Vastgesteld15 mei 2009
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1, de vaste commissie voor Defensie2 en de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties3 hebben op 1 april 2009 overleg gevoerd met minister Verhagen van Buitenlandse Zaken, minister Van Middelkoop van Defensie en minister Koenders voor Ontwikkelingssamenwerking over:
– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 13 maart 2009 over de verlenging van de Nederlandse personele bijdrage aan de VN-vredesmissie in Sudan (UNMIS) (29 237, nr. 86);
– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 13 maart 2009 over het besluit over een Nederlandse militaire eenheid aan de VN/AU-vredesmissie in Darfur (UNAMID) (29 521, nr. 94);
– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 26 maart 2009 over de actuele situatie in Sudan na het arrestatiebevel van president Al-Bashir (29 237, nr. 88).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
Voorzitter: Ormel
Griffier: Van Toor
Vragen en opmerkingen uit de commissies
De voorzitter: Dames en heren, ik open dit algemeen overleg. Zoals u ziet, is dit een unieke situatie, want van de zijde van de Kamer is slechts de voorzitter aanwezig. Ik vertel dit met name omdat dit debat ook via internet kan worden gevolgd. Er wordt momenteel met de minister van Buitenlandse Zaken een verslag van een algemeen overleg in de plenaire zaal behandeld. De woordvoerders voor dit algemeen overleg zijn daar ook nog.
Het algemeen overleg wordt enige ogenblikken geschorst.
De voorzitter: Ik heropen dit algemeen overleg, een overleg conform de artikel 100-procedure dat dus in drie termijnen wordt gevoerd. Wij zijn in afwachting van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Alvorens over te gaan tot dit algemeen overleg wil ik namens de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken de minister van Buitenlandse Zaken, de overige ministers, maar ook de gemeente Den Haag van harte dank zeggen voor en complimenteren met de Afghanistanconferentie die gisteren heeft plaatsgevonden. Wij willen u bedanken voor het feit dat wij daarbij als waarnemers aanwezig mochten zijn. Daarvan hebben wij ook in ruime mate gebruik gemaakt, zoals u hebt kunnen zien. Wij hebben kunnen zien dat het een perfect georganiseerde bijeenkomst was, een visitekaartje voor Nederland. Onze complimenten.
Ik geef in dit algemeen overleg als eerste het woord aan de heer Haverkamp.
De heer Haverkamp (CDA): Voorzitter. De CDA-fractie heeft grote zorgen over de situatie in de grotere regio rondom Sudan en over de humanitaire situatie in Darfur, zeker nu het arrestatiebevel tegen Al-Bashir is uitgevaardigd en de Sudanese regering de hulporganisaties onmiddellijk de toegang tot het land heeft ontzegd. Voorop staat voor ons het belang van de uitspraak van het Internationaal Strafhof (ICC). Die vormt een belangrijke stap voorwaarts in het internationaal recht. De voorzitter refereerde al aan de gisteren gehouden conferentie. Mijn fractie had het aardig gevonden als er ergens bij het ICC een busje was voorgereden waaruit de heer Al-Bashir was gestapt om daar keurig zijn berechting te ondergaan. De internationale rondreis waarmee Al-Bashir zich momenteel bezighoudt, is schandalig, evenals de unanieme steunbetuiging van de Arabische Liga aan Al-Bashir onder wiens regime driehonderdduizend mensen zijn gedood en vele mensen op de vlucht zijn gejaagd. Is er op dit moment ook overleg met landen die het ICC-protocol hebben ondertekend en waarmee wij een ontwikkelingssamenwerkingsrelatie hebben, maar die Al-Bashir nu ontvangen? Worden die ook aangesproken op hun verantwoordelijkheid in dezen? Ik krijg hierop graag een reactie.
Het arrestatiebevel heeft grote gevolgen voor de Sudanese bevolking. Mijn fractie steunt de opstelling en initiatieven van de regering tegen het besluit tot uitzetting van hulporganisaties. De VN plant een missie naar het gebied. Heeft de VN nog wel toegang om humanitaire hulp te bieden? Zo ja, in welke mate? Wat kunnen wij verwachten van de invulling van het ontstane gat door ngo’s uit omringende landen? Ook zorgelijk is het voorstel van de Sudanese overheid om Sudanese ngo’s de hulp te laten overnemen, organisaties die veelal verbonden zijn aan Janjaweed of veiligheidsdiensten. Hoe garandeert de minister dat gelden voor humanitaire hulp niet via deze organisaties worden ingezet?
Het is van groot belang dat er stabiliteit in de grotere regio komt. Daarom onderstreept de CDA-fractie het belang van de verlengde aanwezigheid van de VN-vredesmissie in Zuid-Sudan, genaamd UNMIS. Nederland is zeer betrokken geweest bij de totstandkoming van het vredesakkoord in Sudan. Daarnaast behoort Nederland tot de grootste donoren. De CDA-fractie hecht eraan dat Nederland verantwoordelijkheid neemt in dit soort situaties en omwille van de combinatie diplomatiek, financieel en militair bijdraagt aan de verbetering van de wereldorde. Als gevolg van de uitzetting van de internationale ngo’s komt in de grensgebieden een groot aantal programma’s stil te liggen, programma’s voor conflictpreventie, infrastructuur en basisvoorzieningen. Dit zijn essentiële activiteiten om een hernieuwd conflict te voorkomen. In hoeverre heeft dit gevolgen voor de taak van UNMIS en de bijdrage van waarnemers aan duurzame vrede en stabiliteit? De houding van de Sudanese regering blijft weinig coöperatief. Door de weigering van Sudan om mee te werken aan de uitlevering van Al-Bashir en door de uitzetting van Westerse hulporganisaties is de situatie complexer geworden. De regering geeft aan dat er tot dusver geen patroon van bedreiging met ernstig geweld tegen VN-personeel is, maar in de brief wordt ook gemeld dat het feit dat met name de Sudan Peoples Liberation Movement (SPLM)-gebieden disproportioneel worden geraakt, tot verhoogde spanningen kan leiden. Ik krijg graag de bevestiging dat er voldoende beschermingseenheden aanwezig zijn voor de waarnemers, ook indien geweld wel oplaait.
De in mei 2008 uitgebroken gewelddadigheden tussen Noord- en Zuid-Sudan in het olierijke Abyei illustreren de kwetsbaarheid van het proces, zo stelt de regering. De Joint Integrated Units (JIU’s) bleken niet in staat om de veiligheid in het grensgebied te bewaken. In het overleg van vorig jaar bleek dat deze eenheden nog niet goed functioneerden. Nog steeds zijn die units niet voldoende toegerust op hun taken. Effectief optreden van deze eenheden is in deze regio cruciaal. Nederland levert een financiële bijdrage. Wat is precies de reden dat hierin geen vooruitgang wordt geboekt? Op welke termijn wordt verwacht dat deze JIU’s wel voldoende zijn toegerust?
Ten gevolge van het geweld zijn velen op de vlucht geslagen. De VN verwacht in 2009 de terugkeer van zo’n honderdvijftigduizend vluchtelingen naar Zuid-Sudan. Dit zijn grote aantallen. De aanwezigheid van UNMIS speelt in dit kader een belangrijke rol, zo staat in de brief. Welk effect zal deze terugkeer op UNMIS hebben, nu de humanitaire organisaties slecht toegang krijgen tot Sudan? Het is goed dat het Multi-Donor Trust Fund (MDTF) na een moeizame start van de grond is gekomen. Tastbare resultaten zoals infrastructuur, water, sanitatie, onderwijs en gezondheidszorg zijn van belang voor het vredesdividend.
De CDA-fractie ziet een helder mandaat met een duidelijk doel en, indien nodig, alle noodzakelijke middelen. De inzet van waarnemers en functionarissen past niet alleen binnen de capaciteit van de krijgsmacht, maar bouwt ook voort op de speciale kennis en vaardigheden die wij in Nederland hebben.
De heer Van Dam (PvdA): Voorzitter. Er staan verschillende doch nauw aan elkaar verwante onderwerpen op de agenda. Allereerst wil ik het hebben over Zuid-Sudan, het onderwerp van de missie. Al jarenlang is de uitvoering van het Comprehensive Peace Agreement (CPA ), dus het vredesakkoord van groot belang. Er bereiken ons behoorlijk zorgwekkende berichten over de voortgang daarvan. Men is achter op schema en het vertrouwen tussen Noord- en Zuid-Sudan is gering. Er komen verkiezingen en een referendum in 2011 en er is nog steeds onenigheid over de grensafbakening en de verdeling van olie. Verder zijn er recentelijk gevechten in Abyei gevoerd en functioneren de JIU’s slecht. Kortom: hoeveel perspectief ziet de regering eigenlijk nog? Denkt zij dat het wel goed komt? Denkt zij dat de vlam in 2011 niet weer gewoon – sorry dat ik gewoon zeg – in de pan slaat? Als je de voortgang in de afgelopen jaren bekijkt, dus de periode dat wij daar zitten, is de vrees volgens mij gerechtvaardigd dat het in 2011 niet goed komt als men zo doorgaat. Welk perspectief is er eigenlijk dat het wel goed komt?
Een van de meest heikele kwesties lijkt de grensafbakening en dus de verdeling van de olie en de inkomsten daaruit. Hoe verloopt dat proces? Worden de kopers van die olie, dus voornamelijk China, maar ook het Franse Total, dat er volgens mij nog steeds belangen heeft, betrokken bij de verdeling van de olie-inkomsten en dus bij de grensafbakening, die daar eigenlijk alleen maar over gaat?
Alsof het nog niet lastig genoeg was, wordt de stabiliteit bedreigd door de spill-over effecten van de Lord’s Resistance Army (LRA) vanuit Rwanda en nu ook vanuit Congo. Krijgt dit gebied te maken met toenemende aantallen vluchtelingen? Waar Rwanda de LRA dacht uit te schakelen, zijn er verschrikkelijke gewelddadigheden in Congo ontstaan. Dat heeft op dit moment vooral geleid tot honderden burgerdoden in plaats van het uitschakelen van de LRA. Dat roept vragen op over deze Nederlandse bijdrage aan de missie in Zuid-Sudan. Wij hebben haar altijd gesteund en zullen dat blijven doen, al mag ik dat altijd pas in derde termijn zeggen. Wij vinden het in ieder geval een belangrijke bijdrage en een belangrijk proces. Je begint je alleen wel steeds meer af te vragen of er concrete benchmarks in dat proces zijn en hoe het ermee staat. Zien wij nu daadwerkelijk vooruitgang in het vredesproces in Zuid-Sudan?
Wij hebben het eerder gehad over het arrestatiebevel tegen Al-Bashir. Dat is op zichzelf een goede zaak. Zij mag worden beschouwd als een historische ontwikkeling in het internationaal recht. Ook staatshoofden kunnen kennelijk worden aangeklaagd en op hun verantwoordelijkheid worden gewezen. De rechter moet uiteindelijk vaststellen of Al-Bashir verantwoordelijk is. Mij lijkt dat de buitenwereld daar weinig twijfels over heeft. Onder zijn regime werd de genocide in Darfur immers uitgevoerd. Het arrestatiebevel heeft natuurlijk wel geleid tot een rampzalige humanitaire situatie, want de hulporganisaties zijn Darfur uitgezet. De minister heeft dat op zichzelf al een misdaad tegen de menselijkheid genoemd. Het lijkt mij wel zaak dat de regering niet alleen dat soort harde woorden gebruikt – terecht naar mijn mening – maar dat zij ook bij de Sudanese regering blijft aandringen op het ofwel weer toelaten van de hulporganisaties ofwel het in staat stellen van de VN om die hulp over te nemen. Wil de regering ingaan op de vraag of de VN daadwerkelijk de taken van de hulporganisaties kan overnemen? In de brief staat dat de hulporganisaties wel in Zuid-Sudan blijven. Is zeker dat het arrestatiebevel tegen Al-Bashir geen nieuwe risico’s oplevert voor de situatie in Zuid-Sudan, dus ook niet voor de VN-missie aldaar?
Ik sluit mij aan bij de woorden van de CDA-fractie dat het zeer zorgwekkend is hoe de Arabische Liga Al-Bashir volstrekt in bescherming heeft genomen en de hand boven het hoofd houdt en dus eigenlijk duidelijk maakt dat het niet alleen niet aangesloten is bij het ICC, maar er ook volstrekt lak aan heeft. Hoe kunnen daar consequenties voor die landen aan worden verbonden? Wij kunnen niet over ons kant laten gaan dat het ICC zo wordt ondermijnd.
De heer Boekestijn (VVD): Voorzitter. Ik hoor grote woorden over de Arabische Liga. Is de heer Van Dam ervan op de hoogte dat hetzelfde geldt voor de Afrikaanse Unie? Zo ja, wat vindt hij daarvan?
De heer Van Dam (PvdA): Dat vind ik net zo zorgwekkend, maar de afgelopen dagen bracht de Arabische Liga het natuurlijk ook nog eens heel prominent in beeld door Al-Bashir gewoon vrije toegang te verlenen tot de conferentie en door hem geen strobreed in de weg te leggen bij zijn reizen en deelname. Ook in hun verklaringen maakten zij duidelijk dat zij achter Al-Bashir stonden en dus in mijn ogen achter de genocide in Darfur.
Helaas moet de regering tot de conclusie komen dat een Nederlandse bijdrage op dit moment niet haalbaar is doordat de Scandinavische troepenbescherming niet geleverd kan worden omdat de Sudanese regering daar niet mee heeft ingestemd. Waarom heeft Sudan dat aanbod afgewezen? Waarom is eigenlijk instemming van de Sudanese regering vereist? Bij de EU-missie in Tsjaad was expliciet opgenomen dat er geen instemming van de regering vereist was. In dit geval is er sprake van een mandaat op basis van hoofdstuk 7 van het Handvest van de VN, maar in dat mandaat staat tegelijkertijd dat de verantwoordelijkheid van de Sudanese regering moet worden gerespecteerd. Dat geeft de Sudanese regering bijzonder veel invloed. Wil de regering daarop ingaan? Een aantal andere Westerse landen heeft aangegeven, deelname aan de VN/AU-vredesmissie in Darfur, genaamd UNAMID, te overwegen, maar tot op heden blijkt daar niets van. Heeft dat te maken met die zelfde moeizame relatie met de Sudanese regering? Zijn er mogelijkheden om dit in VN-verband opnieuw aan de orde te stellen? Aangezien de Sudanese regering zelf de ontplooiing van de VN-missie kan blokkeren en frustreren komen wij geen stap verder en zijn wij jarenlang na het uitbreken van het conflict in Darfur geen millimeter dichterbij een effectieve vredesoperatie.
De heer Irrgang (SP): Voorzitter. Sudan zal het komende jaar een kritische fase ingaan met het oog op de noord-zuidverhouding en de situatie in Darfur. In Darfur zal de komende maanden al een humanitaire crisis ontstaan als de Sudanese regering niet kan waarmaken dat zij zelf voor de humanitaire hulpverlening zal zorgen nu de ngo’s het land uit zijn gezet. Dat is wel te verwachten. In de verhouding tussen het noorden en het zuiden is in de afgelopen jaren weinig vooruitgang geboekt. De komende maanden moeten er dus spijkers met koppen worden geslagen. Ondertussen is het geld op, niet alleen in het noorden, maar ook en nog meer in het zuiden, waar 98% van de inkomsten uit olie komt met als gevolg dat de inkomsten met zo’n 70% zijn gedaald. Met andere woorden: de verlenging van UNMIS komt op een cruciaal moment in het vredesproces tussen Noord- en Zuid-Sudan. Het is erop of eronder. Daar komt het eigenlijk op neer. Het is nu «do or die» voor vrede tussen het noorden en het zuiden. Daaraan is de situatie in Darfur gekoppeld. De Veiligheidsraad heeft een positief signaal afgegeven over de situatie in Darfur. Hij heeft namelijk gezegd dat buitenlandse hulporganisaties toegang moeten krijgen. Dat is geen bindende uitspraak, maar wel een positief signaal. Blijkbaar hebben de Chinezen zich daartegen niet verzet. Ik krijg van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking graag een update van zijn visie op de ontwikkeling van de positie van ngo’s in Darfur. Daarbij gaat het natuurlijk vooral om de mensen in Darfur. Nu de regering in Karthoem zich zo halsstarrig opstelt, komt nadrukkelijk de vraag aan de orde wat te doen met het MDTF, zowel nationaal als in het zuiden. Beide fondsen worden gekenmerkt door ontzettend veel bureaucratie. Er is weinig vooruitgang, zoals ons ook bleek uit het werkbezoek van de commissie voor Buitenlandse Zaken van vorig jaar. Moet de samenwerking met Al-Bashir in het nationale MDTF verder gaan, gezien de beperkte vooruitgang die is geboekt en de bureaucratische werkwijze van dit fonds? Ik krijg hierop graag een reactie van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking.
De SP-fractie heeft al twee keer ingestemd met UNMIS, dus ik durf te voorspellen dat dit dit keer niet anders zal uitvallen, al is een cruciale fase bereikt, waarin de risico’s toenemen. Daarom krijg ik van de minister van Defensie graag een nadere toelichting. Stel dat het verkeerd loopt, zijn er dan voldoende goede plannen voor force protection en force extraction? Is het allemaal in orde voor het geval dat het onverhoopt verkeerd gaat? Ik heb begrepen dat dit nu de verantwoordelijkheid is van de Bengalezen.
Nederland heeft een belangrijke positie in Sudan, in het bijzonder als voorzitter van de commissie voor de drie gebieden. Het gaat om Nuba, Abyei en Kordofan. Daar speelt het bijzondere probleem dat de bewegingsvrijheid van UNMIS beperkt is indien de JIU’s daar operationeel zijn. Het probleem is ook dat de JIU’s eigenlijk niet goed functioneren en de neiging hebben om eerder onder elkaar te gaan vechten dan te zorgen voor veiligheid voor de bevolking. De bewegingsvrijheid van UNMIS blijft een probleem. Dat is vorig jaar ook aan de orde geweest. Onlangs heeft de International Crisis Group (ICG) gezegd dat men een voorbeeld zou moeten nemen aan de Joint Military Commission in Nuba. Die werd een actieve partner in het voorkomen van conflicten in samenwerking met stamhoofden. De ICG heeft ook opgemerkt dat UNMIS meer steun zou moeten verlenen aan ontwapenings- en re-integratieactiviteiten. Ik krijg hierop graag een reactie evenals op de vraag of Nederland blijft inzetten op de JIU’s terwijl die tot nu toe eigenlijk niet functioneren.
Wil de minister van Buitenlandse Zaken een reactie geven op het bericht dat Israël in januari een luchtaanval in Sudan heeft uitgevoerd? Denkt hij dat dit klopt? Wat vindt hij daarvan?
De heer Vendrik (GroenLinks): Voorzitter. De situatie in Sudan is eigenlijk dramatisch, zoals collega’s al zeiden. Het is misschien wel het eerste voorbeeld van wat ons in de toekomst vaker te wachten staat als wij niet op tijd ingrijpen. Het is namelijk ook een conflict dat het karakter heeft van een klimaatoorlog. Dit kabinet heeft met dit gruwelijke voorbeeld in de hand extra reden om binnen de EU krachtig te pleiten voor een steengoed Kopenhagenakkoord eind dit jaar teneinde verdergaande klimaatverandering tegen te houden. Dit staat de wereld namelijk vaker te wachten als de wereld in december 2009 niet ingrijpt.
In Darfur houden verschillende partijen nog steeds huis. Nieuwe vluchtelingenstromen richting Tsjaad worden verwacht als gevolg van de aanklacht van het ICC tegen president Al-Bashir. Met de uitzetting van de dertien hulporganisaties is de al schrijnende situatie alleen maar schrijnender geworden. Toch staat mijn fractie positief tegenover het oordeel van het kabinet over die aanklacht. Straffeloosheid is inderdaad de slechtste basis om een land mee uit de prut te halen en op te bouwen. De afgelopen jaren heeft Nederland al bijgedragen aan UNMIS. Mijn fractie heeft dat gesteund. Net zoals de collega’s zeiden, zal dat vandaag waarschijnlijk niet anders zijn, tenzij het kabinet enorm zijn best doet om beroerd te antwoorden, maar zo erg zal dat vandaag hopelijk niet zijn. Nederland heeft UNMIS met ongeveer dertig mensen gesteund. De taak van UNMIS is het Comprehensive Peace Agreement (CPA) tussen Noord- en Zuid-Sudan te implementeren. Anders dan het kabinet is de fractie van GroenLinks buitengewoon somber over de voortgang van het CPA. Daar is eigenlijk bijna niets van terecht gekomen. De Sudanese regering houdt zich niet aan haar afspraken. Er is vrijwel niets gedaan ter voorbereiding van de aankomende verkiezingen, laat staan van het referendum, het cruciale referendum in Zuid-Sudan dat in 2011 wordt gehouden. Belangrijke twistpunten bestaan nog steeds: de grens tussen Noord- en Zuid-Sudan, de status van de drie gebieden, het opnemen van oud-strijders in de JIU’s, de verdeling van oliegelden en de ontwapening en re-integratie van de oud-strijders. UNMIS zal hier komend jaar veel steviger bovenop moeten zitten, want anders is het drama niet te overzien. Niets voor niets heeft deze missie dan ook zo’n grote politiekciviele component, terecht. Gaat het kabinet ervoor zorgen dat UNMIS zich veel krachtiger profileert om deze oude conflicten, oude twistpunten, dichterbij een oplossing te brengen? In het verlengde hiervan: ziet het kabinet de noodzaak dat een aantal partijen in de internationale gemeenschap, dus landen als China, Maleisië en misschien ook Frankrijk, zwaar onder druk gezet moeten worden om ervoor te zorgen dat de internationale gemeenschap eendrachtig jegens het Sudanese regime opereert en daarmee een krachtige impuls geeft aan het welslagen van UNMIS in het komende jaar?
In het kader van de ontwapening en de re-integratie moet er in Zuid-Sudan met behulp van UNMIS nog heel veel gebeuren. Dat is cruciaal, wil daar van vrede op enige termijn sprake zijn. 180 000 tot 200 000 soldaten moeten worden gedemilitariseerd. Ook daarvan is tot nu toe te weinig terecht gekomen. Gaat Nederland zich op dit punt speciaal inzetten? Dit heeft ook betrekking op de positie van vrouwen die terugkomen in Sudan en dan vaak gemarginaliseerd worden en aan hun lot overgelaten.
In het CPA staat dat er compensatie moet komen voor mensen die door de afgesloten oliecontracten in rechte zijn geschonden. Die contracten hebben veroorzaakt dat de bevolking verjaagd is en landbouwgronden en drinkwater zijn vervuild. Afspraken over compensatie zijn er niet. Mensen zijn niet gecompenseerd. Zonder druk op de Sudanese overheid zal dit ook nooit gebeuren. Wordt het komende jaar heel hard ingezet op dit punt, mede dankzij dit kabinet?
Een andere taak van UNMIS is het re-integreren van twee miljoen vluchtelingen die terugkeren of al zijn teruggekeerd naar Zuid-Sudan. Het is terecht dat UNMIS zich ervoor inzet, deze terugkerende mensen te beveiligen. Zijn zij eenmaal terug, dan is er feitelijk geen enkel toekomstperspectief voor ze. Er is eigenlijk geen vredesdividend en geen manier om hen in hun levensonderhoud te laten voorzien. Dat zorgt op zijn beurt weer voor oplopende spanningen en kleine lokale conflicten. Hier moet volgens de fractie van GroenLinks veel en snel aandacht voor komen. Ik vraag met name aan de minister voor Ontwikkelingssamenwerking of de regering zich ervoor zal inzetten dat de verschillende donorfondstafels ertoe gaan leiden dat er meer geld naar Zuid-Sudan gaat om een soort vredesdividend te creëren en daar bijvoorbeeld microkredieten op te zetten, zodat teruggekeerde vluchtelingen een kans op bestaan krijgen. Ziet de regering mogelijkheden om UNMIS proactiever te laten optreden in het bewerkstelligen van de bescherming van burgers en specifiek de teruggekeerde vluchtelingen in Zuid-Sudan? Met andere woorden: kan UNMIS een soort beschermingsstrategie ontwikkelen en implementeren en zo de regering van Zuid-Sudan steunen in haar opdracht om de eigen burgers te beschermen?
UNAMID heeft in Darfur, een van de meest gevaarlijke en noodlijdende gebieden op aarde, een ongelooflijk belangrijke taak. Het is zo langzamerhand wel een draak van een missie aan het worden door veel te weinig troepen, te weinig training en een slechte uitrusting. UNAMID heeft daarmee een mission impossible op haar bord liggen. Ondanks de begrijpelijke keuze van dit kabinet om niet opnieuw bij te dragen aan UNAMID, hoopt GroenLinks dat de regering zich waar zij kan wel wil inzetten om UNAMID bij de uitvoering in Darfur te helpen verbeteren. Nederland is als grote donor met veel kennis van de regio invloedrijk op het internationale beleid voor Sudan. Ik stel mij dan ook concreet voor dat de regering zich inzet voor de uitrusting en training van ex-AMIS soldaten die nu met een UNAMID-helm op vechten. Het zijn vaak dus dezelfde militairen die eigenlijk een steun in de rug hebben. Kan het Nederlands kabinet hier extra steun in welke vorm dan ook toezeggen? Ik krijg hierop graag een reactie van de regering.
De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Nederland levert al enkele jaren een beperkte, maar gewaardeerde personele bijdrage aan de VN-vredesmissie in Sudan. Wij waarderen het positief dat de regering heeft besloten, die bijdrage te verlengen. Ik heb vaker gezegd dat wij ook hechten aan een bestendige bijdrage op dit vlak. Dat komt vaak neer op een langduriger bijdrage. Ons spreekt de lijn aan van het bewust kiezen voor bepaalde crisisgebieden om daar voor langere tijd de verantwoordelijkheid te nemen. Daar komt bij dat Nederland tot een van de grootste donoren van Sudan behoort en een relatief intensieve bemoeienis met dit gebied kent. Wij willen de verlenging van de missie ook tegen deze achtergrond bezien. Dit wordt gemakkelijker gemaakt in de zin dat het om een relatief bescheiden bijdrage gaat, ook in personeel opzicht, die geen zware wissel trekt op de Nederlandse capaciteit.
In hoeverre kan het internationale arrestatiebevel tegen Al-Bashir en alles wat daarmee samenhangt negatieve gevolgen voor de veiligheidsituatie hebben? Of raakt het die situatie niet? Wat zijn de vooruitzichten voor de langere termijn? Er wordt nu bijgetekend voor een jaar. Kan er een nieuwe verlenging worden overwogen of wordt er op een gegeven moment aangestuurd op opvolging door een ander land? Is er een langetermijnperspectief?
Een aantal jaar geleden is er een vredesakkoord tussen Noord- en Zuid-Sudan gesloten. De VN-missie is primair gericht op de naleving van dat cruciale akkoord. Er werd in de brief inderdaad gesproken over de stabilisering die ervan uit is gegaan, maar alles stond wel erg in de verleden tijd beschreven. Vooral in het begin was dat het geval; de laatste tijd zien wij zorgwekkende ontwikkelingen, zoals collega’s al hebben gezegd. Er is gebrek aan daadwerkelijke vooruitgang. Hoe kan worden bijdragen aan een betere naleving van dit verdrag?
Het is buitengewoon belangrijk dat de internationale gemeenschap haar genomen verantwoordelijkheid blijft vasthouden, niet alleen omdat de situatie in Sudan doorwerkt in andere landen in de regio, maar ook specifiek wegens de toestand in Darfur. Wij steunen de regering die over de zaak Al-Bashir heeft gezegd dat het een belangrijk signaal is dat ook hij niet boven de wet staat. Opvallend is dat in de brief werd opgemerkt dat er zelfs vanuit de oppositie in Sudan nauwelijks steun voor het ICC was. Daar werd in een adem droogjes aan toegevoegd dat de enige die Al-Bashir daar tot overgave had gemaand, onmiddellijk achter de tralies was verdwenen. Je moet dat dus in die context zien.
De humanitaire situatie in Sudan is nog steeds schrikbarend. Het is ook niet minder dan misdadig dat de Sudanese regering een hele reeks hulpverleningsorganisaties het land heeft uitgezet als reactie op het arrestatiebevel tegen Al-Bashir. Er moet permanent zo stevig mogelijk druk worden uitgeoefend om die maatregel te herroepen. Wat wordt hieraan gedaan en wat is het effect ervan?
Collega Irrgang wees al op het grote konvooi vrachtwagens dat wapens vanuit Iran ten behoeve van de Hamasorganisatie in de Gazastrook vervoerde en in Sudan zou zijn onderschept. Heeft de internationale gemeenschap voldoende aandacht voor deze smokkelroute, mocht die inderdaad bestaan? Ik zou hierop het accent leggen in het kader van dit voorval. Hoe wordt dit bestreden, mede in het licht van de alertheid op aanvoerroutes naar deze terroristische organisatie, waarover wij het tijdens discussies over het Midden-Oosten hebben gehad?
Vandaag hoeven wij het artikel 100-besluit om geen bijdrage te leveren wellicht niet in drie termijnen te behandelen, al is het op zichzelf vrij bijzonder dat wij een brief voorgelegd krijgen waarin staat dat er een artikel 100-procedure is gevolgd, maar dat de conclusie is: we doen het niet. Wij steunen de redenering om geen ondersteunende militaire eenheid aan de vredesmissie in Darfur, de UNAMID, te leveren. Door gebrek aan medewerking van de Sudanese autoriteiten is het niet van de grond gekomen. De VN is dan ook op zoek naar een alternatieve bijdrage. Naar onze mening treft de Nederlandse inzet op dit punt geen blaam. De bereidheid was duidelijk, maar aan de randvoorwaarden van het toetsingskader kon helaas niet worden voldaan. Ik hoor graag een reactie op de suggesties en ideeën van collega’s.
De voorzitter: Ter verduidelijking zeg ik tegen de heer Van der Staaij dat de derde termijn alleen voor de mogelijke verlenging van UNMIS geldt en niet voor het niet-aangaan van een bijdrage in troepen.
De heer Van der Staaij (SGP): Dat strookt exact met wat ik zei: ik neem aan dat wij daar niet in drie termijnen over hoeven besluiten.
De heer Boekestijn (VVD): Voorzitter. Ik zal proberen zo kort mogelijk te zijn. Er zijn al heel veel vragen gesteld en ik wil herhaling voorkomen.
Laat ik allereerst de aanwezige ministers feliciteren met de Afghanistantop van gisteren. Dat was natuurlijk een heel succesvolle bijeenkomst. Verder feliciteer ik in het bijzonder de minister van Buitenlandse Zaken met zijn nieuwe ambassadeur voor Sudan, die wij zo-even in de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken mochten ontmoeten. Hij heeft ons buitengewoon goed ingelicht en een grote eruditie ten toon gespreid. De VVD-fractie maakt zich wel ernstig zorgen over de situatie in Sudan, maar niet over de kwaliteit van onze nieuwe ambassadeur.
Ik stel een aantal korte vragen. Er is iets heel interessants gebeurd. Alles is natuurlijk heel somber in Sudan, maar een ding leek een lichtpuntje te zijn: Al Turabi, een man die bijzonder kwaad is – ik ben altijd veel meer gefascineerd door het kwade dan door het goede – en die wij tijdens onze reis naar Sudan hebben ontmoet, heeft gezegd dat Al-Bashir zichzelf eigenlijk maar moest uitleveren. Hij is daarom gevangengenomen, maar nu is hij weer vrij. Ik ben een beetje op zoek naar een mechanisme in al deze ellende om te kijken of ik nog iets los zou kunnen krijgen. Zou de minister voor Ontwikkelingssamenwerking of de minister van Buitenlandse Zaken iets kunnen vertellen over de bijzondere positie van Al-Turabi?
Twee andere mechanismen wil ik bespreken. De hulporganisaties zijn het land uit gegooid. Dat is vreselijk. Hieruit blijkt ook maar weer hoe ontzettend afhankelijk ngo’s van zo’n afschuwelijk regime zijn. Is het mogelijk dat de VN een deel van hun taken overneemt? Deze vraag is al gesteld. Al-Bashir wordt nu natuurlijk ten dele zelf verantwoordelijk voor deze ellende. Hij probeert nu wat met Arabische en Aziatische ngo’s te werken, maar dat zal niet zo gemakkelijk zijn. Zou daar nog een hefboom in kunnen zitten of kan het deze man echt geen bal schelen wat er met de bevolking gebeurt?
Ik sluit mij aan bij de vragen van mijn collega’s over het MDTF. Aan de minister van Defensie stel ik graag nog een vraag over het UNMIS-mandaat. Mijn fractie steunt de verlenging daarvan. Ik heb er wel een vraag over. Het mandaat is het naleven van de veiligheidsbepalingen van het CPA, terugtrekking van de Sudan Armed Forces (SAF), de SPLA, de JIU’s en ondersteuning van de verkiezingen. Is mijn indruk juist dat als je alles tot je door laat dringen, het er eigenlijk op neerkomt dat wij al blij zijn als wij de troepenbeweging in kaart kunnen brengen en contacten met de bevolking kunnen onderhouden, hetgeen wel belangrijk is? Komt het daar eigenlijk niet op neer?
Een laatste punt sluit aan bij de gedachte dat het allemaal heel somber is wat hier gebeurt. Je wordt er helemaal niet vrolijk van. Je ziet ook gewoon de kladaradatsch op ons afkomen. Er zijn denk ik net zo veel argumenten voor als tegen de gedachte aan te voeren om de verkiezingen of het referendum uit te stellen. Toch zou ik het hier willen noemen, omdat ik heel sterk het gevoel heb dat het onvermijdelijk op oorlog tussen Noord- en Zuid-Sudan uitdraait. Ik vraag de minister van Buitenlandse Zaken dus of hij zijn gedachten daarover zou willen laten gaan. Zelf kom ik niet uit deze kwestie. Er zijn waarschijnlijk net zo veel bezwaren als voordelen, maar het is wel een van de mogelijkheden die je kunt onderzoeken.
De voorzitter: Wij zijn hiermee aan het einde van de eerste termijn van de Kamer gekomen. Wij hebben kunnen waarnemen dat minister Verhagen gisteren minister Clinton, minister Lavrov en de secretaris-generaal van de NAVO drie minuten spreektijd gaf, maar ik zal de hand over het hart strijken en stel een kwartier spreektijd per minister voor.
De heer Irrgang (SP): Voorzitter, ik moet zo de vergadering even verlaten, maar ik blijf meeluisteren.
Minister Verhagen: Voorzitter. U hebt gisteren ook kunnen constateren dat geen van de drie personen die u noemt zich hield aan die drie minuten spreektijd, maar goed.
De voorzitter: Daar hebben wij ook ervaring mee.
Minister Verhagen: Voor de verdeling stel ik voor dat de collega van Defensie met name ingaat op de artikel 100-elementen, maar ook op de veiligheidsituatie van de Nederlandse marechaussee en militairen die er nu aanwezig zijn. Hetzelfde geldt voor het functioneren op militair gebied. Zo heeft met name de heer Irrgang gevraagd of de gemengde teams nog wel zinvol waren. De minister van Defensie gaat daar op in. Op humanitaire zaken en de ontwikkelingsrelatie gaat de minister voor Ontwikkelingssamenwerking in. Ik zal mij met name richten op de consequenties van en de vragen over het aanhoudingsbevel tegen president Al-Bashir en op de besluitvorming over UNAMID.
Velen hebben de positie van president Al-Bashir terecht aan de orde gesteld. U weet dat wij eerder zeer nadrukkelijk hebben gesteld dat het een zaak van het Internationaal Strafhof is om onafhankelijk van politieke besluitvorming te besluiten of zij aanwijzingen hebben die kunnen en moeten leiden tot vervolging van wie zich dan ook maar schuldig heeft gemaakt aan grove misdrijven tegen de menselijkheid. Dat hoort tot de opdracht van het ICC. Bij de onafhankelijkheid van dat Hof past geen politieke beïnvloeding. De afgelopen dagen is, nadat het ICC heeft besloten om Al-Bashir te vervolgen en het verzoek om uitlevering en overdraging aan het Hof van hem is gedaan, president Al-Bashir veel in het nieuws geweest, met name vanwege zijn bezoek aan landen in de regio. Ook ik vind het buitengewoon teleurstellend dat Al-Bashir zo nadrukkelijk in deze landen is ontvangen. Tevens nam Al-Bashir deel aan de top van de Arabische Liga, waar nota bene een verklaring werd aangenomen dat de Arabische Liga solidariteit aan president Al-Bashir betuigde en de aanklacht van het ICC verwierp. Die verklaring werd zelfs dankzij Jordanië, Djibouti en de Comoren aangenomen. Deze landen hebben het Statuut van Rome, dus het statuut van het ICC, ondertekend en zijn er dus partij bij. Sudan wordt ook door de Veiligheidsraad verplicht om samen te werken met het ICC en dus tot het aanhouden en aan het Hof overdragen van aangeklaagde personen. Alle lidstaten van het ICC zijn op grond van het Statuut van Rome hiertoe verplicht. Dat maakt het natuurlijk zorgwekkend. Ik heb daar eergisteren, maandagavond, met de secretaris-generaal van de Verenigde Naties na diens aankomst in Nederland over gesproken. Ook heb ik daar gisteren en marge van de Afghanistanconferentie over gesproken met mijn Russische collega Lavrov. Die is natuurlijk lid van de Veiligheidsraad.
Over de deelname van de secretaris-generaal van de VN aan de top van de Arabische Liga – hij was daarbij aanwezig – wil ik het volgende zeggen. Hij was als secretaris-generaal van de VN bij die top aanwezig. Ook president Al-Bashir was daarbij aanwezig. Ik vind dat de secretaris-generaal van de VN zelf moet beoordelen of hij daarbij aanwezig moest zijn of niet. Hij heeft mij gezegd dat hij Al-Bashir expliciet niet de hand heeft geschud. Dat strookt eigenlijk met onze opstelling dat wij de contacten met bijvoorbeeld president Al-Bashir tot het hoogstnodige beperken en dus absoluut niet voor de bühne en de foto een «hand shake» gaan doen. Ik vind het ook buitengewoon positief dat de secretaris-generaal van de VN zijn aanwezigheid daar heeft aangegrepen om publiekelijk en plenair president Al-Bashir aan te spreken op het besluit om dertien internationale hulporganisaties het land uit te zetten. Hij heeft aangedrongen op terugdraaiing van dat beleid.
De heer Van Dam vroeg specifiek wat de follow-up was en of de VN, Nederland of de Europese Unie nog iets deden. De secretaris-generaal heeft deze daad gesteld door deze oproep plenair zeer nadrukkelijk te doen. Hij heeft mij dat verzekerd. Ik vind dat ook essentieel, juist als het gaat om de humanitaire situatie en het bewaren van de vrede. Voor het overige zal collega Koenders ingaan op hoe wij daarmee omgaan.
Ik heb met Ban Ki-moon, de secretaris-generaal van de VN, gesproken over de manier waarop wij in VN-verband zeker kunnen stellen dat er enerzijds uitvoering wordt gegeven aan een resolutie van de Veiligheidsraad en anderzijds aan het arrestatiebevel van het ICC, dat juist onder auspiciën van het internationaal recht en van de VN zijn werk doet. Wij zullen daarop terugkomen en juist in New York bekijken wat de vervolgstappen moeten zijn. Ik heb ook met Lavrov besproken dat wij ons buigen over de vraag hoe wij omgaan met landen die enerzijds weigeren om mee te werken en anderzijds hun verplichtingen niet nakomen, in dit geval landen die partij zijn bij het Statuut van Rome. Verder heb ik met hem besproken hoe wij omgaan met landen die in de Veiligheidsraad zitten, maar de president van Sudan gewoon met alle egards ontvangen en op die manier geen invulling geven aan door hen zelf aangenomen resoluties. Dit wordt vervolgd. Ik ben het ermee eens dat het zorgwekkend is en dat wij daar vervolgstappen tegen moeten ondernemen. Het is duidelijk dat juist landen die geen partij zijn, door de Veiligheidsraad zijn opgeroepen om samen te werken. Zij hebben geen internationaalrechtelijke verplichting om Al-Bashir aan te houden en over te dragen – dat geldt alleen voor de landen die partij zijn – maar ook de landen die geen partij zijn horen te beseffen dat er geen sprake kan zijn van een «business as usual»-houding. Geen enkel land zou mee moeten werken aan het bestendigen van straffeloosheid. Hoe ga je daarmee om? Ik herhaal dat wij het overleg voortzetten over wat de beste respons is. Wij kunnen een hele hoop fuss veroorzaken en stennis maken, maar wij moeten even nagaan wat het best is en hoe wij werkelijk medewerking kunnen bewerkstelligen.
Wij zien het ontbreken van draagvlak voor het opvoeren van sancties tegen Sudan. Daarom is het eigenlijk van belang dat Nederland in gezelschap van andere landen internationaal aandacht blijft schenken aan het huidige klimaat van niet-samenwerken en dat Nederland en andere landen de druk opvoeren om landen te bewegen om wel samen te werken met het ICC. Ik zal dit ook in EU-verband aan de orde stellen. Wij komen hier dus op terug. U kunt ervan op aan dat dit onze aandacht heeft. De top van de Arabische Liga vond plaats in Doha, Qatar. Dat land is overigens heel constructief als het gaat om stappen om de vredesonderhandelingen in Darfur te versnellen. Dit zeg ik in omdat wij vaak hebben gesproken over stappen die andere landen tegen Sudan moeten zetten om de situatie in Darfur te verbeteren en de vredesonderhandelingen te laten slagen. U hebt mij meerdere malen gevraagd om daar Arabische landen en landen als China bij te betrekken, maar wij moeten kijken naar de effectiviteit daarvan en voorkomen dat wij een confrontatie krijgen van Arabische en Afrikaanse landen aan de ene kant en Westerse landen aan de andere kant. Ik geloof niet dat dit veel oplost en een aanhouding van Al-Bashir dichterbij brengt. Het is een spanningsveld. Wij zullen erop blijven wijzen dat landen verplicht dan wel gehouden zijn om mee te werken met het ICC, maar eigenlijk zijn wij op dit moment internationaal in overleg over hoe wij dat het best kunnen doen. Tegelijkertijd blijft Nederland Sudan en zijn bevolking steunen. Ook daar zal de heer Koenders op ingaan. Dan gaat het over de implementatie van het vredesakkoord tussen Noord- en Zuid-Sudan. Dat is ook voor de vrede op de langere termijn van cruciaal belang. Wij kunnen nu ook stappen zetten die dat vredesproces in gevaar brengen. Dat moeten wij natuurlijk niet bewerkstelligen.
Ik heb verder in mijn gesprekken met Ban Ki-moon uitgebreid stilgestaan bij de humanitaire consequenties. Ik heb u al gewezen op zijn interventie tijdens de top van de Arabische Liga. Collega Koenders heeft gisteren ook nog contact gehad met de secretaris-generaal van de VN. Hij zal daar nader op ingaan. Duidelijk is dat zowel aan het begin van de aanwezigheid van de secretaris-generaal als aan het einde van zijn aanwezigheid in Nederland dit element absoluut aan de orde is geweest.
De heer Van Dam vroeg waarom de instemming van de Sudanese regering nodig was om UNAMID te kunnen ontplooien of om er Nederlandse militairen naartoe te sturen. Hij vroeg waarom een dergelijke instemming in Tsjaad niet nodig was. Ik moet hem corrigeren, want van de autoriteiten van Tsjaad was wel degelijk instemming nodig. De ontplooiing van de militaire missie in Tsjaad gebeurde niet op verzoek van Tsjaad, maar de instemming van dat land was wel degelijk nodig, mede op basis van het verdragsrechtelijke mandaat. De autoriteiten van Tsjaad hebben niet gezegd dat zij zich verzetten tegen de ontplooiing van deze missie. Die heeft dus met instemming, maar niet op verzoek plaatsgevonden. In Sudan is de instemming met de aanwezigheid van VN-troepen geconditioneerd geweest. De Sudanese autoriteiten hebben gewoon gezegd: wij willen deze landen niet en deze landen wel. Zo simpel ligt het.
De heer Van Dam (PvdA): Even een feitelijke correctie, mijn punt was niet dat wij bij Tsjaad geen toestemming hebben gevraagd, maar dat dit niet nodig was. Er stond expliciet in de artikel 100-brief dat de regering van Tsjaad niet in hoefde te stemmen met de missie omdat het mandaat ruim genoeg was om ook zonder die toestemming te opereren. Kennelijk ligt dit in dit geval anders.
Minister Verhagen: Ja, het is heel simpel. Bij aanvaarding van de VN-resolutie die het mandaat vormt voor de ontplooiing van UNAMID, hebben de Sudanese autoriteiten eisen gesteld. Zij hebben gezegd te willen bepalen wie er komt en niet coûte que coûte akkoord te gaan met de komst van buitenlandse militairen op hun grondgebied tenzij zij zelf een vinger in de pap zouden hebben. Daarom hebben wij de Kamer destijds een kennisgevingbrief gestuurd over een mogelijke bijdrage aan UNAMID. Omdat wij dat aanbod tegelijk met de Scandinavische landen hadden gedaan, gingen wij ervan uit dat wij met een Scandinavische eenheid konden optreden, met name voor de logistieke ondersteuning en de bescherming van een mogelijk door Nederland bijgedragen veldhospitaal. De Sudanese regering heeft geweigerd om de Scandinaviërs toe te laten. Toen de heer Koenders en ik in Sudan waren, kregen wij te horen dat een Nederlandse bijdrage aan UNAMID, in welke vorm dan ook, welkom zou zijn en zou worden geaccepteerd, maar dat gold dus niet voor andere Westerse troepen. Tegen de Scandinavische landen is expliciet gezegd dat zij niet welkom zijn. Zij hebben hun aanbod toen ingetrokken.
De heer Van Dam (PvdA): Ik weet hoe het zit en hoe het gegaan is, maar mijn vraag was wat een VN-mandaat op basis van hoofdstuk 7 nog waard is als het betreffende land, dat natuurlijk niet voor niets door zo’n mandaat wordt getroffen, daar voorwaarden aan kan stellen. Dan had dit toch net zo goed een mandaat op basis van een ander artikel kunnen zijn? De VN-Veiligheidsraad heeft de Sudanese regering de mogelijkheid gegeven om de ontplooiing van deze hoogst noodzakelijke vredesmacht te blokkeren en te frustreren.
Minister Verhagen: De heer Koenders en ik hebben destijds in ons gesprek met president Al-Bashir, dus toen wij nog wel met hem spraken – overigens was dit een noodzakelijk contact – zeer expliciet gemaakt hoe wij daarover denken. Hoofdstuk 7 biedt de mogelijkheid om militaire middelen te gebruiken om de opdracht te kunnen uitvoeren. Met andere woorden: er mogen ook wapens gedragen worden en onder bepaalde voorwaarden gebruikt. De keuze was niet zozeer of er een resolutie zou komen zoals de heer Van Dam schetst – dat zou ook onze voorkeur hebben– of een resolutie zoals nu is aangenomen. Nee, de vraag was: komt er een resolutie of komt er geen resolutie? De VN hebben toen gesteld dat zij liever zagen dat er bijvoorbeeld ook Afrikaanse troepen zouden deelnemen. AMIS is hier omgevormd in een VN-missie. Wij achtten dit noodzakelijk, want anders was het bij een Afrikaanse missie gebleven met alle gebreken van dien. Dan waren wij nog veel slechter af geweest. Ik ben het ermee eens dat dit niet ideaal is. Soms moet je echter met een iets minder ideale situatie genoegen nemen, omdat het alternatief nog slechter is.
Uiteindelijk hebben wij vastgesteld dat niet wordt voldaan aan de eisen van het toetsingskader, want wij moeten kunnen rekenen op afdoende bescherming en voldoende logistieke ondersteuning van andere partners. Wij achtten het onverantwoord om voorbij te gaan aan het toetsingskader. Ik denk ook niet dat de Kamer het ons vergeven zou hebben als wij het toetsingskader aan onze laars hadden gelapt, dus hebben wij gezegd dat wij niet zouden meedoen. Wij betreuren dit ten zeerste, maar wij zijn hier niet verantwoordelijk voor. Ook hier draagt de Sudanese regering de volle verantwoording. Juist omdat wij willen dat de operatie zo goed mogelijk functioneert, zullen wij wel betrokken blijven bij de verdere ondersteuning van de Afrikaanse landen die een bijdrage leveren aan deze missie. Voor ons blijft UNAMID van groot belang.
De voorzitter: Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de minister van Defensie.
Minister Van Middelkoop: Voorzitter. Sinds april 2006 draagt Nederland met militaire waarnemers en politiefunctionarissen bij aan de VN-vredesmissie in Sudan, genaamd UNMIS. De belangrijkste taak van deze missie is ervoor te zorgen dat het vredesakkoord tussen Noord- en Zuid-Sudan wordt nageleefd. Beide partijen hebben dat akkoord gesloten; wij zijn er en de VN is er om stabiliteit te bewerkstelligen bij de verdere uitvoering van dat akkoord.
In 2008 heeft de VN besloten om het aantal waarnemers wat te verminderen, van 625 naar 525. Ik denk dat dit eenmalig is, althans voor de periode tot 2011. In die periode heeft Nederland het aantal militaire waarnemers teruggebracht van 15 naar 13. Dat is een zeer bescheiden aantal. Voor het gevoel voor volume en verhoudingen wijs ik erop dat op de bijna 30 mensen uit Nederland, UNMIS in totaal 8700 bewapende militairen heeft, 525 waarnemers en 650 mensen met een politietaak. Het is een zeer multinationaal gezelschap waarvan Nederland een paar jaar deel uitmaakt.
Er zijn voldoende redenen om de aanwezigheid van 13 militaire waarnemers, 15 politiefunctionarissen en een paar staffunctionarissen met nog een jaar te verlengen. Het kabinet vraagt de Kamer daar nu om. De leden hebben in hun kritische vragen eigenlijk al antwoord gegeven op de vraag naar de redenen voor die verlenging. In de komende periode is het van cruciaal belang dat de bestendiging van het vredesproces tussen noord en zuid verder wordt geleid met het oog op de verkiezingen en het referendum over de toekomstige status van Zuid-Sudan in 2011. Een tweede reden is de voortdurende dreiging van de Lord’s Resistance Army uit Congo en het mislukken van de vredesbesprekingen met Uganda vorig jaar. Een derde reden is dat de laatste week weer twisten ontstaan tussen rivaliserende lokale gemeenschappen. Tot slot noem ik de toegenomen criminaliteit. Nu kun je zeggen dat dit conflicten zijn tussen twee tribale nomadengroepen die niet nieuw zijn in de geschiedenis van het land, maar het aantal slachtoffers is zorgelijk. Er zijn honderden doden en dat is relatief nieuw. Reden te meer om daar als stabilisatiemacht aanwezig te zijn.
De heer Haverkamp heeft heel begrijpelijk aandacht gevraagd voor de mogelijke gevolgen van de uitzetting van de ngo’s in de grensgebieden. Wij betreuren dit zeer om tal van voor de hand liggende redenen die al impliciet en expliciet door minister Verhagen zijn genoemd. Dit heeft niet destabiliserend gewerkt. Ook de bevolking betreurt deze actie. De reactie van de bevolking op UNMIS is daardoor niet negatief geworden, integendeel.
De heren Van Dam en Irrgang spraken hun zorg uit over de situatie op de wat langere termijn, dat wil zeggen tot en met 2011, het jaar van de verkiezingen en het referendum. De heer Van Dam vroeg wat er gebeurt als de vlam in de pan slaat. Ik heb al gesproken over de nomadische twisten. Die zijn vermoedelijk van een ander karakter dan een echte botsing tussen de partijen van zuid en noord. De heer Irrgang hoeft zich geen zorgen te maken over force protection, ook van onze militaire waarnemers. Ik heb niet voor niets het aantal mensen genoemd dat deelneemt aan de missie. Ik wijs er echter op dat wij praten over een vredesakkoord dat gedragen moet worden door beide partijen. UNMIS is een stabilisatiemacht en heeft geen executieve taken. Dit neemt niet weg dat het slagen van de operatie in hoge mate afhankelijk is van de mate waarin beide partijen meewerken en in elkaar investeren. Op dit punt is er een aantal reële zorgen. Het is een taak van UNMIS om de partijen van noord en zuid voortdurend op hun verantwoordelijkheid te wijzen.
De heer Van Dam heeft terecht aandacht gevraagd voor de al jarenlang durende beroerde rol van de LRA. Het is een bijna ongrijpbare mysterieuze groep die desastreuze effecten heeft. Die dreiging was er en is er nog steeds en bestaat uit het destabiliseren van het gebied en het frustreren van de wederopbouwactiviteiten. In de artikel 100-brief bij deze verlenging is melding gemaakt van de militaire operatie Lightning Thunder. Dat is een indrukwekkende titel voor een helaas minder indrukwekkende operatie. Congo, Zuid-Sudan en Uganda hebben daarin samengewerkt, maar de Lord’s Resistance Army is er nog steeds. Wij moeten vooralsnog rekening houden met nieuwe incidenten. Overigens is er geen reden tot zorg voor toenemende onveiligheid van het UNMIS-personeel, maar voor het totaal van het gebied zou het mij een lief ding waard zijn als dit leger zou verdwijnen.
De heer Irrgang heeft zijn twijfel uitgesproken over de bewegingsvrijheid van UNMIS. Die is onnodig. In 2007 was dit wel het geval en, naar ik aanneem, in 2006 ook, maar in de loop van 2008 is dit opgelost. Er is geen echt probleem met de bewegingsvrijheid.
Hij heeft daarnaast kritische vragen gesteld over de JIU’s, een deel van de formule waarmee noord en zuid op militair gebied met elkaar moeten samenwerken. Dit gaat inderdaad te traag. De units zijn nog niet afdoende toegerust op hun taken. De training, basisvoorzieningen en het materieel zijn nog onvoldoende. Het schort sowieso aan daadwerkelijk geïntegreerd opereren. Dit moet dus echt beter. Zeker met het oog op 2011 moeten dit stabiele, geïntegreerde eenheden zijn. De eenheden zijn tot nu toe onvoldoende in staat gebleken om de veiligheid in de grensgebieden te garanderen zoals is gebleken uit het door sommigen gememoreerde incident.
Het effectief functioneren van de Joint Integrated Units is van groot belang voor de conflictpreventie en conflictbeheersing in de grensgebieden. Deze verantwoordelijkheid wensen beide partijen gezamenlijk te dragen in het kader van het vredesakkoord. Het is daarom te betreuren dat dit zo traag verloopt.
Nederland heeft zich via de VN ingezet door het leveren van civiel materieel en basisvoorzieningen en heeft een financiële bijdrage geleverd. Wij zullen de komende tijd nauwgezet volgen hoe dit verder verloopt, want hier moet echt verbetering in komen. De heer Irrgang heeft dit terecht opgemerkt.
De heer Irrgang (SP): De minister van Defensie zegt dat de bewegingsvrijheid van UNMIS geen probleem meer is en hij spreekt de hoop uit dat het nu beter zal gaan met de Joint Integrated Units. Ik heb begrepen dat de noordelijke en zuidelijke soldaten in zo’n Joint Integrated Unit nu met elkaar in gevecht gaan. Verder heb ik gehoord dat als de Joint Integrated Units eenmaal zijn gestationeerd op een bepaalde plek, UNMIS daar niet meer mag komen.
Minister Van Middelkoop: Ik kijk even naar mijn ambtenaren. Ik herken dit wel, maar meer als een probleem dat vorig jaar en het jaar daarvoor speelde. Ook hier is het goed om de onderscheiden functies te benoemen. De Joint Integrated Units staan voor de militaire investering van Sudan in het vredesakkoord. Als dat goed gaat, is UNMIS minder nodig. Als het niet goed gaat – en het gaat niet goed – is er reden te meer om troepenbewegingen goed in de gaten te houden en daarover te rapporteren. Eventueel moeten de bevoegde autoriteiten worden aangesproken opdat zij beter gaan samenwerken. De integratie verloopt te traag en wij maken ons daar zorgen over. Als dit niet sneller in beweging komt, kan dit in 2011 echt problematisch zijn als alles politiek nog wat brisanter wordt door de verkiezingen en het referendum. Dit jaar en het komende jaar zijn erg belangrijk voor deze ontwikkeling. Daarom is er reden te meer om UNMIS daar actief te laten zijn.
Het punt van de bewegingsvrijheid is mij niet bekend. Dit is volgens mij ook een verhaal uit het recente verleden.
De heer Van Dam (PvdA): De minister zegt dat de integratie te langzaam gaat en dat dit een probleem kan zijn als het politiek spannender wordt. Het kan natuurlijk ook andersom, dat wil zeggen dat de integratie te langzaam gaat, omdat iedereen er vanuit gaat dat het in 2011 misgaat en dat Zuid-Sudan zich dan zal willen afsplitsen. Men heeft dus helemaal geen behoefte aan geïntegreerde legereenheden.
De heer Vendrik (GroenLinks): Ik ben het helemaal eens met de heer Van Dam. Dit is de achterliggende agenda waardoor de demilitarisering van die oude soldaten niet lukt. Volgens mij is er nog een bijkomend probleem, namelijk dat van Noord-Sudanese kant militairen meedoen in de Joint Integrated Units die voorheen als paramilitaire milities fors hebben huisgehouden in Zuid-Sudan. Die hebben een extreem moeilijke relatie met het gebied waarin zij opereren. Dit is bijna de kat op het spek binden en het is natuurlijk bewuste politiek van Khartoem om dit zo te doen. De vraag is of dit integratieproces in de Joint Integrated Units niet op een andere manier moet plaatsvinden, want dit lijkt bijna een onmogelijke opgave.
De heer Haverkamp (CDA): Wij constateren met elkaar dat de JIU’s niet doen wat zij moeten doen. Ik heb gevraagd wat de oorzaak daarvan is. Misschien is het wel de analyse van de heer Van Dam. Is er met de Sudanezen een plan afgesproken over de termijn waarop men gaat doen wat men moet doen?
Minister Van Middelkoop: De vragen zijn zeer herkenbaar. Toen ik vorig jaar juni in het land was, heb ik mij goed verdiept in de structuur en het karakter van de peace agreement. Daar zit iets van een spagaat in. Het is niet mijn verantwoordelijkheid of de verantwoordelijkheid van de Nederlandse regering om twijfel te uiten over de gekozen formule, te weten de integratie van noord en zuid. Het is naar de overtuiging van de Noorden Zuid-Sudanezen een deel van de pacificatieformule. Een gemeenschappelijk leger is een investering in de toekomst. De opmerking van de heer Van Dam over de relatie met het referendum begrijp ik heel wel. Sta mij toe dat ik hier niet reageer op die opmerking, nog los van het feit dat dit natuurlijk speculatie zou zijn. Nederland heeft als onderdeel van de VN te maken met het feit dat beide partijen hierin hebben willen investeren en dat beide partijen de Joint Integrated Units hebben gewild en ervoor hebben getekend. Het is niet onze taak om de uitvoering over te nemen. Ik herinner eraan dat wij geen executieve taken hebben. Het is onze taak om dit te monitoren en eventueel te versnellen en om eraan bij te dragen met wat materiële en financiële middelen. Dat gebeurt allemaal. Verder sporen wij waar dat nodig is, de autoriteiten van Khartoem tot Juba aan om hier meer werk van te maken. In de loop van dit en volgend jaar moet dit stabiel zijn met het oog op de verkiezingen en het referendum in 2011.
De heer Van Dam (PvdA): De minister zegt dat hij er niet over wil speculeren. Dit is wel de kern van de vraag of de UNMIS-missie effectief is. Men bewaakt daar de voortgang van het vredesproces dat beide partijen op papier voorstaan, maar alle tekenen wijzen erop dat zij niet van plan zijn om in de toekomst samen door te gaan. Er zijn nog steeds spanningen tussen noord en zuid. Die leiden nog steeds tot gevechten. Er is ook nog steeds onenigheid over de verdeling van de rijkdommen, over de manier waarop de bevolking wordt geteld enz. De vraag is dus of de missie effectief is en of het vredesproces wel doorgaat of dat dit juist bewust wordt gefrustreerd.
Minister Van Middelkoop: Wat wij niet kunnen en ook niet mogen doen en wat ook heel onverstandig zou zijn, is vooruitlopen op de mogelijke uitslag van het referendum, als ik mij daar even toe mag bepalen. Om nog maar te zwijgen over de gedragsreacties die dan kunnen volgen. De heer Van Dam moet zich realiseren dat de VN al jaren geleden – de operatie is in 2005 begonnen – een taxatie hebben gemaakt van het karakter en de toekomstwaarde van deze formule. Alle vragen die nu langskomen, zijn toen ook gesteld. Het feit dat een deel van de vredeswil van beide partijen als het ware leidt tot een investering in de Joint Integrated Units, leidt tot de zeer voor de hand liggende vraag wie dit controleert. Dit was de reden voor het optreden van de VN. Ik denk dat wij er alle belang bij hebben om te blijven investeren in dit vredesakkoord en in de uitwerking daarvan. Zou je door je gedrag blijk geven van een kritische of negatieve reactie, dan vrees ik dat alles verkruimelt en dat wij helemaal niets bereiken. Wij moeten de partijen dus serieus nemen. Na dertig jaar grote ellende in Sudan is een vredesakkoord zeer de moeite waard. Dat was destijds ook de mening van de VN en van Nederland. Daarom hebben wij er ook in geïnvesteerd. Wij moeten nu in de internationale politiek niet allerlei twijfels uiten over de kern van het vredesakkoord, maar investeren in het slagen ervan. Wij weten allemaal dat 2011 cruciaal is, allereerst voor Sudan, maar ook voor de Verenigde Naties, waaronder Nederland.
De heer Vendrik (GroenLinks): Voorzitter. Ik vind dit toch een onbevredigend antwoord. Volgens mij is de portee van de vragen van onze kant niet dat wij het vredesakkoord in de waagschaal willen stellen. Het punt is dat iedereen die hierbij betrokken is, weet dat er een achterliggende agenda is, bijvoorbeeld de demilitarisering van oud-strijders die aan alle kanten wordt gefrustreerd, omdat partijen gelijktijdig bezig zijn zich op te maken voor een oorlog in 2011 als de zeer vermoedelijke afscheiding van Zuid-Sudan een feit is, uitgesproken per referendum. Ik snap wel dat wij daar nog niet op vooruit hoeven te lopen alsof het al een vaststaand feit is, maar dit is wel een krachtig motief in de regio. Dit moet de internationale gemeenschap voorkomen. Dat vraagt nu om actie, in de eerste plaats in de richting van Khartoem als het bijvoorbeeld gaat om de vraag welke oud-strijders worden afgevaardigd naar de Joint Integrated Units.
De voorzitter: U moet geen bijdrage leveren, maar een korte interruptie plegen.
De heer Vendrik (GroenLinks): Dat snap ik. Het lijkt mij dan vrij logisch dat je probeert daarvan een succes te maken. Neem het vredesakkoord juist op dit punt serieus. Spreek Khartoem aan waar het maar kan en vraag bijvoorbeeld om roulatie. Laat het niet zo zijn dat die paramilitaire eenheden als enige vooruitgeschoven worden, want dat is het recept voor mislukking.
De voorzitter: Uw punt is duidelijk.
Minister Van Middelkoop: Vandaar dat de heer Vendrik steeds beter werd en in zekere zin een antwoord gaf op zijn initiële vragen.
De heer Vendrik (GroenLinks): Ik doe een suggestie...
Minister Van Middelkoop: Ik kwam al aardig in de buurt met mijn antwoord op een vraag van de heer Van Dam. Dit is geen ideaal land, als u mij het understatement van de dag toestaat. Er lopen heel veel lieden rond met andere agenda’s. Er lopen lieden rond die ongetwijfeld ook bereid zijn tot destabilisering. Nog los daarvan: als je een groot Afrikaans land laat toeleven naar een situatie waarin het mogelijkerwijs uit elkaar valt, want dat is de kern van het referendum, dan is te verwachten dat dit een bedreiging vormt voor sommige partijen en politieke wil en onwil activeert. Wij hebben nu te maken met het feit dat partijen op enig moment een akkoord hebben gesloten. Ik zet dit dan af tegen de achtergrond van de geschiedenis van 30 jaar grote ellende en honderdduizenden doden. Wij hebben nu te maken met het feit dat de VN hebben besloten dat dit akkoord wordt gesteund via de UNMIS-operatie. Alle onderdelen worden gemonitord. In de contacten met de politieke autoriteiten wordt wel degelijk gesproken over de zin en onzin van het sturen van bepaalde soorten militairen, omdat wij de Sudanezen mogen aanspreken op de formule van de Joint Integrated Units. Dit is hun deel van de operationalisering van het vredesakkoord en wij kunnen hun vragen om dit dan ook goed te doen. Wij moeten met elkaar het vertrouwen uitstralen dat dit een goede formule is. Dit doen wij allemaal in de oriëntatie op 2011. Op dit moment is dit de enige verantwoorde keus. Wij doen dit sinds 2005 en wij gaan hiermee door. Nogmaals, ik waag het niet om te speculeren over 2011.
De heer Van der Staaij heeft ook een vraag gesteld over de langere termijn. Hij weet dat wij nu formeel over een termijn van één jaar praten, maar er is niet veel fantasie voor nodig om te veronderstellen dat de Verenigde Naties de wereld en ook Nederland zullen vragen om de bijdragen voort te zetten, in ieder geval tot 2011, want dat is natuurlijk het sleuteljaar. Nu ligt er een beslissing voor voor een periode van een jaar. Wij doen dit met overtuiging, nadat wij dit al hebben gedaan sinds 2006.
De heer Boekestijn heeft gevraagd naar het UNMIS-mandaat. Eigenlijk heb ik die vraag al beantwoord. Er is niets mis met het mandaat, maar de uitvoering is een punt van zorg. Ik hoop dat ik zijn vraag heb beantwoord door eerder op te merken dat het mandaat van UNMIS is gericht op stabiliseren en niet op het overnemen van de verantwoordelijkheid van partijen. Er is dus geen sprake van executieve taken. Het vredesakkoord moet geverifieerd worden. Wij geven technische steun aan de units. Er wordt een bijdrage geleverd aan de ontwapening. Er vinden SSR-activiteiten plaats. Troepenbewegingen worden gemonitord en er zijn goede contacten met de bevolking. Dit is niet niks, maar dit is de bescheiden taak van de vrij grote VN-macht waarvan Nederland deel uitmaakt.
De voorzitter: Ik geef nu het woord aan de minister voor Ontwikkelingssamenwerking.
Minister Koenders: Voorzitter. Ik zal op twee thema’s ingaan, in de eerste plaats UNMIS en de stand van zaken met betrekking tot het noord-zuidakkoord en de ontwikkelingssamenwerking en in de tweede plaats de zeer zorgwekkende situatie die is ontstaan door het onaanvaardbare besluit van de Sudanese regering om de ngo’s uit te zetten.
In vervolg op de opmerkingen van de collega’s, wijs ik er allereerst op dat het CPA na 20 jaar burgeroorlog in 2005 de hoeksteen vormde van het hele vredesproces in Sudan. De Nederlandse regering maakt zich zorgen over de manier waarop het CPA nu wordt uitgevoerd. In de gesprekken die minister Verhagen en ik de afgelopen dagen hebben gehad met vertegenwoordigers van de VN en mijn Engelse collega die zich bezighoudt met Sudan, valt op dat er op internationaal terrein te weinig goede diplomatie is. Ik meen dat dit het gevolg is van de verwarrende situatie, maar ook van het feit dat de nieuwe Amerikaanse regering haar positie ten opzichte van de Sudanese regering nog niet heel duidelijk heeft gemaakt. De zorgpunten zijn al door de collega’s aan de orde gesteld.
Het terrein van de drie gebieden is essentieel. Daar kan de vlam in de pan slaan. De ngo’s zijn daar eigenlijk de enige die de bevolking bereiken. Ze kunnen dit ook blijven doen. Dit heeft ook te maken met het besluit van de heer Al-Bashir over de ngo’s.
Nederland probeert via de ambassade een aantal dingen te bereiken. Vertegenwoordigers van de ambassade zijn hier nu aanwezig en ik vind het heel goed dat zij de leden van de Kamer hebben gebrieft over de situatie en de complexiteit daarvan. Nederland heeft een aantal dingen geprobeerd zoals de arbitrage over Abyei en het voorzitterschap – al was dat in zekere zin technisch – om de problemen zo veel mogelijk in te dammen.
Ik maak mij het meest zorgen om de financieel-economische situatie in Sudan. Het is een potentieel zeer rijk land met olie-exporten en een groeiende hoofdstad. De kern van het probleem van de vrede in Sudan is de relatie tussen centrum en periferie. De centrale regering zal de macht moeten delen met nieuwe actoren. Met de SPLA is dit nu min of meer vastgelegd in de bepalingen van het CPA. Dit geldt natuurlijk nog lang niet voor Darfur en ook niet voor het oosten. Als de verandering van de machtstructuren in Sudan niet wordt opgelost, zal het moeilijk zijn om de vrede te bewaren.
Dit betekent niet dat alles negatief is. Ik wijs erop dat er inmiddels anderhalf miljoen mensen zijn teruggekeerd. Ook dit jaar vonden 150 000 mensen het veilig genoeg om de weg terug te gaan. De processen van DDR en SSR waarbij Nederland is betrokken en waarin het ook investeert, verlopen redelijk voorspoedig. Er worden vrij veel mensen gedemobiliseerd.
De economische situatie waarin meer dan 90% van de inkomsten in het zuiden nog steeds afkomstig is uit olie, laat een dramatische terugval zien. Dat brengt grote risico’s met zich, bijvoorbeeld voor de voortgang van de demobilisatie, maar ook voor de betaling van mensen in de tussentijd. Als mensen niet betaald worden, is de kans op destabilisatie groter. De stand van zaken bij de wederopbouw is positiever dan een aantal leden doet voorkomen, maar loopt ook gevaar. Het vredesdividend loopt gevaar door de enorme vermindering van de olie-inkomsten en een aantal andere gevolgen van de huidige financieel-economische crisis.
Wij hebben eerder gesproken over het Multi Donor Trust Fund en wij hebben daar duidelijke afspraken over gemaakt. In de afgelopen jaren is het MDTF verbeterd, juist door de invalshoek van de Nederlandse regering, zowel nationaal, als internationaal, als in Sudan. Het is echter nog niet ideaal. Ik wijs wel op de aanleg van 800 kilometer wegen, de bouw en renovatie van ministeries, zowel centraal als decentraal, een ziekenhuis in Juba, nieuwe waterinfrastructuur en demobilisatie. Veel programma’s lopen goed, maar wij hebben wel gezegd dat het Sudan Recovery Fund dat veel meer op de korte termijn is gericht en vooral op de samenwerking met ngo’s, een aanvulling zou moeten leveren. Dat gebeurt inmiddels. Wij steunen verder het Basic Services Fund dat is gericht op kleinschalige basisvoorzieningen via ngo’s. Wij werken niet samen met de centrale regering-Al-Bashir. Wij hebben hier afgesproken dat het MDTF beperkt zou blijven tot de drie grensprovincies waar zich grote problemen kunnen voordoen. Wij hebben gezegd dat wij dit alleen doen als wij zeker weten dat er op lokaal niveau adequaat kan worden samengewerkt. Dit was tot nu toe niet verzekerd en daarom hebben wij er ook nog geen fondsen in gestopt. Als dit wel verzekerd is, zullen wij dat doen, omdat wij dan juist in de gebieden waar het moeilijk is, een deuk in een pakje boter kunnen slaan.
Op het punt van de DDR is de afgelopen maanden de nodige voortgang geboekt. Er is nu een DDR-programma voor de drie gebieden dat is gericht op de demobilisatie en re-integratie van 30 000 oud-strijders in Abyei, Zuid-Kordofan en Blue Nile, inclusief vrouwen, kinderen en invaliden. Dit is een vrij dramatische situatie. De minister van Buitenlandse Zaken en ik hebben dit gesteund uit het Stabiliteitsfonds. Dit moet een dempende werking kunnen uitoefenen op lokale conflicten. Bovendien geeft het ons een sterke positie om verder te praten over de randvoorwaarden van het nationale DDR-programma dat ook voorzien is in de vredesovereenkomst.
Ik denk dat de financiële crisis het DDR-proces in versnelling kan brengen. In die zin is dit misschien een «blessing in disguise». Doordat de overheidsinkomsten aanzienlijk dalen, drukt het uitbetalen van het salaris van militairen des te zwaarder op het budget. Dit is een extra aansporing om tot demobilisatie over te gaan. Dat moet ook, omdat er anders andere risico’s opdoemen.
Ik deel de zorgen over de recente incidenten in Malakal, Jonglei en andere delen van Zuid-Sudan. Daar is ook direct onderzoek naar gedaan, maar ik ben daar niet gerust op. Het belangrijkste is dat de Assessment and Evaluation Committee een echt politieke commissie wordt die met steun van buitenaf daadwerkelijk effectief kan zijn. Dat is nog niet zo eenvoudig als de belangen van de verschillende spelers uiteenlopen. Daarom is in de marge van de Afghanistanconferentie bijvoorbeeld met de Engelsen, maar ook met de secretaris-generaal besproken hoe wij de neuzen een kant op kunnen krijgen.
Dan de Security Sector Reform. De politieke wil groeit om het leger van Zuid-Sudan te moderniseren en af te slanken. Ik heb daar al enkele redenen voor gegeven, onder meer de huidige financiële positie. Een versterkte aanwezigheid van politie en overheid in rurale gebieden is wel van belang, omdat er zo maar interne conflicten kunnen ontstaan. Zuid-Sudan is natuurlijk pas later een eenheid geworden. Ik wil er geen doekjes om winden: de partijen die het vredesproces niet steunen, zullen proberen om nieuwe conflicten uit te lokken. Ik maak mij daarom ernstig zorgen over de mislukte actie tegen de LRA.
Ook de regering van Zuid-Sudan, waarmee wij nog steeds contact hebben, verkeert in een moeilijke positie in de regering van nationale eenheid. Dit brengt mij op het belangrijke punt van de ngo’s en het besluit van de Sudanese regering, in het bijzonder van president Al-Bashir, om die organisaties uit te zetten. Het gaat dan niet alleen om Darfur; er zijn ook risico’s voor het zuiden en het oosten van Sudan. Wij zijn hierover uiteraard zeer bezorgd. Dertien internationale hulporganisaties die in Noord-Sudan werkten, zijn het land uitgezet. De vergunningen van lokale organisaties zijn ingetrokken. Dit staat uitgebreid in de brief die aan de Kamer is gezonden. Daarin staat ook dat Nederland onmiddellijk een aantal stappen heeft gezet zoals het ontbieden van de Sudanese ambassadeur. Nederland was ook het eerste land dat heeft opgeroepen tot een snel optreden van de Europese Unie. De directeuren van de ngo’s zijn vorige week op het ministerie geweest om de situatie per organisatie te bespreken. De vraag was hoe ze worden gefrustreerd. Ze worden onder meer onder druk gezet om bepaalde hoeveelheden geld en activa over te leveren aan de Sudanese regering. Dat is natuurlijk onaanvaardbaar. De organisaties kunnen precies aangeven waar en op welk moment de tekortkomingen zullen ontstaan.
Inmiddels hebben de VN en de Sudanese regering een assessment in Darfur uitgevoerd. Uit dit onderzoek naar de humanitaire impact en de benodigde capaciteit voor de te verstrekken hulp blijkt dat er in de komende weken nog geen sprake is van een directe crisis, maar zonder concrete plannen en snel handelen kan dit snel omslaan. Over twee maanden zijn de voorraden uitgeput en zullen watervoorziening en sanitatie het grootste probleem vormen. Dit was de reden voor het overleg in de afgelopen dagen, want dit vergt snel handelen. Het is echter niet eenvoudig, gelet op de reactie van president Al-Bashir op het besluit van het ICC dat gerespecteerd dient te worden, en de trotse regering die overigens gedeeltelijk verdeeld is. Mensen die naar hun mening een te onbelangrijke plaats dreigen te krijgen na de verkiezingen, dragen bij aan de spanningen tussen de leden van de regering van Sudan, maar overigens ook tussen diegenen die zich richten op de humanitaire situatie in het land en de anderen die dit besluit hebben genomen. Daardoor is er nog wel wat ruimte voor actie en activiteiten ondanks de spanningen van het regime.
Voor ons staat de humanitaire imperatief voorop. Mensen die in nood verkeren, moeten blijvend geholpen worden. Het kernpunt is dat wij moeten vasthouden aan internationale standaarden. De enige partij die dat kan verzekeren, is de VN. Voor individuele donors is het moeilijk, want voordat je het weet, word je langzaam maar zeker een hoek in geduwd waardoor je meewerkt aan een bepaald beleid van de Sudanese regering en je op een andere manier op andere plaatsen werkt. Dat sommige ngo’s uit de regio worden ingeschakeld is prima. Daar is niets op tegen, mits die dan ook werkelijk functioneren met wat wij een zekere mate van neutraliteit volgens humanitaire principes noemen. Dat is essentieel. Ik denk dat de regering van Sudan heeft onderschat in welke mate de VN afhankelijk zijn van ngo’s. Zij heeft waarschijnlijk gedacht dat de activiteiten wel kunnen worden overgenomen door de VN en een aantal lokale organisaties en dat zij er zo wel uitkomt. Zo kun je althans sommige uitlatingen van de Sudanese regering interpreteren.
Ik denk dat de situatie heel anders is. De VN zijn in feite heel afhankelijk van de ngo’s, want die implementeren het werk. Overigens is het goed dat juist de ngo’s met lokale mensen werken. Daardoor zijn er nu ook niet direct grote gevolgen zichtbaar van dit besluit. In veel gevallen zijn de lokale mensen nog steeds ter plekke. Niettemin vrees ik dat er een ernstige situatie kan ontstaan. De heer Ban Ki-moon heeft de regering van Sudan hier ook op gewezen tijdens de opening van de Arabische Top. Hij deed een beroep op president Al-Bashir om de beslissing tot uitzetting van de ngo’s te herzien. De Veiligheidsraad heeft erover gesproken, maar dat is niet voldoende. Het is niet eenvoudig om een goede politieke strategie te vinden en er zodoende voor te zorgen dat de situatie verbetert. Er is nog even tijd. De VN kiezen nu wel een hoofdrol, maar het risico van politieke manipulatie van de noodhulp is groot. Dit betekent dat de enige organisatie die de wereldgemeenschap representeert en waar dus ook Arabische en Afrikaanse landen in zitten, namelijk de VN, alle steun zal moeten krijgen om dat leiderschap te kunnen tonen. Dit is naar mijn mening de enige methode. Dit betekent dus: geen manipulatie van humanitaire principes. Dit vraagt er ook om dat de ngo’s in Darfur die niet zijn uitgezet, hun werk moeten kunnen blijven uitvoeren. De veiligheid van de medewerkers moet worden gegarandeerd. Verder moet de regering van Sudan medewerking verlenen bij het verstrekken van vergunningen om de hulpverlening logistiek mogelijk te maken.
Ik heb al iets gezegd over de effecten op de drie gebieden in Oost-Sudan. Die regio’s zijn in de assessment buiten beschouwing gelaten. Daar werken overigens heel weinig organisaties. Nederland dringt er daarom bij de Verenigde Naties op aan dat deze gebieden ook in hun assessment worden meegenomen.
Het laatste punt is de vraag: hoe gaan wij verder? Het is noodzakelijk dat wij scenario’s ontwikkelen voor ontwikkelingen in de komende weken en maanden. Wij moeten ons daarop voorbereiden. Verder moeten wij actief investeren in diplomatie met Afrikaanse en Arabische landen die de regering van Sudan wel aan de principes willen houden. Er is geen een-op-een relatie met de visie op het ICC en de noodzaak om dit besluit terug te draaien. Daar is meer steun voor. Dit vraagt om een actieve positie van de minister van Buitenlandse Zaken en mijzelf binnen de Verenigde Naties. Wij maken ons grote zorgen en hebben bijna dagelijks contacten met onze eigen ngo’s om ervoor te zorgen dat al dit soort zaken de aandacht krijgen die nodig is. Eerlijk gezegd vind ik het opvallend dat hier zo weinig aandacht aan wordt besteed. Misschien is dit een gevolg van het feit dat er in de wereld zo veel crisisgebieden zijn die terecht onze aandacht vragen. Wij hebben nu nog even tijd om die scenario’s te ontwikkelen en politieke druk uit te oefenen, hopelijk op een effectieve manier, om dit onaanvaardbare besluit terug te draaien.
De voorzitter: Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van de eerste termijn. Ik geef de leden de ruimte voor een korte tweede termijn. Ik teken hierbij aan dat de leden in derde termijn hun oordeel kunnen uitspreken over de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan UNMIS.
Gedachtewisseling in tweede termijn
De heer Haverkamp (CDA): Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor hun antwoorden, maar een mens wordt daar niet optimistischer van. Dit ligt niet aan hen natuurlijk, maar aan de inhoud van de problematiek die wij bespreken. Het gaat uiteindelijk om de bevolking van Sudan.
Ik ben blij met de constatering van de minister van Defensie dat de gang van zaken met de ngo’s het draagvlak voor UNMIS niet ondermijnt. Ik vraag nog wel een duidelijker uitspraak over de extractie en bescherming van onze eenheden als onverhoopt de vlam in de pan slaat. Wij hebben relatief weinig mensen in dat gebied. De minister zegt dat wij afhankelijk zijn van de militairen uit Bangladesh. Ik heb niet zo veel kennis van de strijdkrachten van Bangladesh, maar ik hoop dat zij voldoende bescherming kunnen bieden.
De minister wijst er terecht op dat hij niet verantwoordelijk is voor de Joint Integrated Units, maar hij zegt dat Nederland dit monitort en financiert. Heeft hij kengetallen of milestones gedefinieerd? Heeft hij een moment vastgesteld waarop Nederland beslist of het zich al dan niet zal terugtrekken?
Ik ben blij met het antwoord van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking op de vragen over de ngo’s. Hieruit blijkt dat de concrete situatie nog niet zo ernstig is als ik vreesde. De tijd tikt echter door en voordat je het weet zijn er weer twee maanden voorbij. Heeft hij al een idee over het verloop van het plan van aanpak? Is hij bereid de Kamer op de hoogte te houden van de vorderingen op dat terrein?
Het is goed dat er onderscheid wordt gemaakt tussen de houding van een aantal landen ten opzichte van deze hulp en het ICC. Ik dank de minister van Buitenlandse Zaken voor het feit dat hij de Afghanistantop heeft aangegrepen om dit te bespreken met de secretaris-generaal van de VN. Dit is immers ook een belangrijk punt. De gebeurtenissen in Afghanistan mogen niet onze aandacht afleiden van een ramp als deze. Wat zijn de plannen voor de omgang in de toekomst met de landen die het ICC wel erkennen, maar er geen uitvoering aan geven? Ik zie het wel bijna als een confrontatie als je je niet onthoudt als zo’n verklaring wordt aangenomen. Heeft de minister individuele landen daarop al aangesproken? Heeft hij via de diplomatieke kanalen al gevraagd hoe dit heeft kunnen gebeuren?
De heer Van Dam (PvdA): De minister van Buitenlandse Zaken was erg kort van stof. Daardoor heeft hij een aantal vragen niet beantwoord. Wij komen nog terug op het verhaal over het Internationaal Strafhof. De minister vindt het nodig om met andere landen te bespreken hoe je moet reageren op de houding van landen die nu proberen het Internationaal Strafhof te frustreren of te belemmeren in zijn werkzaamheden. Ik hoor daar graag meer over. Het is misschien niet effectief om nu diplomatieke stappen te zetten tegen bijvoorbeeld enigszins bevriende naties als Jordanië. Ik neem echter aan dat de Kamer daar meer over hoort als er in internationaal verband over is gesproken.
Daarnaast vraag ik de minister om internationaal meer herrie te maken over de VN-missie in Darfur. Het is duidelijk dat het huidige mandaat van de Veiligheidsraad niet voldoet. Het leidt niet tot een effectieve vredesmacht waaraan voldoende landen kunnen deelnemen. Ik vind dit zorgwekkend. De gewelddadigheden in Darfur zijn zeker niet minder geworden. Sterker nog, volgens de meest recente berichten is er sprake van verbreding van de strijd in Darfur. De scheidslijnen zijn veranderd. Oorspronkelijk waren het Arabische milities die tegen Afrikaanse milities vochten, maar er lijkt nu steeds meer sprake van een oversteek. Wil de minister in internationaal verband verdergaan met Darfur, omdat het op deze manier niet kan?
Het antwoord van de minister van Defensie op de vragen over Zuid-Sudan is niet echt bevredigend. Wat moet er nu gebeuren? Welke inzet kiest de Nederlandse regering om ertoe bij te dragen dat de vlam in 2011 niet in de pan slaat? Dit is ook een element van de inspanningen in het kader van UNMIS en in het kader van het voorzitterschap van de werkgroep van de AEC. Misschien kan de minister van Buitenlandse Zaken erop ingaan, want dit ligt misschien meer op zijn terrein? Komend jaar zijn er diplomatieke inspanningen nodig om te voorkomen dat het in 2011 misgaat. Wij kunnen zo niet doorgaan. Wij mogen er niet bij staan kijken en vaststellen dat het helaas misgaat. Wij moeten meer doen om nog dit jaar resultaat te boeken. Dan denk ik vooral aan de voortgang van het DDR-proces, de grensafbakening en de verdeling van de natuurlijke rijkdommen, met name van de olie. Een politieke inzet in die zin is dus zeer gewenst.
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking zegt dat wij nog twee maanden te gaan hebben voordat er in Darfur echt humanitaire nood zal ontstaan. Welke paden ziet hij nog voor zich? Hij zegt dat wij allen moeten inzetten op de VN. Welke rol speelt bijvoorbeeld China in dit geheel dat wel een zekere betrokkenheid heeft bij Darfur, maar over het algemeen de relaties met het regime in Khartoem redelijk goed onderhoudt? Welke weg ziet de minister voor zich om ervoor te zorgen dat het over twee maanden niet misgaat, maar er binnen twee maanden een oplossing wordt gevonden?
De heer Irrgang (SP): Voorzitter. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft een heel duidelijke waarschuwing laten horen. Hij zei dat de situatie nu misschien niet zo acuut lijkt, maar dat wij binnen enkele maanden in Darfur met een verschrikkelijke humanitaire crisis geconfronteerd worden. Ook zei hij dat de VN nog wel aanwezig is, maar dat het niet zonder de internationale ngo’s kan. In dit verband verwijs ik naar een boek dat ik gelezen heb: de Crisiskaravaan van Linda Polman. Wij hebben er hier zelfs een hoorzitting aan gewijd. Blijkbaar is ook hier de conclusie dat de ngo’s een cruciale rol vervullen in de humanitaire hulpverlening en dat zij zo snel mogelijk weer toegang moeten krijgen tot dat gebied, anders gaat het helemaal verkeerd daar. Met betrekking tot de kritiek dat de humanitaire hulp van ngo’s vooral ten goede zou komen aan de powers that be, wijs ik erop dat juist de regering-Al-Bashir de ngo’s eruit geknikkerd heeft. Dus dat is buitengewoon inconsequent.
De minister van Defensie is mij nog een antwoord schuldig op mijn vraag over het adequaat voorbereiden van een eventuele force extraction. Bangladesh zou daarvoor zijn aangewezen. Tijdens ons bezoek aan Sudan vorig jaar zijn wij zo ongeveer bovenop de Indiërs geland. Ik kan zeggen dat dat er heel goed uitzag. Misschien zijn er wat onbewuste vooroordelen tegen Bangladesh, maar ik kon daar bij de Indiërs niets van merken. We hebben heel goed gegeten en de proviand hadden zij ontzettend goed op orde. Ik zou wel graag van de minister van Defensie willen horen dat dit ook voor de Bangladeshi geldt als zij voor force extraction moeten zorgen. En dat is meer dan goed eten, merk ik op aan het adres van de heer Van Dam, hoewel dat ook een basisbehoefte is.
Voorzitter. Ik ben even kort van mijn plaats weggelopen, maar volgens mij is de minister van Buitenlandse Zaken mij een antwoord schuldig op mijn vraag over de Israëlische aanval op Sudan.
Minister Verhagen: Ik ga daar straks op in.
De heer Irrgang (SP): Dank daarvoor. Ik zie bijzonder uit naar het antwoord, want ik vind dat Nederland het als hoeder van het internationaal recht moet veroordelen als een land zomaar gaat bombarderen in strijd met het internationaal recht.
Tot slot moet mij nog iets van het hart. Vorig jaar was de PVV aanwezig bij dit debat en heeft zij niet ingestemd met deze missie. Men vond dat de marechaussees maar iets nuttigs moesten gaan doen op Schiphol. Nu is de PVV niet aanwezig, dus ga ik ervan uit dat zij wel instemt met de verlenging van deze missie, anders had men toch wel de moeite genomen om hier aanwezig te zijn. Maar ik weet het niet, want de PVV loopt ook wel eens weg uit een debat. Dit wilde ik wel opgemerkt hebben.
De heer Vendrik (GroenLinks): Voorzitter. Ik krijg bijna trek in een motie van wantrouwen als ik de heer Irrgang hoor. Dat was vorige week ook zo. Ik moest even een telefoontje beantwoorden, dus misschien heb ik een antwoord gemist. Het lijkt mij echter vanzelfsprekend als wij doorgaan met deze missie – en dat heeft de steun van mijn fractie – dat het politieke proces dat nodig is voor het verhogen van de kans op welslagen van deze buitengewoon complexe en lastige operatie met volle kracht wordt voortgezet. Ik zou daarop van de minister van Buitenlandse Zaken een krachtiger antwoord willen horen dan hij in eerste instantie gaf, namelijk dat Nederland in het verband van de Europese Unie voor Sudan de komende jaren een flinke politieke routekaart ontwikkelt. Dat betekent ook dat op China, Maleisië en Frankrijk een wat pittiger diplomatie losgelaten mag worden, omdat deze landen een verschil kunnen maken bij het slagen of falen van het vredesproces dat sinds 2005 loopt. Dat lijkt mij cruciaal, want ik zou niet in dezelfde situatie willen komen als in het laatste debat over Tsjaad, waarbij wij de Nederlandse bijdrage aan een missie die afloopt achteraf beoordelen. Wij moeten eigenlijk met elkaar vaststellen dat het politieke proces dat parallel aan die missie van 60 militairen in Oost-Tsjaad nodig was, goeddeels heeft ontbroken. Zo wil ik volgend jaar dit debat niet voeren wanneer wij terugblikken op de aanstaande UNMIS-verlenging.
Mijn tweede punt betreft de ontwikkelingsstrategie in het zuiden. Misschien kan de minister voor Ontwikkelingssamenwerking daar iets preciezer over zijn. Het cruciale punt is dat de vluchtelingen die daar teruggekeerd zijn eigenlijk nauwelijks weten hoe zij aan dagelijks water en brood moeten komen. Daar komt in essentie het probleem op neer. Het gaat om honderdduizenden ex-vluchtelingen die geen middelen van bestaan hebben, met alle risico’s van dien. UNMIS moet daarom ter plekke zijn focus verleggen van een veilige terugkeer naar het helpen bij re-integreren in de lokale economie. Gaat UNMIS dat doen? De minister heeft zeer terecht de relatie met de dalende olieprijzen gelegd. Hij heeft de grote problemen voor de Zuid-Sudanese regering geschetst. Daar moet heel snel actie op volgen. Ik heb nog niet precies kunnen vatten wat dat in de komende maanden betekent. Dat kan niet anders betekenen dan dat de Zuid-Sudanese regering met extra donormiddelen geholpen wordt, onder de strikte conditie dat die niet militair besteed worden, om de gaten die nu in hun zuidelijke begroting geslagen worden op de een of andere manier snel te compenseren. Graag een reactie op deze punten van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking.
Dan de JIU’s. Hierover is het meeste wel gezegd tijdens de interrupties. Ik deel de waarneming van de heer Haverkamp dat UNMIS toeziet op deze lastige oefening. Als je toeziet, neem je waar en als het fout gaat, onderneem je actie. Daar was mijn interruptie aan het adres van de minister van Defensie ook op gericht. Ik weet niet welke bewindspersoon hier uiteindelijk over gaat, maar mij dunkt dat wij met elkaar mogen vaststellen dat de Joint Integrated Units geen bron van groot succes zijn en dat dit onder andere te maken heeft met acties van de regering in Khartoem om de verkeerde militairen daarop af te sturen. Dat zou moeten veranderen en ik vraag het kabinet om zich daar sterk voor te maken.
De minister van Ontwikkelingssamenwerking heeft zeer waarschuwende teksten uitgesproken over Darfur. Dat baart mij grote zorgen. Ik snap dat Nederland afziet van de voorgenomen bijdrage aan het veldhospitaal, maar misschien zou Nederland in het kader van steunverlening en training de paraatheid van de lopende UNAMID-missie kunnen versterken. Dat zou dan misschien een kleine bijdrage zijn om deze buitengewoon complexe missie nog iets te verbeteren. Voelt het kabinet daar iets voor?
De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Ik kan kort zijn. Ik dank de bewindslieden voor hun antwoord. Ik kan mij op hoofdlijnen vinden in de gekozen benadering. Op de belangrijke vraag naar de politieke strategie na het arrestatiebevel van Al-Bashir en de stappen die daarop gevolgd zijn, is nog geen helder antwoord gekomen in de zin van wat er gaat gebeuren en wat het meest effectief is. Wij steunen wel de benadering om nu niet overhaast te reageren, maar te kijken naar een zo breed mogelijke effectieve politieke druk. Het is ook essentieel dat landen die zich aan het ICC verbonden hebben hun verplichtingen nakomen. Dat is nu wat op de proef gesteld. Om te voorkomen dat dit in de toekomst verder zal doorvreten, is een zorgvuldige reactie vereist.
De heer Boekestijn (VVD): Voorzitter. Ik ben er ook niet vrolijker op geworden deze middag, maar dat kan ook niet bij dit onderwerp. Er zijn nog vragen blijven liggen. Hoe groot is de kans dat de VN in het gat kan springen dat ontstaat door de humanitaire crisis? Wat moeten wij verwachten van de Arabische en Aziatische donoren? Is het in al deze ellende een optie om de verkiezingen en het referendum uit te stellen om tijd te kopen? Of is dit juist het allerdomste wat je kunt doen? Ik kan mij voorstellen dat er voor beide posities argumenten zijn.
Minister Verhagen: Voorzitter. Ik dank de leden van de Kamer voor hun inbreng in tweede termijn. Ik zal eerst spreken over de missie en het antwoord op de vraag over Israël bewaar ik als toetje.
De heren Haverkamp en Van Dam vragen naar onze omgang met landen die het statuut hebben onderschreven, die verplicht zouden zijn mee te werken en die zich desalniettemin niet houden aan de letter van dat statuut. Het probleem is duidelijk. De vraag was of wij bilateraal contact hebben gehad met die landen. Ik bespreek dit in het kader van de Europese Unie. Ik vind dat het voorzitterschap van de EU op dit punt stappen moet zetten. Wij zullen aandringen op een Europees gecoördineerde actie. Wij zullen dit ook bespreken met de secretaris-generaal van de Verenigde Naties en met de Russische en Amerikaanse collega’s.
De heer Van Dam vindt dat wij veel meer herrie moeten maken over Darfur. Ik kan hem verzekeren dat mijn collega Koenders en ik ons het afgelopen jaar op dit punt zowel internationaal als nationaal ingespannen hebben om juist Darfur op de agenda te houden. Wij hebben dit op alle mogelijke wijzen en bij iedere vergadering besproken dan wel op de agenda gezet. Het is natuurlijk zaak dat je niet omdat er elders problemen zijn, de aandacht laat verslappen ten koste van iets wat afgrijselijke vormen aangenomen heeft en nog afgrijselijker vormen dreigt aan te nemen door ook nog eens de humanitaire hulp te ontzeggen. Wij moeten echter ook constateren dat enige jaren geleden de regering-Bush als enige internationaal en in de VN-Veiligheidsraad aandrong op actie. De Secretary of State Powell had het destijds over genocide. Dat mocht niet gedeeld worden in de Veiligheidsraad. De hele wereld viel niet over Darfur heen, maar over Powell en over de Bush-administratie. Wij moeten niet onderschatten wat daar gebeurd is. Misschien was dat een beetje ingegeven vanuit de houding «alles wat Amerika doet is fout». Hoe het ook zij, het was kortzichtig. Wij hebben de internationale gemeenschap, ook in het kader van de responsibility to protect – zowel collega Koenders als ikzelf – meerdere malen op dit punt gewezen. De Kamer kan ervan overtuigd zijn dat wij de noodzaak zien om te komen tot humanitaire toegang. Er vindt op instigatie van de Europese Unie overleg plaats met Egypte om via Egypte humanitaire hulp mogelijk te maken. Dat doen wij ook via de VN. Dus wij zitten enerzijds op het humanitaire spoor, maar anderzijds willen wij niet een situatie creëren die het vredesproces tussen noord en zuid – het Comprehensive Peace Agreement – in de waagschaal stelt. Wij moeten het probleem verkleinen in plaats van vergroten. Als wij naast Darfur ook nog eens een herleving van het noord-zuidconflict krijgen, zijn de rapen echt gaar. Dan praten wij over een afgrijselijke situatie die wij moeten voorkomen. Juist Nederland heeft de traditie – en die traditie gaat van Pronk tot en met Van Ardenne en Koenders – zeer actief te zijn om het CPA tot stand te brengen. Daarnaast heeft Nederland zitting in allerlei commissies als het gaat over mogelijkheden van peace dividend en mogelijkheden van ontwikkeling. Nederland is daar zeer actief in. Tegen degenen die vinden dat het tijd wordt dat Nederland iets gaat doen – ik hoor dat bij de heer Vendrik doorklinken – zeg ik dat wij sinds jaar en dag behoren tot de landen die hier zeer actief in zijn en het voortouw nemen. Daar gaan wij mee door.
Gevraagd is naar het CPA in relatie tot de grensafbakening en verdeling van de olie-inkomsten. Het feit dat het een probleem is, was de reden om dit in het CPA op te nemen. Er zijn bepalingen over grensafbakening en over de verdeling van de olie-inkomsten in het CPA opgenomen. Die grensafbakening is nog niet voltooid. Dat klopt, maar juist via de AEC probeert Nederland partijen te dwingen om hier voortgang op te maken. Dat is ook cruciaal voor de verkiezingen. Er zijn ook afspraken gemaakt over de verdeling van de olie-inkomsten. Die worden op dit moment verdeeld, echter nog niet op transparante wijze. Wij kunnen ook niet nagaan of op dit punt recht gedaan wordt aan de doelstellingen van de oorspronkelijke vredesovereenkomst. Ook daar zullen wij op toezien.
De implementatie van het CPA is gaande. De voortgang is traag. Er zijn allerlei obstakels, maar daarom is het juist essentieel dat onze missie wordt verlengd. Een ding is zeker: als wij daarvan afzien, wordt het alleen maar erger en loopt het proces nog meer vertraging op. Juist omdat wij er zijn, wordt in ieder geval nog steeds aan die implementatie gewerkt. Op dit moment is een derde van de totale agenda van het CPA gerealiseerd. Wij hebben dus nog een heel stuk voor de boeg, maar het is niet zo dat er niets is gebeurd. Vervolgens moeten er knopen worden doorgehakt op de cruciale punten: grensafbakening, verdeling rijkdom, wetgeving, verkiezingen. Dat is een moeilijk proces, waarbij wij als internationale gemeenschap de partijen op hun verantwoordelijkheid moeten wijzen. Dat doen wij ook door steun te geven aan arbitrage en aan het verkiezingsproces. Wij proberen op die wijze in ieder geval zeker te stellen dat de vrede tussen noord en zuid niet in gevaar komt door het probleem dat wij hebben met Al-Bashir en met Darfur. Het is echt een probleem en er is terecht gezegd dat wij daar herrie over moeten maken. Dat doen wij ook. Daar kan de Kamer van overtuigd zijn. Nogmaals, bij de totstandkoming van de resolutie was helaas een deel van de internationale gemeenschap afwezig. Dan kan soms het betere de vijand zijn van het goede. Wij streven natuurlijk naar het betere, maar wij hebben uiteindelijk ook ja gezegd tegen het goede omdat wij dan in ieder geval iets hebben. Nederland is een van de landen die dit punt steeds in het kader van de Europese Unie bespreken. Wij zullen het nu ook in VN-verband in New York bespreken, onder andere uitgaand van de responsibility to protect. Mijn opmerkingen over de grensafbakening heb ik gemaakt in aanvulling op wat de minister van Defensie heeft gezegd. In wezen zei hij hetzelfde.
De heer Vendrik vraagt wat wij doen aan het welslagen van UNAMID nu wij er zelf niet aan deelnemen. Nederland heeft eerder AMIS – de voorloper van UNAMID – financieel ondersteund. Nederland was op een gegeven moment, samen met de Europese Commissie, de enige lidstaat die een financiële bijdrage leverde, die AMIS financieel gaande hield. Wij hebben wat dat betreft een traditie. Het is niet zo dat wij daar nu opeens iets over roepen omdat het toevallig vandaag op de agenda staat. Nee, wij hebben daar een traditie in. Wij hebben toentertijd voor een groot deel communicatieapparatuur, chartervliegtuigen en personeelskosten betaald. Wij hebben daar 40 mln. aan bijgedragen. Daarnaast heeft Nederland om de overgang van AMIS naar de VN-missie mogelijk te maken – onder grote dankzegging aan de minister van Defensie – twee Nederlandse officieren ter beschikking gesteld om de overdracht goed te laten verlopen. Wij hebben recent besloten om de ontplooiing van UNAMID beter te ondersteunen en wij hebben de bijdrage van die twee officieren met een jaar verlengd, zodat er vanuit Defensie ogen en oren zijn om daar zicht op te hebben. Voorts ondersteunen wij het trainingsprogramma voor drie jaar. Dat programma traint militairen van Afrikaanse landen die deelnemen aan vredesmissies. Wij hebben militaire voertuigen en een aantal bergingsvoertuigen ter beschikking gesteld voor Rwandese vredestroepen. Wij hebben scherfwerende vesten geleverd voor de inzet in UNAMID. Wij financieren ook de Ugandese politie-unit die in UNAMID deelneemt op het punt van de veiligheid in en rond de vluchtelingenkampen. Wij geven dus materieel en met training ondersteuning. Op die manier proberen wij zorg te dragen voor het goed functioneren van UNAMID, ook al nemen wij daar zelf niet aan deel.
Voorzitter. De heer Irrgang vraagt wat ik ervan vind dat Israël bombardementen heeft uitgevoerd in Sudan. Ik heb dezelfde krantenberichten gelezen als hij, maar ik kan ze niet bevestigen en ook niet ontkennen. Evident is dat er wapensmokkel plaatsvindt – met name de bevoorrading van Hamas gaat via die routes – en dat wij als internationale gemeenschap, dus ook Nederland, actief betrokken zijn bij het tegengaan van wapensmokkel naar de Gazastrook. Dat is ook de reden waarom wij met steun van de Kamer initiatieven hebben genomen om de wapensmokkel tegen te gaan. Samen met de VS, Canada, Noorwegen en een aantal EU-landen zijn wij een actieplan overeengekomen om die wapensmokkel tegen te gaan. Daarin is ook afgesproken dat de deelnemende landen zich, uiteraard binnen de grenzen van het internationale recht, zullen inspannen om die smokkel tegen te gaan. In ieder geval hebben wij geen bombardementen uitgevoerd om een transport van wapens te voorkomen. Ik heb geen informatie over de berichten waar de heer Irrgang op doelt op basis waarvan ik tot een bevestiging of tot een ontkenning kom.
De heer Irrgang (SP): Ik heb begrepen dat de Israëlische regering het niet bevestigt maar ook niet ontkent. De minister heeft het over het tegengaan van wapensmokkel binnen de grenzen van het internationaal recht. Is hij het met mij eens dat het bombarderen van een konvooi in een soeverein land niet een actie is – of dat nu door Israël of door een ander land gebeurt – die valt binnen de grenzen van het internationaal recht? Ik kan mij niet anders voorstellen dan dat hij dat met mij eens is.
Minister Verhagen: Ik geef geen oordeel over iets waarvan ik niet weet of het waar is, met alle respect. Ik geef geen antwoord op stel-vragen, omdat ik dat niet kan.
De heer Irrgang (SP): Ik vroeg aan de minister van Buitenlandse Zaken of het bombarderen van een konvooi in een soeverein land op verdenking van wapensmokkel binnen de grenzen van het internationaal recht valt. Ik denk niet dat hij dat vindt, maar ik vraag het hem.
Minister Verhagen: U suggereert daarmee dat dit hier het geval was en dat weet ik niet.
De heer Irrgang (SP): Het wordt niet ontkend door de Israëlische regering.
Minister Verhagen: Nee, maar het wordt ook niet bevestigd. Ik wil best wel een theoretische exercitie houden over wat onder het internationaal recht valt en wat niet, maar ...
De heer Irrgang (SP): Maar ...
Minister Verhagen: U stelt de vraag in dit kader, dus u hebt er een bedoeling mee. U stelt die vraag helemaal niet gratuite of los of in theoretisch kader.
De heer Irrgang (SP): En ik wil graag een antwoord.
Minister Verhagen: En ik zeg dus dat ik geen antwoord geef, omdat ik niet weet wat er gebeurd is.
De heer Vendrik (GroenLinks): Misschien kunnen we dit debat praktisch afsluiten. De minister kan het ontkennen noch bevestigen. Dan zou het pleidooi van de kant van de Kamer zijn: zoek het uit, bel even met de heer Netanyahu om te vragen wat er precies gebeurd is.
Minister Verhagen: Indien ik nadere informatie heb, zal ik de Kamer daarvan op de hoogte houden.
De heer Van Dam (PvdA): Voorzitter. Terug naar Darfur, als dat mag. Ik hoorde de minister zo-even de terminologie «responsibility to protect» in de mond nemen. Daar lijkt mij zeker sprake van bij Darfur. Nu heeft de minister in het vorige overleg gezegd dat het op zichzelf al een misdaad tegen de menselijkheid is om hulporganisaties het land uit te zetten in de wetenschap dat dit grote humanitaire consequenties zal hebben. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft gezegd dat wij nog twee maanden hebben om een oplossing te vinden. Als dat niet lukt, dreigt er een humanitaire ramp te ontstaan waarop het principe van responsibility to protect van toepassing is. Welke consequenties hebben de woorden van de minister van Buitenlandse Zaken op dat moment?
Minister Verhagen: Ik heb gezegd dat het principe van responsibility to protect om de hoek komt kijken. Het is mogelijk dat dit principe zeer nadrukkelijk aan de orde komt, maar dat betekent dat wij ons er juist voor moeten inzetten dat de Sudanese autoriteiten weer hun verantwoordelijkheid nemen. Het principe van responsibility to protect is het principe dat in eerste instantie duidt op de verantwoordelijkheid van autoriteiten in het betreffende land om de eigen burgers te beschermen, enz. Wanneer een land die verantwoordelijkheid niet waarmaakt, moet je er alles aan doen om ervoor zorg te dragen dat die verantwoordelijkheid wel genomen wordt. Dan treedt een heel scala aan maatregelen in werking om de verantwoordelijke autoriteiten te bewegen tot het beschermen van de eigen burgers. In die fase zitten wij nu. Het ICC gaat vervolgens over de zaken waar president Al-Bashir van verdacht wordt. Dus die wil ik daar parkeren. De urgentie die uit mijn woorden spreekt, geeft aan dat ik vind dat het een verantwoordelijkheid is van de internationale gemeenschap om op dit punt stappen te zetten die het mogelijk maken dat de burgers in Sudan beschermd worden.
De heer Van Dam (PvdA): Als het nu niet lukt om er binnen twee of drie maanden voor te zorgen dat de Sudanese overheid haar verantwoordelijkheid neemt, dreigt er dus een humanitaire ramp van ongekende omvang. Dan dreigen een paar miljoen Darfuri’s zonder voedsel en water te komen zitten. Ik neem aan dat de minister het met mij eens is dat op dat moment de internationale gemeenschap niet machteloos kan toezien.
Minister Verhagen: Dat doen we nu al niet. Het principe van responsibility to protect houdt niet in dat je een vrijbrief geeft aan wie dan ook om ieder land maar binnen te vallen, al dan niet met een resolutie van de Veiligheidsraad. Het gaat er allereerst om dat het land zelf verantwoordelijk is. De «responsibility» slaat dus niet op de verantwoordelijkheid van de internationale gemeenschap maar op de verantwoordelijkheid van de Sudanese autoriteiten. Wij praten met Egypte om humanitaire hulp mogelijk te maken. Wij praten erover in het kader van de VN. Minister Koenders spreekt met de ngo’s om te kijken wat er gedaan kan worden. Dan geef je invulling aan het principe van responsibility to protect. Dat zijn wij aan het doen! Nu al, niet over twee maanden, nu.
De voorzitter: Dan is nu het woord aan de minister van Defensie.
De heer Vendrik (GroenLinks): Voorzitter ...
De voorzitter: De minister van Defensie is nu aan het woord.
De heer Vendrik (GroenLinks): Voorzitter. Zo vaak heb ik nu ook niet geïnterrumpeerd.
De voorzitter: U hebt redelijk lange interrupties gepleegd. Nu is de minister van Defensie aan het woord in tweede termijn. U krijgt nog een derde termijn.
Minister Van Middelkoop: Voorzitter. Zowel de heer Haverkamp als de heer Van Dam heeft de woorden «vlam in de pan» gebruikt. Ik denk dat het goed is om de situatie niet alarmerender voor te stellen dan gerechtvaardigd is. Historisch gezien is het echt heel bijzonder dat het vredesakkoord gesloten is. Laat daar geen enkel misverstand over bestaan. Dat hebben wij ook gerapporteerd en daar spreken wij nu over. Met de uitvoering daarvan, bijvoorbeeld in de vorm van de JIU’s, vallen nog een heleboel positieve slagen te maken, maar het is niet zo dat wij nu na een paar jaar als het ware aan de rand van het ravijn staan en dat wij de Kamer vragen of de missie nog met een jaartje verlengd kan worden. Daar is geen sprake van. Als onderdeel van de internationale gemeenschap en als onderdeel van de VN hebben wij er alle belang bij om met elkaar te proberen via UNMIS de steun te geven die het mogelijk maakt om het vredesakkoord tot een goed einde te brengen.
De heer Haverkamp vroeg of er voldoende protectie is. Dezelfde vraag stelde de heer Irrgang met het oog op force extraction. Om met het eerste te beginnen: het antwoord is ja. Als wij de poort uitgaan – dan heb ik het over marechaussee, over waarnemers – dan gebeurt dat altijd met force protection erbij. Dat zijn niet alleen de uitstekende militairen uit Bangladesh – alsjeblieft geen verkeerde vooroordelen in de zaal – of de uitstekende militairen uit Pakistan of uit India. Ik heb vorig jaar opgemerkt dat het op zichzelf wat curieus is en ook wel weer aardig dat India en Pakistan zo goed met elkaar samenwerken in Afrika ter bescherming, ook van de Nederlanders, waar dat nodig is. Nogmaals, de situatie is al een stuk beter dan in 2006 en 2007. In eerste termijn heb ik erop gewezen dat er toen nogal wat mankeerde aan die bewegingsvrijheid. Dat is nu beter. Er is ook nog een quick reaction force voor het geval het nodig is om ergens snel in te grijpen. Natuurlijk zitten daar geen Nederlanders in. Ook dat is een onderdeel van UNMIS, een deel van die bescherming. Dat kan allemaal worden ingezet in het geval er sprake is van extraction, in het geval wij eruit moeten. Nogmaals, dit zijn antwoorden op vragen die er op dit moment niet onmiddellijk toe doen. Natuurlijk moet je die vragen wel stellen als je aan de operatie begint. Dat deden wij jaren geleden al. Is dit een onderdeel van de UNMIS-formule? Ja, dat is zo. Is er dan voldoende garantie? Ja, dat is zo. Vandaar dat wij al jaren geleden op pad zijn gegaan en dat wij dat graag met een jaar willen verlengen.
De heer Vendrik heeft geen goed beeld van de JIU’s. Het zijn geen oefeningen. Het is nu juist een poging om militaire capaciteiten van het noorden en het zuiden samen te brengen om daar militaire eenheden van te maken, dus van twee legers één leger maken. Dat proces wordt gemonitord door UNMIS. Dat is een van de redenen van ons bestaan in het zuiden van Sudan.
Het lag voor de hand dat ik niets heb gezegd over UNAMID omdat wij daar niet met militairen naar toe gaan. Maar ik zeg toch graag als echo op de aardige woorden van mijn collega Verhagen dat ik een tijdje geleden toestemming heb gegeven om het verblijf van de twee militairen daar te verlengen, omdat het belangrijk is als investering in de VN en om ogen en oren te hebben in dat puissante gebied. Om die reden zullen wij daar nog voor enige tijd verblijven met twee militairen.
Minister Koenders: Voorzitter. Ik ben de Kamer een aantal antwoorden schuldig met betrekking tot de situatie in Zuid-Sudan en ten aanzien van het besluit over de uitwijzing van ngo’s. Er was een vraag blijven liggen van de heer Boekestijn over de problematiek van de verkiezingen. Ik denk dat wij een verschil moeten maken tussen de zinvolheid van verkiezingen in Afrika in het algemeen en in een specifieke situatie waarin Afrika essentieel onderdeel uitmaakt van een vredesovereenkomst. Mijn afweging zou zijn dat de verkiezingen essentieel zijn voor het verder brengen van het CPA. Het is een kernelement van het CPA. Ik denk wel dat je heel reëel moet zijn over hoe zulke verkiezingen kunnen verlopen. Daarbij zullen niet automatisch de standaarden van Westminster gehanteerd worden. Dat neemt niet weg dat de verkiezingen uiteraard wel gemonitord moeten worden op vrijheid en eerlijkheid. Ik maak mij zorgen over het feit dat de census als zodanig nog niet bekend is gemaakt door de regering van Sudan. Er is een heel krap tijdpad voor de verkiezingen. Daarbij is de UNMIS-ondersteuning van essentieel belang. Er is ook een verkiezingseenheid. Die heeft een enorme veldpresentie, die de komende maanden verder wordt uitgebreid, samen met UNDP, onder andere op het gebied van voters education. Wij zijn bereid om daar steun aan te verlenen. Wij stemmen dit nauw af met landen als de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen.
Dan is gevraagd naar de financiële crisis. Die is dramatisch, zoals in heel veel ontwikkelingslanden op het ogenblik. Sudan is voor 98% van zijn inkomsten afhankelijk van olieopbrengsten. Zo’n eenzijdige afhankelijkheid is natuurlijk een groot risico. Het is bekend dat de prijzen van olie van 150 dollar naar 50 dollar per barrel zijn gezakt. Dat betekent een daling van het budget met 68%. Dat is nog eens iets anders dan wat wij in Nederland meemaken. Dat brengt enorme risico’s met zich. Ik noemde al salarisbetalingen. Los van extra leningen van de internationale gemeenschap bestaat voor de regering de noodzaak om goed te kijken naar de aantallen soldaten die men heeft ingezet op een aantal punten. Wij zijn bereid om daarnaar te kijken, overigens wel op basis van de besluiten van de regering van Sudan. Vorige week is dat nog besproken met onze partners in het Joint Donor Office. Er is begrip voor dat er in zo’n politiek gevoelige situatie een enorm probleem ligt voor Sudan. Wij willen alleen steun bieden op basis van een plan en onder de voorwaarde dat een aantal van de beschikbare fondsen kan worden gerealloceerd.
Dan de JIU’s. Wij zijn bezig om ons in samenwerking met Engeland te richten op civiel materieel en basisvoorzieningen in die regio. Een aantal projecten sluit aan bij resolutie 1784 van de VN Veiligheidsraad.
De heer Vendrik vraagt wat er gebeurt met mensen die terugkeren. Daar valt vrij veel positiefs over te melden. Het gaat hier om een snel vredesdividend, vooral voor de lokale gemeenschappen. Wij doen dat voornamelijk via het Sudan Recovery Fund. Dat is één van de fondsen die ik noemde die veel sneller kunnen werken dan de grote donorfondsen voor de lange termijn, het MDTF. Het gaat om microkredieten voor mensen die terugkeren, om het bouwen van lokale marktplaatsen, het bieden van vocational training. Er wordt ook gekeken naar de problematiek van land in het zuiden. Er is een apart loket opgezet, juist vanwege de kritiek die ook Nederland heeft uitgeoefend over de relatie met de financiering met lokale ngo’s. Daarnaast is voor ons het belangrijkste punt community security. Je kunt op een gegeven moment wel terugkeren en wat basisvoorzieningen hebben, maar je moet je veilig voelen. Mensen voelen zich natuurlijk niet veilig in gebieden die ver af liggen van de bewoonde wereld. Er zijn ook geweldsincidenten geweest. Het is erg nodig om direct met lokale conflictvoorkoming te beginnen. Dat is onderdeel van het SRF en daarbij wordt samengewerkt met de Stichting Nederlandse Vrijwilligers. Ook hebben wij het Basic Services Fund verlengd, dat goed functioneert. Wij dragen daar samen met DFID – wat je noemt een silent partnership – dus de Engelse regering, aan bij. Daarnaast verlenen wij ook bilateraal steun, gerichte technische assistentie met betrekking tot nieuwe werkmogelijkheden van de bevolking in het zuiden en teruggekeerde vluchtelingen.
Ik heb niet voor niets een forse waarschuwing laten uitgaan over de ngo’s in relatie tot de situatie in Darfur. Ik maak mij daar inderdaad ernstig zorgen over. Ik vind het ook een zeer ernstig besluit, met potentieel zeer grote repercussies. Zoals de minister van Buitenlandse Zaken zegt: de responsibility to protect begint nu in een buitengewoon ingewikkelde situatie, waarin de regering niet geneigd is om enig compromis te sluiten. Wij zullen dus moeten proberen met een slimme strategie en met veel meer internationale inzet het tij te keren. Ik denk dat op de korte termijn een crisis kan worden voorkomen, maar het gaat vooral om de langere termijn. Ik noem twee maanden; hopelijk is het iets langer. Er zijn lokaal wel mensen aanwezig, maar het grote probleem is dat er weinig mananagement- en verantwoordingscapaciteit is. Ik maak mij vooral zorgen over de druk van de overheidsagenda – politisering – om mensen te dwingen terug te keren naar dorpen. In sommige kampen zal men wel steun verlenen en in andere niet. Ik vind dat die ondergrens echt ligt bij de humanitaire principes. Dat is de kern van de zaak. Ik vind het prima als allerlei andere organisaties dat gaan doen, maar het moet wel gebeuren vanuit een basis die niet leidt tot een «Sudanisering» van de hulpverlening. Ook ik verwijs in dit verband naar het boek van mevrouw Polman. Dit is nu precies de kern van het probleem. Bij hulpverlening heb je altijd te maken met dilemma’s. Er moet altijd tegelijkertijd gewerkt worden aan een politieke oplossing, waarbij de ondergrens met betrekking tot humanitaire principes niet mag worden overschreden. Uit de huidige crisis zijn ngo’s voortgekomen. Je hebt ngo’s die altijd in het kielzog van een internationale organisatie hebben gewerkt, zoals Save the Children of Artsen zonder Grenzen. Verder zijn er lokale ngo’s die heel goed zijn, maar ook een aantal dat zeer gepolitiseerd is, hetzij aan de kant van de rebellen, hetzij aan de kant van de regering. Dan is er een groot aantal nationale ngo’s die vaak wel een goede technische en managementcapaciteit hebben, maar weer geen lokale kennis en contracten. Een en ander wordt in kaart gebracht, waarbij wordt onderzocht of dit type organisaties op korte termijn de gaten kan vullen op basis van humanitaire principes. Dat moet fors gemonitord worden. Ik heb een beetje een hekel gekregen aan het woord monitoren, want het lijkt allemaal zo passief, maar op dit punt is het natuurlijk wel essentieel. Het gaat om de vraag of er voor iedereen toegang is tot water en sanitatie. Wij kunnen eventueel middelen overdragen aan niet-overheidsgebonden organisaties, als zij dat op basis van die principes overnemen.
Op de middellange termijn zou je ook kunnen denken aan capaciteitsopbouw van lokale ngo’s, vaak met achtergebleven staf. Ook daarbij gelden de standaardvereisten. Dat is allemaal niet zo eenvoudig, maar wij proberen te redden wat er te redden valt. Nogmaals, er is een ondergrens wat humanitaire principes betreft en die moeten wij hoog houden. De rol van de Verenigde Naties is in dit kader essentieel. Aangezien er zo’n gepolitiseerde situatie bestaat om Sudan en er ook verschillen van mening zijn binnen het regime is het nodig dat de VN voor die humanitaire principes staat. Daarover hebben wij vanmorgen gesproken met Ban Ki-moon. Hij staat daar ook achter. Dit is enigszins losgekoppeld van het ICC-verhaal, waarbij de positie van de Nederlandse regering uiteraard duidelijk is. Daar gaan wij ook niets aan afdoen, maar het is wel van belang om ervoor te zorgen dat je een aantal gelijkgezinden krijgt, vooral uit Afrika en de Arabische wereld. Daarom moet de VN een centrale rol spelen en moet de Veiligheidsraad zich op een gegeven moment waar nodig durven uit te spreken. Ik wijs er wel op dat een aantal landen op dit ogenblik voor ons de kern vormt, omdat zij beinvloedingsmogelijkheden hebben in Sudan. Ik noem Egypte, een aantal landen in de Arabische regio, een aantal landen in Afrika zelf, maar ook een land als Frankrijk. Dus dat is zeer actieve diplomatie, die ook door Nederland wordt gedragen, om ervoor te zorgen dat wij de ernstige humanitaire crisis kunnen voorkomen. Het is wel van belang om die waarschuwing nu te geven en het scenario voor te bereiden.
De heer Haverkamp (CDA): De minister had het over de Nederlandse betrokkenheid bij de JIU’s. Ik heb gevraagd of onze financiering ergens aan gekoppeld is. Houdt de minister de Kamer op de hoogte van de vorderingen op dit dossier?
De heer Vendrik (GroenLinks): Ik zou het op prijs stellen als wij over een maand een korte inhoudelijk goede brief krijgen van de regering over de situatie in Darfur.
Minister Koenders: Wat de JIU’s punt betreft laat ik de beantwoording over aan de minister van Defensie. Ik ben zeer bereid om de Kamer op de hoogte te houden van de situatie in Darfur.
Minister Van Middelkoop: De Nederlandse regering financiert de JIU’s niet. Het is een Sudanese militaire capaciteit in wording. De financiering daarvan is natuurlijk een zaak van Sudan zelf. Ik houd het best voor mogelijk dat daar internationaal financiële steun wordt gegeven, maar dat gebeurt in elk geval niet uit het budget van Buitenlandse Zaken. Misschien via het Stabiliteitsfonds.
Minister Koenders: Voor de duidelijkheid: de bijdrage uit het Stabiliteitsfonds verloopt via UNMIS. Dat is een kleine bijdrage. Het gaat over €700 000 voor civiel materieel en basisvoorzieningen. Dan zijn wij één van de heel weinige donoren die dat deel ondersteunen. De minister van Defensie heeft volstrekt gelijk: de zaak is een Sudanese verantwoordelijkheid.
De heer Vendrik (GroenLinks): Het geld komt niet uit de Defensiebegroting begrijp ik.
Minister Van Middelkoop: In de termen van de heer Koenders is het een kleine bijdrage, maar ik zou er heel blij mee zijn, eerlijk gezegd.
De voorzitter: Het is nodig om een derde termijn te houden over de verlenging van de personele bijdrage aan de VN-vredesmissie in Sudan in het komende jaar tot 13 april 2013. De fractie van de ChristenUnie heeft aangegeven niet aanwezig te kunnen zijn bij dit debat, maar wel te kunnen instemmen met de verlenging. Ik verzoek de leden van de hier aanwezige fracties ook aan te geven of zij al dan niet kunnen instemmen met deze verlenging.
De heer Haverkamp (CDA): Voorzitter. De CDA-fractie deelt de analyse van de regering dat wij onze bijdrage, hoe bescheiden die misschien ook is, in dit kader zullen moeten verlengen. Ik wil nog iets toevoegen aan de opmerkingen van de minister van Defensie. Wij hebben hier eerder over gesproken, maar er is elke keer een nieuw toetsmoment of de veiligheid van onze militairen nog steeds gegarandeerd is. Ik dank de minister voor zijn toezegging op dat punt. Dus wij kunnen instemmen met het voorliggende besluit.
De heer Van Dam (PvdA): Voorzitter. Mijn fractie steunt de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan UNMIS met één jaar tot 13 april 2010 en niet tot 2013, zoals de voorzitter zojuist per abuis zei. Ik wens de mensen die namens Nederland deze missie gaan uitvoeren veel succes. Ik hoop dat er in het komende jaar daadwerkelijk voortgang geboekt wordt, niet alleen door de Nederlandse militairen maar door UNMIS als geheel.
De voorzitter: Ik dank u voor deze rechtzetting. Het is inderdaad 2010.
De heer Irrgang (SP): Voorzitter. Het komende jaar zal voor het vredesverdrag tussen het noorden en het zuiden het jaar van de waarheid worden. Dat geldt ook voor UNMIS. De SP-fractie stemt in met het verzoek tot verlenging van de bijdrage op basis van artikel 100 van de Grondwet en wenst de mensen veel succes met hun belangrijke werk en een behouden thuiskomst.
De heer Vendrik (GroenLinks): Voorzitter. Wij steunen het voorstel van de regering zoals het voorligt. Ik voeg daaraan toe – en niet als kritiek op de minister van Buitenlandse Zaken, zoals hij in tweede termijn leek te begrijpen – dat het politieke proces dat naast UNMIS nodig is om het vredesakkoord echt kans van slagen te geven op weg naar het gevoelige jaar 2011, zo effectief en maximaal mogelijk georganiseerd moet worden in de internationale arena. Ik wens de minister van Buitenlandse Zaken toe dat hij nog meer kan doen dan hij tot op heden al heeft gedaan. Dat is van buitengewoon groot belang voor de slagingskans van deze missie.
De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. De SGP-fractie kan ook instemmen met deze verlenging van de Nederlandse bijdrage. Wij wensen de betrokken militaire waarnemers, politiefunctionarissen en staffunctionarissen alle goeds toe bij de uitoefening van hun taken.
De heer Boekestijn (VVD): Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de vorige spreker.
De voorzitter: Dan concludeer ik dat de fracties van het CDA, de PvdA, de SP, GroenLinks, de SGP, VVD en de ChristenUnie kunnen instemmen met deze verlenging. De fracties van de PVV, D66, de PvdD en het lid Verdonk hebben niet deelgenomen aan dit debat. Ik bedank de aanwezige bewindslieden, de aanwezige staf, de aanwezigen op de tribune en de luisteraars en kijkers via het internet.
– De minister voor Ontwikkelingssamenwerking informeert de Kamer in een brief over de gevolgen voor de hulpverlening aan Darfur sinds het wegsturen van buitenlandse hulporganisaties.
Samenstelling:
Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Wilders (PVV), Waalkens (PvdA), Van Baalen (VVD), Çörüz (CDA), Ormel (CDA), voorzitter, Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé-Hamming-Bluemink (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), Boekestijn (VVD), Voordewind (ChristenUnie), Pechtold (D66), ondervoorzitter, Ten Broeke (VVD), Van Raak (SP), Gill’ard (PvdA), Thieme (PvdD) en Peters (GroenLinks).
Plv. leden: De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), De Roon (PVV), Vermeij (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Omtzigt (CDA), Spies (CDA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Jasper van Dijk (SP), Ten Hoopen (CDA), Jonker (CDA), Boelhouwer (PvdA), Leerdam (PvdA), Arib (PvdA), Neppérus (VVD), Lempens (SP), Schermers (CDA), Griffith (VVD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Koşer Kaya (D66), Van Beek (VVD), Gesthuizen (SP), Samsom (PvdA), Ouwehand (PvdD) en Vendrik (GroenLinks).
Samenstelling:
Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Van Baalen (VVD), voorzitter, Çörüz (CDA), Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), Blom (PvdA), ondervoorzitter, Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Griffith (VVD), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Irrgang (SP), Knops (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Jacobi (PvdA), Boekestijn (VVD), Brinkman (PVV), Voordewind (ChristenUnie), Pechtold (D66), Ten Broeke (VVD), Thieme (PvdD), Bilder (CDA) en Peters (GroenLinks).
Plv. leden: Lempens (SP), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Van Beek (VVD), Haverkamp (CDA), Ormel (CDA), De Wit (SP), Roefs (PvdA), Wolbert (PvdA), Smeets (PvdA), Arib (PvdA), Blok (VVD), Omtzigt (CDA), Roemer (SP), Jonker (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Samsom (PvdA), Van der Burg (VVD), Wilders (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Van der Ham (D66), Teeven (VVD), Ouwehand (PvdD), Uitslag (CDA) en Vendrik (GroenLinks).
Samenstelling:
Leden: Van Beek (VVD), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Gerkens (SP), Sterk (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD), Boelhouwer (PvdA), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (ChristenUnie).
Plv. leden: Teeven (VVD), Heemelaar (GroenLinks), Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Smilde (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Aptroot (VVD), Zijlstra (VVD), Vermeij (PvdA), Van Gerven (SP), Heerts (PvdA), Çörüz (CDA), Remkes (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Timmer (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA), Cramer (ChristenUnie) en Knops (CDA).