Vastgesteld 30 juni 2011
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 heeft op 26 mei 2011 overleg gevoerd met minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over:
– de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 28 februari 2011 over veiligheid in en rond het onderwijs (29 240, nr. 44);
– de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 10 mei 2011 met cijfers over het drugsgebruik (29 240, nr. 45);
– de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 12 april 2011 met een reactie op het voorstel van SLO inzake de aanpassing van de kerndoelen op het gebied van seksuele weerbaarheid en diversiteit in het onderwijs in verband met de motie-Pechtold c.s. op stuk nr. 59 (27 017, nr. 75).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Van Bochove
De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
De Kler
Voorzitter: Biskop
Griffier: Arends
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Elias, Van der Ham, Çelik, Beertema, Smits en Biskop
en minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.
De voorzitter: Hartelijk welkom bij dit algemeen overleg. Wij hebben een spreektijd van vier minuten afgesproken.
Mevrouw Smits wenst het overleg om 13.00 uur te verlaten. 13.30 uur is de absolute eindtijd van dit overleg. Daarom wil ik verzoeken om de interrupties kort en bondig te houden.
De heer Elias (VVD): Voorzitter. Allereerst wil ik het drugsgebruik op en rond de school aan de orde stellen. Het aanpakken van drugsgebruik moet ook in het onderwijs een prioriteit voor de komende jaren zijn, gelet op de grote aantallen leerlingen die aangeven dat er in en rond hun school onder schooltijd gebruikt wordt. Op het havo en het vwo gebruikt 24% van de leerlingen in en rond de school, op het vmbo 21% en op het mbo 26%. Ik citeer de tabel op p. 57 van het onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs getiteld Veiligheid op school van december 2010. Kan ik de antwoorden op de stelling «Ik heb dit schooljaar drugs gebruikt in en rond de school» nog bij die cijfers optellen? Ik heb de indruk van wel, maar dat is niet helemaal duidelijk weergegeven. Dan zouden de cijfers nog ernstiger zijn.
De heer Van der Ham (D66): Drugsgebruik in het onderwijs moet natuurlijk niet. Er moet geen drugs worden gebruikt. Zeker onder de achttien jaar moet je er ontzettend mee uitkijken. Wat is volgens de heer Elias de drug die het meest onder jongeren wordt gebruikt en daarmee de gevaarlijkste?
De heer Elias (VVD): Wij spreken vandaag wat mij betreft over cannabis. Als de heer Van der Ham het over alcohol wil hebben, ben ik daar op alle andere momenten van harte toe bereid, maar ik praat nu over het blowen en het gebruik van harddrugs, zoals xtc enzovoort. Ik weet dat het debat iedere keer op alcohol wordt gebracht als bliksemafleider. Dat mag van mij, maar ik wil het hierover hebben.
De heer Van der Ham (D66): Dat is geen bliksemafleider. In die tabel die ik heb geciteerd, wordt met drugs geen alcohol bedoeld.
De heer Van der Ham (D66): Ja, en dat maakt het zo lastig.
De heer Elias (VVD): Ik maak hier bezwaar tegen.
De voorzitter: Mijnheer Van der Ham, de heer Elias heeft nu twee zinnen van zijn inbreng uitgesproken. Laat hem eerst gewoon vertellen waar hij het over wil hebben.
De heer Van der Ham (D66): Nee, voorzitter. Dat hebben wij al uitgebreid kunnen lezen in de krant. Ik wil wat specifieker op de materie ingaan. De problemen op school zijn soms erg groot, zeker met specifieke leerlingen. Daar ben ik het helemaal mee eens. Tegelijkertijd, als wij alles op één hoop gooien, kunnen wij niet specifiek goed beleid maken. Cannabis is bij sommige leerlingen een groot probleem. Dat moet je hard aanpakken. Maar het dealen op schoolpleintjes, bijvoorbeeld, gebeurt door drugsdealertjes. Die hebben vaak cocaïne bij zich. Wat wil de heer Elias …
De heer Elias (VVD): Ik maak bezwaar hiertegen. Ik heb een uitgebreid verhaal voorbereid waarin ik op al deze aspecten inga.
De voorzitter: Ik ga even ingrijpen. Mijnheer Elias, u krijgt zo het woord.
Mijnheer Van der Ham, de heer Elias komt zo niet aan zijn betoog toe.
De heer Van der Ham (D66): De heer Elias zit alweer hoog op de kast, dus wij gaan het meemaken.
De voorzitter: Nee, zo is het niet, mijnheer Van der Ham. De heer Elias heeft amper twee zinnen van zijn betoog uitgesproken. Hij geeft aan dat hij op een aantal door u genoemde punten terugkomt, dus ik stel voor dat de heer Elias zijn betoog vervolgt.
De heer Elias (VVD): Dank u zeer.
Ik had dus een feitelijke vraag over de tabel op p. 57 van het rapport van de Inspectie van het Onderwijs. Volgens de brochure Ontwikkeling van sociale veiligheid in en rond scholen 2006–2010 van ITS, verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen, daalt het drugsgebruik – ik heb het dan niet over alcoholgebruik, maar gewoon over wat men onder drugsgebruik verstaat – door leerlingen volgens hun medescholieren van 68% in 2006 naar 38% in 2010. Dat staat op p. 30. Dat is op zich gunstig, maar het glas is toch ook halfleeg: vier op de tien is nog steeds belachelijk. De cijfers zijn niet eenduidig. Dat geef ik toe. Maurice de Hond kwam in opdracht van De Telegraaf eind november vorig jaar tot verontrustende cijfers over drugsgebruik op scholen: een op de vijf kinderen op reguliere scholen en de helft van de kinderen in het speciaal onderwijs. Nogmaals, de minister hanteert als cijfer die 38%. Die cijfers zijn niet eenduidig maar ze zijn hoe dan ook alarmerend. Uit het genoemde onderzoek van De Hond blijkt dat 92% van de ouders vindt dat gebruik van of handel in drugs op en rond de school aan hen moet worden gemeld. Dat blijkt uit een serieuze steekproef onder 2000 mensen. 75% van de ouders vindt dat scholen en docenten actief moeten controleren op het gebruik van drugs.
Wij moeten meer doen met die signalen. Ik ben blij dat CDA-collega Çörüz dat met mij eens is, blijkens zijn inbreng bij de begrotingsbehandeling van Justitie. Ik wil de minister van Onderwijs vragen of zij bereid is samen met haar collega van Veiligheid en Justitie te bevorderen dat speekseltesten bij scholen kunnen worden afgenomen wanneer de schoolleiding dat wenst, nadat die schoolleiding een verzoek daartoe van de medezeggenschapsraad en/of de ouders ontvangen heeft aan de hand van concrete signalen. Bij die signalering zou ook het meldpunt Meld Misdaad Anoniem kunnen worden betrokken met bijvoorbeeld een speciale drugsmeldlijn. Ik heb deze week contact met de mensen van dat meldpunt gehad en die zijn daar positief over. Op tal van andere terreinen werkt dat ook. Dat geldt ook voor voorlichting op scholen.
Uiteraard kan dit proces ook andersom: de schooldirectie kaart dit actief aan bij de ouders en de medezeggenschapsraad. Wanneer alle scholen regels opstellen over de consequenties van niet alleen het bezit maar ook het gebruik van drugs, kan een speekseltest effect hebben. Met die regels in de hand kan een leerling dan geschorst worden of andere sancties aan de broek krijgen. Op verzoek van de ouders of de medezeggenschapsraad kan bijvoorbeeld ook steekproefsgewijs een speekseltest worden afgenomen bij de toegang tot schoolfeesten of evenementen.
De heer Çelik (PvdA): Ik heb ontzettend veel vragen, maar ik houd het nu even op twee. Een speekseltest afnemen kan nu ook al overigens. Dat had de heer Elias kunnen weten. De minister hoeft dus helemaal niets te doen. Alleen behoort dat in combinatie met zorg te gebeuren. Een zorginstelling moet daarbij betrokken zijn, en terecht, want die weet waar het over gaat, hoe dat systeem werkt et cetera.
De voorzitter: En uw vraag was?
De heer Çelik (PvdA): Dit was even een constatering. Er is dus sprake van hoog van de toren blazen maar niet van inhoud op dit punt.
Mijn vraag is de volgende. Blowen is niet strafbaar. Wat moet Meld Misdaad Anoniem in vredesnaam met zo'n melding? Gaan wij blowen strafbaar stellen? Is dat het plan van de heer Elias? Hoe gaan wij dat nu aanpakken?
De heer Elias (VVD): Met die vragen kijkt de heer Çelik weg van het probleem op school. Dat is mijn bezwaar daartegen. Tegen wat ik voorstel is van alles in te brengen. Dat realiseer ik mijzelf ook heel goed. Er hangen privacyaspecten mee samen. Daar hangt mee samen dat wij in Nederland hebben vastgesteld dat het gebruik van drugs niet verboden is. Dat realiseer ik mij allemaal. Nu kunnen wij die signalen van 90% van de ouders wel negeren. De politiek kan zeggen: het kan ons eigenlijk niets schelen dat er op scholen wordt gebruikt en dus ook wordt gehandeld, hetgeen verboden is. Wij kunnen negeren dat de werkzame stoffen in zogenaamd onschuldige softdrugs steeds sterker worden. THC is rotzooi, waardoor je ook sneller naar de harddrugs gaat. Dat is wetenschappelijk bewezen. Dat kunnen wij allemaal negeren. De vragen die de heer Çelik stelt, gaan in die richting.
Voorzitter. Dat is niet mijn opvatting. Het is de opvatting van de VVD dat wij die signalen serieus moeten nemen en dat wij moeten beginnen met de cultuur in die zin te veranderen dat scholen het niet meer onbespreekbaar vinden of dat scholen niet langer uit angst voor reputatieschade verzwijgen dat er drugs op en rond de school wordt gebruikt. Het gebeurt namelijk overal, dus zou het overal besproken en aangepakt moeten worden. De heer Çelik zegt dat die speekseltests al afgenomen kunnen worden in samenhang met zorg, maar op hoeveel scholen gebeurt dat? Wat hebben wij er vanuit Den Haag aan gedaan om te bevorderen dat dat gebeurt? Het antwoord is: bedroevend weinig. Wij moeten dit probleem serieus willen nemen. Als de heer Çelik dat «hoog van de toren blazen» wil noemen of een maatschappelijke discussie wil aanzwengelen door daar iets over te zeggen in de krant voorafgaand aan een algemeen overleg als dit, dan laat ik dat verder aan hem. Ik vind het van belang dat wij die signalen serieus nemen. Ik doe dat binnen bepaalde voorwaarden, namelijk privacy zoals wij die hebben in Nederland. Ik ben er niet voor om ieder kind willekeurig een wattenstaafje of een houtje in zijn mond te duwen op het schoolplein. Ik ben ervoor om dat te doen naar aanleiding van signalen. Ik ben ervoor om te zorgen dat die signalen ook binnenkomen. Ik ben er ook voor om dit soort dingen via de medezeggenschapsraad en via de ouders aan directies te vragen. En als men het echt niet wil, gaat het dus niet door. Het minste wat je moet willen doen als politicus, is niet wegkijken van een reëel probleem dat door heel veel mensen in de samenleving als zodanig wordt ervaren. Ik denk dat de heer Çelik dat aan het doen is.
De heer Çelik (PvdA): Ik laat mij niet zeggen dat ik wegkijk. Die woorden moet de heer Elias echt terugnemen. Wij kennen elkaar niet zo lang maar ik ren nergens voor weg.
De heer Elias (VVD): Dan vraag ik de heer Çelik mij te steunen.
De heer Çelik (PvdA): Ik kijk ook zeker niet de andere kant op. Sterker nog, ik pak alles aan. Als ik vind dat de heer Elias hoog van de toren blaast, is dat mijn opvatting. Maar mijn vraag is nog steeds: het voorkomen dat minderjarige leerlingen blowen en aan cannabis, wiet, komen, zou toch prioriteit moeten hebben? Is hij dat met mij eens? Als hij die vraag heeft beantwoord, komt mijn vervolgvraag.
De voorzitter: Zou u die meteen kunnen stellen? Anders gaat het aantal interrupties wel erg oplopen.
De heer Çelik (PvdA): Misschien is de heer Elias het niet met mij eens. Ik heb toch drie interrupties? Daarna stop ik echt even.
Is de heer Elias het met mij eens dat voorkomen dat leerlingen aan drugs komen en drugs gebruiken, belangrijk is?
De heer Elias (VVD): Jazeker. Dat was ook mijn volgende zin, die ik met plezier zal uitspreken. Uit de voortgangsbrief over sociale veiligheid blijkt namelijk dat 3% van de leerlingen drugs mee naar school neemt. 38% of meer, gelet op wat ik eerder zei over de cijferbrij, gebruikt drugs op en rond school. Dit kan niet anders betekenen dan dat hetzij medescholieren drugs verhandelen op school, hetzij professionals hun waar rondom de school slijten. Daarmee kom ik aan een antwoord op wat de heer Van der Ham vroeg. Dat betekent dat de handel rondom scholen veel harder moet worden aangepakt. Scholen moeten meer in overleg treden met de politie. Maar al te vaak weten ze heus wel wanneer het brommertje met de handelaar langsrijdt. Politie moet ook vaker op het schoolplein staan en fouilleren bij concrete verdenking.
Het algemene punt dat ik met grote nadruk wil maken en waarover ik werkelijk hoop dat de minister en trouwens ook de rest van de Tweede Kamer, ook de heer Çelik, het met mij eens zijn, is dat scholen minder bang moeten zijn voor hun reputatie en zich moeten realiseren dat drugsgebruik overal plaatsvindt. Dat moet dus op school worden besproken en op en rond de school worden bestreden.
De heer Çelik (PvdA): Ik constateer dat de heer Elias de leraren en ouders in de steek laat omdat zijn partij, de coalitiepartij en de gedoogpartner ontzettend veel bezuinigen op preventie en zorg, met name op scholen, waardoor inderdaad alleen repressie overblijft. Dan kan ik goed begrijpen waarom hij met dit voorstel komt. Als hij voorkomen even belangrijk vindt, wil ik dat hij de geplande bezuiniging op preventie en zorg terugdraait. Dan ben ik zijn man.
De heer Elias (VVD): De heer Çelik constateert maar een end weg. Ik neem die signalen buitengewoon serieus. Dat er op school een cultuur moet bestaan dat het niet zielig of verkeerd is als een kind niet meedoet met drugs en dat daar in de lessen aandacht voor is, vind ik allemaal prima. Ik probeer daar een nieuw element aan toe te voegen, namelijk om het gebruik vast te stellen. Er is al het een en ander gewonnen als ook maar 5% of 10% van de kinderen zegt: ik wil niet voor gek staan door te zeggen dat ik niet aan een speekseltest meedoe, want dan ligt er een zekere verdenking op mij. En wat die bezuinigingen betreft, je kunt niet 18 mld. vinden door niet te bezuinigen. Je zult hier en daar maatregelen moeten nemen. Het is inderdaad juist dat de Partij van de Arbeid die niet voor haar rekening heeft willen nemen. Maar dat is een wat algemenere discussie, die ik overigens op ieder moment bereid ben te voeren.
De heer Çelik (PvdA): Ik vind dit nogal irritant worden. Iedere keer uithalen naar de Partij van de Arbeid is niet chic. Ik baal daar enorm van.
De heer Elias (VVD): Ik wijs ook naar D66 en GroenLinks, want Paars is mislukt dankzij de inzet van die partijen.
De heer Van der Ham (D66): Mijnheer Elias, hou eens op met dat gebral.
De heer Çelik (PvdA): Wat u zegt, is niet eens waar, mijnheer Elias. Doe toch normaal!
De voorzitter: Wij gaan verder met het debat.
Mevrouw Smits (SP): De heer Elias voert aan dat 92% van de ouders het graag zou willen weten als zijn of haar kind drugs gebruikt op school. Zou het dan niet heel handig zijn als de school die mensen belt?
De heer Elias (VVD): Natuurlijk ben ik daarvoor. Maar dat heeft te maken met mijn algemene opmerking waarvan ik bij implicatie aanneem dat mevrouw Smits het ermee eens is, namelijk dat die scholen minder angst voor reputatieschade moeten hebben en moeten vaststellen dat die problemen zich voordoen.
Mevrouw Smits (SP): Het eerste intelligente wat ik de heer Elias vanochtend hoorde zeggen, is dat hij vindt dat scholen minder bang moeten zijn voor hun reputatie. Dat ben ik helemaal met hem eens. Maar als scholen ouders eens zouden bellen als er sprake is van drugsgebruik, overlast en toestanden, zou dat al niet een heleboel schelen? Wat voegt in vredesnaam zo'n speekseltest dan nog toe?
De heer Elias (VVD): Je moet alle middelen inzetten. Bellen is er een van, een speekseltest is een andere. Als mevrouw Smits mij bijvalt over die speekseltest zoals ik haar bijval over het bellen, is er al een hele hoop gewonnen.
Overigens werd net naast mij gezegd «gebral». Ik vind het allemaal prima, maar ik kan niet anders dan vaststellen dat het kabinet, dat mede door de VVD-fractie wordt gesteund, een aantal vervelende maar buitengewoon noodzakelijke maatregelen neemt. In een beoogde paarse coalitie is het daar niet van gekomen, omdat die formatie is afgesprongen. Het is mijn volstrekte recht om dat iedere keer opnieuw vast te stellen zodra er wordt gewezen naar die schandelijke bezuinigingen. Je kunt immers niet bezuinigen zonder te bezuinigen. Zo eenvoudig is dat.
Mevrouw Smits (SP): Dat gebral ging niet over de inhoud – dat zijn wij wel gewend – maar over het door elkaar schreeuwen. Het is toch een basisregel dat wij dat uit respect niet doen?
Maar goed, als ik de heer Elias zo hoor, worden de grote woorden die wij lazen in de krant vanochtend, alweer zo veilig ingedamd en veiliggesteld met inspraak van ouders, leerkrachten en scholen, in overleg met politie, zorg, justitie en alles wat er nog meer komt, dat wij eventueel zouden kunnen overwegen om die optie te steunen.
De heer Elias (VVD): Die nuances stonden er in het artikel in De Telegraaf vanmorgen gewoon bij, maar ik ben blij met de steun.
De heer Van der Ham (D66): Ik wil aansluiten bij wat de heer Çelik heeft gezegd. Een van de punten waar wij heel blij mee kunnen zijn, is dat drugs steeds meer bespreekbaar worden op school en dat wordt erkend dat ze een groot probleem vormen onder jongeren. En wat zie je? Je ziet het aantal jongeren die drugs, cannabis, gebruiken, afnemen. Het moet nog veel meer afnemen. Er zijn meer drugspoli's op scholen, waardoor je dus inderdaad al speekseltesten kunt afnemen bij jongeren bij wie het een probleem is. Dat is van groot belang, want dan kun je maatwerk bieden. Die ene keer dat iemand een keertje blowt, hoef je niet direct te problematiseren. Die andere leerling die wel een probleem heeft, die bijvoorbeeld schizofreen wordt door te blowen, kun je dan onmiddellijk en heel snel helpen. Daar zijn wij een groot voorstander van. Dat soort preventieprojecten is ontzettend belangrijk. Daardoor gaan steeds meer ouders met hun kind naar de dokter als die verslaafd is aan cannabis. Die projecten leiden daadwerkelijk tot zorg. Dat is een grote winst ten opzichte van het verleden. Daar bezuinigt de heer Elias op. Het introduceren van allerlei speekseltesten, die voor een deel al mogelijk zijn, lost het basisprobleem dat hij daarop bezuinigt, niet op. Ik ben al heel lang woordvoerder op dit onderwerp en heb al eerder bepleit dat scholen veel strenger zouden moeten zijn op dit soort zaken. Speekseltesten kunnen daar soms bij helpen. Is de heer Elias bereid om met zijn fractie te bekijken hoe wij preventie rondom alcohol, drugs en al die andere zaken in stand kunnen houden? Die blijkt immers de afgelopen jaren het meeste effect te hebben.
De heer Elias (VVD): Heeft de heer Van der Ham het dan concreet over de gisteren bekend geworden bezuinigingen via het ministerie van VWS op de Postbus 51-spotjes?
De heer Van der Ham (D66): Ik geloof niet dat wij via Postbus 51-spotjes jongeren van dertien jaar in klaslokalen kunnen bereiken. Het gaat puur over drugsvoorlichting en over drugspoli's op sommige scholen waar de drugsproblematiek heel groot is. Het gaat ook over ervoor zorgen dat je veel directere zorg geeft aan kinderen die in de grootst mogelijke problemen zijn gekomen. Op dat soort preventie wordt ook bezuinigd. Dat gaat niet over Postbus 51.
De heer Elias (VVD): Op zich snap ik wat de heer Van der Ham zegt, maar ik heb begrepen dat subsidies inzake leefstijlvoorlichting over onder meer drugs worden gebundeld. Dat zijn geen aparte subsidies meer, maar ze worden niet volledig afgeschaft. Die informatie krijg ik echter net; dat zal ik verder uitzoeken. Maar de stelling dat op dat front met de botte bijl alles volledig zal worden weggekapt, lijkt mij niet juist.
De heer Beertema (PVV): Ik raak de draad van de discussie kwijt. Ik hoor de heer Elias en ik hoor de heer Van der Ham, maar ik heb de heer Elias helemaal niet horen praten over allerlei preventieprogramma's en dergelijke. Ik hoor hem alleen maar praten over handhaving van eenvoudige regels. Dat wordt hier onmiddellijk verward met repressie. Kan de heer Elias daar wat duiding aan geven?
De heer Elias (VVD): Zolang wij het gebruik van softdrugs niet verbieden en het bezit ervan en de handel erin wel, zit je met het probleem dat de politie niet kan ingrijpen als een kind op of rond het schoolplein rookt. Dat heb ik ook eerlijk en duidelijk gezegd. Daar heb je de medewerking van de school voor nodig. Alle scholen zouden regels moeten stellen, die regels vervolgens moeten handhaven en daarbij de hulp van derden moeten inroepen. Daarom vraag ik of de minister van Onderwijs hier een rol in kan spelen, al dan niet in overleg met haar collega van Veiligheid en Justitie, en op die manier hier een haakje voor kan vinden. Ik verval in herhaling, maar het blijft mij frapperen dat oppositiepartijen beginnen te zeggen wat de problemen zijn als je zoiets zou willen aanpakken. Daarmee zien zij het schrille signaal vanuit de samenleving en van de ouders volstrekt over het hoofd. Zij beginnen met problemen te zoeken en te zeggen «o jee, dit kan niet, dat kan niet, zus kan niet, zo kan niet», in plaats van constructief mee te denken over de vraag hoe wij dit probleem kunnen oplossen. Dat zal ik aan de orde blijven stellen zolang ik hier volksvertegenwoordiger ben. Als daar vervolgens heel boos op wordt gereageerd, neem ik daar met interesse kennis van.
De heer Van der Ham (D66): Er worden hier allemaal dingen gezegd waar wij dan niet meer op kunnen reageren. Een aantal fracties, die van de SP, PvdA en D66, hebben gezegd: dit gebeurt al, dit kan al. Als de heer Elias dan zogenaamd met iets nieuws komt, wijzen wij hem op een gebrek aan kennis.
De heer Elias (VVD): Zou de heer Van der Ham mij dan willen helpen mijn gebrek aan kennis bij te spijkeren in die zin dat hij mij vertelt op hoeveel scholen op dit moment speekseltesten worden afgenomen en wordt gecontroleerd op drugsgebruik met inzet van politie rond feesten en evenementen? Kan hij mij even bijspijkeren?
De voorzitter: Ik verzoek u die vragen te stellen wanneer de andere fractieleden aan hun betoog begonnen zijn. De heer Elias heeft nog een halve minuut spreektijd. Ik vraag hem zijn eerste termijn nu af te ronden.
De heer Elias (VVD): Dan zal ik het punt over pesten overslaan en kort spreken over religieus extremisme.
Uit de ITS-brochure blijkt dat er een forse toename is van religieus extremisme in het voortgezet onderwijs. In 2008 was er 3% aan meldingen van religieus extremisme, tegen maar liefst 13% in 2010. Dit is een zorgelijke ontwikkeling, maar ik kan haar niet goed plaatsen. De VVD wil allereerst weten van welk religieus extremisme sprake is, want dit wordt nergens in de stukken omschreven. Dat kan niet. Wij moeten het beestje bij de naam noemen, anders kunnen wij dat kwaad niet gericht bestrijden. Eerst, waar hebben wij het over? Graag meer informatie. Voorts, wat kan en moet tegen deze stijging gedaan worden?
De heer Van der Ham (D66): Voorzitter. Fysiek geweld, pesten, schelden, dat soort zaken is voor D66 niet acceptabel. En voor wie wel? Wij willen veilig onderwijs en daarom moeten wij daartegen optreden. Dat is op vele fronten hard nodig.
Ik begin met de homo op scholen. De helft van de leerlingen vindt dat je op school beter niet kunt vertellen dat je homo bent. Een op de acht jongens verbreekt de vriendschap met zijn beste vriend als die homo zou zijn. De helft van de homoseksuele jongeren heeft zelfmoord overwogen. Het aantal zelfmoordpogingen onder homojongeren is vier keer zo groot als onder heterojongeren. Driekwart van de homojongeren wordt gepest of in elkaar geslagen. Dat zijn feiten. Uit de feiten blijkt ook dat het heel erg veel kan schelen als op scholen goede voorlichting en informatie wordt gegeven. Voorlichten gebeurt te weinig. In Amsterdam wordt hierover op meer dan de helft van de scholen geen goed onderwijs gegeven, bijvoorbeeld. Een paar jaar geleden hebben wij de motie-Pechtold c.s. (27 017, nr. 59) ingediend waarin wij vragen om de kerndoelen niet zozeer te veranderen als wel aan te scherpen om die voorlichting wel te geven. Die is met een grote meerderheid aangenomen. Alleen het CDA, de ChristenUnie en de SGP stemden tegen. Nu wil de minister die motie niet uitvoeren. Die motie moet vanzelfsprekend wel worden uitgevoerd.
Seksuele diversiteit gaat niet alleen over dit onderwerp maar ook over seksuele vrijheid van meisjes. Een op de zes meisjes heeft te maken met seksuele dwang, net als een op de vijfentwintig jongens. Seksuele voorlichting in het onderwijs moeten wij dus wel degelijk op de agenda houden. Deze motie moet dan ook worden uitgevoerd. Graag een reactie van de minister. Ik hoop dat de partijen die de motie destijds hebben gesteund, nog steeds daartoe willen oproepen. Hopelijk geldt dat ook voor de VVD, maar wij hebben begrepen dat dat het geval is. Een goed middel is overigens de «gay & straight»-allianties, waarin goed wordt samengewerkt om een beter klimaat op scholen te creëren. Ook daar zijn wij voorstander van. Hoeveel middelen wil de minister daarvoor reserveren? Hoeveel scholen wil zij hiermee bereiken?
De heer Beertema (PVV): Toen ik op het mbo werkte, kwam het COC jaarlijks op school om voorlichting te geven over uit de kast komen en dergelijke. Kerndoelen bestonden toen niet eens. Later gebeurde dat allemaal niet meer uit veiligheidsoverwegingen. Hoe denkt de heer Van der Ham dat dat komt?
De heer Van der Ham (D66): Op sommige scholen is de sfeer zodanig dat leraren zelfs in de kast gaan, en dat besturen geen aandacht aan het onderwerp willen schenken omdat het in de klas tot felle discussies zou kunnen leiden. Dat heeft soms te maken met de samenstelling van een school. Op sommige scholen in Amsterdam zitten veel kinderen van islamitische afkomst, die van thuis niet zo fraaie denkbeelden meekrijgen over de seksuele rechten van meisjes en homo's. Die denkbeelden worden meegenomen naar de klas. Juist op dat soort scholen moet je voorlichting geven. Daar mag geen twijfel over bestaan.
De heer Beertema (PVV): Ik deel dat inzicht met de heer Van der Ham, maar als die milieus zich daar zo sterk tegen verzetten, is hij dan werkelijk van mening dat het formuleren van een kerndoel daar verandering in kan brengen? Ik wil even verwijzen naar de heer Aleid Wolfsen, die tot mijn verbazing een brief heeft ondertekend waarin hij de Kamer ertoe oproept om daar vooral toe over te gaan. Diezelfde burgemeester Wolfsen van Utrecht slaagt er met alle kracht en macht van het gezag die hij tot zijn beschikking heeft, niet in om de meest basale veiligheidsvoorwaarden voor homostellen in de stad Utrecht te garanderen. Als hij het al niet kan met de ME, de politie, officieren van justitie en de hele kracht en macht van het gezag, wie is het onderwijs dan om aan een onderwijzer of leraar mee te geven dat hij dat als kerndoel mee moet nemen en daar iets mee moet doen? Denkt de heer Van der Ham werkelijk dat dat een mentaliteitsverandering met zich brengt?
De heer Van der Ham (D66): De heer Beertema heeft het terecht over grote problemen met stellen en individuen die worden weggepest. Die discussies zullen wij ook nog bij andere debatten voeren. Daar zijn wij zeer kritisch op. Daar moet harder tegen worden opgetreden, vanzelfsprekend. Van voorlichting op school is het effect bewezen. Alleen al een discussie daarover voeren in de klas met degenen die daar van thuis uit niet de meest fraaie opvatting over hebben meegekregen, heeft een bewezen effect. Daarbij gaat het overigens niet alleen om islamitische jongeren; ook onder seculiere en orthodox-christelijke jongeren wordt soms heel ouderwets gedacht. In de grote steden gaat het echter vooral om dit soort jongeren. Maar met voorlichting kun je inderdaad niet alle problemen voorkomen. Je zult nog veel meer moeten doen. Maar dit moet je sowieso doen. Ik herinner de heer Beertema er overigens aan dat de PVV-fractie voor de motie heeft gestemd waarin staat dat dit minimaal op een school zou moeten gebeuren. Tegen scholen die een kerndoel negeren dat er al is maar dat blijkbaar niet expliciet genoeg is, zeg ik: als wij regels hebben op dit punt, dan moet je je er ook aan houden. Dan kun je er niet om verkeerde opportunistische redenen geen aandacht aan besteden. Juist op dat soort scholen moet daar les over worden gegeven.
De heer Beertema (PVV): Het mag duidelijk zijn dat de PVV-fractie haar standpunt heeft herzien, mede in het kader van het totale verhaal van de kerndoelen. Als ik de kerndoelen op een rijtje zet, zie ik een soort catechismus van de linkse kerk. Ik weet niet wat ik aan moet met een begrip als «amerikanisering», dat een uitleg is van de kerndoelen door de Stichting Leerplanontwikkeling.
De voorzitter: Wat is uw vraag aan de heer Van der Ham?
De heer Beertema (PVV): Vindt de heer Van der Ham het wel zo nodig om die lijst met kerndoelen iedere keer weer uit te breiden als zich allerlei maatschappelijk ongemak voordoet?
De heer Van der Ham (D66): Het staat er eigenlijk al in, maar het is blijkbaar zo vaag opgeschreven dat scholen eromheen gaan. Dan mag je wat explicieter maken wat je van scholen eist. De heer Beertema zegt dat homo-emancipatie een linkse hobby is. Dat vind ik niet. Ik hoor de PVV daar uitgebreid over, alsook de VVD en zelfs het CDA. Het is geen linkse hobby. Wat krijgen wij nou, zeg? Met alle respect. De heer Beertema maakt een volstrekt onzinnige opmerking. Ik zou het heel jammer vinden als het uitgerekend van de PVV niet hoeft in het onderwijs, terwijl de heer Beertema zelf constateert dat juist in het onderwijs een enorme slag is te slaan op dat gebied, omdat daar de bron ligt van verder ongemak en verdere vreselijke toestanden in de samenleving. Ik zou zeer teleurgesteld zijn als uitgerekend de PVV hier afscheid van neemt.
Bijna alle middelbare scholen hebben een veiligheidsbeleid, maar een op de vijf basisscholen ontbreekt het daaraan. Hoe gaat de minister dat verbeteren? Veel scholen betrekken leerlingen, ouders en personeel nauwelijks bij het opstellen van veiligheidsbeleid. Wat gaat de minister daaraan doen?
D66 vindt een veilig schoolklimaat in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de school, maar waarom bezuinigt de minister dan op het aantal inspecteurs? Die zorgen ervoor dat handvatten worden geboden om te controleren wat daar gebeurt. Waarom beëindigt zij na 2011 de ondersteuning door de Kwaliteitsteams Veiligheid? Blijft het Centrum School en Veiligheid de komende jaren wel behouden?
De aangiftebereidheid is bijzonder laag. Voor het openbaar onderwijs bestaat al de plicht daartoe, maar voor het bijzonder onderwijs niet. Wil de minister deze plicht uitbreiden? Wat maakt de bijzondere scholen zo anders dat leerlingen op die scholen deze beveiliging niet verdienen?
De minister komt met een wetsvoorstel waarmee scholen worden verplicht om incidenten te registeren, maar scholen die nu registreren gebruiken deze analyses niet op schoolniveau. Kan de minister toelichten wat er precies gebeurt met de registratiegegevens? Je kunt namelijk wel registreren tot je een ons weegt, maar wat heb je daaraan als er niks mee gebeurt? Hoe gaan scholen die gegevens gebruiken om de veiligheid daadwerkelijk te verbeteren?
De heer Elias en per interruptie ook anderen hebben gezegd dat het van groot belang is dat de schaamte op dit punt verdwijnt. Ik hoop dat de minister scholen daartoe uitnodigt.
De drugsproblematiek op scholen is heel divers. Ik had het al over alcohol. Die problemen moet je ook niet bagatelliseren. In grote delen van Nederland is dat het allergrootste drugsprobleem. Dat is daar de grootst mogelijke harddrug die de grootst mogelijke schade veroorzaakt. In andere gebieden is sprake van een combinatie van cannabis en alcohol. Ik vind dat je zo specifiek mogelijk moet zijn. Op sommige scholen zijn er drugspoli's, die hartstikke goed werken. Soms kun je met op tijd ingrijpen bij schooluitval al heel snel tot de kern komen. Daar zou ik scholen vooral vrij in willen laten. Als scholen nieuwe mogelijkheden nodig hebben, moeten wij ze daar zeker de handvatten voor geven, maar laten wij gemeentes in heel specifieke gevallen beleidsvrijheid geven om ervoor te zorgen dat zij hard kunnen ingrijpen. Soms zijn de problemen immers regionaal gebonden. Kijk naar de problemen met alcohol in de kop van Noord-Holland en met cocaïne in Urk. Dat gaat niet eens over alcohol maar over cocaïne. Drugs horen niet op school. Het grootste probleem met drugshandel zijn de drugsdealertjes op schoolpleinen, niet zozeer de coffeeshops. Uit cijfers blijkt dat die bijna niet aan personen onder de achttien verkopen. Die wet wordt heel goed gehandhaafd. De afstanden die coffeeshops zouden moeten hebben tot scholen, zijn allemaal praatjes voor de vaak, die dit probleem verder niet zullen oplossen. Laat de lokale overheid daar haar vrijheid dus in nemen en daar zo ver mogelijk in gaan als het doel daarmee gediend is.
De heer Elias (VVD): Met het laatste ben ik het voor een groot deel eens, maar wat zouden wij vanuit Den Haag moeten doen om de scholen die wegkijken van het probleem, aan te zetten om het probleem wel serieus te nemen en aan te pakken? Daar heb ik de heer Van der Ham namelijk in het geheel niet over gehoord.
De heer Van der Ham (D66): Dat is heel lastig, want wat is wegkijken? Wij hebben al bepaalde regels, zoals omtrent voortijdige schooluitval en spijbelen. Vaak zijn dat al indicaties van problemen. Wij hebben regels. Die moeten heel erg goed worden gehandhaafd. De minister is hard bezig om scholen heel erg strak te houden in die zin dat ze onmiddellijk ingrijpen als er iemand uitvalt. Vaak stuiten ze dan vanzelf op dit soort problemen. Daarbij kan een docent heel snel het onderscheid maken tussen de ene leerling die een keertje blowt en de andere die zich helemaal kapot blowt. Als wij heel erg gaan handhaven op het gebied van voortijdige schooluitval en problemen omtrent gebruik melden, dan zijn wij al een heel end. En dat proberen wij trouwens nu al te doen. Handel is iets heel anders. Die is strafrechtelijk te vervolgen. D66 vindt al jaren, net als de heer Elias, dat men van handel aangifte moet doen bij de politie, dat men de ouders moet informeren en dat ouders aanwezig moeten zijn bij de rechtszaken die dan plaatsvinden. Je ziet namelijk soms dat ouders het probleem van hun kind zelf bagatelliseren. Soms zie je een gezinssituatie die helemaal niet bevorderlijk is voor goed gedrag van een kind. Daar mogen ouders eveneens op worden aangesproken, wat mij betreft ook strafrechtelijk. Dat is ook zo geregeld. Wij kunnen dus samen een heel end komen in de hardere aanpak van degenen die zich daar niet toe willen verhouden.
De heer Elias (VVD): De heer Van der Ham gebruikt heel veel woorden, maar vertelt niet hoe het gebruik door twee op de vijf kinderen op en rond de school moet worden teruggedrongen. Dat is een trieste constatering.
De heer Van der Ham (D66): De heer Elias is nog maar heel kort woordvoerder over dit onderwerp. Ik doe het al negen jaar.
De heer Elias (VVD): Dat is een autoriteitsargument.
De heer Van der Ham (D66): Ja, dat is inderdaad een autoriteitsargument.
De heer Elias (VVD): Dat gaat dus niet op.
De heer Van der Ham (D66): Dat gaat dus wel op. Negen jaar geleden was het drugsgebruik onder scholieren ongeveer twee keer zo hoog. Juist door heel veel discussies op scholen te organiseren en veel duidelijke informatie te geven aan ouders en docenten over het feit dat drugs- en alcoholgebruik onder de achttien zeer schadelijk is voor de ontwikkeling van jongeren, zie je dat het veel minder bon ton is in het onderwijs om drugs te gebruiken. Dat moet absoluut nog verder naar beneden, maar de enorme keldering in het aantal leerlingen die gebruiken en de enorme toename van ouders die eerder naar de dokter gaan als hun kind een probleem heeft, vind ik grote winst. Dat komt door heel goede voorlichting, door het onderwerp veel explicieter te maken op scholen en door ervoor te zorgen dat leerlingen die in de problemen komen, eerder in de kraag worden gevat. Dat is het meest effectief gebleken de afgelopen jaren. Dat vind ik grote winst. Daar ben ik mede verantwoordelijk voor geweest omdat ik dat heel vaak heb bepleit in de Kamer. Dat is inderdaad een autoriteitsargument.
De heer Elias (VVD): Dat was zo effectief dat nog steeds vier van de tien kinderen…
De voorzitter: Pardon, mijnheer Elias, maar wij gaan nu luisteren naar de inbreng van de heer Çelik.
De heer Çelik (PvdA): Voorzitter. Ik neem graag het compliment van de heer Beertema in ontvangst over die hobby van de linkse kerk. Het was inderdaad de Sociaal Democratische Arbeiders Partij begin twintigste eeuw, toen de liberalen en confessionelen de andere kant opkeken, die opkwam voor de rechten van minderheden, voor mensen die een andere geaardheid hebben, zoals homoseksuelen, en voor emancipatie. Daar ben ik ontzettend trots op. Het is goed dat de heer Beertema en de heer Elias dat nog eens goed benoemen iedere keer als zij de kans krijgen.
De heer Elias (VVD): Ik vraag de heer Çelik dringend om de rol van de vrijzinnig democraten, specifiek van de heer Geertsema, nadrukkelijk in zijn beschouwingen over homoseksuelen te betrekken. Daar staat de VVD in een goede traditie. Dat mag hij echt niet vergeten.
De heer Beertema (PVV): De PVV staat als geen andere partij voor de bescherming van minderheden als homo's en vrouwen, terwijl de PvdA nog wel eens wat steekjes laat vallen, zoals bij allochtone vrouwen. De emancipatie van minderheden is bepaald geen linkse hobby. Dat heb ik ook nooit zo bedoeld. Ik heb bedoeld te zeggen dat wij niet ieder maatschappelijk ongemak maar weer moeten toevoegen aan het lijstje kerndoelen waar scholen constant mee worden lastiggevallen. Dat is mijn boodschap. Ook de emancipatie van homo's vinden wij buitengewoon belangrijk.
De heer Çelik (PvdA): Ik wil graag op een ander moment in een ander debat met de heer Beertema discussiëren over hoe de Partij van de Arbeid aankijkt tegen de emancipatie van islamitische vrouwen. Het emancipatieproces is een vrijblijvend proces zonder verplichtingen, dat in Nederland ongeveer 60 jaar heeft geduurd, in sommige gevallen zelfs 80 jaar. In mijn jeugd moesten de autochtonen niets hebben van homoseksuelen op mijn school. Laten wij daar dus een andere keer over doorpraten. Mensen moeten de kans krijgen om te emanciperen en wij moeten ervoor zorgen dat zij de middelen hebben om te emanciperen.
Over drugs heb ik voldoende gezegd. Mijn collega Lea Bouwmeester heeft begin mei een actieplan gepresenteerd: Maak einde aan drugscarrière jeugd. Ik hoop dat de heer Elias daarnaar heeft gekeken, want dat komt ontzettend overeen met een aantal dingen die hij noemde, soms zelfs letterlijk. Ik ben blij dat de heer Elias het op heel veel punten met ons eens is. Het is jammer dat de bezuinigingen, die niet gering zijn, zorg en preventie treffen, waardoor leraren en ouders in hun uppie komen te staan. Dan kunnen ze alleen naar de huisarts en het ziekenhuis gaan om wat voor elkaar te krijgen, terwijl de scholen een veel beter verwijssysteem zouden kunnen hebben naar zorgadviesteams, die beter zouden kunnen adviseren. Maar misschien zal er sprake zijn van voortschrijdend inzicht en komen wij daar nog wel samen uit.
Conciërges zijn belangrijk voor de veiligheid op scholen. Dat wordt ontzettend vaak ontkend. Het is extra triest dat de minister voor 11 mln. in de conciërgeregeling knipt. Ik was een aantal jaren schoolagent in Nieuwland, een wijk van Schiedam. Daar was ik voor drie scholen in het voortgezet onderwijs verantwoordelijk en had ik contact met de conciërge. De informatie die ik van de conciërge kreeg, was uniek. Zij herkennen altijd personen die daar niet thuis horen. Zij herkennen het als iemand aan het dealen is. Zij herkennen kentekens en auto's. Zij zijn zo ongelooflijk extreem bezig met veiligheid op en rond de school dat voor 11 mln. knippen in de conciërgeregeling echt uit den boze is. Conciërges zouden stevig deel moeten uitmaken van veiligheidsbeleid in en rond scholen.
Met wat de heer Van der Ham zei over de motie-Pechtold c.s. ben ik het volledig eens. Ik vind het echt niet kunnen dat je een motie op die manier afdoet. De motie is breed gesteund. Haar intentie is klip-en-klaar. Zeggen dat de wet zo ruim is geformuleerd om scholen de kans te bieden om die in te vullen, vind ik dan niet gepast. Het is niet meer van deze tijd dat homoseksuelen niet worden geaccepteerd. Ik wil daar echt een keer van af zijn. Als scholen daar maximaal aan kunnen bijdragen met voorlichting, dan moet dat gewoon gebeuren. Als scholen niet de ruimte nemen om dat voor elkaar te krijgen, dan moet dat explicieter worden gemaakt. Daar is de overheid voor. Vrijheid is prima, maar een en ander moet niet te vrijblijvend zijn. In Finland is er vertrouwen in het onderwijs, maar dat komt ook omdat het onderwijs de punten van de overheid en de volksvertegenwoordiging serieus neemt. Als die iets zeggen, maken scholen daar werk van. Ook onze schoolbesturen moeten serieus luisteren naar dit signaal en daar werk van maken.
De heer Beertema (PVV): De heer Çelik noemde het voorbeeld van Finland. Daar zijn leraren hoogopgeleid. Zij worden met rust gelaten. Dat zijn professionals. Dat zijn mensen die heel zelfbewust in hun beroep staan. Die mensen kunnen daar inderdaad mee omgaan. Dat kun je niet rechtbreien met hier en daar een kerndoeltje aanscherpen. Je zou veel beter kunnen focussen op de kwaliteit van de zelfbewuste docent. Dan komt het met al die kerndoelen van respect voor minderheden vanzelf goed. Is de heer Çelik dat met mij eens?
De heer Çelik (PvdA): Op de langere termijn ben ik het van harte eens met de heer Beertema, alleen kunnen wij dat nu niet in één keer regelen. Het kwaliteitsniveau moet absoluut omhoog. Als het aan mij ligt, moeten alle leraren een masteropleiding hebben, alleen duurt dat nog wel even. Ik wil niet wachten. Het besef dat homoseksuelen alle rechten hebben die anderen ook hebben, moet tussen de oren komen. Ik zou graag naar het Finse model willen gaan, niet nu maar op termijn. Binnen twintig jaar moet er veel veranderen in Nederland. Mijn ideaalbeeld is dat de onderwijswereld verantwoordelijkheid kan dragen, dat de cultuur van vrijblijvendheid om zeep is geholpen en dat de overheid niet meer over details praat maar over hoofdlijnen, die de onderwijswereld vervolgens kan invullen.
De heer Beertema (PVV): Voorlopig is de heer Çelik dus samen met de heer Van der Ham tevreden met een papieren regel in de zin van: wij zetten het op papier, dan is het afgeregeld en hebben wij onze politieke verantwoordelijkheid afgedaan?
De heer Çelik (PvdA): Het is geen of/of- maar een en/en-verhaal. Ik ben voor beide. De woorden «papieren verhaal» vind ik wel heel erg laag; dit is een Kameruitspraak van het hoogste orgaan, die de partij van de heer Beertema mede heeft ondertekend. Als wij zo met onze moties omgaan, kan ik mij voorstellen hoe scholen ermee omgaan. De heer Beertema is ook docent geweest. Als dat de interpretatie is van Kameruitspraken, heb ik weinig vertrouwen maar ik hoop dat ik mij vergis.
De PO-Raad en VO-Raad constateren terecht dat registreren alleen niet helpt. Registreren is leuk, maar het moet ook effect hebben. Een en ander moet tussen de oren komen. Registreren moet leiden tot handelen. Het moet daadwerkelijk veilig zijn. Kinderen hebben niet alleen thuis het recht om veilig te zijn maar ook op school.
De heer Beertema (PVV): Voorzitter. Uit de cijfers in de brief van de minister blijkt dat er reden is tot zorg. Uit het diepteonderzoek van de inspectie, dat is gehouden op 35 scholen, blijkt dat een klein aantal scholen een veiligheidsbeleid heeft geformuleerd, geïmplementeerd en regelmatig evalueert met leerlingen en personeel. Minder dan een derde van de scholen betrekt leerlingen actief bij het opstellen, uitvoeren en evalueren. Iets meer dan een derde betrekt het personeel erbij. De minister stelt dat het niet altijd goed gaat. Dat vind ik erg eufemistisch. Ik zeg dat het in 65% van de scholen niet goed gaat. Dat is niet zomaar een verschil; dat is een wereld van verschil. De toon van de minister is hier te laconiek, op het onverschillige af. Daar wil ik straks een reactie op.
Dat betekent namelijk dat wij ook op dit belangrijke dossier weer te maken hebben met een papieren werkelijkheid, waar het onderwijs in grossiert. Dit dossier vind ik een voorbeeld van wat ik al zo vaak heb betoogd. Er zijn twee realiteiten in het onderwijs, twee parallelle universums, die bijna geen raakvlakken hebben. Er is een wereld van papier. Daarin is een leger van beleidsmensen, managers en administrateurs heel druk bezig om alles op orde te krijgen. Vaak is het op orde. Dan ligt er een plan met de handtekening en instemming van de personeelsraad en is de formele conclusie dat het personeel erbij is betrokken. Er is draagvlak. Het is dus in orde. Die andere wereld van vlees en bloed, de wereld van de klassen waarin al die leerlingen en leraren het onderwijs concreet proberen vorm te geven, wil zich maar al te vaak niet voegen in de mal die is bedacht in de backoffices en ook hier.
Het beeld is nog erger: twee derde van de leerlingen en het personeel is zelfs in formele zin niet betrokken geweest. Dan kampt deze wereld van papier ook nog eens met een tegenslag: de verplichte registratie van incidenten. Die is bedoeld om scholen bewuster te maken. Die kan inderdaad heel goed helpen. Maar zover is het nog niet. Pas in 2012, 2013 kan een begin worden gemaakt. Ik heb wel begrepen dat het mbo wordt betrokken bij die plannen. Dat is goed, want dat was eerder niet het geval, terwijl juist het mbo extra aandacht verdient op het gebied van veiligheid.
De minister stelt: «In het voortgezet onderwijs nam het percentage scholen dat de veiligheid van leerlingen en personeel waarborgt, toe van 94% in 2006 tot 98% in 2009.» Dat zijn Noord-Koreaanse cijfers. Die cijfers vind ik ongelooflijk, zelfs het cijfer uit 2006. Wat moeten wij met die cijfers? Wat zeggen die eigenlijk? Daarnaast blijkt ook nog eens uit een uitzending van EenVandaag dat het in de praktijk allemaal reuze tegenvalt. Daaruit komt een heel ander beeld naar voren, een totaal andere werkelijkheid: scheldpartijen, geweld, een doofpotcultuur en leraren die in de steek worden gelaten door hun managers. Dat is absoluut geen mooi beeld. Mijn conclusie is de volgende. Papier is geduldig. Deze brief van de minister geeft een papieren werkelijkheid weer. De werkelijkheid op scholen is een stuk grimmiger. De minister doet niet genoeg aan de problemen met veiligheid. Graag een reactie daarop.
Scholen in de G4, de grote steden, hebben te maken met leerlingen die vele malen meer aandacht vragen dan leerlingen in Warmond of Tubbergen. De vsv'ers (voortijdig schoolverlaters) zijn veel crimineler dan reguliere leerlingen, zo zegt ook de minister. Dat vraagt om extra inzet. Die biedt de minister ook in de vorm van schoolveiligheidsteams (SVT's). Maar stelt het ministerie wel genoeg geld beschikbaar om die SVT's goed genoeg vorm te geven? Daarnaast krijgen wij signalen uit de grote stad dat men te kampen heeft met het probleem dat ernstig gestoorde jongeren die extreem gewelddadig zijn, uiteindelijk nergens meer ondergebracht kunnen worden. Als die jongeren worden teruggeplaatst vanwege de zorgplicht, komt het plaatselijke reguliere onderwijs ernstig in de problemen. Graag een reactie.
Wij missen de rol van de ouders. Kan de minister daar iets over zeggen?
Wij zien graag tourniquets met een pasjessysteem ingevoerd worden op scholen waar incidenten zijn geweest waar mensen bij betrokken waren die niets in de school te zoeken hadden. Daar wil ik graag een reactie op.
In de 34 jaar dat ik in Rotterdam-Zuid voor de klas stond, heb ik nooit een beschonken leerling in de klas gehad, maar wel dagelijks leerlingen die in de ochtend al knetterstoned in de bank hingen waar niets meer mee aan te vangen was. Rond 10.00 uur, na de eerste ochtendpauze, kwamen ze al zo stoned als een garnaal bij mij terug. Juist dat, niet alcoholgebruik, hebben wij altijd ervaren als een heel groot probleem.
De heer Van der Ham (D66): Stoned in de klas zitten is slecht. In de kop van Noord-Holland zitten ze juist dronken in de klas. Daar heersen weer andere problemen. Daar wil ik geen vraag over stellen, maar wel over de motie-Pechtold c.s. over voorlichting op school. De heer Beertema vindt dat wij die motie, die gaat over seksuele voorlichting en voorlichting over homo's op school, maar niet moeten uitvoeren aangezien de kerndoelen daar te veel mee worden belast. Kan hij eens reageren op de volgende motie? «constaterende dat veel Haagse kinderen geen idee hebben wat er groeit en bloeit in de natuur; overwegende dat liefde voor de natuur bij kinderen zal toenemen als zij meer kennis over die natuur hebben; verzoekt het College er zorg voor te dragen dat alle Haagse basisschoolleerlingen in de groepen zeven en acht schooltuineducatie krijgen.» Hoe zou de heer Beertema daar vanuit dat perspectief op willen reageren?
De heer Beertema (PVV): Ik vind dat een uitstekend plaatselijk initiatief. De gemeenteraad moet zeker de vrijheid hebben om zich met dit soort dingen bezig te houden. Dat is hartstikke mooi. Maar de suggestie van de heer Van der Ham is natuurlijk dat ik tegen voorlichting over homoseksualiteit zou zijn. Hoe komt hij erbij? Ik heb hem net uitgelegd dat het COC jarenlang met heel veel plezier en enthousiasme op mijn roc die voorlichting heeft gegeven. Daar hadden wij geen kerndoelen voor nodig. De kerndoelen zoals ze er liggen, bieden alle ruimte om van alles te doen. Als een school zich voorneemt om heel expliciet met seksuele diversiteit om te gaan, dan juichen wij dat ontzettend toe. Maar het gaat veel te ver om dat verplicht op te leggen in die hele rij van Postbus 51-achtige doelstellingen rond amerikanisering, respect en niet-Nederlanderschap in een tijd dat de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust bijna worden afgeschaft om bepaalde groepen leerlingen van dienst te zijn omdat het anders zo ongezellig wordt in de klas. Laat leraren en scholen die doelstellingen maar vormgeven anders kunnen ze daar in het onderwijs weinig mee. Goede leraren zijn daar genoegzaam toe in staat. Daar hebben wij geen verdere uitbreiding van die gekke lijst van kerndoelen voor nodig.
De heer Van der Ham (D66): Die motie over schooltuineducatie is overigens van de heer Machiel de Graaf en Richard de Mos, niet de minsten. Zij maken deel uit van de Eerste en Tweede Kamer voor de PVV en ook van de Haagse gemeenteraad. Die motie is erg gedetailleerd, maar daar heeft de heer Beertema geen moeite mee. Dat gaat ook ten koste van onderwijstijd. Hier gaat het echt om de kernwaarden van de Nederlandse samenleving: gelijke behandeling op dit soort punten. Daar zegt de PVV voor te staan en daar staan heel veel andere fracties hier ook voor. Dan kun je het toch niet facultatief laten zijn of een school daar aandacht aan besteedt? Dat gebeurt nu. Wij zeggen: dat kerndoel is er al, maar dat is blijkbaar te vaag. Specificeer het nou, maak het exact, zodat je scholen erop kunt afrekenen. Het is belangrijk dat dat gegeven wordt. Het is ook nog eens een uitspraak van de Kamer die ook met de steun van de PVV-fractie is aangenomen. Ik hoop dus echt dat de heer Beertema erop terugkomt. Dit is natuurlijk niet de oplossing voor alle problemen met discriminatie, maar het is wel een begin van een proces van voorlichting en acceptatie dat op school zou moeten beginnen. Ik vind het heel raar dat de heer Beertema zo'n kernwaarde van de Nederlandse samenleving niet in het onderwijs wil handhaven.
De heer Beertema (PVV): Het gaat mij er niet om diversiteit en homoseksualiteit in een kerndoel op te nemen. Het gaat mij erom dat we de kerndoelen tegen het licht moeten houden. Je gaat een eindeloze reeks kerndoelen maken iedere keer als zich een maatschappelijk ongemak voordoet. Ik zou zeggen: laten wij alle kerndoelen afschaffen en vervangen door zeven kerndoelen voor het hele onderwijs: 1. prudentia, 2. justitia, 3. temperantia, 4. fortitudo, 5. fides, 6. spes en 7. caritas. Dan hebben wij goed opgeleide, zelfbewuste docenten voor de klas staan die goed zijn ingebed in hun eigen, prachtige westerse beschaving. Dan kunnen wij die leerlingen een ongelooflijk rijke bagage meegeven. Dan stappen wij af van gekke kerndoelen als klimaat, warmetruiendag en amerikanisering. Wat is «amerikanisering» toch als kerndoel?
De heer Van der Ham (D66): Warme truien staan niet in de kerndoelen. Daar moet de heer Beertema geen discussie over voeren. Dat is onzin. Amsterdam is destijds wel eens met een enorm initiatief gekomen om voorlichting te geven over Auschwitz, omdat dat een probleem zou zijn voor mensen die niet weten dat de Holocaust heeft plaatsgevonden. Toen zijn zelfs Marokkaanse kinderen naar Auschwitz meegenomen om de boodschap over te brengen: kijk eens wat hier is gebeurd; dat mag nooit meer gebeuren. Dat initiatief was zeer succesvol, zeer effectief. Als de heer Beertema constateert dat dit soort thema's onbespreekbaar is op middelbare scholen of basisscholen, dan zullen wij daar samen boos over zijn. Die thema's gaan over de kernwaarden van de samenleving. Maar dan moeten wij het ook niet vrijblijvend en facultatief laten zijn. Dan moeten wij erbovenop zitten en zeggen: u moet al die kinderen, van welke afkomst ze ook zijn, tolerantie en kennis van de geschiedenis meegeven. Of dat nou in het Latijn wordt samengevat, maakt mij niet uit, maar dat moet gewoon gebeuren en het is niet facultatief.
De voorzitter: Dit was meer een oproep dan een vraag. Daar zullen wij het bij laten. De zeven deugden die de heer Beertema noemde, zullen wij tot ons nemen.
De heer Beertema (PVV): Dat waren inderdaad de vier klassieke deugden en de drie christelijke deugden. Ik wil de heer Van der Ham toch nog meegeven dat hij niet al te grote verwachtingen moet hebben van de macht en de kracht van het onderwijs. Als ik constateer dat de heer Wolfsen als burgemeester van Utrecht niet in staat is om met zijn hele justitiële apparaat en zijn politieapparaat om homostellen in die stad de meest basale bescherming te bieden, moet de heer Van der Ham niet een heel grote broek aantrekken en tegen het onderwijs zeggen: formuleer eens een kerndoel, want dan komt het allemaal goed. Hij doet daar een klein beetje aan mee en dat wijzen wij af.
Mevrouw Smits (SP): Voorzitter. Als je niet uitkijkt, gaat het bij veiligheid alleen nog maar over speekseltesten, detectiepoortjes en zelfs tourniquets – mooi woord – maar volgens de SP gaat veiligheid vooral over hoe je je voelt op school. Dat geldt voor leerlingen, leraren en ouders. Ken je mensen? Wordt je gekend? Voel je je welkom? Wordt er goed voor je gezorgd? Wordt er iets mee gedaan als het niet goed gaat? Gelukkig voelt 90% van de mensen zich veilig in de school. Maar dat betekent ook dat 10% van de leerlingen en het personeel zich niet veilig voelt op school. De Algemene Onderwijsbond spreekt van een toename van incidenten met geweld op school. Ziet de minister deze toename ook?
83% van de scholen in het basisonderwijs en 90% van de scholen in het voortgezet onderwijs hebben een veiligheidsbeleid. Dat is een heel grote meerderheid. Tegelijkertijd schrijft de minister in haar brief dat slechts een klein aantal door de inspectie bezochte scholen een veiligheidsbeleid heeft geformuleerd en er tegelijk voor zorgt dat dit beleid wordt uitgevoerd en geëvalueerd met leerlingen en docenten. Dat is natuurlijk het allerbelangrijkste; je moet het niet alleen maar afspreken maar ook met elkaar uitvoeren in de praktijk. De inspectie stelt dat het in de praktijk veel te weinig gestalte krijgt. Hoe wil de minister daar werk van maken? Ik ben nog niet helemaal gerustgesteld door wat zij schreef in de brief.
Eind april zond EenVandaag een schokkende reportage uit. Uit een onderzoek van EenVandaag, de Algemene Onderwijsbond en CNV Onderwijs bleek dat geweld tegen leraren in het voortgezet onderwijs aan de orde van de dag is. De helft van het personeel op school heeft te maken gehad met verbaal geweld, 10% met fysiek geweld. Dat zijn zeer ernstige cijfers. Veel erger wordt het nog als blijkt dat 36% van de slachtoffers van verbaal en fysiek geweld niet werd gehoord door de schoolleiding. De schoolleiding stopte een klacht daarover in de doofpot en zei: dat is slecht voor het imago van de school. Ik hoop dat de minister het met de SP erover eens is dat dit percentage onacceptabel hoog is, dat een doofpotcultuur op school niet kan en dat, als een docent of leerling zich bedreigd voelt of wordt en naar de baas van de school gaat, de school dan niet zegt: over twee maanden heeft die etterbak eindexamen gedaan; neem jij eventjes lekker twee maanden vrij, dan zien wij jou daarna terug. Die voorbeelden kwamen uit het onderzoek naar voren. Dat is onacceptabel. Wat gaat de minister doen?
Een groot deel van de veiligheid op school zit in sociale controle. De maat van de school is daarbij uitzonderlijk belangrijk, net als de vraag of er een conciërge op school aanwezig is. Een conciërge ziet wie binnenkomt, kent leerlingen, snapt welke personen niet op school thuishoren en wat tuig is. Waarom schrapt de minister de subsidies voor conciërges in het basisonderwijs? Waarom wordt niet gewoon geïnvesteerd in deze mensen, terwijl wij inmiddels al jaren hier de discussie voeren dat die mensen zo onmisbaar zijn op scholen? Twee jaar geleden kregen wij 150 000 handtekeningen voor conciërges op alle scholen. Inmiddels worden ze wegbezuinigd, maar in het kader van de veiligheid horen die mensen er gewoon te zijn. Vindt de minister ze ook niet heel erg belangrijk?
Op de agenda staat ook het verslag van de reboundvoorzieningen van 2009. Daarin zien wij dat er goed wordt gewerkt en dat er veel gebeurt. De dekking van de rebound is voor het tweede jaar op rij 100%. Daar ben ik blij mee. Wat vindt de minister daarvan? Zij stopt immers met het financieren van de rebound. In de brief van januari schrijft zij dat een van de doelstellingen is: «het ontlasten van scholen op het moment dat scholen zelf geen zorg meer kunnen bieden als het arsenaal aan leerlingenzorg is uitgeput en de veiligheid in het geding is.» Hoe moeten scholen dit probleem oplossen als er wordt bezuinigd op de rebound en het geld naar de samenwerkingsverbanden gaat? Wat gebeurt er als een samenwerkingsverband wordt opgeheven? Wij hebben eindelijk een goed dekkend systeem met die reboundvoorzieningen. Die geven lucht in de school. Die helpen mensen, vooral kinderen. Waarom stelt de minister die niet veilig?
Over de homo's heeft de heer Van der Ham al heel verstandige dingen gezegd. Het komt erop neer dat de tolerantie voor homoseksuele jongeren en docenten vaak heel laag is op school. Nu is er een hartstikke intelligente motie ingediend waarin staat: laten wij die kerndoelen moderniseren. Er wordt niet eens gezegd: wij moeten er dingen bij schrijven of zaken uitsplitsen. Het gaat om moderniseren: duidelijker maken dat onverdraagzaamheid en geweld jegens homoseksuelen niet toelaatbaar is. Het overgrote deel van de Kamer steunt die motie en dan zegt de minister: bekijk het maar, ik voer haar niet uit. Zo zijn wij niet getrouwd. Volgens mij werkt het als volgt. De volksvertegenwoordiging doet een uitspraak. Zij zegt: dit vinden wij heel erg belangrijk. Dan mag de minister wel een heel goed argument hebben om dat niet te doen. Dat heeft zij niet.
Ik wil nog een speciaal woord tot de PVV-fractie richten. Ik ben onder de indruk van haar draai. Die is van een formaat dat wij tot nu toe alleen nog maar van andere partijen in de Kamer kenden. De PVV-fractie steunde deze motie, stemde voor, vond het belangrijk, heeft een enorm grote mond over homo's en homo-emancipatie, en gaat dan nu een beetje zitten mieren over het feit dat het te gedetailleerd wordt om die motie uit te voeren. Dat is jammer.
De heer Beertema (PVV): De PVV is tot het inzicht gekomen dat de motie overbodig is, omdat het er allemaal al in zit. Elke school heeft de vrijheid om ermee te doen wat hij wil. Ga mij dus niet vertellen dat wij een heel grote draai gemaakt hebben; er is een nieuw inzicht.
Mevrouw Smits (SP): Zo noemen alle mensen die een grote draai maken dat: een nieuw inzicht. Als het uitstekend zou gaan met de homo-emancipatie in Nederland en met het respect voor homoseksuelen, dan zou ik zeggen: u hebt gelijk. De PVV staat altijd vooraan om te brullen dat er een homoseksueel bedreigd is door een islamitisch stuk Marokkaans rottuig, maar als wij met die scholen willen afspreken wat ze moeten doen, dan zegt de PVV: nee sorry, daar hebben wij geen zin in. Dat vind ik makkelijk.
De heer Beertema (PVV): Het Marokkaanse tuig dat dit jaar, niet zo lang geleden, homostellen uit de Utrechtse wijken heeft weg getreiterd, zijn leerlingen die allemaal op scholen zitten met prachtige kerndoelen. Met al die kerndoelen is men niet in staat gebleken om die leerlingen tot inzicht te brengen. De heer Aleid Wolfsen was daar wel toe in staat geweest door gewoon te handhaven met de gummiknuppel, maar daar is hij niet toe bereid. Nee, hij schuift het probleem af naar de scholen en het onderwijs, net als problemen als obesitas en de psychische gezondheid van kinderen en wat er zoal nog meer in de kerndoelen staat, zoals het gegeven dat kinderen bewust moeten zijn als consument, het gedrag in het verkeer… Het is een eindeloze rij. Het is allemaal belangrijk, het moet allemaal passeren, maar elke goed opgeleide docent die betrokken is bij de kinderen, leeft dat voor. Die heeft geen kerndoelen van mevrouw Smits nodig.
Mevrouw Smits (SP): Ik zal nog even antwoorden en dan mijn betoog afmaken. De heer Beertema heeft een ongezonde occupatie met de heer Aleid Wolfsen. Ik hoop dat hij daar snel van afkomt, want daar wordt hij volgens mij niet beter van. Daarnaast, als het allemaal niet zo nodig zou zijn, dan zou het nu allemaal goed gaan. Wij zien dat het niet goed gaat. De meerderheid van de Kamer heeft een uitspraak gedaan. De heer Beertema zou ervoor moeten staan dat de minister uitspraken van de Kamer uitvoert. De minister vertikt het. De PVV draait. De homo's hebben nog steeds een probleem. Natuurlijk verwerpen wij allemaal het geweld in die buurten – daar zijn wij het allemaal heel snel over eens – maar dit moet ook gebeuren.
Voorzitter. Met de bezuiniging op ondersteuning, preventie en zorg zal de veiligheid op scholen niet beter worden. Ik vrees dat de oplossing straks echt de tourniquet bij de schoolpoort wordt, want de fatsoenlijke manieren om veiligheid op scholen te organiseren worden langzaam wegbezuinigd. Daar wordt uiteindelijk niemand beter van.
De heer Beertema (PVV): Helemaal in het begin legde mevrouw Smits een verband tussen tourniquets, die kennelijk helemaal verkeerd zijn in een school, en het gevoel van veiligheid. Ik kan mij de periode herinneren dat ik als leraar in een groot gebouw met veel leerlingen werkte voordat wij tourniquets en een pasjessysteem hadden en daarna. Ik kan haar verzekeren dat ik mij na het invoeren daarvan een stuk veiliger voelde omdat het ook veiliger was. Er waren geen loverboys meer die allerlei meisjes aan het werven waren. Er waren geen drugsdealers meer op school in de pauze. Het werd er een stuk gezelliger op. Iedereen die daar was, had daar iets te zoeken. Die was leerling of leraar. Dat heeft voor iedereen voor een uitstekend gevoel van veiligheid gezorgd. Die tourniquets zijn een technisch middel om te handhaven. Jullie zijn allemaal zo bang voor handhaven! Laten wij toch eens gewoon gaan handhaven. Daar zijn homo's, leraren en iedereen veel meer bij gebaat dan veel gescheer en weinig wol.
Mevrouw Smits (SP): Het streelt mij dat de heer Beertema mij in koninklijk meervoud, «jullie», aanspreekt, maar wat hij zegt, is flauwekul. Hij zegt zelf dat hij op een enorm grote school werkte waar het onveilig was en waar de schaal verloren was. Dan krijg je inderdaad dit soort paardenmiddelen als tourniquets, want dat zijn het. Ik zal een school nooit verbieden om een poortje bij de ingang te zetten als de school daar veiliger van wordt, maar het is het laatste redmiddel, want het gaat om de menselijke maat in het onderwijs, kleinschaligheid, goed toezicht, de aanwezigheid van een conciërge bij de ingang, die de 500 kinderen die binnenkomen, kent en ziet wanneer een drugsdealer binnenkomt. Ik vind het heel vervelend voor de heer Beertema dat hij in die 34 jaar in het mbo getraumatiseerd is geraakt door al die achterlijk grote instellingen. Dat gevoel delen wij, maar dat is niet de beginoplossing.
Voorzitter: Elias
De heer Biskop (CDA): Voorzitter. Het debat is tot nu toe heel spannend en de emoties wisselen elkaar af. Ik kreeg zeer warme gevoelens bij de woorden die mevrouw Smits aan het begin van haar inbreng uitsprak. Naar het idee van de CDA-fractie moet een school een omgeving bieden waarbinnen kinderen en personeel zich veilig en geborgen voelen. Iedereen moet daar zichzelf kunnen zijn, zonder angst voor negatieve reacties die het gevoel van veiligheid aantasten. Als je je niet veilig voelt op school, kun je niet presteren. Ik zag laatst Peter van der Vorst op televisie. Hij voerde gesprekken met bekende Nederlanders die vroeger gepest werden op school en nu, ondanks hun maatschappelijke succes en sociale contacten, nog steeds emotioneel worden en geraakt zijn als zij terugdenken aan en praten over toen. Wie kent niet die verhalen van wanhopige ouders van wie de kinderen gepest worden en die het gevoel hebben niet serieus genomen te worden? Natuurlijk kunnen we gaan praten over protocollen en registraties. Het is verstandig dat scholen dit soort dingen vastleggen. De heer Beertema en ik zijn het heel vaak oneens, maar vandaag was ik het absoluut met hem eens. We moeten ervoor oppassen dat we het niet over een papieren werkelijkheid hebben. Natuurlijk moet een school een veiligheidsbeleid hebben. Je moet met elkaar afspraken maken. Uit de laatste cijfers blijkt dat het aantal scholen met een sociaal veiligheidsbeleid stagneert. Hoe komt dit? Waarom stagneert dit?
Scholen moeten beleid hebben. Beleid is het maken van afspraken. Met die afspraken alleen ben je er echter niet. De sfeer op een school moet zo zijn dat pesten not done is. Pesten hoort niet. Je doet het niet. Je moet je zelf ook aan die regels houden. Als een bestuur niet respectvol met zijn personeel omgaat en als docenten niet respectvol met leerlingen omgaan, wat kun je dan verwachten van hoe leerlingen met elkaar omgaan? Respect moet je doen. Het is daarom ook zo belangrijk dat scholen niet van bovenaf regels en protocollen opleggen, maar ervoor zorgen dat de regels van iedereen zijn. Ik spreek hiermee Bob van der Meer, de pestdeskundige na. Volgens hem moeten leerlingen met elkaar die regels afspreken. Scholen moeten wat minder angstig zijn. Zij moeten zaken niet achterhouden omdat ze bang zijn voor publiciteit. Scholen moeten verder kijken dan de schoolpoort. Als in mijn woonplaats Roosendaal de coffeeshops worden gesloten, kun je er natuurlijk vergif op innemen dat de handelaren de klanten dichtbij de school gaan zoeken. Het is goed dat scholen verder kijken dan de schoolpoort en het melden als er weer eens een bekende auto op de parkeerplaats staat.
De heer Van der Ham (D66): De heer Biskop spreekt over de gesloten coffeeshops en over de problematiek rond scholen. Dit is een belangrijke opmerking. Het kabinet wil iets doen met de afstand tussen scholen en coffeeshops, ook al gaat het kabinet daar helemaal niet over. Is de heer Biskop het ermee eens dat uit de cijfers blijkt dat coffeeshops zich over het algemeen uitstekend aan de regels houden? Zij verkopen niet aan mensen onder de achttien. Jongeren verkrijgen hun wiet vaak via dealers op straat. Natuurlijk krijgen ze het ook wel eens van vriendjes die het kopen bij de coffeeshop en de wiet daarna aan hen geven. Voor het grootste deel verkrijgen jongeren hun wiet via illegale handelaren, die overigens ook allerlei andere drugs bij zich hebben dan alleen maar cannabis.
De heer Biskop (CDA): Dat klopt.
De heer Van der Ham (D66): Dat is mooi om te horen.
De heer Biskop (CDA): De heer Van der Ham is het op zijn beurt ongetwijfeld met mij eens dat met het sluiten van de coffeeshops het drugstoerisme in het zuidwesten van Brabant aanzienlijk is teruggelopen en de illegale straathandel niet is toegenomen?
De heer Van der Ham (D66): Op plaatselijk niveau kan dit zo zijn, maar in andere delen van Zuidwest-Brabant is juist sprake van een enorme toename van drugsproblemen. Er is dus sprake van een waterbedeffect. Er is wel degelijk geconstateerd dat illegale handel door runnertjes ontzettend is toegenomen. Zo ideaal als de heer Biskop het schetst, is het dus helaas niet.
De heer Biskop (CDA): Misschien niet. Er is misschien sprake van een klein waterbedeffectje. In totaal zijn de drugsproblemen in Brabant afgenomen. Dat heeft de heer Van der Ham zelf ook kunnen lezen.
Ik kom nog even terug op het onderwerp pesten. De minister gaat onzes inziens te weinig in op digitaal pesten. Op het schoolplein wordt gepest, maar ook op het internet gebeurt dit heel veel. Vroeger kon je verhalen op het schoolplein laten rondgaan, maar tegenwoordig gaan foto's en filmpjes die met mobieltjes gemaakt zijn op het internet rond. Zij blijven daar nog jaren rondzwerven. Dit vergroot de schaamte van betrokkenen en maakt het allemaal nog schrijnender. Kan de minister aangeven op welke wijze zij haar inzet op het digitaal pesten gaat vergroten?
Ik heb al gezegd dat registreren als zodanig niets oplost. Als we niet uitkijken, komen we terecht in de papieren werkelijkheid waarover de heer Beertema al sprak. De VO-Raad heeft eerder aangegeven dat hij meer voelt voor vrijwilligheid dan voor verplichte registratie. Kan de minister zeggen hoe de VO-Raad daar nu over denkt? Vindt de VO-Raad ondertussen ook dat het beter is als iedereen zich meldt?
Onlangs hebben we kennis kunnen nemen van Vensters voor Verantwoording, waarin scholen verantwoording afleggen over wat op school gebeurt. Onzes inziens is het heel goed als in Vensters voor Verantwoording ook opgenomen wordt dat scholen open en eerlijk verantwoording afleggen over veiligheidsdiensten. Dat lijkt mij effectiever dan de Telegraaflijstjes met de meest onveilige scholen.
Voorzitter: Biskop
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Voorzitter. Ik dank de geachte afgevaardigden voor de betrokken reacties in eerste termijn. Ik ga graag in op dit onderwerp, omdat ik mij hiermee de afgelopen jaren intensief heb beziggehouden. In de afgelopen jaren is er veel gebeurd. Ik onderstreep echter wat de heren Biskop en Beertema zeiden, hoewel ik de laatste niet volg in zijn conclusies: we moeten ervoor zorgen dat papier en werkelijkheid goed op elkaar zijn afgestemd.
Veiligheid is en blijft een noodzakelijke voorwaarde voor kwalitatief goed onderwijs. Een veilige leeromgeving is nodig om de doelen van het onderwijs te kunnen bereiken. Scholen zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor een veilig schoolklimaat. We kunnen veel doen in de Kamer en op het departement, maar scholen zullen uiteindelijk zelf binnen de wettelijke kaders keuzes moeten maken. Het overgrote deel van de leerlingen, docenten en onderwijsondersteunend personeel, 94%, – dit is getest onder heel grote groepen – voelt zich gelukkig veilig op school. Dit is een goede zaak. Dit betekent dat de school doorgaans een veiliger plek is dan andere plekken waar mensen zich begeven. Zo hoort het ook, maar ik vind wel dat we dit moeten onderstrepen. We moeten vaststellen dat we in Nederland overall een veilig schoolklimaat hebben. Dat is een goede zaak. Waar het niet goed gaat, moeten we het beter doen en heel gericht beleid voeren.
Steeds meer scholen maken bovendien werk van hun veiligheidsbeleid. Ik zie echter ook het punt dat de inspectie heeft gemaakt. Vandaar dat ik ook benoemd heb in mijn brief dat het plan eerst komt, maar dat daarna de verinnerlijking ervan in de school en de betrokkenheid van ouders, leerlingen, docenten en leidinggevenden moeten komen. Dat is de slag die in de komende jaren verder moet worden gemaakt. We zijn nog niet klaar. We gaan op heel veel terreinen door.
Dit was mijn korte inleiding. Vervolgens heb ik vijf blokjes: de stand van zaken, de kerndoelen, waarbij ik ook de opmerking over homoseksualiteit op scholen en de veiligheid daaromtrent meeneem, drugsgebruik, pesten en overige.
De heer Beertema heeft gesteld dat ik te laconiek zou zijn en mijn taak als minister te makkelijk zou opnemen. Hier wreekt zich dat de heer Beertema nog niet zo heel lang in de Kamer zit. Ik wil hier niet een autoriteitsargument aandragen, maar ik kan naar eer en geweten zeggen dat de afgelopen jaren echt heel veel gebeurd is op het vlak van veiligheid. Overigens gebeurde dit steeds in zeer goede afstemming met de commissie, zoals het geval was bij het onderwerp incidentenregistratie, dat in de Kamer altijd een heel breed draagvlak heeft gekregen. Ik noem een paar dingen om de heer Beertema ervan te overtuigen dat we terecht buitengewoon intensief betrokken zijn bij dit thema. Dit thema vraagt aandacht. Een veilige school is nodig voor goed onderwijs. In 2008 zijn de Kwaliteitsteams Veiligheid gestart. Zij hebben heel veel scholen bezocht en ondersteund met het vormgeven van een veiligheidsbeleid. Dit was toen nog nauwelijks aan de orde. Ze hebben concrete adviezen gegeven. Dit heeft ertoe geleid dat scholen veiligheidsplannen hebben gemaakt. De volgende stap moet in de komende tijd gezet worden. Ze hebben samen met het Centrum School en Veiligheid brochures gemaakt. Eigenlijk zouden ze het afgelopen jaar zijn gestopt, maar ook ik vond dat we er nog niet waren. Uiteindelijk hebben we het nog een jaar verlengd. De planning is nu dat ze per 1 januari wel stoppen, omdat ze bedoeld waren als tijdelijke impuls. Ik wil ze het laatste halfjaar met name inzetten bij de verinnerlijking van het veiligheidsbeleid en ze opdragen om dit heel nadrukkelijk mee te nemen als zij gesprekken voeren met de scholen. Zij moeten scholen vragen wat zij doen met het plan dat zij hebben.
Een volgend punt is de toegankelijkheid van informatie over veiligheid. We hebben de website van Centrum School en Veiligheid. Overigens blijft het Centrum School en Veiligheid gewoon overeind. Dit is een centrum met goed personeel, dat echt een aanspreekpunt is. Er is een telefonische helpdesk voor vragen over sociale veiligheid, seksuele intimidatie en pesten. Er is een website waarop men heel makkelijk informatie kan vinden, die ook gebruikt wordt. Daarnaast zijn er informatiebladen ontwikkeld om scholen te informeren over agressie tegen onderwijspersoneel en over gedragsregels in het basisonderwijs. Ook is voor onderwijspersoneel online informatie beschikbaar over veiligheid op school. Verder hebben we de leerlingbegeleiding geïntensiveerd in de WSNS-verbanden. Deze blijven gewoon overeind. Er is namelijk extra geld voor schoolmaatschappelijk werk. Dit wordt gebruikt om escalatie van problemen met risicoleerlingen tegen te gaan. De zorgadviesteams hebben daar overigens ook in het vo en het mbo een rol in.
Dan kom ik bij de reboundvoorzieningen. Mevrouw Smits sprak hierover haar zorg uit. Inmiddels heeft 96% van de samenwerkingsverbanden in het vo er een. Dat geld is al bij de samenwerkingsverbanden en dat blijft daar. Mevrouw Smits hoeft zich daar geen zorgen over te maken. Het is en blijft wel de afweging van de samenwerkingsverbanden, maar blijkbaar hebben zij telkens de afweging gemaakt om de groei van 54% in 2005–2006 te verhogen naar 96% in 2006–2007 met de middelen die ze daarvoor ter beschikking hadden. Dit is inderdaad goed, want in 2008–2009 keerde zo'n 48% van deze jongeren terug naar school. Dit is een groei van 6%. Het is dus effectief. Deze middelen blijven bij dezelfde samenwerkingsverbanden. Het vo zal waarschijnlijk overwegend dezelfde verbanden houden.
We hebben de Op de Railsprojecten. Die worden wel gekort, maar voor de helft blijven ze overeind en kunnen ze worden ingezet in de samenwerkingsverbanden. We hebben de veiligheidsprojecten om schooluitval tegen te gaan. Er is veel gesproken over schooluitval en we weten dat kinderen die uitvallen, vijf keer zoveel kans hebben op een criminele carrière. Daarom zitten wij met onze aanpak van de schooluitval Europees gezien in de top. Uitvallers hebben namelijk ook twee keer zoveel kans op werkloosheid. Het is absoluut ontoelaatbaar dat talent verloren gaat in deze tijd van een krappe arbeidsmarkt en vergrijzing.
Ik vind het mooi dat gemeenten hierop voortborduren. De gemeente Amsterdam is bijvoorbeeld bezig met een nieuw stedelijk schoolveiligheidsbeleid. Ook dit is een tijdelijke impuls, niet bedoeld voor de eeuwigheid. Er zijn ook kwaliteitsteams ingesteld. Wethouder Asscher pakt dit onderwerp op. Ik vind dit een heel goede zaak. Verder is er het actieplan Onderwijs Bewijs. In het kader van dit actieplan zijn diverse onderzoeken gedaan naar de aanpak van gedragsproblemen en pesten. De informatie die daaruit naar voren komt, zal straks door het Centrum School en Veiligheid benut kunnen worden. Cyberpesten is hierbij ook een belangrijk onderwerp.
We zijn verder bezig met de ontwikkeling van pestprotocollen. Voor het funderend onderwijs waren deze er al, en nu zijn ze er terecht ook voor het mbo. Ook zijn er regionale bijeenkomsten georganiseerd, die als doel hebben om mensen over dit onderwerp te informeren.
Ook hebben wij het programma veilige publieke taak onderwijs. Dit komt dus nog eens bovenop wat wij gedaan hebben met de veiligheidsteams. In het kader van dit programma zijn heel veel adviseurs beschikbaar gesteld om scholen te ondersteunen. Deze impuls wordt op dit moment afgerond.
Er is nog een programma rondom religieus geweld en radicalisering, waarover de heer Elias vragen heeft gesteld. Ik beloof hem bij dezen om de cijfers hiervan te sturen. Er is een rijksbreed actieplan polarisatie en radicalisering, waarbij eerstelijnsprofessionals het onderwijs ondersteunen. Er is een handboek ontwikkeld onder de titel «Puberaal, lastig of radicaliserend?» Scholen kunnen hiermee bepaald gedrag herkennen. Verder is er een kenniscentrum waar scholen terechtkunnen. Ook het Centrum School en Veiligheid biedt informatie over extremisme en radicalisering. We zijn nu bezig met het opzetten van de registratie van geweldsincidenten. Daar kom ik dadelijk op terug. Ook hebben wij een handboek ontwikkeld voor het onverhoopte geval dat een school te maken krijgt met een aanslag. Dit handboek is in de afgelopen maanden naar de scholen gegaan.
Tot slot heb ik de regels rond de verklaring omtrent het gedrag aangescherpt. Ik heb aan de inspectie het signaal gegeven dat de verklaring omtrent het gedrag er gewoon moet zijn en dat men nog een jaar de tijd heeft om dit op orde te krijgen. Ik hoop dat de heer Beertema straks ermee instemt dat ik met zeer veel ernst en intensiteit bezig ben met dit onderwerp. Maar we moeten er inderdaad mee verdergaan.
De voorzitter: Enkele woordvoerders willen een vraag stellen. Ik wil de collega's vragen om hun vragen zo beknopt en kernachtig mogelijk te stellen. Dan kan de minister ook kort antwoorden. Wij hebben namelijk nog maar een uur voor dit hele debat.
De heer Beertema (PVV): Ik vind dat de minister met een indrukwekkende lijst van acties komt. Ik heb daar waardering voor en trek daarom mijn opmerking in dat de minister te laconiek zou zijn geweest. Ik waardeer het ook dat de minister mijn zorg deelt dat we heel goed moeten kijken naar de echte werkelijkheid op de scholen om te controleren of alles daar ingedaald is. Ik wil daar een concrete vraag aan verbinden. Ik weet dat in Rotterdam elk jaar zo'n 50 leerlingen uit de reboundvoorzieningen komen die echt niet meer te plaatsen zijn. Zij dreigen thuiszitters te worden. Ik vraag mij af of het niet verstandig is om zo'n reboundvoorziening definitief te maken, zodat de kinderen daar terechtkunnen.
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ik vind het fideel van de heer Beertema dat hij zijn opmerking intrekt. Dat zal mij niet vertragen. Sterker, zijn vertrouwen spoort mij nog meer aan.
Ik weet dat de wethouder in Rotterdam samen met jeugdzorg bezig is met experimenten om te bekijken of de genoemde groep op een goede manier toch nog ergens een plekje kan krijgen waar ze opgevangen kan worden. Er blijft altijd een groep jongeren die heel moeilijk te plaatsen is. Ik weet echter dat de wethouder daarmee bezig is. Dit probleem heeft namelijk betrekking op het lokale jeugdzorgbeleid.
Mevrouw Smits (SP): Misschien heb ik mij wat onzorgvuldig geuit toen ik sprak over de rebound. Mijn zorg zit hem in de 300 mln. aan bezuinigingen op de zorg voor kinderen die extra zorg nodig hebben. De korting op Op de Rails is onderdeel van deze bezuinigingen. We weten allemaal dat een groot deel van deze groep kinderen gedragsproblemen heeft. We hadden de reboundvoorzieningen eindelijk goed op orde. Mijn vraag sluit aan op wat de heer Beertema zojuist vroeg. Zouden we er niet voor kunnen zorgen dat dit soort voorzieningen, nu ze eindelijk zijn opgebouwd, veiliggesteld worden, zodat ze ook na de bezuinigingen op het passend onderwijs nog bestaan?
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Dit onderwerp is altijd mijn grootste dilemma geweest. Ik denk er nog altijd over na of het anders en beter kan. Ik zal een brief sturen naar de Kamer. Daarin zal ik ook ingaan op de bezuiniging, die gelukkig getemporiseerd is. Het blijft echter een feit dat er omgebogen wordt. Ik heb heel goed nagedacht over waar ik deze ombuiging zou moeten neerleggen. We leggen haar nu neer waar die neergelegd wordt. Ik kom daar in juni op terug. Ik heb daarbij steeds één hoofdlijn aangehouden, namelijk dat de budgetten van het regulier onderwijs ontzien zouden worden. Uiteindelijk zal het regulier onderwijs, vanwege het feit dat het de helft van het ambulante begeleidingsbudget erbij krijgt, door de rugzakjes meer geld in handen krijgen dan tot nu toe het geval is. Het krijgt namelijk driekwart in plaats van de helft. Mijn inzet is dat het regulier onderwijs in staat wordt gesteld om voor de toekomst zo veel mogelijk overeind te houden van wat het nu heeft. Dat is het gevolg van mijn keuze en dat is ook de reden dat ik de keuze heb gemaakt die ik gemaakt heb. Onderdeel van deze keuze vormt de financiering van de rebound. Vanuit het reguliere perspectief gezien is er geen aanleiding om de rebound te verminderen. Sterker nog, dit ondersteunt het beleid voor passend onderwijs.
Mevrouw Smits (SP): De minister weet dat een samenwerkingsverband voor minder geld straks hetzelfde werk zal moeten doen. Er zal ergens moeten worden bezuinigd. Dit is aan de samenwerkingsverbanden. Als een samenwerkingsverband in Oost-Groningen zegt dat rebound helaas niet de prioriteit heeft, dan kan dit zomaar verdwijnen. We gaan natuurlijk nog uitgebreid over de brief spreken, maar ik vraag haar om nu al meer op te komen voor de rebound, die ook wat lucht geeft aan het regulier onderwijs en vooral de kinderen een heel eind verder helpt.
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ik sta als minister voor de rebound, doordat ik de financiering ervan intact houd. Als je behoorlijk wat moet ombuigen op een budget, moet je inderdaad doen wat je moet doen en wil je absoluut in stand houden wat je in stand wilt houden. Ik heb aangegeven dat ik achter de rebound sta. De scholen maken straks de afweging, maar tot op heden heeft men steeds binnen de zorgregio's de afweging gemaakt om de rebound overeind te houden. Dat geeft mij in ieder geval het vertrouwen dat vele samenwerkingsverbanden dit in de toekomst zullen blijven doen.
De heer Elias (VVD): Ik geloof de minister van harte als zij zegt dat zij dit beleid zeer serieus neemt. We moeten echter wel scherp blijven op de cijfers. Als ik het goed heb gehoord, zei de minister dat 95% van de mensen in het onderwijs zich veilig voelt op school. Waar baseert de minister dat op? Ik haal dat namelijk niet uit de stukken. Het percentage van 95 staat weliswaar in het casusonderzoek dat op 35 scholen is uitgevoerd door de onderwijsinspectie, maar ik zie dat niet als een algemene conclusie. Voor zover ik dat als algemene conclusie zie, zie ik daarbij de waarschuwing van de onderzoekers dat het onderzoek onder 35 scholen niet mag worden doorgetrokken naar het onderwijs als zodanig. De minister had het zojuist echter over «overall». Ik kan dit niet zo goed plaatsen. Hoe zit het precies met de cijfers?
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ik heb dit cijfer gekregen. Als ik nu op deze vraag inga, wordt het een beetje te rommelig. Vindt de heer Elias het goed als ik er straks in tweede termijn even op terugkom? Dan heb ik de cijfers scherp voor me.
Ik ga verder met de bespreking van de stand van zaken van de maatregelen. We zijn bezig met de invoering van de registratie van de incidenten. De heer Van der Ham heeft gevraagd naar het doel van een verplichte registratie. In de afgelopen jaren hebben wij daarover regelmatig gesproken. We waren het erover eens dat het doel tweeledig was. Verplichte registratie moet een breder inzicht bieden in wat er op school gebeurt. De heer Van der Ham merkte terecht op dat zaken niet in de doofpot mogen verdwijnen. Verplichte registratie moet onderdeel zijn van een breder veiligheidsbeleid. We hebben gezegd dat we op een goede en voorzichtige manier moeten omgaan met deze incidentenregistratie, omdat men de zaak anders kan wobben. De heer Çelik zegt terecht dat scholen niet bang hoeven te zijn, maar als er geen verplichting is, kan het zijn dat scholen een incident even liever niet registreren. Wij willen dat incidenten wel geregistreerd worden. Dat hebben we met elkaar afgesproken. We hebben ook afgesproken dat het inzagerecht beperkt zal zijn. De inspectie zal dit inzagerecht hebben op de school. Ik ben nu aan het bekijken hoe ik gemeente, politie en medezeggenschapsraad daarbij op een goede manier kan betrekken. Ik kom hierop terug in het wetsvoorstel dat ik een dezer dagen naar de Kamer zal sturen. Ik schat in dat dit kort na de zomervakantie zal zijn, omdat alle juridische inzet van de directie nu op het passend onderwijs zit. We kunnen niet alles tegelijk doen, maar het komt eraan. In 2012 of 2013 kunnen we de registratie dan daadwerkelijk invoeren. Door middel van het inzagerecht wordt de inspectie de mogelijkheid geboden om het debat over het veiligheidsbeleid aan te gaan met een school.
Mij is ook gevraagd hoe ik ga controleren dat scholen daadwerkelijk verplicht gaan registreren. De inspectie moet hierop toezien. De medezeggenschapsraad weet ook dat registratie verplicht is. Mensen zullen daarom aan de bel trekken als registratie niet plaatsvindt, en terecht. De checks-and-balances op de school zijn heel belangrijk. Wij komen nog uitgebreid met elkaar te spreken over het wetsvoorstel.
De kwaliteitteams ronden hun werkzaamheden in de komende jaren af. Zij krijgen met name mee dat kwaliteitsdoelstellingen verinnerlijkt moeten worden. Ook het Centrum School en Veiligheid zal hieraan in de komende jaren aandacht besteden. Het Centrum School en Veiligheid blijft overeind. Daarnaast blijf ik ook in de komende jaren Pestweb ondersteunen, net als het Project Preventie Seksuele Intimidatie. De heer Van der Ham heeft ook een vraag gesteld over de «gay & straight»-allianties. Ik wil het aantal scholen dat hieraan meedoet zelfs verdubbelen. Wij zullen hier sterk op inzetten. Ik kom hier straks op terug, wanneer ik het beleid ten aanzien van homo's verder zal bespreken.
Ik ga verder met de kerndoelen. Ik vind veiligheid en weerbaarheid van homoseksuele jongeren heel belangrijk. Over dit onderwerp hebben we het met name gehad; we besteden echter ook aandacht aan de problematiek van meiden met loverboys et cetera. Omdat ik veiligheid en weerbaarheid van homoseksuele jongeren heel belangrijk vind, is dit een incident dat gemeld moet worden bij de registratie van de incidenten. Ik sluit aan bij diegenen die ervoor gewaarschuwd hebben dat scholen een soort Postbus 51 worden, met edele doelen die we in de samenleving willen bereiken. Daarmee zouden we de school te zeer beladen. Ik was gisteren voor een debat in Leeuwarden bij de Leeuwarder Courant. Daar waren 250 mensen aanwezig. Iemand bracht naar voren dat we ervoor moeten oppassen dat we niet alles bij de school neerleggen. Een school heeft een etmaal per week aan onderwijsuren en daarbinnen moet het allemaal gebeuren. Deze persoon kreeg veel steun uit de zaal. Burgerschapsvorming is een belangrijk punt. Waarden, normen en respect zijn daarvan kernbegrippen. Ook kerndoelen in het po en het vo geven echter ruimte voor aandacht voor seksuele weerbaarheid en diversiteit. Scholen kunnen zelf bepalen hoe zij hieraan invulling geven. Ik vind dat dit hoort bij de vrijheid van onderwijs. Via de onderwijsmethodes krijgen scholen veel aanbod om dit op te pakken op de manier die past bij hun richting. Als we het verplichten, betekent dit een vastgesteld programma. Als we zo gedetailleerd te werk zullen gaan, zullen diverse denominaties daarmee moeite hebben. Er zijn overigens voldoende initiatieven rondom de bevordering van seksuele weerbaarheid, zoals de 150 «gay & straight»-alliantiescholen. Zoals gezegd, wil ik dit aantal verdubbelen. Naar mijn idee moet het op de scholen veel meer op zo'n manier gebeuren dan door dingen opnieuw vast te leggen in programma’s. Een aantal andere maatschappelijke thema’s staat namelijk ook al te dringen bij de deur van de school. Als voorbeeld noem ik mensenrechten. De afgelopen jaren is daar veel over gesproken. Ik vind dit een heel wezenlijk punt. Ook mensenrechten wil men gedetailleerder in de kerndoelen opnemen. Ook het onderwerp obesitas wil men in het kader van de gezonde school opnemen in de kerndoelen. Ook omgaan met geld en schulden wil men opnemen in de kerndoelen. Dit zijn zomaar drie onderwerpen, maar als wij even doorgaan met brainstormen, hebben wij er zo een aantal bij. Ook ik heb zorgen over homo-emancipatie, mijnheer Van der Ham. Daarom zet ik financieel ook veel sterker in op homo-emancipatie dan in de afgelopen jaren is gedaan. Ik borduur overigens dankbaar voort op wat eerder al gedaan is. Ik heb op dit punt erg veel respect voor mijn voorganger, de heer Plasterk. Ik wil mij inzetten op de manier die ik genoemd heb en wil niet alles bij de school leggen, die het in één etmaal aan onderwijsuren per week allemaal moet realiseren. De huidige kerndoelen bieden volgens mij voldoende ruimte om hieraan aandacht te besteden.
Ik zal nog wat specifieker ingaan op wat ik doe ten behoeve van het emancipatiebeleid. Er komt een socialmediacampagne, waarbij ook de jongerennetwerken zullen worden gebruikt. Rolmodellen zullen eveneens worden gebruikt. Zo gaan wij met jongeren actief het gesprek aan over weerbaarheid en onveiligheid. Op 11 oktober zal ik de aftrap geven van deze campagne, ter gelegenheid van de «kom uit de kast»-dag. Daarnaast subsidieer ik het COC voor voorlichtingsactiviteiten. Het COC doet veel op dit vlak. Samen met Humanitas heeft het COC onlangs nog een film gemaakt, die op veel scholen getoond wordt en echt impact heeft. Ik vind het een goede zaak dat gemeenten als Amsterdam daarnaast actief met dit onderwerp bezig zijn. Zij bieden scholen ook mogelijkheden aan in de vorm van lespakketten et cetera. Ik zal zelf buitengewoon voorzichtig zijn met het aanbieden van lespakketten, maar er is veel materiaal beschikbaar, dat onder andere door het COC is ontwikkeld. Daarvoor heb ik subsidie verleend. Er moet echter een evenwicht zijn.
De heer Van der Ham merkt terecht op dat de motie indertijd is aangenomen. Overigens heb ik altijd duidelijk laten merken dat ik er anders tegen aankijk dan mijn voorganger. Ik constateer gewoon hoezeer scholen beladen worden met zaken die zij moeten doen. De doelstelling van dit kabinet is om een scherpe focus te houden op kennis en algemene vorming in de kernvakken.
De heer Van der Ham (D66): Alles wat de minister nu opnoemt, steunen wij natuurlijk van harte. Deze zaken gebeuren echter vooral op scholen die daar toch al voor openstonden. Dit moet vooral doorgaan, maar er zijn ook scholen waar deze zaken nog niet voldoende gebeuren omdat zij er principiële problemen mee hebben. De minister heeft het over social media, maar er zijn scholen die websites met informatie over seksuele diversiteit en überhaupt over seksualiteit gewoonweg blokkeren. Juist scholen die vanwege hun denominatie of vanwege angst moeite hebben met dit onderwerp, moeten een mate van verplichting krijgen om het hierover te hebben. Van het COC en andere organisaties hebben we de suggestie gekregen dat het hierbij moet gaan om seksuele diversiteit. Dan heb je een wat scherpere verplichting. Scholen zijn altijd vrij om aan het onderwerp een draai te geven die bij hun kleur past. Een reformatorische school zal het ongetwijfeld anders aanpakken dan een openbare school, maar er moet aandacht voor zijn. Dit onderwerp verplicht stellen is volgens mij echt iets anders dan het verplicht stellen van onderwerpen als mensenrechten en obesitas. Die onderwerpen zijn namelijk niet zo omstreden. Obesitas is op een reformatorische school of op een school met veel Marokkanen helemaal geen omstreden issue. Iedereen daar vindt dit een belangrijk onderwerp. Homoseksualiteit, seksuele diversiteit en seksuele zelfstandigheid van meisjes zijn daarentegen veel meer taboe. In deze onderwerpen moet dus ook met iets meer kracht les worden gegeven. Het staat al in de kerndoelen, maar dit moet nog wat scherper, omdat het nu te vaag is en omdat scholen er te facultatief mee omgaan. Ik doe daarom nogmaals een oproep aan de minister om ervoor te zorgen dat uiting wordt gegeven aan de aangenomen motie.
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ik noemde de andere onderwerpen, omdat er ook ten aanzien van die onderwerpen discussie is over de mate waarin en de wijze waarop scholen er aandacht aan moeten besteden. Scholen kunnen hiervoor koffertjes met geld inzetten. Het is echter aan de scholen om dit op te pakken of niet. Dat geldt ook voor obesitas, voor het onderwerp van de gezonde school en voor het aanbod in de schoolkantine. Ook bij deze onderwerpen klinkt de roep van mensen om dit allemaal vast te leggen en te regelen. Ik zie dit zelf als een vorm van maakbaarheidsdenken. Er zijn kerndoelen, waarin de zaken heel goed zijn beschreven. Docenten moeten zorg dragen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van leerlingen, henzelf en anderen. Dat vind ik heel wezenlijk. Geestelijke stromingen spelen in de Nederlandse multiculturele samenleving een belangrijke rol. Voor het primair onderwijs is vastgelegd dat het leerlingen moet leren om respectvol om te gaan met verschillen in opvattingen van mensen. Voor het voortgezet onderwijs is vastgelegd dat het de lichamelijke en psychische gezondheid moet bevorderen. Een ander kerndoel is de veiligheid van de leerling en van anderen in verschillende leefsituaties. Ook dat is heel wezenlijk. Verder is een kerndoel dat aan leerlingen wordt geleerd wat de overeenkomsten en verschillen zijn in cultuur en levensbeschouwing. Ik heb het dan nog niet eens over het bevorderen van goed burgerschap, waarvan waarden, normen en respect een belangrijk onderdeel zijn. Ook over de kerndoelen die ik net noemde bestaat discussie, net als ten aanzien van de onderwerpen obesitas en financiën. Scholen vragen zich af hoe zij moeten omgaan met deze onderwerpen en in welke mate zij er aandacht aan besteden. Daar gaan scholen inderdaad zelf over.
De heer Van der Ham (D66): De D66-fractie is er geen voorstander van om de kerndoelen vol te stouwen met allerlei maatschappelijke doelen. Ik heb zelf in de commissie-Dijsselbloem gezeten en sta daar dus zeer kritisch tegenover. In allerlei debatten zal dit onze bijdrage zijn. Dit soort problemen en dilemma's kan per school verschillen. Op de ene school zijn kerndoelen hoogstnoodzakelijk, op de andere helemaal niet. We zien echter dat sommige scholen een kernwaarde als gelijke behandeling vermijden om pragmatische of ideologische redenen. Ik vind dat je dan de formulering mag aanscherpen. «Seksuele diversiteit» is de formulering die bedacht is. Als je dat in de kerndoelen zet, is het heel expliciet. Als je met een welwillend oog kijkt naar de kerndoelen, zijn zij misschien voldoende. Een aantal scholen is echter gewoon niet welwillend. Dan moet je er iets meer druk op leggen. Ze mogen het doen zoals ze het willen, maar ze moeten er aandacht aan besteden.
Mevrouw Smits (SP): De heer Van der Ham heeft het belang van de motie heel goed aangegeven, maar ik zou de minister nog willen aanspreken op een wat principiëler punt. Waarom wil de minister een aangenomen motie niet gewoon uitvoeren? Een meerderheid van de volksvertegenwoordiging heeft gezegd dat zij dit een belangrijke motie vindt, waarover zij heeft nagedacht en waarvoor zij goede argumenten heeft. Waarom denkt de minister dan dat zij kan zeggen dat zij het vertikt om de motie uit te voeren, omdat zij het niet zo nodig vindt?
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Omdat ik beargumenteerd heb waarom ik het niet nodig vindt. Doorgaans voer ik moties uit, maar je kunt er ook voor kiezen om een motie niet uit te voeren. Soms kies ik ervoor om een motie niet uit te voeren. Dan communiceer ik daar heel helder over en beargumenteer ik waarom ik de motie niet uitvoer. Mevrouw Smits spreekt van een principekwestie. Ik ben het daar wel mee eens, omdat ik zie dat achter dit maatschappelijke probleem nog heel veel andere vandaan komen. Die liggen er nu al en zullen er in de toekomst mogelijk nog komen. Ik neem de zorgen van de Kamerleden wel serieus. Daarom besteed ik in de emancipatienota en in het veiligheidsbeleid veel aandacht aan dit onderwerp. Ik vind het echter niet de juiste weg om aan dit onderwerp via de kerndoelen aandacht te besteden. Dat heb ik in de brief ook beargumenteerd.
Mevrouw Smits (SP): Over de kwaliteit van de argumenten valt natuurlijk altijd te twisten. De uitspraak van de minister is wel een beetje gek. De minister zegt nu dat zij een uitspraak van een meerderheid in de Kamer kan uitvoeren al naargelang zij daar zin in heeft. Volgens mij stelt de minister zich daarmee niet in dienst van een Kamermeerderheid, maar betoont zij zichzelf daarmee vooral minister van bijzonder onderwijs, die scholen die er even geen zin in hebben in bescherming neemt. Dat vind ik zonde.
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Zowel het openbaar onderwijs als het bijzonder onderwijs is een aanhoudende zorg van de regering. Het is ook mijn taak om naar beide vormen van onderwijs te kijken. Ik kijk echter ook naar de overbelasting die mogelijkerwijs gaat ontstaan als wij scholen continu als een soort Postbus 51 gaan zien. Dat vind ik geen goede zaak. Ik heb als minister de verantwoordelijkheid om dit te voorkomen. Veel scholen hebben mij gevraagd om daarop toe te zien, niet alleen scholen voor bijzonder onderwijs. Toevallig kwam deze vraag gisteren nog uitgebreid aan de orde in een debat.
De heer Beertema (PVV): De minister sprak zojuist van maakbaarheidsdenken. Dat woord is mij uit het hart gegrepen. Zij stelt dat de huidige kerndoelen globaal genoeg geformuleerd zijn. Toevallig haalt zij een voorbeeld aan van een kerndoel waarin het begrip «multiculturele samenleving» verwoord is. De kerndoelen zijn volgens mij van dit soort begrippen doordesemd. Is dit niet het bewijs van mijn stelling dat de kerndoelen veel te ideologisch geïnspireerd zijn en wordt het niet tijd dat wij bijvoorbeeld het begrip «multiculturele samenleving» er eens uithalen, nu alle grote politieke leiders van Europa daar afstand van genomen hebben?
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: De een wil er wat in, de ander wil er wat uit. Ik denk dat de kerndoelen inderdaad een ideologische achtergrond hebben. Politiek bedrijven heeft namelijk veel te maken met ideologie en met idealen.
De heer Beertema (PVV): Het is zo grachtengordelachtig.
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: De idealen komen in deze Kamer bij elkaar. Soms vinden partijen gehoor en worden hun idealen uitgevoerd. Soms echter kiest een bewindspersoon ervoor om, gelet op zijn verantwoordelijkheid, een onderwerp niet op te pakken. Zo zal ik ook niet oppakken wat de heer Beertema nu suggereert, mocht hij daarvoor een meerderheid in de Kamer krijgen.
Ik kom te spreken over het onderwerp drugs. De heer Elias heeft dit met engagement gebracht, vanochtend in De Telegraaf en zojuist in dit AO. Laat één ding helder zijn rondom drugsgebruik. Dit onderwerp heeft de aandacht van veel scholen. Drugsgebruik geeft allerlei zorgen, zoals voortijdig schoolverlaten. Drugsgebruik leidt ook tot geweld op de scholen. Verder bestaat het gevaar dat kinderen drugs gaan gebruiken. Het gebruik van drugs op scholen kan gewoon niet. Overigens moeten we natuurlijk wel voorzichtig zijn met cijfers uit onderzoeken. Als 24% van de kinderen op het havo bekend zegt te zijn met drugsgebruik, dan kan het zijn dat hiermee bedoeld wordt dat zij een keer iemand drugs hebben zien gebruiken. Dat wil echter nog niet zeggen dat drugsgebruik bij 24% van de leerlingen voorkomt.
Dit neemt echter de ernst van dit onderwerp niet weg, noch de zorg van de heer Elias over dit onderwerp. Veel schooldirecteuren maken zich hierover zorgen. Ook wij zijn er bezorgd over. Daarom heeft dit onderwerp voor het kabinet wel degelijk hoge prioriteit. Niet alleen het ministerie van Onderwijs houdt zich hiermee bezig. Er is sprake van teamwork, dit keer met de minister van VWS. Zij heeft gisteren de Landelijke nota gezondheidsbeleid naar voren gebracht. Zij stopt met de vele algemene publiekscampagnes. Deze passen weliswaar bij missieland Nederland, maar soms wordt het wat veel voor de mensheid. De minister gaat echter wel prioriteit geven aan campagnes voor jeugd. Die prioriteit vind ik buitengewoon belangrijk. Dit worden integrale campagnes, die niet alleen gaan over drugs, maar ook over alcohol. Ik hoor van heel veel ouders dat alcohol tot nog veel grotere zorgen leidt. Het is namelijk sociaal geaccepteerd. Ik en de minister van VWS zullen daarbij samen optrekken, zoals wij ook verder samen optrekken rondom het onderwerp van veiligheid op scholen. Het kabinet zal een dezer dagen ook een brief over drugs sturen naar de Kamer. De integrale onderwijsaanpak zal daarbij betrokken zijn. Daarbij hoort ook het onderwerp van de 350 metergrens. Ik ben daar natuurlijk heel gelukkig mee. Liever heb ik persoonlijk alle drugsshops de wereld uit. Dat zeg ik vanuit mijn politieke achtergrond. Ik ben groot voorstander van de 350 metergrens, omdat je coffeeshops het beste maar zo ver mogelijk bij de school vandaan kunt hebben.
Even leek de tendens te ontstaan om het gebruik van drugs helemaal te verbieden. Dat is heel interessant. Vanuit mijn achtergrond moedig ik het aan om hiermee door te gaan. Ik begreep aan het einde van de discussie tussen de dames en heren echter dat een algeheel verbod toch niet helemaal de bedoeling was.
Ik kom bij het onderwerp speekseltesten. De heer Elias zegt dat scholen bij signalen van drugsgebruik daarvan gebruik kunnen maken als de medenzeggenschapsraad en ouders daarmee instemmen. Van speekseltesten wordt ook gebruik gemaakt. De heer Elias zegt dat dit vaker zou mogen gebeuren. Ik wil hem tegemoetkomen door op de website van het Centrum School en Veiligheid hieraan bekendheid te geven. Het kan namelijk zijn dat sommige scholen niet weten dat zij deze mogelijkheid hebben. Wel staat in artikel 11 van de Grondwet, dat gaat over de integriteit van het lichaam, dat een speekseltest alleen bij of krachtens de wet toegestaan is. Toestemming van de ouders is een must indien het gaat over een minderjarig kind. Als het kind meerderjarig is, gaat het om het recht van de mens zelf op de integriteit van het lichaam. De genoemde mogelijkheid is er dus onder alle genoemde condities. Op vrijwillige basis, met instemming van leerlingen of ouders, wordt deze speekseltest nu ook al uitgevoerd. De heer Elias wil bekijken of deze mogelijkheid in den lande breder benut kan worden. Ik heb er geen bezwaar tegen om daar goede informatie over te verstrekken, als ik hem daarmee tegemoet zou kunnen komen.
Meld Misdaad Anoniem heeft hier wat minder mee te maken, want helaas wordt drugsgebruik nog steeds getolereerd. Meld Misdaad Anoniem kan alleen benut worden voor het melden van strafbare feiten. De vertrouwenspersoon op een school is volgens mij ook heel geschikt voor het oppakken van eventuele meldingen. Als de school weet welke mogelijkheden zij heeft en als deze nog onvoldoende benut worden, ben ik zeker bereid om deze informatie via het Centrum School en Veiligheid te benutten. Ik zou echter kunnen nadenken over de mogelijkheid om dit te verbreden.
De heer Elias (VVD): De minister zegt dat je Meld Misdaad Anoniem alleen kunt gebruiken voor het melden van strafbare feiten. Dat is natuurlijk ook zo. Mijn suggestie is om het meldpunt in te schakelen ten behoeve van meldingen over handel op en rond school. Ik wil dat het hele drugsprobleem bespreekbaarder wordt. Ik vind dat scholen geen angst moeten hebben voor reputatieschade. Het gebeurt namelijk op alle scholen. De ene school moet niet op de andere wachten. Wij moeten vanuit Den Haag een signaal afgeven. Meld Misdaad Anoniem zou hierbij wel degelijk een rol kunnen spelen als we het combineren met de andere maatregelen die ik naar voren heb gebracht.
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Het meldpunt kan zeker gebruikt worden voor meldingen over drugshandel. Ik zal dit meenemen bij de informatie die ik over dit punt verstrek aan scholen. Dan zijn de scholen zich er bewust van dat zij het bij dit meldpunt kunnen melden. Dan kunnen zij ook direct aangifte bij de politie doen. Ook dat is een mogelijkheid.
De heer Van der Ham (D66): Handel in drugs is strafbaar. Gebruik ervan niet. Ik hoor de minister in allerlei bijzinnetjes zeggen dat zij ook drugsgebruik wel strafbaar zou willen stellen. Beseft de minister wel wat zij daarmee zegt? Het strafbaar maken van drugsgebruik door minderjarigen of meerderjarigen heeft namelijk enorme nadelen. Ga eens kijken in landen waar dat gebeurd is en waar het gebruik gecriminaliseerd is. Daar zijn mensen, met name jongeren, doodsbang om als naar een dokter te gaan zij een probleem hebben. Zij zijn zelfs bang om naar hun ouders te gaan. Ook ouders zijn heel erg angstig om hulp te zoeken, omdat drugsgebruik strafbaar is. Dat moet je absoluut niet willen. Het gaat hierbij om hulp bieden aan kinderen die zichzelf in de problemen werken en aan ouders met kinderen die zichzelf in de problemen helpen. Dan moet je drugsgebruik juist niet strafbaar stellen. Preventie is de winst die wij hebben behaald doordat drugsgebruik niet meer strafbaar is. De Dr. Abraham Kuyperstichting, die dezelfde achtergrond heeft als deze minister, heeft de afgelopen decennia diverse rapporten uitgebracht waarin zij deze houding heeft bepleit.
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: De heer Van der Ham heeft gelijk. Ik zit hier als minister van Onderwijs. Het gaat erom dat ik bekijk hoe ik de punten aan moet pakken die ik binnen mijn beleidsterrein tegenkom. Daar houd ik het bij.
De heer Beertema (PVV): Ik weet uit ervaring dat heel veel leraren en conciërges ervan op de hoogte zijn welke leerlingen cannabis gebruiken. Meld Misdaad Anoniem is zo ongelooflijk ver weg. Houd de aanpak van cannabisgebruik in de school zelf. Het gebruik van cannabis is tenslotte niet strafbaar. Het is veel nuttiger om ouders op ouderavonden op school te laten komen, zodat ze kennis kunnen nemen van deze aspecten van het gedrag van hun kinderen. Hoe staat de minister daartegenover? Ik pleit ervoor om ouders desnoods in de vorm van een convenant te verplichten om ouderavonden te bezoeken. Je moet scholen deze vrijheid dan wel geven. Dit kan het probleem van cannabisgebruik op scholen op een enorm effectieve manier ondervangen.
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Dit sluit buitengewoon goed aan bij wat in het Actieplan Beter Presteren staat, namelijk het streven naar overeenkomsten met ouders, ook wel «oudercontracten» en «oudercommitment» genoemd, om ouders te betrekken bij de school. Ik vind dat scholen dit soort zaken inderdaad met ouders moeten afspreken, naast het aantal dagdelen per week dat ouders beschikbaar zijn voor vrijwillige inzet, wat er gewoon bij hoort. Informatieavonden waarop ouders geïnformeerd worden, horen er evengoed bij. Ik vind ook dat scholen ouders moeten informeren als er sprake is van drugsgebruik. We hebben dit eerder aan de orde gehad. Drugshandel is in ieder geval ook onderwerp van incidentenregistratie.
De heer Beertema (PVV): Ik ben blij dat de minister een verplichtend karakter van betrokkenheid niet uit de weg gaat.
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Nee, maar de betrokkenheid van ouders moet dan wel door de school worden opgelegd. Ik ga dit niet bij wet regelen. Ik vind dat scholen verplichtender mogen zijn. Zij mogen meer vragen van docenten, leerlingen en ouders.
De heer Beertema (PVV): Wil de minister dit ook uitbreiden naar het mbo? Daar hebben we immers te maken met een andere situatie.
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Daar heb je inderdaad een andere situatie, want zoals de heer Çelik eerder heeft aangekaart, zit je daar met de vraag hoe je omgaat met de achttienplussers. Ik ga scholen meer stimuleren om onderwijscontracten te sluiten met minderjarige jongeren, waarin staat dat ouders geïnformeerd worden over hun kinderen, ook als zij achttien zijn geworden. Zo blijven ouders de hele periode dat hun kinderen op de betreffende school zitten op de hoogte. Deze onderwijscontracten kunnen voor dit soort zaken worden benut. Dit heb ik als antwoord op de vragen van de heer Çelik aangegeven. Ik weet niet of de brief al weg is, maar wel dat ik er de afgelopen tijd mee bezig ben geweest. Heeft de heer Çelik de beantwoording ontvangen?
De heer Çelik (PvdA): Ik heb de antwoorden gelezen. Ik zeg nog even hardop dat de coalitiepartijen de motie niet hebben gesteund.
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Dat klopt. Soms moet je erkennen dat het iets ruimhartiger had mogen zijn. Ik heb in ieder geval naar aanleiding van de vragen van de heer Çelik wel voortschrijdend inzicht getoond.
Ik eindig mijn bijdrage met het kopje overig. Ik heb al gezegd dat ik terugkom op de vraag welke vormen van religieus extremisme voorkomen op scholen. In de monitor worden ze niet verder uitgewerkt. Als ik deze informatie mag geven – dat is even de vraag – dan zal ik dat niet nalaten. Dit zijn namelijk zaken die soms geheim moeten blijven.
De heer Elias (VVD): Daar heb ik begrip voor. Als de minister ze echter niet heeft gegeven omdat zij ze niet kón geven, had zij dit erbij moeten zetten.
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Om die reden zal ik dit nagaan.
Ik kom op het punt van de conciërges. Zowel de PvdA- als de SP-fractie heeft hier het nodige over gezegd. De heer Çelik beschrijft met name de situatie in het vo. Daar heb ik niet te maken met de bekostiging van conciërges. In het po heb ik dat wel. Ik herken het verhaal van de heer Çelik voor het vo in hoge mate en voor het po iets minder. Het is altijd winst dat de conciërge het overzicht heeft. Hij heeft de kleine raddraaiertjes beter in beeld. Dat ben ik eens met de heer Çelik. Om die reden hebben we het budget voor conciërges in het po niet geheel en al gekort, maar blijft er nog altijd 19 mln. over. Dit is zo'n 15% korting op de deelnemers die op dit moment meedoen met het conciërgeproject. Voor het vo doe ik echter niets met conciërges. In het vo mogen scholen zelf bekijken hoe zij met het budget omgaan. Zij hebben de ruimte om daarmee conciërges aan te stellen. Dit is een afweging van de school zelf.
De heer Beertema heeft gesproken over toegangscontrole, poortjes, pasjes en technische veiligheidsmaatregelen. Ik vind dit echt een zaak van de scholen. Sommige scholen hebben behoefte aan dit soort veiligheidsmaatregelen omdat deze het gevoel van veiligheid verhogen. De heer Beertema spreekt uit eigen ervaring. Wat hij zegt is voor mij dus een feit. Voor sommige scholen zijn dit soort maatregelen misschien net te veel. Ze geven dan het gevoel dat het niet veilig is, terwijl het best veilig is. Ik vind dat scholen met hun medezeggenschapsraad en leerlingenraad moeten afkaarten hoe ze daarmee omgaan. Het kan ook wel eens zijn dat de gemeente op een bepaald moment het advies geeft dat er wat gedaan moet worden aan een onveilige situatie op school. Ik heb er alle begrip voor als men dit doet.
Volgens de woordvoerder van de CDA-fractie stagneert het sociaal veiligheidsbeleid. Dit beeld heb ik niet, maar ik vind wel dat er een verinnerlijking moet komen van wat op papier staat. Dit heb ik de heer Biskop ook gezegd. Volgens de inspectie is van deze verinnerlijking slechts op een klein aantal scholen sprake. Scholen hebben het wel keurig op papier staan en ze praten er misschien wel over, maar ze committeren zich er nog te weinig aan. Daar moeten we heel scherp op zijn.
Ik kom te spreken over digitaal pesten. De informatie daarover heb ik inmiddels namelijk weer in beeld. Een van de ouderverenigingen, de VOO, is op dit moment bezig met een programma over cyberouders. Dit doet zij door tot en met 2012 ouderavonden over digitaal pesten te organiseren. Daarnaast hebben de ministeries van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en Veiligheid en Justitie het Platform Internetveiligheid gelanceerd. Dit platform neemt allerlei maatregelen om cyberpesten tegen te gaan en om de anonimiteit van de providers scherper in beeld te krijgen. Aan de bestrijding van pesten in algemene zin doen we veel op de scholen. Ik heb hier net het nodige over gezegd. Het blijft belangrijk, omdat mensen die pesten meegemaakt hebben, soms voor hun leven getekend zijn. In het kader van normen en waarden, burgerschap en het uitwerken van het thema respect hebben scholen hier zelf een heel belangrijke taak in.
Tot slot kom ik bij de cijfers. De cijfers waarover de heer Elias vragen heeft gesteld, komen uit de monitor. De leden hebben ze gezien, maar ik wil ze toch even noemen omdat ze de werkelijkheid en het papier met elkaar in evenwicht brengen. Uit een breed onderzoek van ITS blijkt dat 94% van de leerlingen en 94% van de docenten in het po zich in 2010 veilig voelde op school en dat 93% van leerlingen en 91% van de docenten in het vo en vso zich veilig voelde. Dit zijn stevige cijfers, die wetenschappelijk op een rij zijn gezet. Ik denk dat we er blij mee mogen zijn, maar ze mogen ons niet vertragen in onze aanpak.
De voorzitter: We hebben nog ruimte voor één minuut spreektijd per woordvoerder in tweede termijn. Dan houden we nog wat tijd over voor het antwoord van de minister.
De heer Elias (VVD): Ik bekijk nog even of ik een inbreng heb in tweede termijn. Zo ja, dan kom ik hier aan het einde van de rit op terug.
De heer Van der Ham (D66): Voorzitter. Ik ben benieuwd naar de opstelling van de VVD-fractie ten aanzien van de motie. Daar heeft ze voorgestemd. De heer Blok heeft hier afgelopen maandag wat over gezegd en mevrouw Hennis-Plasschaert heeft een petitie medeondertekend om die motie te laten uitvoeren. Ik heb de heer Elias hier nog niet over gehoord. Ik ga ervan uit dat hij de aanpassing van de kerndoelen steunt en blijft steunen, maar ik wil daar wel wat meer informatie over hebben. Dan kunnen we de minister namelijk nogmaals oproepen – misschien is dit dan niet eens meer nodig – om toch iets aan die kerndoelen te doen. Kleine aanpassing, groot plezier.
De heer Elias (VVD): Ik zal hier straks nog iets over zeggen.
De heer Van der Ham (D66): Dat is hartstikke goed. Ik was wel tevreden met de zaken die gezegd zijn over registratie. De minister heeft goede dingen gezegd over drugs. Maatwerk is het allerbelangrijkste. Het kan echt per regio verschillen. De heer Beertema had het over blowen op zijn Rotterdamse school, terwijl het in de kop van Noord-Holland om alcohol gaat. In andere regio's is het weer anders. Ik vind het van groot belang dat daar lokaal goed op wordt ingezet en dat daar streng op wordt gehandhaafd. Ik ben blij dat de minister haar versprekingen over de strafbaarstelling van drugsgebruik heeft teruggenomen. Het is namelijk heel makkelijk en klinkt stoer, maar de strafbaarstelling heeft heel slechte gevolgen, juist bij het voorkomen van grote ellende.
De heer Çelik (PvdA): Voorzitter. Ik heb niet veel over de motie gezegd, omdat mijn fractiegenoot Marcouch hierover een spoeddebat heeft aangevraagd dat op enig moment zal worden gevoerd. Ik sluit me uiteraard aan bij wat de heer Van der Ham heeft gezegd. Op de rest zal mijn collega Marcouch ingaan.
Ten aanzien van de conciërges heeft de minister gelijk dat die knip er niet in zit voor het vo, maar de PvdA-fractie acht het beschikking hebben over een conciërge van belang. 30 mln. was een prima bedrag, maar dit is nu teruggegaan naar 19 mln. Het is me opgevallen dat het veld deels onbekend is met het budget voor conciërges. Een aantal scholen wist helemaal niet van het bestaan hiervan af. Dit neem ik de minister niet kwalijk, maar wel de VO-raad en PO-Raad. Het veld weet niet dat er geld is gereserveerd voor conciërges. Kan de minister iets doen om de bekendheid met dit budget te vergroten, zodat meer conciërges behouden kunnen worden?
De heer Beertema (PVV): Voorzitter. Die cijfers van 94% en 98% zijn statistische gegevens, waar je van alles mee kunt aantonen. Veilige scholen zijn ontzettend veilig, terwijl onveilige scholen ongelooflijk onveilig zijn. De veilige scholen, gymnasia enzovoort, staan vaak in parkachtige wijken en hebben hoogopgeleide leraren, maar de heel onveilige scholen staan in de slechtste wijken van de G4, de grote steden. Dat moeten we niet vergeten. Daarover zegt de statistiek namelijk niets.
De heer Elias (VVD): Voorzitter. Ik ben blij met de aandacht van de minister voor het gebruik van drugs door kinderen op en rond de school. Ook ben ik blij met haar voornemen om meer aandacht te geven aan de mogelijkheid van de speekseltest. Wat mij betreft moet er überhaupt meer aandacht komen voor drugsgebruik op en rond scholen en moet dit onderwerp uit de taboesfeer worden gehaald, ook bij die scholen die drugsgebruik nog een beetje onder het tapijt proberen te vegen. Ik breng nogmaals nadrukkelijk naar voren dat dit natuurlijk niet bij alle scholen het geval is.
Ik heb me bewust niet uitgelaten over de kerndoelen, omdat de VVD-woordvoerder over emancipatie dit tijdens het debat over emancipatiebeleid zal bespreken. Ik meen dat er ook nog een ander debat over zal zijn. In zijn algemeenheid kan ik zeer ver meegaan met wat de minister heeft gezegd, namelijk dat je niet ieder maatschappelijk belangrijk probleem bij het onderwijs naar binnen moet gooien. Daar komt het namelijk op neer. De onderwijstijd is niet van elastiek. Je kunt niet alles doen wat je wilt. Zo versta ik de heer Beertema en ik kijk daar in zijn algemeenheid zelf ook zo tegenaan.
Ik spreek namens de VVD-fractie. In december 2009 is een motie aangenomen die medeondertekend is door de VVD-fractie. Deze motie strekt ertoe dat je juist op scholen waar het niet goed loopt, de vinger aan de pols kunt houden. Nogmaals, een andere woordvoerder zal dit debat inhoudelijk voeren. Mijn fractie zal in de traditie van de VVD de belangen tegen elkaar afwegen van het niet overvoeren van het onderwijs enerzijds en het specifieke belang van deze kwestie en hoe de zaak politiek gelopen is tot nu toe anderzijds. Ik denk daarom dat de VVD-fractie haar steun aan deze motie zeker niet zal intrekken.
Voorzitter: Elias
De heer Biskop (CDA): Voorzitter. Ik vind het fijn dat de minister heel duidelijk het verschil aangeeft tussen papier en werkelijkheid. Ook zegt zij dat deze twee op elkaar zouden moeten aansluiten. Mijn zorg blijft dat we er niet zijn met registraties en protocollen, of het nu gaat over pesten of in zijn algemeenheid over de veiligheid op school,. Sterker nog, ik krijg op het domein van het pesten signalen van deskundigen dat hoe meer protocollen er komen, hoe sneller scholen geneigd zijn om te zeggen: zo, dat hebben we dan geregeld. Daarna gebeurt er weinig meer in de klas om pesten bespreekbaar te maken. Dat moet wel blijven gebeuren.
De minister heeft een opmerking gemaakt over de verklaring omtrent het gedrag. Zij zegt dat zij de inspectie zal vragen om hierop te letten. Onderwijsinstellingen en scholen ervaren het controleren van de verklaring omtrent het gedrag op bepaalde momenten als een enorme administratieve last. Gisteren had ik een afvaardiging van een school op bezoek. Op deze school werken zo'n 120 vrijwilligers, van voorleesmoeders en overblijfpa's tot speelgoedreparatievaders. Zij zien het als een enorm zware last dat voor al die vrijwilligers een verklaring omtrent het gedrag moet worden aangevraagd. Herkent de minister dit en hoe gaat zij daarmee om?
Voorzitter: Biskop
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Voorzitter. Ik begin bij de verhouding tussen cijfers en werkelijkheid. Het is waar dat het beleid uiteindelijk goed verinnerlijkt moet worden. Dat heb ik al een paar keer gezegd. De cijfers zijn overigens niet niks. Op het vo zijn 58 000 leerlingen en zo'n 5 000 leraren bevraagd. De cijfers uit het onderzoek hebben dus wel een buitengewoon stevige basis. We mogen er blij mee zijn dat men de veiligheid op en rond scholen zo ervaart. Het onderzoek is vrij breed uitgevoerd. In het basisonderwijs zijn 600 leraren en 2000 leerlingen ondervraagd. De problematiek op het vo is natuurlijk van een heel andere orde, waardoor dit onderzoek heel relevant is.
De heer Biskop heeft gewaarschuwd dat we er niet zijn met registratieprotocollen et cetera. Inderdaad zijn we er daarmee nog niet. Uiteindelijk moet het op de scholen gebeuren. Daarom moeten wij onze acties begrenzen. We kunnen wel blijven doorgaan, maar de scholen moeten het doen; het is mensenwerk. Wij proberen daarvoor checks-and-balances te creëren en hulpmiddelen aan te reiken. Ook medezeggenschapsraden, leerlingenraden en docenten hebben nog een inbreng. Uiteindelijk moet dagelijks in evenwicht gebracht worden wat wij hier in Den Haag willen en wat daar op de scholen daadwerkelijk gebeurt.
De heer Biskop heeft vragen gesteld over de verklaring omtrent het gedrag. Dit is in de wet geregeld. Zodra er iets gebeurt, vraagt iedereen waarom de verklaringen omtrent het gedrag niet op orde waren. Als het weer een beetje wegzakt, vragen we ons allemaal af waar al die administratieve lasten voor nodig zijn. Dit moet in evenwicht gebracht worden. Met de verklaring omtrent het gedrag is dit op zich ook wel het geval. Voor sommige situaties is het echter lastig. Een freelancer zal om de zoveel tijd weer een verklaring omtrent het gedrag moeten aanvragen. Hij kan er echter ook voor kiezen om bij een aantal scholen een nulurencontract te nemen. Vrijwilligers en leesmoeders hoeven geen verklaring omtrent het gedrag aan te vragen. De overblijfpersoon moet deze wel aanvragen. Deze functie is inmiddels namelijk geformaliseerd.
De heer Çelik heeft gesproken over de onbekendheid van scholen met het budget voor conciërges. We moeten ervoor zorgen dat zij hiermee bekend worden door er via de PO-Raad informatie over te verstrekken. Ik ben nu wel een beetje terughoudend met opmerkingen over het budget voor conciërges. Over conciërges is vreselijk veel gesproken, nog door mijn voorgangster. Zij heeft daar met heel veel liefde en inzet heel hard aan getrokken. Scholen die niet bekend zijn met het budget voor conciërges, zijn niet helemaal wakker geweest. Nu nog een heel programma opstarten om er bekendheid aan te geven, doet volgens mij geen recht aan het feit dat we nu minder geld beschikbaar hebben. Nu is 19 mln. beschikbaar. Scholen vragen dit geld aan. Volgens mij heeft een school die ondersteuning heeft aangevraagd, ook recht op het geld. Daar komen dus geen nieuwe scholen meer bij.
De heer Van der Ham heeft aan het eind van zijn bijdrage een bevlogen betoog gehouden, dat ik onderschrijf. Het enige wat ik niet onderschrijf, is zijn opmerking over de motie. Ook de opmerking van de heer Elias over de motie onderschrijf ik niet. Zojuist heb ik mijn standpunt uitgebreid beargumenteerd. Voor mij weegt het zwaar dat wij scholen niet moeten belasten met allerlei regelgeving en allerlei opdrachten. Ik ben minister van Onderwijs en Emancipatie en moet daarom ook letten op mijn collega's, die ook hun wensen hebben en regelmatig aan de deur kloppen. Ik moet hier zelf ook scherp op zijn. De kerndoelen geven de ruimte. Scholen kunnen deze ruimte gebruiken. Zij moeten aandacht besteden aan de vele onderwerpen die ik zojuist aan de Kamer gemeld heb. Er zijn zat leermiddelen. Ook zijn er zat gemeenten die het stimuleren. We gaan de komende tijd extra investeren in beleid ten behoeve van homojongeren en voor het bevorderen van veiligheid op scholen. We gaan informatie verspreiden, bijvoorbeeld via de social media. Ik vind de kerndoelen goed genoeg voor het ene etmaal dat kinderen per week op school doorbrengen. Ik ben het wel van harte eens met de woordvoerders dat de problematiek onze aandacht vraagt. Daarom zet ik mij daarvoor de komende jaren extra in.
De heer Van der Ham (D66): Hoe gaat de minister er dan mee om dat in dit debat blijkt dat er nog steeds een meerderheid is voor het handhaven van deze motie? Overigens staat er een open opdracht in de motie: geef vorm aan de aandacht voor seksuele diversiteit. De minister heeft enige vrijheid om hier een voorstel voor te doen.
De minister noemt ook andere kerndoelen in het onderwijs. Over obesitas en al die andere zaken zijn echter nog geen moties ingediend die een meerderheid hebben gehaald. We moeten het wel in zijn context zien en bekijken voor welke moties een meerderheid is geweest. Dat er allerlei wensen zijn, begrijp ik ook wel. Maar niet alle wensen behalen een meerderheid.
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ik denk dat heel veel zaken geen meerderheid hebben gehaald, omdat de dijkbewaking op dit punt heel sterk was, zoals mijn vorige collega en ik het zeiden. Als we zaken meer in detail gaan regelen en aanscherpen, is mijn zorg dat die tendens ook zijn uitwerking zal hebben op andere thema's, die andere leden in de Kamer als heel relevant ervaren. Ik wil het onderwijs niet belasten met deze agenda. Ik had hier in de vorige kabinetstermijn al moeite mee. Ik zie het echt niet zwart-wit. Ik heb er best lang over gedaan om de Kamer te beantwoorden, omdat dit voor mij oprecht een dilemma was. Ik vind dat ik objectief moet blijven oordelen over de maatschappelijke problemen. Dit heeft er bij mij toe geleid dat ik mijn ministerschap van Onderwijs laat prevaleren. Ik vind namelijk dat ik aan mijn collega's moet kunnen laten zien dat, omdat ik het onderwerp seksuele diversiteit niet heb opgelegd aan scholen, ik ook hun onderwerp niet kan uitvoeren. Deze argumentatie wordt met dit kabinetsbeleid alleen maar sterker onderstreept. In dit beleid wordt de focus gelegd bij het ene etmaal per week dat kinderen onderwijs ontvangen. Ik heb gemeend dat ik mij op een andere manier vervolgens wel extra intensief moet inzetten. In de emancipatienota heb ik beschreven wat mijn extra inzet is voor deze groep binnen en buiten het onderwijs.
De heer Van der Ham (D66): Welke stok achter de deur heeft de minister voor scholen die geen aandacht besteden aan seksuele diversiteit? De heer Elias heeft hier ook over gesproken.
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: De scholen worden beoordeeld en gecontroleerd op de kerndoelen die zij hebben meegekregen in de wet. In deze wet zitten heel elementaire zaken. Deze gaan niet specifiek over dit onderwerp, maar wel bijvoorbeeld over welbevinden, leefwijze en respect. Ik vind dat het onderwerp van seksuele diversiteit binnen deze kerndoelen heel goed vorm en inhoud kan krijgen. Uiteindelijk is het altijd de school die de kleur en de toon bepaalt, zelfs als je alle woorden zou toevoegen die de heer Van der Ham toegevoegd wil hebben. Uiteindelijk is het aan de school om er vorm en inhoud aan te geven. Ik ben van mening dat de huidige kerndoelen ruimte genoeg bieden aan scholen om vanuit hun missie en zienswijze met dit onderwerp om te gaan. Ik bied hoofd aan de zorgen over de problematiek door in de emancipatienota met maatregelen te komen.
De voorzitter: Ik herhaal de toezeggingen van de minister.
– Voor zover mogelijk zal de minister recente cijfers over religieus geweld aan de Kamer sturen.
– Kort na de zomer komt er een wetsvoorstel voor de melding van geweldsincidenten naar de Kamer.
– Binnenkort stuurt het kabinet een brief inzake drugsbeleid naar de Kamer, die ook zal gaan over de 350 metergrens voor coffeeshops.