan. De politiek moet niet op de stoel van de rechtspraak gaan zitten. Dat is aan de Hoge Raad zelf. Wel is het de taak van de politiek om uit naam van de burgers het vertrouwen in de rechtsstaat te bewaken. De SP pleit daarom al een aantal jaar voor een uitbreiding van het aanbod aan disciplinaire maatregelen. Voor rechtbanken en gerechtshoven moet het mogelijk zijn om een slecht functionerende rechter aan te pakken. De SP heeft dit in 2009 voorgesteld, maar helaas is het destijds door de Kamer afgewezen. Gelukkig heeft de minister in antwoord op Kamervragen die ik heb gesteld in mei 2011 aangegeven aan de slag te willen met uitbreiding van die maatregelen. Ik juich dat uiteraard toe. Ik ben zeer benieuwd naar de precieze inhoud van mogelijke voorstellen.
Benoeming voor het leven komt de onafhankelijke positie van de rechter ten goede. Dat staat als een paal boven water. Dit mag echter niet tot gevolg hebben dat eenmaal verworven rechten voor het leven blijven gelden. Automatische doorstroming binnen het rechterlijke apparaat kan onmenselijke gevolgen hebben. Elke rechter kan promoveren, al gebeurt dit minder snel wanneer hij slechter functioneert dan collega's. Een eenmaal toegekende functie kan echter niet teruggedraaid worden. Deelt de minister de mening dat het onmenselijk is als een rechter in de positie terechtkomt waarin hij niet blijkt te functioneren? Gaan hier ook maatregelen voor getroffen worden? Ik juich de initiatieven van de Raad voor de rechtspraak om te komen tot een betere maatschappelijke oriëntatie absoluut toe. Meer maatschappelijke betrokkenheid van rechters is altijd goed, zolang de tijd die zij moeten besteden aan de rechtspleging daarmee niet in de knel komt. Het is echter niet de oplossing voor slecht functionerende rechters of rechters die de regels overtreden. Ik hoop van harte dat de minister dit voor ogen zal houden.
Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. Op de agenda van dit algemeen overleg staan drie brieven die op de PVV niet al te veel indruk maken. Reden hiervoor is dat de brieven onderwerpen bevatten die eigenlijk vanzelfsprekend zouden moeten zijn, dan wel niet het doel bereiken dat de minister beoogt. Ten aanzien van de brief over de maatschappelijke oriëntatie van rechters kan ik vrij kort zijn. Het doel van de maatschappelijke oriëntatie is het verkleinen van de kloof tussen de rechtspraak en de samenleving. Laat daar geen misverstand over bestaan, dat is prima. Volgens de heer Corstens, de president van de Hoge Raad, weten de heren en dames rechters wel degelijk wat er in de samenleving speelt. Zij zien namelijk alle maatschappelijke verschijnselen in hun rechtszaal. Daar zit nu net het punt. Ik geloof de heer Corstens op zijn woord, maar rechters moeten rechtspreken in een geschil. Dat betekent dat ze objectief moeten zijn en boven de partijen moeten staan. Dat is toch iets anders dan in de maatschappij of tussen de mensen staan. Het programma Rechtspraak en Samenleving dat naar verwachting in juli 2012 wordt afgerond, is dus wel een nobel streven, maar naar de mening van de PVV zal het de kloof niet verkleinen. Wat verkleint de kloof dan wel? Camera's in de rechtszaal zijn misschien aantrekkelijk, maar daar zitten wel degelijk haken en ogen aan. Zonder uitleg van wat men hoort en ziet hebben ze weinig zin. Ik verwijs naar de actualiteit. Op de site www.rechtspraak.nl wordt inmiddels uitgelegd hoe de vastgoedfraudezaak in elkaar zit. Dat is prima. Het gaat erom dat de burger begrijpt hoe een vonnis tot stand komt. Dat begrip wordt bereikt doordat rechters met interesse luisteren tijdens de zitting, aandacht hebben voor de slachtoffers in de betreffende zaak, een duidelijk, gemotiveerd vonnis opstellen waarin tot uitdrukking komt welke factoren zijn meegewogen bij de beslissing en welke niet, en door het opleggen van een straf die in verhouding staat met de ernst van het gepleegde feit en de mate van verwijtbaarheid van de dader. Het gaat om gezag en ontzag en die moeten verdiend worden.
In de tweede brief op de agenda introduceert de minister een aantal nieuwe disciplinaire maatregelen. Naar mening van de PVV zijn dat geen maatregelen waar een afschrikwekkende werking van uitgaat. RTL Nieuws heeft op 3 oktober 2010 een onderzoek gedaan met de titel Foute rechters nauwelijks aangepakt. Daarnaar kijkend merk ik op dat de aangekondigde disciplinaire maatregelen waarschijnlijk in veel van de daar onderzochte gevallen tekortschieten. Als voorbeeld noem ik de Chipsholzaak. Die is onder de rechter en daar doe ik geen uitspraak over. In de media ontstaat de indruk dat rechters elkaar de hand boven het hoofd houden, daargelaten of het waar is. Dat kan natuurlijk nooit meewerken aan het gezag van en ontzag voor de rechterlijke macht.
Het zal niet verbazen dat ik wederom aandacht vraag voor de levenslange benoeming van rechters. De PVV vindt dat rechters benoemd dienen te worden voor een bepaalde ambtsperiode, die van rechtswege afloopt na bijvoorbeeld tien jaar waarna herbenoeming noodzakelijk is. Laat ik een misverstand uit de weg nemen. Ik begeef mij op glad ijs, maar ik doe het toch. Hoewel mijn fractievoorzitter dat ooit heeft gezegd, vind ik niet dat het kabinet rechters moet ontslaan die niet streng genoeg gestraft hebben. De herbenoeming dient aan de orde te komen bij een college dat door de rechterlijke macht zelf wordt ingesteld. Waarom wil de PVV geen levenslange benoeming? Er valt niet in te zien waarom iedere werknemer een functionerings- en beoordelingsgesprek heeft en de rechterlijke macht daarvan gevrijwaard zou moeten zijn. Ook rechters zijn mensen en maken fouten. Ik verwijs even naar de zaak-Lucia de Berk en de Puttense moordzaak. Een benoeming voor bepaalde tijd is niet in strijd met de onafhankelijkheid van de rechter. Dat heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de jaren zeventig van de vorige eeuw bepaald.
De heer Van der Steur (VVD): Ik ben blij met wat mevrouw Helder zegt over bijvoorbeeld de eventuele toetsingscriteria voor een rechter na een bepaalde periode. Is zij het met mij eens dat die disciplinaire maatregelen, waaronder wat mij betreft ook schorsing en ontslag vallen op een wat makkelijkere manier dan nu mogelijk is, veel efficiënter zijn dan benoemingen voor bepaalde perioden? Wij praten over 2400 mensen die dan om de vijf jaar beoordeeld moeten worden. Je kunt veel gemakkelijker zeggen dat iemand voor het leven is benoemd, waar we vanaf kunnen als er een reden voor is. Dat scheelt denk ik veel geld en inspanningen.
Mevrouw Helder (PVV): Het een sluit het ander niet uit. Van het feit dat iemand voor het leven is benoemd gaat een bepaalde mate van vrijheid uit die de PVV weg wil nemen. Het zou mooi zijn als aan de disciplinaire maatregelen ontslag kan worden toegevoegd, maar het is niet zo dat wij het een door het ander willen vervangen.
De heer Van der Steur (VVD): Laat ik duidelijk zijn. De VVD-fractie heeft geen reden om aan de levenslange benoeming voor rechters te tornen. Wij vragen ons juist af wat dit na vier of vijf jaar met zo'n rechter doet. Zou het geen ongezond effect kunnen hebben op de manier waarop hij opereert? Ik maak mij daar zorgen over bij zo'n voorstel en hoor graag van mevrouw Helder hoe zij daartegen aankijkt.
Mevrouw Helder (PVV): De heer Van der Steur geeft eigenlijk aan dat hij mijn redenering deelt, namelijk dat van een benoeming voor het leven een bepaalde vrijheid uitgaat. Wij willen dat niet. Hij zegt dat van het niet levenslang benoemd zijn beperkingen uitgaan. Die vrees deel ik niet. Het merendeel van de rechters doet gewoon keurig zijn werk en dat dient zo te blijven, maar een herbenoeming dient verdiend te worden door goed je werk te doen.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Anders dan mevrouw Helder en net als de heer Van der Steur – hoewel ik hem geen woorden in de mond wil liggen – heb ik wel enige vrees voor een tijdelijke benoeming op deze manier. Ik kan mij voorstellen dat mensen in hun uitspraken rekening gaan houden met een mogelijke vervolgstap in hun carrière. Dat willen wij juist niet. Ik begrijp dat mevrouw Helder afstand neemt van de uitspraak die de fractievoorzitter van de PVV eerder heeft gedaan, namelijk dat een herbenoeming af moet hangen van de strafmaat die wordt opgelegd. Mag ik constateren dat dit het officiële PVV-standpunt is?
Mevrouw Helder (PVV): Die vraag beantwoord ik met ja. Als het in de praktijk uiteindelijk nee blijkt te zijn, vrees ik dat de Kamer mij na de verkiezingen niet meer terugziet. Ik vind het een fout standpunt. Ik ben daarom blij met de vraag van mevrouw Gesthuizen. Juridisch kan het gewoon niet. Wij leven in een democratische rechtsstaat. De PVV zegt daar niet aan te willen tornen en dan moet je dat ook niet doen. Ik begeef mij op glas ijs en dat zij zo. Het kabinet gaat geen rechters ontslaan die niet streng genoeg straffen.
De heer Dibi (GroenLinks): Mij bekruipt een raar gevoel. Ik vind het überhaupt gek dat wij blij moeten zijn met de constatering dat het kabinet geen rechters gaat ontslaan die niet hoog genoeg straffen. Het is überhaupt bizar dat dit aan de orde is gekomen in Nederland. Ik ben toch iets nieuwsgieriger naar de reden waarom mevrouw Helder dit standpunt inneemt. Zij zegt dat ze het andere standpunt fout vindt. Wat is er fout aan?
Mevrouw Helder (PVV): Wat er fout aan is, is dat het kabinet niet rechters moet kunnen ontslaan. Wij hebben een machtenscheiding, de trias politica en checks and balances, maar dit heeft niets meer met checks and balances te maken. Dit betekent gewoon ingrijpen in een andere staatsmacht. De rechtsstaat waarin wij leven en die wij moeten handhaven, staat dat juist niet toe.
De heer Dibi (GroenLinks): Dat was het antwoord dat ik graag wilde horen. Ik was niet bij het vertrouwelijke gesprek waarin de PVV een benoeming heeft bemoeilijkt, maar ik heb de informatie uit de media vernomen en voel mij vrij om daar gebruik van te maken. De PVV heeft aangegeven dat als iemand benoemd zou worden bij een van die andere machten, de rechterlijke macht, zij een rel zou creëren, zoals ook gebeurde bij de benoeming van Ybo Buruma. Als het antwoord op mijn vorige vraag aan mevrouw Helder oprecht en eerlijk is en staat als een huis, dan vindt zij dat ook fout. Dan vindt zij het tegenhouden van die benoeming of het chanteren van de Hoge Raad om die benoeming niet door te laten gaan even fout. Gaat zij door met het zich begeven op glas ijs en neemt zij ook op dit punt een principieel standpunt in?
De voorzitter: De benoeming van de leden van de Hoge Raad is vanmiddag niet aan de orde. Ik wil niet dat wij die discussie gaan voeren.
De heer Dibi (GroenLinks): Ik heb een punt van orde. Dit is een belangrijk deel van mijn inbreng omdat dit debat ook gaat over de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. Ik voel mij vrij om dit onderwerp erbij te betrekken. Als dat niet kan wil ik er een goed argument voor horen, want anders valt het grootste gedeelte van mijn inbreng weg.
De heer Van der Steur (VVD): Ook ik heb een punt van orde. Het staat de heer Dibi volledig vrij om alles te vinden en te zeggen wat hij wil over benoemingsprocedures van welke rechterlijke organisatie dan ook, maar hij moet zich goed realiseren dat geen enkel ander lid van de Kamer daarop welke reactie dan ook kan geven omdat elke reactie een breuk kan zijn met de vertrouwelijkheid die rond procedures heerst. Ik adviseer namens de VVD mijn collega's om niet op de heer Dibi in te gaan, omdat hij ons daarmee in een positie brengt waarin niemand kan reageren op zijn opmerkingen, of die nu juist zijn of niet. Dit zou voor de heer Dibi een reden kunnen zijn om die opmerkingen dan niet te maken, maar dat laat ik geheel aan hem. Uiteraard heeft hij als Kamerlid die vrijheid.
De voorzitter: Ik stel vast dat de heer Dibi zijn eigen inbreng heeft. De andere leden hebben allemaal deelgenomen aan het vertrouwelijk overleg en kunnen daarover niets zeggen zonder dat zij uit de vertrouwelijkheid stappen.
Mevrouw Helder (PVV): De vraag van de heer Dibi was of ik mij op glad ijs blijf begeven. Het antwoord daarop is uitdrukkelijk nee. De gesprekken waren vertrouwelijk en ik heb mijn woord gegeven. Natuurlijk heb ik gelezen wat in de media kwam, maar ik heb mijn woord gegeven aan de heer Corstens van de Hoge Raad om de vertrouwelijkheid niet te breken, dus dat ga ik ook beslist niet doen.
De heer Çörüz (CDA): Ik ben blij dat mevrouw Helder klip-en-klaar de koppeling loslaat tussen rechters die niet zwaar genoeg straffen en het niet voor herbenoeming in aanmerking komen. De vraag blijft over voor welk probleem een tijdelijk contract de oplossing is, temeer omdat zij zegt dat ook met rechters functioneringsgesprekken plaatsvinden en dat bij disfunctioneren andere alternatieven worden gezocht.
Mevrouw Helder (PVV): Je kunt er over discussiëren of je het daadwerkelijk een probleem moet noemen. Het gaat om het vrijheidsgevoel dat van een levenslange benoeming uitgaat. Je taak, je functie dient verdiend te worden en de meeste rechters doen dat zeker, maar toch vinden wij de levenslange benoeming een hangmat.
De heer Çörüz (CDA): Rechters moeten er toch van op aan kunnen dat zij ongelimiteerd uitspraken kunnen doen? De CDA-fractie onderschrijft op geen enkele manier beperkingen van de levenslange benoeming.
Mevrouw Helder (PVV): Daar zullen we over van mening blijven verschillen. Ik heb mijn antwoord gegeven.
Voorzitter. Mijn collega Van Klaveren werd bijna voor gek versleten toen hij de toepassing van de sharia in Nederland aan de orde stelde. Inmiddels is zijn gelijk wel bewezen door hoogleraar Buskens die in een wetenschappelijk tijdschrift voor de Raad voor de rechtspraak laat optekenen dat de sharia met enige regelmaat een rol speelt in rechtszaken over echtscheidingen en andere aspecten van het familierecht. Ik weet dat in artikel 56 van boek 10 van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat de betrokken partijen die een buitenlands paspoort hebben en een huwelijk hebben gesloten in een islamitisch land volgens de voorwaarden van dat land die keuze kunnen maken. Iedere keer wordt gezegd dat dit alleen gebeurt als het niet in strijd is met de openbare orde. Dat moge zo zijn, maar de PVV is van mening dat het hier te lande toepassen van een regime waarin de vrouw beduidend minder waard is en in een geschil het onderspit moet delven, op geen enkele wijze past binnen de beginselen van onze rechtsstaat. Rechters dienen hier verre van te blijven. Graag een reactie van de minister op dit punt. Ik verwacht dat hij zich hier krachtig tegen uitspreekt en zich niet verschuilt achter de «uitzondering» van artikel 56.
De heer Recourt (PvdA): Kan mevrouw Helder concreet worden? Shariawetgeving is een prachtig symbool. Ten eerste bestaat deze niet omdat ze is omgezet in de verschillende nationale wetgevingen. Ten tweede valt er van alles en nog wat onder. Veel kan heel vrouwonvriendelijk en vervelend zijn, daar wil ik absoluut heel ver afstand van houden, maar er zijn ook dingen die in Nederland precies hetzelfde zijn. Waar gaat het nu precies om?
Mevrouw Helder (PVV): Om wat ik net gezegd heb en wat mijn collega in het debat heeft gezegd. De vrouw moet niet het onderspit delven. Ik denk dat wij daar qua mening niet zoveel over verschillen. Ik heb het dan niet over bemiddeling, daar heeft de minister in het verleden naar verwezen, maar over het delen van de huwelijksgoederengemeenschap.
De heer Recourt (PvdA): We zijn het er inderdaad over eens dat de vrouw het onderspit niet moet delven. Zo zijn er nog wel meer vreselijke dingen die in het shariarecht kunnen staan. Mijn vraag is waar in Nederland mevrouw Helder ziet dat de vrouw zwaar tekort wordt gedaan.
Mevrouw Helder (PVV): Ik verwijs naar wat de heer Buskens daarover heeft geschreven. Het is grappig dat vanochtend werd gezegd dat de PVV het alleen maar bij concrete voorbeelden houdt en dat nu om concrete voorbeelden wordt gevraagd omdat ze te algemeen zou zijn. Ik leg de bal terug. Er is geconstateerd dat dit wordt toegepast en wij vinden dat dit niet zou moeten.
De heer Recourt (PvdA): Voorzitter. Voor vandaag staat de rechterlijke macht geagendeerd met daarover drie brieven. Het onderwerp is actueel omdat elites, instituten, rechtsbescherming, al dat soort begrippen en alles wat daarachter zit, op dit moment ter discussie staan. Ze zijn niet populair. De rechter is bij uitstek het gezicht van de rechtsbescherming en wordt gezien als deel van de elite. Daarmee wordt hij al snel in een hoek geplaatst van tegenhangen en vooruitgang tegengaan, van wereldvreemdheid soms. Dit zijn allerlei zaken waar de rechter kwetsbaar voor is, want hij kan zich buiten de individuele zaak heel moeilijk weren. Zelfs in de individuele zaak kan hij zich niet goed weren anders dan met zijn uitspraak, zijn vonnis. De rechter heeft nu eenmaal de plicht om «te mishagen». Dit is een citaat van een rechter. Om zijn werk goed te doen, moet hij tegen de publieke opinie in uitspraken doen. Daar krijgt hij kritiek op. Dat geeft niets, zo hoort dat ook. Die kritiek moet wel beperkt blijven tot de zaken waarin het echt noodzakelijk is. Onder andere de politiek moet de rechter niet te veel in de wind zetten. Op dat punt maak ik mij enorm zorgen. Het niet kunnen opleggen van bepaalde straffen, minimumstraffen, het Europees Hof waar wij vanmorgen over spraken, en de verhoging van de griffierechten waardoor de burger deels van de rechter wordt gehouden, zijn allemaal maatregelen die, de een beter gemotiveerd dan de ander, de rechter te veel in de wind zetten. Ze laten te veel een lucht hangen dat de rechter het niet goed doet, te laag straft en het kabinetsbeleid in de weg zit. Ik hoor graag van de minister dat hij van deze zaken ferm afstand neemt. Te meer omdat wij een gedoogpartner hebben die dit met verve naar voren brengt.
Mevrouw Helder (PVV): Ik zou graag het standpunt van de PvdA willen vernemen over de machtenscheiding. Het is toch zo dat de minister en het kabinet beleid maken en rechters daar anders over mogen denken?
De heer Recourt (PvdA): Wij hebben een systeem van checks and balances. De machtenscheiding is niet geheel waterdicht. De benoemingsprocedure van de Hoge Raad is een mooi voorbeeld van een precair evenwicht. In dat evenwicht moet de rechter zijn werk kunnen doen. De correctie van de politiek op het werk van de rechter zit in de mogelijkheid om wetten te veranderen. De rechter duidt het recht en de wetgever verandert de wet als hij het daar politiek niet mee eens is. Dat is hoe de PvdA grosso modo denkt over checks and balances.
Mevrouw Helder (PVV): Dan wil ik graag weten welke rol voor de burger en de samenleving is weggelegd. Als daaruit geluiden komen waarmee het zittende kabinet het eens is en waartoe zij wetgeving wil maken of veranderen, hoe denkt de heer Recourt daar dan over?
De heer Recourt (PvdA): Als het op die manier gaat, lijkt mij dat uitstekend. Dat is het democratisch proces. Mijn punt is dat de rechter alleen kan werken als er algemeen gezag is voor zijn uitspraken. Zonder gezag kan de rechter niet goed functioneren. Dit gezag zit voor een deel in zijn eigen handelen, maar wij kunnen hem dat afnemen door niet de politieke weg te bewandelen maar door op de persoon van de rechter te spelen. Men is daar kwetsbaar voor en ik zie dat helaas te veel gebeuren.
Voorzitter. De heer Çörüz en ik hebben een punt gemaakt van de maatschappelijke stage. Daar is een brief over gekomen die het eigenlijk over wat anders heeft. Rechters zijn niet wereldvreemd, maar er komt een cursus waarin communicatie en het omgaan met de buitenwereld aan de orde is. Dat is mijn punt niet. Mijn punt is: als je als advocaat of op een andere manier via het strafrecht binnenkomt en civiel recht gaat doen, zijn er altijd momenten dat je moet aansluiten bij het werkveld waarin je zit. Je moet de realiteit zien en bijvoorbeeld bij een asielzoekerscentrum of een detentieboot langsgaan als je vreemdelingenrecht doet. Zoals je cursussen hebt om bij te blijven in het recht, moet je een beperkt deel van die verplichte opleidingsuren voor rechters inzetten om bij te blijven bij de samenleving. De meeste rechters zullen dat doen via bestuursfuncties of langs het hockey- of voetbalveld, maar er moet binnen de professionaliteit aandacht voor zijn.
Het is goed dat er een normaal functioneringsbeleid wordt gevoerd binnen de rechtbanken. Ik sluit mij aan bij de vraag van mevrouw Gesthuizen naar de stand van zaken. Ik sluit mij ook aan bij de heer Van der Steur, die zegt dat het zichtbaarder moet zijn hoe tegen disfunctionerende rechters opgetreden wordt, net als in de advocatuur. Een verschil is dat je een rechter niet uit kunt kiezen, dus het mag niet op de individuele rechter afstralen, maar het moet inzichtelijk worden dat binnen de rechterlijke macht gekeken wordt naar kwaliteit. Tegen de rechters die daar niet aan voldoen moet opgetreden worden, met als meest ultieme middel ontslag. Op dit onderdeel moet de rechterlijke macht naar zichzelf kijken. Hier is hij kwetsbaar voor uitholling van gezag en dat moet inzichtelijk worden gemaakt.
De benoemingsprocedure voor tien jaar is levensgevaarlijk. In politiek opzicht vind ik het dapper wat mevrouw Helder heeft gezegd, maar op productienormen en oneigenlijke criteria sturen maakt het ontzettend kwetsbaar. Rechterlijke onafhankelijkheid zit hem in de levenslange benoeming. Daarmee kan de rechter zich ook als professional weren tegen het management, dat bijvoorbeeld heel andere belangen kan hebben dan de inhoudelijke individuele zaak. Goede functioneringsgesprekken zijn nodig, maar wel in combinatie met de levenslange benoeming.
De heer Çörüz (CDA): Voorzitter. Over het algemeen is de CDA-fractie tevreden over de kwaliteit van de rechterlijke macht. Sterker nog, wij koesteren onze rechterlijke macht. Helemaal nu wij vanmorgen hebben gehoord van onze SP-collega dat de rechters in Straatsburg kennelijk € 24 000 verdienen. Met het salaris dat onze rechters krijgen en wat voor productie zij leveren, denk ik: petje af. Natuurlijk zijn er rechters en zaken die niet goed verlopen of waarbij het niet goed lijkt te gaan. Westenberg, de Puttense moordzaak, de Schiedammer Parkmoord zijn allemaal zaken die maatschappelijke gevoelens creëren waarnaar wij goed moeten kijken. Maar over het algemeen is het puik werk wat onze rechters leveren.
Wij hebben gesproken over de stage voor rechters. In de brief staat het wat chiquer. Het is nu de maatschappelijke oriëntatie geworden. Dat past meer bij de doelgroep. Het ging er uiteindelijk om dat wij willen dat rechters in bepaalde settings kennis nemen van zaken. Collega Recourt refereerde daar al aan. Ik heb mij een beetje gestoord aan sommige rechters die naar aanleiding van ons voorstel bij de begroting twee jaar geleden in NRC Handelsblad een stuk schreven. Daarin stond: heren, u hebt het niet begrepen, ook ik doe mijn boodschappen bij Albert Heijn en ook ik breng mijn kinderen naar de crèche. Dan heb je het niet helemaal begrepen. In de ketenaanpak van politie, justitie en rechterlijke macht denk ik dat het heel goed is dat bijvoorbeeld rechters met politieagenten meelopen en politieagenten met rechters. Ik heb daaraan gerefereerd in het debat over de Nationale Politie. Heel veel van de bureaucratie bij de politie ontstaat door de aanwijzingen van het OM en die ontstaan weer omdat rechters een panklare zaak willen hebben. Je krijgt een keten en dan is het heel goed dat rechters, officieren en politiemensen concreet kennisnemen van elkaars werk. Daarmee kunnen wij de bureaucratie verminderen. Het is ook heel goed dat rechters met Kamerleden meelopen. Wij gaan ook met hen meelopen, met respect voor elkaars verantwoordelijkheid.
Ik heb in een eerder algemeen overleg gepleit voor een pool van deskundigen die de rechterlijke macht zou kunnen bijstaan in ingewikkelde dossiers. De Klimopzaak is daar een goed voorbeeld van. Daarbij spelen buitengewoon complexe dingen. Het is bij zo'n zaak helemaal geen schande dat op onderdelen niet voldoende kennis aanwezig is bij rechters. In dat vorige algemeen overleg ontstond wat discussie over de plaatsvervangers. Die bedoel ik niet. Ik bedoel bijvoorbeeld mensen die destijds een meestertitel hebben gehaald en nu een fantastisch accountant zijn. Die zouden wij kunnen inzetten. Hoe staat het daarmee? Ik denk dat dit een ontzettend goede bijdrage kan leveren aan die ingewikkelde zaken.
Een ander punt is de internationale samenwerking tussen rechters. Hoe loopt dit nu? Wij spraken vanochtend over het EHRM en de uitwisseling van kennis en kunde tussen rechters van verschillende landen. Die vindt mijn fractie heel belangrijk. De nevenfuncties moeten gewoon in orde zijn. De CDA-fractie wil niet meer accepteren dat het kennelijk nog steeds niet zo is, vooral bij plaatsvervangers. Het is weer wachten op het volgende lijstje van het Algemeen Dagblad met rechters die hun nevenfuncties niet hebben genoteerd. Eerlijkheid en integriteit gaan bij deze functie een-op-een. Ik wil niet zien dat er rechters zijn die dit niet invullen. Dan moeten er sancties volgen.
Ik herhaal dat de CDA-fractie voor de levenslange benoeming is, en niet voor vijf of tien jaar. Het staat niet in de brieven, maar het raakt wel het functioneren van rechters. Ik verzoek de minister om met een brief te komen over de ontwikkelingen die nu gaande zijn, bijvoorbeeld het project ZSM en de extra zittingen met oud en nieuw. Daarvoor wordt capaciteit gereserveerd, maar die wordt niet ingevuld. Dat is kapitaalvernietiging. Ik wil weten wat de financieringssystematiek is. Wij gaan veel meer afdoen met OM-strafbeschikkingen, maar wat betekent dat uiteindelijk voor rechters? Die krijgen betaald per vonnis. Komen er minder zaken bij de rechterlijke macht? Dan krijgt die minder geld, is mijn redenatie. Die informatie wil ik van de minister in een separate brief.
De heer Dibi (GroenLinks): Voorzitter. Instituties liggen onder vuur. Vanochtend hebben wij gesproken over het Europees Hof en er is veel kritiek op het functioneren. Als je kijkt naar het bredere terrein van alle instituties, zie je dat er kritiek is op onderwijsinstellingen, de zorg, de publieke omroep, het koningshuis en op de rechterlijke macht. Misschien moet ik eerst zeggen dat ik als lid van GroenLinks niet bij de partijen wil horen die automatisch voor die instituties gaan staan, maar kritisch wil meedenken over hoe het beter kan. Ik wil eerst mijn trots op het functioneren van de rechterlijke macht uitspreken. Als puntje bij paaltje komt en je kijkt naar die miljoenen uitspraken per jaar, valt het nog mee waar Kamervragen over gesteld worden. Onlangs waren er zes Kamerfracties die vragen stelden over een uitgedeelde taakstraf door een rechter. Over het algemeen doet de rechterlijke macht zijn werk erg goed. Dat mag gezegd worden. Tegelijkertijd mag van rechters onberispelijke rechtspraak verwacht worden, die gebaseerd is op de wet, het recht en een zekere betrokkenheid bij de zaak. Ik doe niet mee met het spelletje dat rechters allemaal kleuters zijn, wereldvreemd, opgesloten en totaal onwetend van wat er speelt in de samenleving en dat de Kamer ze wel eens even gaat opvoeden. Ik ben wel geïnteresseerd in een manier om rechters dichterbij de gevolgen van de uitspraken te brengen. Wij hebben gesproken over initiatieven als Meet the Judge, op internet uitleg geven over het vonnis en Heerlijk, helder Hollands, in gewoon Nederlands beschrijven wat het vonnis is. Ik vind dit zelf nog te weinig. Ik denk meer aan de behoeften van kinderrechters om als zij een kind uit huis plaatsen of onder toezicht stellen, dat kind te volgen. Ik zie dat niet in het plan voor de maatschappelijke oriëntatie voor de rechtspraak, dat meer een verzameling is van wat er al gebeurt. Omdat de instroom zo groot is en omdat de zaken maar blijven komen, is er weinig tijd om je echt te verdiepen in waar je mee bezig bent. Mijn vraag aan de minister is hoe dat aspect, het volgen van de zaak, onderdeel kan worden van de maatschappelijke oriëntatie.
GroenLinks staat open om te kijken naar manieren om waar het fout gaat goede disciplinaire maatregelen te treffen en elkaar niet de hand boven het hoofd te houden of wat dan ook. Op zich vinden wij dat het kabinet op dit punt de goede richting opgaat. Wij zijn blij dat het kabinet bepaalde voorstellen niet overneemt.
Ik was niet bij het vertrouwelijke gesprek met de Hoge Raad en heb de nogal gedetailleerde informatie uit de media. Ik zal mijn best doen het zo algemeen mogelijk te houden. Dat wordt moeilijk. Dit weegt voor de GroenLinks-fractie heel zwaar. Ik moet zeggen dat ik het betreur dat ik niet aanwezig was. Als kleine fractie heb je veel verplichtingen dus kun je niet overal aan meedoen, maar na Ybo Buruma en wat daar gebeurde hadden wij gewoon aanwezig moeten zijn.
Mevrouw Helder (PVV): De heer Dibi heeft mij in het begin van mijn carrière als Kamerlid een keer bevraagd toen ik een vraag stelde over een krantenartikel. Hij vroeg waarom ik meteen geloofde wat in de media staat. Die bal leg ik nu bij hem terug. Waarom gelooft hij meteen wat in de media staat?
De heer Dibi (GroenLinks): Dat doe ik niet. Ik geloof niet meteen wat in de media staat. Ik heb wel onderzoek gedaan of het kan kloppen. Toen vond ik schooldirecteur Theo van Lankveld, die kritisch was over de PVV en ontslagen moest worden. Ik vond politiechef Gerda Dijksman die iets kritisch zei over de PVV en ontslagen moest worden. Ik vond collega Timmermans die iets kritisch zei over de PVV en een bepaalde functie niet mocht krijgen, Ybo Buruma, mensen die spreken bij lezingen zoals de Willem Arondéuslezing en de koningin die alleen nog maar lintjes mag doorknippen, omdat ze bepaalde uitspraken doet. Ik kan tot morgen doorgaan met de voorbeelden waarin de PVV iemand een functie wil ontzeggen of op non-actief wil stellen vanwege zijn of haar opvattingen. Toen ik dat krantenartikel las, verschillende artikelen overigens, dacht ik dat dit precies past in het patroon van de Partij voor de Vrijheid.
Mevrouw Helder (PVV): Ik leg de vraag toch nog een keer terug. Gisteren ging de heer Dibi in op de waarheidsvinding. Het is mooi om over dingen te discussiëren en dat doe ik heel graag, ook over al deze punten. Ik heb daar net zelf een voorzet voor gegeven. Op dit punt kan dat juist niet, want de gesprekken waren, zijn en blijven vertrouwelijk. Hij kan dus goede sier maken met allerlei punten en mijn fractie schofferen. Hij kent alleen wat in de media staat en zijn vermoeden. Dat moet hij helemaal zelf weten, maar de gesprekken zijn vertrouwelijk. Hij komt er geen centimeter verder mee.
De heer Dibi (GroenLinks): Misschien richt ik mij helemaal niet tot de PVV, maar tot de Kamer of de Hoge Raad. Mevrouw Helder verwees net naar een sharia-onderzoek. Als je kijkt naar deze praktijken zoals die mogelijk hebben plaatsgevonden, doet mij dat denken aan islamitische dictaturen. Daar worden namelijk alleen maar vriendjes op belangrijke functies gezet en mensen die kritisch zijn worden actief tegengewerkt. Ik snap dat het lastig is voor mevrouw Helder en dat zij zich misschien schaamt voor hoe het is gegaan. Dan zou zij dat moeten zeggen. Als zij ontkent wat er is gebeurd, hoor ik dat graag.
De heer Van der Steur (VVD): Het komt niet vaak voor dat ik mij zodanig erger aan een opmerking van een Kamerlid, dat ik mij geroepen voel daar een opmerking over te maken. Ik vind wat de heer Dibi hier doet echt schandalig. Hij baseert zich in zijn onderzoek op wat hij in de media gelezen heeft en maakt een gratuite opmerking dat hij er niet bij was. Ik vind het een goed uitgangspunt dat als je ergens niet bij bent, je daar dan je mond over houdt. De heer Dibi dient geen conclusies te trekken uit wat hij uit de media heeft vernomen. Vervolgens durft hij aan een collega voor te leggen dat zij zou moeten uitspreken dat zij zich daarvoor schaamt, terwijl zij dat niet kan omdat zij niet kan bevestigen of ontkennen dat de conclusies die de heer Dibi trekt uit de media juist zijn. Ik vind dat de heer Dibi het niveau van dit debat, dat trouwens helemaal niet over deze kwestie gaat, op een niveau brengt waar hij zich voor moet schamen. Ik zeg dat omdat ik dit kan concluderen uit de opmerking die hij maakt. Ik stel voor dat de heer Dibi zijn verhaal afmaakt, geen collega's beschuldigt en vervolgens zijn eigen conclusies trekt uit zijn onderzoek uit de media. Laten wij vaststellen dat hij er inderdaad verstandig aan had gedaan om zijn verplichtingen als Kamerlid na te komen en deel te nemen aan de discussie over de benoemingsprocedure van de Hoge Raad, zoals andere partijen wel hebben gedaan. Daarmee had hij recht van spreken gehad op de plek waar het hoort.
De heer Dibi (GroenLinks): Ik ga over mijn eigen verhaal en ik kies ervoor om wel door te gaan. Ik vind het schandalig dat de VVD elke keer als een soort slaafje komt opdraven om de PVV te verdedigen op dit soort principes. Ik verwacht niet van de VVD om in dit debat in detail te treden, maar wel om een opvatting te hebben over het verhaal dat nu de ronde doet in de media. Dit beschadigt het vertrouwen in de rechterlijke macht. Op dat punt had ik wat meer emotie en passie willen zien van de heer Van der Steur in plaats van dat hij constant, als een soort hulptroep, voor de PVV gaat staan.
De heer Van der Steur (VVD): Het eerste punt is dat de VVD geen hulptroep is van de PVV. De PVV heeft de VVD daar zeker niet voor nodig. Het tweede punt is dat ik geen uitspraken doe waar de heer Dibi mij nu toe uitdaagt, om dezelfde reden die ik net heb aangehaald. Ook ik houd mij aan de vertrouwelijkheid die wij hebben afgesproken. De heer Dibi kan vragen wat hij wil, kan praten wat hij wil, maar had er verstandig aan gedaan om zelf een onderdeel van de bespreking te zijn. Dan had hij zijn invloed op het juiste moment, op de juiste manier kunnen doen gelden. Het past niet om anderen de maat te nemen op basis van iets waarvan hij niet kan weten of het heeft plaatsgevonden.
De heer Recourt (PvdA): Ook bij mij is er ergernis over de woorden van de heer Dibi, maar daar probeer ik overheen te stappen met de vraag om het constructief te maken. Mevrouw Gesthuizen heeft gezegd dat zij nadenkt over een andere procedure. Ik doe dat ook, want wij zien dat de huidige procedure kwetsbaar is, los van de andere inhoud waarvan de heer Dibi inderdaad niet weet wat er is gebeurd. Wil de heer Dibi met ons meedenken over de procedure en kunnen wij de fishing expedition hierbij staken?
De heer Dibi (GroenLinks): Toevallig wilde ik afronden met een aantal opmerkingen over de procedure, maar niet voordat ik heb gezegd dat ik het wonderlijk vind dat wij vandaag spreken over de rechterlijke macht die meer moet begrijpen van wat in de buitenwereld speelt en rekening moet houden met dingen die in de buitenwereld gezegd en gedacht worden, en dat er vervolgens heel veel geschreven en gezegd wordt over iets wat in de Kamer is gebeurd. Wij willen ons opsluiten, de luiken dichtdoen en de deuren op slot doen alsof er niets aan de hand is. Ik snap best dat er geen details gedeeld kunnen worden over het vertrouwelijke gesprek. Ik was daar niet bij, dus ik voel mij vrij om daar wel iets over te zeggen. Wij moeten iets doen met de manier waarop dit voor de zoveelste keer is gegaan. Dit is namelijk niet de eerste keer.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Bij mij is er geen ergernis, hoewel sommige collega's wel een bepaalde toon aanslaan. Ik deel met de heer Dibi dat het vreemd is als de Kamer helemaal niets zegt over een zaak die zo vaak uitvoerig is belicht in de media. Het is lastig dat wij inhoudelijk niets over de gang van zaken kunnen zeggen. Nu wij het over dit onderwerp hebben en ik begrijp dat de heer Dibi bereid is om na te denken over een mogelijk andere procedure, vraag ik of de GroenLinks-fractie, net als de SP-fractie, hetzelfde kader hanteert voor benoemingen in de Hoge Raad als de Hoge Raad doet. Dat betekent een voordracht die gebaseerd is op inhoudelijke kwaliteiten en specialisme van de kandidaten afgestemd op de behoefte van de Hoge Raad op dat moment. Alleen deze feiten zijn doorslaggevend bij de keuze van een bepaalde kandidaat.
De heer Dibi (GroenLinks): Dat is precies waar de GroenLinks-fractie aan denkt: een meer transparante procedure waarbij je niet op basis van politieke opvattingen iemand beoordeelt, maar op de inhoud. Ik hoop dat wij dit na dit debat op een zuiverder manier doen dan het tot nu toe is gegaan. Anders gaan wij hier om de zoveel tijd over debatteren of krantenartikelen over lezen. Als wij van de rechterlijke macht vragen om meer openbaar en transparant aan het werk te gaan, moeten wij dat zelf ook doen.
Voorzitter: Van der Steur
Mevrouw Berndsen (D66): Voorzitter. Ik zal mijn bijdrage beperken tot de drie brieven die vandaag aan de orde zijn. «De liberale rechtsstaat is aan het rafelen door toedoen van de VVD», zo constateert de oud-partijvoorzitter van de VVD Nijpels. Het beleid van deze minister ten aanzien van de rechtspraak zoekt de grenzen van onze rechtsstaat op: minimumstraffen, beperking opleggen taakstraf, exorbitante verhoging van de griffierechten, politiek die zich steeds meer met de inhoud bemoeit en bezuiniging op rechtersopleidingen. In een liberale rechtsstaat is een toegankelijke, onafhankelijke, integere en deskundige rechterlijke macht van het allergrootste belang. De rechtspraak is bij uitstek een overheidstaak. Iedereen heeft belang bij goede rechtspraak. Iedereen kan ermee te maken krijgen. Rechters zien iedere dag alle lagen van de bevolking voorbijkomen. Maatschappelijke oriëntatie is dus voor hen dagelijkse kost. In het programma Rechtspraak en Samenleving staat verdere maatschappelijke oriëntatie van rechters centraal. Dat is mooi, maar het moet niet te betuttelend gaan worden. Professionalisering door intervisie, aandacht voor integriteitsvraagstukken, het nevenfunctieregister dat al is genoemd en investeren in deskundigheid wegen ook zwaar. De complexiteit van de zaken neemt toe. Rechters moeten bijvoorbeeld steeds vaker oordelen over een zeer technische bewijsvoering. Dit loopt van chemische afvalstoffen tot statistische analyses, van gedragswetenschappen tot empirische onderzoeken, van financiële constructies tot medische handelingen. Tegen dergelijke specifieke kennis valt niet op te studeren. D66 heeft een paar suggesties om de noodzakelijke specifieke deskundigheid toch naar de rechterlijke macht te halen. Een suggestie is rechters de mogelijkheid geven de zittingskamer uit te breiden met deskundige lekenrechters, zoals dat nu bij de penitentiaire kamer ook gebeurt. Dit zou zowel ambtshalve als op verzoek van partijen moeten kunnen. De Raad voor de rechtspraak reageerde positief op dit voorstel en vindt dit een verkenning waard.
De heer Recourt (PvdA): Ik kom in een gekke situatie. Mijn voorganger Wolfsen had dit punt ook. Ik ben zelf zeer angstig om de volgende reden: door een deskundige in het rechterlijk college op te nemen, maak je de deskundigheid niet meer onderdeel van het debat. Door een deskundige als getuige op te laten treden, kunnen alle partijen erop reageren en maak je de deskundigheid expliciet en inzichtelijk. Een raadkamer is per definitie geheim. Herkent mevrouw Berndsen dit probleem en op welke manier zou dit ondervangen kunnen worden?
Mevrouw Berndsen (D66): Ik denk dat dit helemaal geen probleem hoeft te zijn, omdat het gaat om deskundigheid die ingebracht wordt bij een bepaalde zaak. Later, bij het vonnis, zal duidelijk worden wat de invloed is geweest van die deskundige in de zittingskamer.
De heer Recourt (PvdA): Op welke manier wordt dat dan duidelijk? In de raadkamer wordt van alles tussen rechters en deskundigen besproken. Hoe zich dat vertaalt in de concrete vragen die beantwoord moeten worden, zie ik niet direct.
Mevrouw Berndsen (D66): De heer Recourt heeft meer ervaring in raadkamers dan ik. Ik denk echter dat als het in een raadkamer tot een uitspraak komt, de deskundigheid wordt meegenomen in het vonnis. Ik zie er niet zo'n probleem in of dat al dan niet transparant tot stand is gekomen. Het wordt een deskundig vonnis.
Voorzitter. De Raad voor de rechtspraak heeft positief op dit voorstel gereageerd en vindt het een verkenning waard. Daarnaast zou je bij het ondersteunende personeel naast juridische deskundigen ook mensen met een economische achtergrond kunnen werven. Ik verwijs naar mijn eigen achtergrond. Bij de politie gebeurt het op dit moment ook. Uit onderzoek blijkt dat specialistische kamers zoals de Ondernemingskamer kunnen rekenen op een hoge waardering van partijen en experts. Is de minister bereid om te bekijken of meer rechtsgebieden zich lenen voor een specialistische kamer? Ik hoor graag of de minister de suggesties die ik net verwoordde een verkenning waard vindt.
De heer Çörüz (CDA): Ik vind het een interessant voorstel. Het lijkt een beetje op de pool van deskundigen die ik noemde, maar mevrouw Berndsen gaat volgens mij nog twee stappen verder. Wil zij in zo'n raadkamer ook buitenstaanders binnenhalen, die dan als deskundigen in de raadkamer zitten? Zijn dat dan ook deskundige niet-juristen? Als dat zo is, vind ik dat lastig. Ik beperk mij tot mensen die hun meestertitel hebben. Dat moet volgens mij op grond van de Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO) ook, anders kan er geen recht worden gesproken.
Mevrouw Berndsen (D66): Inderdaad zeggen wij dat het ook niet-juristen zouden kunnen zijn. Daarvoor dient waarschijnlijk de wet aangepast te worden. De maatschappij wordt steeds complexer. Je kunt van rechters niet verwachten dat ze op elk specialistisch onderdeel deskundig zijn. Met het inbrengen van lekenrechters binnen de zittingskamer kan dat probleem worden opgelost.
De heer Çörüz (CDA): Ik vind het interessant, want het lijkt een beetje op mijn voorstel, maar ik vind het twee stappen te ver. Ik wil mij beperken tot degenen die destijds hun meestertitel hebben gehaald en nu bijvoorbeeld expert zijn op het gebied van DNA, financiële constructies, chemie et cetera. Rechtspreken is niet alleen technische deskundigheid op een specifiek onderdeel. Daarbij moet men ook veel juridische vaardigheden hebben. Misschien moeten mevrouw Berndsen en ik een kopje koffie drinken. Ik vind het idee op zich sympathiek, maar twee stappen te ver.
Mevrouw Berndsen (D66): Ik ben altijd bereid om met de heer Çörüz een kopje koffie te drinken, maar ik verwijs hem toch naar mijn collega Schouw die dit verder zal gaan uitwerken. Ik fungeer hier als zijn plaatsvervanger. De heer Çörüz zegt dat het idee twee stappen te ver gaat. D66 loopt graag wat harder en soms kan men dat niet bijhouden. Dat blijkt.
De heer Çörüz (CDA): Mevrouw Berndsen kan zich ook wel eens vergalopperen als ze te snel loopt.
Mevrouw Berndsen (D66): Dat is absoluut waar. Ik zeg ook niet dat het zo moet, maar dat het een verkenning waard is. Als de heer Çörüz met de verkenning mee wil gaan op de weg van D66, zal dat kopje koffie daarbij helpen.
Voorzitter. Rechtspraak en media gaan nog niet optimaal samen, terwijl de behoefte aan openbaarheid en toegankelijkheid van de rechtspraak toeneemt. D66 is al lange tijd voorstander van camera's in de rechtszaal. Onlangs heeft de commissie-Van Rooy in die lijn aanbevelingen gedaan. Wat gaat de minister concreet doen om een ruimere toelating van camera's en live-uitzendingen te realiseren?
Er zijn al veel woorden aan de sanctionering van rechters gewijd. Ten aanzien van de uitbreiding van de disciplinaire maatregelen tasten wij nog in het duister. Wanneer komt het wetsvoorstel naar de Kamer? Hoe wordt de onafhankelijkheid van de rechter daarin gewaarborgd? Het lijkt mijn fractie niet wenselijk dat de president te veel gereedschap krijgt in het personeelsbeleid. Is het wat betreft de onafhankelijkheid van de rechter niet beter om zoveel mogelijk de disciplinaire maatregelen bij de Hoge Raad te houden? Is het niet veiliger om deze instrumenten bij de Hoge Raad te houden, die losstaat van de Raad voor de rechtspraak?
Klachten over gedragingen van rechterlijke ambtenaren moet je behandelen zonder de schijn van partijdigheid te wekken. Nu beoordeelt de rechtbank waar de beklaagde werkzaam is de klacht. De slager keurt zijn eigen vlees. Dat wekt wantrouwen. Dit bezwaar gaat ook op bij de wrakingsprocedure. Hoe kijkt de minister hiertegen aan?
Voorzitter: Berndsen
Minister Opstelten: Voorzitter. De rechtspraak is een belangrijk onderwerp. De onafhankelijke rechter beschouw ik echt als een van de stevige pijlers van onze rechtsstaat. Niet voor niets is de onafhankelijkheid van de rechter in onze Grondwet verankerd. Nederland heeft een goed vestigingsklimaat mede omdat het beschikt over een deugdelijk, kwalitatief zeer gerespecteerd systeem van onafhankelijke rechtspraak. Ik zeg dat met nadruk. Mensen en bedrijven zijn bereid risico's te nemen, in de wetenschap dat geschillen die daaruit voortvloeien effectief kunnen worden beslecht. Die onafhankelijkheid zal ik onder alle omstandigheden verdedigen.
Het tweede belangrijke onderwerp is de kwaliteit van de rechtspraak. De Kamer heeft daarover verschillende thema's aangevoerd. Het wetsvoorstel tot herziening van de gerechtelijke kaart, dat door de Kamer in meerderheid is aanvaard, en de innovatieagenda die ik samen met de griffierechten heb geagendeerd, zijn belangrijke punten die gericht zijn op de kwaliteit van de rechtspraak. De rechtspraak staat voor aanzienlijke opgaven. Daarom is het goed dat wij bij de kwaliteit ook kritisch kijken naar het functioneren van de rechtspraak en de rechters. Het is goed dat wij daar open en duidelijk over spreken. De samenleving, in het bijzonder de politiek en de media, kijkt kritisch naar het functioneren van de rechter. Dat hoort bij de grote instituties in onze samenleving in de rechtsstaat. Fouten en misstappen hebben de volle aandacht. Daarbij is de focus in mijn ogen veel te veel komen te liggen op wat fout gaat in plaats van op wat goed gaat. Ik kom daar straks nog op terug. Dat is jammer, want het rechterlijke werk gaat in het overgrote deel van de gevallen gewoon goed en zelfs heel goed.
De rechter is onafhankelijk en integer. Hij is deskundig en levert kwalitatief hoogwaardig werk. Dat zien we in de brief over de maatschappelijke oriëntatie van rechters die we vandaag bespreken. Ook spreken we over het Jaarplan Rechtspraak 2012. Daarbij hoort de uitbreiding van het pakket disciplinaire maatregelen jegens rechters. Ook rechters zijn wat dat betreft normale mensen in een bijzondere positie, met een heel grote verantwoordelijkheid. Zij moeten op hun functioneren worden getoetst. Dat is voor iedereen een recht. Iedereen die verantwoordelijkheid draagt wordt daarin getoetst en op zijn functioneren beoordeeld. Daar is niets mis mee. Er is iets mis als je dat niet doet. Dit onderwerp hangt in mijn ogen heel natuurlijk samen met zowel de deugdelijkheid van het systeem als de onafhankelijkheid van de rechtspraak. Ik kom daarop terug.
De rechtspraak staat in het jaar 2012 voor enkele grote organisatorische opgaven c.q. stelselwijzigingen. Ik ben de eerste om dat toe te geven. Een en ander is natuurlijk afhankelijk van de politieke besluitvorming die nog moet plaatsvinden. Denk maar aan de implementatie van de herziening van de gerechtelijke kaart en de verhoging van de griffierechten. Daarna wordt gewerkt aan de totstandkoming van een Landelijk Dienstencentrum Rechtspraak (LDCR) en de invoering van het nieuwe financiële systeem Leonardo. De rechterlijke macht staat voor zware taken in onze samenleving, als hoeder van de rechtsstaat. Heel de samenleving houdt de blik gericht op die rechter. De rechterlijke macht staat ervoor de kwaliteit vast te houden met deze grote stelselwijzigingen en grote organisatorische ingrepen.
De rechterlijke macht wordt niet gepolitiseerd. Ik heb begrepen dat de Kamer het daar straks over gaat hebben. Ik zal zorgen dat ik op tijd klaar ben en wens de woordvoerders een buitengewoon aangenaam debat. Het antwoord is natuurlijk nee, dus ik ben benieuwd waar ze over gaan spreken.
Ik vind het altijd plezierig om met lijstjes te werken. Wat vindt de bevolking eigenlijk van de aanslag op instituties? Ik kwam uit onverdachte bron – het SCP – Burgerperspectieven, Kwartaalbericht IV 2011 tegen. Het is niet opgesteld naar aanleiding van een opdracht mijnerzijds. Het zal de woordvoerders misschien verbazen, maar welke institutie staat bovenaan? De televisie. Dat vond ik niet verrassend, want het is maar aan wie je het vraagt en op welk moment van de dag. Wie staat er met 71% op nummer twee? De rechtspraak, de rechterlijke macht. We moeten in staat zijn dit perspectief te zien. Ik ben er altijd heel gevoelig voor. Als je weet hoe de bevolking ertegen aankijkt, ga je dingen in een ander licht zien.
De rechtspraak staat boven grote ondernemingen en ver boven kranten en vakbonden. Ik zal verder niemand noemen, want dan komen we uiteindelijk bij onszelf uit. Ik vind het prettig en nodig met dit soort noties te werken en vanuit die notie te communiceren.
Dit brengt mij bij het rapport van het SCP. De heer Van der Steur vroeg ernaar. Het schetst een beeld van toenemende kosten zonder dat er verbetering van kwaliteit van de rechtspraak tegenover staat. Het is goed om bij dit soort rapporten niet direct in een Calimero-defensieve houding te schieten. De cijfers in het rapport zijn op zichzelf correct, maar moeten wel in hun context worden geplaatst. Ik wil het als volgt samenvatten. De rechtspraak slaagt erin de reële kosten te beheersen, ondanks toenemende bewerkelijkheid van zaken en grote inspanningen voor noodzakelijke kwaliteitsverbetering. De rechtspraak scoort qua productiviteit goed in de rijksbrede benchmark.
In de komende jaren zal de bewerkelijkheid van zaken eerder verder toe- dan afnemen. Het aspect van de kwaliteit komt daarbij weer om de hoek. Daar moeten we onze maatregelen op richten. Voortgaande digitalisering van de rechtspraak is ook zo'n belangrijk punt, inclusief uitbreiding van de digitale toegankelijkheid. Dit zal bijdragen aan de grotere efficiency die nodig is om de toenemende bewerkelijkheid te ondervangen. De laatste jaren ben ik heel positief over het accent dat niet alleen op de productieverbetering en de efficiencyverbetering is gelegd, maar juist op de kwalitatieve aspecten. De kwaliteitsverbetering is jaar in jaar uit een groot issue geweest. Ondanks de complexiteit heeft men laten zien dat dit zijn vruchten afwerpt.
De heer Van der Steur (VVD): Het SCP-rapport lijkt iets te concluderen. Ik ben het geheel eens met de minister dat er nog andere factoren meespelen. Eén daarvan is naar mijn eigen inschatting de toegenomen complexiteit van zaken. De arbeidsproductiviteit zou ondanks de enorm gestegen kosten gelijk zijn gebleven. Klopt dat? Dat zou op zichzelf raar zijn. Misschien kan de minister daar in een korte schriftelijke toelichting iets over zeggen? De relatief simpele, misschien te simpele, conclusie lijkt me dat als we de investeringen verdubbelen de arbeidsproductiviteit ook moet toenemen.
Minister Opstelten: Dank dat de heer Van der Steur nog even dieper graaft. Ik ben er meteen ingedoken toen het rapport verscheen. De conclusie is dat de afgelopen tien jaar de kwaliteit is gestegen. Dat is een positief punt. De productiviteit is gelijk gebleven. Dat is op zichzelf een goed resultaat, achteraf bezien. Ik kan gemakkelijk zeggen dat het beter moet en anders had gemoeten. Ik zat er toen niet en dat doe ik dus niet. Ik vind wel dat nu zowel de kwaliteit als de productie omhoog moet. Daarin passen al die stelselwijzigingen, waarvan ik er een paar heb genoemd. Over sommige ervan moet de Kamer zich nog buigen. De rechterlijke macht krijgt wat dat betreft veel voor de kiezen. Het is een uitdaging om daar te functioneren op hoge posities en verantwoordelijkheid te dragen. Men gaat die uitdaging aan en zit niet in het defensief bij het verschijnen van zo'n rapport. Men koestert de kwaliteit en constateert dat de productiviteit gelijk is gebleven. Dat is de conclusie. Ik wil het rapport wel pagina voor pagina doornemen, maar dat lijkt me niet nuttig. Ik blijf tot deze conclusie komen. Het levert niet veel nieuws op.
De heer Van der Steur (VVD): Beide vaststellingen zijn prachtig. De kwaliteit is gestegen. De kosten zijn in 2010 met 120% gestegen bij een gelijkblijvende productiviteit en een toegenomen kwaliteit. Dat zou betekenen dat die enorme stijging van de kosten alleen heeft geresulteerd in een stijging van de kwaliteit. Dan is de vraag of dit de investering waard is. Ik realiseer me de beperking van de opmerking die ik maak, omdat we niet precies weten wat het SCP-rapport bedoelt en waar het rekening mee houdt. Als het standpunt is dat het in orde is dat we een kostenstijging hebben van meer dan 100% en dat dit alleen wordt vertaald in de kwaliteit, is dat voor de VVD-fractie een punt van aandacht.
Minister Opstelten: De heer Van der Steur weet dat ik van benchmarken houd. Ik vergelijk de rechtspraak in een notendop met zeven andere sectoren. In de rijksbrede benchmark worden productiecijfers per medewerker per jaar vergeleken. De rechtspraak heeft de hoogste cijfers van alle betrokken organisaties. De hoogste betekent de beste. De organisaties waarmee zij worden vergeleken zijn UWV, SVB, RWS, de Belastingdienst, CJIB, DJI, ProRail, het Kadaster, DWO, RGD, RDW en het RIVM. Het betreft ongeveer 30 organisaties. Ik geef dit in grote lijnen aan. Als de heer Van der Steur dat wil, krijgt hij een schriftelijke reactie. Dit lijkt mij eigenlijk niet nodig. Het zou voor de productie prettig zijn als hij het hiermee eens is. Dan kunnen met die uren andere dingen worden gedaan. We weten wat het rapport inhoudt en we nemen dat serieus.
De voorzitter: Ik zie de heer van der Steur zuinigjes knikken. Hij is het met u eens.
Minister Opstelten: Dat is voor mij genoeg, of hij het nu zuinigjes doet of anders.
De heer Çörüz (CDA): Hoewel het niet direct is geagendeerd, heb ik er behoefte aan dat de minister ons bij de hand neemt bij de financiële consequenties. Dit kan een aanleiding zijn, maar ik kijk wel wat verder. Er zijn weinig sectoren die outputgefinancierd zijn. Hier worden prestaties geleverd. Pas bij een vonnis krijgt men geld. Ik zou willen dat meer sectoren dat zouden doen. Politie is input, officier OM is input, de zittende rechterlijke macht is output. Er is een aantal ontwikkelingen, zoals ZSM. De officier doet veel met de strafbeschikking af. Dat is de bulk van lichtere zaken. De ingewikkelder zaken gaan naar de rechtbank. Wat betekent dat uiteindelijk over vijf of tien jaar? Ik heb behoefte aan een brief over de financiering en de kwaliteit.
Minister Opstelten: Dit heeft de heer Çörüz net al gezegd. Ik had gepland aan zijn verzoek te voldoen, alleen wat later in het debat bij de beantwoording van zijn vragen. Ik begrijp de relatie met wat ik heb gezegd over de brief over de financieringssytematiek. Hoe werkt de financiering bijvoorbeeld als door OM-afdoeningen minder zaken bij de rechter komen? Ook maatregelen als ZSM spelen daarin mee. Deze brief wordt aan de Kamer toegezonden. Het is goed dat de Kamer dit overzicht krijgt.
Alle woordvoerders noemden de oriëntatie van rechters op de samenleving. We hebben daarover in de Kamer een aantal keer gezegd dat dit van stap tot stap moet gaan. Op het departement komen we rechters tegen die kijken hoe wij de besluiten over hen voorbereiden. Zij lopen ook mee bij mij op de Kamer. Hoe is de voorbereiding over de innovatieagenda in de wet, over de rechterlijke herziening, de griffierechten? Zij weten meer dan de woordvoerders nu. Dat is voor beide partijen nuttig. Het respect voor ons neemt toe en ons respect voor hen was er al, maar wordt bevestigd.
Vooropgesteld moet worden dat 80% van alle rechters die de afgelopen vijftien jaar zijn benoemd voor aanvang van hun opleiding tot rechter meer dan zes jaar praktijkervaring hebben opgedaan als jurist in een andere organisatie of als zelfstandig juridisch ondernemer. Van de overige 20% rechters had een ruime meerderheid meerjarige praktijkervaring in een andere organisatie of als zelfstandig ondernemer. Aankomende rechters worden nadrukkelijk geselecteerd op maatschappelijke ervaring en betrokkenheid. De heer Dibi noemde dat ook. In de huidige en toekomstige selectie van rechters is maatschappelijke ervaring een expliciet selectiecriterium om te kunnen toetreden tot de opleiding tot rechter. In het functieprofiel komen de eisen met betrekking tot de maatschappelijke oriëntatie ruim aan bod. Ook worden de leden van de selectiecommissie van de rechterlijke macht aangezocht op grond van uiteenlopende en ruime maatschappelijke ervaring. Tijdens de loopbaan van de rechter wordt de oriëntatie op de samenleving onder meer gestimuleerd door de gerichte opleiding, werkbezoeken, stages, ontmoetingen met scholen en programma's als Meet the Judge. Rechters moeten bijvoorbeeld meelopen bij de politie. De heer Çörüz geeft een voorbeeld, waar ik het op zichzelf helemaal mee eens ben. Dit gebeurt ook. In het kader van de maatschappelijke oriëntatie lopen rechters stages die passen bij hun werkveld. Het is maatwerk, dus dat kan ook bij politie, OM en advocatuur. De wensen van de heer Dibi worden door mij overgebracht aan de Raad voor de rechtspraak. Ik constateer overigens dat, als ik daarmee kom, men er enorm op heeft geanticipeerd en uit zichzelf al zaken heeft aangedragen.
Het zal worden bevorderd dat rechters een zaak volgen, nadat zij daarin uitspraak hebben gedaan. Ik noem dat nazorg uit oprechte belangstelling. Dat proefde ik een beetje in het betoog van de heer Dibi. We moeten uitkijken dat iemand zijn zaak niet los kan laten. Niets is vervelender voor degene die voor de nazorg is, dan dat degene die daarvoor een uitspraak deed de zaak niet los kan laten en zich ermee blijft bemoeien. Dit past goed in de doelstelling dat rechters weten wat het effect is van hun uitspraak op de burger en zich rekeningschap geven van het vervolg van een zaak. Ik weet niet precies hoe we dit moeten inrichten, maar ik zal de suggestie meenemen in mijn gesprekken met de Raad voor de rechtspraak. De raad is vertegenwoordigd op de publieke tribune vandaag, dus dat kan een kort gesprek zijn.
De heer Recourt (PvdA): Het is goed om te horen en te lezen dat er in de praktijk maatschappelijke oriëntatiebezoeken zijn aan het werkveld. Daar gaat het uiteindelijk om. Het overgrote deel van de rechters zal dit leuk vinden en vinden dat het bijdraagt aan de kwaliteit van het werk. Er is ook een deel dat het flauwekul vindt en vonnissen wil schrijven. Wat is het instrumentarium van de zijde van het rechtbankbestuur om het belang van de werkbezoeken te onderstrepen?
Minister Opstelten: Dit valt binnen het onderwerp functioneren en evaluatiegesprekken. Het gaat in de kern om hoe iemand functioneert. We gaan langzamerhand van evaluatiegesprekken naar functioneringsgesprekken. Daarbij komt dit natuurlijk aan de orde. Ik kan me er niet zoveel bij voorstellen, maar het kan voorkomen. Dat wil ik niet ontkennen. Ik wens betrokkenen dan sterkte. Er is geen instrument X in wet Y of maatregel X of Y. Het is het klimaat als je in een betrekkelijk kleine omgeving zit. De rechterlijke macht is geen gigantische organisatie. Dat heeft voor- en nadelen. Hier heeft dit het voordeel dat daardoor gevolgd wordt of je hieraan meedoet. Het is een eis die wordt gesteld, ook in de selectie. De selectie gaat steeds verder. Als iemand zich aan maatregelen en vormingsmogelijkheden onttrekt, komt dat aan de orde.
De heer Recourt (PvdA): We kunnen concluderen dat het dus niet verplicht is, zoals de 30 studiepunten, maar dat het in iets afgezwaktere vorm zijn consequenties heeft in het functioneringsgesprek.
Minister Opstelten: Dat lijkt mij zeker. Het kan uiteindelijk leiden tot disciplinaire maatregelen of tot conclusies over het functioneren van iemand. Het lijkt mij voor de hand liggend en passend dat dit gebeurt.
Mevrouw Helder vindt het pakket disciplinaire maatregelen niet sterk genoeg. Het uitgangspunt van de regelgeving zoals die nu wordt voorbereid, is beter te kunnen reageren op verschillende vormen van ongewenst gedrag van rechterlijke ambtenaren die met de rechtspraak zijn belast. Het is absoluut niet zo dat ik aanwijzingen zou hebben dat er veelvuldig sprake is van ongewenst gedrag. Het is ook niet zo dat ongewenst gedrag nu meer zou voorkomen dan vroeger. We moeten wel beschikken over een modern, in deze tijd passend instrumentarium, waarmee we op alle eventualiteiten zijn voorbereid. Daar hebben alle rechters recht op. Om adequaat te kunnen reageren op elke specifieke vorm van ongepast gedrag is het nodig de uitbreiding van het huidige arsenaal niet te beperken tot alleen de disciplinaire maatregelen. Daarom bevat het pakket waarover met de rechterlijke macht overeenstemming is bereikt, een uitbreiding van het aantal maatregelen en enkele andere orde- en sturingsmaatregelen. Orde- en sturingsmaatregelen lenen zich eerder dan disciplinaire maatregelen voor correcties op ongewenst gedrag dat wat meer intern van aard is. Disciplinaire maatregelen zijn in beginsel wat meer geschikt in geval van ongewenst gedrag met meer externe uitstraling. Ook ligt een disciplinaire maatregel meer in de rede bij ernstig verwijtbaar gedrag. Naar mijn mening is het pakket dat ik nu voorstel adequaat en ik deel de mening van mevrouw Helder dan ook niet. Ik hoop dat ze dit respecteert. Ik zeg niet dat dit een pakket is dat niet verbeterd of uitgebreid kan worden, maar over dit pakket hebben we overeenstemming. Ik neem verdediging ervan graag voor mijn rekening.
De heer Dibi (GroenLinks): Ik wacht het definitieve voorstel natuurlijk af. De minister zei iets interessants. Er is nu niets anders dan vroeger. Waarom zijn er dan andere maatregelen nodig? Wat is de noodzaak van nieuwe maatregelen? Wat ontbreekt er nu, wat er wel moet komen?
Minister Opstelten: De maatregelen die ik net heb genoemd zijn er nog niet, maar komen er aan.
De heer Dibi (GroenLinks): De minister zei dat er nu niets anders is dan hoe het vroeger was. Het is niet zo dat ongewenst gedrag in 2012 ineens de spuigaten uitloopt in vergelijking met zoveel jaar geleden. Als er niks is veranderd, is de vraag wat de noodzaak van nieuwe maatregelen is.
Minister Opstelten: Dat heb ik dacht ik gezegd. In deze tijd moet je het instrumentarium aanpassen. De organisatie verdient dat. In alle organisaties heeft men vormen van interne en externe sturing nodig, ook op het gebied van disciplinaire maatregelen. Ik wil het beeld wegnemen dat er bijzondere aanleiding is om heel veel te doen. Daarom zei ik dat er niets anders is dan vroeger, want dat is totaal niet het geval. Het is gewoon een normale organisatie met speciale verantwoordelijkheden, die recht heeft op dit instrumentarium. Als dit gevoel er niet was in de organisatie zelf, was er ook geen overeenstemming bereikt. Er is nu overeenstemming, dus laten we dit nu doen. Laten we kijken hoe het werkt. Als er meer nodig is komt dat vanzelf.
Mevrouw Gesthuizen vroeg of een rechter een andere functie kan krijgen als hij niet functioneert. In een dergelijk geval zijn er twee mogelijkheden. De eerste is vrijwillige overplaatsing naar een andere functie, bijvoorbeeld in een andere sector. Ook kan bij gebleken ongeschiktheid ontslag worden gegeven. Mevrouw Gesthuizen doelt op een gedwongen overplaatsing van rechtbank X naar rechtbank Y. We komen daarvoor met nadere voorstellen. Dat is in gang gezet. Het is te veel gevraagd om hier kloeke uitspraken te doen dat iedereen van hot naar her overgeplaatst kan worden als hij niet goed functioneert. Ik wil voorzichtig zijn met de rechterlijke macht. Dat verdient men, want we moeten de onafhankelijke status koesteren en respecteren.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Hoezeer mijn mondhoeken in eerste instantie omhoog gingen toen de minister zei dat er naar werd gekeken, zozeer gingen ze toch weer wat naar beneden toen hij zei dat we niet van hot naar her moesten gaan slepen met rechters. Het staat buiten kijf dat dit niet is waarom ik het vraag. De rechterlijke macht is in die zin iets heel bijzonders. Dat realiseert de SP zich terdege. Maar de minister maakt een beetje een karikatuur van dit voorstel. Het is een heel simpel verhaal. Als iemand niet functioneert, heeft dat bijvoorbeeld te maken met werkdruk, een positie die net iets te hoog gegrepen is. Dat kan gebeuren. Dan moet het toch mogelijk zijn naast een vrijwillige overplaatsing of direct ontslag, ook te devalueren of een stapje terug te doen? Een vrijwillige overplaatsing is natuurlijk te verkiezen, omdat dit getuigt van zelfinzicht. Dat is mijn simpele vraag. De minister en ik zijn het er volgens mij over eens dat het op veel plekken heel goed gaat. We mogen trots op zijn op al die mensen. Het gaat soms minder goed, en daarvoor worden de maatregelen voorgesteld.
Minister Opstelten: Maar daarom vroeg ik de woordvoerders af te wachten waar we mee komen. Ik ben voornemens de overige orde- en sturingsmiddelen als bijvoorbeeld onvrijwillige of vrijwillige overplaatsing binnen het gerecht en het geven van een mondelinge waarschuwing, uit te breiden. Nieuwe maatregelen zijn het kunnen inhouden van bezoldiging wanneer een rechter ongeoorloofd verzuimt zijn diensten te verrichten en de overplaatsing naar een ander gerecht, bijvoorbeeld als sprake is van verstoorde werkverhoudingen. Ik denk dat mevrouw Gesthuizen daarmee bediend wordt. Wij denken er hetzelfde over. Dit leeft ook bij de Raad voor de rechtspraak en andere partijen.
Wat is de stand van zaken rond het voornemen functioneringsgesprekken voor rechters in te voeren? In overleg tussen de Raad voor de rechtspraak, de NVvR en het departement is een voorstel ontwikkeld voor de invoering van jaarlijkse functioneringsgesprekken met rechters. Deze komen in plaats van de evaluatiegesprekken die nu op grond van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren regelmatig met rechters dienen te worden gevoerd. Dit voorstel ligt ter interne standpuntbepaling bij de NVvR. Het wordt daarna ter besluitvorming geagendeerd voor het reguliere overleg dat ik als sectorwerkgever voor de rechterlijke macht voer met de NVvR. De rechters krijgen waar heel Nederland al een beetje aan gewend is, namelijk ieder jaar een functioneringsgesprek in alle functies. Dit laat hun onafhankelijkheid onverlet. Die koesteren we. Er wordt wel beoordeeld of ze daar goed mee omgaan. Dit voorstel ligt nog in het overlegcircuit, maar dan weten de woordvoerders wat er op de agenda komt.
Mevrouw Berndsen vraagt of het opleggen van disciplinaire maatregelen uitsluitend bij de Hoge Raad moet worden belegd. Bij het opleggen van disciplinaire maatregelen moet je proportioneel te werk gaan, zowel bij de keuze van de rechter die het moet opleggen als om snel te kunnen ingrijpen in gevallen die dat verdienen. Ik zou niet alles aan de Hoge Raad willen opdragen. Ik durf dan de president, die ik hoog acht, niet meer onder ogen te komen. Hij is daar veel tijd mee kwijt. Het moet op proportionele en logische wijze, op maat gesneden en in volstrekte balans met de verhoudingen binnen de zittende magistratuur. We kunnen hier zeker uitkomen, hoewel het bij deze en gene wel gevoelig kan liggen. De woordvoerders kunnen ervan overtuigd zijn dat de onafhankelijkheid van de rechter als persoon natuurlijk nooit in het geding zal zijn. De beoordeling van het functioneren gaat daar juist over.
Voorzitter: Van der Steur
Mevrouw Berndsen (D66): De woorden van de minister klinken heel geruststellend, maar er kan toch sprake zijn van persoonlijke dingetjes die wel degelijk de onafhankelijkheid van de rechter aantasten. Ik wil de minister op zijn woord geloven, maar in de praktijk zou dit heel anders uit kunnen pakken. Daarom is onze suggestie om de Hoge Raad hier toch een rol in te geven. De minister gaf zelf al aan dat die organisatie niet zo groot is. Ik geloof niet dat dit zo ontzettend veel werk met zich mee zou brengen. Hoe garandeert de minister dat de onafhankelijkheid van de rechter gewaarborgd kan blijven?
Minister Opstelten: Dat kan door de proportionaliteit. We moeten daarin wel een verschil maken tussen ordemaatregelen en disciplinaire maatregelen en distantie in de zwaarte van de disciplinaire maatregelen. In de situaties waarover mevrouw Berndsen spreekt is het op tijd opschalen heel belangrijk. Daar zijn afspraken over te maken. Ze ziet dat we aan het uitwerken zijn. Interventie van woordvoerders is daarbij goed om mij aan te scherpen. Ik vind de interventie van mevrouw Berndsen zeer behartigenswaardig.
Mevrouw Berndsen (D66): Ik zie graag de uitwerking in het wetsvoorstel tegemoet.
Minister Opstelten: Dat is verstandig. Ik heb hier een stappenschema, maar het voert te ver om het geheel door te nemen. De Kamer krijgt het wetsvoorstel waar het in staat. Het is een attentiepunt, maar er is grote overeenstemming met de Kamer om deze weg verder te volgen. Dat is goed om te weten.
Voorzitter: Berndsen
Minister Opstelten: De heer Recourt vraagt of ik het wenselijk vind dat geanonimiseerd openbaar wordt gemaakt welke maatregelen worden opgelegd. Het antwoord op die vraag is uiteraard positief. Het geldt ook voor de klachtenregeling waarover de heer Van der Steur heeft gesproken. Ik vind het plezierig dat het hem gelukt is het digitale klachtenformulier te vinden. Het is vanzelfsprekend dat in het jaarverslag het aantal klachten wordt opgenomen, het soort klachten en wat ermee is gebeurd, zonder dat het te herleiden is naar specifieke situaties. Het wordt op transparante wijze zichtbaar gemaakt. Van groot belang is dat inzicht wordt gegeven in de afhandeling van klachten in een externe publicatie.
Er wordt structureel getoetst op de kwaliteit van de vonnissen. Er is in de loop der jaren een methode ontwikkeld voor de toetsing van de inhoudelijke kwaliteit van de vonnissen. Deze methode wordt momenteel toegepast op de vonnissen van de handelssectoren. De rechtspraak kijkt of deze methode ook op andere rechtsgebieden kan worden gebruikt. Er vindt nog geen koppeling plaats met evaluatiegesprekken met individuele rechters. Dat is voorlopig nog niet aan de orde. Deze methode van toetsing wordt verder ontwikkeld. Bij functioneringsgesprekken zullen situaties aan de orde komen die te maken hebben met de kwaliteit die een rechter levert. Ik kan me dat niet anders voorstellen, maar deze methode is nog niet toepasbaar op de individuele rechter.
Er zijn registers met de nevenfuncties van rechters. Ik vraag regelmatig na of deze zijn bijgewerkt. De procedure daarvoor is eenvoudig. De verantwoordelijkheid ligt bij een ieder zelf. Iedere rechter moet zijn nevenfuncties publiceren en transparant maken. De presidenten en de Raad voor de rechtspraak moeten zorgen dat iedereen dat doet. Als rechters het niet doen, krijgen ze een behoorlijke tik op de vingers.
De Berndsenvariant op het voorstel om burgers in te zetten als lekenrechters sluit aan bij de Çörüzvariant. Het is destijds gepresenteerd bij het voorstel voor de Wet herziening gerechtelijke kaart. Mevrouw Berndsen wil burgers inzetten als deskundigen en lekenrechters. De heer Çörüz stelt voor deskundigen die een rechtenstudie hebben afgerond en een meesterstitel hebben in te zetten als rechter-plaatsvervanger. De pool van deskundigen bestaat uit mensen die een kei op hun vakgebied zijn, een biochemicus, een accountant, et cetera. Met de Raad voor de rechtspraak herken ik de noodzaak een antwoord te hebben op de toegenomen complexiteit van rechtszaken. Steeds vaker worden rechters geconfronteerd met ook technisch zeer ingewikkelde bewijsvoering. Daarom zou het heel nuttig kunnen zijn.
Er zijn verschillende oplossingsrichtingen denkbaar. Die zijn we aan het uitwerken. Ik kan niet zeggen wanneer dit beschikbaar is. De herziening van de gerechtelijke kaart biedt mogelijkheden de krachten te bundelen. Die voorziet in de invoering van vier gespecialiseerde rechtbanken voor de behandeling van zwaardere, ingewikkelde strafzaken met een min of meer landelijk of grensoverschrijdend karakter, zaken afkomstig van het landelijk of functioneel parket. Rechters worden bijgeschoold op het gebied van empirische wetenschappen. Zo zijn ze beter in staat de rapporten van ingeschakelde deskundigen op hun waarde te schatten. Het idee om daarenboven deskundigen op te nemen in de zittingskamer van de rechtspraak wijs ik zeker niet op voorhand af. Dat is al een forse stap.
Ook de Raad voor de rechtspraak vindt de zaak van de deskundigenrechter een verkenning waard. Er wordt geen nee geschud op de tribune. Op mijn verzoek hebben de woordvoerders mij tijd gegund om hiermee aan de slag te gaan, want het is niet niks. Het is niet zomaar even een brief, het is zaak deze verkenning buitengewoon serieus te bekijken. Dit is dus geen toezegging of op voorhand een nee, het kan beide worden. Er zijn verschillende oplossingsrichtingen, zoals ook uit de interventie van de heer Recourt blijkt.
Het voorstel van mevrouw Berndsen vind ik sympathiek. Het past ook bij de ontwikkeling van de rechtspraak naar een meer themagewijze aanpak: jeugdzaken, civiele straf, kinderbeschermingsmaatregelen in één kamer. Waar nodig wordt dit uitgebreid, in overleg met de Raad voor de rechtspraak. Het is een buitengewoon aardige uitdaging.
De heer Çörüz (CDA): Ik dank de minister voor zijn positieve grondhouding. Het is terecht dat hij zegt dat hij even de tijd wil nemen, maar ik wil wel een tijdsindicatie horen. Ik heb dit enkele maanden geleden ingebracht bij de bespreking van de gerechtelijke kaart. Als de minister zegt dat hij richting april, mei iets heeft waarover wij verder kunnen praten, lijkt me dat een heel reële termijn. Anders blijft het maar doorsudderen.
Minister Opstelten: Zeker. Ik vind dat zelf ook wel terecht. Het komt voor het zomerreces naar de Kamer, gezien alles wat er nog gedaan moet worden.
De heer Çörüz (CDA): Dan worden er twee varianten uitgewerkt?
Minister Opstelten: Dat klopt, beide aspecten worden meegenomen. Zij hebben met elkaar te maken. De Kamer gaat erover in gesprek en nodigt mij vervolgens uit als ze het eens is.
Over de shariarechtspraak heeft een uitvoerig debat plaatsgevonden in de Kamer, met staatssecretaris Teeven. Daar verwijs ik naar, want zijn standpunt was heel duidelijk.
Noch de resultaten van het onderzoek dat in opdracht van de staatssecretaris is gedaan, noch de brief die hij daarover aan de Kamer heeft gestuurd vorig jaar zomer, noch het debat daarover geeft mij aanleiding tot zorg. De conclusie van de staatssecretaris aan het slot van het debat staat wat mij betreft recht overeind. Eventuele toepassing van de regels uit de sharia door de rechter geschiedt alleen via de gewone manier van toepassing van het internationaal privaatrecht. In Nederland toetst de rechter op grond van boek 10 van het BW. Hij kan dus zaken verbieden als het strijd oplevert met de openbare orde. Zo zit het recht in ons land in elkaar.
Mevrouw Berndsen vroeg nog naar de mogelijkheden om ruimere toepassing van cameratoezicht te realiseren. De woordvoerders kennen mijn voorliefde voor cameratoezicht, in een ander verband. In dit verband vind ik het een taak van de rechtspraak. De voorzitter van de raad is voorstander van een ruimere toepassing van camera's. Daar moet zorgvuldig mee worden omgegaan. Over het realiseren van een ruimere toepassing moet je geen algemene circulaires uitbrengen. Ik ben het eens met wat hij zegt. Ik volg de ontwikkelingen op dit punt wel met belangstelling.
De heer Çörüz vroeg naar de stand van zaken in de internationale contacten en internationale samenwerking van de rechtspraak. Er zijn intensieve internationale contacten. Dat merk ik uit mijn contacten en uit het reisprogramma van de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak. Er is een groot internationaal netwerk. Er is geld beschikbaar voor internationale stages. Zo neemt de rechtspraak binnenkort deel aan een internationaal congres over het Europese betalingsbevel. Dat zal de woordvoerders interesseren. De raad faciliteert werkbezoeken en ontvangt regelmatig buitenlandse delegaties. Aansporing om dit te intensiveren is totaal niet nodig.
De heer Van der Steur (VVD): Ik heb ook gevraagd naar de status van de overigens uitstekende gedragscode van de NVvR, ietwat onheus zeg ik de vakbond van de rechters. Ik word vanuit de zaal nu boos aangekeken. Die gedragscode is voorgesteld. Wat is daarvan de status? Hoe denkt de minister over deze gedragscode en wat zou de status moeten zijn?
Minister Opstelten: Excuus aan de heer Van der Steur, die vraag had ik laten liggen. De gedragscode heeft het karakter van een interne richtlijn, bedoeld voor de rechters onderling. Ik vind het een goed document. De Raad voor de rechtspraak is momenteel bezig met het tot stand brengen van een breed integriteitsbeleid. Naar ik heb begrepen zal de gedragscode van de NVvR daarbij worden betrokken.
De heer Van der Steur (VVD): Voorzitter. Door uw krachtige wijze van leiding geven kon ik net mijn eerste termijn niet helemaal afmaken. Ik heb nog één punt dat ik met de minister wil bespreken. Dat is de rol van mediation binnen de rechterlijke macht. De minister weet dat ik bezig ben met een initiatiefwet op dit punt. Ik zie dat er veel goede ontwikkelingen zijn binnen de rechterlijke macht over mediation, maar dat ook her en der wat kennisverbreding en -verdieping mogelijk is. Niet elke rechter beschikt standaard over deze vaardigheden. Het klinkt eigenlijk heel logisch dat waar je problemen wilt oplossen, mediationvaardigheden heel nuttig en wenselijk zijn. Is de minister het met mij eens dat het verstandig zou zijn als alle rechters over mediationvaardigheden beschikken, zodat we daarmee een extra slag kunnen maken in de efficiency van de rechtspraak, ook via deze alternatieve methode van geschillenbeslechting? Overigens dank ik de minister voor zijn uitvoerige beantwoording van al mijn andere vragen in eerste termijn.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Ik begrijp van de minister dat er een soort experiment, pilot, een eerste fase loopt in de inhoudelijke toetsing van de vonnissen bij de sector Handel. Ik vraag mij af hoe dit wordt onthaald. Kan de minister daar al iets over zeggen? Hoe bevalt het? Hoe moet ik dit precies zien? Is het iets waarover de minister de mensen die ermee werken al heeft bevraagd? Weet hij hoe erover wordt gedacht? Verder heb ik de indruk gekregen dat de minister vooral de nadruk wil leggen op het feit dat er zoveel goed gaat in de rechtspraak. Dat is terecht, er gaat inderdaad heel veel goed. Daar mogen we trots op zijn. De burgers mogen er gelukkig mee zijn dat zij een deugdelijk functionerend rechterlijk apparaat hebben, niet corrupt zoals in andere landen, en gescheiden van de politiek. Je weet je als burger veilig en bewaakt, zelfs zonder camera's. Ik heb er wel het gevoel aan overgehouden dat de problemen, die in ieder geval door mijn fractie wel degelijk worden geconstateerd, een beetje worden gebagatelliseerd. Misschien is dat niet de bedoeling geweest van de minister. Dat hoor ik graag, want dat zou in mijn ogen betekenen dat de minister voortvarend aan de slag gaat met alles wat er nog op de agenda staat en dat hij zich realiseert dat we daar nog een wereld te winnen hebben.
Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. Dank aan de minister voor de uitvoerige beantwoording. Ik heb hem over het pakket disciplinaire maatregelen horen zeggen dat het kan worden uitgebreid en verbeterd. Als er meer nodig is, komt dat er vanzelf. Het lijkt me niet dat het vanzelf komt. Ik wil aan de minister vragen of er een evaluatie komt. Zo ja, per wanneer of na verloop van welke termijn? De minister zei dat de nevenfuncties transparant en inzichtelijk moeten worden gemaakt, anders kunnen rechters een behoorlijke tik op de vingers verwachten. Daar vertrouwen we op. Over de sharia blijven we natuurlijk van mening verschillen. De minister ziet geen aanleiding voor zorgen, omdat het via het internationaal privaatrecht gaat. Daar wordt inderdaad verwezen naar de toepassing van buitenlands recht. Ik heb dit in mijn eerste termijn aangehaald. Ik heb daar goed naar gekeken. Wij vinden dat het een religieuze plichtenleer is. De vraag is of dit allemaal onder de noemer buitenlands recht valt. Ik overweeg serieus hierover een motie in te dienen. Ik wil dit agenderen voor een VAO.
De heer Recourt (PvdA): Voorzitter. We hebben geconstateerd dat het vertrouwen in de rechtspraak hoog is. Dat constateert de rechtspraak zelf ook naar aanleiding van exitpolls. De complimenten zijn terecht. Een extra compliment voor dit kabinet en het vorige is dat in de afgelopen periode een inzet is gedaan op kwaliteit. Daarvoor was er een enorme inzet op efficiency, mede door de outputfinanciering. Daar ben ik helemaal niet enthousiast over. Een organisatie richt zich dan op de financiering en met kwaliteit verdien je het meeste geld. Ik heb daar heel perverse prikkels van gezien. Zaken werden meervoudig afgedaan terwijl ze normaal gesproken buiten zitting werden afgedaan, alleen maar omdat dit meer opbracht. Kortom, daar was terecht veel kritiek op. Het is goed om te zien dat de kwaliteit nu beter vorm heeft gekregen. Dit komt het vertrouwen uiteindelijk verder ten goede. Het is nu aan ons politici om ditzelfde vertrouwen in rechters ook uit te stralen. Ik roep alle collega's en de minister op bij alle nieuwe wetsvoorstellen zoals over minimumstraffen, het vertrouwen in de rechter nadrukkelijk uit te stralen en te laten doorwegen in ons stemgedrag.
De heer Çörüz (CDA): Voorzitter. Ik heb dit volgens mij al ruiterlijk gedaan in mijn eerste inbreng. Ik wil het wel herhalen: er worden dagelijks duizenden goede, heldere, evenwichtige vonnissen afgegeven, waarmee door de rechtspraak een bijdrage wordt geleverd aan onze rechtsstaat. Ik dank de minister voor de twee toezeggingen die ik heb genoteerd. Dit betreft de pool van deskundigen met de twee varianten, en het financiële plaatje met de ontwikkelingen die op onze rechtbanken en rechters afkomen. Rest mij nog één punt. De heer Van der Steur heeft me een beetje het gras voor de voeten weggemaaid, maar het is dan ook zijn initiatief. Het gaat om mediation. Dat is destijds ingestoken in het kader van het ontjuridiseren. Er zijn heel goede voorbeelden van, bijvoorbeeld op het gebied van kinderontvoeringen, juist om de echtelieden bij elkaar te houden. Ik wil weten hoe het staat met mediation in het strafrecht. Ik weet dat oud-collega Teeven daar behoorlijk de boer mee is opgegaan. Mediation in het civiel recht loopt nu volgens mij aardig. Als de minister dit niet weet, hoor ik graag per brief wat de ontwikkelingen zijn in mediation in het strafrecht. Dit geeft de minister de kans de Kamer aan te reiken wat daar de stand van zaken is.
De heer Dibi (GroenLinks): Voorzitter. Dit debat levert voor mij hetzelfde op als het vorige over het Europees Hof. We praten over allerlei nieuwe hervormingen of maatregelen, en tegelijkertijd zegt de minister dat er niets aan de hand is. Wat is volgens de minister het probleem binnen de rechterlijke macht? Wat moet er worden opgelost? Als ik het goed beluister krijgen we moderne disciplinaire maatregelen omdat rechters daar recht op hebben, maar is er geen specifieke aanleiding om ze die maatregelen op te leggen. We gaan werken aan meer maatschappelijke oriëntatie, maar het vertrouwen bij het publiek in de rechterlijke macht is juist heel erg hoog. Met die maatschappelijke oriëntatie zit het dus wel goed. Ik wil van de minister horen wat de tekortkomingen zijn die moeten worden opgelost. Het is wat mij betreft nu te veel van twee walletjes eten. Mijn laatste vraag gaat over de zoektocht naar een betere benoemingsprocedure bij de Hoge Raad. De minister heeft vaker vragen gekregen over benoemingsprocedures. Zonder terug te vallen op de casus waarin ik het mijn collega's wel enigszins lastig heb gemaakt, wil ik weten wat de minister vindt van de benoemingsprocedure. Kunnen daarin in de toekomst stappen worden gezet, of ziet hij daartoe geen aanleiding?
Voorzitter: Van der Steur
Mevrouw Berndsen (D66): Voorzitter. Naar mijn idee is de minister niet verder ingegaan op het klachtrecht. Het is voor ons erg belangrijk dat er een volwaardige externe klachtenprocedure komt inzake gedragingen van rechters en andere rechterlijke ambtenaren. Dat zou een speciale nationale klachtencommissie kunnen worden, waarin zowel rechters als niet-rechters zitting hebben. In één adem noemde ik ook de wrakingsprocedure, waarbij wrakingsverzoeken voortaan aan een andere rechtbank zouden moeten voorgelegd dan die waaraan de gewraakte rechter is verbonden. Verder dank ik de minister voor de toezegging om de verkenning over lekenrechters uit te voeren.
Voorzitter: Berndsen
Minister Opstelten: Voorzitter. Dank voor alle interventies in tweede termijn.
Bij het onderwerp mediation en rechters ben ik van mening dat rechters niet moeten worden opgeleid tot mediators. Ik kan het niet korter zeggen. Dit is belangrijk. Zij moeten wel kennis hebben over conflictgedrag en conflictoplossing. Dit sluit geheel aan op het doel van de rechtspraak om te komen tot finale geschillenoplossing. Rechters worden nu al getraind in conflictdiagnose. Ik overleg met de Raad voor de rechtspraak hoe dit een standaardonderdeel in het opleidingshuis kan zijn. Ik zeg de heer Çörüz een brief over mediation in het strafrecht toe, met onze analyse en mening. Het voert te ver daar nu op te antwoorden.
De toetsing van de systematiek van de kwaliteit van de vonnissen is niet zomaar een experiment. Deze systematiek is ingevoerd en is goed onthaald. Dat is wat mij wordt gerapporteerd.
Als ik spreek over de rechterlijke macht, spreek ik daarover met respect, ook voor de hoge kwaliteit. Dat heb ik altijd gedaan. Dat ik daar een aantal kwalitatief positieve opmerkingen over heb gemaakt betekent niet dat ik de situatie waarmee de rechterlijke macht te maken heeft bagatelliseer. Anders hoeven wij hier niet bij elkaar te komen. Natuurlijk zijn er vraagstukken, het is niet voor niets dat we een herziening van de gerechtelijke kaart hebben. Die is naar mijn mening hard nodig. Dat vindt de Raad voor de rechtspraak ook. Dat vindt gelukkig ook een grote meerderheid in de Kamer. Zo zijn er meer zaken die spelen, stevige zaken. Over een aantal daarvan volgt nog een debat, denk aan de griffierechten en de minimumstraffen. Met de grote uitdaging van digitalisering van de rechterlijke macht, die noodzakelijk is voor de toegang tot de rechter, zijn dit uitdagingen die met de kwaliteit en de productie te maken hebben. Die bagatelliseer ik ook niet.
Ik bagatelliseer ook niet de focus die er van tijd tot tijd in de media is op negatieve uitlatingen over de rechterlijke macht. Die zijn er ook over de politie. Laatst zag ik een ranking van de beste werkgevers in Nederland. Na de Rabobank en Shell komt met stip stijgend de politie. Dat soort dingen moet je ook durven zeggen. Die verantwoordelijkheid hebben wij. Mijn eigen rol daarin is belangrijk. Ik wil het zeker niet bagatelliseren.
Het pakket disciplinaire maatregelen bevat natuurlijk veel meer dan ik heb gezegd. In het voorjaar gaat het wetsvoorstel waar het allemaal in staat in consultatie. Vervolgens gaat het naar de Raad van State en naar de Kamer. Dan moet het eerst in het Staatsblad staan, voordat we kunnen evalueren.
Ik neem kennis van het voorgenomen VAO. Ik wacht het af.
De heer Recourt roept ons op vertrouwen in de rechter uit te stralen. Dat kost mij geen moeite. Het is vanzelfsprekend en het is onze taak.
De heer Dibi vraagt wat er aan de hand is. Om in dit land de rechterlijke macht op niveau te houden is het heel belangrijk dat de Eerste Kamer instemt met de gerechtelijke kaart. Dan kan men daar aan de slag. De sector wil dit, want er moet duidelijkheid komen. De onderwerpen die politiek controversieel zijn, zoals de minimumstraffen, de griffierechten, de vernieuwingen, de innovatieagenda, houden de sector ook bezig. Al die wetten zijn niet ingegeven uit wantrouwen naar de rechterlijke macht. Dat heb ik nooit gezegd. De rechterlijke macht heeft wel recht op een ordelijk managementinstrumentarium, zoals functioneringsmaatregelen en ordelijke, bij wet geregelde disciplinaire maatregelen die men kan en moet nemen. Het is gelet op de positie van de rechter in onze rechtsstaat geboden dat dit bij wet is geregeld.
Het is goed dat wij elkaar aansporen over oriëntatie op de samenleving. Dat hoort bij deze tijd. Je kunt het er ook niet over hebben, omdat het normaal is. Gelukkig is de samenleving dynamischer dan dat en hebben we het er wel over. We stellen punten aan de orde die naar onze mening moeten veranderen.
Wat mij betreft vindt er geen verandering plaats in de benoemingsprocedure. Ik heb geen aanleiding om daaraan iets toe te voegen. Het gaat eigenlijk al meer dan 100 jaar goed. Het is wel een benoeming voor het leven. Dat is jammer voor mevrouw Helder, zij kent mijn opvatting daarover. Voor het leven is overigens betrekkelijk, want het is tot 70 jaar. Dat hebben we afgesproken.
De klachtenregeling is zo ingericht dat klachten worden afgedaan door het gerechtsbestuur en niet door een onafhankelijke commissie. Ik ken de opstelling van mevrouw Berndsen op dit punt, maar ik hoop dat zij dit respecteert. Het is niet veranderd in de Wet herziening gerechtelijke kaart en dat houden we dus zo.
De voorzitter: Dan dank ik de minister voor zijn beantwoording in tweede termijn. Hij heeft de volgende toezeggingen gedaan:
– De Kamer ontvangt voor 31 maart een brief over de financieringssystematiek.
– De verkenning over toevoeging van deskundigen aan de raadkamer zal voor het zomerreces aan de Kamer worden voorgelegd.
– De Kamer ontvangt voor 31 maart een brief over mediation in het strafrecht.
Mevrouw Helder heeft een VAO aangevraagd. Wij zullen dit agenderen met als eerste spreker mevrouw Helder.
Wij zijn gekomen aan het eind van het algemeen overleg over de rechterlijke macht. Ik dank de minister voor zijn inbreng en beantwoording, de leden voor hun inbreng en onze gasten op de publieke tribune voor hun belangstelling. Ik sluit hierbij de vergadering.