Kamerstuk 28684-332

Verslag van een algemeen overleg

Naar een veiliger samenleving

Gepubliceerd: 22 december 2011
Indiener(s): Sharon Dijksma (PvdA)
Onderwerpen: openbare orde en veiligheid organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28684-332.html
ID: 28684-332

Nr. 332 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 22 december 2011

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken1 heeft op 22 november 2011 overleg gevoerd met minister Donner van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en met minister Opstelten van Veiligheid en Justitie over:

  • de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 12 juli 2011 met het Programma van een Veilige Publieke Taak 2011 – 2015 (28 684, nr. 325);

  • de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 7 juli 2011 met de toelichting op de uitvoering van de motie-Marcouch/Hennis-Plasschaert (28 684, nr. 314) over een samenhangend juridisch kader (28 684, nr. 324);

  • de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 5 september 2011 met een afschrift van de reactie op de brief van de gemeente Boekel inzake de aanpak van agressie en geweld tegen politieke ambtsdragers en meer specifiek het ontbreken van een landelijke regeling voor compensatie van materiële schade (2011Z16825);

  • de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 3 oktober 2011 met de aanbieding van een onderzoek naar het gebruik van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak (28 684, nr. 327);

  • de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 22 november 2011 waarin de uitvoering van de motie-Marcouch/Hennis-Plasschaert (28 684, nr. 314) om te werken aan een samenhangend juridisch kader waarmee de handelingen van de publieke diensten kunnen worden gestaakt als gevolg van intimiderend en agressief gedrag van de cliënt (28 684, nr. 329);

  • de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 22 november 2011 met een reactie op het amendement-Koopmans (33 000 VII, nr. 52) om het budget voor de uitvoering van het Programma Veilige Publieke Taak te verhogen met jaarlijks 5 mln. (33 000 VII, nr. 96).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Dijksma

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Van der Leeden

Voorzitter: Ziengs

Griffier: Hendrickx

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Berndsen, Brinkman, Çörüz, Hennis-Plasschaert, Marcouch, Van Raak, Ziengs,

en minister Donner van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en minister Opstelten van Veiligheid en Justitie die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministeries.

De voorzitter: Ik open dit algemeen overleg over de veilige publieke taak en heet alle aanwezigen welkom. Er is een tweetal agendapunten toegevoegd, te weten de uitvoering van de motie-Marcouch/Hennis-Plasschaert en de reactie op het amendement-Koopmans om het budget voor de uitvoering van het programma Veilige Publieke Taak te verhogen met jaarlijks 5 mln.

De heer Çörüz (CDA): Voorzitter. Het is goed dat het kabinet de urgentie van een veilige publieke taak erkent. Het heeft vele zaken in de steigers gezet. Veel werk is in uitvoering. Alvorens ik inga op een aantal maatregelen, herhaal ik hetgeen ik de vorige keer heb gezegd. We kunnen wetten maken, zwaarder straffen en andere wetten maken. Respect begint echter thuis. Met name de spelregels van de samenleving behoren thuis te worden overgedragen aan kinderen. Deze dienen natuurlijk door te lopen op straat en op school. Naar aanleiding van de berichten van de laatste tijd over schermutselingen op school, maakt mijn fractie zich zorgen hierover.

Het is heel goed dat vijftien sectoren onder de loep zijn genomen. Bij nagenoeg alle sectoren is geweld en bedreiging jegens onze mensen gedaald. Bij de sociale dienst is echter sprake van een stijging van 8%. Wordt hieraan specifiek aandacht gegeven? Heeft het wellicht iets te maken de financieel-economische crisis? Ik weet het niet, maar het is misschien heel interessant om dit te bekijken. Kortom, ik vraag extra aandacht voor de sociale dienst. Ik ga overigens ervan uit dat de vragen ook worden doorgeleid naar de minister van Justitie.

Het is goed dat er bij de politie stevige protocollen zijn om bedreiging, intimidatie en geweld jegens onze politiemannen- en vrouwen tegen te gaan. Zij vormen immers de peilers van onze rechtsstaat. Een klap in het gezicht van een politieagent is een klap in het gezicht van onze rechtsstaat. Ik heb een aantal rechtszittingen bijgewoond. Een agent voegt zich bijvoorbeeld in een zaak – dit is mogelijk, daar hiervoor nu protocollen zijn – en zegt tegen de rechter dat hij € 400 wil. De rechter wijst niets toe of geeft slechts € 50. De baas, de chef, schiet dit bedrag voor uit het politiefonds. Wat betekent dit op een gegeven moment? Ik vlieg het even vanaf de andere zijde aan. Kan dit ook zaken uitlokken, zodat politieagenten sneller naar de rechtbank gaan? Dit acht ik niet wenselijk. We moeten onze mensen beschermen, maar we moeten geen watjes van hen maken. Ik onderstreep dit nadrukkelijk met een tweede voorbeeld, dat mijns inziens klopt. Mocht dit niet het geval zijn, dan hoor ik dat graag. Een tijdje geleden bereikte mijn fractie het bericht dat een politieman een verdachte had gedagvaard, omdat hij op die verdachte had moeten schieten. Hierdoor was hij moreel in de war. Als we die kant opgaan, zijn we verkeerd bezig. Kloppen deze berichten? Ik meen van wel. Enerzijds moeten we onze mensen beschermen tegen geweld, intimidatie en bedreiging. Anderzijds moeten we voorkomen dat we hierin doorschieten.

De politie is goed geregeld, maar de brandweer en ambulance zie ik weinig tot niet in zittingszalen. Of heb ik iets gemist? Dit doet vermoeden dat politiemensen wel in elkaar worden geslagen en geïntimideerd, maar dat dit bij ambulance- en brandweermensen niet het geval is. Dit is gelegen aan het feit dat de protocollen, die bij de politie heel goed werken, nog niet volledig zijn doorgevoerd bij de brandweer en ambulance.

Ik kom op het anoniem aangifte doen. Het is tegenwoordig mogelijk om domicilie te kiezen of met een personeelsnummer anoniem aangifte te doen. Degene die in elkaar is geslagen, moet echter met de billen bloot. Deze persoon komt uiteindelijk met naam en toenaam in het dossier. Waarom kunnen we die anonimiteit niet tot het einde borgen? Dit is wel mogelijk bij bedreigde getuigen. We kunnen hen afschermen met een helm et cetera. Het lijkt erop dat je heel zwaar mishandeld moet zijn, wil je van deze regeling gebruik kunnen maken. Hierin wil ik souplesse betrachten.

Ik wil een reactie van het kabinet op het verhaal dat agenten niet langer bonnen durven uit te schrijven vanwege het feit dat ze deze te hoog vinden. Hierdoor komen zij waarschijnlijk in conflict met degenen aan wie zij de bon uitschrijven. Klopt dit verhaal?

Het is heel goed dat er themazittingen zijn, dat er zwaarder wordt gestraft en dat de voorlopig hechtenis is uitgebreid. Ik mis echter de focus op het openbaar vervoer. Deze zie ik in de plannen weinig terug. Hoe komt dit? Er vindt immers regelmatig bedreiging en agressief gedrag plaats jegens de medewerkers van het openbaar vervoer.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Voorzitter. We kunnen niet ontkennen dat er veel geld is geïnvesteerd teneinde bouwkundige, technische en/of elektronische maatregen te nemen tegen ongewenst gedrag. Vanmiddag hebben we een brief ontvangen van minister Donner om dit in het licht van een amendement van de heer Koopmans nogmaals te duiden. Ik ben zelf geen voorstander van het amendement, maar wel van de tekst en uitleg die de minister heeft gegeven. We hebben veel geld geïnvesteerd om ongewenst gedrag te bestrijden. We hebben veel geld geïnvesteerd om de samenleving hufterproof te maken. Dit zijn mijn woorden, vermeld ik gelijk hierbij. De realiteit is dat heel veel hufters nog steeds met een en ander wegkomen. Waar ligt de grens? Hoeveel miljoenen gaan we nog uittrekken? Of gaan we ervoor zorgen dat die hufter niet langer ermee wegkomt? De heer Çörüz heeft reeds opgemerkt dat zaken als intimidatie, agressie en geweld nooit mogen worden getolereerd en zeker niet mogen lonen. Desalniettemin wordt een onacceptabel hoog aantal werknemers met een publieke taak hiermee geconfronteerd en ontvangt de hufter, als het erop aankomt, nog steeds hulp, zorg of een uitkering. Recht op hulpverlening, zorg, een vergunning of een uitkering wordt vaak als een vanzelfsprekendheid gezien. Dit is het mijns inziens niet. Er mag iets verwacht worden van een persoon die om hulpverlening, zorg of een uitkering vraagt. Dit is normaal gedrag. De motie-Marcouch/Hennis-Plasschaert van 28 april 2011 zoomt hierop in. Hierover heb ik eerder vandaag een brief van de minister ontvangen. Het verloopt allemaal traag, maar omdat het zo ingewikkeld is, heb ik daar begrip voor. Wat mijn fractie betreft, is het staken van de dienstverlening nog steeds het uitgangspunt. Als ik voornoemde brief niet zou hebben ontvangen, had ik de vraag gesteld welke stappen er inmiddels zijn gezet. Ik wacht echter met belangstelling de nadere informatie begin 2012 af. Ik blijf benadrukken dat in geval van intimidatie, geweld en agressie het staken van de dienstverlening het uitgangspunt zou moeten zijn.

Een vermindering met vijftien procentpunt van het aantal werknemers dat slachtoffer is geworden van agressie en geweld, is niet gehaald. De praktijk is weerbarstig. Het is natuurlijk goed dat het kabinet de aanpak voortzet, verscherpt en intensiveert. Ik vraag de minister of het mogelijk is dat de Kamer de absolute cijfers, oftewel de aantallen slachtoffers per beroepsgroep, ontvangt. De politie Noord- en Oost-Gelderland gaf op 4 augustus jl. aan dat de agressie jegens haar binnen een jaar met 34% is gestegen. In de eerste zes maanden van 2010 deden agenten in deze regio 150 maal aangifte. In de eerste helft van dit jaar was er sprake van 202 aangiften. Komt de minister dit bekend voor? Zo ja, hoe strookt dit met het rapport van de DSP-groep, waarin op pagina 61 staat dat bij de politie, de brandweer, het gevangeniswezen, het UWV en de ziekenhuizen tussen 2007 en 2011 geen statische verandering zichtbaar is in het aantal slachtoffers? Beschikt de minister ook over de cijfers van de andere korpsen? Hoe vaak wordt de schade aan bijvoorbeeld politiewagens en ambulances verhaald? Hoe vaak gebeurt dit daadwerkelijk succesvol? De heer Çörüz gaf zojuist aan dat er nog veel ruis is op de lijn wat betreft het makkelijker voegen van slachtoffers. Is dit nu werkelijk het geval? Is het makkelijker? Vanuit de praktijk worden hierbij de nodige vraagtekens geplaatst. Is er nu wel of geen sprake van een permanent gebruik van snelrecht bij zaken aangaande geweld tegen personen met een publieke taak? Dit is mij niet geheel duidelijk. Wat is de stand van zaken van het wetsvoorstel, waarin het conservatoir beslag leggen op goederen van verdachten wordt geregeld?

De heer Çörüz sprak zojuist over het anoniem aangifte doen. De minister heeft eerder aangegeven dat hij van mening is dat de mogelijkheid om anoniem aangifte te doen een belangrijke bijdrage kan leveren aan de veiligheid van werknemers met een publieke taak. Hij stelde echter dat niet in alle gevallen anoniem aangifte kan worden gedaan. Ik wil dat de minister op dit punt concreet wordt, zodat we duidelijk voor ogen hebben over welke gevallen we hier spreken. Hoe staat het met het doen van aangifte door werkgevers namens de werknemers? Kan de minister ingaan op de proeftuin ZSM? Zal de ZSM-werkwijze, oftewel het versneld afdoen van strafzaken en het toepassen van een consequent lik-op-stukbeleid, in 2012 landelijk worden ingevoerd?

Tot slot heb ik een aantal voorbeelden van ambulanceverpleegkundigen, die getracht hebben om aangifte te doen. Ze hebben ik weet niet wat moeten doen om vervolging te laten plaatsvinden. Vervolgens hebben zij nooit meer iets gehoord. Dit is stuitend. Zij zijn meestal degenen die levensreddende acties moeten uitvoeren. Ik wil deze voorbeelden straks aan de minister doen toekomen en hem vragen om onmiddellijk werk hiervan te maken. Dit kan nooit de bedoeling zijn van een ambulancebroeder die met gevaar voor eigen leven andermans leven staat te redden.

De heer Marcouch (PvdA): Voorzitter. Dit onderwerp heeft veel aandacht en hoge prioriteit. Dit is het derde kabinet dat hieraan terecht stevig aandacht besteedt. Tegelijkertijd is het zorgelijk dat de geformuleerde ambities nog niet gehaald zijn. Het probleem is kennelijk nog niet onder controle. Dit baart onrust, daar een en ander vaak een aantasting is van de rechtsstaat en het gezag. Het leidt ertoe dat heel veel mensen die zich voor de samenleving inzetten, getraumatiseerd zijn en diep geraakt worden door het geweld en de intimidaties, waarmee zij te maken krijgen. In die zin verdient dit onderwerp alle aandacht. In de brief van de minister staan heel veel maatregelen op allerlei niveaus. Dat is prima. Tegelijkertijd staan in de brief ook veel verkenningen en voornemens. Dit probleem vergt vooral daadkracht en actie. Ik kan mij heel goed voorstellen dat een aantal terreinen, zoals het ontwikkelen van wetgeving en regelgeving, zorgvuldigheid en tijd nodig heeft. Ik noem als voorbeeld het ontwikkelen van een juridisch kader voor het staken van dienstverlening. Bij heel veel zaken is er echter sprake van een papieren werkelijkheid die niet overeenkomt met de echte werkelijkheid. Ik noem de aangiftebereidheid. De minister zegt dat het anoniem doen van aangifte mogelijk is. Ook de werkgever kan in veel gevallen namens de werknemer aangifte doen. In werkelijkheid gebeurt dit veelal niet. Werkgevers werken hieraan vaak niet mee of de politie zegt dat het niet mogelijk is. Daar zit een probleem. Bovendien kunnen het OM en de politie ook zonder aangifte een zaak in behandeling nemen, mits er bijvoorbeeld voldoende getuigen zijn. Al deze zaken zijn juridisch geregeld, maar worden in werkelijkheid niet uitgevoerd. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat deze papieren werkelijkheid echte werkelijkheid wordt? Hoe gaat hij de werkgevers aanspreken? Hoe gaat hij hen aansporen om ervoor te zorgen dat datgene wat hier op papier staat, en wat mij en mijn fractie aanspreekt, praktijk wordt?

Ik heb al eerder een beschavingsoffensief bepleit. Je kunt een juridisch kader maken en je kunt regels en interventies opstellen. Hierboven moeten echter een moraliteit, beweging en inspirerende minister hangen. Deze minister moet elke dag duidelijk communiceren in de richting van de burgemeesters en alle werkgevers. Hij moet een beweging op gang brengen, zodat het besef ontstaat dat mensen met een publieke taak heel belangrijk zijn voor de samenleving, dat ze respect verdienen en dat ze voor weinig geld vaak moeilijk werk doen. Het minste wat men kan doen is hen met respect behandelen. De werkgever heeft de verantwoordelijk om de veiligheid te waarborgen. Hij bereikt dit door achter zijn mensen te gaan staan. Over een maand vindt de jaarwisseling weer plaats. Teneinde deze goed te laten verlopen, wordt er in de steden een hele operatie opgezet. Het grootste probleem met oud en nieuw is het geweld tegen dienstverleners en hulpverleners. De minister weet welke raddraaiers de afgelopen jaren actief zijn geweest. Heeft hij deze in kaart gebracht en wordt voor deze mensen bijvoorbeeld het middel bestuurlijk oponthoud ingezet? Die bevoegdheid bestaat. Laten we onze hulpverleners en dienstverleners vooral aan het werk zetten tijdens oud en nieuw voor noodzakelijke dingen. Laat hen niet beziggehouden worden door dit soort hufters. De bevoegdheid bestaat om bestuurlijk oponthoud in te zetten. De burgemeesters maken hiervan nooit of zelden gebruik. Wil de minister dit oppakken en hiervan werk maken?

De pakkans is nog steeds gering. In de brief van de minister staan zaken als camera's en dergelijke genoemd. Binnen welk tijdsbestek wordt de Kamer geïnformeerd over de vraag of die succesvolle interventies, die als pilot her en der zijn uitgerold, zullen worden doorgevoerd in andere regio's? Ik lees in de brief iets over een expertisecentrum. Wat houdt dit in? Op welke wijze moet dit ervoor zorgen dat onze dienstverleners in de samenleving beschermd zijn tegen agressors?

De heer Brinkman (PVV): De inzet van het bestuurlijk oponthoud is een goed idee van de heer Marcouch. Ik juich dit zeer toe en zou ook hiervoor willen pleiten. Hoe ziet de heer Marcouch dit heel concreet voor zich? Ik neem aan dat het vanaf een bepaald tijdstip zal gelden. Oponthoud betekent een verblijf in de cel tot de volgende dag om 12.00 uur. Het is goed om een voorzetje te geven. Op het moment dat de minister dan geen afdoende antwoord geeft, kan de Kamer wellicht nog iets doen.

De heer Marcouch (PvdA): De mogelijkheid voor bestuurlijk oponthoud is opgenomen in de wet. Je moet ervoor zorgen dat raddraaiers tijdens de jaarwisseling, waarvan het verloop altijd erg spannend is, niet de kans krijgen om de openbare orde en veiligheid te verstoren. Over het algemeen kennen de burgemeesters deze raddraaiers. Op basis van de reeds aanwezige kennis kun je inschatten of je sommige raddraaiers bijvoorbeeld huisarrest geeft. Voor andere raddraaiers is dit wellicht niet voldoende en zul je andere maatregelen moeten nemen. Een en ander kan binnen de geldende regels geschieden. Hiervoor behoeft niets nieuws te worden bedacht. Het moet echter wel worden gedaan.

De heer Brinkman (PVV): Nu wordt het alweer iets moeilijker. Dit betekent dat we de situatie per persoon moeten bekijken. Kunnen we niet met elkaar afspreken dat een ieder die vorig jaar is aangehouden voor openlijke geweldpleging, mishandeling, vernieling et cetera oud en nieuw in de cel viert? Dat is volgens de regels. Dat mag, zeg ik in de richting van de heer Marcouch. Dit moeten we volgens mij gewoon afspreken. Ik zie ook de woordvoerder van het CDA knikken.

De heer Marcouch (PvdA): Volgens mij zeggen we nagenoeg hetzelfde. Je zult echter wel namen en rugnummers moeten hebben. Die zijn bekend. Op basis hiervan moet je een en ander oppakken.

Mevrouw Berndsen (D66): Voorzitter. De veilige publieke taak is een belangrijk onderwerp. Iedereen moet op een veilige manier zijn werk kunnen doen. Het is derhalve goed dat onder het vorige kabinet in 2007 het programma Veilige Publieke Taak is gestart. Het is tevens goed dat het programma doorloopt tot 2015. Tot zover mijn waarderende woorden. Helaas kreeg ik geen goed gevoel bij de brief van de minister van 12 juli. Papier is geduldig. De minister constateert dat er grote verschillen bestaan tussen werkgevers in het gevoel van urgentie en inspanningen. Bovendien blijkt uit metingen dat er in overheidssectoren lichtvaardig wordt omgegaan met politieke ambtsdragers die te maken hebben gehad met relatief lichte vormen van agressie en geweld. Kortom, in die gevallen vindt er geen aangifte plaats. Het is van groot belang dat er een gevoel van urgentie ontstaat om aangifte te doen. Dit vraagt vervolgens ook om handelen van politie en justitie. Hoe gaat de minister bewerkstelligen dat dit gevoel van urgentie ontstaat? Pas op het moment dat er aangifte wordt gedaan en deze goed wordt geregistreerd, zal er een beter zicht worden verkregen op de omvang van de problematiek. Het is belangrijk om cijfers te hebben, zodat de ontwikkelingen en de effecten van het programma kunnen worden gevolgd. Er zal ook meer bekendheid moeten ontstaan met het feit dat werkgevers aangifte kunnen doen voor hun werknemers. Ook kan bijvoorbeeld het ziekenhuis waar de mishandeling heeft plaatsgevonden als domicilie worden gekozen. Hierdoor behoeven de privégegevens van de aangever niet bekend te worden. In de brief van de minister gaat het vooral om de aanpak van geweld. Het voorkomen van geweld is net zo belangrijk als het weerbaar maken van werknemers. Weerbaar is geen vrijbrief om erop los te timmeren. Soms wordt dit nog wel gedacht. Voor politie-, brandweer- en ambulancepersoneel hebben D66 en de PvdA een hoorzitting gehouden. Hieruit is nadrukkelijk naar voren gekomen dat het weerbaar maken van werknemers een heel belangrijke zaak is. In situaties waarbij de overheid als werkgever optreedt, kan een en ander makkelijker worden georganiseerd dan in de private sector. Kan de minister met dit programma hieraan iets doen? Zo ja, wat gaat hij eraan doen?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Mevrouw Berndsen zegt terecht dat we werknemers met een publieke taak bewust moeten maken, weerbaar moeten maken et cetera, et cetera. Tegelijkertijd leggen we hiermee weer de focus op de vraag hoe we de samenleving hufterproof maken. Is mevrouw Berndsen het echter met de heer Marcouch en mijzelf eens dat die hufter niet langer met zijn daden mag wegkomen?

Mevrouw Berndsen (D66): Ik heb dat eigenlijk al gezegd. Ingeval er aangifte wordt gedaan, is het belangrijk dat hierop een vervolg komt door politie. Het is de bedoeling dat de verdachte nadrukkelijk in beeld komt en dat hij op dat moment ook gestraft wordt.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Deelt mevrouw Berndsen dan ook het uitgangspunt, dat de dienstverlening uiteindelijk gestaakt zou moeten worden?

Mevrouw Berndsen (D66): Dat hangt af van het type dienstverlening. De gemeente, en niet de Tweede Kamer, gaat immers over dienstverlening in de gemeente. Je moet goed bekijken welk type dienstverlening je gaat staken. Als er geweld wordt gebruikt bij het aanvragen van een bouwvergunning – dit kan ook verbaal geweld zijn – kan ik mij voorstellen dat de gemeente overweegt om in dat geval geen bouwvergunning af te geven. Als het heel essentiële zaken betreft, zoals een bijstandsuitkering waarvan mensen zeer afhankelijk zijn, moet een en ander heel goed worden bekeken. Ik zou hiervoor geen generieke maatregel willen treffen, zeker niet voor de dienstverlening waarover de gemeenten gaan.

Voorzitter. Ik ga niet verder in op het programma inzake weerbaarheid van uniformdragende dienstverleners. Hierover zal een apart algemeen overleg plaatsvinden. We hebben alsdan voldoende tijd om hierover met elkaar te spreken. De minister gaat in zijn brief ook in op het bewaken en beveiligen van gezagsdragers in het openbaar bestuur. In een eerder overleg heb ik reeds aangegeven dat het voor D66 vanzelfsprekend is dat het Rijk de financiële verantwoordelijkheid neemt voor het bewaken en beveiligen van burgemeesters. Deze gezagsdragers worden immers door de Kroon benoemd. Het kan niet zo zijn dat burgemeesters voor beveiliging hun hand moeten ophouden bij de gemeenteraad. Hiermee breng je hen in een onmogelijke positie. Is de minister intussen bereid zijn standpunt te heroverwegen en een en ander wel te financieren? Ik vraag dit enkel nadrukkelijk voor de burgemeesters en niet voor de wethouders. De burgemeester kan diezelfde rol immers vervullen voor de wethouders in zijn of haar gemeente.

Het beoogde effect van het programma Veilige Publieke Taak in de periode van 2007 tot 2011 is het aantal slachtoffers verminderen met 15%. Helaas moeten we constateren dat deze doelstelling nog niet is gehaald. Hoe is dit mogelijk? Is er sprake van de juiste maatregelen? Op welke wijze denkt de minister de in zijn brief genoemde ambitie om in 2015 een vermindering van 25% te realiseren, wel te kunnen halen? Graag ontvang ik een antwoord van de minister op mijn vragen.

De heer Van Raak (SP): Voorzitter. Mijn complimenten aan de beide ministers. Ik hoef hen niet te overtuigen van het belang van dit onderwerp. Zij beseffen een en ander heel goed en maken ook werk hiervan. Het zit er allemaal in: sneller straffen, altijd aangifte doen, beschermen van de werknemer door de werkgever, schade verhalen op de dader, preventieve maatregelen treffen. Het gebeurt allemaal. Ik heb nog een vraag over het doen van aangifte. Is het altijd mogelijk dat anoniem aangifte wordt gedaan of dat de werkgever namens de werknemer aangifte doet? Kunnen we dit op dusdanige wijze regelen dat het onderzoek in de zaak niet eronder lijdt? Is het altijd mogelijk dat schade van publieke ambtsdragers, oftewel politiemensen, hulpverleners, leraren en ambtenaren, door de werkgever wordt voorgeschoten? De werkgever kan die schade dan vervolgens verhalen, zodat slachtoffers van geweld niet in ellenlange procedures die boeven achterna behoeven te zitten om hun geld te krijgen. De SP-fractie heeft precies een jaar geleden het onderzoek Handen af van onze agenten verricht. Hierin heeft zij negen voorstellen gedaan. De minister heeft deze vrijwel allemaal overgenomen. Mijn complimenten hiervoor. Van één probleem, dat ik toen heb aangekaart, heeft de minister echter onvoldoende werk gemaakt. Dit betreft het bij de rechters tussen de oren krijgen van de wijze waarop het politiewerk in elkaar zit. Laat die rechters in hun bijscholing een dag of weekend per jaar met de politie meelopen en meerijden in de wagen. Rechters zitten hierom niet te springen. Tijdens het onderzoek van een jaar geleden zeiden heel veel agenten dat zij zich niet begrepen voelden. Die berichten blijven binnenstromen, waarvan twee deze week. In het eerste geval heeft iemand het wapen van een agent te pakken gekregen en bedreigt hij laatstgenoemde hiermee. De rechter oordeelt dat de dader niet toerekeningsvatbaar is en legt geen straf op. De agent vraagt zich nu af waarvoor hij het allemaal doet. In het tweede geval houdt een agent zonder uniform buiten werktijd iemand aan die agressief en dronken is. Hierover moeten we verheugd zijn. De betreffende agent raakt echter ernstig gewond. Hij weet zeker dat de dader ervan op de hoogte was dat hij agent is. Hij heeft immers honderdduizend keer gezegd: «Ik ben een agent, ik ben een agent, ik ben een agent!» De rechter zegt echter dat het niet duidelijk was dat hij een agent is, zodat de schade wordt gehalveerd. De agent zegt vervolgens: «Ik vind het goed, bekijk het maar. Ik ga niet langer in mijn privétijd mensen aanhouden die dronken en agressief zijn.» De minister heeft beloofd hierover nog eens met de rechters te spreken. Laatstgenoemden achten dit echter niet wenselijk. Zij willen de wet niet voorgeschreven krijgen. Laat de minister dit nu eens regelen. Zorg ervoor dat die rechters wat meer contact hebben met de werkvloer van de politie. Zet hen bijvoorbeeld jaarlijks een weekendje achterin de politiewagen op een nooddienst. Dit lijkt mij voor iedereen heel goed.

Mevrouw Berndsen (D66): De heer Van Raak zegt dat rechters nog steeds niet streng genoeg straffen. Hoe is het dan mogelijk dat er uit een onderzoek blijkt dat rechters in 93% van de gevallen de eis van het Openbaar Ministerie volgen? Het is een fabeltje dat de rechters niet strenger straffen. Onderzoek wijst het tegendeel uit. Natuurlijk zul je altijd uitzonderingen hebben die de regel bevestigen. Is de heer Van Raak het met mij eens dat het onderzoek van de Universiteit van Tilburg de juiste informatie geeft of moeten we dit soort onderzoeken gaan wantrouwen?

De heer Van Raak (SP): Ik ben dol op Tilburg en ook op de Universiteit van Tilburg. Ik krijg niet slechts eenmaal per jaar een mailtje van een agent. Nee, dit gebeurt veel te vaak en vrij structureel. De stroom blijft lopen en droogt niet op. Om die reden vraag ik hiervoor aandacht. Wat vindt de minister van dit onderzoek? Te veel agenten zeggen dat er heel veel rekening wordt gehouden met de specifieke omstandigheden van de dader, maar te weinig met die van de agent. Laatstgenoemde heeft ook een vrouw of man met kind thuiszitten. Kan de minister hiernaar kijken? Ik ontvang immers tegenstrijdige geluiden. Het lijkt mij heel goed om deze eens naast elkaar te leggen.

Mevrouw Berndsen (D66): Vindt de heer Van Raak het onderzoek van de Universiteit van Tilburg betrouwbaar? Ja of nee? Het is van tweeën één. We hebben het hier over individuele gevallen. Ik ken deze ook vanuit mijn eigen praktijk. Er heeft echter een specifiek onderzoek plaatsgevonden waarbij honderden strafdossiers zijn bekeken en waaruit is gebleken dat de rechters de strafmaat van het OM volgen. Met name bij zaken betreffende publieke dienstverleners en uniformberoepen wordt juist een hogere straf gegeven.

De heer Van Raak (SP): Ik wil dit graag geloven, zeker als de Universiteit van Tilburg het heeft onderzocht. Ik ontvang echter twee tegenstrijdige berichten. Ik krijg berichten over een onderzoek, waarin staat dat de eis vrijwel altijd wordt gevolgd. Tegelijkertijd krijg ik, ook nog een jaar na het onderzoek van de SP, veel te veel berichten binnen van agenten die aangeven dat men hen niet snapt. Ik wil deze best allemaal geanonimiseerd aan mevrouw Berndsen geven. We kunnen die hele discussie nu gaan voeren, maar wellicht kan de minister uitsluitsel bieden. Overigens was dit niet mijn voorstel. Mijn voorstel is dat rechters als onderdeel van hun bijscholing elk jaar op pad gaan met de politie. Dit lijkt mij een ontzettend goed idee. Hiermee kan het wederzijdse wantrouwen worden weggenomen. Misschien kunnen rechters dan beter aan agenten uitleggen waarom ze bepaalde straffen geven en waarom ze bepaalde afwegingen maken. Als de cijfers en de agenten een tegenstrijdig beeld laten zien, is er ergens sprake van een probleem. Het maakt mij niet uit waar dit probleem wordt opgelost. Het feit dat agenten geen vertrouwen hebben in de rechter, is echter geen gezonde situatie.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Ik herken de geluiden van de heer Van Raak. Er is ergens sprake van een probleem, ruis op de lijn of hoe je het ook wil formuleren. Op zich is er helemaal niets mis met het voorstel om dit nog eens goed te bekijken. De heer Van Raak zoomt vooral in op politie versus rechtspraak. Ik zou ook zijn aandacht willen voor bijvoorbeeld de ambulanceverpleegkundigen versus de politie en het OM. Laatstgenoemde instanties nemen de aangifte niet serieus, gaan niet tot vervolging over en geven überhaupt geen terugkoppeling. Ik hoop dat de heer Van Raak ook in dat opzicht met mij wil meedenken en wil bekijken op welke wijze we dit kunnen oplossen. Hij moet zich niet enkel focussen op de politie. We hebben immers nog veel meer soorten werknemers met een extreem belangrijke publieke taak.

De heer Van Raak (SP): Mevrouw Hennis heeft hierin volledig gelijk. Sterker nog, tussen brandweer en politie loopt het ook wel eens flink mis. Dergelijke berichten ontvang ik ook. De maatregelen die nu zijn genomen, dienen te worden gevolgd door een cultuurverandering. Werkgevers moeten hun mensen goed beschermen, namens hun werknemer aangifte doen en geld voorschieten als er schade moet worden betaald. Er is echter ook een cultuurverandering nodig, waarbij alle zwaailampen dezelfde richting op moeten staan. Politie, brandweer en hulpverleners dienen elkaar altijd te helpen. Er mag geen misverstand ontstaan tussen brandweer- en politiemensen. Dit kunnen we ons niet veroorloven. Ze moeten samen sterk staan.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Ik zie mogelijkheden voor een nieuwe coalitie. Grapje!

De heer Van Raak (SP): Ik vind het heel erg voor de heer Brinkman, maar ik vrees dat het er toch van moet komen.

Voorzitter. Ik wil graag opkomen voor de burgemeesters. Dit doe ik niet elke dag. In Helmond is de burgemeester bedreigd en moest zijn woning worden aangepast. Dit heeft ruim € 100 000 gekost. De beveiligingsmaatregelen zijn opgelegd door het Openbaar Ministerie. De kosten hiervoor moet worden gedragen door de gemeente. Andere kosten voor politie en beveiliging worden voldaan door het Rijk. Binnen de gemeenteraad in Helmond bestaat hierover enig ongenoegen. Ik kan dit begrijpen. De burgemeester moet aan de raad om geld vragen om zich te kunnen beveiligen. De gemeenteraad stemt hiermee natuurlijk altijd in. Kunnen deze beveiligingsmaatregelen niet door het Rijk worden gefinancierd? De burgemeester wordt immers vanuit het Rijk benoemd.

De inzet van de ministers is goed. De resultaten zijn echter zeer verschillend. In het onderwijs gaat het opmerkelijk genoeg heel goed. Bij de sociale diensten gaat het echter heel erg slecht. Hoe is dit mogelijk? Hebben de ministers een verklaring hiervoor? Heeft een en ander ook te maken met de cultuur, waarin men elkaar wil beschermen en managers opkomen voor hun mensen?

Ik wens de ministers heel veel succes met de komende jaarwisseling. Ik ben het van harte eens met de oproep om te kijken naar de mensen die zich het afgelopen jaar hebben misdragen. De agenten kunnen enigszins inschatten welke mensen zich ook dit jaar asociaal en hufterig zullen gedragen. Zou het niet goed zijn om te bekijken op welke locaties een gebiedsverbod of meldplicht nodig is?

De heer Brinkman (PVV): Voorzitter. Zowel de heer Van Raak als ik houdt zich in de Kamer al vijf jaar bezig met dit onderwerp. Het moge duidelijk zijn dat wij beiden een groot voorstander zijn van het programma Veilige Publieke Taak. Alle voorgangers van dit kabinet, maar zeker ook deze beide bewindslieden, ondersteunen het programma van harte en zetten keihard hierop in. Ik ben erg tevreden over het laatste jaar. Ik geef de beide bewindslieden derhalve een compliment. Enkele kleine puntjes zijn niet genoemd door de andere sprekers.

De Kamer heeft eerder met de minister van Veiligheid en Justitie gesproken over een cultuurverandering bij de politie. Een agent moet niet hoeven nadenken over de gevolgen die kunnen optreden ingeval hij geweld toepast, zoals klachten, mogelijke rechtszaken et cetera, et cetera. Er moet een cultuurverandering komen. De baas moet je bijstaan, mensen moeten je vertrouwen en je moet niet bang hoeven zijn voor allerlei triviale zaken die na een mogelijke geweldsaanwending plaatsvinden. Op welke wijze denkt de minister deze cultuurverandering te kunnen vormgeven? Is hiervoor een specifiek programma? Kan de minister een tijdslijn aangeven? Op welke manier wil hij een en ander aanpakken? Ik ben zeer benieuwd naar zijn antwoorden. Ik weet zeker dat het een buitengewoon belangrijk programma zal worden, ook met het oog op de toekomstige nationale politie.

Ik wil specifiek het probleem bij het openbaar vervoer aanhalen, met name bij de spoorwegen. Hoe je het ook wendt of keert, er is niet continu spoorwegpolitie, reguliere politie of een andere ambtsdrager aan boord van die treinen. Ik zou bijna zeggen dat er soms niet eens conducteurs zijn. Er zijn echter wel heel veel zogeheten risicotrajecten. Het zou goed zijn als wij een sluitend systeem kunnen vinden, waarbij mensen die zich op zo'n risicotraject in een trein bevinden en daadwerkelijk belaagd worden, een zender of wat dan ook bij zich dragen, zodat de dichtstbijzijnde politiepost direct hulp kan bieden. Het is een telkens terugkerend probleem. Deze mensen gaan van A naar B en zijn onderweg. Er kan nu niet op een adequate wijze en binnen een bepaalde periode hulp worden geboden.

De heer Marcouch (PvdA): Ik ben blij dat zowel mijn collega van het CDA als mijn collega van de PVV aandacht vraagt voor het openbaar vervoer. Dit is inderdaad een kwetsbare groep. Het achterwege blijven van veiligheidsmaatregelen, zoals het inzetten van beveiligers op de trein, tram of bus, wordt vaak, en zeker de laatste tijd, ingegeven door bezuinigingen. Zijn het CDA en de PVV bereid met mij een motie in te dienen, waarin we met elkaar die capaciteit voor de openbaar vervoerders gaan regelen?

De heer Brinkman (PVV): Nee, hiertoe is de PVV niet bereid. De heer Marcouch vraagt naar de bekende weg. Volgende week maandag bespreekt de Kamer de nieuwe Politiewet. Zoals de heer Marcouch ongetwijfeld weet, gaan we nu eindelijk het na al die vorige kabinetten doorgegroeide waterhoofd van de politie aanpakken. We gaan snijden in de overheadkosten en een efficiencyslag maken binnen de politie. Mijn fractie heeft hierin veel geloof. Ik kijk liever naar manieren waarop wij die melding snel binnen de organisatie kunnen krijgen, er snel en adequaat op die meldingen kan worden gereageerd en er een goede locatieverwijzing mogelijk is. Dit verklaart ook mijn roep om bijvoorbeeld een zender, waarbij mensen enkel een noodhulpknop op hun lijf behoeven in te drukken. Zo'n zender kost niet veel geld. Een en ander gaat allemaal via gps. Zo'n app heb je voor bijna niets op je mobiel. Hiermee wordt direct de locatie gezien en kan de dichtstbijzijnde politieauto met een prio 2-behandeling ernaartoe worden gezonden. Hiermee kan de veiligheid van een dergelijke ambtsdrager op veel adequatere wijze dan voorheen worden gegarandeerd.

De heer Marcouch (PvdA): Ik constateer dat de veiligheid in het openbaar vervoer heel erg belangrijk is. Ik reis zelf ook heel veel met het openbaar vervoer. Dit is echt mensenwerk. Die beveiligers zijn nodig. De PVV-fractie constateert dat de veiligheid niet optimaal is, dat er geen mensen zijn of dat deze worden wegbezuinigd. Vervolgens zegt zij dat we hieraan niets gaan doen.

De heer Brinkman (PVV): Dat is een beetje flauw van de heer Marcouch. Ik heb niet gezegd dat we niets eraan gaan doen. Ik heb gezegd dat mijn fractie heil ziet in de aanpak volgens de nieuwe Politiewet. Dat waterhoofd, dat tijdens de vorige kabinetten is doorgegroeid, wordt eindelijk eens aangepakt. We hebben al die lijken in de kast van de vorige bewindsvrouwe van BZK moeten dekken. Helaas pindakaas! We moeten roeien met de riemen die we hebben. Mijn fractie ziet heel veel heil in de melding. We moeten ervoor zorgen dat deze zo snel mogelijk binnen de organisatie komt. Als de heer Marcouch een dekking kan vinden bij andere budgetten, die de politie en justitie niet raken, en hij kan garanderen dat met die dekking alle risicotrajecten met dienders zouden kunnen worden beveiligd – dit zou voor de PVV een welgevallige oplossing zijn – dan zal mijn fractie een en ander heel serieus bekijken. Ik ben benieuwd naar die dekking.

De heer Marcouch (PvdA): Ik ben het met de heer Brinkman eens dat die veiligheid in het openbaar vervoer belangrijk is. Ik constateer echter dat de heer Brinkman, die in het machtscentrum zit, hierover spreekt maar geen geld ervoor overheeft. Hij heeft een keuze gemaakt. Ik wil niet nogmaals de animal cops noemen. De heer Brinkman kan een andere keuze maken, maar dat doet hij niet.

De heer Brinkman (PVV): Dat is klinkklare flauwekul! Ik durf zelfs te stellen dat dit een aperte leugen is. Dit is niet waar. Iedereen weet dat het kabinet ruim 0,5 mld. investeert in de veiligheidssector en meer dan 300 mln. in de politie. De vorige bewindsvrouwe, zijnde iemand van de PvdA, de partij van de heer Marcouch, had twee lijken laten liggen van bijna 300 mln. Met dank aan de partij van de heer Marcouch! Met andere woorden: we zijn bezig om de rommel op te ruimen van het vorige kabinet, waarvan de PvdA deel uitmaakte. Het is te gek voor woorden dat de heer Marcouch dit hier durft neer te zetten. Het is ook apert niet waar. Ik zie inderdaad veel heil en heb veel geloof in die nationale politie. Op die wijze kunnen we een waterhoofd wegsnijden, eindelijk iets doen aan die overheadkosten in de organisatie en het beheer veel beter aanpakken. Enkele huidige bewindslieden vatten nu de koe bij de horens. Binnen een jaar hebben zij een aantal projecten in gang gezet, terwijl het vorige kabinet, met alle respect, na vier jaar nog niet eens een plan van aanpak had.

De heer Marcouch (PvdA): Het gaat om het goede voorbeeld. Ik constateer hier enige hufterigheid. Veiligheid is belangrijk. Ik weet niet wat de heer Brinkman typeert als een leugen. Ik vraag enkel of hij geld ervoor overheeft. Veiligheid kost geld. De heer Brinkman constateert een probleem, namelijk die onveiligheid. Ik stel de heer Brinkman voor om hiervoor capaciteit vrij te maken. Ik doe met hem mee. Laten we hiervoor een motie indienen. Laten we geld vrijmaken om het openbaar vervoer veiliger te maken. De heer Brinkman heeft het echter over weet ik wat allemaal.

De heer Brinkman (PVV): Ik kan een en ander wel blijven herhalen. Kennelijk wil de heer Marcouch het niet horen. We hebben met dit kabinet afgesproken dat we in deze tijden, waarin 18 mld. moet worden bezuinigd – ik ben bang dat er nog meer bezuinigingen zullen volgen – 0,5 mld. bezuinigen in de veiligheidssector. Een kabinet bestaande uit de PvdA zou hiervan enkel kunnen dromen. Met alle respect, dit zijn de feiten. Hieraan heb ik mij te houden. Ik constateer tevens dat, op het moment dat dit kabinet aantrad, enkele lijken in de kast lagen. Deze hebben we niet te danken aan dit kabinet, maar aan het vorige.

Mevrouw Berndsen (D66): De heer Brinkman zegt dat er 0,5 mld. moet worden bezuinigd op veiligheid en politie.

De heer Brinkman (PVV): Ik bedoel dat we 0,5 mld. investeren.

Mevrouw Berndsen (D66): Ik geef de heer Brinkman de kans om dit te herstellen.

De heer Brinkman (PVV): Bij dezen doe ik dat. Ik bedank mevrouw Berndsen hiervoor. Ik bedoel investeren.

Voorzitter. Iets wat heel veel van mijn oud-collega's pijn doet, is het feit dat mensen worden aangehouden, hierover een bericht in de krant verschijnt en er vervolgens niet wordt aangegeven wat het vervolg is. We zijn niet bezig met onze eigen PR, zeg ik als rechtsgeaarde populist. Je moet jezelf verkopen. Drie buschauffeurs zijn een paar weken geleden, op 14 november, mishandeld in onder meer de buurt van Groningen en in Hoofddorp. Hiervoor zijn mensen aangehouden. Waarom wordt er in deze gevallen geen snelrecht toegepast? Waarom pakken we niet door? Waarom stellen we mensen die publieke ambtsdragers in het openbaar molesteren of mishandelen niet in bewaring? Dan kunnen we niet alleen een leuk stukje in een dagblad plaatsen, maar kunnen we na twee weken ook melden dat de daders zes maanden de lik ingaan. Wat mij betreft, gaan zij voor een jaar de cel in. Het zal mij een biet zijn! Op deze wijze bereik je de burger pas echt. Binnen een afzienbare periode kom je immers met resultaten. Als we binnen een paar maanden tien van dergelijke berichten in de krant weten te krijgen, gaat iedereen anders over politie en justitie denken. Zij zullen dan iets denken in de trant van: «Kijk, dit is pas een slagvaardig beleid.» Het behoeven slechts tien voorbeelden te zijn.

De heer Van Raak (SP): Buschauffeurs zitten 's avonds vaak alleen in de bus op B-weggetjes, ver weg van alles. De SP wil in de eisen opnemen dat er ook een conducteur op de bus zit, opdat er in ieder geval twee medewerkers aan boord zijn. Is dit een optie? Kan de Kamer de regering meegeven dat bij de aanbestedingen van het openbaar vervoer er veel meer aandacht komt voor de beveiliging van de chauffeur, die in zijn uppie is?

De heer Brinkman (PVV): Ik vind alles goed, mits het met gesloten beurs kan. Het is een aanbesteding. Het is maar de vraag hoeveel de lagere overheden hiervoor willen neerleggen en of de burgers bereid zijn om meer geld te besteden aan een kaartje. Ik ben bereid om met de heer Van Raak overal over te spreken.

Provincies en gemeenten blijken aanbestedingen te doen en hierbij geen eisen te stellen aan de veiligheid. Mij komt ter ore dat heel veel buschauffeurs aangeven dat zij worden beledigd, bedreigd of mishandeld. Zij kunnen echter niet aan de kant van de weg gaan staan. In dat geval krijgen ze op hun donder van hun baas, omdat ze de voorgeschreven aankomsttijd niet halen. De chauffeurs hebben zich te houden aan het contract, op grond waarvan ze twee of vier keer per maand te laat mogen komen. Dit contract schijnt heilig te zijn. Ik zou het zo mooi vinden – ik heb hiervoor eerder gepleit – als wij standaard de eis zouden stellen dat op het moment dat de chauffeur beledigd of bedreigd wordt of wat dan ook, hij de bus aan de kant zet, stopt met de handel, de politie belt en de noodknop indrukt. De politie arriveert vervolgens en houdt de daders aan. Pas op dat moment gaat die bus weer verder. Dit moet afgedwongen worden binnen die aanbestedingsovereenkomsten. Anders blijf je in die vicieuze cirkel zitten.

Ik heb nog twee kleine puntjes. De grote ergernis van mijn oud-collega's is het feit dat zij niet horen welke straf de aangehouden dader uiteindelijk krijgt. Andere publieke ambtsdragers zullen deze ergernis ongetwijfeld ook hebben. In sommige gevallen krijgen de politiemensen wel te horen wat er met de dader is gebeurd, maar het is meer uitzondering dan regel. Dit is een gemis en moet echt worden verbeterd.

Mijn laatste punt betreft de leraren. Volgens mij behoren leraren ook tot de publieke ambtsdragers. Mijn fractie ontvangt steeds meer meldingen van leraren die zwaar worden bedreigd. Het onderwijs is een enigszins verloren sector, waaraan we te weinig aandacht hebben gegeven. Wat doen de bewindslieden specifiek voor die lerarensector? Zijn zij het met mij eens dat hier sprake is van een heel groot probleem?

Minister Donner: Voorzitter. Ik bedank de Kamerleden voor hun inbreng en voor de waardering die zij hebben uitgesproken over de inzet die de minister van Veiligheid en Justitie en ikzelf proberen te plegen teneinde dit onderwerp verder te brengen. Ik erken zondermeer dat de ambitie om het aantal slachtoffers met 15% te verminderen, niet is gehaald. Desalniettemin ben ik wel verheugd over het feit dat de trend is gebroken, er een keerpunt is aangebracht en de daling is ingezet. Op dit moment blijkt uit onderzoek dat één sector, de sociale dienst, is uitgezonderd. Hierop ga ik straks in. Tegelijkertijd wordt door de huidige berichtgeving over het onderwijs duidelijk, dat je ook te maken hebt met andere sectoren die plotseling achterblijven. De onderwijssector staat vaak aan het begin van het proces om te komen tot die ommekeer. Een en ander moet in een eerste fase vaak bij de werkgevers en werknemers tussen de oren worden gebracht. Agressief of gewelddadig gedrag jegens werknemers wordt niet getolereerd. Een professional moet de ruimte hebben om zijn werk te doen. Hij of zij moet de aanwijzingen opvolgen. Als er zich geweld of agressie voordoet, moet er aangifte worden gedaan. Werkgevers moeten dit bij alle werknemers bevorderen. Kortom, het is zaak om die hele set met verschillende normen, die in de eerste periode is opgesteld, in de verschillende sectoren tussen de oren te krijgen. Dat is ook de teneur van de brief die de regering aan de Kamer heeft gestuurd inzake de vraag langs welke vijf lijnen het programma Veilige Publieke Taak wordt voortgezet teneinde in 2015 daadwerkelijk het aantal slachtoffers met een kwart te verminderen. De pakkans wordt vergroot, de samenwerking in de ketens wordt geïntensiveerd, er komt meer aandacht voor de jeugd, de betrokkenheid van bestuurders zal worden vergroot en geweld moet worden voorkomen. Het programma als zodanig is heel specifiek gericht op de werkgevers in de publieke sector. Wat gebeurt er nu met werkgevers in de private sector? Deze sector onttrekt zich aan dit programma. De onderwijssector betreft een grensvlak. Het onderzoek richt zich op de publieke taak. Het richt zich niet op alle werkgevers. Hiermee zou de specifieke aanleiding voor het programma vervagen, te weten het feit dat iemand belast met een publieke taak vaak niet de keuze heeft om zijn of haar werkzaamheden te staken of om al dan niet te komen opdagen. De politie en brandweer kunnen niet, ingeval er tegen hen geschreeuwd wordt, een huis laten afbranden en zeggen dat zij niet komen. Dit is een fundamenteel verschil. Om die reden vinden we dat juist in de publieke sector een en ander niet mag worden getolereerd.

De heer Marcouch (PvdA): Ik heb een vraag ter verheldering, zodat we elkaar goed blijven begrijpen. Heeft de minister het ook over overheid en semi-overheid? Ik denk bijvoorbeeld aan welzijnswerkers en maatschappelijk werkers. Deze vallen weliswaar onder particuliere stichtingen, maar zijn werkzaam bij een semi-overheidsinstelling. Ik kijk op gelijke wijze naar het onderwijs. Hierbij zie ik kansen voor de ingediende motie om te komen tot een staking van dienstverlening.

Minister Donner: De reikwijdte van het programma is de publieke taak. We kijken niet naar de vraag of het een ambtelijke of privaatrechtelijke aanstelling betreft. Het gaat om de publieke taakvervulling. Het onderwijs en het openbaar vervoer vallen hieronder. Dit zijn publieke taken, ongeacht het feit dat deze privaatrechtelijk zijn georganiseerd. Mij werd gevraagd wat er nu breder met alle werkgevers wordt gedaan. In die zin is het programma beperkt.

De heer Van Raak (SP): De minister heeft mij gerustgesteld. Hij begon aanvankelijk een probleem op te werpen. Even deed hij het voorkomen alsof de overheid niet meer verantwoordelijk is voor alle diensten die zij heeft verkocht. Ik ben blij dat de minister dit punt heeft hersteld. Ook in het onderwijs en het openbaar vervoer hebben de mensen geen keuze. De bus moet rijden en de leraar moet verschijnen. Het is fijn dat dit misverstand is weggenomen.

Minister Donner: Ik zal buiten deze algemene aanzet niet in het bijzonder op de verschillende lijnen ingaan. De Kamerleden hebben op dit punt een aantal vragen gesteld. Mevrouw Berndsen vroeg op welke wijze men binnen de sectoren te werk gaat. Nogmaals, de ministers zullen het geweld niet doen afnemen. Dit is afhankelijk van de werkgevers en de samenhang die binnen de sector wordt bereikt. Een en ander wordt gefaciliteerd vanuit de overheid met verschillende maatregelen. In alle sectoren moet primair de aangiftebereid omhoog. Binnen het onderwijs heeft dit geleid tot een maatregel van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om registratie te verplichten. Hier was sprake van een lage aangiftebereidheid, omdat dit het imago van de school dreigde te schaden. Op dit soort punten moet je dan met een voorschrift komen.

Tegelijkertijd ontwikkelt het programma zich werkenderwijs. Nu ligt er meer nadruk op de sector openbaar vervoer. Deze sector is vanaf het begin meegenomen. Hierbij is de ontwikkeling veel verder wat betreft de aangiftebereidheid. Werkgevers hebben hiervoor meer aandacht. De heer Çörüz gaf aan dat hij die focus op het openbaar vervoer miste. Dit bevreemdt mij, omdat vanaf de start van dit programma er een speciale taskforce openbaar vervoer is ingezet. Deze is in september 2009 gekomen tot zestien maatregelen, die werkgevers en werknemers moesten treffen. Deze hadden betrekking op een groot aantal uiteenlopende terreinen, zoals het aanbrengen van camera's in het openbaar vervoer, het geven van bevoegdheden aan BOA’s, het uniformeren van de incidentregistratie en het uitbreiden van het cameratoezicht. Begin van dit jaar spraken wij over het feit dat een van de maatregelen nog onvoldoende is. Het betreft de wijze waarop de sociale veiligheid in de concessies wordt verankerd, opdat deze geen voorwerp van concurrentie wordt bij de aanbesteding. Het overleg hierover is vrij vergevorderd, maar nog niet geheel afgerond. Men is bezig om op dit terrein een convenant tussen alle partijen op te stellen. Als onderdeel hiervan komt er ook een arbo-code, waarin de werkgever en werknemer afspraken maken over de veiligheidsnormen. Deze kunnen vervolgens door de Arbeidsinspectie worden gecontroleerd conform de aanpak in het actieplan Arbeidsveiligheid. Hiermee wordt het een onderdeel van de arbeidsveiligheid en vormt het een voorwerp van aanspraak tussen de werkgever en werknemer. Op de beveiliging vindt ook overheidstoezicht plaats. Een en ander staat overigens los van de vraag over de concurrentie.

De heer Çörüz (CDA): Het is goed om dit te horen. Ik heb een en ander met name gemist in de stukken die voorliggen, zoals de voortgangsrapportage. Misschien heb ik het over het hoofd gezien. Om die reden stelde ik ook deze vraag. Mag ik in dit verband informeren naar de status van een motie van ondergetekende uit 2008 inzake een openbaar vervoersverbod? Ik heb mij laten vertellen dat dit vrij lastig is. Hoe vaak heeft een rechter tussen 2008 en nu deze maatregel opgelegd? Weet de minister dit? Als hij de gegevens nu niet paraat heeft, wil ik deze graag later van hem vernemen.

Minister Donner: Ik heb deze gegevens niet onmiddellijk paraat. Misschien beschikt een van mijn medewerkers wel hierover. In dat geval krijgt de heer Çörüz in tweede termijn een antwoord op zijn vraag. Anders stuur ik hem hierover een brief.

Voorzitter. Een onderdeel van de taskforce veiligheid is de aanpak van de toezichthouders. Momenteel wordt er een pilot uitgevoerd met betrekking tot de extra inzet van 60 toezichthouders in Almere, Amsterdam, Noord-Brabant en Zuid-Holland. Deze pilot is gestart op 6 oktober en heeft een looptijd van een jaar. Aan de hand hiervan kunnen we evalueren welke lijnen geschikt zijn. Tevens wijs ik op het feit dat het percentage camera's in bussen sinds het begin van de taskforce is gestegen van 50 naar 85. De verwachting is dat dit percentage binnen enkele jaren stijgt tot 100. Op ieder van de terreinen is het vooral de vraag op welke wijze de sector wordt gepakt. Hoe krijg je de aandacht van zowel de werkgevers als de werknemers? Hoe krijg je afspraken over datgene wat er moet worden gedaan? De ervaring leert dat er maatregelen worden genomen. Het allerbelangrijkste is het formuleren van een duidelijke norm en het strak handhaven hiervan, zodat die duidelijkheid ook geboden wordt. Ikzelf heb ervaring opgedaan met een busbedrijf dat aanvankelijk grote problemen ondervond met scholieren die vervoerd moesten worden en iedere keer voor moeilijkheden zorgden. Het busbedrijf en de scholieren hebben zelf het probleem opgepakt. Zij zijn rond de tafel gaan zitten en hebben de factoren geanalyseerd. Er bleek onder meer sprake te zijn van te weinig handhaving van de norm, doordat er iedere dag een andere chauffeur op de bus zat. Er is overeengekomen dat iedere ochtend op hetzelfde uur dezelfde chauffeur wordt ingezet voor de bus waarin die scholieren zitten. Deze krijgt geleidelijk aan meer gezag over de leerlingen, weet wat er gisteren is afgesproken en wat er eventueel is misgegaan. Kortom, het zit hem vaak in dergelijke manieren van aanpak. In voornoemde situatie is het probleem geleidelijk aan gedempt. Het probleem is echter niet weg. Waakzaamheid is geboden, ook vanwege het feit dat er ieder jaar nieuwe scholieren bijkomen. Gelukkig gaan er jaarlijks ook weer scholieren van school af.

De heer Çörüz heeft een vraag gesteld over de stijging van het aantal slachtoffers bij de sociale diensten. Ik heb hierover tijdens het vragenuur in oktober vragen van mevrouw Berndsen beantwoord. Voornoemde ontwikkeling is naar voren gekomen uit het onderzoek. We hebben geen centrale registratie van alle gevallen. Ik zeg dit ook in antwoord op de vragen van mevrouw Hennis. Het is primair aan de sectoren of en op welke wijze zij dit registreren. Het kost te veel aan menskracht en middelen om een en ander centraal te registreren. Derhalve zijn we afhankelijk van de sectoren. We zijn met Divosa,rond de tafel gaan zitten om te bekijken op welke wijze een en ander bij de sociale diensten wordt opgepakt. Er zijn afspraken gemaakt met Divosa om te bekijken op welke punten er extra ondersteuning nodig is vanuit het programma. Met de sociale diensten zijn afspraken gemaakt over de wijze waarop ze de opleiding en training moeten versterken en in hoeverre bepaalde hulpmiddelen, zoals camera's, kunnen worden gebruikt. Het is niet uitgesloten dat die stijging bij de sociale diensten toeneemt, gezien de sociaal-economische ontwikkeling en het feit dat meer mensen zijn aangewezen op uitkeringen.

Ik kom op de vragen van mevrouw Hennis en de heer Marcouch over de uitvoering van de motie die zij hebben ingediend met betrekking tot de staking van dienstverlening. Ik heb hierover vandaag een brief gestuurd, waarin wordt aangegeven dat op het terrein van de sociale zekerheid de minister bezig is om deze norm in de wetgeving te formuleren. Uit de brief moge duidelijk worden dat die mogelijkheid reeds op tal van terreinen bestaat. Er is zojuist ook gewezen op de mogelijkheid om iemand te weren uit het openbaar vervoer. Het staken van onderwijs is echter contraproductief vergeleken met de klassieke aanpak, waarbij de leerling uit de klas wordt gestuurd of de ouders van de leerling worden benaderd met de mededeling dat hun kind een tijd lang niet op school kan komen. Een leerling uitsluiten van onderwijs, omdat deze zich niet weet te gedragen, is vaak niet de meest geschikte methode. De vraag wat de meest adequate reactie is, zal steeds van de sector afhangen. Het algemene kader is als volgt. Het adagium luidt dat de publieke bevoegdheid een publieke taak is. Het weigeren hiervan zal geregeld moeten worden. Indien de verhouding niet publiekrechtelijk is, zoals bij het openbaar vervoer, zal een en ander primair een kwestie zijn van een contract dat hieraan ten grondslag ligt. De vervoersbedrijven kunnen aangeven dat er onder bepaalde omstandigheden niet wordt vervoerd. Ik heb de toezegging gedaan om, naarmate een en ander verder wordt ontwikkeld, de Kamer hierover in te lichten. Ik meen dat ik hiermee alle vragen van de heer Çörüz heb beantwoord.

Ik kom op de vraag op welke wijze die sociale sector moet worden aangepakt. Een van de opvallende constateringen is dat een en ander heel erg verschilt van Werkplein tot Werkplein. Bij een onderdeel van het Werkplein in Zeist is het aantal incidenten sterk gedaald, terwijl dit bij andere Werkpleinen is gestegen. Als onderdeel van de afspraken met Divosa, wordt er bekeken wat er in Zeist is gedaan en in hoeverre dit ook bij andere Werkpleinen kan worden toegepast.

Ik kom op de vragen van mevrouw Hennis. Ik ben reeds ingegaan op het staken van de publieke dienstverlening. De vermindering van het aantal slachtoffers met 25% is inderdaad niet gehaald. Ik heb de ontwikkelingslijnen in het programma aan de Kamer laten zien. De cijfers per jaar per beroepsgroep zijn niet te verkrijgen, tenzij hierop een groot ambtelijk apparaat wordt gezet. Dit lijkt mij niet proportioneel. De meeste andere vragen worden beantwoord door de minister van Veiligheid en Justitie, met name de vragen over de tweemetingen inzake het politiekorps.

Mevrouw Hennis vraagt of de schade verhaald wordt. Op dit moment heb ik geen overzicht van alle sectoren. De schade bij het openbaar vervoer, waaronder de Nederlandse Spoorwegen, en de politie wordt vrij systematisch verhaald. Hierop wordt ook bij andere sectoren gewezen. De cijfers hiervan kan ik niet overzien. Mevrouw Hennis stelde deze vraag in het bijzonder met betrekking tot de ambulancediensten. Ik heb niet direct de informatie over deze sector paraat.

De meeste vragen van de heer Marcouch heb ik beantwoord. Volgens hem is daadkracht nodig. Ik heb getracht hem duidelijk te maken dat de voornaamste vraag is op welke wijze we die daadkracht in de sectoren kunnen realiseren. Juist vanwege de verscheidenheid waarmee we te maken hebben, worden veel verkenningen en onderzoeken gedaan en wordt er ook met pilots gewerkt. Er is bijvoorbeeld een pilot over de vraag of op de ambulances camera's moeten worden geplaatst. Deze pilots leveren altijd nieuwe inzichten op.

De heer Marcouch en anderen informeerden ook naar de beveiliging van burgemeesters. Hierover hebben we vorig jaar uitvoerig van gedachten gewisseld. Het uitgangspunt is, zoals over de gehele linie, het feit dat het individu verantwoordelijk is voor een aantal elementaire maatregelen om zichzelf te beschermen. Vervolgens is de werkgever verantwoordelijk voor de kosten die worden gemaakt ter bescherming van zijn personeel. Bij de landelijke beschermingsmaatregelen komt de nationale overheid in zicht. Het punt dat de heer Marcouch noemde, is vorig jaar uitvoerig bediscussieerd. Ik heb dit intussen ook besproken met de sector. Hierover is een brief uitgegaan. De heer Van Raak wees op de situatie in Helmond. Daar moest het probleem inderdaad worden aangekaart. Ik heb in een rondschrijven aan alle gemeenten aangegeven dat de ervaring leert dat je dergelijke punten tijdig, oftewel op het moment dat er nog geen sprake is van een probleem, moet aankaarten bij de gemeenteraad. Er kunnen dan middelen worden gereserveerd voor het geval een en ander daadwerkelijk aan de orde is.

De heer Van Raak (SP): De minister zegt terecht dat landelijke maatregelen landelijk moeten worden gefinancierd. Als het OM zegt, zoals in Helmond, dat er voor meer dan € 100 000 aan aanpassingen aan het huis moeten worden verricht, is dat eigenlijk landelijk. De burgemeester moet dan naar de gemeenteraad. Dit lukt allemaal wel, maar ik kan mij voorstellen dat het wat ongemakkelijk is. Waarom kunnen we dit soort zaken niet gewoon landelijk via het Rijk financieren, zodat we kunnen uitsluiten dat dit gepolitiseerd wordt?

Minister Donner: De werkgever in het openbaar vervoer moet via een arbo-code bepaalde maatregelen treffen. Wij nemen deze niet over, ook al zijn ze verplicht. In casu gaat het om een precisering door het OM van de vraag welke beschermingsmaatregelen er in een bepaalde situatie moet worden getroffen. Dit is een zaak van de werkgever. Anders maken we een onderscheid tussen de publieke sector en de particuliere sector. Je kunt dit soort zaken beter tijdig aan de orde stellen, zodat hierover niet concreet behoeft te worden gesproken. Tegelijkertijd wordt dit soort zaken door het OM besloten, zodat er geen politieke discussie kan ontstaan over de vraag of bepaalde beschermingsmaatregelen al dan niet nodig zijn. Het is een kwestie van de volwassenheid van gemeenten. Men moet inzien dat dit geen onderwerp van politieke discussie is.

De heer Van Raak (SP): Ik wil een beroep doen op die volwassenheid van gemeenten. In sommige gemeenten zijn de verhoudingen flink verziekt. Een en ander is altijd gradueel. Een post voor het huis van een burgemeester wordt landelijk gefinancierd. Een aanpassing aan het huis moet de gemeente financieren. Het is minder principieel dan de minister wil doen voorstellen. Ik zou het aardig vinden als de minister ook eens met de vereniging van burgemeesters bespreekt of je dit soort zaken niet eruit kunt halen. In gemeenten waar de verhoudingen goed zijn, gaat het ongetwijfeld goed. Ik ben echter bang voor de gemeenten waar de verhoudingen verziekt zijn. Juist in dat soort gemeenten kan het eerder voorkomen dat de burgemeester bedreigd wordt.

Minister Donner: Ik heb dit besproken met het Nederlands Genootschap van Burgemeesters, mede op diens eigen aanvraag. Ik heb daar begrip gekregen voor deze lijn. Uiteraard is het genootschap hiermee niet blij. Zodra er gesuggereerd wordt dat het Rijk alle voorzieningen betaalt, zal het genootschap voorstander zijn. Ik heb de systematiek uitgelegd en wil hiervan niet afwijken.

Mevrouw Berndsen (D66): Het verbaast me dat de minister zegt dat de werkgever een en ander moet betalen. De minister is het toch met mij eens dat de gemeenteraad niet de werkgever is van de burgemeester? De burgemeester is een door de Kroon benoemde functionaris. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkszaken moet nota bene het contraseign op het aanstellingsbesluit geven. In die zin zou je op zijn minst kunnen spreken over werkgeverschap door het Rijk en niet door de gemeenteraad. Hoe kijkt de minister hiertegen aan?

Minister Donner: Op dit moment kijk ik naar de vraag wie het salaris betaalt. Dat is de gemeente. Het feit dat er op een gegeven moment een contraseign moet worden gegeven op een benoeming is geen aanwijzing over de aanstelling. Er wordt een contraseign op mijn benoeming als minister gegeven door de minister van Algemene Zaken. Desondanks ben ik in dienst bij het departement van Binnenlandse Zaken.

Mevrouw Berndsen (D66): De gemeenteraad kan hoe dan ook de burgemeester niet ontslaan. Hiervoor is intrekking van het Kroonbesluit nodig. Het gaat wel heel erg ver als de minister de gemeenteraad in de rol van werkgever plaatst. Dit zet werkelijk de staatsrechterlijke verhoudingen op zijn kop. De minister kan dit, gezien zijn reputatie, toch niet met droge ogen blijven volhouden?

Minister Donner: Toch doe ik dit al een jaar. Ik constateer dat de werkelijkheid van mevrouw Berndsen niet strookt met de echte werkelijkheid. Op gezette tijden krijg ik voordrachten van de vertrouwenscommissies van gemeenten, waarbij ik geacht wordt om deze voordrachten door te geleiden naar Hare Majesteit. Ik ontmoet de burgemeester. Het beeld dat de minister van Binnenlandse Zaken bepaalt welke burgemeester waar komt, strookt behoudens uitzonderingen niet met de werkelijkheid. We hebben inderdaad de juridische figuur van de aanstelling bij het Rijk. Overige zaken, zoals de arbeidsvoorwaarden, liggen bij de gemeente. In dezen treedt de gemeente als werkgever op. Deze betaalt het salaris.

Voorzitter. Mevrouw Berndsen meent dat het pakken van de daders de essentie is. De kern van het programma is inderdaad erop gericht om de daders aan te pakken, ook via een norm. Het gaat niet zozeer om het accommoderen van de slachtoffers. De vraag op welke wijze we de daders aanpakken, vormt de kern. Het verhogen van de pakkans is derhalve een van de ontwikkelingslijnen voor de toekomst. Dit wordt gerealiseerd door het geven van extra bevoegdheden aan BOA's, een duidelijk sanctiebeleid en de betrokkenheid van de werkgever in het strafproces.

Ik kom op de vragen van de heer Van Raak. Op het punt van de burgemeesters en de eigen verantwoordelijkheid van de werkgever ben ik ingegaan. De heer Van Raak vroeg ook naar de vergoeding van de schade. Het slachtoffer kan zich voegen in het strafproces voor schade die het directe gevolg is van het gepleegde feit. De minister van Veiligheid en Justitie zal hierop verder ingaan. Als de rechter de schade toewijst, kunnen er schadevergoedingsmaatregelen worden getroffen. Het Schadefonds Geweldsmisdrijven kan de kosten voorschieten als de betaling langer dan acht maanden wordt uitgesteld. Voor het overige is het beter om het voorschot eventueel te regelen via de werkgever. Een uitkering door de Staat, zoals de heer Van Raak aangaf, wordt immers als inkomen beschouwd. De fiscus zal het bedrag in dat geval belasten, hetgeen niet wenselijk is.

De heer Van Raak (SP): Dat bedoelde ik ook. Acht maanden wachten op een fonds, vind ik niet goed. Daar zit zo'n agent of iemand van het UWV. Als de rechter zegt dat er schadevergoeding moet worden toegekend, moeten we het slachtoffer niet belasten met de hele procedure die erna komt. De werkgever moet de schadevergoeding op dat moment voorschieten en werkt alle juridische rompslop af. Is dit nu de huidige staande praktijk?

Minister Donner: Voor zover ik begrijp, is dit bij de politie staande praktijk. Ik vermoed dat de minister van Veiligheid en Justitie hierop nader zal ingaan.

De heer Van Raak (SP): En elders? Door de politie ben ik geïnspireerd geraakt. We hebben echter nog meer ambtsdragers, zoals ambtenaren, onderwijzers, hulpverleners, brandweerlieden en buschauffeurs.

Minister Donner: Ik heb niet het overzicht over alle sectoren. Een en ander is de praktijk bij de NS, evenals bij het Rotterdams trambedrijf, de RET. Dit is een kwestie van concrete gevallen.

De heer Van Raak (SP): Goed voorbeeld doet goed volgen. Als er sprake is van een cultuurkwestie en iets ergens goed werkt, laten we het dan ook elders doen. Ik wil de minister niet te veel aan het werk zetten met papierwerk. Waar het werkt, werkt het volgens mij goed. Kan de minister uitzoeken op welke plekken de werkwijze nog niet is ingevoerd en een suggestie doen om dit alsnog te realiseren?

Minister Donner: Ik wil dit eerder als een onderdeel van de taskforce aan de sectoren voorleggen, zeker aan de sectoren waarmee we nu bezig zijn. Tevens wil ik het voorleggen aan andere werkgevers op dit terrein, waarbij een en ander goed werkt. Ik wil niet investeren in plaatsen waar het niet werkt. Vervolgens zal in het lopend overleg met Divosa en bijvoorbeeld de scholen een en ander worden ingevoerd.

De heer Çörüz (CDA): Ik heb een vraag in het verlengde hiervan. De minister zei een paar zinnen geleden dat een en ander bij de politie en het openbaar vervoer goed werkt, omdat deze stevige protocollen hebben. Bij de politie werkt het goed. Daar hebben ze stevige protocollen en zit de baas erbovenop. De brandweer en ambulance verschijnen heel weinig in zittingszalen. Hierdoor lijkt het alsof de problematiek binnen deze sectoren niet speelt. Het is zaak dat de minister in het kader van het programma Veilige Publieke Taak een en ander doortrekt.

Minister Donner: De minister van Veiligheid en Justitie zal nader ingaan op de brandweersector. Ik zal dadelijk nader ingaan op de ambulancesector.

Voorzitter. De vragen van de heer Brinkman over de aanbestedingen heb ik beantwoord. Hij wees op de scholen en de signalen over bedreiging en geweld in de klas. Ik heb de Kamer gewezen op de eerste stappen die de minister van OCW heeft gezet. Ik wijs ook op een bericht van vanochtend in de Metro, waarin staat dat dit punt ook door de bonden is opgenomen. Een en ander zal derhalve worden meegenomen in de normale ontwikkeling van het programma, ook voor het onderwijs. Ik meen dat ik hiermee alle vragen heb beantwoord.

Mevrouw Berndsen (D66): Er ligt nog een vraag van mij over de reductie van het aantal slachtoffers. In 2011 zou er sprake moeten zijn van een daling van 15%. Dit is niet gehaald. De ambitie van het kabinet is om het aantal slachtoffers in 2015 met 25% te verminderen. Hoe denkt de minister deze resultaten te kunnen boeken, gelet of het feit dat die reductie van 15% nog niet gehaald is?

Minister Donner: Hierop ben ik ingegaan in mijn inleidende opmerkingen. Ook ik heb geconstateerd dat de afname van 15% nog niet is gehaald. Dit uitgangspunt en deze ambitie liggen echter wel ten grondslag aan de brief die ik de Kamer heb geschreven met betrekking tot de voortzetting en intensivering van het programma. Ik heb niet een exact stappenplan, waarin ik kan aangeven dat het percentage dan zo veel en dan weer zo veel bedraagt. Nogmaals, we hebben een lijn en ambitie op dit terrein uitgezet. We streven naar een daling van 25%. De lijnen die dit vergt, hebben we aan begin van het jaar uitgezet. Deze zullen worden geëvalueerd aan de hand van de ontwikkeling. Je kunt voor de sector openbaar vervoer niet aangeven met welke hoeveelheid het aantal slachtoffers afneemt. Als ik constateer dat volgens de lijn het aantal slachtoffers niet afneemt, zal dit nader worden overlegd, ook met de sector.

Mevrouw Berndsen (D66): Het kabinet formuleert een ambitie. Het vorige kabinet had de ambitie om een daling van 15% te bewerkstelligen. Dit kabinet meent dat het zelfs een daling van 25% kan halen. Je moet dan toch op zijn minst een beeld hebben van de wijze waarop je tot dit percentage komt? De minister zegt niets anders dan: «Ja, hiervoor is dit programma.» Dit programma zal een vervolg krijgen. Van 2007 tot 2011 was het meer taakgericht. Nu blijkt dat die vermindering van 15% niet is gehaald. Ik mag op zijn minst van de minister vragen welke instrumenten hij meent nodig te hebben om die daling van 25% überhaupt te kunnen halen. Het mag toch iets meer SMART worden geformuleerd?

Minister Donner: Ik heb net uitgelegd dat het verminderen van het aantal slachtoffers niet een zaak is die de ministers vanuit Den Haag voor elkaar kunnen krijgen. Dit moet gerealiseerd worden in de sectoren. We spreken de sectoren, waarbij van vermindering geen sprake is, hierop aan. De lijnen waarlangs we dit realiseren, heb ik uiteengezet in de brief. We maximaliseren de pakkans van de dader. Hoe pak je een en ander in de hele lijn van de keten aan? Hoe zorg je voor een duidelijke norm? Welke resultaten levert een en ander op? Op basis van die resultaten zul je moeten bekijken welke zaken je verder kunt intensiveren. Ik heb geen programma, waarin staat dat er komend jaar zo veel minder raadsleden en zo veel minder burgemeesters worden bedreigd. Dit is de aard van het verschijnsel, dat we proberen aan te pakken. Ik heb goede hoop dat met deze maatregelen, het aantal slachtoffers plotseling heel sterk kan afnemen, zeker ingeval deze maatregelen op een gegeven moment in een bepaalde sector aanslaan. Bovendien kunnen er additionele maatregelen worden getroffen, mochten de resultaten in een aantal sectoren na een jaar toch tegenvallen. Dit is ook de ervaring in het openbaar vervoer. Op die lijnen waar maatregelen aanslaan, valt vaak ook het geweld weg, althans de agressie. Meer kan ik niet zeggen. Het is een probleem, waarbij ik noch de daders noch de slachtoffers aan de lijn heb.

Mevrouw Berndsen (D66): Mijn korte conclusie luidt dat het percentage gewoon natte vingerwerk is.

Minister Donner: Nee, het percentage is gebaseerd op een verkenning, die eerder is gedaan. Er is bekeken om welke sectoren het gaat en in hoeverre ik in die sectoren maatregelen kan treffen. Het percentage is niet een schatting van hetgeen ik kan bereiken. Nee, de ambitie is dat het aantal slachtoffers met 25% afneemt. Ik tref op dit terrein een aantal maatregelen. Als ik vervolgens constateer dat dit niet voldoende is, zal ik meer maatregelen moeten treffen. Aan het begin van het jaar hebben we ook andere maatregelen getroffen, die we inmiddels hebben geïntensiveerd. Het is de aard van dit soort taakstellende doelstellingen.

De heer Marcouch (PvdA): In het verlengde hiervan had ik aan de minister een vraag gesteld. Dit is een van de weinige beleidsterreinen waarbij dit kabinet concrete doelstellingen vooraf formuleert. Dit moeten we vasthouden. Terecht is de vraag gesteld op welke wijze we het resultaat gaan halen. Ik had hierover een vraag gesteld. Het is immers goed dat je enerzijds regelgeving hebt en maatregelen treft. Anderzijds kun je niet zonder enige moraliteit. Je moet een beweging in de samenleving op gang brengen die verder gaat dan de werkgevers. Deze raakt derhalve ook de burgers, die vervolgens staan voor de norm. Dit moet deze CDA-minister toch heel erg aanspreken? Wat gaat de minister op dit terrein doen? Welke offensief gaat de minister inzetten, wellicht persoonlijk, om een beweging in de samenleving op gang te brengen, waarbij de burgers samen met hem die norm gaan stellen en zeggen: «Zo gaan we niet om met onze dienstverleners.»?

Minister Donner: Op dit terrein wordt een aantal campagnes gevoerd. De heer Marcouch wil dat de mensen zich een en ander eigen maken en in beweging komen. Dit punt wordt niet primair door de overheid in gang gezet. Het komt vanuit de samenleving. Dit is zichtbaar aan de wijze waarop er gereageerd wordt op geweld en agressie jegens bijvoorbeeld ambulancepersoneel of andere diensten. Burgers menen dat dit niet langer kan. Een en ander begint met een duidelijke normstelling door de diensten zelf. Deze wordt gedragen door het publiek. Alle bewegingen van burgers die door de overheid in gang worden gezet, houden op als de overheid iets anders gaat doen. Hiermee bereik je geen cultuurveranderingen. Niet de overheid, maar de samenleving bepaalt in dezen de cultuur. Althans, dat is mijn CDA-standpunt.

De heer Marcouch (PvdA): De minister is gezaghebbend. Hij heeft een groot bereik en kan mensen prikkelen en inspireren. In de brief staan heel veel maatregelen. Slechts in een klein gedeelte van de brief wordt gesproken over communicatie. Dit is heel belangrijk en raakt veelal de fundamenten van de rechtsstaat. Ik zou willen dat de minister zich derhalve persoonlijk eraan verbindt om al die mensen, die uit zichzelf die beweging omarmen, voor te gaan en hun te laten zien naar welke samenleving we willen.

Minister Donner: Ik laat geen enkele twijfel bestaan over de wijze waarop mijn collega en ik hierin zitten. Bij al onze werkbezoeken dragen we dit uit. Het kan niet zo zijn dat het van de ministers afhangt dat ieder project bezocht wordt. Binnenkort komt op dit terrein een campagne van de Stichting Ideële Reclame (SIRE), waarin zij aandacht hiervoor vraagt. Als de samenleving afhankelijk wordt van enkel de inzet van ministers, dan houdt zij op met functioneren.

De heer Marcouch (PvdA): Ik bedoel het heel serieus. Ik vind het jammer dat de minister hiervan enigszins een karikatuur schetst. Het gaat mij niet om enkel de minister of enkel de overheid. We zitten hier en hebben een ambitie. Enkel de toepassing van regels en wetten helpt niet. Wat gaat de minister, niet alleen maar met al die andere mensen in de samenleving, eraan doen om die moraliteit en beweging in de samenleving op gang te brengen? De minister draagt hiervoor niet als enige verantwoordelijkheid, maar hij moet hierin wel vooroplopen.

Minister Donner: Ik loop hierin ook voorop. Ik zorg met name ervoor dat een en ander gaat spelen binnen de sectoren. Dat is mijn taak als minister. Een minister die zich enkel bezighoudt met de Veilige Publieke Taak zou wellicht meer kunnen doen op dit terrein. Dit onderwerp is echter een van de onderdelen, die we hebben. Het moet niet afhankelijk zijn van de minister. De heer Marcouch heeft een ander beeld van de wijze waarop de samenleving in elkaar zit. Hij meent dat deze van bovenaf wordt bewogen door ministers die zich inzetten. Ik meen echter dat de samenleving van onderop in beweging moet komen. Dit gebeurt ook. We proberen dit zo goed mogelijk aan te pakken aan de hand van de problemen. Dit heeft succes bij de benaderde sectoren, waaronder het openbaar vervoer. De Kamer ziet dat zich in de verschillende sectoren een trendbreuk aftekent. Met de sociale sector is dit ook opgenomen. De ministers doen op dit punt datgene wat er gedaan moet worden.

Minister Opstelten: Voorzitter. Ik bedank de Kamerleden voor hun bijdrage. Minister Donner en ik staan samen met onze andere collega's zeer eendrachtig voor dit programma. Ik bespeur in de Kamer eenzelfde inzet. We hebben in het programma Veilige Publieke Taak een aantal zaken heel stevig neergezet. Ik zeg dit ook altijd in de richting van de politie-, brandweer- en ambulancemensen in mijn sector. Zij moeten zich veilig voelen. Onze plannen hiervoor lopen.

Mevrouw Hennis heeft gevraagd naar de tweemeting. Ik zal niet herhalen wat minister Donner heeft gezegd. Dit was uiteraard volledig correct. Dit jaar zijn er opnieuw minder werknemers met een publieke taak in aanraking gekomen met agressie of geweld. Dit is een goede ontwikkeling. Elk geval van agressie tegen de publieke taak is er echter een te veel. Mevrouw Hennis wees op de politiecijfers. Hierin kunnen verschillen zitten. Dit blijkt ook uit een belevingsonderzoek onder burgers met een publieke taak. Ik heb begrepen dat er een oproep is gedaan en iedereen heel nadrukkelijk is aangespoord om aangifte te doen. Enerzijds zijn er dus minder werknemers in aanraking gekomen met agressie of geweld. Anderzijds is er sprake van een stijging van het aantal aangiften, omdat men keihard is gestimuleerd om aangifte te doen. Dit blijkt ook uit de cijfers. Op een gegeven moment zullen de aantallen weer dalen. We hebben een impuls gegeven. Ik zal, vanuit mijn verantwoordelijkheid, de ontwikkeling nadrukkelijk met de politie blijven volgen.

De strafrechtelijke maatregelen die zijn genomen zijn het lik-op-stukbeleid, het snelrecht en supersnelrecht, en de zwaardere straffen. Zoals bekend, zijn de straffen die het OM sinds het begin van dit jaar eist driemaal hoger dan voorheen. In de media wordt soms bericht dat de straffen twee keer zo hoog zijn. Dit is echter onjuist, de straffen zijn drie keer zo hoog. Het is goed om dit nogmaals te benadrukken.

De heer Çörüz en de heer Van Raak hebben gewezen op het monitoren van de strafmaat. In het vorige algemeen overleg van 8 maart heb ik toegezegd dat ik continu zou monitoren of rechters meegaan in de hogere strafeisen. Uit de resultaten over 2010, die de Kamer heeft ontvangen, blijkt dat rechters in grote lijnen de hogere strafeisen volgen en in sommige gevallen zelfs zwaarder straffen. Ik heb nog geen cijfers over 2011. Er is afgesproken dat de Raad voor de rechtspraak begin 2012 een onderzoek zal laten verrichten naar de resultaten over 2011. Voor de zomer van 2012 ontvangt de Kamer deze cijfers van mij.

De heer Çörüz (CDA): Teneinde te kunnen concluderen of rechters zwaarder straffen, moet je natuurlijk weten of de officieren van justitie die 200% eisen. Kan de minister aangeven of onze officieren in alle gevallen die 200% eisen? Als zij minder eisen, is het natuurlijk niet zo raar dat rechters dit volgen en vrijwel automatisch altijd op een lagere straf uitkomen.

Minister Opstelten: Ik neem dit mee in het onderzoek. Dit onderwerp raakt mij. Ik stel dit aan de orde in mijn periodieke overleg met het college van pg's. De officieren van justitie eisen die 200%, maar ik zal dit in het onderzoek monitoren. Cijfers die onafhankelijk van mij zijn vastgelegd, zijn voor de Kamer pas echt overtuigend.

Mevrouw Berndsen vroeg naar de uitvoering van de eenduidige landelijke afspraken. Hiernaar laat ik, in het kader van het lik-op-stukbeleid, ook onderzoek doen. We moeten dit in alle scherpte volgen. Dat onderzoek van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid van begin dit jaar laat zien dat de politie de meeste afspraken al heeft ingevoerd. Met name de informatieterugkoppeling over de voortgang van zaken kan worden verbeterd. Dit geldt zeker voor het Openbaar Ministerie en de politie. Hierover zijn goede vragen gesteld. Iedereen die aangifte heeft gedaan, en zeker het slachtoffer, moet gewoon horen wat hiermee gebeurt. De heer Van Raak en Brinkman hebben hiervoor aandacht gevraagd.

Ik haak aan bij de uitspraak van collega Donner, dat bewindslieden buitengewoon belangrijk zijn, maar dat in dit kader andere mensen nog belangrijker zijn. De heer Marcouch heeft aandacht gevraagd voor de jaarwisseling. Afgelopen jaar zij we vooruitgegaan. Het is echter slecht om van een succes te spreken. Er is sprake van een steviger gecoördineerde aanpak. We hebben de jaarwisseling scherp geëvalueerd en de Kamer is hierover geïnformeerd. De maatregelen die de heer Marcouch aangeeft, moeten door de burgemeesters worden genomen en niet door mij. Ik schrijf alle burgemeesters, na goed overleg met de delegaties van die burgemeesters, op tijd een keurige brief over hetgeen ze moeten doen, de suggesties en de wijze waarop ze het moeten aanpakken. Hiervoor geldt de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast. Deze AMvB is het instrument om toe te passen. Hierin is geregeld het verhalen van schade op de dader, de inzet van het supersnelrecht en de informatie na afloop. Op grond hiervan kan ik namens iedereen op 1 januari aangeven hoe de jaarwisseling is verlopen. De ministers moeten weliswaar het kader aangeven. De wijze waarop een en ander verloopt, is echter afhankelijk van de burgemeesters, de politie en anderen.

De heer Marcouch (PvdA): Ik wil niet vervelend doen, maar uiteraard is het altijd zo dat anderen de uitvoering moeten doen. Als dit de stellingname van de minister is, dan kunnen we dit overleg ... Het gaat mij erom dat de minister hierin een verantwoordelijkheid heeft. Uiteraard moeten allerlei andere mensen het doen. Geeft de minister in zijn brief aan dat hij notie neemt van de mogelijkheid voor bestuurlijk oponthoud? Dit heeft een heel preventief karakter. We hebben die wet ooit bedacht om allerlei gedoe achteraf te voorkomen.

Opstelten: Uiteraard. Burgemeesters hebben een hele koffer met instrumenten, waaronder het bestuurlijk oponthoud. Zij kunnen en moeten deze toepassen. We zijn natuurlijk niet gek. Nederland kent een buitengewoon goed burgemeestersbestand, dat hiervoor de verantwoordelijk neemt en wil nemen. De incidenten die tijdens oud en nieuw plaatsvinden, zijn onaanvaardbaar. Dit aantal moet verder worden teruggebracht. De Kamer, alle burgemeesters en ik zijn hierover dezelfde mening toegedaan.

Een aantal vragen van de Kamerleden waardeer ik zeer. Dit geeft ook de betrokkenheid van iedereen weer. Er zijn enkele gevallen genoemd, waarbij het ambulancepersoneel moeite heeft met het doen van aangifte. Ik ontvang deze casus graag. Hierover zullen we punt voor punt contact opnemen, zodat de weg wordt gewezen, die binnen het gevoerde beleid moet worden bewandeld.

Mevrouw Hennis en de heer Brinkman hebben vragen gesteld over het snelrecht. Bij zaken waarin medewerkers met een publieke taak slachtoffer zijn geworden van agressie of geweld, wordt snelrecht toegepast. De heer Brinkman vraagt waarom dit in een bepaalde situatie niet is gebeurd. Ik kan dit niet beoordelen. Snelrecht moet en zal worden toegepast. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en ik pleiten ervoor dat verdachten zitten tot aan de zitting. Hiermee worden de gronden van de voorlopige hechtenis verruimd. Het wetsvoorstel is via de ministerraad naar de Raad van State geleid. We wachten het advies af en zullen het zo snel mogelijk indienen bij de Kamer. Dit is een belangrijk en helder signaal, waarmee we laten blijken dat we een en ander niet tolereren.

Anonimiteit kan een belangrijke bijdrage leveren aan de bescherming van de aangevers. De heer Marcouch heeft hierover een motie ingediend bij de begrotingsbehandeling. Deze is aanvaard. Het indienen is één, maar het aanvaarden ervan is twee. Als de motie enkel was ingediend, had ik deze niet genoemd. Als ik op zijn beleid was gaan zitten, had ik dit voor mijn eigen rekening genomen. Je moet tenslotte een meerderheid in de Kamer halen. De heer Marcouch is hierin geslaagd. Het kabinet steunt de motie. Over de bestaande mogelijkheden van anonimiteit in het strafproces is al veel gezegd en geschreven. Hierover zijn veel vragen gesteld en beantwoord. De Kamer is hierover uitgebreid geïnformeerd. Ik houd vast aan de lijn die we hebben ingezet en de bestaande mogelijkheden. Op verzoek van de heer Çörüz is een onderzoek gestart naar het gebruik van anonimiteit in het strafproces. Het WODC voert dit onderzoek uit. De Kamer ontvang de resultaten hiervan voor de zomer, evenals de reactie hierop van het kabinet. De mogelijkheid om bij de aangifte domicilie te kiezen, is al meegenomen in het onderzoek van de landelijke afspraken. Deze is pas een half jaar van kracht. Ik beantwoord nu de vragen die ik zelf niet heb gehoord. Ik hoor graag of ik hierin volledig ben geweest.

Mevrouw Hennis heeft gevraagd naar de proeftuin ZSM. Het consequente lik-op-stukbeleid zal in 2012 landelijk worden ingevoerd. Ik ga nu niet herhalen wat het ZSM-beleid inhoudt en waar dit plaatsvindt. De Kamerleden zijn hiervan op de hoogte. De pilots worden permanent geëvalueerd. De eerste resultaten zijn hartstikke positief. In Utrecht worden bijvoorbeeld 51 zaken via ZSM afgedaan. Een landelijk model wordt in het begin van volgend jaar gebouwd op basis van de ervaringen uit de pilots. Per april 2012 wordt een begin gemaakt met deze gefaseerde landelijke uitrol.

Mevrouw Hennis heeft gevraagd naar de stand van zaken van het wetsvoorstel dat het leggen van conservatoir beslag op goederen van verdachten regelt. De reacties uit de consultatie zijn binnen en worden momenteel verwerkt. Het wetsvoorstel zal medio 2012 aan de Kamer worden aangeboden. De volgorde luidt consultatie, kabinet, Raad van State, terug naar het kabinet, indiening bij de Kamer. Ons spoorboekje geeft medio 2012 aan.

Mevrouw Hennis heeft gevraagd of slachtoffers zich nu daadwerkelijk makkelijker voegen. In de praktijk worden hierbij namelijk veel vraagtekens geplaatst. Het proces van voegen is op zich niet veranderd. Het voegen is niet makkelijker of moeilijker geworden. We ontvangen evenmin signalen dat er in mindere mate wordt gevoegd. De instroom bij het CJIB wijst ook niet in de richting van minder schadevergoedingsmaatregelen. Ketenbreed is er veel aandacht voor het voegen. Het is erg belangrijk om iedereen hierbij te helpen. Vanaf volgend jaar wordt er gewerkt met een nieuw voegingsformulier. Daarnaast is er veel aandacht voor het treffen van een schadevergoedingsmaatregel eerder in het proces. Binnen ZSM wordt er nu meer dan in het verleden ingezet op de positie van slachtoffers door de actieve benadering vanuit ZSM richting de benadeelde partij. We richten hiervoor op dit moment samen met de ketenpartners een monitor in. Het onderdeel voegen is hierin opgenomen. Op deze wijze kunnen we beter volgen hoeveel slachtoffers zich voegen en wat de reacties van de slachtoffers zijn. Overigens zijn we de Kamer zeer erkentelijk als we eventuele klachten zo concreet mogelijk en voorzien van rugnummers mogen ontvangen, opdat we hieraan iets kunnen doen.

De heer Çörüz geeft aan dat de politie minder bonnen uitschrijft wegens angst voor agressie. Ik schrik van deze uitlatingen. Op basis van onze kennis en wetenschap is er geen aanleiding voor een dergelijke aanname. De discussie inzake de bonnenquota heeft niet direct te maken met de angst voor agressie, maar meer met de flexibiliteit bij het optreden tegen overtredingen. De bonnenquota hebben niet ertoe geleid dat men minder professioneel is gaan optreden. Men voelt een eigen professionele ruimte bij de beoordeling. Agenten treden pas op als ze menen dat er iets moet gebeuren. Zij doen dit niet omdat ze de opdracht hebben gekregen om tien bonnen te realiseren en pas op een aantal van acht zitten. Agressie als zodanig is geen punt. We hebben van politiemensen gehoord dat er met minder voortvarendheid, minder gezag en minder duidelijk optreden wordt omgegaan met agressie. We trainen hierop. Mevrouw Berndsen heeft hierover het nodige gezegd. We hebben hierover in de Kamer gesproken, rapporten ontvangen, brieven geschreven en actieprogramma's gevoerd. Het is een buitengewoon serieus punt, dat scherp in de gaten moet worden gehouden.

De heer Çörüz (CDA): Het kan de minister toch niet zijn ontgaan dat agenten de boetes te hoog vonden en hierdoor veiligheidshalve ervan afzagen om deze uit te schrijven? Ik hoop dat de minister gelijk heeft. Ik wil wel dat hij vinger aan de pols houdt. Ik wil tevens terugkomen op dat punt van voegen. Toen minister Opstelten nog niet aanwezig was bij dit algemeen overleg, heb ik gezegd dat agenten zich regelmatig voegen. Ik schetste een concreet geval. Een agent voegt zich voor € 400 aan immateriële schade. De rechter wijst niets toe of slechts € 50. De baas schiet de schadevergoeding voor. Dit bekent dat er € 350 moet worden voldaan uit het politiefonds. Wat betekent dit op termijn? Als een en ander goed gaat lopen, heeft dit wel consequenties voor het politiebudget.

Minister Opstelten: Op die manier wel. Ik hoop niet dat de heer Çörüz mij vraagt om hiervan een sommetje te maken. Ik hoop dat hij mij vraagt om te bekijken hoe een en ander loopt. Dit doen we. We monitoren het. Ik mag mij niet ermee bemoeien, maar wel aangeven wat ik graag zou willen. Ik wil dat de rechter een uitspraak doet conform de schade waarvoor het slachtoffer zich heeft gevoegd. Dit zou ik redelijk vinden. Ik laat dit uiteraard aan de rechter over. De werkgever – zodra de Kamer en de Senaat alle wetten over de nationale politie hebben aangenomen, bestaat deze uit de politie en mijzelf – moet dit natuurlijk goed in de gaten houden. We moeten dit scherp houden. Natuurlijk mag het politiebudget of een onderdeel hiervan niet worden belast. Het is wel een vorm van goed werkgeverschap. Dit hoort ook bij de positie die we innemen. De politie heeft recht op goed werkgeverschap. Dat laten we hier zien. Ik wil graag monitoren op welke wijze het voegen gebeurt. Ik wil tevens de uitspraak van de rechter volgen. Zo nu en dan wil ik de resultaten ook met de Raad voor de rechtspraak doornemen en bespreken.

Mevrouw Berndsen (D66): Ik wil dat hierover geen misverstanden ontstaan. De 25% waarover de heer Çörüz spreekt, had wel degelijk te maken met de agressie en niet met de bonnenquota. Dit had duidelijk te maken met het feit dat politieagenten een blokje om rijden, omdat ze veel risico lopen. Ik begrijp dat de minister, zeker met het programma versterking mentale weerbaarheid, hierin wil investeren. Het is goed om dit misverstand even uit de wereld te helpen.

Minister Opstelten: We hebben hierover al zo vaak gesproken. We zitten op dezelfde golflengte. We nemen het onderwerp heel serieus en bagatelliseren het niet. We hebben hiervoor concrete actieprogramma's. We moeten ervoor zorgen dat onze mensen in een veilige omgeving hun professionele werk kunnen doen. Hiervoor staan we.

De heer Brinkman (PVV): Ik ben geen voorstander van die voortdurende eenzijdige belichting op die versterking van de mentale weerbaarheid. Hiermee wordt de schuld geschoven in de richting van de individuele diender. Ik kijk liever naar die cultuurverandering binnen de politie. Hierop zou ik graag een reactie van de minister vernemen. Ik wijs ook op de motie-Brinkman/Marcouch die vorige week is aangenomen, waarin gesteld wordt dat er moet worden doorgepakt. Binnen de politie is er een cultuur geschapen, waarbij ME-pelotons drie straten verderop op de hoek staan te wachten tot hun collega's met gevaar voor eigen leven worden gedwongen om naar hun vuurwapen te grijpen. Die cultuur moeten we doorbreken. Het zal me een biet zijn of dit al dan niet via een cursus mentale weerbaarheid moet gebeuren. Er moet een cultuurverandering plaatsvinden binnen het bestuur en binnen de leiding van de politie. Daar zit het grootste euvel.

Minister Opstelten: Dit punt stelt de heer Van Raak ook altijd aan de orde bij de debatten over de nationale politie. Er moet niet alleen een structuurverandering plaatsvinden, maar ook een cultuurverandering. De politiebonden hebben dit onlangs in een gesprek met mij benadrukt. Als minister ben ik niet alleen verantwoordelijk voor het wetgevingsproces en de hele structuurverandering, maar ook voor de cultuurverandering. Dit deel ik volledig. Ik ga hierover nu niet een heel lang verhaal houden. Waarom voeren we die reorganisatie binnen de politie uit? We doen dit met name om de politiemensen in staat te stellen om hun werk met nog meer gezag uit te voeren. We zorgen ervoor dat zij nog beter toegerust zijn. Het gezag moet versterkt worden. Ik beluister de opmerkingen en interventies van de heer Van Raak in de andere debatten. Ik zie nu ook het optreden van de heer Brinkman. Zijn motie is mij niet ontgaan. Hierover hebben we het nodige gezegd. De gezagdragers – dit zijn niet alleen de ministers, maar ook de burgemeesters en anderen – moeten achter en voor die politie gaan staan, ook in barre en moeilijke tijden. Alles moet uitgezocht worden. Dit punt speelde ook in de Kamer. Men moet een en ander mentaal voelen.

De heer Brinkman (PVV): Ik heb een specifieke vraag op dit punt. Als deze beantwoord wordt, heb ik geen behoefte aan een tweede termijn. Het standpunt van de minister is mij duidelijk. Hij overtuigt mij volkomen. Hieraan ligt het niet. Ik zou wel graag iets tastbaars op papier willen zien over de wijze waarop hij dit in de toekomst, hopelijk nog binnen deze kabinetsperiode, gaat aanpakken. Het is makkelijk gezegd, maar het is niet zo eenvoudig gedaan. Over een cultuurverandering binnen de politie gaan jaren heen. Ik zou graag iets tastbaars willen lezen.

Minister Opstelten: Dit gaat er absoluut komen. Ik moet echter mijn plaats kennen, ook met het oog op de staatsrechtelijke zuiverheid. Deze zaken zijn immers een uitvoering van het wetsvoorstel, dat maandag in de Tweede Kamer wordt behandeld. Vervolgens zal de Eerste Kamer zich hierover buigen. Je kunt een en ander ook los van elkaar doen. We hebben natuurlijk al het nodige gedaan. Ik vind het juist om een en ander pas vast te stellen en naar de Kamer te sturen op het moment dat die wet is vastgesteld en deze in het Staatsblad is gepubliceerd. Het is immers een kernpunt.

De heer Van Raak (SP): Ik zou een en ander liever eerder zien. Dit is voor mijn fractie een aangelegen punt, ook met het oog op de nationale politie. Als we een structuur veranderen, moeten we ook een cultuur veranderen. Ervaringen uit het verleden leren dat dit niet vanzelf gaat. Een nieuwe structuur leidt niet vanzelf tot een nieuwe cultuur. De oproep van de heer Brinkman wil ik derhalve van harte ondersteunen. Sterker nog, we moeten die zaak maandag heel snel behandelen. De minister moet druk hierop uitoefenen. Is laatstgenoemde bereid om op dit terrein voor maandag alvast iets op papier te zetten? Hoe gaat de minister naast de structuurverandering werken aan een nieuwe cultuurverandering? Voor de SP zou dit een belangrijk probleem kunnen wegnemen.

Minister Opstelten: Ik weet dat ik de steun heb van de SP en van de heer Van Raak. Hij heeft dit een aantal malen aangegeven. Hiervoor ben ik hem erkentelijk. We kunnen een en ander bespreken in het wetgevingsoverleg van aanstaande maandag. De Kamer heeft niets eraan als ik nu papieren toestuur. Deze moeten goed, zorgvuldig en in samenwerking met de politie en alle geledingen worden voorbereid. Vluggertjes hebben op dit punt geen zin. Er kan mij niet worden gevraagd om even snel een brief te schrijven. Het gaat hier om de kern. De Kamer geeft het kabinet en mij maandag hopelijk het kader om een en ander voor elkaar te krijgen. Ik wil maandag graag het nodige hierover zeggen. Dat is prima, maar laten we niet de zaken door elkaar halen. Maandag spreken we over de wet. Deze biedt het kader om die cultuurverandering voor elkaar te krijgen. We moeten ervoor waken dat we nu een debat gaan voeren, dat we voornemens waren om maandag te voeren. Desalniettemin ben ik hiervoor helemaal klaar.

De heer Van Raak (SP): Natuurlijk heb ik de minister gezegd dat ik overtuigd ben geraakt van de noodzaak van nationale aansturing, omdat de korpsen zo gefaald hebben. We zijn dezelfde weg gegaan. Ik heb echter ook aangegeven dat we het maar één keer goed kunnen regelen. Voor de SP zijn er enkele zeer aangelegen punten. Door de druk, die de minister blijkbaar op de korpsen moeten zetten, worden deze zeer summier behandeld. Ik geef de minister alvast mee dat de SP-fractie nog niet volledig haar standpunt heeft bepaald.

.

Minister Opstelten: De spanning moet tot maandag worden opgevoerd. Hiernaar kijk ik uit. De heer Van Raak stelt me wat dat betreft niet teleur. We zien elkaar maandag. Ik was zo vrij om enkele uitspraken van de heer Raak, die ik niet ben vergeten, te quoten. De Kamer kan zien dat ik mij keurig voor maandag heb voorbereid.

Voorzitter. De heer Çörüz zei dat de politie in de kern goed in elkaar zit. Hij vroeg hoe het gesteld is met de brandweer en de ambulance. Het programma Veilige Publieke Taak heeft niet enkel betrekking op de politie. Hogere straffen gelden ook voor bedreiging van de brandweer en de ambulance. Die eenduidige landelijke afspraken gelden ook voor brandweer en ambulance. Er zijn voldoende zaken vanuit de brandweer en de ambulance bij de rechter tot een beoordeling gekomen. Ik herken niet het signaal dat een en ander bij de politie goed is geregeld, maar bij de brandweer en ambulance niet. We gaan dit wel na. Mevrouw Hennis heeft een aantal zaken aangekaart. We zullen dit op de voet volgen en hieraan iets doen.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Ik dank de minister voor zijn toezegging om de gevallen die ik voor mij heb liggen punt voor punt na te gaan. Ik zal deze elektronisch doen toekomen. Wat betreft de ambulanceverpleegkundigen zullen er zeker zaken met succes voor de rechter zijn gebracht. Hiervan ga ik wel uit. Er zijn echter te veel zaken die onvoldoende opvolging krijgen door de politie en het OM. Daar zit de crux. Ik zal de minister en zijn ministerie hiervan een aantal concrete voorbeelden doen toekomen.

Minister Opstelten: Zeer veel dank aan mevrouw Hennis. Het is belangrijk om te vermelden dat we er nog niet zijn. Elke zaak is er een te veel. De heer Marcouch en de heer Van Raak vroegen of aangifte door de werkgever namens de werknemer altijd mogelijk is en of dit ook geldt voor het doen van anonieme aangifte. Aangifte door de werkgever namens de werknemer kan altijd. Iedereen die kennis draagt van een strafbaar feit kan aangifte doen. We moeten dit ook stimuleren.

Mevrouw Berndsen merkte op dat er bij lichte zaken sprake is van weinig gevoel voor urgentie en een lage aangiftebereidheid. Wat doen we hieraan? Uit het onderzoek naar straftoemeting, dat de Raad voor de rechtspraak heeft uitgevoerd, blijkt dat juist bij de publieke taak ook lichtere delicten, zoals belediging, worden gemeld en aangifte plaatsvindt. Vanuit het programma Veilige Publieke Taak wordt dit met behulp van alle publieke werkgevers gestimuleerd, juist ook bij de relatief lichte zaken. Ik hoop dat ik mevrouw Berndsen hiermee heb bediend.

Mevrouw Berndsen (D66): Ik heb een aanvullende vraag. Minister Opstelten geeft nu een antwoord, terwijl ik refereer aan een opmerking in de brief van minister Donner. Ik heb een en ander niet bedacht. Het staat in de brief. Naar aanleiding hiervan is mijn vraag wat de minister eraan gaat doen.

Minister Opstelten: Ik heb de brief ook ondertekend, zodat deze ook van mij is. Dit zijn de resultaten uit het onderzoek van de Raad voor de rechtspraak, hetgeen mijn antwoord verklaart. We zullen hierop alert blijven. Ik wil benadrukken dat ook lichtere zaken aan de orde kunnen komen. Deze hebben ook effect, kunnen voor de rechter verschijnen en krijgen aandacht van de werkgevers.

Mevrouw Berndsen (D66): Bij zogeheten lichte zaken hebben mensen nogal eens de neiging om te denken dat deze bij hun vak, beroep of ambt horen. Daar moet juist de grens worden getrokken. Het is niet normaal. Je moet derhalve aangifte doen. Je moet geen enkele tolerantiegrens hebben, waar mensen overheen gaan. Ik roep de minister op om juist op dit punt te investeren.

Minister Opstelten: Ik ben het volledig met mevrouw Berndsen eens. We zullen die aandacht hieraan blijven schenken. Ook de lichtere gevallen zijn onacceptabel.

De heer Marcouch (PvdA): Het is duidelijk dat er qua aangifte veel mogelijk is. Iedereen die kennis heeft van een strafbaar feit kan aangifte doen. Er is sprake van een discrepantie tussen de papieren werkelijkheid, datgene wat er allemaal mogelijk is en hetgeen er in het veld gebeurt. Hoe zorgen we ervoor dat iedere politieagent weet dat het urgent is en prioriteit heeft? Hoe veranderen we die werkelijkheid? De regels zijn er. In de praktijk krijgen slachtoffers van geweld, zoals ziekenhuispersoneel, echter vaak te horen van een individuele politieagent dat er niets kan worden gedaan en dat er geen aangifte kan worden opgenomen.

Minister Opstelten: Het gaat om de uitvoering van de maatregelen die we hebben ingezet. Ik ga deze niet herhalen.

Er is keiharde communicatie nodig over de maatregelen en hetgeen er gebeurt. Elke zaak verdient het om de voorpagina's van de kranten te halen, teneinde te laten zien wat er gebeurt, op welke wijze de politie en het OM hierop reageren en welke uitspraak de rechter doet. De boodschap aan de slachtoffers zelf luidt dat zij geen genoegen moeten nemen met welk vergrijp of met welke aantasting van het gezag dan ook. Ze moeten direct ingrijpen, direct aangifte doen en het op een zaak laten aankomen. Deze krachtige maatregelen moeten we nemen. De eenduidige landelijke afspraken worden goed gevolgd. Nog meer publicaties en nog meer communicatie hierover zullen ons ontzettend goed helpen.

Over de beveiliging van de burgemeesters heeft collega Donner het nodige gezegd. Ik heb hieraan niets toe te voegen.

De heer Van Raak stelde voor om de rechters minimaal eenmaal per jaar een nachtsurveillance te laten meemaken. Ook ik vind het leuk om dit mee te maken, mits we daadwerkelijk met de politiemensen ergens moeten optreden. De rechters doen dit natuurlijk wel. Laat hierover geen misverstand bestaan. De heer Van Raak doet het voorkomen alsof dit niet gebeurt. Ik moet derhalve wat tegengas geven. Er zijn enkele oriëntatiepunten. Bij de vorming van de rechters zijn deze aan de orde. Het feit dat een Kamerlid, in casu de heer Van Raak, dit signaal aan de orde stelt, is voor mij genoeg reden om het met de Raad voor de rechtspraak te bespreken, ook al heb ik geen kritiek op de huidige gang van zaken. Ik neem mij voor om in ieder geval samen met een of twee rechters zo'n nachtsurveillance mee te maken, teneinde te bezien of zij een en ander daadwerkelijk doen en begrijpen. Hierover heb ik geen enkele aarzeling.

De heer Van Raak (SP): Hiermee ben ik oprecht heel blij. Een jaar geleden heeft mijn fractie negen aanbevelingen gedaan. Deze worden allemaal uitgevoerd. Dat is fantastisch! Ik heb van de Raad voor de rechtspraak echter begrepen dat de rechters een en ander helemaal niet ziet zitten. Zij menen dat de politiek zich niet men hen moet bemoeien. Die reactie van de raad is heel spijtig. Wellicht kan de minister in een gesprek met de raad aangeven dat ik het goed bedoel.

Minister Opstelten: Het is een ongelooflijke eer dat de heer Van Raak dit aan mij vraagt. Ik heb die reactie nog nooit van de Raad voor de rechtspraak gekregen. Ik zal testen of dit aan de heer Van Raak of aan mij ligt. Ik doe gewoon alsof de vraag van de heer Van Raak van mijzelf komt en wacht de reactie van de raad af. Aansluitend bericht ik de Kamer hierover. Ik zal erbij denken dat de heer Van Raak het goed bedoelt, fluistert de heer Donner mij op tijd in. Anders had ik nagelaten dit te memoreren. Het is absoluut een serieus punt.

Het is heel belangrijk dat het slachtoffer in deze hele situatie voortdurend wordt geïnformeerd. Dit gebeurt nog te weinig. Je hoort te weten wat er in jouw zaak is gebeurd. We zullen scherp blijven stimuleren dat dit gebeurt.

De heer Çörüz (CDA): Voorzitter. Ik bedank de bewindslieden voor hun beantwoording. In de eerste termijn ben ik vergeten om een punt op te brengen, te weten het gebruik van sociale media door gezagsdragers. Dit is reeds tijdens het mondelinge vragenuur aan de orde geweest. Gezagsdragers maken zich hiermee kwetsbaar. Zij kunnen achterhaald worden. Er zou iets gestart worden bij de politieacademie. Hoe staat het hiermee?

Het weerbaar maken van agenten houdt mijns inziens in dat zij weerbaar worden gemaakt om op te treden. We moeten ervoor waken dat we hierdoor van onze agenten een soort welzijnswerkers maken. Dit is niet beoogd. In dit kader informeerde ik naar een bericht, dat ik heb gehoord, over een agent die mogelijkerwijs iemand wil dagvaarden omdat hij op deze persoon heeft moeten schieten. Als dit bericht klopt, schieten we volgens mij door naar de andere kant.

Vanochtend stond er een bericht in de krant over de burgemeester van Rotterdam, die aangeeft permanent toezicht te kunnen houden op de hooligans in zijn stad. 28 van de 31 mensen die zijn opgepakt kwamen echter niet uit Rotterdam. De burgemeester heeft ook het toezicht nodig op de hooligans die van buitenaf naar zijn stad komen. Kan de minister op dit laatste dilemma reageren? Dit vergt immers een integrale aanpak.

Minister Opstelten: De heer Çörüz vroeg of er bij de politieacademie aandacht is voor het gebruik van sociale media door gezagsdragers. Ik weet niet precies uit mijn hoofd wat de stand van zaken is. Het is belangrijk dat gezagsdragers goed leren omgaan met de sociale media. We blijven dit volgen.

Het gaat erom dat agenten weerbaar worden gemaakt in hun optreden. Dit hebben we ook gezegd naar aanleiding van de rapporten hierover. Ik heb dit ook in mijn brief aan de Kamer vermeld. Het is overigens geen kritiek op de politiemensen. Misschien is er altijd te veel aandacht gegeven aan de sociale vaardigheden, die natuurlijk ook belangrijk zijn, en te weinig aan de noodzaak en de wil van politiemensen om op te treden. Om die reden hebben ze dit vak gekozen. Die balans moet terugkeren.

De burgemeester van Rotterdam geef ik volkomen gelijk. Hij heeft de middelen en mogelijkheden om een en ander te coördineren en een beroep te doen op andere collega's en bewindslieden om in beeld te krijgen welke hooligans er zijn. Hiervan zijn overzichten. We hebben een top tien van hooligans van alle regio's en van alle clubs in het betaald voetbal. Met het oog op de toepassing van de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast, zullen we ervoor zorgen dat dit wordt aangepakt. Justitie is de landelijke organisatie. De politie is binnenkort ook landelijk georganiseerd, met uitzondering van het gezag. Hierdoor kan een burgemeester makkelijker een beroep doen op een nationale politie om helder te krijgen welke hooligans hij scherp moet bewaken en volgen, zodat deze geen onheil plegen in die prachtige Kuip in Rotterdam.

De heer Van Raak (SP): Ik krijg net te horen dat de Raad voor de rechtspraak een persbericht heeft doen uitgaan, waarin staat dat rechters absoluut geen behoefte eraan hebben om mee te lopen met de politie. Dit is een jammerlijke reactie van de rechters. Deze reactie van de raad is enigszins vreemd. Wellicht kan de minister de raad nog eens uitleggen wat hiervan de bedoeling is en aangeven dat we het niet slecht bedoelen.

Minister Opstelten: Ik ken het persbericht niet, maar de Raad voor de rechtspraak heeft zijn eigen verantwoordelijkheid. Dit zal mij niet ervan weerhouden om de toezegging die ik in de richting van de heer Van Raak heb gedaan, na te komen. Ik zal met de Raad voor de rechtspraak spreken. Ik zeg toe dat ik in ieder geval wel op de nachtsurveillance ga.

De voorzitter: Ik bedank alle Kamerleden voor hun inbreng en sluit dit algemeen overleg.