Kamerstuk 28990-5

Voorstel van wet van het lid Van Gent inzake regeling vrijheid van meningsuiting werknemers i.v.m. klokkenluiders; Gewijzigd voorstel van wet zoals gewijzigd naar aanleiding van het advies van de Raad van State

Dossier: Voorstel van wet van het lid Van Gent tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met een regeling van de vrijheid van meningsuiting van werknemers ter bescherming van klokkenluiders


28 990
Voorstel van wet van het lid Van Gent tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met een regeling van de vrijheid van meningsuiting van werknemers ter bescherming van klokkenluiders

nr. 5
VOORSTEL VAN WET ZOALS GEWIJZIGD NAAR AANLEIDING VAN HET ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het Burgerlijk Wetboek te wijzigen in verband met een regeling van de vrijheid van meningsuiting van werknemers ter bescherming van klokkenluiders;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 660a wordt een nieuw artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 660b

1. De werknemer dient zich te onthouden van het openbaren van gedachten of gevoelens, indien door de openbaarmaking de goede vervulling van de arbeid van de werknemer, of het goede functioneren van de onderneming van de werkgever, of het realiseren van het streven van de werkgever, voor zover dit in verband staat met de vervulling van de arbeid van de werknemer, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd.

2. De werknemer is verplicht tot geheimhouding van bijzonderheden aangaande de onderneming waarvan hij het vertrouwelijke karakter begrijpt of redelijkerwijs moet begrijpen en waarvan hij kennis draagt door de arbeidsovereenkomst.

3. De vorige leden zijn niet van toepassing indien de werknemer in redelijkheid kan menen dat het algemeen belang de openbaarmaking van gedachten of gevoelens als bedoeld in lid 1 of de bekendmaking van bijzonderheden als bedoeld in lid 2 noodzakelijk maakt.

4. De werknemer zal niet wegens de openbaarmaking of de bekendmaking als bedoeld in het vorige lid worden benadeeld in zijn positie in de onderneming.

5. Van dit artikel kan niet ten nadele van de werknemer worden afgeweken.

B

In artikel 670 wordt, onder vernummering van het negende lid tot tiende lid, een nieuw negende lid ingevoegd, luidende:

9. De werkgever kan de arbeidsovereenkomst niet opzeggen wegens de omstandigheid dat de werknemer gedachten of gevoelens als bedoeld in artikel 660b lid 1 heeft geopenbaard of bijzonderheden aangaande de onderneming als bedoeld in artikel 660b lid 2 heeft bekendgemaakt, indien de werknemer in redelijkheid kon menen dat het algemeen belang die openbaarmaking of bekendmaking noodzakelijk maakte.

C

In artikel 670b, tweede lid, wordt «De leden 1 tot en met 8 van artikel 670» vervangen door: De leden 1 tot en met 9 van artikel 670

D

In artikel 677, vijfde lid, wordt «artikel 670, leden 1 tot en met 8,» vervangen door: artikel 670, leden 1 tot en met 9

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,