Ontvangen 27 november 2003
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel C wordt in artikel 94, zevende lid, «met uitzondering van de schulden die tot de van de gemeenschap uitgezonderde goederen behoren» vervangen door: met uitzondering van de schulden die de van de gemeenschap uitgezonderde goederen betreffen.
2. In onderdeel C wordt in artikel 96, eerste lid, «echtgenoot» vervangen door: echtgenoot,.
3. In onderdeel C wordt artikel 97 als volgt gewijzigd:
a. In het eerste en derde lid vervalt telkens: en schulden.
b. In het tweede lid wordt in de laatste zin «de ene echtgenoot» vervangen door: een echtgenoot.
4. Na onderdeel E wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:
In artikel 103, vierde lid, vervalt: de aansprakelijkheid en.
5. In onderdeel G wordt «bij notariële akte» vervangen door: krachtens notariële akte.
Artikel II wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt «tweede zin» vervangen door: tweede en derde zin.
2. In het vierde lid wordt «vorderingen van schuldeisers» vervangen door: schulden en wordt «van dat boek» vervangen door: van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
Na artikel II wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
Artikel 61 van de Faillissementswet wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Van de aan de echtgenoot of geregistreerde partner van de gefailleerde opgekomen rechten aan toonder en zaken die geen registergoederen zijn, welke krachtens de wet dan wel ingevolge de huwelijkse voorwaarden of voorwaarden van geregistreerd partnerschap buiten de gemeenschap vallen, moet, in geval van geschil, door beschrijving of bescheiden blijken.
2. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde, vijfde en zesde lid tot derde, vierde en vijfde lid.
De wijzigingen van de artikelen I, met uitzondering van de onderdelen 2 en 3b, en II zijn toegelicht in de nota naar aanleiding van het verslag onder artikelsgewijs bij het desbetreffende artikel. De wijzigingen opgenomen in de onderdelen 2 en 3b van artikel I zijn van louter redactionele aard.
Ter toelichting van de wijziging van de Faillissementswet (Fw) het volgende. In het huidige artikel 61, tweede en derde lid, van de Faillissementswet is bepaald dat aanbreng die buiten de gemeenschap gehouden is bij huwelijkse voorwaarden slechts bewezen kan worden op de wijze als in artikel 130 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is voorgeschreven. Gaat het om rechten aan toonder en zaken die geen registergoederen zijn en die krachtens erfrecht of schenking buiten de gemeenschap blijven of waarvan dat is bepaald bij huwelijkse voorwaarden, dan moet in geval van geschil door bescheiden of beschrijving blijken dat deze rechten en zaken buiten de gemeenschap vallen. Deze bepalingen dienen in het licht van de voorgestelde beperkingen van de gemeenschap van goederen aangepast te worden. Aan de huidige regeling ligt de gedachte ten grondslag dat, in geval van geschil over de vraag of rechten aan toonder en zaken die geen registergoederen zijn in of buiten de gemeenschap van goederen vallen, het bewijs dat deze rechten en zaken buiten de gemeenschap vallen en toebehoren aan de echtgenoot van de gefailleerde, slechts op bepaalde wijze geleverd kan worden. Deze gedachte is verwoord in het voorgestelde tweede lid van artikel 61 Fw.