Vastgesteld 13 juni 2013
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft op 24 april 2013 overleg gevoerd met minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over:
– de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 1 maart 2013 inzake het verslag van het bezoek aan de Grote Merenregio (Democratische Republiek Congo, Rwanda en Burundi) van 4 tot 7 februari 2013 (Kamerstuk 29 237, nr. 147);
– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 19 april 2013 met de reactie op het verzoek commissie inzake de regionale visie op de Grote Merenregio (Kamerstuk 29 237, nr.148).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon
De griffier van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Van Toor
Voorzitter: De Roon
Griffier: Wiskerke
Aanwezig zijn vier leden der Kamer, te weten: De Caluwé, Maij, De Roon en Sjoerdsma,
en minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.
Aanvang 09.30 uur
De voorzitter: Ik open dit AO van de Kamercommissie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BuHa-OS) met de minister voor BuHa-OS en heet haar met haar staf van harte welkom. We verwachten de minister van Buitenlandse Zaken ook, maar die zit nog vast in een andere bespreking en komt zo snel mogelijk. Ik doe vast een aankondiging van het feit dat hij om 11.55 uur weg moet om zijn vlucht naar het buitenland te kunnen halen. De spreektijd voor de eerste termijn is zes minuten.
Mevrouw De Caluwé (VVD): Voorzitter. Als de bezetting zo klein is, kunnen we die spreektijd zelfs nog wel uitbreiden. Nee hoor, met zes minuten ga ik het wel redden.
Aanleiding voor dit AO was het rapport van de VN-expertgroep over de situatie in Congo. Na haar bezoek aan het gebied heeft de minister aangegeven dat er momenteel geen hernieuwd geweld door M23 wordt geconstateerd, maar wel door andere gewelddadige milities. VN-secretaris Ban Ki-moon heeft in zijn rapport van 27 februari gewaarschuwd voor verdere steun aan rebellengroeperingen, maar de oorspronkelijke verwijzing naar Rwanda achterwege gelaten. M23 leek te imploderen. Bosco Ntaganda zit inmiddels op eigen verzoek in de Scheveningse gevangenis. In Oost-Congo is de situatie onoverzichtelijk en veel milities zijn aan elkaar gelieerd. Bovendien is M23 zich aan het hergroeperen en recentelijk hebben 500 afgescheiden militairen zich weer bij M23 gevoegd.
De VVD is enigszins verbaasd over de positieve bewoordingen van de minister over Rwanda. Volgens de minister krijgen donoren in Rwanda waar voor hun geld. Dit blijkt echter vooral te slaan op de programma's voor het behalen van de MDG-doelstellingen (Millennium Development Goals), maar niet op de bijdragen aan het oplossen van de situatie in de regio. Rwanda zegt te hechten aan de samenwerking met de internationale partners en daarin een actieve rol te willen spelen. Recentelijk heeft het land echter geweigerd om een visum te verstrekken aan twee waarnemers van de VN Group of Experts van de Security Council. Verder heeft Rwanda eerst ingestemd met de komst van de intervention brigade om orde op zaken te stellen in Congo, maar inmiddels roept de Rwandese minister van Buitenlandse Zaken dat vooral gezocht moet worden naar politieke oplossingen en dat ze niet zoveel heil ziet in militaire interventie terwijl haar handtekening er toch echt onder staat. Er zou zelfs druk zijn uitgeoefend op Zuid-Afrika om geen troepen te sturen. De coöperatie van Rwanda blijkt dus maar zeer relatief en ondertussen dreigt M23 met een aanval op de interventiebrigade van de VN.
Wat heeft de kritische dialoog met Rwanda eigenlijk opgeleverd sinds 2001, want zo lang zijn we namelijk al in een kritische dialoog? Is de minister het met de VVD eens dat het weigeren van het verstrekken van visa en het dwarsbomen van de intervention brigade onacceptabel is? Op welke manier heeft Rwanda er blijk van gegeven de waarschuwingen van de internationale gemeenschap serieus te nemen, anders dan dat er momenteel geen bewijs is voor inmenging in Congo via M23?
De problemen in het Grote Merengebied zijn zeer complex en met elkaar verweven. Bovendien blijken de problemen in de diverse partnerlanden in de regio soortgelijk: interne repressie, governanceproblemen en een grote behoefte aan een versterkte voedselvoorziening. In Uganda wordt mogelijk de doodstraf ingevoerd voor homoseksualiteit en in Burundi wil de regering wetten invoeren om de vrijheid van de media te beperken waardoor de politieke ruimte voor de oppositie wordt verkleind. De Democratische Republiek Congo (DRC) is een van de meest corrupte landen in de wereld. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) heeft afgelopen december zijn economische programma's in Congo stopgezet omdat de DRC zich structureel niet aan de gemaakte afspraken hield en geen transparantie gaf in de bestede gelden.
De inzet van het kabinet voor de regio blijkt zich primair te richten op dezelfde inspanningen als op bilateraal niveau. Het gaat dan bijvoorbeeld om energievoorziening, voedselvoorziening en voor een gedeelte conflictpreventie via een aantal ngo's. De VVD is van mening dat Nederland uitsluitend een regionaal beleid moet voeren en moet stoppen met alle losse bilaterale plannen in de regio. Een regionale aanpak voorkomt dat Nederland ongecoördineerde hulp aan de verschillende landen geeft en daarmee steun aan overheden die betrokken zijn bij de rebellen in Oost-Congo. Als we namelijk de MJSP’s (Meerjarige Strategische Plannen) van de verschillende landen erop naslaan, is er geen enkele verwijzing naar andere landen; die zijn puur gericht op het land in kwestie.
De heer Sjoerdsma (D66): Mevrouw De Caluwé noemde de situatie rondom de homorechten in Uganda zorgwekkend. Nu stelt ze dat alle problemen in de regio regionaal moeten worden aangepakt. Kan ze mij uitleggen hoe we die zorgwekkende situatie rondom de homorechten in Uganda vanuit regionaal perspectief kunnen verbeteren?
Mevrouw De Caluwé (VVD): Ik bedoelde dat de problemen in de verschillende landen soortgelijk zijn: repressie van een aantal groepen, bijvoorbeeld van de media, maar ook van homoseksuelen. Als je een regiobeleid voert, wil dat niet zeggen dat je in de verschillende landen geen beleid voert of programma's uitvoert. Dat staat elkaar niet in de weg. Dat wil ook niet zeggen dat je bepaalde voedselprogramma's of programma's voor homo's of media in Uganda moet stopzetten. Je moet alleen regionaal je inzet veel beter coördineren.
De heer Sjoerdsma (D66): Ik vind het wel heel makkelijk om bij dermate gevoelige kwesties als homoseksualiteit in Uganda te zeggen: dat doen dan vanuit een programma en vanuit een ambassade in Congo. Mevrouw De Caluwé wil de ambassades in Rwanda, Uganda en Burundi sluiten. En dan vliegt er – ik zeg het maar even stom – een witte diplomaat in en die gaat dan het bilaterale programma draaiend houden vanuit Congo. Ik vind dat uitermate onrealistisch. Ik hoop dan ook dat mevrouw De Caluwé afziet van deze aanpak.
Mevrouw De Caluwé (VVD): Met betrekking tot het sluiten van de ambassade hadden we de vorige keer ingezet op Kigali en Bujumbura, dus dat ging niet over Kampala. Maar los daarvan, als je werkt met homoseksuele gemeenschappen in Uganda doe je dat vaak via het maatschappelijk middenveld in dat land. Dat is namelijk het beste geoutilleerd om dat te doen, beter dan die witte man van de ambassade die even komt invliegen. Ook als die witte man op de ambassade in Kampala zit, kan hij minder uitrichten dan bijvoorbeeld maatschappelijke organisaties die je in zo'n land steunt.
Zoals gezegd voorkomt een regionale aanpak dat Nederland ongecoördineerde hulp geeft aan verschillende landen en daarmee steun aan overheden die betrokken zijn bij de rebellen in Oost-Congo. Tegelijkertijd is de minister met een regiobeleid flexibeler in de verdeling van programma's en gelden over de regio en kan Nederland aansluiten bij een aanstaand regionaal beleid voor de regio van de EU en de VN. Ik overweeg een motie.
Ter afsluiting heb ik nog drie vragen voor de minister. In 2004 is de motie-Koenders c.s. aangenomen waarin wordt opgeroepen de hulp op te schorten bij herhaaldelijke betrokkenheid van Rwanda bij de onrust in Congo. We zijn nu negen jaar en vele moties verder. Hoeveel appreciaties en rapporten zijn er nog nodig?
Tijdens het vorige debat over het Grote Merengebied stelde de minister dat ze de appreciatie van Ban Ki-moon van het M23-rapport wilde afwachten. Is de minister inmiddels ervan overtuigd dat een regionale aanpak beter is met het oog op de appreciatie van de secretaris-generaal? Hoe staat de minister tegen eventuele begrotingssteun als onderdeel van het aanstaande EU-programma voor de regio?
Mevrouw Maij (PvdA): Voorzitter. Soms lijkt een situatie zo uitzichtloos dat je de hoop bijna opgeeft. In Congo en de Grote Merenregio dreigde zo’n situatie. De media werden nieuwsmoe en het leek wel of we allemaal geen zin meer hadden om berichten te lezen over rebellen, vluchtelingen en nieuwe grove mensenrechtenschendingen in die regio. Maar toen kwam het vredesakkoord tussen elf lidstaten in het gebied, waaronder Congo, Rwanda en Sudan, tot stand onder toezicht van en door de vereende inspanningen van de internationale gemeenschap en de Afrikaanse Unie. Dat geeft hoop, maar ondanks dit vredesakkoord blijft de PvdA zich grote zorgen maken over de voortdurende sluimerende conflicten en armoede in het Grote Merengebied.
Ik wil allereerst de Nederlandse hulprelatie met Congo aanstippen. Dat land, en daardoor ook het hele Grote Merengebied, wordt geteisterd door een conflict, door vicieuze cirkels van geweld, armoede en slecht bestuur, met name in het oosten, en diepe politieke en economische wonden in het land. Congo is de motor van het regionale conflict. Dat zou op zich reden genoeg moeten zijn om onze relatie met Congo robuust te houden, maar er liggen ook kansen voor het bedrijfsleven. Geopolitiek is Congo van belang vanwege de grote reserves aan grondstoffen in de oostelijke regio van het land zoals tin, kobalt, coltan en goud. Nederland is goed vertegenwoordigd in het Grote Merengebied via de partnerlanden Burundi, Rwanda, Zuid-Sudan en Uganda. Gelukkig heeft de minister aangegeven dat ze via het regionale programma ook contact met Congo wil behouden. Mijn fractie denkt vooral aan investeringen in het maatschappelijke middenveld, duurzame handels- en grondstofketens, economische ontwikkeling waar dat mogelijk is en inzet op vrede en veiligheid, en specifiek de mensenrechten en vrouwenrechten in de regio. Met name deze laatste groep is extra kwetsbaar. Hoe kijkt de minister naar dit programma in Congo en hoe wil ze dit verder vormgeven?
In de brief over de regio van de minister van BuZa en die voor BuHa-OS worden drie punten aangestipt om duurzame vrede in de regio te kunnen garanderen, te weten: het vergroten van de veiligheid voor burgers met specifieke aandacht voor de mensenrechten, het aangaan van een politieke dialoog en het creëren van een omgeving die vatbaar is voor vrede en stabiliteit door hulp en wederopbouw. Ik wil er graag iets aan toevoegen. Een van de belangrijkste oorzaken van het conflict in de Congo en de regio zijn de conflictgrondstoffen. Deze zitten in al onze spullen, in onze iPads en mobieltjes, maar ook in elektrische auto’s, vliegtuigmotoren en noem maar op. Ik denk aan tin, kobalt, coltan en goud. Congo’s natuurlijke rijkdommen zijn een vloek voor het land gebleken. De opbrengsten van de winning daarvan komen vaak terecht op de Zwitserse bankrekeningen van corrupte politici en maffiosi, en echt niet alleen uit die regio. De toegang tot deze waardevolle grondstoffen is vaak reden tot strijd tussen rebellen, leger en buurlanden van Congo. Denk bijvoorbeeld aan Rwanda. Mijn collega van de VVD heeft hierover al een aantal opmerkingen gemaakt. Deze conflictgrondstoffen worden door de strijdende partijen gebruikt om hun strijd te financieren en dragen daardoor bij aan de instabiliteit van het land waar die grondstoffen worden gevonden.
In dit kader feliciteer ik in eerste instantie de minister en de regering. In Brussel heeft de regering gepleit voor meer transparantie met betrekking tot betalingen aan overheden van olie-, gas- en mijnbouwbedrijven. Deze wet is recentelijk aangenomen en zal ervoor zorgen dat de opbrengsten van de natuurlijke rijkdommen in ontwikkelingslanden veel meer en transparanter ingezet zullen worden, hopelijk ook voor de ontwikkeling van de landen en de bevolking zelf. Daarnaast heeft de Nederlandse regering een heel mooi initiatief genomen om te stimuleren dat het tin dat gewonnen wordt in de regio, ook in Oost-Congo, wordt geïmporteerd uit mijnen waarmee geen conflicten worden gefinancierd. Dat doet Nederland met een aantal Nederlandse en internationale bedrijven. Sommige bedrijven durfden dat niet aan, maar een aantal Nederlandse bedrijven wel en de Nederlandse regering durfde dat ook. Dat is een goed initiatief.
Mijn fractie zou graag nog een stapje verder willen gaan. We vragen de regering of het geen goed idee zou zijn om een leidende rol in Europees verband te spelen om conflictgrondstoffen uit de regio te weren. Op dit moment is het voor overheden lastig te bepalen of bepaalde grondstoffen zijn gebruikt om een gewapende strijd te financieren. We willen daarom dat het in Europees verband voor bedrijven verplicht wordt om zichtbaar te maken waar ze hun grondstoffen vandaan hebben en of ze mogelijk conflictgrondstoffen gebruiken. Het toch invoeren van illegaal gewonnen conflictgrondstoffen zou daarmee strafbaar worden.
Ik wil een parallel trekken met het goede initiatief om illegaal gekapt hout uit de EU te weren. Bedrijven die willens en wetens deze conflictgrondstoffen naar Europa halen, kunnen hun handen dan niet meer in onschuld wassen. Als je in die handel zit, heb je de zorgplicht om te controleren waar je handelswaar vandaan komt. De bedrijven die nu al hun best doen met ondersteuning van de Nederlandse overheid, krijgen hierdoor een gelijk speelveld en worden beloond voor goed gedrag. Het is een mooie kans voor Nederland om hierin een voortrekkersrol te nemen en zich actief op te stellen. We beseffen dat de minister bezig is met de uitwerking van een PvdA-motie op dit vlak. Toch vragen we haar of ze ook vindt dat Europa, in lijn met de opvatting van de Europese Commissie en bijvoorbeeld de wetgeving in de VS, bedrijven moet verplichten goed inzicht te hebben in de vraag of ze mogelijk gebruikmaken van conflictgrondstoffen waardoor de rebellen vervolgens geholpen worden om geweld te financieren? Vindt de minister het een goed idee om samen met Europese gelijkgezinden te pleiten voor het weren van illegaal gewonnen grondstoffen op de Europese markt?
Zoals ik al zei is het sinds begin maart in Europa verboden om illegaal gekapt hout te importeren. Dat is een goede manier. Dat proces is ook van lange duur geweest. In 2010 is de verordening in Europees verband vastgesteld en het heeft toch nog meer dan drie jaar geduurd voordat we uiteindelijk tot een wet zijn gekomen. Denk dus niet dat we dit van vandaag op morgen moeten doen. Het zou wel een heel mooi traject zijn en ik zou het fantastisch vinden als de Nederlandse overheid daarin een voortrekkersrol wil spelen.
Nederland helpt de vele ontheemden in de regio die op de vlucht zijn geslagen voor de muitende soldaten of een van de rondzwervende rebellengroepen. Nederland geeft ze de broodnodige noodhulp en dat is goed. We danken de minister nogmaals voor haar toezegging van vorig jaar dat ze 2 miljoen extra zou vrijmaken voor noodhulp aan vluchtelingen in Oost-Congo. Is deze bijdrage al besteed en, zo ja, waaraan? Hoe ziet de minister de noodhulp voor Oost-Congo in het komende jaar zich verder ontwikkelen? Heeft ze hiervoor al iets op haar begroting staan? Welke kanalen en welke projecten zal ze daarvoor kiezen?
De vorige spreker heeft al een aantal punten over Rwanda gemaakt. Ik deel een gedeelte van haar zorgen. De minister stelt in haar reisverslag dat burgerrechten en politieke rechten in Burundi ruimer zijn dan in Rwanda. In haar brief gaat ze echter weinig in op de problemen van Rwanda, de bestaande repressie van journalisten en mensenrechtenorganisaties, en de rol die Rwanda in de regio speelt. Dat is voorwaar toch geen nette rol. Collega De Caluwé citeerde de minister al: donoren krijgen in Rwanda waar voor hun geld; Rwanda is een betrouwbare ontwikkelingspartner en wil daarop worden afgerekend. Ik vraag me af of dat woorden van de minister zijn of van president Kagame. Hoe moeten we deze uitspraken rijmen met de conclusies van de VN dat Rwanda regelmatig en langdurig betrokken is geweest bij vies geweld in het buurland Congo? Heeft Rwanda zich de afgelopen maanden volledig van dit geweld afgekeerd en alle betrokkenheid afgesneden? Heeft Rwanda geen interesse meer in de Congolese mineralen?Rwanda is immers duidelijk ook een speler met betrekking tot conflictgrondstoffen. Hoe geloofwaardig vindt de minister Kagame in dit opzicht? Wat betekent dit voor het bilaterale programma met Rwanda?
In haar brief over de elf landen die het vredesakkoord getekend hebben, vergeet de minister de Centraal-Afrikaanse Republiek. Eigenlijk kun je het zo niet zeggen, maar de Centraal-Afrikaanse Republiek is een eiland in het midden van Afrika dat vergeten wordt en waarover we ons grote zorgen maken. De staatsgreep heeft geleid tot onacceptabel geweld. We lezen van die berichten, waarvan we allemaal zo moe worden, over bruut geweld, moorden, seksueel geweld tegen vrouwen, kindsoldaten. Daarnaast komt dit alles niet ten goede aan de stabiliteit in de regio. De Centraal-Afrikaanse Republiek blijft een plek in de regio, een soort zwart gat, waarin zich elementen bevinden die we liever niet willen zien. De Lord’s Resistance Army (LRA) van Joseph Kony schijnt zich daar bijvoorbeeld op te houden. Wat vindt de minister hiervan en wat betekent dit voor de stabiliteit van de regio? Hoe spant Nederland zich in om de stabiliteit te waarborgen en ook een rol in de Centraal-Afrikaanse Republiek te spelen, misschien via de Nederlandse ambassade en inspanningen van de EU of VN?
De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. Oost-Congo is het hart van de Grote Merenregio en de Grote Merenregio is weer het hart van Afrika, maar helaas wel een beetje donker hart of «the hart of darkness» zoals Joseph Conrad het ooit beschreef. Gelukkig zijn er ook een paar positieve ontwikkelingen. Op 28 maart nam de Veiligheidsraad unaniem resolutienummer 298 aan, de mandaatwijziging die voorziet in een interventiebrigade, al eerder genoemd vandaag, die moet gaan ingrijpen bij dreigend geweld in Oost-Congo. Daarnaast blijft de VN-missie MONUSCO (Mission de l’Organisation des Nations Unies pour la stabilisation en République démocratique du Congo) gehandhaafd. Er wordt door sommige militaire experts gevreesd voor verwarring binnen de twee missies over het mandaat en het ingrijpen. Hoe denkt de minister hierover? Kunnen deze twee missies zonder problemen naast elkaar bestaan en is dit de juiste manier om dit aan te pakken?
Daarnaast heb ik een politiek punt. De raamwerkovereenkomst over vrede, veiligheid en samenwerking wordt in de brief van de minister als leidend beschouwd. Hoe beoordelen de ministers, van wie er een nog zal komen, de huidige uitvoering van deze overeenkomst? Een overeenkomst is leuk, maar het gaat natuurlijk om de daden. Hoe wordt het probleem van het ineffectieve Congolese leger dat een van de belangrijkste oorzaken van de onrust in Oost-Congo is, op dit moment aangepakt?
Ik wil snel de stap naar Rwanda maken want Rwanda mengt zich al jaren in de strijd in Oost-Congo. Betekent het feit dat Rwanda zich achter resolutienummer 298 schaart dat het zich ondubbelzinnig onthoudt van steun aan M23? Graag hoor ik een appreciatie van deze minister. De steun aan M23 was en is de reden dat de Nederlandse sectorale begrotingssteun wordt aangehouden. In de brief lezen we dat deze aangehouden middelen beschikbaar zullen komen voor het maatschappelijk middenveld. Wanneer komen deze middelen beschikbaar en waaraan zullen deze worden besteed?
De aangehouden begrotingssteun was met name bedoeld voor de justitiële sector en hierin zat gedeeltelijk een eigenbelang omdat we hoopten dat in Nederland verblijvende Rwandese genocidairs dan in eigen land berecht zouden kunnen worden. Hoe gaat dit nu verder?
We lezen in de brief dat de minister wellicht een handelsmissie naar Rwanda wil organiseren. Dat lezen we ook in de strategische reisagenda. Ik ben benieuwd of dit plan doorgaat ondanks de kwalificatie die deze minister geeft aan het optreden van de overheid. Overstemt de koopman hierbij de dominee?
Ik wil beide ministers van harte complimenteren met het met succes naar Den Haag halen van Ntaganda. Het is een bijzonder succes omdat zowel Rwanda als de VS geen lid is van het International Criminal Court (ICC). Mijn complimenten, ik vind dit een bijzondere actie. Tegelijkertijd zie ik zorgwekkende ontwikkelingen in het Grote Merengebied rondom het Strafhof. De president van Uganda, Museveni, sprak tijdens de inauguratie van zijn Keniaanse ambtgenoot over chantage van het Strafhof. Wat vindt de minister daarvan? Hoe heeft de minister daarop gereageerd? Hoe weegt de minister de woorden van Kenyatta dat hij zal meewerken met het Strafhof? Wat heeft de Europese houding ten opzichte van deze Kenyatta tot nu toe opgeleverd?
Ik wil wat langer stilstaan bij de noodhulp aan de regio, met name bij de noodhulp aan vrouwen die te lijden hebben gehad onder seksueel geweld. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) schat dat 13% van alle gevallen van moedersterfte het gevolg is van onveilige abortus. Het overgrote gedeelte van deze slachtoffers komt uit het Sub-Sahara Afrika. Honderdduizenden vrouwen en meisjes uit de Grote Merenregio zijn het slachtoffer geweest van seksueel geweld en dat geweld neemt helaas alleen maar toe.
Ik wil vandaag een specifieke kwestie aan de orde stellen: het recht op abortus voor verkrachte vrouwen in conflictgebieden. De minister gaf in antwoord op Kamervragen van mijn fractie reeds aan dat abortus onder het humanitair oorlogsrecht onder omstandigheden als noodzakelijke medische zorg kan worden beschouwd. Welke omstandigheden zijn dat? Daarnaast schrijft de minister dat medische zorg ook het aanbieden van abortus aan slachtoffers van verkrachting kan omvatten, ongeacht nationale wetgeving ter zake. Dat moedig ik aan. De minister voegt er echter aan toe: «indien daartoe een medische noodzaak bestaat». Welke medische noodzaak is dat? Is de wens van de vrouw om geen kind van haar verkrachter te krijgen voldoende? Ik hoop het.
De minister heeft toegezegd bij de Amerikaanse regering aan te dringen op een herinterpretatie van het Helms-amendement om zo te voorkomen dat hulporganisaties kunnen worden gedwongen geen abortus te verlenen aan dergelijke vrouwen. Hoe gaat de minister de VS hierop aanspreken?
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Minister Ploumen: Voorzitter. Ik dank de commissie voor de vragen, de opmerkingen en de complimenten. Ik ga graag in op de geadresseerde punten, te beginnen met de rol van Rwanda en de appreciatie daarvan. Het is goed om te zeggen dat de toon van de brief – en zo zullen de commissieleden waarschijnlijk ook de toon van mijn beantwoording kunnen duiden – niet zozeer positief is over de rol van Rwanda, maar realistisch. In de brief is een opsomming gegeven van de situatie zoals we die allemaal kennen. Er is een update gegeven van wat er is gebeurd sinds ik in de regio ben geweest. Overigens hangt het ene niet noodzakelijkerwijs samen met het andere.
Het is belangrijk onder ogen te zien dat er in de regio sinds januari stappen zijn gezet die we als een lichte vooruitgang kunnen duiden. Daarmee moeten we geenszins wegpoetsen dat de situatie in de regio buitengewoon fragiel blijft. Dat is al door een aantal leden van de commissie gezegd. Er zijn nog steeds milities aanwezig in de Centraal-Afrikaanse Republiek, waarover mevrouw Maij iets zei, en in Oost-Congo, waarover onder andere mevrouw De Caluwé wijze woorden sprak. Die milities zijn er nog. Dus laten we alstublieft niet doen alsof alles daar koek en ei is. Dat is het niet, maar er zijn wel een aantal stappen gezet door de verschillende landen in de regio. Er is een regionale vredesdialoog op gang gekomen waarin de landen, waaronder Rwanda, zich constructief opstellen. Net als een aantal andere landen heeft ook Rwanda zich gecommitteerd aan de raamwerkovereenkomst, en terecht. Hierover zal ik straks nog iets zeggen.
Er zijn de laatste tijd geen signalen van Rwandese steun aan rebellengroepen volgens onze partners en de inlichtingendiensten. Dat is een feit. De mate van inmenging in oostelijk DRC blijft moeilijk te beoordelen. De situatie daar is zeer fragiel en Congo-Kinshasa lijkt er weinig grip op te hebben. Dat moet even heel erg stevig worden vastgesteld, zoals een aantal leden van de commissie ook al deden. M23 is deels uit elkaar gevallen en is deels aan het hergroeperen onder andere namen, met bestaande of wellicht nieuwe leiders. Nogmaals, we blijven de situatie zeer zorgvuldig monitoren, met name de rol van Kinshasa in het onder controle krijgen van het gebied dat tot hun territoir hoort en de eventuele inmenging van andere landen daarin. Daarop blijven we zeer alert, want daartoe is namelijk alle reden.
Rwanda heeft medewerking verleend aan de uitlevering van de ICC-verdachte Ntaganda. Dat vinden we een positief signaal. Ik dank de heer Sjoerdsma voor zijn woorden daarover. Het is goed dat Rwanda eraan meegewerkt heeft om Ntaganda in de Scheveningse gevangenis te krijgen en dat het heeft meegewerkt aan zijn berechting.
Er blijft echter alle reden om de kritische dialoog met Rwanda voort te zetten met Kagame zelf of met leden van zijn kabinet. Dat is ook mijn intentie, al is het alleen maar omdat de samenwerking met de Group of Experts moeizaam blijft. Mevrouw De Caluwé zei er al iets over. Rwanda is kritisch over verschillende leden van die groep en verleent hun geen toegang tot het land. In juni komt deze groep weer met een monitoringsrapport. Het is evident dat we in onze dialoog duidelijk maken dat deze weigering niet bijdraagt aan de constructieve rol die we Rwanda willen zien spelen. We zijn overigens niet de enigen die daarover met hen spreken. We volgen mevrouw De Caluwé in wat ze zegt over de druk die we daarop moeten blijven leggen. Dat zal onderdeel zijn van de discussies binnen het sanctiecomité waarin Rwanda ook zitting heeft. Zoals gezegd blijven we er alert op.
Ik blijf er wel bij dat het destabiliseren van Rwanda niet de oplossing is. Rwanda is deel van het probleem, net als andere landen in de regio, en moet ook deel zijn van de oplossing. Ik reis binnenkort naar Uganda en zal daar de rol van Uganda, en sowieso de rol van de buurlanden, in oostelijk Congo aan de orde stellen. Nogmaals, dat blijft uitermate belangrijk in de dialoog met Congo zelf. Het lijkt me dat we het daarover eens zijn.
Mevrouw De Caluwé (VVD): De minister zegt dat Rwanda een deel van de oplossing moet zijn. Daarover heb ik een vraag, maar ik dank de minister allereerst voor de uitgebreide uitleg. William Hague, de minister van Buitenlandse Zaken van het UK, heeft onlangs een bezoek gebracht aan Rwanda. Hij heeft aangegeven dat Rwanda moet laten zien dat het een deel van de oplossing is en dat het zich niet meer mengt in de situatie rather than – zou ik in het Engels willen zeggen – dat er niet aangetoond kan worden dat het zich hierin mengt. Hoe staat de minister daarin? Wat voor consequenties verbindt ze eraan als Rwanda dit niet doet? Rwanda zegt wel een deel van de oplossing te willen zijn, maar begint iedere keer weer stapjes terug te doen.
Minister Ploumen: Mevrouw de Caluwé heeft natuurlijk gelijk. Een voornemen alleen is niet genoeg. Ook een voornemen uitvoeren en vervolgens weer tot andere daden komen, is niet genoeg. Dit onderstreept het belang van het blijven voeren van een scherpe dialoog met Rwanda, niet alleen bilateraal maar ook in EU-verband en in andere verbanden. Mijn inschatting is dat Rwanda zich zeer bewust is van het belang dat het een deel van de oplossing moet zijn, for their own sake – ik zeg het ook maar even in het Engels – voor zijn burgers, maar ook voor de stabiliteit in de regio. Uiteindelijk is niemand erbij gebaat als de regio zo instabiel blijft.
Laat ik er vanuit mijn perspectief nog aan toevoegen dat ik me bij mijn bezoek natuurlijk niet alleen maar heb opgehouden in regeringsgebouwen. Ik ben onder andere ook in een vluchtelingenkamp in Goma geweest, een van de 31 officiële vluchtelingenkampen in dat gebied. Er zijn ook nog tientallen onofficiële kampen want er zijn miljoenen mensen op de vlucht. Het is daar gewoon echt heel erg verschrikkelijk. Ik deel wat ik duid als frustratie die ik hoor doorklinken in de woorden van alle leden van de commissie, omdat er soms geen einde aan lijkt te komen. Dan is het weer even wat rustiger en gaan de mensen weer terug naar huis; en dan breekt het geweld weer los.
Van Bunava naar Goma ging ik door de lucht. Dan vlieg je over dat meer en de heuvels. Het ziet er vanaf die hoogte adembenemend mooi uit. Het enige wat je moet denken is dat er daar on the ground echt verschrikkelijke dingen gebeuren. Ik ben wel erg blij dat de stapjes die nu gezet worden, oplossingsgericht zijn. Dat is ook een tijdje anders geweest. Maar nogmaals, alertheid blijft absoluut geboden.
De uitvoering en de resultaten in Rwanda met betrekking tot de ontwikkelingsgelden in de sociale sectoren zijn goed. Het werd al door de commissie gezegd over de MDG’s. Er zijn absoluut resultaten behaald die ten goede komen aan de burgers van Rwanda. Dat wil niet zeggen dat daarmee de politieke dialoog tot een einde moet komen of dat we ons niet meer moeten inzetten voor de persvrijheid of politieke ruimte voor ngo’s. Tijdens mijn bezoek heb ik dat gedaan. Ik heb met relevante ngo’s gesproken en met de oppositie. Ik heb natuurlijk in mijn gesprekken met regeringsvertegenwoordigers deze problemen aan de orde gesteld en onze visie daarop scherp verwoord. Het is goed om vast te stellen dat we niet de enigen zijn die dat doen. Mevrouw De Caluwé noemde het UK al. Mijn collega Justine Greening heeft het ook gedaan, naar ik meen. Dat duwt het allemaal in een goede richting en pleit wat mij betreft voor een voortdurend kritisch engagement met Rwanda en de regio.
Hoe geven we het beste vorm aan de besteding van die gelden? Mevrouw De Caluwé sprak over een regionale en bilaterale benadering en hield een pleidooi voor een samenhang in de benadering. Dat laatste kan ik alleen maar onderschrijven. Die samenhang streven we ook na en dat is een van de redenen waarom we in de regionale aanpak die we voorstaan, op dezelfde aangrijpingspunten als in de bilaterale programma’s inzetten. Het gaat dan over voedselzekerheid, over vrede en conflict, over infrastructuur. Ik vind het zeer belangrijk dat we dit grensoverstijgend doen, maar ook dat we het bilateraal preciezer uitwerken als dat aan de orde is. Laten we het eens hebben over mensenrechtenverdedigers. Het is heel belangrijk om die met een regionale visie te bekijken en bijvoorbeeld ook maatschappelijke organisaties te steunen die inzetten op de verdediging van de mensenrechten vanuit een regionaal perspectief. Dat zou ons er echter niet van moeten weerhouden om dit ook vanuit een bilateraal perspectief te doen. Soms moet er gewoon binnen de grenzen van Burundi aan gewerkt worden.
Ik stel mevrouw De Caluwé voor dat we niet voorsorteren op het notaoverleg dat we hierover nog hebben. Mijn collega Timmermans komt met een uitwerking van de moderne diplomatie en de rol van het postennetwerk daarin. Het is duidelijk dat ik de samenhang tussen het regionale programma en de bilaterale programma’s juist wil versterken. Ik wil graag bekijken wat de goede balans daarin is, om de woorden van mevrouw De Caluwé te resumeren. Het is mijn pleidooi dit niet los te laten, zeker als we ons blijven richten op de sociale sectoren in die landen, maar ook als we ons blijven richten op persvrijheid en mensenrechtenverdedigers in die landen.
Mevrouw De Caluwé (VVD): Is de minister het met VVD eens dat een regionaal beleid een bilaterale dialoog met de individuele landen niet in de weg staat?
Minister Ploumen: Allicht, want mocht ik dat niet vinden, dan zou ik niet zo inzetten op een regionale benadering. Dat doen we namelijk ook in de Hoorn van Afrika. Mijn punt is dat de bilaterale dialoog aan kracht en effectiviteit wint als we ook vanuit een bilateraal perspectief onze financiële inspanningen kunnen inzetten. Ik noem maar wat: het steunen van Radio Benevolentia in Rwanda, of het steunen van ngo's die zich inzetten voor seksuele rechten van vrouwen in Burundi, of als we werken met de Burundese overheid om de justitiële sector te versterken. Ik vind dat die twee samengaan. Ik ben het dus zeer met mevrouw De Caluwé eens. Ik ga nog even scherp bekijken of de afstemming tussen bilateraal en regionaal goed genoeg is, en of de balans tussen deze twee benaderingen goed is. Dat zeg ik graag toe.
Mevrouw De Caluwé (VVD): Dank voor deze beantwoording Een regionaal beleid, juist een heel erg gecoördineerd en integraal beleid, staat toch niet in de weg om binnen dat regionale beleid te zeggen: we gaan binnen Rwanda Radio Benevolentia steunen omdat dat ook bijdraagt aan de stabiliteit in de regio? Dan heb je wel alles bij elkaar gepakt en bij de verschillende landen bekeken wat precies waar nodig is. Dat stem je dan met elkaar af. Dat kan allemaal passen binnen zo’n regionaal beleid.
Minister Ploumen: Ik weet zeker dat mevrouw De Caluwé er niet op uit is om hier een semantisch debat te ontketenen over bilateraal en regionaal. Ik wil dat ook niet, want daaraan heeft niemand wat. Laat ik er dan, misschien ter aanscherping en ter geruststelling, nog het volgende bij zeggen. Om te weten dat het goed is om Radio Benevolentia te steunen moet je ogen en oren on the ground hebben. De effectiviteit van een regionale benadering vraagt om een engagement vanuit een bilateraal perspectief en de balans daartussen moet goed zijn. Wellicht neigt mevrouw De Caluwé iets meer dan ik tot nu toe gedaan heb, ertoe om dit samen te pakken onder de noemer «regionaal». Daarbij kan ik me wel iets voorstellen. Maar voor een effectieve regionale benadering moet je echt je ogen en oren on the ground hebben, zeker in een in allerlei opzichten volatiele context. Daarom willen we in deze regio geëngageerd blijven. Het gaat dan niet alleen om de humanitaire en politieke situatie, maar ook om de economische situatie die daarmee samenhangt.
Voorzitter. Ik ga door op de vragen van de heer Sjoerdsma over de sectorale steun aan de justitiële sector in Rwanda. Ik leg de bal terug aan de andere kant van de tafel zodat we weer weten waar we vandaan kwamen. De stopzetting van de sectorale steun aan de justitiële sector was niet het idee van deze minister, van mij, maar ik geef opvolging aan een motie van de Kamer. Vervolgens heeft de Kamer wel haar engagement met Rwanda en met de justitiële sector en alles wat daarmee verbonden is, willen tonen door aan te geven dat ze graag wil dat de minister 2,5 miljoen euro beschikbaar stelt voor het maatschappelijke middenveld om te werken aan verzoening en issues als persvrijheid. Momenteel zijn we deze programma’s aan het voorbereiden. Ik informeer de Kamer heel graag als we die op een rijtje hebben. We willen het in één keer heel goed doen. We doen het dus via maatschappelijke organisaties, maar wel binnen het perspectief van werken aan verzoening, vergroten van persvrijheid en het bijdragen aan een vrijer klimaat aan Rwanda, zoals de Kamer dat graag wilde.
De heer Sjoerdsma (D66): De minister legt de bal terecht terug bij de Kamer. Ik wil wel aantekenen dat ik niet bij dat deel van de Kamer hoorde dat die motie steunde. Mijn vraag over dat justitieprogramma was niet zozeer hoe we zover gekomen zijn dat we het gingen stoppen. Er zat ook een soort van eigenbelang in dat we dat justitieprogramma steunden. Een van de achterliggende ideeën was dat er in Nederland nog een aantal van genocide verdachte personen rondliepen en dat het kabinet hoopte dat die in Rwanda zouden kunnen worden berecht. En dat kan alleen als de justitiesector daar voldoende op orde is. Ik vraag dan ook wat de consequenties zijn voor die plannen van het kabinet.
Minister Ploumen: Nederland heeft een aantal jaren samengewerkt met Rwanda met betrekking tot die justitiële samenwerking en daarbij zijn goede resultaten behaald. In mijn gesprek met de minister van Justitie van Rwanda is hiervoor natuurlijk aandacht geweest. Hij was zeer teleurgesteld dat we die sectorale steun stoppen, maar hij sprak wel een duidelijk commitment uit om verder te gaan op de ingeslagen weg. Er is een actieve dialoog tussen het ministerie van Justitie en onze ambassade om er enerzijds voor te zorgen dat de investeringen niet verloren gaan en anderzijds dat de lopende afspraken geëerbiedigd worden. Men hecht daaraan zelf ook een zeer groot belang. Ik heb geen reden om aan te nemen dat we op korte termijn inleveren op effectiviteit. Het is wel een punt van zorg omdat ik vind dat we de gedane investeringen niet teniet moeten doen. Onze ambassade blijft er dus aandacht voor houden. Als er reden is tot meer zorg dan ik nu uitspreek, zal ik proberen daarover met de Rwandese overheid te spreken en ervoor zorgen dat de gedane investeringen niet terugvallen.
De heer Sjoerdsma (D66): Het stemt mij gerust dat in ieder geval de ambassade de ontwikkelingen in die sector blijft volgen, ook vanwege ons eigenbelang. Voortbordurend op de woorden van de minister over die 2,5 miljoen die nu naar het maatschappelijk middenveld zouden gaan, heb ik nog een vraag. Ik zou het goed vinden als dat niet al te lang op zich laat wachten. Anders krijgt het iets van een strafkarakter, iets van: we willen die regering in Kigali laten voelen wat er mis gaat. Het idee was dat we die pijn niet zouden afwentelen op de lokale bevolking. Als er te veel tijd zit tussen het overschrijven van die programma’s naar het maatschappelijk middenveld, is dat zonde. Ik vraag de minister dat zo snel mogelijk en uiteraard zorgvuldig ter hand te nemen. Ik vraag bovendien om een gedeelte van het geld te richten op de justitiesector waar we nu officieel uit zijn.
Minister Ploumen: Ik ben het eens met wat de heer Sjoerdsma zegt over de afweging tussen zorgvuldigheid en snelheid. We bekijken inderdaad hoe we via maatschappelijke organisaties aan vredes- en verzoeningsprocessen kunnen blijven bijdragen. Kijk, maatschappelijke organisaties bouwen geen gevangenissen – dus we moeten even realistisch zijn – maar monitoring en dat soort zaken spelen hierin zeker een rol.
De heer Sjoerdsma sprak over het seksuele geweld waaronder vrouwen en zelfs kinderen moeten lijden in oostelijk Congo en de regio. Nederland draagt er op allerlei manieren aan bij om te werken aan een oplossing. Dat doen we bilateraal, maar ook in EU- en VN-verband. De heer Sjoerdsma sprak specifiek over de mogelijkheden voor abortus voor verkrachte vrouwen. Wij vinden dat vrouwen in oorlogsgebieden wereldwijd recht hebben op de noodzakelijke medische zorg, die bovendien van goede kwaliteit moet zijn. Wat ons betreft is dit inclusief een veilige afbreking van zwangerschappen. Daarover bestaat geen misverstand.
Ik voorzie een bezoek aan de VS in juni. Ik zal daar ook met de United States Agency for International Development (USAID) spreken en ik zal dit onderwerp daarbij actief opbrengen. Mijn inschatting is dat de Obama administration hierin iets meer naar onze kant leunt dan de Bush administration indertijd. Het blijft wel een punt van aandacht. Ik dank de heer Sjoerdsma voor zijn persistentie daarop.
Ik dank mevrouw Maij voor haar complimenten over het dossier transparantie.
De voorzitter: Pardon, de heer Sjoerdsma heeft nog een vraag voor u.
De heer Sjoerdsma (D66): Als de minister nu het blokje over seksueel geweld heeft afgerond, heb ik nog een aantal onbeantwoorde vragen. Een van mijn vragen ging over het aanbieden van abortus aan slachtoffers van verkrachting ongeacht de nationale wetgeving. De minister schrijft daarbij: «indien daartoe er een medische noodzaak bestaat». Welke medische noodzaak is dat volgens Nederland?
Minister Ploumen: Ik vind dat we «medische noodzaak» zo breed mogelijk moeten definiëren, maar dat we tegelijkertijd de ruimte om daarnaar te handelen voor humanitaire en andere organisaties ter plekke zo groot mogelijk moeten houden. Ik weet dat de heer Sjoerdsma niet in een semantisch debat terecht wil komen. De positie van Nederland is duidelijk: we willen de ruimte zo groot mogelijk houden. Daarop dringen we ook aan. Deze formulering biedt wat mij betreft de noodzakelijke ruimte.
De heer Sjoerdsma (D66): Dank voor dit antwoord. Ik had nog een vraag gesteld. Onder humanitair oorlogsrecht kan abortus onder omstandigheden als noodzakelijke medische zorg worden beschouwd. Welke omstandigheden zijn dit volgens Nederland?
Minister Ploumen: Ik stel de heer Sjoerdsma voor dat ik hetzelfde antwoord geef als op de vorige vraag. De formuleringen bieden ruimte om wat wij vinden te agenderen en de vrouwen, als dat nodig is, de maximaal mogelijke bijstand te verlenen.
Minister Ploumen: Ik dank mevrouw Maij voor haar compliment over het dossier transparantie. Ik dacht er heel lang van te gaan genieten, maar het was al weer snel voorbij. Voor dit onderwerp geldt ook dat geduld een schone zaak is. Met geduld, doorzettingsvermogen en allianties met gelijkgezinde landen moet dit een olievlekwerking krijgen, om maar even in de sector te blijven. Langzaamaan bouw je de coalities uit. Ik denk dat de EU bij de transparantiewetgeving zeer verstandig heeft geopereerd.
Over de grondstoffenproblematiek zijn een paar dingen te zeggen. Mevrouw Maij zei het al. De rijkdom van de grondstoffen komt zelden ten goede aan de bevolking, maar aan warlords, milities en aan misdadige en criminele elementen, en dat op een ontransparante manier. Het gaat met name om vier mineralen. Het is goed die even te onderscheiden.
Met betrekking tot tin heeft Nederland een voortrekkersrol bij conflictvrije tin en het monitoren van de hele route die tin aflegt. De EU heeft hiervoor veel belangstelling. EU-commissaris van Handel De Gucht en EU-commissaris van Ontwikkelingssamenwerking Piebalgs onderzoeken door middel van consultaties de mogelijkheid om hierin in EU-verband een aantal stappen te zetten. Wij juichen dat toe en moedigen dat aan. Ik wil iedereen die hier aanwezig is, ook vragen mee te doen aan deze consultatie en zich te laten horen, want deze richting willen we allemaal op. Tegen mevrouw Maij zeg ik dat we met tin goed werk doen, maar ik vind het nog niet genoeg.
Rond coltan lopen er ook allerlei programma’s, al dan niet met Nederlands engagement. Motorola is er bijvoorbeeld ook zeer bij betrokken. Datzelfde geldt voor de delving en processing van goud. Er zit nog een lacune met betrekking tot wolfraam. Wolfraam is een van die vier mineralen. Wolfraam zit onder andere in het puntje van balpennen om dat stevigheid te geven. We hebben er dus dag in dag uit zelf mee te maken. Er is nog veel te doen over het transparant maken van die stromen en er is nog veel te doen met betrekking tot fatsoenlijke winning. Ik zeg mevrouw Maij graag toe dat ik op korte termijn in ieder geval vanuit Nederland zal bekijken wat we kunnen doen. Of we bijvoorbeeld eenzelfde traject kunnen inzetten als we bij tin gedaan hebben. Wat mij betreft hoort het engageren van de EU er ook bij. Hierover informeer ik de Kamer dan ook graag.
Mevrouw Maij (PvdA): Ik dank de minister voor de beantwoording en het delen van haar zorgen. De minister begon haar beantwoording met: geduld is een schone zaak. Dat deel ik met haar. Ik gaf dat ook aan voor de verordening die uiteindelijk is vastgelegd voor hout; dat was ook een langdurig proces. De minister beschrijft de processen van tin, coltan, goud en nu ook van wolfraam: in eerste instantie transparantie, engageren, de stip aan de horizon. Zou het niet op dezelfde manier als bij hout moeten zijn, namelijk dat we geen illegaal gewonnen grondstoffen meer in de EU willen hebben?
Minister Ploumen: Mevrouw Maij wijst er terecht op dat dit geen alleingang moet zijn, maar dat we wel een voortrekkersrol op ons kunnen nemen. De Europese Commissie buigt zich er al over en neemt inderdaad die stappen. Ik sluit niet uit dat we er na de zomer weer over kunnen spreken, als de consultatie binnen de EU is afgerond. Ik ben een beetje voorzichtig met toezeggingen over generieke verboden. We zitten nu nog in de inventarisatie- en consultatiefase. Ik zeg dat omdat generieke verboden ook zeer nadelige implicaties kunnen hebben voor de mensen in de regio met betrekking tot werk en inkomen. Ik wil de stappen zetten via de bestaande specifieke problemen bij de specifieke grondstoffen. Ik wil daarin samen optrekken met de EU en erop blijven pushen, om het maar in goed Nederlands te zeggen. Ik wil er bij het bedrijfsleven op blijven aandringen op zorgvuldige due diligence, als daar al geen sprake van is. Het zou op zich een sympathiek gebaar zijn om op dit moment te zeggen dat we een generiek verbod nastreven, maar ik wil eerst nog stappen zetten met het oog op de bevolking. Ik sluit het niet uit en ik kom er heel graag op terug, maar we moeten even verstandig manoeuvreren en ervoor zorgen dat we zelf niet tegenwerken wat we beogen, namelijk het belang van de lokale bevolking bovenaan zetten.
Mevrouw Maij (PvdA): Ik begrijp dat we niet per direct een generiek verbod willen. Ik ben zeer voor de analyse dat het belang van de bevolking vooropstaat. Juist daarom is het van het grootste belang om te weten waar de mijnen wel goed functioneren en er wel lokaal een fatsoenlijk salaris wordt betaald en wel belasting wordt betaald. Dat gebeurt ook in sommige mijnen in Congo. Laten we eerlijk wezen. Van deze mijnen zeggen we dat we door middel van due diligence weten dat de grondstoffen daarvan komen. Er zijn natuurlijk bedrijven die dat netjes doen. Ik denk dat we de bedrijven die het illegaal doen, moeten proberen uit te sluiten van de Europese markt. Ik ben het met de minister eens dat dit een stip aan de horizon is. Ik wil het ook graag zien als een stip aan de horizon. Het is een lange weg. We moeten stappen zetten. De stappen die al gezet zijn en de stappen die nog gezet gaan worden en die de minister beschrijft, stemmen mij zeer positief.
Toch wil ik hout als voorbeeld blijven houden. Ook daarbij was het argument de lokale bevolking en de wijze waarop deze zelf ook verdient aan de houtproductie. Dat probleem hebben we kunnen oplossen. Uiteindelijk is er een houtverordening tot stand gekomen. Ik denk dat dit ook zo voor deze grondstoffen moet, juist omdat we het omgekeerde willen. We willen niet dat conflicten worden gefinancierd met die grondstoffen, maar dat de bevolking zich kan ontwikkelen en de financiën die uit die grondstoffen komen, op een positieve manier kan gebruiken.
Minister Ploumen: Een van de complexiteiten is dat die mineralen deels in halffabricaten verwerkt worden. Het zicht daarop moeten we ook behouden. Bovendien denk ik dat het belangrijk is het proces binnen de EU zijn beloop te laten hebben en ervoor te zorgen dat we ten aanzien van de verschillende mineralen de stappen zetten en de consultaties afronden. Ik weet dat de EU een deel van de consultaties wil afronden voor de zomer en een deel aan het einde van het jaar. Dat geeft mij de gelegenheid om mevrouw Maij het volgende toe te zeggen. We zullen er voortdurend bovenop zitten en erop letten. Eind 2013 kom ik graag terug op haar verzoek en ik wil het dan in een wat breder perspectief zetten. Bovendien komt het kabinet met een grondstoffenbrief. Die is de Kamer al eerder toegezegd. Dat lijkt me ook een goed middel om dit nader te preciseren met in het achterhoofd wat ik erover heb gezegd, maar ook dat waarop mevrouw Maij duidt.
Voorzitter. Van de grondstoffen ga ik nog even naar het ICC. Ik zei er al eerder iets over op de vragen van de heer Sjoerdsma. In EU-verband hebben we afgesproken dat we de contacten met president Kenyatta en de andere Keniaanse ICC-verdachten beperken. Het is natuurlijk van belang in welke mate die verdachten met het ICC willen en gaan samenwerken. Het is allemaal nog redelijk vers, om het zo maar even te zeggen. De EU gaat er wel van uit dat de ICC-verdachten blijven samenwerken met het Strafhof en dat ze vrijwillig zullen verschijnen in Den Haag. Zoals ik al zei, ga ik in mei naar Uganda en dit is een van de gespreksonderwerpen in de dialoog daar. Voor Uganda geldt ook dat het engagement vooropstaat en dat we de dialoog willen openhouden. Daarover hebben wijzelf als land waar de ICC gevestigd is, natuurlijk ook opvattingen.
Mevrouw Maij vroeg naar de Centraal-Afrikaanse Republiek. Dat land is echt door alles en iedereen zo’n beetje vergeten. Als er één land is dat het toch niet het getto van de wereld moet worden, maar dat nu wel heel hard afglijdt, is het de Centraal-Afrikaanse Republiek. Ik deel alle zorgen die mevrouw Maij daarover heeft verwoord. In een vorig leven heb ik me zeer ingezet om het engagement van de organisatie waarbij ik toen werkzaam was, met de Centraal-Afrikaanse Republiek te vergroten.
Ik heb er overigens nog voor de staatsgreep kort met Eurocommissaris Piebalgs over gesproken vanuit het perspectief dat dit nu zo’n land is waarvoor weinig aandacht is, zoals mevrouw Maij terecht opmerkte. De humanitaire situatie is er verschrikkelijk, de politieke situatie is totaal chaotisch. Het verslechtert alleen maar en er komen berichten over mensenrechtenschendingen binnen. Ik vind het dus zeer belangrijk dat de EU en Eurocommissaris Piebalgs zich daarmee zeer engageren. Ter geruststelling kan ik aan mevrouw Maij meegeven dat ze niet de enige met aandacht voor dit probleem is. Ik vond het prettig dat ik weinig aanmoedigende woorden tegen commissaris Piebalgs hoefde te spreken.
De Nederlandse inzet is bilateraal beperkt. Zoals gezegd moedigen we de EU aan. Deze week is er een Afrika-werkgroep in Brussel. Daar staat de Centraal-Afrikaanse Republiek ook op de agenda. Ik weet dat het niet altijd meteen opgelost is als het op de agenda staat, maar het is wel een begin. We geven jaarlijks substantieel ongeoormerkte bijdragen aan de VN-organisaties en het Central Emergency Response Fund (CERF) van de VN. Het is hier natuurlijk aan de orde dat daaruit een bijdrage gegeven kan worden. Wij dragen in het kader van de MFS II bij aan de alliantie Samen voor verandering: communities of change. Hierbij is onder andere Cordaid betrokken; Cordaid is ook de penvoerder. Het kantoor van Cordaid is volgens mij wel bedreigd en men heeft moeten evacueren. Cordaid kennende zeg ik tegen mevrouw Maij dat dit niet het einde van haar betrokkenheid betekent en dat Cordaid zoekt naar manieren om actief te blijven in de Centraal-Afrikaanse Republiek. Ook zonder de aanmoediging van mevrouw Maij volg ik de situatie op de voet. Ik zie vooralsnog geen bilaterale rol voor Nederland weggelegd, maar ik zal in contact blijven met de Nederlandse organisaties die daar actief zijn en ik zal binnen de EU blijven aandringen op voortdurend engagement. Zoals gezegd ga ik naar de VS. Daar zal ik ook spreken met een aantal VN-instellingen en ik zal de situatie in de Centraal-Afrikaanse Republiek daar aan de orde stellen.
Het is even van de hak op de tak, mijn excuses daarvoor. Er is 2 miljoen extra toegezegd om de humanitaire situatie in het oostelijk deel van Congo te verlichten. Die bijdrage is in 2012 besteed via de United Nations High Commission for Refugees (UNHCR). Die heeft een extra noodhulpprogramma ingezet, dus on top of wat er eerder al gedaan is. Dat betrof ondersteuning van ontheemden in de DRC, maar ook in de buurlanden. Voor 2013 moeten we ervan uitgaan dat er weer humanitaire hulp gegeven moet worden en dat doen we ook. Die zal mede afhangen van andere crises die zich voordoen en bijdragen van andere donoren aan de situatie in Congo. Over het exacte bedrag kan ik nog geen uitspraak doen, maar ook hiervoor geldt dat we het zorgvuldig en niet alleen op macroniveau monitoren. We monitoren bijvoorbeeld ook de situatie van vrouwen in de vluchtelingenkampen in Goma. Dat heeft de Kamer in mijn brief kunnen lezen. We houden daar zeer de vinger aan de pols. We zijn ook bereid en in staat om vanuit de ambassade bijdragen te leveren aan soms heel kleine interventies die grote positieve gevolgen kunnen hebben voor de vrouwen. Dat betreft niet alleen het blijven aandringen, maar ook kleine interventies in financiële zin. De commissie hoeft geen seconde te twijfelen aan het engagement van dit kabinet bij het verlichten van humanitaire noden, met name voor vrouwen in dat gebied.
De voorzitter: Ik dank de minister voor de beantwoording. Inmiddels is de minister van BuZa binnengekomen die ik van harte welkom heet. Hij heeft de inbreng in eerste termijn gemist. Als hem via zijn ambtenaren wellicht aandachtspunten uit die inbreng hebben bereikt waarop hij wil reageren, geef ik hem daarvoor graag de gelegenheid.
Minister Timmermans: Ik wil alleen mijn excuses aanbieden voor het feit dat ik zo laat binnenkwam. Ik heb aandachtig geluisterd naar de reactie van minister Ploumen. Ik heb er eerlijk gezegd niets aan toe te voegen, maar misschien zijn er in tweede termijn van de kant van de Kamer nog specifiek aan mij gerichte vragen.
Mevrouw De Caluwé (VVD): Ik meen dat ik nog een openstaande vraag heb. Mijn laatste vraag was hoe de minister staat tegenover een eventuele begrotingssteun als onderdeel van het aanstaande EU-programma voor de regio.
Minister Ploumen: Een aantal weken geleden hebben we met de commissie een goed en stevig debat gevoerd over begrotingssteun. Er is ook een motie aangenomen in december bij de begrotingsbehandeling over bilaterale algemene begrotingssteun. In dat debat met de Kamer heb ik aangegeven dat Nederland binnen de EU voorstander is van sectorale begrotingssteun, met name voor de sociale sectoren. Ik heb aangegeven dat het belangrijk is dat er financieel engagement is met landen in conflict, maar niet onconditioneel. Er wordt dus gekeken naar manieren om binnen de context van de conflictsituatie ook de begrotingssteun te temporiseren en de landen aan condities te houden, zoals we dat bijvoorbeeld met Mali doen. Er is geen enkele reden daarin nu een andere positie in te nemen.
Dat gesprek voer ik ook binnen de EU met betrekking tot EU-begrotingssteun in deze regio. De commissie en zeker mevrouw De Caluwé kan er zeker van zijn dat ik in gesprekken met Piebalgs en zelfs in de bilaterale contacten de terughoudendheid van Nederland voor algemene begrotingssteun overbreng. Dat wordt ook zeer gehoord. We zien dat er bijvoorbeeld ook binnen de Wereldbank een proces op gang is gekomen om algemene begrotingssteun om te zetten naar sectorale begrotingssteun. Ik heb uit de reacties van de Kamer in dat AO opgemaakt dat deze route begaanbaar is, maar waarvoor de commissie wel de alertheid van de minister vraagt. Dat blijf ik zeker doen.
Mevrouw De Caluwé (VVD): Ik dank de minister voor de beantwoording. Wil de minister ook aansluiten bij tot het regiobeleid voor het Grote Merengebied van de EU om ervoor te zorgen dat er geen dingen dubbel worden gedaan?
Minister Ploumen: Mevrouw De Caluwé kent mij als een minister die het liefst één ding in één keer goed doet in plaats van allerlei dubbeltellingen te veroorzaken. Het gemakkelijke antwoord is dus «ja». De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de afstemmingsprocessen die op papier snel tot stand komen, soms wel ingewikkelde processen zijn waarbij we in de praktijk echt de vinger wel aan de pols houden. Onze ambassades in de verschillende landen spelen daarbij een belangrijke rol, niet alleen bij het afstemmen met bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en de ambassadeurs van die landen, maar zeker ook met de EU-vertegenwoordigers. Dat is een ongoing concern. Onze ambassadeurs ter plekke zijn zich ervan zeer bewust dat dit van belang is.
De voorzitter: Hiermee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn. Ik stel voor dat we in de tweede termijn een spreektijd hanteren van drie minuten per fractie.
Mevrouw De Caluwé (VVD): Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording van de vragen in eerste termijn. De minister heeft aangegeven dat ze belang hecht aan het voortzetten van de bilaterale dialoog met Rwanda. De VVD is het daarmee eens. Een dialoog met alle landen in deze regio is van belang. De minister onderschrijft ook het belang van de samenhang van de aanpak. Die aanpak is grensoverschrijdend, maar volgens de minister moet er ook een bilaterale invulling zijn omdat ogen en oren on the ground nodig zijn. De VVD is het ermee eens dat er ogen en oren on the ground nodig zijn. Die ogen en oren zijn nodig voor de uitvoering en om de minister met informatie te voeden. Deze ogen en oren kunnen ingevuld worden in de vorm van ambassades die lokaal aanwezig zijn of bijvoorbeeld partners waarmee het beleid wordt uitgevoerd.
Daarom blijft de VVD pleiten voor een overkoepelend regionaal beleid dat de losse bilaterale plannen vervangt. De huidige bilaterale plannen zijn te veel standalone. Het gevaar blijft bestaan dat we bilateraal blijven opereren zonder voldoende aandacht te besteden aan die grensoverschrijdende problematiek. Een regionaal beleid zou bovendien een duidelijk signaal zijn aan de landen dat steun niet vanzelfsprekend is en dat we de problematiek in de regio in samenhang zien. Ondanks alle kritiek op Rwanda sinds 2001, sinds het begin van de bilaterale relaties, zijn er slechts beperkte consequenties gehangen aan de activiteiten van Rwanda. Ik zal daarom een motie indienen om het bilaterale beleid te vervangen door een regionaal beleid voor het Grote Merengebied. Ik vraag dan ook bij dezen een VAO aan.
Mevrouw Maij (PvdA): Voorzitter. Ik dank de minister voor haar beantwoording in eerste termijn en voor haar oprechtheid waarmee ze haar zorg over de regio heeft gedeeld. Ik kan me heel goed voorstellen dat de situatie vanuit de lucht zo veel mooier is en lijkt dan die op de grond is nadat je geland bent. Ik zie heel duidelijk dat dit de minister gemotiveerd heeft om haar beleid op een aantal punten scherp te stellen. Ik dank de minister daarvoor.
In eerste termijn hebben we kort gesproken over Uganda en de antihomowet daar. Mijn twee collega’s hebben daarover gesproken, ikzelf niet. In eerdere stadia heeft de minister aangegeven dat zij of haar collega van BuZa nog niet heel veel ruimte zag om actief te lobbyen bij de overheid in Uganda om die antihomowetgeving niet tot stand te laten komen. Er was heel veel druk, ook op het maatschappelijk middenveld, met name de homobewegingen in Uganda. Hoeveel ruimte ziet de minister nu om die bewegingen in Uganda te ondersteunen?
We hebben het in eerste termijn nog niet over Burundi gehad. Burundi is een van de twee landen waarin Nederland de 3D-benadering daadwerkelijk on the ground uitvoert. Een aantal punten in de brief geeft aan dat het positieve effecten heeft. Tegelijkertijd staat het politieke klimaat in Burundi erg onder druk. Straffeloosheid is aan de orde van de dag. Geweld is aan de orde van de dag. De minister geeft zelf aan dat buitenrechtelijke executies er regelmatig plaatsvinden. Kan de minister hierover iets meer uitleg geven en misschien iets meer vorm geven aan het 3D-beleid en de wijze waarop zij dit in de toekomst wil voortzetten? Ik denk dat het een goed pad is, maar het moet ook mooie resultaten kunnen opleveren.
Tot slot, de minister gaf al aan dat Cordaid en haar partners op dit moment in de Centraal-Afrikaanse Republiek onder druk staan. Ik hoop dat de minister deze organisaties actief ondersteunt. Ik ben blij met de steun die de minister daarvoor geeft. Ik hoop van ganser harte dat Cordaid en haar partners zo snel mogelijk terug kunnen gaan om hun goede werken daar voort te zetten.
De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. Dank aan de minister voor de beantwoording in eerste termijn. Ik heb nog een drietal opengebleven vragen. De eerste betreft de handelsmissie naar Uganda. Hoe is die te rijmen met het stoppen van de hulp aan de overheid? De tweede betreft MONUSCO. Hoezeer acht de minister het wenselijk dat er een soort van missie binnen een missie is ontstaan door die robuuste interventiemacht? De derde vraag is of er nog iets uitvoeriger kan worden ingegaan op die raamwerkovereenkomst en de uitvoering daarvan.
Ik heb nog heel even een woord over het voorstel dat collega De Caluwé net doet. Ik begrijp haar voorstel niet goed. Aan de ene kant ziet ze dat we nadrukkelijk ogen en oren nodig hebben waaronder de ambassades. Aan de andere kant wil ze alle ambassades in die regio opheffen. Volgens mij strookt dat helemaal niet met elkaar. Natuurlijk is een regionale aanpak goed want een groot aantal oorzaken van het conflict ligt regionaal en is grensoverschrijdend. Maar om te doen alsof alles regionaal is in dat gebied, slaat helemaal nergens op. Gaat de VVD ook voorstellen om dezelfde tactiek toe te passen in andere delen van de wereld? In de Hoorn van Afrika kunnen dan ook de ambassades weg. Wellicht kunnen er ook ambassades in Zuid-Azië en China weg. We doen het gewoon regionaal. Lekker makkelijk.
Mevrouw De Caluwé (VVD): Even een rechtzetting. Als ik de heer Sjoerdsma beluister, willen we helemaal niets meer via ambassades doen. Ik heb aangegeven dat die ogen en oren on the ground de aanwezige ambassades kunnen zijn of partners waarmee we samenwerken. Dat is heel erg afhankelijk van de situatie in de regio op dat moment. We vinden wel dat regionaal beleid vanuit één ambassade gevoerd kan worden.
De heer Sjoerdsma (D66): Dank voor deze verheldering. Ik ga door over het seksueel geweld tegen vrouwen. Het is goed dat deze minister abortus schaart onder noodzakelijke medische zorg voor vrouwen in conflictgebieden die verkracht zijn. Ze stelde nadrukkelijk dat de omstandigheden en de medische noodzaak waaronder dat kan, zo breed mogelijk geïnterpreteerd worden. Dat moedig ik ook aan. Ik hoop dat de minister deze opstelling formeel zal communiceren naar de door Nederland gefinancierde hulporganisaties zodat het voor hen ook duidelijk is. Wellicht kan de minister zich hiervoor binnen de EU hard maken. Daar ligt nog wel wat ruimte om die opstelling verder te verbreden. De minister heeft aangegeven hierover ook in gesprek te gaan met de USAID om ervoor te zorgen dat het geld van de VS niet leidt tot het onthouden van abortus aan verkrachte vrouwen. Dat moedig ik ook aan. Als het mogelijk is, hoor ik heel graag hierover wat terug, als de minister in de VS is geweest.
De minister van BuZa was er net niet, maar ik heb de Nederlandse regering net nadrukkelijk gecomplimenteerd met de actie rondom Ntaganda. Dat is echt een compliment waard maar ik heb wel nog wat kritische vragen over Kenyatta. Ten eerste, waarop is de inschatting van de minister gebaseerd dat Kenyatta zal meewerken met het Strafhof? Als ik zijn uitlatingen tijdens zijn campagne hoor, ben ik wat minder positief gestemd. Ten tweede, hoe stelt de EU zich op ten opzichte van Kenyatta? We hebben natuurlijk gezegd dat we het contact beperken, maar tegelijkertijd is Kenia een belangrijk regionaal land voor het bedrijfsleven, voor veel Europese landen en vanwege de manier waarop het zich opstelt tegenover Somalië. Ik ken deze minister als principieel, maar ik kan me voorstellen dat andere Europese ministers op gegeven moment zeggen dat de belangen belangrijker beginnen te worden dan de principes. Hoe gaan de ministers met dit dilemma om?
Minister Ploumen: Voorzitter. Laat ik beginnen wat mevrouw De Caluwé aangaf over Rwanda. Misschien even nog additioneel ter info: het beeld moet niet zijn dat de ongewenste interventies van Rwanda tot niets hebben geleid. Als we het overzicht van de opgeschorte hulp aan Rwanda van bilaterale donoren waaronder Nederland bekijken, komen we op een bedrag van 80 miljoen. In het afgelopen jaar heeft de EU ongeveer 30 miljoen opgeschort. Er is 30 miljoen omgevormd van algemene begrotingssteun naar sectorale begrotingssteun op een nutritionprogramma. Er is een voedselzekerheidsprogramma goedgekeurd, maar dat is pas onlangs op 26 februari gedaan, nadat er een aantal stapjes gezet werden. Bij de African Development Bank (AfDB) is in 2012 de besluitvorming over 40 miljoen dollar uitgesteld. Bij de Wereldbank is een besluit over een programma van 75 miljoen uitgesteld onder druk van eerdergenoemde donoren. Nu wordt dat stapsgewijs omgezet naar sectorale begrotingssteun. Ik betwijfel niet of mevrouw De Caluwé het scherp voor ogen heeft, maar het lijkt me goed om vast te stellen dat er terecht – dat zeg ik er van mijn kant even bij – al consequenties aan verbonden zijn.
Mevrouw Maij vroeg met betrekking tot de antihomowet welke ruimte Nederland ziet. Ik verval een beetje in herhaling. Volgens mij hebben we dit bij een eerder debat al gewisseld. We hebben nu geen echt andere positie. Het is misschien goed om onze positie hierin nog even te beklemtonen. Nederland doet op aandringen van de LHBT-gemeenschap geen uitspraken over dat wetsvoorstel. De ambassade onderhoudt contact met de LHBT-gemeenschap. Er wordt steeds bezien wat een verstandige vorm van engagement kan zijn, ook bij het ondersteunen van maatschappelijke organisaties en die gemeenschap. We blijven de organisaties steunen die opkomen voor de positie van homoseksuelen. Er is dus geen nieuws. Dat wil niet zeggen dat we het niet in de gaten blijven houden.
Mevrouw Maij had nog een vraag over Burundi en het 3D-beleid. Tijdens mijn bezoek aan Burundi heb ik zelf kunnen constateren dat de 3D-benadering goed lijkt te werken. We steunen de transformatie van de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van het land: van de militairen naar de politie. We ondersteunen het proces binnen de politie naar community policing zoals wij de politieorganisatie kennen: dicht bij de mensen, bekend met de problemen, toegankelijkheid. Dat proces steunen we zeer, maar het is geen proces dat een-twee-drie afgerond is.
Ik was bijvoorbeeld aanwezig bij een tamelijk hilarische, maar daardoor wel zeer effectieve toneelvoorstelling waarin aan mensen duidelijk werd gemaakt dat de politie er voor hen is. Ten eerste is dat besef er nog lang niet altijd bij de politie en ten tweede is het er ook niet bij de mensen.
Er wordt dus op allerlei manieren gewerkt om dat besef te laten doordringen. Realistisch zijn is niet van vandaag op morgen geregeld, maar daarin zijn echt stappen gezet. Er zijn experts uit Nederland ter plaatse die bijvoorbeeld meewerken op de ministeries bij het opzetten van beleidsprogramma’s. Per politieagent moet er iets verbeteren, maar ook beleidsmatig moeten er zaken verbeteren. Onze militairen helpen mee bij het trainen van Burundese soldaten die gaan deelnemen aan de African Union Mission in Somalia (AMISOM). Daarmee creëren we effecten van politieagent tot politieagent, maar we houden ook het gesprek op gang over de manier waarop men als overheid vormgeeft aan de bestaande verantwoordelijkheid voor de veiligheid van burgers. Ik vind het zelf een goed voorbeeld en ben voornemens het voort te zetten. De specifieke context van Burundi is daarbij wel weer belangrijk. Al die programma’s moeten in samenhang uitgevoerd worden maar ze moeten ook contextspecifiek zijn om effectief te kunnen zijn.
De heer Sjoerdsma had een vraag over MONUSCO. MONUSCO staat niet te boek als een partijdige missie. De interventiebrigade is een VN-macht en werkt onder het bevel van de VN. In de voorbereiding van het nieuwe MONUSCO-mandaat is gesproken over de vraag wie het bevel moest voeren over die interventiebrigade. We vinden dit een goede modus operandi. De brigade is verplicht zich te houden aan de human rights due diligence-standaard van de VN. Het mandaat is scherp en stevig vastgelegd in de resolutie waarover de heer Sjoerdsma al sprak. Volgens dat mandaat blijft de DRC natuurlijk uiteindelijk verantwoordelijk voor het garanderen van de soevereiniteit en de territoriale integriteit. Dat geldt ook voor de interventies van deze brigade. Daarop moeten we blijven wijzen, ook in onze contacten met hen. De interventiebrigade gaat de DRC steunen en informatie en analyses aanleveren. Het oogpunt is de bescherming van de bevolking. Het past in het mandaat dat de brigade zowel zelfstandig als in samenwerking met het DRC-leger kan optreden. Dat laatste lijkt me een goede manier van opereren, al was het alleen maar dat een goed voorbeeld van de interventiebrigade goed kan doen volgen met betrekking tot het leger.
Met betrekking tot de handelsmissies blijft het een geweldige beeldspraak: die koopman en die dominee. Liggen ze met elkaar in bed en wie heeft de overhand? Het blijkt maar weer dat daarover het laatste woord nog niet is gezegd en dat is maar goed ook. In 2012 is er een handelsmissie naar de DRC gegaan. Die is zeer succesvol verlopen. Ik zou zeggen dat wat voor de DRC geldt, ook voor Rwanda geldt. Het organiseren, faciliteren en eventueel begeleiden van een handelsmissie sluit niet uit dat we spreken over de algemene context waarbinnen die handelsmissie plaatsvindt. Integendeel. Ik kom nogmaals terug op datgene waarover we het eerder gehad hebben: we moeten zeer realistisch zijn over de situatie in het Grote Merengebied zowel met betrekking tot de stabiliteit als met het engagement van al die landen in regionale stabilisatie. Binnen die context zijn er mogelijkheden voor bedrijvigheid die ten goede kan komen aan die stabilisatie. Dat is ook de inzet. Vooralsnog zie ik geen reden om voor Rwanda een andere koers te varen dan we in de DRC hebben gedaan. Er zijn overigens nog geen concreet uitgewerkte plannen. Dit zeg ik tegen de heer Sjoerdsma en de heer Sjoerdsma weet dat we zeer zorgvuldig opereren. Bij het maken van die plannen houden we absoluut de algehele context in ogenschouw en de vooruitzichten voor zover die er zijn en voor zover we daarover op langere termijn iets kunnen zeggen.
De voorzitter: Ik dank de minister voor haar beantwoording in tweede termijn. Ik heb geen vragen gehoord die specifiek gesteld waren aan de minister van Buitenlandse Zaken. Hij bevestigt dat ook. Dan komen we tot een afronding van dit overleg. Ik hoor dat er toch nog een vraag is van de heer Sjoerdsma.
De heer Sjoerdsma (D66): Mijn vraag over Kenyatta is nog niet beantwoord.
Minister Ploumen: Ik was mijn papieren aan het ordenen en toen zag ik die vraag. Het is goed even formeel en precies te zijn. Het is dus goed dat de heer Sjoerdsma hierop aandrong. Het is aan het ICC om vast te stellen of Kenia en de verdachten meewerken aan de rechtsgang. Tot nu toe heeft het ICC geen uitspraak gedaan, noch naar de ene noch naar de andere kant. Er zijn natuurlijk wel zorgen. De heer Sjoerdsma wijst er niet voor niets op. De EU roept Kenia op en blijft dat ook doen, net als wij, om volledig samen te werken met het ICC. Het is voor dit kabinet volstrekt helder dat we dit op de voet blijven volgen en dat we hierop ook in de bilaterale contacten scherp blijven toezien. Zoals ik al zei, is de situatie relatief nieuw. We houden het absoluut in de gaten. Er zijn redenen tot zorgen, maar vooralsnog heeft het ICC zich niet uitgesproken.
De voorzitter: Ik zal de toezeggingen van de minister voor BuHa-OS samenvatten. Er zijn twee toezeggingen.
– De minister zal de Kamer schriftelijk informeren over de programma’s die de minister in ontwikkeling heeft met betrekking tot het maatschappelijk middenveld in Rwanda, zodra de voorbereiding van die programma’s is afgerond.
– De minister zal de Kamer uiterlijk december 2013 schriftelijk informeren over de mogelijkheden om in EU-verband grondstoffen waarvan de conflictvrije herkomst niet vaststaat, te weren.
Verder heeft mevrouw De Caluwé aangekondigd dat ze een motie wil indienen. Ik zal ervoor zorgen dat het verslag van dit AO voor de plenaire agenda wordt aangemeld en dat mevrouw De Caluwé als eerste spreker zal worden genoteerd.
Ik dank de leden van de commissie voor hun inbreng in dit overleg, de minister voor haar beantwoording en de minister van BuZa voor zijn bereidheid om hier antwoorden te geven. Ik dank alle aanwezigen voor hun belangstelling en sluit dit overleg.
Sluiting 11.10 uur.