Vastgesteld 27 april 2011
De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie1 en de algemene commissie voor Immigratie en Asiel2 hebben op 31 maart 2011 overleg gevoerd met minister Opstelten van Veiligheid en Justitie en minister Leers voor Immigratie en Asiel over:
– de brief van de minister van Veiligheid en Justitie, d.d. 15 december 2010, inzake 8ste rapportage Nationaal Rapporteur Mensenhandel, (28 638, nr. 48);
– de brief van de minister voor Immigratie en Asiel, d.d. 21 december 2010, inzake Immigratie prostituees uit Oost-Europese landen in relatie tot het toezicht op en preventie van mensenhandel, (28 638, nr. 49);
– de brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, d.d. 21 maart 2011, inzake Training luchtvaartpersoneel op mensenhandel, (32 358, nr. 8).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie van Veiligheid en Justitie,
De Roon
De voorzitter van de algemene commissie voor Immigratie en Asiel,
Brinkman
De griffier van de vaste commissie van Veiligheid en Justitie,
Nava
Voorzitter: De Roon
Griffier: Puts
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Van der Steur, Gesthuizen, Elissen, Berndsen, Arib, Van Toorenburg en De Roon,
en minister Opstelten van Veiligheid en Justitie en minister Leers voor Immigratie en Asiel, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministerie.
De voorzitter: Welkom dames en heren. De spreektijd is vijf minuten per fractie. Ik laat per fractie twee interrupties toe in eerste termijn.
De heer Van der Steur (VVD): Voorzitter. Mensenhandel is een walgelijk misdrijf dat het hart van onze rechtsstaat raakt. Ik denk dat niemand daar anders over denkt. Ik kan er persoonlijk aan toevoegen dat het ook het hart raakt van waar het liberalisme voor staat. Het is terecht dat de aanpak van mensenhandel zoals die er sinds het afgelopen regeerakkoord ligt, een van de speerpunten is van het ministerie van Veiligheid en Justitie. De aanpak van mensenhandel heeft al langere tijd de bijzondere zorg en aandacht van de VVD-fractie. Een van de belangrijke documenten die voor ons liggen, is het rapport naar aanleiding van het tienjarig bestaan van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel, waar de VVD-fractie om twee redenen heel blij mee is.
Ten eerste is zij heel blij dat wij een Nationaal Rapporteur Mensenhandel hebben die er vanuit een onafhankelijke positie voor zorgt dat de aandacht binnen onze samenleving voor dit afgrijselijke probleem hoog op de agenda blijft staan. Ten tweede zijn er in de afgelopen tien jaar concrete beleidsaanbevelingen gedaan, waarvan een heel groot deel – dat is het positieve nieuws – goed is opgevolgd en tot daadwerkelijke beleidswijzigingen aanleiding heeft gegeven. Wat dat betreft is er alle reden om positief te zijn over de gekozen insteek. Dat wil niet zeggen dat er niet nog heel veel te wensen overblijft. Dat is en blijft het geval.
Er is goed nieuws ten aanzien van een aantal specifieke voorbeelden. Een daarvan is – ik heb dit namens de VVD-fractie eerder in het debat over prostitutie kunnen zeggen – de ketenaanpak die plaatsvindt in Rotterdam. Ik heb hier recentelijk een heel mooie video over gezien, die laat zien dat er door de ketenaanpak inmiddels nog maar één loket is, terwijl er voorheen naar ik meen twaalf of zestien waren. In Rotterdam wordt dat beleid gezamenlijk uitgevoerd. Signalen vanuit de gemeente, de samenleving en bijvoorbeeld de woningbouwcorporatie worden doorvertaald naar de officier van justitie en de politie. Naar het oordeel van de VVD-fractie ligt de winst besloten in de bestaande organisatie. De eerste vraag is dan ook of de minister van Veiligheid en Justitie voornemens is om in het kader van de aanpak van mensenhandel de ketenaanpak uit Rotterdam landelijk uit te rollen.
Een heel belangrijk onderdeel van de aanpak van mensenhandel is de zorg omtrent de prostitutie. Heel veel mensenhandel vindt plaats in het kader van gedwongen prostitutie of prostitutie van minderjarigen. Naar het oordeel van de VVD-fractie heeft de Kamer in dit verband recentelijk goede stappen gezet. Daar vloeit nu ook niet een vraag uit voort, maar vooral een vaststelling. Ook de VVD-fractie spreekt wederom de verwachting uit dat de nieuwe wettelijke maatregelen ertoe zullen bijdragen dat de mensenhandel in het kader van de prostitutie wordt teruggedrongen.
Ik kom bij een aantal concrete vragen. Allereerst rapporteert de Stichting Meld Misdaad Anoniem, oftewel de Stichting M., dat er in de afgelopen tijd een daling zichtbaar is geweest van het aantal anoniem gemelde gevallen van mensenhandel of gedwongen prostitutie. Uit een door deze stichting gestarte campagne, naar ik begreep in samenwerking met het ministerie, kwamen 150 meldingen voort, maar inmiddels is dit volgens mijn informatie gedaald tot ongeveer 48 meldingen. Herkent de minister deze berichten en is hij voornemens om deze campagne op enige termijn nieuw leven in te blazen om ervoor te zorgen dat ook bij Meld Misdaad Anoniem het aantal meldingen weer toeneemt, uiteraard als dit noodzakelijk is?
Een tweede signaal dat de VVD-fractie heeft ontvangen, betreft de opvang van slachtoffers van mensenhandel. De voorzieningen hiervoor zijn de afgelopen tien jaar enorm verbeterd. Dit staat ook in het rapport van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel, maar er bereiken de VVD-fractie signalen dat met name de crisisopvang ’s nachts en in het weekend tekortschiet. Herkent de minister dit signaal en, zo ja, wat zijn de beleidsvoornemens en wat is ook in financiële zin de ruimte om daar een verbetering in aan te brengen?
In de rapportage valt ook op dat het aantal afgehandelde zaken van mensenhandel de laatste jaren is gedaald, terwijl het aantal zaken toeneemt. De vraag is hoe zich dat laat verklaren. Ik ben benieuwd naar de visie van de minister op dit punt.
Dan kom ik op twee specifieke vragen die volgens mij ook op het bord liggen van minister Leers. De eerste vraag betreft de rol van de zogenaamde B9-mogelijkheid in de vreemdelingencirculaire. Deze regeling biedt een heel belangrijke mogelijkheid voor slachtoffers van mensenhandel die uit het buitenland afkomstig zijn en geen geldige verblijfstitel hebben, om opvang en een verblijf te krijgen, waardoor zij het oprollen van mensenhandel kunnen ondersteunen. Van met name de politie bereiken de VVD-fractie signalen dat er van die B9-mogelijkheid misbruik wordt gemaakt in het kader van de asielprocedure. Herkent de minister deze signalen?
De tweede vraag gaat erover dat er naar het schijnt – zo bereiken signalen de VVD-fractie – ook misbruik wordt gemaakt van de zogenaamde studentenvisa. Met name uit China zouden grote groepen jongeren op een studentenvisum naar Nederland komen; zij gaan niet studeren, maar verdwijnen in de al dan niet gedwongen prostitutie.
Mevrouw Arib (PvdA): Ik heb een vraag over de signalen die de VVD-fractie bereiken inzake de B9-regeling. Ik hoor van de politie en mensen die dagelijks met slachtoffers van mensenhandel te maken hebben dat iemand direct door de mand valt als hij daar misbruik van maakt. Het is namelijk een heel zware procedure, waar je niet zo snel misbruik van kunt maken. Ik hoor dat het echt overwegend slachtoffers zijn. De VVD-fractie heeft andere signalen. Kan de heer Van der Steur aangeven om hoeveel mensen het gaat en waar hij die signalen vandaan haalt?
De heer Van der Steur (VVD): Het blijkt heel duidelijk uit het rapport dat B9-meldingen enorm zijn toegenomen de afgelopen jaren. Ze zijn verdrievoudigd, verviervoudigd of misschien wel vervijfvoudigd in de afgelopen drie à vier jaar. Dat feit staat op zichzelf. Het staat in het rapport. Een heleboel B9-meldingen vinden pas plaats nadat de asielprocedure is afgelopen, zo heb ik mij laten vertellen. Dat signaal krijgen wij van de politie. Ik vraag aan de minister of dit juist is. Dit betekent dat de B9-regeling wordt gebruikt als een middel om te zeggen dat iemand slachtoffer van mensenhandel is, als de andere middelen zijn uitgewekt. De situatie ontstaat dan dat de politie, vaak op basis van een oudere zaak, moet rechercheren of het een terechte melding is. Daar gaat heel veel capaciteit van de politie in zitten. De vraag, die denk ik ook deels op het bord van de minister van Veiligheid en Justitie ligt, is of dat signaal klopt. Als het niet klopt, is er niets aan de hand. Als het wel klopt, heeft de VVD-fractie er een probleem mee, wat niet wil zeggen dat ik al klaar ben voor een conclusie. Het is dan in ieder geval duidelijk dat van de B9-regeling in gevallen misbruik wordt gemaakt met als gevolg dat politiecapaciteit die elders beschikbaar zou moeten zijn, met name voor mensenhandel, aan bestrijding van dat misbruik wordt besteed.
Mevrouw Arib (PvdA): Ik heb die cijfers ook gezien. Ik ben blij dat er meer gebruik wordt gemaakt van de B9-regeling. Daar heeft de Kamer ook voor gepleit, maar in het rapport wordt niet gezegd dat de toename van het aantal aanvragen voor de B9-regeling een signaal is van misbruik. Dat is een conclusie die de heer Van der Steur zelf trekt. Het komt niet uit het rapport van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel. Laten we daar duidelijk over zijn.
De heer Van der Steur (VVD): Dat is ook precies wat de VVD-fractie zegt. Het staat niet in het rapport van de rapporteur. Het is een signaal dat de VVD-fractie krijgt uit politiekringen en het is heel belangrijk dat we dat hier bespreken. Als er misstanden zijn en mensenhandel plaatsvindt, moet de capaciteit worden gezet op het voorkomen en aanpakken daarvan en bij voorkeur niet op het rechercheren van ten onrechte gedane meldingen. Overigens deel ik in de vreugde van het hogere aantal aanmeldingen voor de B9-regeling niet in principe. Dit betekent namelijk dat de problemen niet kleiner worden, maar eerder groter. Ik denk echter dat mevrouw Arib dit ook zo bedoelt. Laten we er duidelijk over zijn: de VVD-fractie hecht eraan dat de mogelijkheid er is, omdat dit misschien wel de enige manier is om op een voor de slachtoffers veilige manier mee te werken aan het opsporingsonderzoek. Die regeling is er dus terecht.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik heb een vervolgvraag op wat mevrouw Arib zojuist vroeg. De heer Van der Steur doet het ten onrechte lijken alsof dit de conclusie is die in het rapport staat, maar uiteindelijk zegt hij dat dit signalen zijn waar de politie ons op wijst. Dan komt hij op het punt dat ook mevrouw Arib maakt. De heer Van der Steur heeft blijkbaar informanten bij de politie. Ik hoor graag om hoeveel gevallen het zou gaan.
De heer Van der Steur (VVD): Ik vraag de minister of hij het signaal herkent. Als ik het aantal gevallen zou hebben onderzocht, zou ik dit hebben gemeld. Dat heb ik niet gedaan. Ik krijg uit diverse bronnen het signaal dat er een probleem zou zijn en ik vraag aan de minister of dat zo is. Het is dan voor mij niet nodig om aan te geven om hoeveel gevallen het volgens mij gaat. Dat is niet de taak van mij als parlementariër. Overigens heb ik niet gezegd dat het uit het rapport komt, want het blijkt niet uit het rapport. Wij hebben dat signaal, los van het rapport, uit de praktijk ontvangen.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik ben blij dat de VVD-fractie zelf haar conclusie trekt uit het feit dat er een toename is en dat koppelt aan gegevens in het rapport, die ons allemaal de haren te berge doen rijzen. In ieder geval is nu duidelijk hoe dit door de VVD-fractie wordt geïnterpreteerd.
Voorzitter. Mensenhandel is een van de ergste strafbare feiten. Zoiets vernederends als het verhandelen en exploiteren van mensen is nauwelijks voor te stellen. Het is onze morele plicht om misstanden, bijvoorbeeld in de seksbranche, waar we de afgelopen week een aantal keren uitgebreid over spraken bij de wetsbehandeling, maar ook in restaurants en in de land- en tuinbouw, zo goed mogelijk tegen te gaan. Daar komt het namelijk evengoed voor.
De Kamer heeft dinsdag 29 maart na een uitgebreid debat gestemd over het wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche. Ik heb toen al de vrees van de SP-fractie uitgesproken dat deze wet vooral het eerste gaat doen, namelijk het registreren en reguleren van de prostitutie en niet zozeer het tweede, het bestrijden van de misstanden in de seksbranche. Een en ander hangt – ik heb dat toen ook heel duidelijk aangegeven – samen met de mate waarin wij willen inzetten op het aanpakken van de misstanden. Het gaat allemaal afhangen van de vraag hoeveel capaciteit we daarvoor vrij willen maken en hoeveel tijd, expertise en mankracht er bij de politie zal zijn om misstanden op te sporen en door te kunnen rechercheren. Ik ben dan ook heel erg blij dat bij de wetsbehandeling de door mij ingediende motie is aangenomen, waarin ik verzoek om ervoor te zorgen dat er voldoende capaciteit en expertise aanwezig zijn bij de politie en gemeentelijke toezichthouders om misstanden in de branche aan te pakken. Hoe is het kabinet van plan, ook in het licht van het onderwerp van vandaag, om die motie uit te voeren?
Het was mij een lief ding waard geweest als een andere motie, die ik samen met de heer Dibi heb ingediend, en een motie van gelijke strekking van mevrouw Arib voor een betere sociale positie van prostituees ook waren aangenomen. Deze moties waren bedoeld om mensen weerbaarder te maken, zodat ze zelf op kunnen komen voor hun rechten en zelf misstanden kunnen melden. Wat is er immers makkelijker dan wanneer iemand die slachtoffer is van bijvoorbeeld mensenhandel of uitbuiting, zelf naar de politie stapt? Helaas heeft dat niet op steun in de Kamer kunnen rekenen, wat in mijn ogen onbegrijpelijk is. Ik vind het heel erg jammer dat die moties zijn weggestemd.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Ik begrijp het even niet zo goed. We hebben twee moties in stemming gehad over het verbeteren van de sociale positie. De verder reikende motie is wel aangenomen, juist omdat wij deze zorg delen. Dat wilde ik even corrigeren.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Dan heb ik het verkeerd bijgehouden. Ik dacht even dat de motie van mevrouw Arib ook was verworpen. Dat dit niet zo is, is goed nieuws. De VVD heeft er ook voorgestemd, hoor ik. Dat mag dan ook nog eens gezegd worden.
Voorzitter. Organisaties en instanties moeten voldoende kunnen samenwerken. Ze moeten informatie kunnen verzamelen en uitwisselen. Ook moet er een goede hulpverlening zijn en moet er voldoende informatie aanwezig zijn op de werkplekken van prostituees. We hebben eerder in de Kamer een discussie gehad over de vraag waarom artikel 273f niet of nauwelijks wordt toegepast voor misstanden in andere sectoren dan de seksbranche. Hier heeft mijn fractie aandacht voor gevraagd. We zien nu de tendens ontstaan dat dit artikel wel in andere sectoren wordt toegepast. Na de zaak van de Indonesische kroepoekbakkers en de Chinese horecazaak zien we dat zogenoemde «overige uitbuiting» ook met tenlastelegging van mensenhandel steeds vaker wordt vervolgd. Dit is terecht. Ook in dit soort gevallen in de horeca en de land- en tuinbouw is er sprake van uitbuiting en van mensenhandel.
Ik heb mij bij het debat over het wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche enigszins verbaasd over het amendement van de CDA- en VVD-fractie om de strafmaat op mensenhandel te verhogen. Ik vind dit op zichzelf geen kwalijke zaak, maar deze strafmaat is onlangs nog verhoogd. Ik vind het gevaarlijk – ik heb dat toen ook gezegd – om zwaarder te gaan bestraffen met het idee dat het dan wel afgelopen zal zijn. Ik denk dat dit niet de manier is waarop we de problemen de wereld uit helpen. De pakkans moet vooral vergroot worden. Met het steeds verhogen van de strafmaat los je uiteindelijk het probleem niet op.
De heer Van der Steur (VVD): Het is goed dat mevrouw Gesthuizen zich realiseert dat dit voorstel voortvloeit uit de praktijk, uit het feit dat met name Oost-Europese mensenhandelaren lachen om de straffen die hier worden uitgesproken en geëist. Het strafrisico wordt door hen als veel te gering ervaren. Dat laat onverlet dat mevrouw Gesthuizen gelijk heeft dat de pakkans ook omhoog moet, maar dat is een standpunt dat volgens mij alle partijen delen en waar ook de minister van Veiligheid en Justitie zich uitgebreid over heeft uitgelaten. Het is echter een signaal uit de praktijk waar je niet lacherig over moet doen. Je moet heel serieus nemen dat hier behoefte aan is. Ik vraag me af of mevrouw Gesthuizen hiervan op de hoogte is.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik heb in principe niets tegen enorm zware straffen voor mensen die zich aan de verschrikkelijkste dingen schuldig maken, maar laten we elkaar niet voor de gek houden. Het klinkt namelijk heel stoer en ferm: we gaan de strafmaat verhogen. Maar wat voegt het toe, als de pakkans niet omhoog gaat? Dan kom je weer bij de vraag of er voldoende expertise, capaciteit en mankracht is om te speuren en door te rechercheren. Als dat niet het geval is, dan pakken we die mensen helemaal niet. Het zou heel mooi zijn als ze, als ze gepakt worden, 30 jaar in de cel verdwijnen. Dat zouden ze misschien verdienen. Maar als we ze niet pakken, zet het alleen niet heel veel zoden aan de dijk. Ik maak bezwaar tegen vormen die nog geen zichtbaar effect sorteren en naar mijn mening een hoog symbolisch gehalte hebben.
De heer Van der Steur (VVD): Dat is toch merkwaardig. Mevrouw Gesthuizen presenteert het namelijk alsof die hogere straffen er niet toe zouden doen. Later neemt ze dit terug, omdat ze ook wel inziet dat dit niet juist is. Het is van tweeën één. Of ze laat het toe dat Oost-Europese mensenhandelaren gillend van plezier naar Nederland rijden, omdat als ze eenmaal gepakt zijn, het risico op een serieuze straf heel klein is. Of we zetten in op de pakkans, wat mevrouw Gesthuizen wil. Volgens mij moet je het allebei doen.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Het moet zeker allebei, maar dan ook echt allebei. Je moet niet doen wat de heer Van der Steur voorstelde in zijn amendement ter verhoging van de strafmaat, want dan doe je alleen het ene en niet het andere. Al voor het initiatief van de CDA- en VVD-fractie stonden er behoorlijke straffen op mensenhandel. Dat wil niet zeggen dat ik in principe tegen het verhogen van de strafmaat ben. Daar begon ik mijn betoog al mee. Ik vind het echter jammer als je zegt: kijk eens eventjes wat wij doen. Je moet dan wel zo eerlijk zijn om te zeggen dat er te weinig uren tegenover staan, dat er tekorten zijn bij de politie en dat we met zijn allen weten hoeveel zaken – bij kinderporno zijn dit er al 900 – op de plank liggen. Dit steekt dan toch wel een beetje bleekjes af bij die mooie, stoere taal dat er nog eens tien jaar bovenop de strafmaat komt, terwijl er intussen zaken blijven liggen bij de politie.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Ik vind het belangrijk om me in het gesprek te mengen, omdat ik de schrijver van het amendement ben en de fantastische steun van de heer Van der Steur krijg. Wat mevrouw Gesthuizen niet in het debat inbrengt, is de vraag waarom het zo vreemd zou zijn om straffen gelijk te trekken. Ik zou graag haar reactie hierop willen hebben. Om het heel simpel te zeggen gaat het erom dat als je iemand gewoon doodt, je tot 30 jaar straf kunt krijgen, terwijl als je het langs de weg van mensenhandel doet, de strafmaat vele malen lichter is. Wij hebben beoogd dat gelijk te trekken. Het wordt van de zomer door de minister in een totaalpakket op een evenwichtigere manier meegenomen. Dat amendement hebben wij dan ook ingetrokken, maar het amendement over de capaciteit hebben we gesteund, omdat wij zien dat ook daar een probleem is. Is mevrouw Gesthuizen onder de streep uiteindelijk niet heel tevreden?
Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik zal hier later in mijn betoog ook over spreken, maar ik denk dat ik pas tevreden ben als we kunnen constateren dat er eindelijk een minder grote werkvoorraad is. Zo druk ik eufemistisch uit dat er een achterstand is met het aanpakken en opsporen van zaken. Ik heb het niet alleen over de politiecapaciteit, maar ook over de capaciteit van organisaties die steun moeten verlenen, maatschappelijk werk, et cetera.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Het beeld werd geschapen dat we het niet met elkaar eens zijn, maar volgens mij zijn we het helemaal eens.
De heer Elissen (PVV): Zoals bekend, is de PVV-fractie voor minimumstraffen. Wat onze fractie betreft zou het minimaal 12 jaar moeten zijn, maar liever nog 30 jaar. Ik ben blij met de nuancering van mevrouw Gesthuizen. Begrijp ik haar goed dat zij geen bezwaar heeft tegen de verhoging van de strafmaat, mits dat gebeurt in samenhang met andere eisen zoals het vergroten van de pakkans?
Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik blijf erbij dat die ferme taal en de durf om te roepen dat de strafmaat verhoogd wordt, bleek afsteken tegen de enorme werkvoorraad waar niets aan gebeurt.
De heer Elissen (PVV): Volgens mij is dat niet direct een antwoord op mijn vraag en loopt mevrouw Gesthuizen nu een beetje van de vraag weg. Ik heb mevrouw Gesthuizen horen zeggen – we zouden de Handelingen erop na kunnen slaan – dat zij ondanks het hoog symbolische gehalte niet tegen de strafmaat is, maar dat de pakkans dan ook vergroot moet worden en er andere maatregelen genomen moeten worden. We vinden elkaar op deze manier.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik vind dat de heer Elissen een beetje naar de bekende weg vraagt. Ik wil het best nog een keer zeggen. Ik vind het kwalijk als je voor de bühne een strafmaat gaat verhogen van iets waarvan de strafmaat net is verhoogd, terwijl dit absoluut geen effect sorteert. De mensen die we nu niet kunnen pakken, kunnen we dus ook niet voor 10, 12 en ook niet voor 30 jaar achter de tralies krijgen. Het voorstel voor verhoging van de strafmaat heeft dus een hoog symbolisch gehalte. Ik zie nog niet hoe dit kabinet, dat door de PVV-fractie gedoogd wordt, echt iets wil gaan doen aan de pakkans. Er is van alles beloofd. Ik haal het er toch nog maar een keer bij. We hebben dit al in talloze debatten naar voren horen komen, ook in het debat over de strijd tegen kinderporno: er komen geen agenten bij. Dat is het beleid van dit kabinet. Mensen die zeggen dat ze iets aan de pakkans gaan doen, kunnen wat mij betreft de boom in, want het gaat niet verbeteren op deze manier.
Voorzitter. De SP-fractie heeft er al een tijd geleden op gewezen dat de straffen achterblijven bij de verwachtingen. Niet iedereen is uiterst verontwaardigd over mensenhandel. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel heeft gesuggereerd dat er een discussie nodig is over de vraag hoe strafwaardig we mensenhandel vinden. Dat lijkt mij niet eens nodig. Volgens mij zijn wij het er allemaal over eens dat mensenhandel iets walgelijks is dat aangepakt en zwaar bestraft moet worden. Maar hoe staat het er nu voor? Heeft de minister al overlegd met de rechterlijke macht over het tot stand brengen van oriëntatiepunten en uitgangspunten voor de rechter? Zijn deze straftoemetingsrichtlijnen er nu en hoe staat het ervoor? Ik verwijs even naar pagina 88 van het rapport dat wij vandaag bespreken.
Ik vind het een slechte zaak dat de Nationaal Rapporteur Mensenhandel in de achtste rapportage weer heeft moeten melden dat er een capaciteitstekort is bij de hulpverlening aan slachtoffers. Dit staat op pagina 151 van het rapport. Ik vind dat dit echt niet kan. Hoe vaak hebben we het hier al over gehad? Ieder spreekt er schande van, maar intussen verbetert de praktijk niet. Kan ik de minister eraan houden dat deze opmerking in de negende rapportage niet meer voorkomt, dat er dan dus geen capaciteitstekorten meer zijn bij de hulpverlening aan slachtoffers?
Mijn laatste punt gaat over de Oost-Europese prostituees. De minister schrijft dat zijn mogelijkheden om immigratie van prostituees uit EU-landen tegen te gaan, nu eenmaal beperkt zijn. Dat kan zo zijn, maar ik vind dat de mogelijkheden die er wel zijn, optimaal benut moeten worden. Sterker nog, dat is niet genoeg. Er zijn grote problemen. Aan vrouwen worden gouden bergen beloofd en zij belanden vervolgens ergens achteraf in een peeskamertje. Zij kunnen bovendien ook nog eens al hun geld inleveren. Er zijn schrijnende toestanden. We kunnen ons niet verschuilen achter de open grenzen van Europa. Daarom past alleen een krachtige en effectieve aanpak. Ik snap dan ook niet dat de minister heeft opgemerkt dat zijn mogelijkheden beperkt zijn. Ik vraag hem om dit nader toe te lichten.
De heer Elissen (PVV): Ik ben het met mevrouw Gesthuizen eens – schrik niet, ik ben het echt met haar eens! – dat mensenhandel walgelijk is. Daarom heb ik ook wat moeite met en distantieer ik mij van haar opvatting dat de strafmaatverhoging uitsluitend voor de bühne zou zijn. Mevrouw Gesthuizen moet geloven dat hieraan positieve intenties ten grondslag liggen. Laten we rustig afwachten, maar ik ben in ieder geval blij met de handreiking van mevrouw Gesthuizen. Zolang we aan de andere kant ook investeren in de pakkans, gaan we met elkaar hand in hand en zullen we proberen om de lui die dit soort misdrijven plegen, stevig aan te pakken.
Voorzitter. Mensenhandel is een moeilijk onderwerp, niet alleen omdat het over mensen gaat van wie ernstig misbruik wordt gemaakt, maar ook omdat er verschillende onderwerpen bij samenkomen. Mensenhandel kan bijvoorbeeld gepaard gaan met uitbuiting, gedwongen prostitutie, fraude en overige delicten. Mensenhandelaren werken vaak niet alleen en maken veelvuldig gebruik van de criminele expertise van anderen. Ik vraag de minister om te overwegen om naast de strafverzwaringen, die we uitvoerig hebben besproken, in de instructie voor het Openbaar Ministerie op te nemen dat er bij de vervolging van iedere mensenhandelaar wordt gekeken of deze ook kan worden vervolgd wegens het lidmaatschap van een criminele organisatie. Onlangs hebben wij een werkbezoek over cybercrime gebracht aan het KLPD. Daar leerden we bijvoorbeeld dat het voor het OM in het geval van criminelen die zich met cybercrime bezighouden, redelijk eenvoudig aannemelijk te maken is dat de betreffende verdachte onderdeel is van zo’n criminele organisatie. De rechter schijnt daar in de praktijk ook vaak in mee te gaan. Ziet de minister hiervoor ook mogelijkheden op het gebied van mensenhandel? In de laatste aanwijzing mensenhandel van het OM zag ik hiervoor geen specifieke aandacht.
Bij het bestrijden van mensenhandel is een multidisciplinaire aanpak gewenst. Mensenhandel gaat vaak gepaard met gedwongen prostitutie. Ik vraag in dit verband aandacht voor het veertienpuntenplan van de PVV. Dit heeft ook betrekking op het wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche. Ook wat dat betreft zit ik op één lijn met mevrouw Gesthuizen. Ik vraag aan de minister hoe hij uitvoering gaat geven aan de plannen.
Het is niet alleen belangrijk om de daders aan te pakken, maar het is natuurlijk ook heel belangrijk om aandacht te hebben voor het slachtoffer. Bij het aanpakken van de daders moeten volgens de PVV-fractie alle instrumenten uit de kast worden getrokken. Misschien moeten we kijken naar de mogelijkheden van preventieve hechtenis van loverboys. En marge merk ik op dat ik de term loverboys eigenlijk verkeerd vind. Het zijn doodordinaire pooiers. «Pooierboys» zou daarom misschien beter op zijn plek zijn; dat klinkt ook minder romantisch. Naming en shaming, financieel kaalplukken en indien mogelijk denaturalisatie en uitzetting: alle instrumenten moeten uit de kast voor dit soort misdadigers. De vraag is welke mogelijkheden de minister ziet en hoe hij dit gaat aanpakken.
Ten aanzien van de B9-regeling ligt de nadruk van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel op het slachtoffer. Dat is een goede zaak. Deze regeling is erop gericht om het slachtoffer tijdelijk een veilig verblijf in Nederland te bieden, zodat rechtsvervolging tegen de dader kan worden ingesteld. Natuurlijk komt de PVV ook op voor het slachtoffer. We moeten ons echter realiseren dat het belangrijk is om ook te kijken naar mogelijk misbruik van regelingen. De heer Van der Steur noemde zojuist al enkele indicatoren die duiden op mogelijk misbruik. In dit verband werd gevraagd naar bronnen. Ik noem ze geheel vrijwillig en verwijs naar het advies van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken uit februari 2009, met de titel De mens beschermd en de handel bestreden. Ook verwijs ik naar de zevende rapportage van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel uit oktober 2009, waarin de schatting staat van de Landelijke Expertgroep Mensenhandel dat maar liefst 50% van het aantal beroepen dat gedaan wordt op de B9-regeling discutabel is en dat er hierbij vermoedelijk sprake is van misbruik. Ik vind dit een ernstige indicator. Kan er meer aandacht komen voor lieden die misbruik maken? Op welke manier gaat de minister dit doen? Er is vaker gesproken over het misbruik van deze regeling. Ik vind dat dit permanente aandacht verdient. Naarmate meer mensen misbruik maken van de regeling, gaat er minder aandacht naar de mensen die de regeling echt nodig hebben.
Ik kom te spreken over de brief van het Coördinatiecentrum Mensenhandel (CoMensha). In deze brief staat de volgende conclusie. Gemeenten vervullen een sleutelrol bij opvang en huisvesting van slachtoffers. Een landelijke regie met een daaraan gekoppelde visie over opvang en huisvesting ontbreekt. Ook concludeert CoMensha dat de huidige registratie tekortschiet. De trends, ontwikkelingen en kenmerken van mogelijke slachtoffers worden nu onvoldoende geregistreerd. Een aanbeveling is dan ook om een landelijk meldplicht in te stellen voor een minimale gegevensset. In dit licht bezien vraag ik mij af in hoeverre de beweringen in de rapportage, dat alle politiekorpsen in Nederland mensenhandel als topprioriteit hebben, gestaafd worden aan de werkelijkheid. Is er hiervoor uniform landelijk beleid? Welke stappen zet de minister om een betere registratiemethodiek op te zetten?
Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik kom terug op het punt van zojuist. Ik heb namelijk met spanning zitten wachten op het plan van aanpak van de heer Elissen om de pakkans te verhogen. Waar is dat plan?
De heer Elissen (PVV): Ik heb op de agenda niet gezien dat ik met een plan van aanpak zou komen. Ik heb wel een aantal gerichte vragen aan de bewindspersonen naar aanleiding van de thema’s die op de agenda staan. Ik vraag de minister om heel gericht met zaken te komen. Als mevrouw Gesthuizen suggereert dat het tijd is dat de minister met een goed en gedegen plan van aanpak komt, ondersteun ik dat verzoek aan de minister.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik vraag dit omdat zojuist zo duidelijk de illusie werd gewekt dat het kabinet de strafmaat zou verhogen. De heer Elissen benadrukt de hele tijd ook dat hij daarin graag hand in hand met mij wil optrekken, doordat hij de strafmaat en de pakkans zou verhogen. Ik was heel benieuwd, maar dit stelt me teleur.
De heer Elissen (PVV): Misschien heeft mevrouw Gesthuizen, die heel druk met het thema van de pakkans bezig is, zelf wel een uitstekend idee. Daar neem ik dan graag kennis van.
Mevrouw Berndsen (D66): Voorzitter. Met belangstelling heeft de D66-fractie kennisgenomen van het rapport van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel. Het is goed om eens terug te kijken en te bezien wat de inspanningen in Nederland tot dusver hebben opgeleverd. We hebben het immers over criminaliteit die dermate lucratief is voor pooiers en uitbuiters dat ze niet eenvoudig valt aan te pakken. De minister geeft in zijn brief aan dat hij ervoor zal zorg dragen dat de aangekondigde beleidsvoornemens die in de zevende rapportage zijn aangegeven, zullen worden gerealiseerd. Kan de minister toelichten op welke termijn wij een en ander tegemoet kunnen zien en waar voor hem de prioriteit ligt? Uit de achtste rapportage van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel blijkt dat driekwart van de slachtoffers van mensenhandel afkomstig is uit landen waar armoede overheerst en de zoektocht naar een beter bestaan al snel de bovenhand krijgt. Deze mensen verlaten huis en haard, op zoek naar iets beters en belanden in schrijnende en mensonwaardige situaties. Er is ons dan ook veel aan gelegen om slachtoffers van mensenhandel en van uitbuiting uit deze situaties te krijgen. De belangrijkste vraag bij mensenhandel is hoe we de slachtoffers opvangen als ze eenmaal dapper hebben besloten om uit hun situatie te stappen. Is in Nederland voldoende zorg en opvang georganiseerd voor slachtoffers? Het bieden van een perspectief om eruit te stappen kan immers bijdragen aan het oppakken van daders van mensenhandel. Voor de D66-fractie staat voorop dat de zorg voor en opvang van slachtoffers, onder wie ook mannen, goed geregeld moet zijn. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel merkt op dat de opvang van mannen vaak nog niet goed geregeld is. Ook het Coördinatiecentrum Mensenhandel vraagt om aandacht voor opvang, meer tijdelijke huisvesting naast crisisopvang en huisvesting op maat voor de verschillende slachtoffers van mensenhandel. Kan de minister toelichten welke mogelijkheden hij ziet om de opvang van slachtoffers verder en nog beter te organiseren in Nederland? Zijn hierover bijvoorbeeld gesprekken gevoerd met gemeenten en woningcorporaties?
De afgelopen weken is in de Kamer uitgebreid gesproken over het wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche. Prostituees in Nederland zijn vaak vrouwen die slachtoffer zijn van handel en uitbuiting. Mijn grootste bezwaar is nog steeds dat dit wetsvoorstel voor de bestrijding van mensenhandel te weinig effect zal hebben. Vooral toezicht is van belang. De rapporteur geeft aan dat zij het niet eens is met de visie van het kabinet dat het wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche ertoe zal leiden dat het toezicht en de handhaving worden versterkt, tenzij daartoe inspanningsverplichtingen worden vastgelegd. Uit de Korpsmonitor 2008 blijken dit met name kwetsbare elementen te zijn bij de bestrijding van mensenhandel. Hoe denkt de minister die kwetsbaarheden zonder het vastleggen van inspanningsverplichtingen te kunnen verminderen? De samenwerking tussen opsporingsinstanties, gemeenten en hulpverleners is cruciaal. Slachtoffers worden mentaal zo stuk gemaakt dat ze in veel gevallen niet tegen hun uitbuiter in het geweer durven komen. Dat maakt bewijsvoering lastig. Gecoördineerde informatie-uitwisseling tussen organisaties is dan ook toe te juichen. In verschillende regio’s – de heer Van der Steur noemde Rotterdam, ik noem Groningen, een voormalige proeftuin – lijkt zo’n integrale aanpak ook zijn vruchten af te werpen. Door uitwisseling van informatie kan bewijs tegen mensenhandelaren gestapeld worden, waarmee de kans om zo’n netwerk op te rollen toeneemt. Ziet de minister verdere mogelijkheden om naast de lokale ketenaanpak ook een landelijke regie op te zetten, zodat de aanpak overal in het land goed aansluit?
Veel van de slachtoffers komen uit Oost-Europese landen als Bulgarije en Roemenië. Deze landen zijn nog niet volledig toegetreden tot het Schengengebied. Vrij verkeer van werknemers geldt nog niet voor deze landen. Nederland heeft onlangs in Brussel aangegeven dat toetreding van deze landen voorlopig ook nog niet aan de orde is, gezien de problematiek van corruptie en criminaliteit. Het algemeen verbod op het afgeven van tewerkstellingsvergunningen voor prostituees van buiten de Europese Unie, ook voor prostituees uit Roemenië en Bulgarije, wordt vooralsnog gehandhaafd. Kan de minister toelichten of mensenhandel hierbij een afweging is geweest en wat volledige toetreding van deze landen tot Schengen zou betekenen voor de aanpak van mensenhandel uit deze landen? In het regeerakkoord staat dat misbruik van de verblijfsregeling voor slachtoffers van mensenhandel wordt tegengegaan. Zojuist ging het daar ook al even over. Kan de minister een voorbeeld geven van misbruik en toelichten op welke wijze misbruik zal worden tegengegaan?
Signalering van mensenhandel speelt een belangrijke rol bij de aanpak ervan. Professionals worden reeds getraind op herkenning. Ik heb bijvoorbeeld begrepen dat het een signaal kan zijn als een paspoort in beheer is van de man en niet van de vrouw, in combinatie met kleding en nationaliteit. De D66-fractie vindt het een interessante optie om ook de luchtvaartsector actief te betrekken bij herkenning, maar vraagt zich wel af hoe dit met waarborgen vorm kan krijgen, zonder dat stigmatiserend wordt opgetreden ten aanzien van vluchten uit bepaalde landen. Kan de bewindspersoon toelichten wat hij verwacht van een dergelijke training van luchtvaartpersoneel?
Mevrouw Arib (PvdA): Voorzitter. Het gebrek aan direct merkbare overlast voor de samenleving is lange tijd de oorzaak geweest waardoor misdrijven zoals mensenhandel, huiselijk geweld en kindermishandeling weinig prioriteit in opsporing en vervolging kregen. Niemand zag het, het gebeurde achter de voordeur en de slachtoffers waren onzichtbaar of deden geen aangifte. Het leek dus niet te bestaan. Gelukkig is er in de laatste jaren veel aandacht gekomen voor mensenhandel. Ook in de Kamer is er vaak over gedebatteerd. We hebben gepleit voor een verhoging van de strafmaat. Het is op de politieke agenda komen te staan. Wij hebben de laatste weken ook uitgebreid gesproken over het wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche. We gaan ervan uit dat deze wet ertoe leidt dat er meer zicht en grip ontstaan op de seksbranche en de uitwassen daarvan, dat het onderscheid tussen het legale en illegale deel van de branche wordt verduidelijkt en dat het toezicht en de handhaving worden versterkt.
Mensenhandel is veel breder dan alleen de seksindustrie. In Nederland hebben we helaas nog steeds op grote schaal te maken met illegale tewerkstelling. Illegale arbeiders en mensen met een onzekere verblijfsstatus zijn zeer kwetsbaar voor exploitatie, vanwege hun isolement en financiële afhankelijkheid van hun werkgever. Dit maakt het makkelijk om misbruik te maken van de kwetsbare positie van deze groep slachtoffers. Het gaat hierbij vaak om slachtoffers met banen in de horeca, in fabrieken, in de landbouw, in schoonmaakbedrijven en in de bouw. Het komt in Nederland helaas nog steeds voor dat mensen gedwongen arbeid verrichten onder zeer erbarmelijke en schandalige omstandigheden. Ook hierbij ontbreken voorzieningen en hulp voor deze slachtoffers. Wij lezen vaak dat Sociale Zaken hierop toeziet, maar ik zou heel graag ook van de minister van Veiligheid en Justitie willen horen wat zijn verantwoordelijkheid hierbij is. Het heeft namelijk ook met mensenhandel te maken.
Ik vraag aandacht voor een specifieke doelgroep waarover je weinig leest, namelijk mensen die op ambassades werken. Ik hoor soms dat au pairs worden binnengehaald uit de Filipijnen, om op de ambassade diplomatiek werk te doen. Er bestaat echter geen enkel zicht op hun arbeidsvoorwaarden. Ook is niet duidelijk onder welke omstandigheden deze mensen naar Nederland zijn gehaald en of zij mogelijk slachtoffer zijn van mensenhandel. Dit geldt voor de ambassades, maar ook voor gezinnen die een familielid naar Nederland halen. Jonge meisjes en soms ook jonge jongens worden uitgebuit. Het is heel lastig om op deze groep grip te krijgen. Ik vraag de minister om hiernaar te kijken en signalen serieus op te pakken, zodat wij weten om hoeveel mensen het gaat en bij welke groepen het probleem zich voordoet zodat ertegen opgetreden kan worden.
Hoe wordt de opvang van slachtoffers die illegale arbeid verrichten geregeld? Als een inval wordt gedaan in bijvoorbeeld een restaurant, gaat het vaak om grote groepen mannen. Die mannen worden soms in hotels of vakantiewoningen geplaatst. Dat lijkt mij niet de bedoeling.
Andere collega’s hebben ook al iets gezegd over de B9-regeling. Met het huidige beleid maken mogelijke slachtoffers van mensenhandel kans op een verblijfsvergunning als zij meewerken aan de opsporing en de vervolging van daders. Helaas werken de meeste slachtoffers niet mee met politie en justitie, uit angst voor represailles, uit wantrouwen jegens de overheid en omdat perspectief op bescherming ontbreekt. Afgelopen dinsdag heb ik daar in het vragenuur aandacht voor gevraagd. Het is belangrijk om veiligheid en bescherming te bieden voor mogelijke slachtoffers van mensenhandel. De aanpak van mensenhandelaren staat of valt met de aangifte die slachtoffers doen.
De heer Elissen (PVV): Terecht memoreert mevrouw Arib dat misbruik wordt gemaakt van de B9-regeling. Is zij het met mij eens dat dit misbruik structureel kritisch gemonitord zou moeten worden en dat er goede maatregelen moeten worden genomen om dit misbruik te voorkomen?
Mevrouw Arib (PvdA): Ik heb niet gezegd dat er misbruik van wordt gemaakt. Bij elke regeling zullen er mensen zijn die er misbruik van zouden kunnen maken. Uit wat ik tot nu toe heb gehoord komt naar voren dat misbruik heel snel wordt achterhaald door de politie, waardoor de mensen die dit misbruik plegen niet in aanmerking komen voor de B9-regeling. Om daarvoor in aanmerking te komen, moeten mensen een heel zware procedure doormaken. Zij kunnen niet zeggen «ik ben ook slachtoffer» en terstond krijgen zij het. Zelfs bij slachtoffers die als zij worden teruggestuurd, onveilig zijn is het de vraag of zij voor de regeling in aanmerking komen. Maar tegen misbruik ben ik altijd.
De heer Elissen (PVV): Ik wilde net zeggen: u zegt een heleboel. Ik ben het echter met u eens dat wij het slachtoffer zeker de ruimte moeten bieden. U bent het ook met mij eens dat misbruik structureel gemonitord moet worden, dat er keiharde cijfers op tafel moeten komen en dat het stevig aangepakt moet worden?
Mevrouw Arib (PvdA): Dat spreekt voor zich. Deze regeling is echt bestemd voor de mensen die het hard nodig hebben.
Slachtoffers van mensenhandel moeten tijdig worden geïnformeerd over een voorgenomen verlof van een dader in verband met persoonlijke omstandigheden. Het nemen van maatregelen daaromtrent is noodzakelijk om de veiligheid van slachtoffers te kunnen waarborgen. Ik zeg dit ook naar aanleiding van debatten die wij hier hebben gevoerd over
Saban B., die toen voortvluchtig was en helaas nog steeds voortvluchtig is, waarvan de slachtoffers niets wisten. De vorige minister heeft beloofd dat dit niet meer zou gebeuren. Gebeurt dit nu ook in de praktijk?
Over de opvang van slachtoffers van mensenhandel heb ik eerder schriftelijke vragen gesteld. Ook de nationaal rapporteur heeft het genoemd. Bijna elk jaar komt het probleem terug. Ik begrijp niet waarom dat nog steeds niet geregeld is. In de landen om ons heen, in België en andere landen, is het een vanzelfsprekendheid. Er is veel verbeterd. Door de verbeterde opvang van de slachtoffers kunnen gemeenten te allen tijde de veiligheid en de bescherming van de slachtoffers van mensenhandel waarborgen, maar het is nog steeds niet structureel verbeterd. De categorale opvang heeft tijdelijk extra capaciteit gerealiseerd en die extra opvangplaatsen worden vrijwel volledig benut. Zij blijken dus structureel hard nodig te zijn. Mijn vraag aan de minister is of dit ook structureel geregeld kan worden.
Ik heb nog twee korte vragen, voorzitter.
De voorzitter: Nee, u bent al ver over uw spreektijd heen. Ik wil nu het woord geven aan mevrouw Van Toorenburg van het CDA.
Mevrouw Arib (PvdA): Voorzitter. Ik wil nog een reactie op dit rapport, dat gaat over de handel in nieren. Dat valt ook onder mensenhandel. Ik krijg daarop graag een schriftelijke reactie van de minister.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Voorzitter. Mijn collega bezocht onlangs een bijeenkomst van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa te Palermo, waar met name vrouwenhandel op de agenda stond. Een Interpol-topman gaf aan dat jaarlijks zo’n 27 miljoen mensen het slachtoffer zijn van mensenhandel. Deze vorm van criminaliteit kent een jaarlijkse omzet van 32 mld. dollar. Het is de snelst groeiende vorm van criminaliteit en de derde grootste activiteit van de maffia, na drugssmokkel en wapenhandel. Er gaan miljarden in om. Mensenhandel is voor criminele organisaties een bedrijfstak met lage risico’s en hoge winsten, die vaak als financieringsbron dienen voor andere activiteiten. Mensenhandel is verbonden met witwaspraktijken en corruptie. Mensenhandelaars zijn sterk afhankelijk van nationale grenzen om ontdekking te voorkomen. Interpol meent dat daarom in 2009 slechts 0,4% van de slachtoffers ontdekt is. Criminelen maken veel gebruik van gestolen of verloren reisdocumenten. Internationale samenwerking is dan ook cruciaal om informatie tussen landen uit te wisselen en mensenhandelaars in het vizier te krijgen. Het aanwijzen van nationale contactpersonen en eenduidigheid in procedures voor informatie-uitwisseling en vervolging noemde deze Interpol-topman concrete verbeterpunten. Deze gegevens maken een stevige aanpak van het fenomeen mensenhandel bitter nodig. Ook de Wet Bibob is daarbij van belang, maar daarover zullen wij later nog spreken.
Het is natuurlijk heel plezierig om te mogen lezen dat de rapporteur deze keer geen nieuwe aanbevelingen doet in haar achtste rapportage, maar wij weten allemaal dat er nog heel veel werk te verzetten is. Het probleem is nog lang niet getackeld, getuige ook de opmerkingen van de Interpol-topman. Toch mogen wij zeggen dat wij op dit moment de goede dingen doen. Het probleem is beter in kaart gebracht. De cijfers wijzen uit dat landen als Bulgarije en Roemenië hier problemen geven.
Uit de rapportage blijkt ook dat het aantal bij het OM ingeschreven zaken tussen 2000 en 2009 zeer fluctueert. Het aantal ingeschreven zaken is in 2009 na een forse tussentijdse stijging weer op het niveau van 2000. Wel is het aantal afgedane strafzaken in eerste aanleg in de periode 2000–2008 bijna verdubbeld. Mensenhandel is echter geen aangifte- of klachtdelict. Vaak komt het aan op zelfstandig opsporen en vervolgen door het OM en de politie. Het is daarom van het grootste belang dat het OM en de politie gedurende de gehele looptijd van het onderzoek over voldoende opsporingscapaciteit beschikken, zowel kwantitatief als kwalitatief. Wij hebben dinsdag niet voor niets de motie hierover gesteund die van een positief advies was voorzien, laten we wel zijn.
Wij vinden het zorgelijk dat het OM in het jaarbericht over 2009 constateerde dat het voor de opsporingsdienst en het OM met de beschikbare mensen en middelen niet mogelijk is om alle strafbare feiten en de plegers daarvan op te sporen. Signalen van mensenhandel moeten worden opgepakt. Bij grensoverschrijdende mensenhandel moet er actief internationaal worden samengewerkt. Financieel rechercheren en ontnemingsonderzoek horen ook deel uit te maken van het opsporingsonderzoek. De Interpol-topman over wie ik al sprak, zei niet voor niets dat het een vorm van criminaliteit is met hoge winsten en lage financiële risico’s.
Daarom een paar vragen over de opsporing en vervolging. Vindt de minister dat er voldoende EVRM-proof aan opsporing wordt gedaan of kan dit beter? Het is aannemelijk dat veel uitbuitingszaken niet aan het licht komen en niet actief worden opgespoord. Kan de minister inzicht geven in het aantal rechtshulpverzoeken betreffende mensenhandel, zowel aan Nederland als door Nederland? Ik vraag dit alles ook tegen de achtergrond van de verplichting op grond van artikel 2 van het EVRM dat de overheid logisch niet alleen verbiedt om personen onrechtmatig van het leven te beroven, maar ook gebiedt om preventieve maatregelen te nemen indien het risico bestaat dat een burger door toedoen van een ander, in dit geval een uitbuiter, de dood vindt. Schending van artikel 2 komt in zicht als autoriteiten hebben nagelaten de maatregelen te nemen die binnen hun macht lagen en die redelijkerwijs dat gevaar hadden kunnen afwenden. Wij hebben ook nog artikel 4 van het EVRM, het verbod op slavernij, waaronder volgens het Hof ook moderne vormen van slavernij vallen, waardoor landen ook een positieve verplichting hebben om dienaangaande preventieve maatregelen te nemen.
Bij mensenhandel is preventie van het grootste belang, evenals alertheid bij iedereen die iets bespeurt wat naar mensenhandel kan neigen. Het is dus prima dat het initiatief van mijn collega Çörüz over de bewustwording in de luchtvaartsector is opgepakt. De brief waarin de staatssecretaris dit meldt, staat niet op de agenda van dit AO, maar heeft er alles mee te maken. Ik maak van deze gelegenheid gebruik om ervoor te pleiten om in andere sectoren, bij artsen, leraren en jeugdhulpverleners, ook aan die bewustwording te werken en om ook de gewone burger het besef bij te brengen dat iedereen medeverantwoordelijkheid draagt om uitbuiting tegen te gaan.
De CDA-fractie betreurt het dat niet tegelijkertijd alertheid op internationale kinderontvoering wordt bijgebracht. De staatssecretaris schrijft dat kinderontvoering een civielrechtelijk conflict tussen ouders is waarover de rechter zich behoort uit te spreken. Dat moge zo zijn, maar raakvlakken met mensenhandel liggen hier op de loer. Voor het CDA gaat het belang van het kind boven alles. Dus past alertheid ook bij die signalen. Graag een reactie van de minister.
Preventie is ook gebaat bij een goede jurisprudentiedatabank. Op dit moment bevat Caselex rechterlijke uitspraken op verschillende rechtsgebieden die gerelateerd zijn aan Europese regelgeving, maar geen rechtspraak op het gebied van mensenhandel. Juist bij mensenhandel, die zo grensoverschrijdend is, is een gemakkelijk te raadplegen databank nodig. Kan de minister zich ervoor inzetten dat in Caselex snel ook mensenhandelzaken worden opgenomen?
In artikel 273 wordt de mensenhandelaar strafbaar gesteld. De verhandelde is het slachtoffer en heeft recht op bescherming. Dat is vanzelfsprekend, maar het komt voor, zoals al door mijn collega’s is opgemerkt, dat de verhandelde in het land van herkomst al volledig op de hoogte was van de komende uitbuiting, maar er vrijwillig en bewust voor gekozen heeft om met de handelaar in zee te gaan, en dat niet alleen op het terrein van de seksindustrie. In het belang van het latere opsporingsonderzoek mogen de slachtoffers op grond van de B9-regeling tijdelijk legaal verblijven in Nederland. Zouden wij misschien soms anders naar dit slachtofferschap moeten kijken? Hoe wordt de eigen verwijtbaarheid meegewogen? Voor de goede orde: wij kennen de lijn van het kaderbesluit en van de EU-richtlijn dat instemming met slachtofferschap niet relevant is wanneer ook maar één van de dwangmiddelen gebruikt is. Vanzelfsprekend, maar kan de minister de CDA-fractie verzekeren dat er alles aan wordt gedaan om te voorkomen dat de B9-regeling oneigenlijk wordt gebruikt als poging om hier te kunnen blijven? Wij willen absoluut een schild bieden voor de zwakkeren, maar wij moeten ook kritisch zijn op onze regelingen. Laat die B9-regeling geen toegangspas worden.
De voorzitter: Ik stel voor om eerst de vragen aan minister Leers te behandelen, vervolgens de tweede termijn voor de heer Leers af te handelen, en daarna verder te spreken met minister Opstelten. Ik sta per fractie twee interrupties toe.
Minister Leers: Voorzitter. Ik dank u zeer voor die bereidwilligheid. Ik heb straks nog een belangrijke vervolgvergadering. Ik stel dit dus op prijs. Ik dank ook de leden voor hun inbreng en vragen op dit zo belangrijke terrein van de mensenhandel. Ik had opgeschreven, ervan uitgaande dat ik na collega Opstelten zou spreken, dat ik mij graag in het algemeen zou aansluiten bij zijn antwoorden. Ik zeg u dat ik dit ook nu al doe. Met andere woorden: ik heb zeer veel vertrouwen in zijn stevige aanpak. Ik weet ook zeker dat hij u weet te overtuigen. Ik stem in ieder geval van harte in met alles wat deze regeling zo goed mogelijk maakt. Daarnaast moeten wij degenen die zich met mensenhandel bezighouden, keihard aanpakken. Ik ben het er volstrekt mee eens dat dit een van de meest verwerpelijke uitwassen in onze samenleving is en dat je op dit punt niet hard genoeg kunt opereren.
Slachtoffers van mensenhandel bevinden zich in een uiterst moeilijke situatie. Meestal worden zij gegijzeld tussen aan de ene kant de hoop op voordelen en mogelijkheden en aan de andere kant de dwang die op hen wordt uitgeoefend. Dat is een ontzettend lastige situatie. Zij zijn bijna altijd afhankelijk en toch hebben wij hun hulp nodig om de daders aan te pakken. Dat is ook het kwetsbare punt.
Mijn verantwoordelijkheid betreft de inzet van het vreemdelingenrecht bij de aanpak van mensenhandel. Daarbij is de verblijfsvergunning voor de slachtoffers, de zogenaamde B9-regeling, een belangrijk instrument. Dat instrument moet krachtig zijn, maar ook gevrijwaard zijn van ieder misbruik. Dat is van belang, want anders wordt het uitgehold voor degenen die er terecht een beroep op doen. Ik zie mijn opdracht dan ook als tweeledig: aan de ene kant adequate bescherming bieden waardoor slachtoffers een betere positie verkrijgen, aan de andere kant het tegengaan van misbruik door het voorkomen van moedwillig valse aangifte.
Eigenlijk is dit een tweedeling waarbij de voortvarende aanpak van het misbruik, ik draai het nu om, niet ten koste mag gaan van zorgvuldigheid bij de bescherming van de slachtoffers. Laat ik dat vooraf helder maken. Ik ga straks wat dieper in op de misbruikaspecten. Niet alle kansloze aangiften, dus aangiften waarbij nauwelijks opsporingsindicaties zijn, zijn aangiften die duiden op misbruik van de regeling. Vaak kunnen wij het niet helemaal helder krijgen. Daarmee kun je niet zeggen, omdat er geen indicaties zijn, dat het misbruik is. Dat alles neemt natuurlijk niet weg dat misbruik stevig moet worden aangepakt.
Rond de B9-regeling is er misschien sprake van een misverstand. Je kunt je niet aanmelden voor die regeling. Je kunt niet als slachtoffer opteren voor die regeling. Je wordt hiervoor uitgenodigd door de politie, die bij de geringste aanwijzing de B9-mogelijkheid aanbiedt om mensen te helpen. Dat gebeurt op basis van een inschatting door de betrokkenen, de hulpverleners, de politie. Je kunt je er dus nooit op beroepen, zeggen dat je gebruik wilt maken van de regeling en ermee aan de haal gaan. De afgelopen jaren is heel veel geïnvesteerd in het verbeteren van de signalering en de bewustwording van de medewerkers, van de politie en anderen bij de verschillende diensten die met slachtoffers te maken hebben. Misschien is dat wel de verklaring waarom het aantal verleende vergunningen is gestegen. In 2009 was het 290 en in 2010 is het toegenomen tot 350. Ik zeg er overigens bij dat de schatting van 50% discutabele aanvragen afkomstig is van het Landelijke Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel. Dat heeft een indicatie in die richting gegeven, maar deze is niet cijfermatig onderbouwd, het is eerder nattevingerwerk.
Ik heb vorige week met de Nationaal Rapporteur Mensenhandel gesproken. Ook zij erkent dat dit een heel lastige materie is. Het is bijna niet te onderbouwen. Zij heeft in de loop van de tijd geprobeerd een beeld te krijgen van misbruik. Zij heeft geprobeerd om dat inzichtelijk te maken. Zij heeft daaraan een expertmeeting gewijd. Ook toen is het echter nauwelijks mogelijk gebleken om harde cijfers te krijgen. Ik zou die heel graag willen. Ik kom ook met voorstellen om toch een betere greep op de handhaving te krijgen. Het is lastig om te beloven dat ik morgen met cijfers kom waarmee ik kan aantonen welk percentage het wel is. Dat moeten we misschien ook niet zo doen. Wij kunnen veel beter onze energie inzetten op het voorkomen van misbruik. Dat lijkt mij een veel verstandigere aanpak.
Ik kan nog wel mededelen, om het misschien ook een beetje te relativeren, dat mij niet gebleken is dat veel aanvragen in de B9-regeling worden toegekend nadat procedures al afgerond zijn. Ik ben dit nagegaan bij de medewerkers. Ik kan terugvinden dat na 1 juli 2010 tot nu toe in 15 gevallen een B9-vergunning is gegeven nadat men uitgeprocedeerd was. Het is dus een relatief beperkt aantal. Niet heel veel mensen gebruiken dus, nadat hun procedure is afgelopen, de B9-procedure omdat die weer een mogelijkheid biedt. Dat blijkt niet uit de cijfers.
Dat alles neemt natuurlijk niet weg dat ik het ermee eens ben dat misbruik en zeker valse aangiften flink moeten worden tegengegaan. Valse aangifte blijft strafbaar. Daarover kan collega Opstelten u alles zeggen. Misbruik wil ik zien te voorkomen door in elk geval de doorlooptijden zo kort mogelijk te maken. Snelle doorlooptijden betekenen dat de echte slachtoffers snel hun verblijfsrecht krijgen en dat degenen die misbruik willen maken, door de mand vallen. Zij hebben er namelijk geen voordeel meer van. Als wij het kort maar krachtig houden, kunnen wij er in ieder geval voor zorgen dat het misbruik van deze regeling verdwijnt.
Daarnaast zeg ik, zonder te veel verwachtingen te willen wekken, dat ik een expertisegroep heb ingesteld die gaat bekijken of wij de B9-regeling verder kunnen stroomlijnen, met het doel om misbruik tegen te gaan. Die expertisegroep rapporteert voor de zomer. Dan heb ik misschien meer concrete mogelijkheden om te bekijken wat het misbruik voorstelt en hoe wij dat kunnen voorkomen.
Naast het voorkomen van misbruik is natuurlijk van belang de handhaving in de zin van opsporen van mensen die wellicht slachtoffer zijn van mensenhandel. Dat doen wij via het grenstoezicht en door gerichte controles in allerlei sectoren, met name horeca en tuinbouw. De aanpak van illegaliteit – ik maak de opmerking toch, alhoewel ik weet dat die politiek gevoelig ligt – zal naar mijn mening zeker bijdragen aan een steviger optreden tegen daders van mensenhandel die hier illegaal verblijven. Om meteen op dit punt de zorgen weg te nemen: illegale slachtoffers zullen de bescherming van de B9-regeling houden. Dat is de inzet van het beleid. Ik heb in het recente gesprek met de Nationaal Rapporteur Mensenhandel toegezegd, haar in de gelegenheid te stellen om mee te kijken bij de uitwerking van de strafbaarstelling van illegaliteit. Dat aspect zal ik er dus wel degelijk bij betrekken.
Hoewel er geen vragen over zijn gesteld, wil ik toch kort ingaan op een ander aspect van de B9-regeling, namelijk de opvang. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel heeft in haar rapportage aangegeven dat de eerste opvang in ieder geval de afgelopen jaren is verbeterd. Ik ben daar blij mee. Wat mij betreft zoeken wij naar nog meer verbeteringen. Zo heb ik met de collega’s van Justitie en Veiligheid en van VWS een pilot categorale opvang opgezet. Die pilot moet ons leren hoe in de toekomst de categorale opvang van slachtoffers van mensenhandel dient te worden ingericht en vormgegeven. Men weet dat ik daarnaast bezig ben met de opvang van minderjarige vreemdelingen. Daarvoor hebben wij een pilot beschermde opvang gestart. Die pilot is inmiddels afgelopen. Wij zullen op korte termijn moeten besluiten hoe wij verdergaan.
De heer Van der Steur (VVD): Ik sprak ook over de behoefte aan opvang ’s nachts en in het weekend. Ik begrijp dat het nog wel voorkomt dat slachtoffers terechtkomen in een politiecel in afwachting van daadwerkelijke opvang. Is dit ook een onderwerp van aandacht?
Minister Leers: Ja. In het algemeen heb ik gezegd dat wij voor illegalen en mensen die uitgeprocedeerd zijn, in afwachting van hun uitzetting bekijken hoe wij de detentie zo veel mogelijk kunnen beperken.
De heer Van der Steur (VVD): Het gaat om de B9-gevallen. Als zij eenmaal herkend zijn, komt het nog voor dat zij in een politiecel terechtkomen omdat er ’s nachts en in het weekend geen opvang beschikbaar is, in afwachting van de opvang die op maandagochtend of de volgende ochtend opengaat.
Minister Leers: Die plaatsing in detentie is ter fine van hun bescherming, want er is geen alternatief. Ik bekijk natuurlijk wel of ik in de uitwerking die ik voor ogen heb, dit soort ongewenste ontwikkelingen zo veel mogelijk kan beperken. Ik ben het ermee eens dat je mensen die geen criminele feiten hebben gepleegd, niet moet opsluiten. Soms is het echter helaas niet anders. Dan worden mensen omwille van hun eigen bescherming in een afgeschermde omgeving geplaatst. Bij deze verantwoordelijkheid heeft overigens ook de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een belangrijke rol.
Mevrouw Arib (PvdA): De pilot categorale opvang is inderdaad tijdelijk. Het blijkt dat de extra opvangplaatsen vrijwel volledig worden benut. Eigenlijk blijkt nu al dat er een tekort aan extra opvangplaatsen is. Is de minister bereid om met de collega van VWS te bekijken wat nodig is om een goede voorziening te creëren?
Minister Leers: Ik wil graag kijken of dat tekort bestaat en hoe wij daarin kunnen voorzien.
Ik zou over een aantal punten nog meer kunnen zeggen, maar volgens mij bent u daarvan allemaal op de hoogte. Dat geldt ook voor de zorgen van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel over het verschil tussen degenen die wel meewerken en degenen die niet kunnen meewerken bij het geven van tijdelijke vergunningen en de omzetting naar een verlengde vergunning. Ik ga daar niet op in. Mocht daaraan behoefte zijn, dan hoor ik dat nog graag van u.
De heer Elissen (PVV): Ik ben op zich wel blij met de behoorlijke nuancering van de minister dat het veronderstelde misbruik volgens een schatting van de Landelijke Expertgroep Mensenhandel 50% is en dus wel meevalt. Hij zegt ook dat een cijfermatige onderbouwing ontbreekt. Hij kwalificeert dat als nattevingerwerk. Dat baart mij zorgen, omdat de Nationaal Rapporteur Mensenhandel zelf van die gegevens gebruikmaakt en omdat die landelijke expertgroep onder de Raad van Korpschefs valt. Is dit voor de minister aanleiding om eens kritisch te kijken naar de samenstelling van de expertgroep, omdat ons beleid mede daarop wordt gebaseerd?
Minister Leers: Ik heb de heer Elissen al gezegd dat ik de signalen serieus wil nemen en dat ik vind dat misbruik moet worden tegengegaan, maar vaak is het niet te controleren. Deze regeling mag nooit in haar functionaliteit worden uitgehold door degenen die er misbruik van maken, want uiteindelijk zullen degenen die er terecht gebruik van maken erop worden afgerekend. Ik neem dus de signalen serieus. Ik ben bereid om te zoeken naar een andere methode voor een cijfermatige onderbouwing om wat meer inzicht te krijgen in het misbruik, maar ik heb alleen willen zeggen dat het percentage van 50 wat mij betreft geen vaststaand gegeven is. Dat neemt niet weg dat ik het signaal van de heer Elissen, mevrouw Van Toorenburg en de heer Van der Steur zeer ter harte wil nemen. Ik heb echter ook tegen mevrouw Arib gezegd dat wij moeten oppassen dat we het nut en de betekenis van deze regeling daarmee niet ondergraven.
De heer Elissen (PVV): Ik deel uw kritische beschouwingen en ik ben het ook met u eens. Dan toch nog even mijn verzoek om nog eens kritisch te kijken naar de Landelijke Expertgroep Mensenhandel. Dit is toch een club die wij heel serieus nemen en die kennelijk ook door de Nationaal Rapporteur Mensenhandel serieus wordt genomen. Dan kunnen wij toch niet iets gepresenteerd krijgen wat tot stand komt middels nattevingerwerk. Er moet dus eens kritisch worden gekeken naar de samenstelling. Ik weet dat in sommige expertgroepen mensen uit de praktijk en van de werkvloer zitten, maar er zijn ook expertgroepen waar mensen in zitten op basis van hun rang. Ik weet niet hoe dat in dit geval is, maar het is wel een punt van aandacht.
Minister Leers: Dat is het zeker. Een betrouwbaar knikje van minister Opstelten naar mij toe geeft aan dat hij daar straks graag op zal ingaan.
Ik kom op de vragen over prostitutie. Men herinnert zich ongetwijfeld dat ik tijdens de begrotingsbehandeling heb toegezegd om nog te reageren op de vragen van de heer Van der Staaij. Ik heb die belofte in de brief van 21 december ingelost. Mevrouw Gesthuizen zegt dat het toch krachtiger moet zijn. Zij vindt het onvoldoende zoals het in de brief staat. De kern is dat immigratie van prostituees uit met name Bulgarije en Roemenië niet kan worden tegengegaan omdat het EU-landen betreft, maar dat wij deze wel zo veel mogelijk willen voorkomen. Hoe doen wij dat? Prostituees uit Bulgarije en Roemenië kunnen pas uiterlijk 1 januari 2014 gebruikmaken van het recht van vrij verkeer van personen. Tot die tijd geven wij geen tewerkstellingsvergunningen af. Er zijn dus voor hen geen mogelijkheden om hier werkzaam te zijn als medewerker. Het lastige is dat zij wel de kans hebben om zich hier te vestigen als vrije ondernemer. Dan moet wel een aantal regels in acht worden genomen, zoals inschrijving bij de Kamer van Koophandel. Men moet als ondernemer aan alle voorwaarden voldoen. Iemand kan niet bij zichzelf op de loonlijst staan en als ondernemer functioneren. Wij zijn daar heel kien en zorgvuldig in. Wij houden heel strenge controles. Het blijft ook strafbaar om mensen te bewegen ten behoeve van prostitutie hier naartoe te komen uit andere landen. Dat is een hard gegeven en daar houden wij ons aan.
Op de vraag van mevrouw Berndsen of het niet afgeven van de tewerkstellingsvergunning te maken heeft met mensenhandel en, breder, de opstelling van Nederland in Europa dat Bulgarije en Roemenië nog niet klaar zijn om toe te treden tot het Schengengebied, moet ik antwoorden dat er niet rechtstreeks, maar wel indirect een verband is. Wij hebben steeds aangegeven dat Nederland van mening is dat naast de eisen die Schengen technisch stelt, de rechtsstaat onvoldoende op orde is en criminaliteit en corruptie nog onvoldoende worden aangepakt. Dat is voor ons de reden om te zeggen dat wij nog niet overtuigd zijn van de toetreding van deze landen tot het Schengengebied.
Dan is er nog de vraag van de heer Van der Steur over het misbruik van studentenvisa vanuit China. Het OM heeft een proeftuin ingericht, genaamd «the wall» – ook niet toevallig, denk ik – waarin onder andere de SIOD, de KMar, de KLPD en de IND samen de georganiseerde Chinese criminaliteit in Nederland willen aanpakken. Daarbij ligt de nadruk op mensenhandel en mensensmokkel. De kennis en informatie worden bij elkaar gebracht en geanalyseerd. Op basis hiervan maken wij keuzes voor een effectieve toepassing van bestuurlijke en strafrechtelijke handhavingsinstrumenten en preventieve middelen. In deze proeftuin wordt een deelproject ingericht voor misbruik van de toelatingsprocedure voor studie en arbeid. Ik verwacht dat uit deze analyse duidelijke inzichten komen in de aard en omvang van mogelijk misbruik van onze toelatingsprocedure. Dat zal mij dan weer de instrumenten geven om er iets mee te doen.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Vanwege de tijdsdruk heb ik een aspect niet kunnen noemen, maar dat geeft mij nu de gelegenheid om het aan de minister te vragen. Kan hij behalve het scholierenvisum ook het artiestenvisum tegen het licht laten houden? Mensen worden naar Nederland gehaald om bepaalde beroepen uit te oefenen als artiest, maar feitelijk belanden zij in de prostitutie of in andere branches. Kan dit meegenomen worden?
Minister Leers: Dat zeg ik graag toe.
De voorzitter: Ik zie dat de leden geen behoefte hebben aan een tweede termijn over het onderwerp mensenhandel wat betreft Immigratie en Asiel.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Voorzitter. Ik vind het belangrijk dat de minister ingaat op de vragen van de Kamer over de B9-regeling. De toon van de minister bevalt ons zeer. Aan de ene kant wil hij wel duidelijk de ruimte blijven bieden voor slachtoffers, aan de andere kant zal hij er alles aan doen om misbruik tegen te gaan.
Wat Bulgarije en Roemenië betreft toch nog een oproep. Recentelijk hebben wij gesproken over de prostitutiewetgeving. Daarbij is een motie van het CDA aangenomen om vooral in te gaan op de schijnzelfstandigheid van vrouwen uit Bulgarije en Roemenië, waarbij ook de IND een belangrijke rol zal spelen. Ik vind het belangrijk dat de minister van Veiligheid en Justitie met zijn collega voor Immigratie en Asiel nog even specifiek bekijkt hoe wij er alles aan kunnen doen om ook de schijnzelfstandigheid van Bulgaarse en Roemeense vrouwen te bestrijden in het kader van het misbruik in de prostitutiebranche.
Minister Leers: Daar ben ik het van harte mee eens en ik weet ook dat collega Opstelten dit oppakt.
De voorzitter: Dan zullen wij minister Leers verder excuseren voor deze bijeenkomst. Dank u voor uw bijdrage, mijnheer Leers.
Minister Opstelten: Voorzitter. Dank aan de leden van de commissie voor hun vragen en opmerkingen. Daar blijkt ook in de kern uit, met alle kritische kanttekeningen die gemaakt zijn, dat wij er samen voor staan om het vreselijke onrecht op het dossier mensenhandel massaal aan te pakken en uit te roeien en geen moment te rusten voordat dit gebeurd is en om elkaar daar ook scherp op te houden. Ik heb daar behoefte aan en ik waardeer dat zeer. Het is ook wenselijk dat dit gebeurt. Wij mogen ook zeggen dat het een zo zware inbreuk op de mensenrechten is, dat het in feite de kern raakt van de vraag van mevrouw Van Toorenburg of de aanpak EVRM-proof is wat betreft de artikelen die zij noemde. Voor al deze artikelen is het antwoord ja. Dat kan ook niet anders en daar dienen we voor te staan. Het gaat hier om mensonterende omstandigheden.
Het is een misdrijf waarvan het aantal geregistreerde slachtoffers jaar op jaar toeneemt. Natuurlijk kun je daar allemaal technische opmerkingen over maken, zoals dat de aanpak een succes is omdat het aantal slachtoffers waar wij vat op krijgen en voor wie wij zorg dragen, beter zichtbaar wordt, zoals ook tegen mij wordt gezegd. Op een gegeven moment moet er echter toch een omslag ontstaan in de zin dat wij er grip op hebben en dat het aantal slachtoffers naar beneden gaat. Dat punt hebben wij nog niet bereikt.
Ik vind dat wij dit misdrijf dus in alle opzichten spijkerhard moeten aanpakken. Dat doen wij ook. Het staat ook in het regeerakkoord: mensenhandel intensiever opsporen en harder aanpakken. Hiertoe zal het aantal criminele organisaties dat wordt aangepakt, zichtbaar worden verdubbeld, zoals ik aan de Kamer heb geschreven. Dat is een belangrijke prioriteitstelling van mijn kant. Dat is geen verrassing. Het is een keuze. Het staat bovenaan alle lijstjes die wij hebben aangegeven. Er zijn en worden nadere concrete afspraken gemaakt met de politie en het Openbaar Ministerie over het bereiken van deze doelstelling.
Ik zeg de meeste woordvoerders ook dank voor de behandeling van het wetsvoorstel regulering prostitutie. Ik wil eigenlijk iedereen dankzeggen, maar ik moet meer dankzeggen aan degenen die voor het wetsvoorstel hebben gestemd. De moties vormen in de kern ook een steun in de rug bij het beleid dat wij voorstaan. Het is belangrijk en het is ook heel goed dat dit een brede steun krijgt, want die hebben wij nodig.
Ik heb in dat debat ook gezegd dat wij de strafmaxima voor mensenhandel gaan verhogen. Dat is een harde toezegging. Ik zal nog voor de zomer daartoe voorstellen doen. Dat hebben wij toen gezegd en ik herhaal het nu.
In de achtste rapportage van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel zijn geen nieuwe aanbevelingen opgenomen. Dat vind ik op zichzelf een goed teken. Je kunt na de 47 aanbevelingen van de zevende, die ik goed in mijn kop heb zitten, zoals men ziet, er weer 20 toevoegen en vervolgens vragen hoe het ermee staat. Ook hierin moeten echter keuzes worden gemaakt.
Het onderwerp staat mede dankzij de Kamer en dankzij de onafhankelijke nationaal rapporteur de laatste jaren scherper op de politieke agenda van de Kamer en van het kabinet. Ook bij de gemeentebesturen staat het politiek scherp op de agenda.
Wij beschikken over een heel sterke, op topniveau opererende taskforce mensenhandel, die multidisciplinair is samengesteld, onder leiding van de heer Bolhaar. Hij is nu hoofdofficier te Amsterdam. Ik heb met hem gesproken. Hij wordt nu voorzitter van het college van pg’s. Hij is de topman van het Openbaar Ministerie en hij blijft, met al zijn inzet, voorzitter van de taskforce. Dat geeft ook de scherpte van de prioriteit aan. Verder zitten namens de politie de baas van de KLPD, de burgemeester van Den Haag en anderen in de taskforce. CoMensha zit er ook in. Ik ga daar maandag op werkbezoek. Dat geeft aan dat wij multidisciplinair aansturen.
De nationaal rapporteur heeft allerlei positieve opmerkingen gemaakt, die ik niet zal herhalen,maar zij heeft ook een aantal kritiekpunten, die merendeels al door de sprekers zijn genoemd. Ik vind het ook de kracht van het systeem dat wij vasthouden. Zij constateert bijvoorbeeld dat er in de praktijk nog steeds capaciteits- en prioriteitsproblemen zijn. Ik wil dat niet ontkennen. Ik ga daarover hier niet een te mooi verhaal houden. Ik ga wel zorgen dat dit wordt verbeterd en wordt aangescherpt. Zij heeft ook aangegeven dat er capaciteitsproblemen zijn bij de opvang van slachtoffers. Een visie op de voorzieningen die slachtoffers van mensenhandel nodig hebben, ontbreekt. Ik ben het deels met de kritiekpunten eens. Dat scherpt ons ook. Wij hebben er wel meteen, vanaf onze start, zorg voor gedragen dat mensenhandel op de agenda van het Openbaar Ministerie en de politie een zeer hoge prioriteit heeft gekregen, die uitmondt in het aanpakken van substantieel meer criminele organisaties. Voor de opvang van slachtoffers zullen wij onder andere maximaal gebruikmaken van de kennis en de ervaringen die wij met de pilot categorale opvang van slachtoffers van mensenhandel opdoen. Hier ziet men dus een paar prioriteiten van het kabinet en van mijn kant.
De instellingstermijn van de taskforce verliep, maar ik heb in een gesprek per maart 2011 zijn taak weer met drie jaar verlengd. Ik heb de taskforce ook gevraagd – de heer Elissen vroeg ernaar – wat men vond van de veertien punten uit de inbreng van mevrouw Agema in het debat over de prostitutiewet, over loverboys. Men heeft gezegd dat men die veertien punten meeneemt in de acties. Men heeft het debat op de voet gevolgd en zal alle accenten meenemen.
Mevrouw Berndsen (D66): De minister noemt het tekort aan capaciteit, dat als knelpunt wordt genoemd. Er wordt echter ook specifiek gevraagd naar gecertificeerd personeel, waar een tekort aan is. Misschien kan de minister daar nog op ingaan.
Minister Opstelten: Ik wil wel laten doorschemeren dat wij met elkaar, schouder aan schouder, ook in politieke zin, hiermee bezig zijn. Wij doen het multidisciplinair. Op zichzelf loopt het goed, ook als je het internationaal vergelijkt. Als je de hoge prioriteit die wij nu geven aan de aanpak van mensenhandel, vergelijkt met het buitenland, zie je dat in Nederland op jaarbasis ongeveer 200 strafzaken worden aangepakt en in de Verenigde Staten circa 90 zaken. Deze beelden doen ons niet neigen naar zelfgenoegzaamheid, want het is absoluut onvoldoende wat wij doen, maar dit soort zaken stimuleert de mensen die ermee bezig zijn om door te gaan in die lijn, vanuit de gedachte dat het een aanpak is die tot iets leidt. Het leidt tot verbetering en dat is belangrijk. Dat neemt niet weg dat de rapporteur onafhankelijk en kritisch is. Zij is zo onafhankelijk dat zij ook niet bij dit debat aanwezig wil zijn, omdat dat de schijn zou wekken dat zij van mij is. Ze is niet van mij en ze is ook niet van de Kamer. Ze is van de verbetering van de aanpak van de mensenhandel. Dat waardeer ik buitengewoon.
De gecertificeerde werkwijze wordt bevorderd als volgens het referentiekader wordt gewerkt. Hoe het daarmee staat, zal blijken uit de nieuwe korpsmonitor, die volgens de planning van de politie begin april verschijnt. Ik verwachtte deze maandag uitgereikt te krijgen na het werkbezoek aan CoMensha, maar die verwachting komt dus niet uit. Ik zal echter heel kritisch kijken. Het zal per korps verschillend zijn. Ik zal ze ook weten te vinden. Dit is ook een van de voordelen van een nationale politie, want ik hoef dan niet 25 keer te bellen of een gesprek te voeren, zeg ik maar weer. Als van die 25 de helft het goed doet, zou ik 12 gesprekken moeten hebben. Ik hoef nu alleen maar een gesprek met mezelf te hebben en met de nationale korpschef. Als wij een goede korpschef krijgen, is dat in vijf minuten gebeurd. Dan is het niet eens nodig, want hij doet het uit zichzelf. Ik vind dit echt een voorbeeld van de manier waarop je moet werken.
Ik ga dan naar een aantal specifieke vragen van de Kamerleden. De heer Van der Steur vroeg naar de ketenaanpak in Rotterdam, maar er zijn ook andere voorbeelden dan Rotterdam. Ik heb mijn werkbezoek bij CoMensha in Amsterdam genoemd. Bij dit soort zaken moet je monitoren, zoals mevrouw Berndsen zei, en daar gaan wij voor zorgen. Je moet een lokale en een nationale ketenaanpak hebben, zeker bij dit onderwerp. Met de taskforce hebben we in feite het instrument om dat voor elkaar te krijgen.
De heer Van der Steur (VVD): Voorzitter. Ik begrijp de intentie, de gedachtengang en de opmerkingen van de minister. Hulde daarvoor.
Minister Opstelten: U begrijpt dat ik heel erg positief ben over Rotterdam, maar dat niet altijd wil laten blijken.
De heer Van der Steur (VVD): Het is niet mijn doel om positieve verhalen over Rotterdam uit te lokken, maar wel om aandacht te vragen voor de ketenaanpak aldaar. Ik ken het succesvolle voorbeeld in Rotterdam het beste, maar ik neem aan dat er elders dezelfde ervaringen zijn. De ervaring is dat het geruime tijd duurt voordat het vertrouwen in de organisaties die met elkaar samenwerken, zodanig is dat zij met z’n allen dezelfde kant op werken. Daarom is het van belang dat we niet wachten en bezien, maar echt actie ondernemen. Het maakt de VVD-fractie niet uit welke keuzes het dan worden, welke vorm en welk model, maar het gaat erom dat al die barrières en verschillen van inzicht over hoe je met elkaar moet werken, worden geslecht en dat dit leidt tot een integrale aanpak, met één loket, snel en efficiënt. Dan hebben we ook geen capaciteitsverhoging nodig, want die capaciteit is er, maar die moeten we veel beter gebruiken.
Minister Opstelten: In de kern ben ik het daarmee eens. We hebben natuurlijk die taskforce, en dat zeg ik niet voor niets. Dat is een buitengewoon scherp opererend gezelschap en geen deftig gezelschap. Het gaat om een taskforce die wordt afgerekend. Gelet op de samenstelling kunnen zij het ook niet maken om niet te presteren, in verband met hun posities. De doelstelling is natuurlijk één loket, integraal, multidisciplinair, één keten. We moeten niet wachten tot we een prachtig model hebben uitgevonden, maar dat langs de weg van de praktijk gewoon doen.
Mevrouw Berndsen (D66): Volgens mij moeten we hier niet met elkaar gaan bedenken wat de beste methode is in welke stad dan ook, maar we moeten de proeftuin mensenhandel die er is geweest, gebruiken om te kijken wat de beste aanpak is.
Minister Opstelten: Daarover zijn we het eens. Dat is de kern van wat ik zeg: best practices hanteren, niet te lang wachten, direct opereren. Bij de samenstelling van de taskforce is ernaar gekeken dat er mensen in zitten die er echt verstand van hebben en die overzicht hebben van wat er in het land gebeurt.
De heer Van der Steur heeft opgemerkt dat er minder meldingen zijn bij Meld Misdaad Anoniem. Dat is bekend. De campagne moet inderdaad eens in de zoveel tijd worden herhaald. We weten allemaal uit onze praktijk dat één campagne niet genoeg is, maar dat een permanente campagne werkt. Momenteel wordt onderzocht of het mogelijk is om de campagne te herhalen. Zijn opmerking scherpt dat aan, denk ik.
Een belangrijke vraag is of de crisisopvang tekortschiet. Nee, moet ik zeggen. Zoals bekend is er nu een pilot categorale opvang. Daardoor is het tekort aan opvangplaatsen aanmerkelijk gereduceerd, ook al is het er nog wel. Er is slechts een beperkte wachtlijst van enkele plaatsen. Mijn prioriteiten zijn opsporing, pakkans verhogen, gerechtvaardigde straf en natuurlijk opvang en zorg voor de slachtoffers. Daar moet eigenlijk niets op aan te merken zijn. De aanpak van opsporing en het verhogen van de pakkans is multidisciplinair. De fiscus kan enorm veel doen, net als andere diensten binnen de overheid. Preventie is ook ongelofelijk belangrijk om mensenhandel tegen te gaan, maar het OM en de politie zijn hierbij toch wel speerpunten.
Neemt het aantal afgehandelde zaken af? Nee, in 2010 zal weer een stijging te zien zijn. Daarnaast zal ik het aantal aan te pakken criminele organisaties in de komende jaren verdubbelen, zoals aangekondigd.
Dan kom ik bij mevrouw Gesthuizen. Ik heb al iets gezegd over het verhogen van de strafmaat voor mensenhandel. Mijn standpunt is bekend. Wij hebben daarover in de Kamer gedebatteerd. Ik heb een toezegging gedaan en ik kom voor de zomer met een voorstel.
Zij vroeg wat we gaan doen om de mensenhandel harder aan te pakken. Ik herhaal dat ik heb aangekondigd dat het aantal criminele organisaties dat wordt aangepakt, zal worden verdubbeld. Dat betekent dat we de hele organisatie van de politie en het openbaar ministerie daarop zullen inrichten. Dat is een landelijke prioriteit die voor de politie is vastgesteld door alle partners. Dat is dus niet alleen een brief van mij, maar mede namens vele anderen, zoals de korpsbeheerders, de burgemeesters van de grote gemeenten, het Openbaar Ministerie, de politie en het kabinet.
Een gerechtvaardigde vraag is dan hoe ik dat ga realiseren. We werken dat uit en zullen dat zichtbaar maken, want ik wil ook een keer af van de opmerkingen dat ik wel prioriteiten leg en de capaciteit zus en de capaciteit zo. De nationaal rapporteur zegt er ook iets van. Ik hoef nu niet een heel verhaal te houden over wat ik met de politie bezig ben te doen of wat de investeringen zijn in het Openbaar Ministerie of de zittende magistratuur. Dat gebeurt al. Ik heb al gezegd dat ik bij al die prioriteiten zichtbaar zal maken, en daardoor controleerbaar voor de Kamer en voor anderen, hoe we dat doen. Dan kan de Kamer mij daarop aanspreken. Als ik iets gezegd heb, dan weet men dat ik het doe en wanneer ik het doe, want daar zit ik aan vast. Daar kan de Kamer mij aan houden.
Een van de 47 aanbevelingen van de nationale rapporteur bij de zevende rapportage betreft de oriëntatiepunten bij de zittende magistratuur. De Raad voor de rechtspraak is daarmee bezig. Dit is een onderdeel van het lopende strategisch debat binnen de zittende magistratuur over het straftoemetingsinstrumentarium. Dit is een punt dat ik regelmatig in het verkeer met de Raad voor de rechtspraak aan de orde zal stellen.
Er is door verschillende woordvoerders gesproken over de capaciteitstekorten in de opvang. Er is een wachtlijst, maar deze bevat slechts enkele plaatsen. Ik heb vele malen intern gevraagd of dat klopt. Telkens kreeg ik hetzelfde antwoord, terwijl ik het aan anderen had gevraagd, dus de situatie is aanmerkelijk verbeterd.
Mevrouw Gesthuizen (SP): De minister sprak net over de eerste opvang. De mensenrechtenrapporteur schrijft inderdaad in de achtste rapportage dat de situatie bij de eerste opvang van slachtoffers is verbeterd, maar mijn indruk is dat de overige opvang niet is verbeterd. Als de minister dat nu niet paraat heeft, zou ik dat graag in een brief nader uitgewerkt willen zien. Ik zou graag een brief willen met de stand van zaken op al deze terreinen.
Minister Opstelten: Er is een pilot categorale opvang, waar mevrouw Arib ook zwaar op heeft ingezet, en dat helpt mij ook. Na de pilot, die loopt tot halverwege 2012, zal ik bekijken op welke wijze wij dat structureel vorm gaan geven. Ik vind zelf, dat mag de Kamer ook weten, dat dit niet iets is wat je los kunt laten, want dan ben je een beetje weltfremd, lijkt mij. Deze opvang moet een structurele vorm krijgen, maar we moeten scherp evalueren in welke vorm. Ik zal de Kamer informeren over hoe dat loopt. Dit ligt in het verlengde van het vragenuur van afgelopen dinsdag. Als bewindspersoon ben ik verantwoordelijk voor het hele mensenhandeldossier, maar ik zal dit ook aan de orde stellen bij mijn collega van VWS.
Mevrouw Gesthuizen (SP): In het rapport staat dat de hulpverlening aan slachtoffers wordt gekenmerkt door capaciteitstekorten. Dat is nogal wat. Dat betekent dat we een probleem hebben. Ik vind het lastig dat de minister nu vooral ingaat op de eerste opvang. Zegt hij nu dat de opvang inmiddels op alle terreinen op orde is of dat er nog capaciteitstekorten zijn?
Minister Opstelten: Ik begrijp het, want het staat er. Daarom zegt u het, ben ik erop voorbereid en weet ik het ook. Dit rapport is al enige tijd uit met die gegevens. We zijn op basis daarvan met die pilot gestart. Gelukkig leidt die pilot tot resultaten. Laten we ook even de zegeningen tellen. Ik zal niet rusten tot de hele wachtlijst is weggevaagd. Daar gaat het natuurlijk om. Wij nemen geen genoegen met die wachtlijst, hoe klein die ook is. Ik geef de gegevens van vanochtend en de rapporteur heeft natuurlijk gerapporteerd op het moment dat zij rapporteerde. Dat nemen we serieus en we zullen dat scherp volgen. Men kan mij daarop aanspreken.
Mevrouw Arib (PvdA): De minister heeft bij het vragenuur van afgelopen dinsdag toegezegd dat hij samen met de staatssecretaris van VWS, die over een deel van de opvang gaat, een brief aan de Kamer doet toekomen, zodat wij een beeld hebben van hoeveel plekken er zijn en voor hoelang.
Minister Opstelten: Zoals u weet ben ik niet zo brievenschrijverig, maar als u dat graag wilt, doe ik dat. Als u de facts and figures graag wilt hebben over wat de stand van zaken is, wat we er verder aan doen en hoe het proces loopt, krijgt u ze van de staatssecretaris en van mij. Dat zeg ik toe.
De heer Elissen vroeg of instanties die te maken hebben met slachtoffers van mensenhandel, kunnen worden verplicht om gegevens hierover te melden aan Comensha. Gegevens van slachtoffers van mensenhandel die in contact komen met de politie, worden door de politie gemeld aan Comensha. Daarnaast onderhoudt Comensha contacten met de opvanginstellingen die slachtoffers opvangen en ontvangt van hen de relevante gegevens. Ik ga dat maandag met hen ervaren bij dat werkbezoek. Comensha heeft in 2009 extra middelen van mijn voorganger ontvangen voor de uitvoering van een projectplan om tot een betere registratie te komen, dus er is een overzicht. Dit project is inmiddels afgerond en heeft ertoe geleid dat de registratie is verbeterd, onder andere doordat met de diverse opvanginstellingen afspraken zijn gemaakt over de aanlevering van gegevens. In de praktijk levert dit een adequaat beeld op van het aantal slachtoffers van mensenhandel en is een meldplicht als zodanig niet nodig. Deze zou leiden tot veel beslag op de capaciteit en veel bureaucratie.
Er is ook gevraagd hoe we de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche kunnen implementeren. We hebben al vele malen besproken dat er een AMvB komt. Iedereen hier aan tafel weet wat wij daarover hebben afgesproken. Gelet op de afspraken zal de Kamer daar niets van missen, dat weet ik. Over de implementatie zal nog uitgebreid overleg plaatsvinden met de branche en de hulpverlening. Dat is ook heel belangrijk om het draagvlak te vergroten voor de succesvolle uitvoering. In de moties is ook duidelijk aangegeven dat dit cruciaal is. Daarna zal ik overleg plegen met de Kamer.
Een andere vraag is om in de instructie aan het OM op te nemen dat ook het lidmaatschap van een criminele organisatie telkens ten laste wordt gelegd. Wanneer dat aan de orde is, zal het OM ook de criminele organisatie ten laste moeten leggen. Dat zal gebeuren. Het OM neemt dit zeer serieus in elke situatie, dat weet ik.
Mevrouw Berndsen heeft gevraagd naar het toezicht op de handhaving. Ik heb het nodige gezegd over het referentiekader. Er zijn zeven proeftuinen onder leiding van de taskforce. Daar komt al die kennis bij elkaar. Er is een goede aansturing. Er is ook een handleiding over handhaving en toezicht voor gemeenten.
Zij heeft ook gevraagd naar de opvang van de mannelijke slachtoffers. Bij de pilot categorale opvang worden tien opvangplekken toegewezen aan mannen. Die pilot zal worden geëvalueerd door het WODC, dat onderzoekt hoe de opvang het best structureel kan worden georganiseerd. Zij vroeg ook hoe luchtvaartpersoneel goed kan worden getraind. Ik herinner mij heel precies op welk moment ik dat heb toegezegd aan de heer Çörüz tijdens mijn eerste begrotingsbehandeling. Het luchtvaartpersoneel wordt momenteel bewust gemaakt van mensenhandel. Dat heeft dus echt aandacht. We zijn begonnen met het baliepersoneel, want je moet gewoon bij de start beginnen. In overleg met de luchtvaartsector wordt bekeken wat er nog meer mogelijk is.
Er is ook gevraagd of ik gesprekken voer met gemeenten en woningbouwcorporaties om de opvang te verbeteren. Je moet niet alles zelf willen doen. Comensha voert overleg met gemeenten en woningbouwcorporaties om het doorstromen van slachtoffers uit de initiële opvang te verbeteren. Daarover zal ik maandag nog veel meer concreet horen van hen, denk ik. Mevrouw Berndsen vroeg ook hoe de opvang nog beter kan. Ik herhaal dat ik op basis van de evaluatie van de pilot met mijn collega’s van VWS en Immigratie en Asiel een besluit zal nemen over de toekomst van de opvang.
Een lastige vraag van mevrouw Berndsen is of ik kan zeggen wanneer alle 47 aanbevelingen uit de een-na-laatste rapportage zijn uitgevoerd. Ik vraag haar toestemming om dat niet te doen, maar om accenten te leggen. Er is het nodige over gezegd, maar ik denk dat we keuzes moeten maken. Inmiddels is er weer een nieuwe rapportage; de achtste, na tien jaar, dus een jubileum. Mevrouw Berndsen heeft ook gevraagd naar mijn prioriteiten, en die heb ik duidelijk en kernachtig aangegeven. Ik handel daar ook naar. Mijn vraag is of mevrouw Berndsen daar voor dit moment genoegen mee kan nemen, maar anders krijgt zij gewoon een keurig stuk over al die 47 aanbevelingen.
Mevrouw Berndsen (D66): Ik heb niet over die 47 aanbevelingen gesproken, maar in de brief van de minister staat dat hij ervoor zal zorgdragen dat de in de brief van 21 januari aangekondigde beleidsvoornemens zullen worden gerealiseerd. Een algemene vraag is dan volgens mij op welke termijn hij denkt dat dit gerealiseerd zal zijn.
Minister Opstelten: Dat zal per aanbeveling verschillend zijn. Over een groot aantal aanbevelingen hebben we het vandaag, zoals over de zittende magistratuur, waar mevrouw Gesthuizen naar heeft gevraagd, over opvang en de certificering, en zo zijn er meer te noemen. Ik heb ze hier bij de hand, dus ik kan ze allemaal langslopen en er iets over zeggen. Wat ik heb gezegd, heb ik gezegd, daar gaat het om. Bij een volgende rapportage geef ik weer een brief en zal ik specifiek op de gemaakte keuzes en het tempo ingaan. Dan zal ik in alle scherpte proberen te antwoorden, want dat is noodzakelijk. Dat verdient de Kamer en dat verdient dit onderwerp.
Mevrouw Arib vroeg naar de handel in organen, met name nieren. De nationaal rapporteur heeft geen aanwijzingen gevonden dat dit in Nederland op enige schaal zou voorkomen, maar het signaal van mevrouw Arib is voor mij voldoende om dit nog een keer te laten nagaan. In de korte schorsing hebben we het er even over gehad. Bij ons zijn er ook geen signalen van, maar mevrouw Arib zegt het niet voor niets. Daarom neem ik dat serieus.
Mevrouw Arib (PvdA): Het is een rapport van het Rathenau Instituut dat waarschijnlijk bij VWS en niet bij V&J terecht is gekomen. Er worden wel degelijk Nederlandse voorbeelden genoemd. Daarom denk ik dat het goed is om ernaar te kijken, ook in verband met de definitie van mensenhandel.
Minister Opstelten: U was nieuwsgierig naar mijn reactie op dat rapport. Die krijgt u gewoon.
Een belangrijk punt waarover mevrouw Arib heeft gesproken, is de verantwoordelijkheid van collegaministers, waar ik zicht op moet houden als eerstverantwoordelijke. Door Buitenlandse Zaken is onlangs een procedure in gang gezet waarbij huishoudelijk personeel van buitenlandse ambassades de identiteitskaart, tevens verblijfstitel, persoonlijk moet komen ophalen op het ministerie van Buitenlandse Zaken. Bij deze gelegenheid vindt met hen een gesprek plaats, waarin uitleg wordt gegeven over de rechten als werknemer in Nederland, zoals het minimumloon. Ook wordt een folder meegegeven waarin deze rechten nog eens worden beschreven, alsook telefoonnummers die men kan bellen in geval van nood. Men kan de contactpersoon op Buitenlandse Zaken bellen, maar bijvoorbeeld ook ngo’s of de politie. Deze procedure wordt in beginsel elk jaar herhaald en geldt ook voor huishoudelijk personeel van medewerkers van in Den Haag gevestigde andere internationale organisaties. Buitenlandse Zaken heeft overigens de indruk dat het slechts zeer incidenteel om uitbuiting gaat. Dat hebben wij even gevraagd. Indien dat het geval is, dan roept Buitenlandse Zaken de ambassadeur op het matje en volgen er maatregelen. Ik denk dat dit een voorbeeld is van een goede, gerichte, structurele aanpak.
Over het opvangen van grote groepen zijn inmiddels afspraken gemaakt in de taskforce. Er wordt dan afgesproken om een grote actie uit te voeren. Dan moet je ook afspraken maken over het monitoren ervan en om slachtoffers op dat moment te kunnen opvangen, dus dan moet je niet met lege handen staan.
Worden de slachtoffers goed geïnformeerd over verlof van de daders? Dat is verplicht gesteld in de Wet versterking positie slachtoffers.
Ik ben luid en duidelijk ingegaan op de vraag of het EVRM-proof is, zoals mevrouw Van Toorenburg heeft gevraagd. Ik ga aan de slag met de aangenomen motie om er alles aan te doen om schijnzelfstandigheid aan te pakken bij Bulgaarse en Roemeense prostituees. Er worden vele activiteiten ondernomen om de bewustwording te vergroten onder beroepsgroepen en het algemene publiek. Zo is er bijvoorbeeld overleg met abortusartsen en zijn er vele pakketten om scholen te informeren. Daaraan wordt heel gericht aandacht besteed. Door het ministerie van VWS en mijn departement wordt gezamenlijk veel voorlichting gegeven, in een breed kader, over loverboys en jeugdprostitutie. VWS heeft ook een campagne geïnitieerd tegen loverboypraktijken die ik wil noemen.
Er wordt door Sociale Zaken en Werkgelegenheid ook breed geopereerd, in gezamenlijkheid. Mevrouw Arib heeft daarover gesproken. Er is een film geproduceerd en er is informatie over arbeid en uitbuiting. Er zijn flyers in verschillende talen, maar er worden ook maatregelen genomen. Er zijn regionale coördinatiepunten fraudebestrijding. De Kamer mag mij en mijn collega Kamp daarop blijven aanspreken, want dat past natuurlijk in de hele aanpak van mensenhandel.
Mevrouw Van Toorenburg heeft ook gevraagd om mensenhandelzaken te laten opnemen in de databank Caselex. Het OM heeft het verzoek van de initiatiefnemer van Caselex gesteund om Europese subsidie om mensenhandelzaken hierin op te nemen. Het is een databank met grensoverschrijdende uitspraken. Het wachten is nu op de toekenning van dit subsidieverzoek door de Europese Commissie, want ik ga ervan uit dat een verzoek over zo’n goed initiatief wordt toegekend. We zullen daar aandacht aan schenken.
Mevrouw Van Toorenburg heeft ook gevraagd of er inzicht is in het aantal rechtshulpverzoeken, zowel in- als uitgaand bij ons land. Deze gegevens heb ik nu niet paraat, maar die zal ik laten uitzoeken en ik zal daar informatie over geven.
Collega Leers deelde mee dat ik de vraag over de expertgroep van de politie graag zou willen beantwoorden. Die expertgroep bestaat uit experts inzake mensenhandel uit de korpsen. Zij hebben veel ervaring en nauw contact met de operationele praktijk. Zij hebben ook zelf uitvoerende taken in de opsporing. Dit is een zorgvuldig samengestelde groep, waarbij ook is gekeken naar de personen, dus ik heb niet de indruk dat wij nu heel scherp moeten kijken of daar iets moet gebeuren. Dat is de informatie die ik daarover kan geven.
De voorzitter: Dank u wel, minister. Ik constateer dat er behoefte is aan een tweede termijn.
De heer Van der Steur (VVD): Voorzitter. De VVD-fractie dankt de beide ministers voor de beantwoording, ook al is een ervan reeds vertrokken. Ik ben namens mijn fractie zeer verheugd over de inzet en de aanpak. Ik heb het gevoel dat mensenhandel binnen de beperkte middelen die er zijn, echt de aandacht krijgt die hij moet hebben. Wij zien met vertrouwen de uitkomsten van deze aanpak tegemoet.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. In eerste termijn hebben wij in een interruptiedebatje onderling vrij uitgebreid van gedachten gewisseld over de straffen en ik heb de minister heel specifiek gevraagd naar de straftoemetingsrichtlijnen. De minister zegt dat hij hierover in overleg is. Naar aanleiding van de vorige rapportage hebben wij hierover zelfs een motie ingediend. Volgens ons is er niet zoveel mis met de strafmaat in de wet, maar het grote probleem is dat er geen straftoemetingsrichtlijnen zijn. Zou de minister de Kamer voor de zomer erover kunnen informeren waar dat overleg toe heeft geleid?
De heer Elissen (PVV): Voorzitter. Ook van mijn kant dank voor de beantwoording door beide bewindspersonen. Ik sluit aan bij wat mevrouw Gesthuizen daarnet heeft aangestipt. Ik heb in eerste termijn gesproken over de minimumstraffen. Wat de PVV betreft zouden deze ten minste 12 jaar moeten zijn, maar liever nog 30 jaar. Bij die richtlijnen voor de straftoemeting zou ik de strafmaat graag terug willen zien. Los daarvan lijkt het mij vanzelfsprekend, als wij dit dermate ernstige misdrijven vinden, dat we hier ook geen taakstraffen toelaten. Is de minister het daarmee eens en wil hij dat ook realiseren?
De informatie over mogelijk misbruik is kennelijk heel wazig en niet zo hard als gesteld in de rapportages. Ik pleit voor betere registratie, zodat we het zichtbaar kunnen krijgen. Dan kunnen we het uitsluiten of heel serieus nemen en daarop investeren met z’n allen.
Mevrouw Berndsen (D66): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Helaas moet ik nu naar een volgende vergadering.
Mevrouw Arib (PvdA): Voorzitter. Dank voor de beantwoording. De minister voor Immigratie en Asiel is weg, maar de minister van Veiligheid en Justitie is er nog. Dank voor de helderheid over de B9-regeling. Ik ben het met de bewindspersonen eens dat deze goed werkt. Het moet ook zorgvuldig gebeuren. Als er mogelijk sprake is van misbruik, moet dat ook worden aangepakt. Ik ben blij dat dit is bevestigd. Ik ben ook blij met de toezegging van de minister van Justitie dat de opvang, die nu tijdelijk is, niet tijdelijk zal blijven, maar dat er op basis van de evaluatie wordt gekeken naar een structurele oplossing. We krijgen ook een brief over de opvang. Ik ben blij dat Buitenlandse Zaken actief optreedt bij mensenhandel in relatie tot ambassades, want dat wist ik niet. Er wordt een gesprek aangeboden en dat wordt aangegrepen om deze mensen op hun rechten te wijzen. Dat lijkt me echt een compliment waard.
Er moet mij ook iets van het hart over de opmerking van mijn collega van de PVV over de taskforce. Als er fouten worden gemaakt door leden van een taskforce, moet je die aan de orde stellen, maar we moeten ervoor oppassen dat we het vertrouwen in zulke gezaghebbende organen niet in twijfel te trekken, omdat daar ook een signaal van uitgaat naar anderen, zoals al die mensen die zich schuldig maken aan criminaliteit of wat dan ook, dat zo’n orgaan maar wat roept of dat het nattevingerwerk is. Daarmee haal je eigenlijk het gezag van zo’n orgaan onderuit. Ik hoop niet dat mijn collega dat bedoelt, want ik vind dat je daar als Kamerlid ontzettend mee moet uitkijken, tenzij je echt een concrete aanleiding hebt.
De heer Elissen (PVV): Ik voel wel de behoefte om hier even op te reageren. Met alle respect, ik heb het niet gehad over de taskforce. Ik heb gerefereerd aan de expertgroep mensenhandel in relatie tot het 50%-verhaal. Ik heb niet gesproken over nattevingerwerk, maar dat was minister Leers. Ik heb alleen gevraagd om zorgvuldigheid en daar blijf ik bij.
Mevrouw Arib (PvdA): Voor de expertgroep geldt dezelfde opmerking. Ik vind dat je het mag zeggen als je het er niet mee eens bent, maar er moet niet worden getwijfeld aan het gezag of de betrouwbaarheid. Ik merk dat daar de laatste tijd te makkelijk mee wordt omgegaan. Het is een verkeerd signaal van de politiek als we ook de deskundigheid van die experts in twijfel trekken.
De heer Elissen (PVV): Het woord «ook» is absoluut misplaatst. Nogmaals, ik heb het niet over de taskforce gehad, die duidelijk een ander gewicht en een andere samenstelling heeft. Ik heb alleen gesproken over de expertgroep. Ik vind het belangrijk dat zo’n expertgroep de nodige zorgvuldigheid betracht, anders worden u en ik, wij met z’n allen, op het verkeerde been gezet en dan wordt het allemaal ernstiger gemaakt wat misbruik betreft dan het misschien in de praktijk is. Volgens mij is dat ook wat u bedoelt en is dat in ons beider belang. Daarnaast heb ik alle respect voor iedereen die werkzaam is in dit veld, zeker als het gaat om een krachtige aanpak van law enforcement. Wat mij betreft komen er stevige maximumstraffen.
Mevrouw Arib (PvdA): Ik heb gezegd wat ik wilde zeggen.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Het is heel goed dat het kabinet dit als een prioriteit ziet en blijft zien. Dat het actueel is, blijkt wel doordat ik tijdens deze vergadering een bericht kreeg dat er een mensenhandelzaak in Zeeland is opgerold, waarbij vier vrouwen onder erbarmelijke omstandigheden zijn aangetroffen. Daarmee is eens te meer bewezen hoe belangrijk dit debat is. Het is ook belangrijk dat de minister heeft gezegd dat hij ervoor zal zorgen dat de capaciteit op orde is en blijft en dat er wordt gewerkt aan bewustwording op alle niveaus; niet alleen bij de luchtvaart, maar ook bij mensen die vooral met jeugdigen werken. Wij hopen dat de subsidie wordt toegekend, zodat mensenhandelzaken in de databank worden opgenomen. Kan de minister ons berichten wanneer hierover uitsluitsel wordt gegeven? Ik zei net al tegen minister Leers dat wij ingenomen zijn met de toon die is aangeslagen toen het ging om de B9-regeling.
Minister Opstelten: Het antwoord op de laatste vraag van mevrouw Van Toorenburg is dat wij de Kamer daarover zullen berichten.
Ik dank iedereen voor de inbreng in tweede termijn. Mevrouw Gesthuizen en de heer Elissen hebben nog een vraag gesteld over de strafmaat voor mensenhandel. Ik heb gevraagd om even informatie te geven over een strafzaak waar mevrouw Gesthuizen op doelde. Midden vorig jaar is een persoon door de rechtbank Den Haag veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf wegens mensenhandel. De veroordeelde liet illegaal in Nederland verblijvende Indonesiërs onder mensonterende omstandigheden voor hem kroepoek bakken. Het OM had drie jaar geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van het misdrijf een hogere straf rechtvaardigde. Er zijn twee punten waarmee wij aan de slag gaan. Ik zal voor de zomer een voorstel doen over strafverhoging. Ik zal daarin meenemen wat mevrouw Gesthuizen heeft gevraagd over de oriëntatiepunten voor de zittende magistratuur. Ik zeg er nadrukkelijk bij dat ik natuurlijk in een afwachtende positie ben. Ik kan niet afdwingen wat wij vinden, omdat de Raad voor de rechtspraak daarin zelfstandig opereert. Ik zal met hen in overleg treden en vragen of zij dat op elkaar kunnen laten aansluiten, omdat dat de wens van de Kamer is. Ik hecht eraan om de Kamer daarover adequaat te kunnen informeren, dus dat zal ik gaarne doen.
De voorzitter: Ik dank de leden voor hun inbreng en de minister voor de beantwoording. We hebben de toezeggingen genoteerd.