Kamerstuk 28638-108

Verslag van een algemeen overleg

Mensenhandel


Nr. 108 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 12 december 2013

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, de vaste commissie voor Defensie en de vaste commissie voor Economische Zaken hebben op 31 oktober 2013 overleg gevoerd met Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie, Minister Hennis-Plasschaert van Defensie en Staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie over mensenhandel en prostitutie.

(De volledige agenda is aan het einde van dit verslag opgenomen.)

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Jadnanansing

De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie, Ten Broeke

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Hamer

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Hessing-Puts

Voorzitter: Jadnanansing

Griffier: Van Doorn

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Rebel, Oskam, Kooiman, Berndsen-Jansen, Segers, Van der Steur, Van der Staaij en Jadnanansing,

en Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie, Minister Hennis-Plasschaert van Defensie en Staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministerie.

Aanvang 15.00 uur

De voorzitter: Hierbij open ik de vergadering. Aan de orde is het algemeen overleg over mensenhandel en prostitutie. Ik heet van harte welkom de Minister van Veiligheid en Justitie, de Minister van Defensie en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Een hartelijk welkom uiteraard ook aan de gasten op de publieke tribune. We hebben een spreektijd afgesproken van zeven minuten, twee interrupties. We hebben heel veel op de agenda staan en moeten echt op tijd stoppen. Ik heb nog een speciaal verzoek. De Minister van Defensie moet om 17.15 uur weg. Daarom zal zij als eerste vragen beantwoorden. Ik verzoek de woordvoerders in hun inbreng duidelijk aan te geven welke vragen zij aan welke bewindspersoon stellen.

Dan geef ik meteen het woord aan mevrouw Rebel van de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Rebel (PvdA): Voorzitter. Allereerst wil ik benadrukken dat de voorliggende rapporten mij als nieuw Kamerlid hebben geholpen om een begin te maken met mij in te lezen in dit dossier. Mij past dan ook bescheidenheid. Ik luister en lees, en kan op deze manier een start maken met het invulling geven aan mijn werk als volksvertegenwoordiger op dit dossier.

Het is mij duidelijk dat er veel gedaan wordt in de aanpak van mensenhandel en het tegengaan van misstanden in de prostitutie, maar dat er nog veel meer nodig is. De PvdA heeft zich altijd krachtig ingezet en zal zich blijven inzetten voor het tegengaan van mensenhandel, voor een stevige aanpak van misstanden in de prostitutiebranche en het verbeteren van de positie van prostituees. Het is nu 2013, dertien jaar na de opheffing van het bordeelverbod, en we zijn in afwachting van een novelle die de Minister voorbereidt, nadat de veelbesproken prostitutiewet voor de zomer in de Eerste Kamer is aangehouden. De registratieplicht voor prostituees en de vergewisplicht voor klanten zullen uit het wetsvoorstel gehaald worden, iets wat mijn fractie zeer betreurt. Alleen het vergunningstelsel voor de seksbranche en de verhoging van de minimumleeftijd voor prostituees naar 21 jaar blijven dan over. Wat ons betreft is het zaak om zo snel mogelijk te komen tot een uniform vergunningenstelsel voor seksbedrijven, met strengere eisen voor exploitanten.

De prostitutiewet voorzag in een strafbaarstelling van de klant die gebruikmaakt van het illegale aanbod van prostitutie. Deze strafbaarstelling zal in de novelle vervallen. De PvdA blijft van mening dat de bewustwording van de klant vergroot moet worden wat de misstanden in de prostitutiebranche betreft. Wij vragen ons wel af of de inzet van aanvullende strafwetgeving daarvoor het juiste middel is. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen stelt in haar rapportage aan de orde dat degene die gebruikmaakt van de seksuele diensten van een prostituee, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de prostituee daartoe is gedwongen of wordt bewogen, strafbaar gesteld moet worden. Mijn fractie worstelt met de vraag of het huidige mensenhandelartikel, artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht, niet voldoende waarborgen biedt. Hier wordt verschillend over gedacht, en om die reden wil de PvdA de Minister vragen om op korte termijn een onafhankelijke juridische quickscan te laten uitvoeren, waarin onderzocht wordt of het huidige mensenhandelartikel volstaat in de aanpak van klanten die gebruikmaken van seksuele diensten van een slachtoffer van mensenhandel. Indien er inderdaad sprake blijkt te zijn van een dode letter in het strafrecht op dit punt, op welke wijze kunnen wij dan het beste de bewustwording van de klant omtrent de misstanden in de prostitutiebranche vergroten? Is een nieuwe bepaling in het Wetboek van Strafrecht dan wel het juiste middel? Graag hoor ik een reactie van de Minister op dit verzoek.

De voorzitter: De heer Van der Steur wil u een vraag stellen.

De heer Van der Steur (VVD): We hebben in dit huis al een paar keer over dit onderwerp gesproken met de Nationaal Rapporteur Mensenhandel. De vraag die de PvdA stelt, lijkt mij heel logisch. Ik wil dat ondersteunen, maar ik wil er ook nog iets aan toevoegen. Vindt mevrouw Rebel het goed dat we ook de volgende vraag in dat onderzoek betrekken? In een aantal landen in Europa geldt de strafbaarheid van de klant al. Hoe effectief is dat daar? Werkt het? Werkt het ook bijvoorbeeld bewijstechnisch? Als mevrouw Rebel dit mede bedoelde met haar vraag, dan ondersteun ik haar van harte.

Mevrouw Rebel (PvdA): Ik kan mij daarin vinden, maar wel met de kanttekening dat dit niet ertoe moet leiden dat er meer tijd nodig is voor het onderzoek. Van mij mag het meegenomen worden, maar het moet daardoor niet langer duren.

De voorzitter: Ik zie dat de heer Van der Steur daarmee akkoord gaat. Dan vervolgt u uw betoog.

Mevrouw Rebel (PvdA): Schaamte, angst en wantrouwen maken, evenals het feit dat veel meisjes zichzelf vaak niet als slachtoffer zien, dat er een geringe bereidheid is om aangifte te doen. Onderling vertrouwen van opsporing en opvang is voor het vergroten van de aangiftebereidheid van essentieel belang. Dat schrijft ook de Minister in zijn brief. Een van de problemen hierbij is dat de meisjes de politie niet vertrouwen. De aanwijzing mensenhandel van het College van procureurs-generaal stelt dat het spreken met en horen van slachtoffers van mensenhandel gedaan moet worden door verhoorders die specifieke expertise en competenties hebben. Dat is een goede zaak, maar gezien de angst voor de politie bij slachtoffers van mensenhandel zou ik graag van de Minister vernemen hoe hij denkt over het inrichten van specifieke verhoorstudio's bij de verschillende opvanglocaties voor slachtoffers van mensenhandel. Graag hoor ik van de Minister hoe hij hierover denkt.

Er heerst verder een grote weerstand bij prostituees om zich in te schrijven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Dat is begrijpelijk, omdat daarmee de privégegevens van alle zelfstandige prostituees en alle bijverdieners in de prostitutie openbaar zouden worden. Niet-inschrijven in het handelsregister of inschrijven onder een valse naam of met verkeerde bedrijfsgegevens, is echter een economisch misdrijf. Welke mogelijkheden ziet de Minister om voor deze groep een uitzondering te maken rondom de inschrijvingen in het handelsregister, opdat de privacy van de betrokkenen gewaarborgd blijft? Als we van prostituees verwachten dat ze hun bedrijfsadministratie beter op orde krijgen en daarmee tevens hun rechtspositie versterken, dan moeten we kijken of de overheid hier een faciliterende rol in kan spelen. Graag hoor ik daarop een reactie.

Graag horen we van de Minister welke rol gemeenten precies kunnen spelen bij het voorkomen en bestrijden van mensenhandel. De PvdA vindt het belangrijk dat de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit wordt gestimuleerd. De Minister merkt terecht op dat hieraan in de mededeling onvoldoende aandacht is besteed. Wat wil hij op dit gebied verder gaan ondernemen? Verder vroegen wij de Minister in de schriftelijke vragen naar de mogelijkheid om slavernijachtige praktijken te voorkomen door nadere eisen te stellen aan ingezetenen van de EU die in Nederland in de prostitutie komen werken, zoals bijvoorbeeld een taaltoets voor prostituees om hun zelfstandigheid te vergroten. Graag een nadere reactie. Kunnen we hier niet meer mee dan nu in de praktijk gebeurt?

Het onderzoek over de Chinese beautybranche laat zien dat er naar schatting in ruim de helft van de massagesalons illegale prostitutie voorkomt. De PvdA heeft hier al eerder schriftelijke vragen over gesteld. De Minister stelt dat het noodzakelijk is dat er streng toezicht wordt gehouden op de salons om prostitutie tegen te gaan en mensenhandel te voorkomen. Wij vragen ons echter af waarom er eerst een grootschalig onderzoek moet plaatsvinden, voordat er gerichte handhavingsacties plaatsvinden. We hebben voor handhaving en toezicht toch geen voorafgaand onderzoek nodig? Ik hoor graag van de Minister waar het nu precies misgaat en welke bestuurlijke maatregel er kan worden opgelegd aan een massagesalon waar prostitutie plaatsvindt, terwijl daar geen vergunning voor is afgegeven.

Twee weken geleden was ik bij een voorlichtingsbijeenkomst voor vmbo-leerlingen in Haarlem, gegeven door een ex-slachtoffer van een loverboy. De problematiek van meisjes en vrouwen die het slachtoffer zijn of worden van een loverboy is groot en zoals de Nationaal Rapporteur Mensenhandel terecht stelt: loverboy is een onjuiste benaming voor een binnenlandse mensenhandelaar. Zij stelt dat de zorg voor deze slachtoffers tekortschiet, dat er binnen de jeugdzorg onvoldoende expertise aanwezig is voor het herkennen van minderjarige slachtoffers, dat een specialistisch zorgaanbod ontbreekt en dat er de laatste jaren meer slachtsoffers van loverboys in beeld komen. De PvdA maakt zich grote zorgen om de betrokken meisjes en deelt de inzet van dit kabinet om mogelijke slachtoffers weerbaarder te maken. Ik zie hierbij ook een grote meerwaarde in gerichte voorlichting over seksualiteit en weerbaarheid aan jongeren. Ook de rol van internet en social media – denk aan de recente groomingzaak – zou hierin belicht moeten worden.

De voorzitter: U hebt nog een halve minuut.

Mevrouw Rebel (PvdA): Ik wil nog één vraag stellen aan de Minister van Defensie. Uit de beleidsdoorlichting blijkt... Laat ik het zo zeggen: het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven komt tot de conclusie dat de bruikbaarheid van deze beleidsdoorlichting beperkt is. Er wordt geen inzicht gegeven in de effectiviteit van beleid en de eis van onafhankelijkheid wordt maar marginaal ingevuld. De kabinetsreactie sluit niet volledig aan bij de conclusies. Daarop wil ik graag een reactie van de Minister van Defensie. Er is uiteraard nog heel veel meer, want er liggen zeventien rapporten voor, maar hier kan ik het bij laten.

De voorzitter: Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Oskam.

De heer Oskam (CDA): Voorzitter. Eerst even logistiek. De meeste van mijn vragen zijn voor de Minister van Veiligheid en Justitie en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Op het laatst kom ik terug op de marechaussee. Op mijn vragen daarover wil ik graag antwoord hebben van zowel de Minister van Defensie als de Minister van Veiligheid en Justitie.

Ik begin met het goede nieuws. Ik ben op werkbezoek geweest in Leeuwarden en Eindhoven, zowel bij de politie als in de prostitutiebranche, en ik moet zeggen dat er bij het CDA veel waardering bestaat voor het werk in deze sector. Dat geldt voor de hulpverleners, de politie, de marechaussee, maar ook het departement. We hebben in het laatste jaar heel veel brieven gekregen, zowel van de Minister van Justitie als ook van de Minister van Defensie, over de aanpak van mensenhandel. We zijn op de goede weg, maar er is ook een enorme zorg. Die zorg zit met name in het debacle in de Eerste Kamer, waar de registratieplicht en de vergewisplicht zijn afgeschoten. Dat maakt het erg moeilijk. Wij waren er in de Tweede Kamer juist erg blij mee. De Minister was er volgens mij ook blij mee, evenals de politie. In de praktijk is het namelijk zo dat prostituees vaak een valse naam of een fictieve naam gebruiken, en dat ze vaak van standplaats veranderen. Daarom is het moeilijk om ze te volgen en te monitoren als er geen registratie is. Dat is een gemiste kans. We zijn heel benieuwd naar wat er in de novelle staat. Dat is een vraag die de Minister vandaag wel kon verwachten. Ik verwacht daar dan ook een antwoord op.

Verder maak ik mij zorgen over het beleid, waarvan de Minister zegt dat hij het aan de gemeenten overlaat. Dat is een beetje een grijs gebied. Er komt de komende tijd veel op de gemeenten af, zonder dat daar echt middelen voor staan. Ik noem de Wmo en de jeugdzorg, maar ook het koffieshopbeleid is geen groot succes, daar waar het aan de gemeenten wordt overgelaten. Bij het prostitutiebeleid maak ik mij zorgen hoe dat gaat gebeuren. Daar komen we straks nog op terug.

Ik heb vier brieven uit de agenda gekozen, want zoals ook de Partij van de Arbeid al zei: het gaat niet om zeventien brieven in dit ene algemeen overleg te behandelen. Even terug naar het debacle in de Eerste Kamer. Een aantal dingen is gelukkig van kracht gebleven en daar zijn wij blij om, maar hoe gaan we dit aanpakken? Wat komt er in die novelle te staan?

Wat is de stand van zaken aangaande het landelijke programma prostitutie? Hoe ver zijn de burgemeesters in het opstellen van uniforme plaatselijke verordeningen? Is er al werk gemaakt van de model-APV? Welke inhoudelijke keuzes maken de burgemeesters nu om het prostitutiebeleid tot een succes te maken? Wat is de coördinerende rol van de Minister van Justitie om de boel bij elkaar te houden?

Dan de controle en de handhaving van prostitutieplekken. Met name de VNG maakt zich daar erg veel zorgen over. De VNG zegt dat de politie in verband met de reorganisatie en alle andere werkzaamheden die zij heeft, zich steeds meer terugtrekt uit het prostitutiebeleid en dat dit meer en meer aan de gemeenten wordt overgelaten. Herkent de Minister die angst? Welke concrete afspraken zijn er gemaakt binnen het landelijke programma? Zijn de gemeenten actief genoeg om te komen tot succesvolle handhaving en toezicht?

Dan de Regeling Uitstapprogramma's Prostituees (RUPS). De subsidie van 14,5 miljoen houdt binnenkort op en de Minister vertrouwt erop dat de gemeenten hun eigen rol oppakken. De vraag is of dat zo is, gelet op wat ik net al zei: er komen heel veel beleidsonderwerpen op de gemeenten af. Wordt de warme overdracht die de Minister verwacht van het ministerie naar de gemeenten toe niet eerder een koude douche? Daar wil ik graag een reactie op horen.

Uit WODC-onderzoek blijkt dat er 1.750 vrouwen uit het circuit zijn gestapt. Uiteindelijk hebben maar 1.000 vrouwen dat daadwerkelijk gedaan. Men heeft geen zicht op hoe het verder gaat. Men heeft het gevoel – en dat wordt gevoed door wat de politie ervan vindt – dat veel prostituees tijdelijk stoppen, maar dan toch zo aan de leidraad van de pooiers zitten dat ze weer het circuit in worden getrokken. Dat is als het ware een vicieuze cirkel. We hebben veel geld in de RUPS gestoken. Ik denk dat dit goed is. Het kan op sympathie rekenen van het CDA, maar wij denken ook dat de gezamenlijke aanpak in balans moet zijn. We moeten enerzijds vrouwen helpen om eruit te stappen en anderzijds keihard de daders aanpakken. Graag hoor ik daarop een reactie van de Minister.

Dan vraag ik nog even bijzondere aandacht voor de groep zelfstandig thuiswerkende prostituees, want je kunt je natuurlijk afvragen hoe zelfstandig dit «zelfstandig» echt is. Die vrouwen zitten toch vaak onder het juk van hun pooiers en worden uitgebuit. Welke concrete afspraken zijn er gemaakt met de gemeenten om juist die groep te volgen en waar nodig te helpen?

De Minister heeft gezegd dat hij op zich wel de hoerenlopers strafbaar wil stellen, die prostituees onder de 21 jaar bezoeken. De vraag is echter hoe we dat concreet gaan handhaven. Hoe ziet de Minister dat? Krijgen die vrouwen een pasje of moeten zij zich legitimeren tegenover hun klanten? Hoe gaan we dat in de praktijk doen?

Een andere brief betreft de Chinese beautybranche. Het gaat natuurlijk niet alleen om prostitutie, maar ook om andere dingen. De bevindingen van het project The Wall zijn besproken in de taskforce. Daar zijn we blij mee. De burgemeesters van de grote steden nemen daaraan deel en zijn er actief bij betrokken. De Minister gaat ervan uit dat de bespreking uiteindelijk leidt tot een integrale en effectieve handhavingsstrategie ten aanzien van de Chinese massagesalons. Kan de Minister bevestigen dat dit inderdaad heeft geleid tot een tot dusverre succesvolle aanpak in de grote gemeenten? Is het niet raadzaam om in aansluiting hierop binnen de club van burgemeesters aandacht te vragen voor de manier waarop de Chinese beautysalons kunnen worden aangepakt? Het gaat dan niet zozeer om directe prostitutie als veeleer over andere vormen van uitbuiting en mensenhandel, waarbij met name burgemeester Van Aartsen in Den Haag al een aantal nuttige handhavingsmaatregelen heeft opgeschreven. Is dat succesvol? Volgen Amsterdam, Rotterdam en andere grote steden?

Dan kan niet achterwege blijven het goede rapport van mevrouw Dettmeijer over het laatste jaar. Daar staan goede dingen in. Ook de Minister heeft gezegd dat het een goede basis is, met goede en concrete suggesties. Een van die suggesties is toch om de strafbaarstelling door te zetten van de hoerenlopers die zouden moeten vermoeden dat er sprake is van uitbuiting of van gedwongen prostitutie. Ik weet dat mijn collega Segers met een initiatiefwetsvoorstel bezig is. Dat heeft ook de sympathie van het CDA en van de Minister. Kan de Minister dat wetsvoorstel met zijn grote apparaat niet gewoon overnemen, zodat een en ander sneller, effectiever en met meer gezag kan gebeuren?

De voorzitter: U bent bijna door uw tijd heen.

De heer Oskam (CDA): De vorige keer spraken wij over de liaison in Roemenië. Ik ben de Minister dankbaar dat hij die heeft laten bestaan. In andere mensenhandellanden, om ze maar zo te noemen – Polen, Bulgarije en Hongarije – wordt de liaison echter weggehaald. Mijn vraag is misschien ook gericht aan de Minister van Defensie. Zou de Koninklijke Marechaussee daar niet iets in kunnen betekenen? Zij gaan immers vaak naar die landen om voorlichting te geven en om onderzoek te doen. Kunnen zij dan niet rechtstreeks in overleg met de autoriteiten daar ervoor zorgen dat de rechtshulpverzoeken in behandeling worden genomen? Ik maak mij namelijk zorgen als Europol dat moet doen.

Voorzitter. Nog één vraag aan de Minister van Defensie. Ik pik even nog tien seconden in.

De voorzitter: Nou, u bent al over uw spreektijd heen.

De heer Oskam (CDA): Mag ik nog even vragen wat de stand van zaken is – dit betreft de brief van maart 2013 – inzake de rol van de politie en die van de Koninklijke Marechaussee op het gebied van de aanpak van mensenhandel? De Minister heeft gezegd dat het beter kan en dat we daarmee aan de gang gaan. Graag hoor ik wat de stand van zaken is.

De voorzitter: U was één minuut over uw tijd heen. Het woord is aan mevrouw Kooiman.

Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Als Kamerlid heb je het geluk dat je heel veel werkbezoeken mag doen. Een van mijn meest indrukwekkende werkbezoeken was toen ik op pad mocht met een rechercheur mensenhandel op het Zandpad in Utrecht, toen dat nog open was. Daarbij vielen een paar zaken mij met name op: de erg jonge meiden die daar werkten, het enorm grote aantal auto's voor de deur van een mogelijke pooier en de namen getatoeëerd op de lichamen van deze meisjes, die allemaal met een strak gezicht beweerden dat zij niet onder invloed van een pooier waren en met een glimlach vertelden dat zij dat werk met plezier deden, terwijl je je kunt afvragen of dat inderdaad het geval was. Mij viel ook op dat heel veel van deze vrouwen de taal niet machtig waren. Dan ben je wel gelijk heel erg afhankelijk van een derde, als je in Nederland wilt wonen of je zaken goed wilt regelen. Mijn collega van de Partij van de Arbeid wees er al op dat in Amsterdam een taaltoets is geregeld voor prostituees. Als dat inderdaad succesvol is in Amsterdam, is de Minister dan bereid om te overwegen, die taaltoets ook in andere steden in Nederland in te voeren?

Over het Zandpad gesproken: bestuurders hebben getracht om de vrouwen te beschermen tegen de exploitant, die daar zaken deed die niet door de beugel konden en die daarom ook niet langer mocht verhuren. Ik maak mij er wel zorgen over dat de politie helaas sommige van die vrouwen uit het zicht is verloren toen zij hun werkplek moesten verlaten, zonder een andere werkplek aangeboden te krijgen door de gemeente Utrecht. Ik heb daar ook schriftelijke vragen over gesteld. De huurprijzen bij andere exploitanten in andere steden zijn omhoog gegaan, wat natuurlijk weer schadelijke consequenties heeft voor deze vrouwen. Wat heeft de Minister mogelijk geleerd van het sluiten van zo'n grote exploitant in Utrecht? Hadden we niet een andere plek moeten regelen voor deze vrouwen? Graag hoor ik daarop een reactie.

De collega's hebben de meldplicht ten aanzien van minderjarige slachtoffers al aangestipt. Ik heb de Rapporteur Mensenhandel gevraagd wat er precies wordt bedoeld met die meldplicht. We hebben immers een verplichte meldcode kindermishandeling. Wat is hier dan nieuw aan? Jeugdhulpverleners melden inderdaad niet altijd alles, althans ze melden braaf bij het AMK of bij de politie, maar niet altijd bij CoMensha. Precies daar wringt de schoen, want daardoor weten we vaak niet hoeveel minderjarige slachtoffers van mensenhandel er zijn. We hebben een verplichte meldcode kindermishandeling, maar waarom is deze stap daarin niet opgenomen? Is het mogelijk om dat daarin op te nemen? Of zijn er andere manieren om hulpverleners alerter te maken op het melden van deze slachtoffers?

Om slachtoffers te voorkomen, is preventie heel erg belangrijk. Wij leren als ouders onze kinderen altijd dat zij niet met een vreemde mee moeten gaan, maar blijkbaar gebeurt het op internet heel erg gemakkelijk. Ik ben ooit meegegaan met de politie, en die rechercheur zei tegen mij: maak maar eens voor de lol een profiel aan van bijvoorbeeld Liesje14, en je hebt in no time tien perverse mannen achter je aan. Dat ze perverse mannen zijn, is nog niet eens het grootste probleem, maar er zitten daar natuurlijk ook loverboys tussen, die op zo'n manier actief zijn. Daarom denk ik dat voorlichting essentieel is.

In de brief schreef de Minister dat hij dat eens is met de Kamer. We hebben hier al vaker over gesproken. Hij gaf echter in de brief eveneens aan dat het misschien ook een idee is om dat goed te regelen in de pabo, de opleiding voor leerkrachten. Ik dacht zelf dat we dat het beste bij alle agogische opleidingen kunnen doen, dus ook bij de jeugdhulpverleners. Als we echt ook de jeugdzorg willen meenemen in het alert zijn en dat zien als een belangrijke preventieve maatregel, dan kan de pabo niet volstaan en moet er op alle agogische opleidingen gewerkt worden aan meer alertheid.

Ik heb nog wel grote zorgen over de opvang van minderjarige slachtoffers van mensenhandel. De Jeugdwet is net behandelt in de Tweede Kamer. Mijn zorg is dat het vaak gaat om heel kwetsbare minderjarige vrouwen, die ook nog eens opgevangen worden door particuliere initiatieven, die allemaal goede bedoelingen hebben, maar niet per definitie de goede zorg bieden. Ik wil dat deze vrouwen worden opgevangen door professionele hulpverleners, die daar ook voor geschoold zijn, zodat we weten dat deze vrouwen goede en veilige zorg krijgen. Is de Staatssecretaris bereid om dit te regelen?

Zoals mijn collega van de Partij van de Arbeid ook heeft aangegeven, hebben heel veel vrouwen die werkzaam zijn in de prostitutie moeite om aangifte te doen bij de politie. Dat heeft meestal ook te maken met het feit – dat zei CoMensha ook al eerder – dat deze vrouwen in hun thuisland niet altijd heel erg positieve ervaringen hebben gemaakt met de eigen politie, bijvoorbeeld omdat prostitutie daar strafbaar was. Dat probleem doet zich ook voor in steden waarin de RUPS en de hulpverleners heel erg actief zijn. We slagen er niet altijd in, de kloof tussen de vrouwen enerzijds en hulpverlening of politie anderzijds goed te overbruggen, zodat deze vrouwen zich veilig genoeg voelen om aan te kloppen bij de politie. Ik kan me niet voorstellen dat de Minister zich daar geen zorgen over maakt. Ik wil heel graag van hem horen wat hij gaat doen om dit probleem aan te pakken.

Mevrouw Rebel (PvdA): Ik hoor u spreken over iets dat wij ook noemden, de angst voor de politie die mogelijk de aangiftebereidheid in de weg kan staan. Ons voorstel was om te kijken naar verhoorplekken binnen de opvang. Ik ben benieuwd hoe u daarover denkt.

Mevrouw Kooiman (SP): Dat vond ik een hartstikke goed idee. Ik wil graag kijken naar alles wat mogelijk werkt, of dat nu een verhoorpool is of wat dan ook. Als dat voor deze vrouwen dé manier is om die stap te kunnen zetten, dan lijkt het mij goed om daarnaar te kijken. Ik weet dat het probleem er is, maar moet hier eerlijk zeggen dat ik ook geen oplossingen heb. Ik denk dat het goed is als het werkveld zelf aangeeft wat het nodig denkt te hebben, zodat die stap in de toekomst wel genomen kan worden. Die mensen hebben immers de meeste ervaring met deze vrouwen of ze kunnen daarover met deze vrouwen in gesprek gaan. Ik kijk naar alles wat daarin helpt. Uw suggestie lijkt mij een goede. Ik ben heel erg benieuwd waar de Minister mee komt.

De voorzitter: Mevrouw Kooiman, u vervolgt uw betoog en ik wijs u erop dat u nog een halve minuut te gaan hebt.

Mevrouw Kooiman (SP): Wauw! Oké.

Voorzitter. Dan ga ik direct toe naar het einde van mijn inbreng. Ik heb heel veel gesproken over prostitutie, maar ik vind het wel zaak om het hier ook over mensenhandel te hebben, want daar valt veel meer onder. Het gaat dan ook om gedwongen bedelarij. De land- en tuinbouwsector heeft veel met mensenhandel te maken, maar ook de horeca. Er valt heel veel onder het begrip mensenhandel.

Sommige gemeenten zijn heel actief bezig om dit aan te pakken, op allerlei gebieden, maar ik maak mij zorgen over gemeenten die zeggen: «mensenhandel? Dat komt in mijn gemeente niet voor». Ik heb nog weleens het gevoel dat je dat soort sectoren niet ziet als je er niet actief naar op zoek gaat. Wat gaat deze Minister doen om de gemeenten te bewegen, zelf actief op zoek te doen gaan en dat soort risicosectoren te bezoeken? Is hij bereid om met de Nederlandse gemeenten in gesprek te gaan om dat actief te bevorderen? Ik denk dat de Rapporteur Mensenhandel ontzettend veel ideeën heeft aangedragen om dat te doen, maar de gemeenten moeten natuurlijk wel een zetje krijgen.

De heer Segers (ChristenUnie): Ik wil het toch weer even over prostitutie hebben, met uw welnemen. Ik ga even helemaal terug naar uw betoog. U zei dat u op bezoek was geweest op het Zandpad en dat u daar een aantal schokkende dingen tegenkwam, zeker als mogelijke pooiers tatoeages laten zetten op de lichamen van jonge meisjes. Heeft dat bezoek uw kijk op prostitutie veranderd? Acht u het nog altijd denkbaar dat het een normaal geaccepteerd beroep zou kunnen worden?

Mevrouw Kooiman (SP): Ik vind dat een heel moeilijke vraag. Iedere politieagent die ik tegenkom, vraag ik hoeveel vrouwen dit werk vrijwillig doen. Daar is geen antwoord op te geven, want we weten het gewoonweg niet. Ik denk dat er daadwerkelijk vrouwen zijn die dit werk vrijwillig doen, maar onze grootste zorg is dat dit een sector is waarin vrouwen hun werk onvrijwillig doen. Zeker bij de vrouwen op het Zandpad vind ik het lastig dat zij desgevraagd allemaal, stuk voor stuk, zeggen: ik doe dit vrijwillig, terwijl ik zie dat daar een zwarte auto staat met een man erin die mogelijk turft hoeveel klanten zij heeft gehad. Het is moeilijk om dat aan te pakken. Als we hier vandaag een oplossing vinden om dat specifieke probleem aan te pakken, dan hebt u mij aan uw zijde.

De heer Segers (ChristenUnie): De ironie wil dat het Zandpad later is dichtgegaan, omdat er een exploitant was die signalen van mensenhandel heeft gezien en niet heeft doorgegeven. De werkelijkheid is inderdaad dat de vrouwen zeggen: we doen dit vrijwillig, maar daarachter blijkt nog een heel andere werkelijkheid schuil te gaan. Wij delen die verlegenheid. Er is inderdaad een andere werkelijkheid achter de schone schijn van wat soms vrijwillig lijkt.

Mevrouw Kooiman (SP): Dat ben ik met u eens. We maken ons wel grote zorgen – en daar scheiden geloof ik onze wegen – dat een aantal van bijvoorbeeld deze vrouwen uit het zicht van de politie is verdwenen. Ik vind het echt een gemiste kans van de gemeente Utrecht dat er niet gezorgd is voor een andere werkplek voor deze vrouwen. Mijn grootste zorg is dat die vrouwen uit het zicht verdwijnen. Ik ben bang dat sommige vrouwen op zeer ernstige plekken terechtkomen, wat we allemaal niet willen.

De heer Segers (ChristenUnie): Ik wil het feit onderstrepen dat wij hier niet in verschillen, want ik vind dat ook heel erg pijnlijk. Iets als een landelijke registratie had daarin wellicht kunnen helpen, maar ik vind het even pijnlijk als collega Kooiman.

De voorzitter: Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Berndsen van D66.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. Ik ben blij dat we een aparte algemeen overleg krijgen over de positie van minderjarige slachtoffers van mensenhandel, want ik denk dat dit ook echt een apart algemeen overleg verdient. Desalniettemin heb ik nog een paar vragen waar de Minister in zijn beantwoording van de brief van onder andere Defence for Children geen antwoord op heeft gegeven. Die stel ik graag nu, zodat de Minister daar wellicht antwoord op kan geven.

De Nationaal Rapporteur Mensenhandel vraagt in haar laatste rapport meer aandacht voor slachtoffers van nieuwe vormen van mensenhandel en voor de prostitutiebranche. Voor D66 is voornamelijk van belang dat er meer aandacht voor de slachtoffers komt, met name voor minderjarige slachtoffers van mensenhandel. Goede opvang en gespecialiseerde zorg is erg hard nodig. Ook onderstrepen wij – en ik begin daar dan toch maar mee – het verschil tussen mensenhandel en prostitutie. Uitbuiting vindt in meer sectoren plaats dan alleen de seksindustrie. Arbeidsuitbuiting in de prostitutie moeten we bestrijden, net als misstanden in de land- en tuinbouw en de horeca, met effectieve maatregelen en voldoende toezicht en handhaving. Niemand zou het logisch vinden om de horeca te verbieden, omdat daar mensenhandel plaatsvindt. Een verbod en nog meer strafbaarstelling zijn dan ook nutteloze maatregelen in de strijd tegen mensenhandel in de prostitutiesector. Hier zijn pragmatische en geen moralistische oplossingen voor nodig.

De voorzitter: Er is een interruptie van de heer Segers.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ja, dat was te verwachten.

De heer Segers (ChristenUnie): Het was uitlokking, begrijp ik. Het gaat natuurlijk om de mate waarin uitbuiting en mensenhandel plaatsvinden. Stel dat er een school is waarvan naar schatting 50% tot 90% van de kinderen geslagen wordt, dan zouden wij niet lang twijfelen en tot actie overgaan. Die school zou dan dicht moeten, omdat de mate waarin dat voorkomt dusdanig hoog is, dat het om actie vraagt. Als er in beperkte mate mensenhandel plaatsvindt in de tuinbouw, en die vindt er plaats, dan ga je niet direct over tot sluiting van tuinbouwbedrijven. Als prostitutie echter zo onlosmakelijk verbonden lijkt te zijn met mensenhandel en dwang – we zien nu opnieuw de cijfers binnenkomen bij CoMensha – dan vind ik die vergelijking eerlijk gezegd ongepast. Daar wil ik graag een reactie op horen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Dat hij het ongepast vindt, zijn de woorden van de heer Segers. Ik vind het ongepast dat er veel te weinig aandacht is voor mensenhandel en uitbuiting in andere sectoren. We hebben het hier niet alleen maar over de prostitutiesector. We hebben het hier over mensenhandel breed. Ik ben heel blij dat de Nationaal Rapporteur dit keer nadrukkelijk veel aandacht besteed heeft aan mensenhandel in brede zin. Ik kan nu wel uitvoerig ingaan op het verschil van opvatting tussen de heer Segers en de fractie van de ChristenUnie enerzijds en mijzelf en mijn fractie anderzijds, maar ik denk dat dit weinig nut heeft. Wij verschillen gewoon fundamenteel van opvatting in het al dan niet moeten verbieden van prostitutie. Als de heer Segers mij nu gaat vragen of ik het een normaal beroep vind: normaal zou ik het niet willen noemen, maar het is een beroep.

De heer Segers (ChristenUnie): Nog even een specifieke vraag. Als de mate van dwang en uitbuiting die we in de prostitutie zien – in het rapport Schone schijn staan schattingen van tussen de 50% en 90% – geprojecteerd wordt op bijvoorbeeld het onderwijs of de tuinbouw, dan zouden we toch onmiddellijk tot actie overgaan? Is de mate waarin uitbuiting en dwang plaatsvinden, geen reden om opnieuw na te denken over de aard van prostitutie en over de vraag of die niet dusdanig verweven is met dwang en uitbuiting dat je daar op zijn minst enige vraagtekens bij moet plaatsen? Ik zou het mooi vinden als we ergens in het midden zouden uitkomen. Misschien moeten we al onze veronderstellingen opnieuw ter discussie stellen en met elkaar nadenken over de vraag of het wel zo normaal is, of het inderdaad wel zo vrij is of dat er alternatieven zijn.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voor mijn fractie is het van belang dat we mensenhandel aanpakken. Dat doe je niet door de prostitutiesector te verbieden, want wat gebeurt dan? De prostitutie gaat ondergronds en verdwijnt uit het zicht van de politie en van de zorgverleners. Dan zijn de vrouwen en ook mannen die het betreft, veel verder van huis. Ik zie dus geen heil in een verbod, omdat ik denk dat je daarmee niet de slachtoffers helpt. De heer Segers denkt daar anders over, maar dat is dus mijn opvatting.

De heer Van der Steur (VVD): Laat ik allereerst opmerken dat de VVD-fractie de opvatting deelt die mevrouw Berndsen zojuist geformuleerd heeft. Waar wij kennelijk wel anders tegenaan kijken, is de effectiviteit van de strafmaat. Het is immers niet voor niets dat de strafmaat recentelijk verhoogd is, onder meer op advies van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel. Het is ook niet voor niets dat de Nationaal Rapporteur in de laatste rapportage constateert dat er binnen de rechterlijke macht nog veel te veel diversiteit is in de straffen die uiteindelijk worden toegewezen. Is het nu echt zo dat mevrouw Berndsen namens D66 zegt: de strafmaat doet er niet zo ter zake, we moeten dit probleem vooral op andere manieren voorkomen? Ik denk toch dat het bij D66 passend zou zijn om te zeggen dat dit gruwelijke misdrijf zwaar dient te worden bestraft.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik herinner me niet en zie ook niet in mijn tekst staan dat ik iets gevonden zou hebben van de strafmaat. Ik heb daar niets over gezegd, maar goed. De strafmaat is verhoogd voor mensenhandelaren. Dat vind ik prima. In dit soort gevallen denk ik inderdaad dat een hoge strafmaat goed is. Waar wij het echter over gehad hebben, is dat niet iedere rechter de maximale straf toekent. Dat is wat anders. Daar gaat de Kamer niet over en dat is maar goed ook. Daar gaat de rechterlijke macht zelf over en daar ben ik het mee eens.

De heer Van der Steur (VVD): Mevrouw Berndsen heeft letterlijk gezegd dat zij vond dat het antwoord niet gezocht moest worden in hogere straffen. Dat citaat herhaalde ik net. Overigens ben ik het geheel met haar eens dat wij niet over de straffen gaan, maar natuurlijk wel over de strafmaat. Vindt mevrouw Berndsen dat wij als Kamer een verzoek kunnen doen uitgaan aan de rechterlijke macht, waar D66 zoals bekend geen geheel onbekende partij is, om in ieder geval uniformiteit te gaan betrachten?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik herhaal nog maar even wat ik heb gezegd. Ik had het over een verbod en nog meer strafbaarstelling. Met dat «nog meer strafbaarstelling» doel ik op nog hogere strafmaten, maar ook op de strafbaarstelling van prostituanten. Dat valt daar ook onder. Ik vind dat de heer Van der Steur echt een andere draai aan mijn woorden heeft gegeven dan ik bedoelde. Nogmaals, wij kennen een scheiding der machten en daar zou ik mij erg graag aan willen houden.

De voorzitter: U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Naar onze mening besteedt het kabinet voldoende aandacht aan het reguleren van de legale prostitutiebranche, maar er moet meer aandacht komen voor de misstanden in het illegale prostitutiecircuit.

Dan ga ik in op de slachtoffers van mensenhandel. Het belangrijkste voor mijn fractie is de bescherming van slachtoffers, des te meer omdat minderjarige slachtoffers van mensenhandel – ongeacht of ze uit Nederland komen of van elders in de wereld – mensen zijn die de meest traumatische ervaringen hebben gemaakt. Dat noemen we moderne slavernij. Wij delen de wens van de Nationaal Rapporteur dat de bescherming van minderjarige slachtoffers van mensenhandel verbeterd moet worden. Signalering, registratie en hulpverlening kunnen beter. Bewustwording en training zijn volgens de Nationaal Rapporteur nodig. Hier komt mijn eerste vraag aan de Minister, waarvan ik hoop dat hij die voor het volgende AO wil beantwoorden. Welke concrete doelen stelt de Minister op deze punten en welke middelen denkt hij nodig te hebben om die doelen te behalen?

Dan heb ik nog een paar vragen. Een van de aanbevelingen uit de brief van Defence for Children en twee andere organisaties was: ontwikkel een specialistisch behandelaanbod inclusief effectieve traumabehandeling, zorg voor voldoende gespecialiseerde behandelplekken voor minderjarige slachtoffers van mensenhandel, ook na hun 18de verjaardag, zorg dat verblijfsrecht en hulpverlening voor minderjarige slachtoffers niet afhankelijk zijn van medewerking aan aangifte en het strafrechtelijk onderzoek. Ik hoor daar graag nog een antwoord op van de Minister, omdat hij die vraag niet meegenomen heeft in de beantwoording van de brief die nu voorligt.

Mensenhandel in de breedte. Zoals gezegd vindt mensenhandel in meer sectoren plaats, en niet alleen in de seksindustrie. Het aandeel uitbuiting in andere sectoren dan de seksindustrie is toegenomen van 6% in 2007 naar 20% in 2011. Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat er meer informatie over de aard en omvang van uitbuiting buiten de seksindustrie komt? Is dit ook een prioriteit van de Minister? Focust hij alleen op de prostitutiebranche of gaat hij er in overleg met zijn collega van bijvoorbeeld Sociale Zaken en Werkgelegenheid ook elders het nodige aan doen?

In de Korpsmonitor prostitutie & mensenhandel van de politie staat dat in 2011 en 2012 het toezicht op de prostitutiebranche in zes korpsen onder druk staat, met als gevaar dat de korpsen het zicht op de vergunde seksbranche verliezen. Het zicht op het illegale circuit is nog erger. Meerdere korpsen melden dat ze een verschuiving zien van de prostitutie en de mensenhandel van de vergunde naar de niet-vergunde branche. Daardoor onttrekken ze zich aan het reguliere toezicht. In een aantal regio's is het toezicht op de niet-vergunde branche niet meer dan incidentgericht. Er is dus geen zicht meer op deze branche. De beleidsreactie van de Minister op de korpsmonitor vind ik nogal summier. Kan de Minister toelichten wat hij bedoelt met de uitspraak dat bijzondere aandacht uit zal gaan naar het maken van handhavingsafspraken met de gemeenten en de Regionale Informatie en Expertise Centra (RIECs)? Wat doet de Minister met de aanbeveling om het signaleren van mensenhandel in andere sectoren dan prostitutie op nationaal en eenheidsniveau meer prioriteit te geven? Met name de andere sectoren zijn erg onderbelicht bij de politie.

Bewegingen om legale prostitutie moeilijker te maken of te verbieden, zorgen ervoor dat vrouwen in het illegale circuit terechtkomen. Ik gaf al aan dat de politie daar minder zicht op krijgt. Er is minder controle, waardoor uitbuiting en misbruik vaker voorkomen. De aandacht van de politiek moet verschuiven van de legale prostitutie naar het illegale circuit. Ook moet de politie zich bezighouden met het tegengaan van illegale prostitutie. Wat achter het raam gebeurt, is zichtbaar voor het lokaal gezag. Wij maken ons dan ook het meeste zorgen over de onzichtbare prostitutie. We lezen dat ook de politie zich hier meer op wil gaan richten. De korpsmonitor geeft aan dat de aanpak van mensenhandel in de escortbranche versterking van de inzet van de politie vereist. Dat zou je een mooie omschrijving van «meer menskracht» kunnen noemen. Ook wordt aangegeven dat er nog steeds verschillen in aard en omvang van de bestuurlijke aanpak van prostitutie bestaat. Van politiezijde is dringend behoefte aan een eenvormige wijze van handhaving in heel Nederland. Dat is een logische vraag vanuit de Nationale Politie. Bovendien geeft de Nationaal Rapporteur aan dat mensenhandel nog onvoldoende op het netvlies van gemeenten staat. Ik maak me daar zorgen over, omdat met de transitie van de jeugdzorg naar gemeenten, met name als het gaat om pooierboys, de aanpak, de signalering en eventueel de preventie daarvan onder druk komen te staan. Wat gaat de Minister daaraan doen?

Het kabinet heeft samen met gemeenten een landelijk programma gemaakt. Wanneer kunnen Kamer en gemeenteraden meer informatie krijgen over de inhoud van de AMvB en de model-APV? Hoe wordt ervoor gezorgd dat prostituees buiten de vergunde sector ook hulpverlening krijgen? Hoe kunnen politie en hulpverleners op lokaal niveau met deze vrouwen in contact komen als er geen zicht is op het illegale circuit? Hoe wordt de sociale positie van de prostituee versterkt en hoe zorgt de Minister ervoor dat gemeenten voldoende ondersteuning geven aan prostituees die uit de prostitutiebranche willen stappen?

Mensenhandel zal meer binnen de focus van de vreemdelingenpolitie gaan vallen. Wat blijft de rol van de zedenpolitie?

De heer Van der Staaij (SGP): Ik heb sinds het debat over het opheffen van het bordeelverbod zo ongeveer alle overleggen over dit onderwerp bij mogen wonen. Na meer dan tien jaar zegt mevrouw Berndsen dat de misstanden in het illegale circuit moeten worden aangepakt. We zouden toch geen illegaal circuit meer overhouden? Hoe kan het dat dat niet gelukt is?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Daar is een eenvoudige verklaring voor. Als je in het legale circuit meer en meer gaat kijken of sprake is van mensenhandel en uitbuiting, zal er een verschuiving naar het illegale circuit plaatsvinden.

De heer Van der Staaij (SGP): Exact, maar is dat niet juist het probleem? In een ander interruptiedebatje kwam net naar voren dat juist het legaliseren aanpak makkelijker maakt. In het legale circuit kun je zien of de brandblusser op de goede plek hangt, maar de echte problemen blijven evengoed in het illegale circuit zitten. Dat is dus eigenlijk niet anders dan in het verleden.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Nou, dat hoeft helemaal niet zo te zijn. Want in het legale circuit zitten ook vrijwillige prostituees. Je moet de misstanden aanpakken. Dat kan in het legale circuit zijn, maar vooral in het illegale circuit. Als je het gaat verbieden, heb je alleen nog maar een illegaal circuit en kom je er helemaal niet meer bij.

De heer Van der Staaij (SGP): Welke inspanning in het illegale circuit ziet u voor u?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Laatst was er een heel grote actie van de politie over het aanbieden van internetescorts. Dat is een wijze van aanpak die zeer succesvol, maar ook zeer arbeidsintensief is.

De heer Segers (ChristenUnie): Voorzitter. Vorige maand hebben de fracties van PvdA en ChristenUnie een symposium georganiseerd over prostitutie. Bij een overleg als dit, en ook bij zo'n symposium, gaat het over beleid, cijfers, aanpassingen en modellen, totdat ineens iemand opstaat, Linda Futa-Van Goch, die haar persoonlijke verhaal vertelde. Ze vertelde over dwang, gewelddadige behandeling en hoe ze in de prostitutie belandde. Dat was een heel aangrijpend verhaal. Waarom raakt me dat zo? Je merkt dat hier een van de meest fundamentele waarden, namelijk menselijke waardigheid en menselijke vrijheid, op het spel staat. Zolang er in ons land vormen van slavernij zijn, en die zijn er, mogen wij niet rusten om die te bestrijden. De ellende is dat de problemen groeien. Volgens CoMensha was de mensenhandel, gerelateerd aan prostitutie vorig jaar gestegen met 60%. In de eerste helft van dit jaar is het aantal meldingen van mensenhandel met 40% gestegen, in vergelijking met dezelfde periode in het jaar daarvoor. Het gaat daarbij vaak om heel jonge slachtoffers, wat ontzettend schokkend is. Zolang dat plaatsvindt in ons land, mogen we niet rusten en moeten we bereid zijn, ons beleid en onze uitgangspunten steeds kritisch tegen het licht te houden.

We bespreken vandaag ontzettend veel brieven en beleidsstukken. Het is ondoenlijk om alles in detail te behandelen, hoe vervelend ook. Ik concentreer me op mensenhandel gerelateerd aan prostitutie. Het merendeel van de slachtoffers wordt momenteel daar gevonden. De Minister van Veiligheid en Justitie zegt dat dit hoge prioriteit heeft. Daar dank ik hem voor. Maar waar blijkt dat uit? Blijkt dat bijvoorbeeld uit de manier waarop hij de bezuinigingen op het OM aanpakt? Er is een bezuiniging van 125% generiek. Wordt de aanpak van mensenhandel daarbij enigszins ontzien? Heeft de DLR de gelegenheid om zich te specialiseren? Mensenhandel is lastig op te sporen en vraagt om geduld. Het vraagt om een andere aanpak dan bijvoorbeeld cocaïne. Het gaat om getraumatiseerde slachtoffers, wat om specialistische kennis vraagt. Krijgen zij daarvoor de gelegenheid? Mijn fractie krijgt signalen dat de reorganisatie naar de landelijke politie in veel regio's niet goed verloopt. Wanneer verwacht de Minister dat alle regio's volle aandacht voor de aanpak van mensenhandel hebben?

De Nationaal Rapporteur Mensenhandel heeft weer een indrukwekkende rapportage, inmiddels de negende, afgeleverd. Ik wil haar daarvoor danken. Het is iedere keer weer indrukwekkend te zien, wat ze op tafel legt. Ze spreekt over de positie van de klant, die kan weten dat hij gebruik maakt van de diensten van een slachtoffer van mensenhandel. Volgens haar is dat een ontbrekend deel van het strafrecht. Mijn fractie is dat met haar eens. De ChristenUnie ontwikkelt een initiatief op dat punt. Ter geruststelling van collega Oskam: daar werken wij hard aan. Ik verwacht dat dat na het kerstreces klaar is. Ik heb begrepen dat de Minister de eerste aanbeveling van de Nationaal Rapporteur om tot een nationaal verwijsmechanisme te komen, overneemt. Klopt dat, en zo ja, wanneer wil de Minister dat op orde hebben? De Nationaal Rapporteur stelt een heel fundamentele vraag, die vaker is gesteld: leidt legalisering van prostitutie tot meer mensenhandel? Er is nu wat onderzoek beschikbaar, bijvoorbeeld van de London School of Economics, dat die richting op wijst. De Nationaal Rapporteur heeft dat tegen het licht gehouden en zegt: om daar echt iets zinnigs over te zeggen, zijn er nog meer data en is meer onderzoek nodig. Wil de Minister die handschoen oppakken? Wil hij het WODC de vraag stellen, of over vergelijkingen van beleid en omvang mensenhandel inderdaad iets zinnigs is te zeggen. Ik pleit voor een Europese vergelijking van beleid en omvang mensenhandel, in landen die cultureel en sociaal-economisch op Nederland lijken. Want het moet natuurlijk wel een eerlijke vergelijking zijn. Ik denk aan Duitsland, Scandinavië, Frankrijk, België en Groot-Brittannië. Ik hoop dat de Minister dit oppakt.

Deze zomer was Utrecht volop in het nieuws met het Zandpad. Deze gemeente neemt het voortouw in de aanpak van mensenhandel en misstanden in de prostitutie. Hulde daarvoor, al deel ik de observatie dat het pijnlijk is dat vrouwen uit het zicht verdwijnen, waardoor hen niet de hulp kan worden geboden die ze nodig hebben. Bij die aanpak blijft het wringen dat een eigenaar van boten gewoon eigenaar kan blijven, en dat er een nieuwe bv komt met een nieuwe exploitant, waarna die eigenaar gewoon zijn geld kan blijven verdienen, terwijl hij een enorme tik op de vingers heeft gehad. Hij heeft signalen van mensenhandel gezien, die niet doorgegeven, waarop zijn vergunning is afgenomen, maar hij kan gewoon z'n geld blijven verdienen. Ik pleit voor een «one strike, you're out»-systeem: als de vergunning wordt ingetrokken, omdat je je hebt schuldig gemaakt aan zo'n nalatigheid, dan mag je geen rol meer spelen in de verhuur van die boten en in de exploitatie van een prostitutiegelegenheid.

Mevrouw Rebel (PvdA): Ik begrijp dat principe, maar in de praktijk is vaak sprake van heel ondoorzichtige constructies, waarbij allerlei mensen als zetbazen worden aangesteld. In uw systeem moeten we dan heel veel mensen gaan «outstriken».

De heer Segers (ChristenUnie): Dat is precies het punt. De eigenaar van die boten kan er inderdaad een mistige bv tussen schuiven, waarna het hele festijn gewoon doorgaat. Hij blijft zijn geld vangen, terwijl hij zo heeft gefaald in het doorgeven van signalen van mensenhandel. Wij weten dat hij de eigenaar blijft van een of meerdere boten aan het Zandpad in Utrecht. Maar als je vergunning op die gronden wordt ingetrokken, vind ik dat er geen plaats meer is voor betrokkene in de prostitutiebranche. Er volgt dan verplichte verkoop van de boten, of uitgifte ergens anders.

Mevrouw Rebel (PvdA): Ik begrijp het onderliggend mechanisme, en ik ben het daarmee eens, maar ik voorzie dat de door u voorgestelde oplossing niet het probleem oplost, maar alleen een verplaatsing van het probleem is. Ik denk dat het goed is om te kijken of bv-constructies groter kunnen worden aangepakt dan alleen deze ene exploitant.

De heer Segers (ChristenUnie): Laten we die vragen doorspelen naar de Minister. De intentie moet duidelijk zijn.

Voor een pooierverbod is herhaaldelijk een pleidooi gevoerd, onder anderen door raadsheer Lemaire op het symposium dat ik eerder noemde. Kan dat helpen om het onrechtmatig profijt trekken van een prostituee vaker te bestraffen? Is de Minister bereid dat te onderzoeken?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Dit is ook aan de orde geweest bij de briefing van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel. Zij heeft daar nadrukkelijk aangegeven dat ze het daar niet mee eens is, omdat het een nogal lastige kwestie is. Een pooier verdient aan de prostituee, maar dat doet een exploitant ook. Hoe wil je dat vormgeven?

De heer Segers (ChristenUnie): De heer Lemaire kwam met een vrij uitgebreid voorstel. Ik leg dat voorstel hier niet op tafel, maar ik zou wel willen dat we dat voorstel in een breder licht bekijken. Degene van wie we allemaal weten dat op een onrechtmatige manier voordeel wordt behaald uit de werkzaamheden uit een prostituee, moet op een goede manier worden bestraft. Daarbij zou zo'n verbod kunnen helpen. Daarvoor hebben we meer informatie nodig; daarom heb ik daar geen uitgewerkt voorstel voor. Mevrouw Berndsen vraagt mij hoe ik dat voor mij zie, maar dat is nou precies mijn vraag aan de Minister. Zou dat kunnen helpen? Er ligt een indringend pleidooi van een raadsheer die hiermee regelmatig te maken heeft, die mensen voor het hekje ziet staan en denkt: ik zou jou eigenlijk straf moeten geven, maar ik heb de mogelijkheden niet. Als dit kan helpen, zal het in ieder geval de moeite waard zijn dat de Minister dat eens oppakt.

Er zijn nog vier tippelzones in Nederland. Twee worden er afgebouwd, twee blijven er intact. Daar werken vaak zeer kwetsbare, verslaafde vrouwen onder erbarmelijke, soms mensonterende omstandigheden. De gemeenten Amsterdam, Rotterdam en Heerlen hebben dit afgebouwd; zij trekken daar een streep. Is de Minister bereid het gesprek aan te gaan met de gemeenten met de laatste tippelzones, om te zien of daar niet op eenzelfde manier andere hulpverlening kan komen, zodat er kan worden afgebouwd?

Mijn laatste vraag gaat over de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche, en het onderzoek naar de uitstapprojecten. Dit is inmiddels een wet op leeftijd, die tevens nogal is uitgekleed. Is dit nu het antwoord op de huidige, en op nieuwe problemen? In de brief van 8 maart staat: landelijke registratie is van groot belang om echt zicht te houden op prostituees. De registratie is eruit. Hoe krijgen we zicht op de thuisprostitutie, op het niet-vergunde deel van de prostitutie? Over de uitstapprogramma's nog het volgende. Het rapport is redelijk positief over de wijze van overdracht. De signalen die wij krijgen, geven een ander beeld. De vijf grootste steden leveren prima werk, maar in andere steden loopt het aanbod hard terug. Neem Haarlem en Deventer, waar net besloten is om af te bouwen, of waar men op het punt staat om te stoppen. In zeven van de twaalf plaatsen die de Minister noemt, wordt inmiddels weinig gedaan aan proactieve hulpverlening. Voordat werd gestart met de uitstapprojecten dacht men dat ze niet nodig waren, totdat men op pad ging. Toen zag men dat er inderdaad een grote behoefte aan was. Ik ben bang dat we door bezuinigingen, ook op lokaal niveau, weer terugraken bij af, of dat alleen vrouwen worden geholpen die daadwerkelijk in die plaatsen wonen. Hoe kunnen we deze stilstand en achteruitgang voorkomen?

De heer Van der Steur (VVD): Voorzitter. Het niet in volledige vrijheid kunnen beschikken over je eigen lichamelijke integriteit is ook voor liberalen een van de gruwelijkste misdaden die door iemand kan worden begaan. In de afgelopen maanden heb ik dan ook, net als veel andere collega's, door veel werkbezoeken, onder andere aan Friesland, bij politie en OM wederom vastgesteld dat de afgelopen jaren de aanpak van mensenhandel en alles wat daaromheen zit, is verbeterd en hoe de beleidsvoornemens die de afgelopen jaren zijn geuit in ontwikkeling zijn, waardoor het beleid beter is dan het was en de expertise toeneemt. Er is echter nog geen enkele reden om te berusten, of om blij te zijn dat we er al zijn, want dat zijn we niet. Er moet nog ontzettend veel gebeuren en verbeteren. Aan de uitvoering van alles wat er ligt – dat is gigantisch – wordt elke dag hard gewerkt. We zijn nog niet op de plek waar we zouden moeten zijn. Ik complimenteer namens mijn fractie alle mannen en vrouwen van Koninklijke Marechaussee, politie en OM die hierbij betrokken zijn.

De Nationaal Rapporteur Mensenhandel, die wij een onafhankelijke positie hebben gegeven, is met schitterende rapporten gekomen, waarvan je kunt vaststellen dat bijna al haar adviezen zijn overgenomen. Ik denk niet dat er veel overheidsadviesorganen zijn die dat kunnen zeggen. Dat siert de Nationaal Rapporteur, dat siert ons en dat siert het kabinet. Dat is ook belangrijk, omdat we met z'n allen beseffen dat we die strijd moeten blijven voeren.

Ook in Europa is dit op de agenda gekomen, wat heeft geleid tot een Europees coördinator. Kan de Minister al iets zeggen over de effectiviteit daarvan? Is men daar al op stoom, en wat is de meerwaarde?

Ik wil de Minister complimenteren met het feit dat hij nog dit jaar komt met een voorstel om de lokpuber wettelijk mogelijk te maken. In de media is daarover een heel aardig debat gevoerd tussen voor- en tegenstanders. Heel interessant om te zien dat de advocaten er tegen zijn, terwijl je ook kunt redeneren dat dat bijdraagt aan meer werk voor advocaten. Tegelijkertijd vragen politie en justitie erom. Je hoeft immers maar een paar minuten op internet te zijn om de eerste seksueel getinte opmerking al op je profiel aan te treffen. Dat is heel ernstig, en daarom is het goed dat de Minister daarop voortvarend heeft opgetreden.

Hoe zit het trouwens met de voorwaarden rond prostitutie? De Minister zal zich ongetwijfeld het debat uit 2010 levendig herinneren, ten tijden van de begrotingsbehandeling. Daarbij hebben wij gezegd dat, als je accepteert – en dat doen wij – dat je legaal het beroep van prostituee kunt uitoefenen, je ook in staat moet zijn om je te verzekeren, een bankrekening te openen, een hypotheek te sluiten en je tegen arbeidsongeschiktheid te verzekeren. Ik hoor bij mijn werkbezoeken dat dat nog steeds buitengewoon lastig is. De Minister heeft toegezegd daar een inspanning op te doen. Hoe kijkt hij aan tegen deze ontwikkeling? Hetzelfde geldt voor de Kamer van Koophandel. Degenen die hun vak serieus namen, waren daar al ingeschreven, wat ze konden doen onder allerlei verzachtende omschrijvingen van hun werkzaamheden. Maar de Kamer van Koophandel heeft recentelijk aangegeven dat dat niet meer kan. Op zichzelf is daarvoor iets te zeggen, maar het gevolg is dat men niet meer ingeschreven wil zijn. Dat is precies wat mevrouw Kooiman al aan de orde stelde: we moeten de mensen van goede wil niet gaan zitten tegenwerken, waardoor we ze in de richting van het internet duwen.

Ik kom toe aan de aanpak van Chinese massagesalons, waarover een van de collega's al vragen heeft gesteld. Ook de VVD-fractie hecht daar zeer aan, met name omdat het gevolg van dit soort discussies, die ook daar worden gevolgd, is dat er een verschuiving naar kapperswinkels plaatsvindt, waar alweer onder een dekmantel prostitutieactiviteiten worden uitgevoerd zonder vergunning en vaak met misbruik van mensen die al of niet illegaal naar Nederland zijn gekomen. In dat verband noem ik de studentenvisa. Het is mogelijk om vanuit China of Thailand op basis van een studentenvisum naar Nederland te komen, wel ingeschreven te staan aan een Nederlandse onderwijsinstelling en daarvoor ook te betalen, maar geen onderwijs te volgen, en dan op soms grote afstand van de onderwijsinstelling je prostituee-activiteiten onder erbarmelijke omstandigheden uit te voeren. Daar is in het kabinet al eens aandacht aan besteed, en er is zelfs een motie over ingediend, maar desondanks blijkt uit de rapportage dat het nog steeds voorkomt. Wat gebeurt daar nu concreet aan? Het moet toch vrij simpel zijn om vast te stellen of iemand met een visum ook daadwerkelijk onderwijs volgt en daartoe enige actie onderneemt.

Ik sluit af met de jurisprudentie over mensenhandel. De VVD gelooft wel in een hogere maximale strafmaat. Oost-Europese mensenhandelaren vinden de straffen hier een lachertje. Als je nou ergens minimumstraffen voor zou moeten hebben, dan is het wel mensenhandel en kinderporno. Is het mogelijk om nog meer en nog beter aan het OM voor te schrijven welke strafeis wenselijk is om ervoor te zorgen dat naast de acties van de Nationaal Rapporteur op het gebied van voorlichting de strafmaat in Nederland uniform is? Het mag niet zo zijn dat een mensenhandelaar in Groningen – een willekeurig voorbeeld – er korter vanaf komt dan iemand in Limburg, want dat doet de slachtoffers tekort. Uiteindelijk gaat het erom dat zo min mogelijk mannen en vrouwen slachtoffer worden van mensenhandel in Nederland.

Mevrouw Kooiman (SP): U sprak over mensenhandel in brede zin, en eindigde uw betoog met een opmerking over de strafmaat. Daar kan ik me prima in vinden. Grote zorg is dat, als je kijkt naar 2012, maar een strafzaak tot een vonnis heeft geleid als het gaat om mensenhandel in den brede. Ziet u het als een oplossing dat gemeenten veel alerter moeten worden gemaakt op het tegengaan van mensenhandel in den brede?

De heer Van der Steur (VVD): Dat onderschrijf ik volledig. Ik heb ook gesproken over mensenhandel in den brede. Ik denk dat het juist is dat we aan de ene kant moeten vaststellen dat heel veel gemeenten in Nederland heel goed doorhebben dat zij een rol te vervullen hebben in de bestrijding van mensenhandel, terwijl de rapportage van de Nationaal Rapporteur anderzijds laat zien dat gemeenten soms keuzes maken die in mijn optiek anders zouden moeten zijn. Alles wat kan bijdragen aan het bewustwordingsproces kan rekenen op mijn steun, voor zover het opsporing en vervolging van deze misdaden niet belemmert.

De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Ik heb al heel veel debatten mogen doen over dit onderwerp. De meningen hierover zijn tegengesteld. Laat ik voor de verandering eens positief beginnen, door te zeggen dat het feit dat we op dit terrein wetgeving hebben gekregen, ertoe heeft geleid dat we al jarenlang debatten voeren vanuit de praktijk van wat zich daar voordoet. Ik ben blij dat veel woordvoerders aan werkbezoeken refereren, want het allereerste debat hierover was wel erg theoretisch. Ofwel: legalisering is erg makkelijk, want daarmee wordt het allemaal veel meer grijpbaar, wat even wereldvreemd is als de gedachte dat alles goed komt als je het maar verbiedt. Een open debat hierover, op grond van de feiten die zich voordoen, juich ik zeer toe. Wat mij is bijgebleven van de werkbezoeken op dit terrein is dat je ziet dat er heel veel kwetsbare mensen, ook vanuit het buitenland, werkzaam zijn in deze sector, waarbij de onvrijwilligheid van hun werk heel moeilijk is vast te stellen. Dat is lastig te bewijzen, en vaak heel frustrerend voor de politie. Op heel onverkwikkelijke zaken is daardoor moeilijk de vinger te leggen.

Wij lezen in de rapporten die vandaag op de agenda staan, dat er heel veel positiefs gebeurt. Tegelijkertijd zien we dat er een verschuiving plaatsvindt van legale naar illegale branches. Er zijn samenwerkingsproblemen tussen de verschillende partners. Gemeenten zijn zich er onvoldoende bewust van hoe belangrijk het is om een actief beleid te voeren. Er zijn, kortom, nog heel veel punten voor verbetering. Ik zal er een paar punten uitpakken, te beginnen met de noodzaak van lokaal en regionaal beleid. In de rapportage van de Nationaal Rapporteur komt naar voren dat veel gemeenten onvoldoende ideeën hebben rond de bestrijding van mensenhandel. Ze zien onvoldoende het nut in van investeren in een integrale aanpak. Het is goed dat de Minister aangeeft, daarover in overleg te treden met de gemeenten. Hoe gaat hij dit aanpakken?

Er moet geïnvesteerd worden in de continuïteit van uitstapprogramma's, juist met het oog op de achtergrond die ik net noemde dat de onvrijwilligheid vaak zo ontzettend lastig te bewijzen is. We hebben te maken met mensen die door een opeenstapeling van problemen hier vaak moeilijk uit komen, waardoor het des te belangrijker is dat de uitgang open staat en dat er mogelijkheden zijn om op een andere plek een toekomst op te bouwen. Wij maken ons daarom zorgen over de uitstapprogramma's, na de beëindiging van de RUPS. Van de twaalf projecten die worden genoemd, is een aantal gestopt wegens ontbrekende subsidie. Een ander probleem is dat gemeenten vaak regelingen hebben die zijn opengesteld voor de eigen bevolking, terwijl de prostituees van elders komen. De warme overdracht aan gemeenten is vaak toch niet het succes geworden waarop was gehoopt. Wij pleiten er daarom voor, door te gaan met het subsidiëren en faciliteren van uitstapprogramma's. Ik wil daarvoor bij de begroting met een concreet voorstel komen.

De heer Oskam (CDA): Ook wij hebben sympathie voor de uitstapprogramma's. Ze hebben heel veel geld gekost en ze hebben tot nu toe weinig opgeleverd. Hoe ziet u de effectiviteit voor u? Het moet immers geen bodemloze put worden.

De heer Van der Staaij (SGP): Dit is inderdaad een ongelooflijk ingewikkelde klus, waar we niet te makkelijk over moeten denken. Er moet dus alle ruimte zijn voor innovatieve ideeën.

De heer Oskam (CDA): Er moet een soort balans zijn tussen het begeleiden van de mensen die uit willen stappen en het hard aanpakken van de daders. Nu bestaat namelijk de tendens dat mensen eruit stappen, maar er gelijk weer worden ingezogen door dezelfde mensen, of mensen uit de omgeving.

De heer Van der Staaij (SGP): Eens. Het is ook geen alternatief voor de strafrechtelijke aanpak, maar het is aanvullend: je moet continu blijven inzetten op het strafrechtelijk aanpakken van de onvrijwilligheid, en je moet mogelijkheden bieden voor uitstappen.

Een goede bestrijding van mensenhandel kan niet zonder samenwerking. Je leest nog te veel dat ketenpartners langs elkaar heen werken. Hoe kan dat? Dat punt komt al tien jaar terug. Hoe kan dat worden opgelost?

De Minister heeft terecht sympathie voor de aanbeveling van de Nationaal Rapporteur om te komen tot strafbaarstelling van de klant van de prostituee die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat hij of zij daartoe is gedwongen. Wij vinden het belangrijk om snel tot die strafbaarstelling te komen, juist omdat de Nationaal Rapporteur meldt dat de aanpak van klanten via het mensenhandelartikel niet goed mogelijk is. Waardering voor wat collega Segers daarover naar voren heeft gebracht en wat hij daarover in gang heeft gezet.

De aanpak van mensen die willens en wetens gebruik maken van minderjarige slachtoffers gebeurt in de praktijk nog onvoldoende. Hoe wordt die inzet verbeterd? Laat de politie actief optreden. Uit de Korpsmonitor prostitutie & mensenhandel 2011–2012 blijkt dat de noodzaak van de strijd tegen mensenhandel nog steeds niet bij alle korpsen goed is doorgedrongen. In sommige korpsen lijkt de bestrijding voornamelijk te steunen op het verregaande idealisme van een aantal enthousiaste medewerkers. Daar zijn we erg voor, maar je mag toch verwachten dat het beleidsmatig wat steviger is ingebed in alle korpsen, en dat dat de aandacht van de bewindslieden heeft. Ik sluit me aan bij wat de collega van de VVD heeft gezegd over de strafmaat. Ik vind de taaltoets erg interessant. Dat punt is in het gesprek met de Nationaal Rapporteur ook ter sprake gekomen. Dit kan erg belangrijk zijn om er achter te komen of al dan niet sprake is van onvrijwilligheid. Moet dat niet landelijk worden ingevoerd?

De vergadering wordt van 16.19 uur tot 16.25 uur geschorst.

Minister Hennis-Plasschaert: Voorzitter. Het feit dat ik ben uitgenodigd, betekent dat er aandacht is voor de Koninklijke Marechaussee, en dat is goed. Verder is het goed om nog eens in te zoomen op de rollen en de verantwoordelijkheden. Ik ben vooral beheerder van de Koninklijke Marechaussee. Ik ga over de vaststelling van de omvang, de samenstelling en de vereiste mate van gereedheid. De uitvoering is vanzelfsprekend opgedragen aan de commandant van de Koninklijke Marechaussee. Maar als het gaat om de handhaving van de openbare orde, dan kijk ik naar de burgemeester, en naar de officier van justitie als het gaat om de strafrechtelijke handhaving, dan wel naar de bewindslieden van V en J. Verder is de Minister van V en J vooral verantwoordelijk voor het beleid op het gebied van het tegengaan van mensenhandel en mensensmokkel, terwijl de Staatssecretaris verantwoordelijk is voor het beleid op het gebied van grenstoezicht en het mobiel toezicht veiligheid.

Mevrouw Rebel stelde dat de beleidsdoorlichting misschien wat beperkt is. Dat snap ik, omdat de beleidsdoorlichting zich vooral richtte op de samenstelling van de Koninklijke Marechaussee en niet op het beleid als zodanig. Daarvoor is V en J verantwoordelijk, wat om een ander soort beleidsdoorlichting vraagt. Dit voldoet aan de eisen die het Ministerie van Financiën hieraan stelt, zodat ik ook de onafhankelijkheid niet in twijfel trek. Maar als mevrouw Rebel denkt dat deze beleidsdoorlichting een goed onderbouwd wetenschappelijk rapport is, dan neem ik daar afstand van, want dat is niet zo. Het is gewoon een beleidsdoorlichting. Er is gekeken of de Koninklijke Marechaussee effectief en doelmatig is ingezet en de conclusie daarvan is «ja». De heer Oskam verwees naar rechtshulpverzoeken en het dichtlopen van een gat door de Koninklijke Marechaussee. Daar zal de Minister van Veiligheid en Justitie op terugkomen.

De heer Oskam sprak ook over – als ik het goed heb begrepen – de mogelijkheid van verruiming van de taken van de Koninklijke Marechaussee, een van de aanbevelingen uit de beleidsdoorlichting. Dat is een goed punt. In de beleidsdoorlichting wordt geadviseerd om te onderzoeken of de Koninklijke Marechaussee onderzoeken naar mensenhandel zou kunnen afhandelen in relatie tot het grensverkeer. Dat punt heeft mijn aandacht en zeker die van de commandant van de Koninklijke Marechaussee en de bewindslieden van Veiligheid en Justitie, die dit op dit moment laten onderzoeken. Wellicht kunnen zij daar iets meer over zeggen. Het zal namelijk verankerd moeten worden in de Politiewet. Ik weet dat er gekeken wordt naar wijziging daarvan. Deze aanbeveling zou daarin kunnen worden meegenomen.

Ik denk dat ik hiermee alle aan mij gestelde vragen heb beantwoord.

De voorzitter: Wij gaan door met de beantwoording van vragen door de andere bewindslieden. Ik wijs de leden erop dat zij twee interrupties hebben, in tweeën.

Minister Opstelten: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun heel constructieve bijdrage aan de behandeling van de vele brieven over dit zeer belangrijke onderwerp, mensenhandel en prostitutie. Mijn impressie is dat wij, wellicht met inachtneming van een aantal fundamentele verschillen die natuurlijk binnen de Kamer aan de orde zijn ten aanzien van dit onderwerp, allemaal zoeken naar een weg om de ongelooflijke misstanden die er op dit terrein zijn zo adequaat mogelijk aan te pakken. Ik heb geproefd dat iedereen zijn verantwoordelijkheden wil nemen. Daar ben ik de Kamer zeer erkentelijk voor.

Er is veel gezegd over de samenwerking tussen de vele professionals die hiermee bezig zijn. Ik en mijn collega's voeren veel gesprekken met de politie, het Openbaar Ministerie, de gemeenten, de KMar, de Inspectie SZW, de RIECs, de IND, het COA, de Kamers van Koophandel en ga zo maar door. Het is heel belangrijk om die keten steeds effectiever te maken. Er moet ook worden gekeken naar het bedrijfsleven. De horecabranche is bijvoorbeeld bereid om zijn verantwoordelijkheid te nemen op dit punt. Iedereen is actief in het signaleren van uitbuiting, het verlenen van zorg aan de slachtoffers en de aanpak van daders. De inspanningen blijven niet zonder resultaat, maar wij hebben grote zorgen. Er komen steeds meer mogelijke slachtoffers in beeld. Dat is natuurlijk een ernstig feit, maar zij komen in elk geval in beeld. Steeds meer zaken worden opgepakt, wat leidt tot steeds meer veroordelingen. Steeds meer partijen leveren hier een bijdrage aan.

De heer Oskam (CDA): Ik ben heel blij dat de Minister het bedrijfsleven noemt, omdat dit heel actueel is. Wij spreken vaak over prostitutie, maar ook uitbuiting in andere sectoren is belangrijk. Gisteren en vandaag stonden er artikelen in Trouw over een groot schoonmaakbedrijf, Werk & Ik, dat veel klanten heeft op Schiphol – dat zijn ook grote klanten als KLM – en dat mensen vreselijk uitbuit. KLM heeft daar zijn verantwoording in genomen door in te grijpen en een gesprek aan te vragen. Maar wat schetst onze verbazing? Vandaag staat in de krant dat het bedrijf gewoon doorgaat met zijn praktijken. Is de Minister bekend met die artikelen in Trouw? Weet hij van deze zaak? Wat gaat de politie of de Koninklijke Marechaussee hieraan doen?

Minister Opstelten: Op de laatste vraag kan ik nog geen antwoord geven. Ik heb natuurlijk wel kennisgenomen van hetgeen Trouw daarover heeft gerapporteerd. Wij zullen ons daar nader over buigen. Ik merk wel op dat de mensen die ik net noemde, de leidinggevenden en de mensen op de werkvloer, niets ontgaat op dit punt. Ik zal mij verder oriënteren op deze concrete zaak.

De heer Oskam (CDA): Ik neem aan dat de Minister daarop schriftelijk terugkomt.

Minister Opstelten: Dat zal ik zeker doen. Er zijn natuurlijk heel veel uitdagingen op dit terrein. Dat is een open deur. De leden hebben heel veel vragen gesteld, waar wij zo concreet mogelijk op zullen ingaan. Ik heb vier blokjes. Het eerste betreft de prostitutiewet en de novelle, dus de juridische situatie. Het tweede omvat het prostitutiebeleid en de aanpak van misstanden. Het derde betreft mensenhandel, opsporing en vervolging. Op vragen over de slachtoffers van mensenhandel zal de Staatssecretaris ingaan. In het vierde vierde blokje beantwoord ik enkele vragen die nog zijn overgebleven.

Ik begin met de vragen van mevrouw Rebel. Ik dank haar voor haar bijdrage. Die was heel fundamenteel. Zij vroeg om een juridische quickscan naar strafbaarstelling van de klant. Op dit moment biedt het strafrecht al mogelijkheden om de klant strafrechtelijk ter verantwoording te roepen. Dat laat onverlet dat ik voortdurend bekijk of er verbeteringen mogelijk zijn in de strafwetgeving op het gebied van mensenhandel. Voor het voorstel van mevrouw Dettmeijer, de Nationaal Rapporteur, heb ik veel sympathie, zoals ik in mijn beleidsreactie al heb geschreven. Ik zie echter nog wel een aantal haken en ogen aan de aanbevolen strafbaarstelling van de klant, vooral ten aanzien van de handhaafbaarheid en de uitvoerbaarheid. Daar moeten wij reëel over zijn. Zo zal er op basis van aanknopingspunten bewijs moeten worden geleverd dat de klant welbewust gebruik heeft gemaakt van de diensten van een slachtoffer van mensenhandel.

Het is mij niet ontgaan dat de heer Segers een initiatiefwetsvoorstel over dit onderwerp voorbereidt. Dat wacht ik met belangstelling af. De vraag is of ik hem moet gaan inhalen, zoals de heer Oskam suggereert. Moet ik, zoals mevrouw Rebel vraagt, nog een juridische quickscan laten doen? Wij kunnen ook afwachten waar de heer Segers mee komt en daar onze inbreng bij leveren. Anders doen wij dubbel werk. Met die afweging zit ik even, maar ik denk dat wij daar wel een vorm voor kunnen vinden. Mijn positie is dat de juridische mogelijkheden er eigenlijk al zijn, maar dat er wat haken en ogen zijn. Ik zal in de tussentijd mijn huiswerk doen, zodat wij geen tijd verliezen. De heer Segers zei gelukkig, in antwoord op een vraag van de heer Oskam, dat hij het gedegen en snel zal doen. Ik begreep dat hij van plan is om in december met zijn voorstel te komen. Ik help hem maar even door heel concreet te zijn. Ik hoop dat ik hiermee de heer Oskam en mevrouw Rebel voldoende tegemoet ben gekomen.

De heer Segers (ChristenUnie): Even een kleine feitelijkheid voordat ik de Minister ernstig teleurstel en hij een droeve kerst tegemoet gaat: ik heb gezegd vlak na het kerstreces.

Minister Opstelten: Dan heb ik iets meer tijd om mijn voorbereidingen te treffen. In de tussentijd zal ik de vragen die ik zelf net heb opgeroepen en die mevrouw Rebel heeft gesteld, laten bekijken zodat wij snel en adequaat kunnen reageren als het initiatiefwetsvoorstel er is.

Mevrouw Rebel (PvdA): Dit is toch niet helemaal wat ik vroeg. Ik hoor toch graag een verduidelijking van de Minister. Het initiatiefwetsvoorstel waar de heer Segers mee gaat komen, is één van de mogelijke oplossingsrichtingen. Waar de PvdA mee worstelt, is de nieuwe situatie die is ontstaan met de novelle die eraan komt. Naar de letter van de wet zijn er wellicht mogelijkheden om de klant strafbaar te stellen. In de praktijk zien wij echter dat dit onvoldoende gebeurt. Ik zou graag zien dat in die quickscan de vraag wordt meegenomen welke oplossingsrichtingen er zijn naast het initiatief van de heer Segers. Wij zouden uiteraard kunnen uitkomen – daarom vind ik het belangrijk dat wij die quickscan door een onafhankelijke commissie laten doen – bij de oplossing die de heer Segers voorstelt in zijn initiatiefwetsvoorstel.

Minister Opstelten: Het is goed dat wij dit even precies bespreken. Mevrouw Rebel heeft een aantal vragen gesteld. Die zal ik klip-en-klaar beantwoorden. Zij komen ook aan de orde bij de behandeling van de novelle. In die novelle wordt de minimumleeftijd opgetrokken van 18 jaar naar 21 jaar. Daar was in deze Kamer een meerderheid voor en in de Eerste Kamer ook. Laten wij dat nu gewoon doen. Daar zijn een paar vragen over te stellen. Met het optrekken van de minimumleeftijd van 18 naar 21 jaar ontstaat meer bescherming voor de mensen om wie het gaat. Dat vonden deze Kamer en ook de Eerste Kamer belangrijk. Ook als de leeftijd 21 jaar is, is de handhaving een punt. Dat zal ik nader laten bekijken. Ik kom daar op terug bij de behandeling van de novelle en die van het initiatiefwetsvoorstel van de heer Segers. Dan gaan wij daar in hoog tempo aan werken. Ik denk dat ik daarmee mevrouw Rebel en de heer Oskam bedien. Ik kijk even naar mevrouw Rebel of dat het geval is, want ik wil hier wel precies in opereren.

Mevrouw Rebel (PvdA): Dat wil ik ook. De Minister zegt dat hij ernaar laat kijken. Kan hij nader preciseren door wie hij ernaar laat kijken?

Minister Opstelten: Dat gebeurt door mijzelf en allen die mij daarbij dienstbaar zijn door antwoord te geven op mijn vragen. Dat zijn dus mijn juristen, de gemeenten, de politie, het Openbaar Ministerie en de Raad voor de rechtspraak. Dat zijn degenen die betrokken zijn bij de beoordeling hiervan en die straks ook het werk moeten doen.

De heer Segers vroeg of niet-vergunde prostitutie legaal is of niet. Met de wet worden alle prostitutiebedrijven in heel Nederland vergunningplichtig, zoals bekend. Daarmee wordt het onderscheid tussen legale en illegale prostitutiebedrijven verduidelijkt. Met de inwerkingtreding van de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche zijn alle niet-vergunde prostitutiebedrijven illegaal. Thuiswerk is niet landelijk vergunningplichtig gesteld en kan dus legaal plaatsvinden in de niet-vergunde branche. Er was een vraag over toezicht en handhaving op niet-vergunde prostitutie. Het is aan de gemeenten om toezicht te houden op de verleende vergunningen aan seksbedrijven. De politie richt zich primair op het tegengaan van het werken door minderjarigen, illegaliteit en mensenhandel. Grootschalige handhavingsacties gericht op internetadvertenties brengen illegale en daarmee dus niet-vergunde bedrijfsmatige prostitutie aan het licht.

De heer Segers (ChristenUnie): Ik citeer graag uit de brief van de Minister van 8 maart 2013, dus nog voor de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer. Hij schreef destijds: «Zonder een landelijk register voor prostituees is er geen sluitend systeem van zicht en controle op alle vormen van prostitutie, waardoor misstanden zich gemakkelijker blijven voordoen.» Die registratie is eruit gehaald. Dat betekent dus dat misstanden zich makkelijker kunnen voordoen. Dat was mijn vraag. Er is een niet-vergund deel – dat betreft zzp'ers die thuis werken – waar totaal geen zicht op is. Wat gaan wij, nu die registratie is weggevallen, doen om daar zicht op te krijgen zodat wij misstanden kunnen voorkomen?

Minister Opstelten: Dat is volkomen juist. Ik ken de tekst van die brieven uit mijn hoofd. Die heb ik ook vele malen uitgesproken. Zoals de heer Segers weet, is er in de Eerste Kamer een andere motie aangenomen. Ik heb ervoor gekozen om een tournure te maken ten opzichte van die uitspraak teneinde belangrijke elementen uit deze wet te handhaven, zodat wij verder konden gaan. Met name de inbreng van de CDA-fractie in de Eerste Kamer was gericht op vormen van registratie, als dat nodig is, door contact te leggen met de mensen om wie het gaat via de gemeenten. Ik heb gezegd dat ik een novelle zou maken en dat ik de motie zou uitvoeren als zij zou worden aangenomen. De heer Segers kent de geschiedenis, want hij heeft de behandeling op de voet gevolgd. Ik heb de novelle tot stand gebracht, in overleg met de gemeenten. Die ligt nu bij de Raad van State. Alle gemeenten die het aangaat, heb ik aan mijn zijde gevonden. Dat vind ik heel constructief. Ik heb mij natuurlijk opgeworpen om dat te coördineren, zodat ik en de burgemeesters op één lijn uit kunnen komen. Wat zich in de Eerste Kamer heeft afgespeeld, heeft natuurlijk een nadeel. Wij hebben echter een normale wetgevingsprocedure. Het voordeel dat hieruit is voortgekomen, is dat de band tussen de gemeenten en het ministerie op dit terrein enorm is versterkt. De VNG heeft gezegd dat zij met mij die novelle op die manier wil uitvoeren. Dat is mijn antwoord, in a nutshell.

De heer Segers (ChristenUnie): Het is natuurlijk prima dat dit contact heel warm en goed is en dat de Minister en de gemeenten echt goed samenwerken. In de APV kan heel veel worden opgenomen. De gemeente heeft heel veel beleidsvrijheid. Daarbinnen kan worden gekeken hoe ook goed zicht kan worden gekregen op het niet-vergunde deel. Kan de Minister iets meer zeggen over wat hij gaat doen met de gemeenten? Dat hij samenwerkt is mooi, maar wat gaat hij dan doen om de misstanden waar hij op 8 maart bang voor was, te voorkomen?

Minister Opstelten: Ik zal deze vraag van de heer Segers combineren met een vraag van de heer Oskam naar de afspraken die in dat programma worden opgenomen. Het programma is gericht op een aantal zaken. Het belangrijkste is verdere uniformering van wet- en regelgeving in een AMvB en een model-APV. Daarnaast worden ervaringen gedeeld met het creëren van effectieve contactmomenten met prostituees. Daar is onderzoek naar gedaan. Dat is het punt waar de heer Segers op doelt. Het hebben van contactmomenten draagt bij aan het signaleren van misstanden als mensenhandel en maakt het makkelijker om informatie te verstrekken aan de prostituee. Ook Kamers van Koophandel hebben een rol in het signaleren van mensenhandel. Zij kunnen inschrijving weigeren in geval van schijnzelfstandigheid. Daarnaast wordt een betere balans gezocht tussen een actueel handelsregister en de bescherming van de privacy van de prostituees. De positie van prostituees wordt verbeterd via de AMvB en de model-APV. Gemeenten besteden in hun lokale regelgeving en het lokale beleid uitgebreid aandacht aan de sociale positie van de prostituees, zodat zij een betere onderhandelingspositie hebben ten opzichte van de exploitant. Ook zullen de effecten worden gemonitord. Gemeenten hebben de ervaring. Amsterdam is al begonnen met het intensiveren van de contactmomenten op de wijze die wij hebben afgesproken.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik heb nog een vraag over registratie door gemeenten. Gemeenten zijn daar natuurlijk autonoom in. Zij kunnen zelf bepalen op welke wijze zij dat doen. Wordt ook gekeken naar de wijze van registratie die Utrecht hanteert, waarbij de privacy zo ver gewaarborgd is dat ook het College bescherming persoonsgegevens daarmee heeft ingestemd? Ik kan mij voorstellen dat dit als voorbeeld kan dienen voor alle gemeenten, zodat het niet in de verschillende gemeenten op een verschillende manier gebeurt.

Minister Opstelten: De aanpak is precies zoals mevrouw Berndsen zegt. Dank voor die aanscherping. Er moet natuurlijk worden gewerkt binnen de waarborgen die er zijn binnen onze wetgeving en de de voorwaarden die het College bescherming persoonsgegevens stelt. De privacy moet gewaarborgd en gehandhaafd blijven. Daarom heb ik de gemeenten bij mij geroepen. Ze zijn allemaal gekomen. Ik sta een eenduidige aanpak voor. Wij zijn nu bezig om dat voor elkaar te krijgen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Dan zou ik het op prijs stellen dat de Minister duidelijk maakt of dat gelukt is met de gemeenten als wij die novelle behandelen. Ik vind dit namelijk een essentieel punt.

Minister Opstelten: Jazeker, dat is mijn bedoeling. Ik heb met de burgemeesters afgesproken dat het actieprogramma dat ik met de gemeenten opstel met de novelle naar de Kamer wordt gestuurd, zodat zij dat kan zien en kan meenemen bij de behandeling.

De heer Oskam (CDA): Het is mooi dat de gemeenten allemaal coöperatief zijn en dat de Minister ze aan tafel krijgt. Ik wil het echter graag wat concreter maken, bijvoorbeeld waar het gaat om die model-APV. Hoe drukt de Minister zijn daar zijn stempel op? Wat komt er in die model-APV te staan? Wat is de stand van zaken? Ik hoor graag concrete ideeën.

Minister Opstelten: Ik heb de onderwerpen al genoemd. Wij zijn er natuurlijk nog mee bezig. De heer Oskam wil nu al precies weten wat eruit komt, terwijl ik bezig ben met de voorbereiding ervan. De gemeenten moeten dat in eigen huis ook goed en zorgvuldig doen. De APV regelt bijvoorbeeld de effectieve contactmomenten met de prostituees. Daar hebben wij het over. De heer Oskam betreurde het zeer dat er geen registratie zal plaatsvinden. Dat is iets anders dan zijn collega's in de senaat zeiden. Dat komt kennelijk voor, maar dat is geen punt. Ik heb dat ervaren. In de senaat heeft men gezegd: gebruik nu die gemeenten. Dat doen wij. Misschien dat wij daar veel meer mee bereiken. Het contactmoment – daar gaat het om – draagt bij aan het signaleren van misstanden als mensenhandel. Daarnaast kan daarbij informatie worden verstrekt aan de prostituees. Die APV's moeten natuurlijk worden gewijzigd. De meest verstandige gemeenten – ik zeg dat als oud-voorzitter van de VNG – werken natuurlijk met een model-APV, maar die moeten nog wel door de gemeenteraad worden goedgekeurd. Dat soort punten zit daar allemaal aan vast. Die afwegingen moeten wij niet vergeten. Het is een geweldig intensieve opgave om dat voor elkaar te krijgen.

De heer Oskam (CDA): Ik begrijp de complexiteit en ik begrijp ook dat het allemaal nog in ontwikkeling is. De Minister heeft gezegd dat hij de coördinerende rol heeft opgepakt. Daarom had ik graag van hem gehoord hoe hij invulling wil geven aan die model-APV. Als hij dat nu niet kan, hoor ik dat graag later. Wanneer kunnen wij de inhoud van die model-APV tegemoetzien?

Minister Opstelten: Ik heb dat net al tegen mevrouw Berndsen gezegd. Fijn dat de heer Oskam het ook vraagt, want dan wordt het nog helderder. Met de indiening van de novelle zal ik het prostitutieactieprogramma van de gemeenten en mij aan de Kamer sturen. Wanneer dat is, is afhankelijk van de Raad van State. Die heb ik niet in de hand. Ik hoop dat het mogelijk is om dat zo snel mogelijk te doen, in elk geval ruim voor het kerstreces. Ik hoop dat de Kamer het dan nog behandelt. Ik vraag de Eerste Kamer dan om het ook snel te behandelen, want wij voeren haar programma uit. Als wij het zo doen, verliezen wij geen tijd. Dat is uiteraard geheel aan de Kamer. Ik spreek mijn wensen uit.

De heer Oskam had nog een vraag. Ik denk dat ik al veel heb gezegd over de novelle. De verhoging van de minimumleeftijd voor prostituees naar 21 jaar blijft onderdeel van het wetsvoorstel, net als een uniform vergunningstelsel voor alle seksbedrijven, het register van geweigerde, geschorste en ingetrokken vergunningen van seksbedrijven en het register van verleende vergunningen voor escortbedrijven. De novelle ligt, zoals gezegd, bij de Raad van State.

Mevrouw Berndsen had een vraag over de AMvB en de wijze waarop de sociale positie van prostituees kan worden verbeterd. Bij de aanvraag van de vergunning moet een bedrijfsplan worden overgelegd waarin uiteen wordt gezet welke maatregelen de exploitant neemt ten behoeve van de bescherming van de gezondheid, de veiligheid en het zelfbeschikkingsrecht van prostituees. Dat is een nieuw instrument. Bij AMvB worden aan de exploitant een aantal nadrukkelijke verplichtingen opgelegd die betrekking hebben op de prostituee. Een voorbeeld hiervan is dat in het bedrijfsplan voorzieningen ten aanzien van de hygiëne van de werkruimte en de veiligheid ervan moeten zijn opgenomen. Daarnaast moeten maatregelen worden opgenomen voor de vrijwillige medische controle, maatregelen om een oordeel te kunnen vormen van de zelfredzaamheid van de prostituee, zoals signalen van mensenhandel, en vier maatregen om informatie over de rechten van de prostituee beschikbaar te hebben en uit te reiken aan de prostituee in een voor haar of hem begrijpelijke taal. De bij het wetsvoorstel aan de exploitanten op te leggen verplichtingen worden in nauwe samenwerking met de gemeenten en het veld opgesteld. Dat is de voorbereiding op de uitvoering van de wet, als die het Staatsblad haalt.

De planning is om de AMvB voor het einde van dit jaar in consultatie te brengen. De Kamer wordt, zoals afgesproken, op dat moment over de inhoud ervan geïnformeerd. De aanvullende eisen ten aanzien van zedelijk gedrag van de exploitant en van het bedrijfsplan heb ik net genoemd. Ik ben zeer ambitieus. Ik heb de verwachting en de hoop dat wij dit, zoals wij eerder in andere situaties hebben gedaan, heel snel kunnen behandelen. Dit alles ten behoeve van de goede zaak.

Ik kom nu op de vragen, onder andere van mevrouw Rebel, over het nadere staatje over de verhoorplekken bij de opvang, gezien de geringe aangiftebereidheid bij slachtoffers. Dat is een serieus punt. Ik sta hier positief tegenover. Een voorwaarde is dat wordt voldaan aan aanwijzingen van de audiovisuele registratie. Dat is belangrijk.

Mevrouw Kooiman heeft ook gesproken over de geringe aangiftebereidheid. Dat is een serieus punt. Bekend is dat veel slachtoffers, mede door ervaringen in het thuisland, erg wantrouwend zijn ten opzichte van autoriteiten als de politie en het Openbaar Ministerie. Slachtoffers zijn in veel gevallen niet in staat om zelf melding of aangifte te doen. Hiervoor zijn zij afhankelijk van anderen. Een vrees voor of juist verbondenheid met de mensenhandelaar beperkt de aangiftebereidheid van deze slachtoffers. Sommige slachtoffers zien zichzelf niet als slachtoffer. Om die reden wordt ingezet op een brede integrale aanpak op dit terrein, waarvan het signaleren van misstanden een belangrijk onderdeel vormt. Ook wordt ingezet op het verkrijgen van meldingen via de campagne «Schijn bedriegt» die de Stichting M. voert in opdracht van mijn ministerie.

Mevrouw Kooiman sprak in dit verband ook over de taaltoets, zoals die is opgenomen in de APV van de gemeente Amsterdam. In de AMvB worden eisen gesteld ten aanzien van de zelfredzaamheid van prostituees in het bedrijfsplan, zoals ik net zei. Invulling van die zelfredzaamheid is aan gemeenten. In Amsterdam is ervoor gekozen om die zelfredzaamheid te koppelen aan een taaltoets Duits, Spaans, Engels of Nederlands. Ik denk dat wij in het overleg met de gemeenten moeten kijken naar de ervaringen hiermee van de gemeente Amsterdam. De vraag is of het goed werkt en of het doel wordt bereikt waarvoor het is ingezet. Leidt het tot meer meldingen? Leidt het tot betere voorwaarden voor het doen van aangifte? Dat zijn de kernpunten. Die zaken ga ik toetsen. Het is goed dat mevrouw Kooiman ons daar attent op heeft gemaakt.

De heer Van der Staaij (SGP): Kan in het overleg met de gemeenten de vraag naar voren worden gebracht of de taaltoets standaard deel kan uitmaken van het model?

Minister Opstelten: Jazeker. Alle gemeenten zijn natuurlijk autonoom en hebben hun eigen posities, maar ik wil keihard proberen om zo veel mogelijk eenduidigheid te hebben in deze aanpak. Mevrouw Berndsen zei al dat wij moeten proberen om te voorkomen dat al die gemeenten dat allemaal op een verschillende manier gaan doen en het alleen een beetje coördineren. Wij moeten dit nu stevig en eenduidig aanpakken. Ik moet echt eerst bezien of die taaltoets in Amsterdam een succes is. De gemeente Amsterdam zit natuurlijk aan tafel.

De heer Van der Staaij (SGP): Testen of het een succes is, kan natuurlijk weer aanleiding geven tot langere termijnen. Die uniformiteit kan ook verkeerd uitpakken, als wordt gezegd: wij doen het voorlopig nog maar even niet. Bij het beoordelen van de vraag of er sprake is van vrijwilligheid en bij het beschermen van mensen in kwetsbare posities, is volgens mij een taaltoets een belangrijke pre.

Minister Opstelten: Laat duidelijk zijn dat ik er positief tegenover sta. Amsterdam werkt er al mee. Het moet ook niet tot vertraging leiden. Ik wil geen onderzoek doen of zo. Mijn inzet is dat als de burgemeester van Amsterdam zegt dat wij dit moeten doen, wij het gaan doen. Dan zal ik proberen om de andere gemeenten daarvan te overtuigen. Dat is mijn positie.

Er is door velen gesproken over de RUPS. Er is gevraagd of de warme overdracht geen koude douche is. Op basis van het onderzoek naar de RUPS dat het WODC dit jaar heeft laten uitvoeren, concludeer ik dat er echt sprake is geweest – dat zeggen de gemeenten ook – van een warme overdracht. Onafhankelijk van mij heeft het WODC dat materiaal op tafel gelegd. Sinds de start van de RUPS hebben ongeveer 1.750 prostituees deelgenomen aan een van de uitstapprogramma's. Laten wij niet vergeten om ook de positieve punten te noemen: het aantal deelnemers is sinds het einde van de RUPS meer dan verdubbeld. Het is dus niet afgenomen, maar meer dan verdubbeld door de warme overdracht. De laatste conclusie is geheel voor mij rekening. Ik vertrouw erop dat de gemeenten voldoende ondersteuning blijven geven aan prostituees die uit de prostitutiesector willen stappen, via een uitstapprogramma of via hulpverlening gericht op de multiproblematiek die natuurlijk aan de orde is. Bij de implementatie van de wet zal ik hier aandacht voor blijven vragen bij de gemeenten. Ook dat zijn punten waar wij voortdurend over spreken. Ik zal in dit verband met buitengewoon veel belangstelling kijken naar het plan waar de heer Van der Staaij mee zal komen. Er is een goede basis gelegd om de afwegingen te maken met het WODC-materiaal.

De heer Segers heeft gevraagd naar het nationaal verwijzingsmechanisme dat mevrouw Dettmeijer heeft aanbevolen en dat wij hebben overgenomen. Hij vroeg wanneer daar meer duidelijkheid over komt. Momenteel worden verschillende voorstellen voor een verwijzingsmechanisme ontwikkeld door een interdepartementale projectgroep. In april 2014 wordt de Kamer nader geïnformeerd. Het wordt met stoom en kokend water voorbereid, want wij zijn enthousiast over dit voorstel van de Nationaal Rapporteur.

Mevrouw Berndsen had een vraag over de Korpsmonitor prostitutie & mensenhandel in de regio's. Er wordt toch nog te veel over regio's gesproken. Het zijn regio-eenheden. In de monitor was inderdaad nog sprake van regio's, daar ben ik het mee eens. Het streven naar eenduidigheid, om de verschillen te laten zien en daar iets aan te doen, is de reden dat die korpsmonitor is uitgebracht. Daar ben ik heel blij mee. Die monitor laat de verschillen zien, zodat wij gericht kunnen zeggen waar iets moet gebeuren op het terrein van de politie. Vervolgens moeten wij dan maatregelen nemen. De korpsmonitor vormt een instrument om de aanpak in het hele land naar een hoger niveau te brengen. Dat is de inzet van de politie, van de korpsleiding. Leden van de korpsleiding zitten ook in Nationale Task Force Aanpak Mensenhandel. De Nationale Politie werkt bevindingen en aanbevelingen uit de korpsmonitor momenteel nader uit.

De heer Segers heeft vragen gesteld over de tippelzones,

De voorzitter: Voordat u naar de tippelzone gaat ....

(hilariteit)

Minister Opstelten: Ik laat die conclusie geheel voor uw rekening, voorzitter.

De voorzitter: Voordat u verder gaat met uw beantwoording, wil mevrouw Berndsen interrumperen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik krijg nu een antwoord op een vraag die ik niet heb gesteld, dus ik stel mijn vraag opnieuw. Uit de politiemonitor blijkt dat er van de zijde van de politie behoefte bestaat aan een meer eenvormige en eenduidige wijze van handhaven door gemeenten. Als de Minister nu toch met die gemeenten in gesprek gaat over die registratie, zou het fijn zijn om deze aanbeveling uit de monitor mee te nemen. Het is voor een Nationale Politie natuurlijk wel van essentieel belang dat er op een eenduidige wijze kan worden opgetreden in gemeenten.

Minister Opstelten: Ik ben kennelijk niet duidelijk geweest. Ik ben het helemaal eens met mevrouw Berndsen. Ik heb aan het begin van mijn bijdrage gezegd dat het ook gaat om de taakverdeling op dit belangrijke terrein. Gemeenten zijn vooral belast met het toezicht en de wet. De politie ziet meer toe op illegaliteit en minderjarige slachtoffers. De harde misstanden in dit dossier liggen op het terrein van de politie. Ik ben het er helemaal mee eens dat eenduidigheid daarbij belangrijk is. Ik zal de gemeenten daarop aanspreken. Dat doe ik heel graag.

Mevrouw Kooiman (SP): Toen ik de Korpsmonitor prostitutie & mensenhandel las, viel mij op dat er korpsen zijn die aangeven dat zij moeite hebben met de capaciteit die zij hebben voor hun taken. Dat is met name het geval rond de financiële paragraaf, die zeer belangrijk is als je criminele winsten wilt afpakken en die wilt teruggeven aan de slachtoffers. Er zijn ook capaciteitsproblemen bij het houden van toezicht op de sector. Het is een riedel die ik hier vaak heb afgedraaid. De Minister heeft, in reactie op een motie van de SP, toegezegd dat er voldoende capaciteit zou zijn bij de politie. In deze korpsmonitor staat duidelijk dat zes korpsen toch moeite hebben met de capaciteit. Daar hoor ik graag een reactie op van de Minister.

Minister Opstelten: In het blokje opsporing en vervolging komt dit onderwerp, de capaciteit van de politie, aan de orde. Als ik het daarin kan meenemen, heel graag.

Met de heer Segers verwacht ik dat de trend dat steeds meer tippelzones worden gesloten, zich voortzet. In Arnhem en Nijmegen is sprake van een uitsterfbeleid, waarbij een registratieplicht geldt voor de prostituees en geen nieuwe prostituees worden toegelaten. Dat is een zorgvuldige aanpak. Ik zal met de andere gemeenten waar dit nog niet gebeurt, bespreken hoe zij daarmee omgaan. Ik kan het de gemeenten niet opleggen. Dit zijn gevoelige dossiers, waar gemeenten altijd gewetensvol mee omgaan. Ik weet uit ervaring dat het belangrijk is dat iedereen daarin zijn eigen tempo hanteert en dat zorgvuldig doet. Ik zal het aan de orde stellen in het overleg met de gemeenten.

Bij de eigenaar van de boten geldt de «one strike and you're out»-benadering. De vergunning kan worden ingetrokken na één keer de fout in gegaan te zijn. Daarbij kan Bibob ook een rol spelen. Ik zou de casus-Zandpad niet over willen doen. Het is ook niet de gewoonte om hier casuïstiek te bedrijven. Ik kan mij de vragen wel voorstellen. In de nieuwe wet hebben we het bedrijfsplan. Voordat iemand een vergunning krijgt, moet hij wel wat voorstellen. Daar wordt op getoetst. De Wet Bibob houdt in dat mensen die niet deugen, geen vergunning krijgen. Als gemeentebestuur moet je dan ook «nee» zeggen. Dat is vrij duidelijk. Het instrumentarium om dat te doen is er. Het kan soms juridisch ingewikkeld zijn, maar ook dan moet je je maatregelen nemen, stevig, gedurfd en ambitieus, en goed uitkijken wat je doet. Ik denk dat er niet direct een concrete aanpak is zodat iedereen dat hetzelfde doet. Het gaat om maatwerk per gemeente of stad. Ik zal dit ook aan de orde stellen in het overleg met de gemeenten.

De heer Segers (ChristenUnie): Ik denk dat het toch een tikkeltje ingewikkelder ligt, en dan ga ik toch even in op de casuïstiek, sorry. Het gaat niet zozeer om het verlenen van een vergunning, maar die vergunning is afgenomen van de eigenaar en de exploitant van de boten aan het Zandpad. De eigenaar kan de boten blijven verhuren, maar er komt een nieuwe exploitant, die de vergunning krijgt en door de Bibob-procedure gaat. Als hij erdoorheen komt, kan het gewoon doorgaan. Het punt is dat de eigenaar zijn geld blijft verdienen met een handel waarin hij ongelofelijk heeft gefaald. Hij heeft signalen van mensenhandel gezien die hij niet heeft doorgegeven. Het gaat niet om het verlenen van een vergunning, want die krijgt hij niet meer, maar om het blijven functioneren in een keten waarin hij zo heeft gefaald.

Minister Opstelten: Ik begrijp wat u bedoelt. Daarom zeg ik ook: laten we niet op de casuïstiek ingaan, want dan kan ik ook nog wel wat andere juridische problemen verzinnen waarom iets niet kan. Het gaat erom dit soort situaties bij de gemeenten op tafel te leggen en pragmatisch te bekijken wat wel of niet kan. Je kunt van de lokale overheid niet anders verwachten, want zij kunnen privaatrechtelijk enorme financiële claims op hun nek krijgen. Ik ga dit wel aan de orde stellen, want het gaat om de hele keten van criminaliteit.

De heer Segers (ChristenUnie): Zou de Minister het gesprek met de gemeenten hierover willen aangaan? Ik heb het signaal gehad dat zij dat wel willen, maar de wettelijke bevoegdheid niet hebben. Zou in dat overleg besproken kunnen worden dat we allemaal voelen dat er iets knelt en dat het mis dreigt te gaan? Welk instrumentarium is er al? Is er wellicht iets nieuws nodig? Als de Minister bereid is om dat met de gemeenten door te nemen, wanneer kunnen we dan een terugkoppeling verwachten?

Minister Opstelten: Ik zal de problematiek aan de orde stellen, maar ik denk niet dat we direct een oplossing hebben. Die hebt u ook niet. U vraagt of daar iets aan moet gebeuren. Ik denk dat je dat aan de orde moet stellen, en dat zal ik doen. Ik zal op een ander moment terugkoppelen wat de conclusie is over hoe gemeenten daarmee omgaan, want daar ligt in de eerste plaats de verantwoordelijkheid.

De heer Segers vroeg ook naar een pooierverbod. Ik heb al eerder gezegd dat ik niet van plan ben om een pooierverbod in te stellen. Persoonlijk iemand dwingen tot prostitutie of hieruit voordeel trekken is reeds strafbaar op grond van het bekende artikel 273f Wetboek van Strafrecht. Adviseurs of beveiligers van prostituees die gebruikmaken van dwang, kunnen op basis hiervan worden aangepakt. Dat voldoet. Er is derhalve geen aanleiding om een pooierverbod te formuleren.

De heer Van der Steur sprak over de ontwikkeling van de positie van de prostituee. Wij bundelen die signalen continu, zoals ik al in de Tweede Kamer heb gezegd. Hierbij zijn ook mijn collega's van Sociale Zaken en Economische Zaken betrokken. Samen met hen, de bancaire sector, de verzekeringsbranche en vertegenwoordigers uit de branche zullen wij nog eens goed kijken naar die krachtige signalen, ook in het sociale domein. Dat is heel belangrijk. Het gaat om de branche en de gemeenten. Wat dat betreft moeten wij veel aandacht aan de prostituees schenken.

De heer Van der Steur (VVD): Ik ben blij met de hernieuwde toezegging van de Minister om hierop actie te ondernemen. Als ik het wel heb, heeft hij de vorige keer bij brief aan de Kamer verslag gedaan van zijn activiteiten. Ik neem aan dat hij voornemens is om de Kamer te informeren over de gang van zaken. Neemt hij daarin mee op welke wijze een officieel werkende prostituee zich kan laten registreren in het handelsregister van de Kamer van Koophandel?

Minister Opstelten: Ja. Zoals u weet, voert het WODC een soort nulmeting uit. Bij dat onderzoek zal hieraan specifiek aandacht worden besteed.

De heer Van der Steur heeft ook gevraagd naar de meerwaarde van de Anti-Trafficking Coordinator van de Europese Commissie. Mevrouw Myriada Vassiliadou is in maart 2011 begonnen. Zij heeft een flinke impuls gegeven aan het werk van de Europese Commissie tegen mensenhandel. Onder haar leiding is de beknopte en desondanks veelomvattende EU-mensenhandelstrategie tot stand gekomen. Tot nu toe houdt de Commissie zich goed aan de planning en de strategie. De uitvoering ligt op schema. Dit jaar heeft Eurostat cijfers over mensenhandel in de EU gepubliceerd. De Commissie heeft een overzicht gemaakt van de rechten van slachtoffers. Er is een platform van ngo's opgericht. De Anti-Trafficking Coordinator heeft dus laten zien dat zij zeker meerwaarde heeft.

Dan kom ik bij opsporing en vervolging. Mevrouw Rebel vroeg naar de aanpak van loverboys en de inzet op sociale media. Ik verwijs onder andere naar de film De mooiste chick van het web, die in opdracht van het departement is gemaakt. Er is ook een lespakket ontwikkeld. In de eerste week dat dit pakket online was, hadden al 45 scholen dit opgevraagd, dus dat geeft aan dat daar iets gebeurt.

Mevrouw Rebel vroeg hoe de privacy van prostituees bij de Kamer van Koophandel wordt gewaarborgd. Naar aanleiding van een signaal van de gemeente Amsterdam komt de Minister van EZ met een praktische oplossing voor de bescherming van de privacy van de prostituees. Hij zal hierover een brief sturen aan de Kamer van Koophandel, waarin hij instemt met de aanduiding «persoonlijke dienstverlening» voor de omschrijving van de activiteiten van prostituees in het handelsregister en het minder restrictief omgaan met de afscherming van woonadressen van prostituees.

Er is ook gevraagd naar de rol van de klant van de prostituee. Met de novelle zal een klant die diensten afneemt van een prostituee die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt, ermee worden geconfronteerd dat hij zich schuldig maakt aan een strafbaar feit. Verder heb ik de intentie om de succesvolle campagne «Schijn bedriegt» van Meld Misdaad Anoniem, gericht op klanten van prostituees, voort te zetten.

De meldingen over gedwongen prostitutie zijn met 76% gestegen sinds de start van deze campagne in juni 2012, blijkt uit de cijfers. Ik heb veel sympathie voor het voorstel om degene die gebruikmaakt van de seksuele diensten van een prostituee, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze daartoe gedwongen is, en dus slachtoffer is van mensenhandel, strafbaar te stellen. Ik heb al gezegd dat wij dat in de scan gaan bekijken. We gaan ons ook voorbereiden op het initiatiefwetsvoorstel van de heer Segers.

De heer Oskam heeft gevraagd of de integrale handhavingsstrategie met betrekking tot de massagesalons of de beautybranche in de drie grote steden succesvol is. De gemeenten werken met alle partijen samen in de Task Force Aanpak Mensenhandel. Die drie steden zitten dus in die taskforce, samen met de handhaving. Hij heeft ook een vraag gesteld over het rapport over de positie van Chinese masseuses. Ik beschik niet over exacte cijfers over de controles op massagesalons. Ik weet dat de burgemeester van Den Haag heel actief is geweest. Hij heeft ons hierover heel concreet en precies geïnformeerd. Het uitvoeren van bestuurlijke controles op massagesalons is de verantwoordelijkheid van elke stad. Den Haag heeft meerdere controles gehouden. Ook dit is een agendapunt bij het overleg met de gemeenten.

Mevrouw Rebel en mevrouw Berndsen vroegen wat ik wil ondernemen om de rol van gemeenten bij het bestrijden van mensenhandel te benadrukken. De bestuurlijke aanpak is de laatste jaren enorm versterkt. Er is natuurlijk een verschil tussen de grote steden en de andere gemeenten, maar de inzet op dit onderwerp neemt enorm toe. De VNG is ook heel actief en ambitieus. Ik zet op drie manieren in op de versterking van de bestuurlijke aanpak van mensenhandel, ook bij de kleinere gemeenten. Er is de Task Force Aanpak Mensenhandel. Verder zitten de kleine gemeenten ook in de RIECs, waarin de burgemeesters vaak in toenemende mate actief zijn. Er zijn ook bijeenkomsten voor informatievoorziening door het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. Ik zal mij via de RIECs inzetten voor een basisniveau bij de aanpak van mensenhandel in iedere gemeente, want het is van belang dat alle gemeenten hieraan bijdragen.

Mevrouw Berndsen sprak over vormen van uitbuiting of mensenhandel die niet zijn gerelateerd aan prostitutie, maar bijvoorbeeld aan arbeid. Deze krijgen steeds meer aandacht, ook van mijn collega's, zoals ik al zei. Er is sprake van samenwerking tussen de diensten die onder ons gezag opereren, zoals de inspectie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Er zal worden bezien of dit meer prioriteit moet krijgen in de derde termijn van de taskforce. Het probleem dat mevrouw Berndsen heeft genoemd, is door ons herkend en staat daar op de agenda.

Mevrouw Kooiman vroeg wat ik heb geleerd van het intrekken van de vergunning van een dergelijke grote exploitant in Utrecht. Hadden deze vrouwen niet opgevangen moeten worden? Het intrekken van een vergunning heeft uiteraard gevolgen voor de prostituees. Wij hebben dat allemaal gevolgd. Ik heb hierover goed overleg gehad met de burgemeester van Utrecht, die mij altijd goed en getrouw heeft geïnformeerd, zonder dat daar direct een plicht toe was. Ik heb begrepen dat de gemeente Utrecht uitgebreide maatregelen heeft getroffen om de prostituees over de sluiting te informeren en hulpverlening te bieden. Gebleken is dat de prostituees zijn verplaatst naar andere gemeenten en daar zijn opgevangen. Hieruit blijkt dat communicatie tussen de steden, onder andere in het landelijk programma, ongelofelijk belangrijk is. Dat hebben wij ervan geleerd. Het was noodzakelijk dat die ingreep werd gedaan. Ik heb de burgemeester hiervoor geprezen, ook in het openbaar. Het is heel ingewikkeld, maar wel belangrijk, dat de prostituees worden opgevangen en dat er nazorg plaatsvindt. Daar is aandacht voor, dat staat op de agenda.

Mevrouw Berndsen en mevrouw Kooiman vroegen op welke wijze de expertise inzake mensenhandel binnen de Nationale Politie wordt geborgd. Bij de Dienst Landelijke Recherche zijn twee teams die zich bijna fulltime bezighouden met de grote mensenhandelzaken. Dat zijn echte topexperts. Het Expertisecentrum Vreemdelingen en Mensenhandel (ECVM) vervult binnen de politie een coördinerende rol, onder andere als ketenregisseur, en is het loket voor beleidsmatige aangelegenheden. Het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel (EMM) is een samenwerkingsverband dat beheersmatig onder de Nationale Politie valt. De politie is een van de partners ervan. Het EMM is verantwoordelijk voor het verzamelen en analyseren van operationele informatie.

Voor de inrichting van de aanpak van georganiseerde criminaliteit bij de Nationale Politie is er binnen elke eenheid een generieke dienst van de regionale recherche. Deze bestaat uit de afdelingen generieke opsporing, thematische opsporing, vreemdelingenpolitie en specialistische ondersteuning. De totale formatie voor deze eenheden is 6.649 fte's. Daarnaast is er nog de Dienst Landelijke Recherche, die zich concentreert op de zware, georganiseerde vormen van criminaliteit, die naar de aard van de organisatie een nationaal of internationaal karakter dragen. Daarvoor zijn1.931 fte's. De taak van de politie bij de aanpak van mensenhandel blijft op deze wijze ook onder de Nationale Politie geborgd. Ik kan niet uitsluiten, daar ben ik eerlijk in, dat er af en toe ineens iets opduikt waardoor de capaciteit een probleem is. Er moeten altijd prioriteiten worden gesteld, maar aan deze zaken wordt algauw de eerste prioriteit gegeven. Wij zien ook dat er steeds meer grote acties plaatsvinden in steden. Deze zijn er misschien op gericht dat er schoongeveegd wordt, maar aspecten van mensenhandel worden daarbij meegenomen.

De heer Van der Steur vraagt wat wij doen met betrekking tot hogere strafeisen van het OM. Als ik met de Kamer vergader, zit het OM belangstellend te kijken en weet dat het dan morgen waarschijnlijk bij mij moet komen, met de vraag of het er iets meer aan kan doen, maar zo zit ik niet in elkaar. Het OM werkt magistratelijk en kan heel goed zijn eigen afwegingen maken. Met inachtneming van de huidige strafmaxima zal het OM voor zaken die worden vervolgd, van geval tot geval bezien of een hogere strafeis in de rede ligt. Als er signalen zijn dat er te veel verschillen zijn bij het OM en de zittende magistratuur, is mijn bevoegdheid om dat te signaleren, zij het ontspannen. Verder laat ik het over aan hun opportuniteit wat ermee te doen.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik kom nog even terug op mijn vraag over de capaciteit. De Korpsmonitor prostitutie & mensenhandel laat zien dat zes korpsen behoefte hebben aan meer capaciteit. Er is een motie aangenomen door de Kamer, waarin wordt gevraagd om voldoende capaciteit als het gaat om mensenhandel. Dit heeft de hoogste prioriteit. Ik vraag mij af wat de Minister gaat doen om ervoor te zorgen dat op die plekken ook voldoende capaciteit beschikbaar is.

Minister Opstelten: Ik weet nog om welke motie het gaat. Ik sta er volledig achter en ik duik er totaal niet voor weg. Mevrouw Berndsen had ook een vraag over de korpsmonitor. Het is goed om te bezien waar het goed zit en waar niet. Dat heeft de aandacht van de korpsleiding en van mij. De korpsleiding bekijkt welke maatregelen men daarin moet nemen.

Mevrouw Kooiman (SP): U bent de baas van de Nationale Politie.

Minister Opstelten: Ik vind het prettig om dat te horen.

Mevrouw Kooiman (SP): Dat dacht ik wel.

Minister Opstelten: Kunt u dat nog een keer zeggen?

Mevrouw Kooiman (SP): Ik wil dat best nog een keer zeggen, maar dan wil ik ook een daadkrachtige Minister, die zegt dat hij het op die zes plekken goed gaat regelen. Als het gaat om financiële recherche, omdat slachtoffers behoefte hebben om de criminele winsten terug te kunnen eisen, is het belangrijk dat er voldoende capaciteit is. Ik wil best nog een keer zeggen dat de Minister de baas is van de Nationale Politie, maar enkel wanneer ik ook een keer hoor dat hij het op deze plekken ook gaat regelen.

Minister Opstelten: Ik ga de hele korpsmonitor niet nu met u invullen. Ik heb duidelijk gezegd dat de korpsmonitor er niet voor niets is. Deze maakt duidelijk waar extra aandacht voor moet komen. Dat doet de korpsleiding en ik zal erop toezien dat waar nodig adequate maatregelen worden genomen. Dan is voor mevrouw Kooiman ook zichtbaar wie de baas is.

De heer Van der Steur heeft mevrouw Dettmeijer ook genoemd in zijn betoog. Zij heeft dat ook gezegd. De Raad voor de rechtspraak is daar nadrukkelijk mee bezig en het OM ook. Dat heeft ieders aandacht. Mevrouw Dettmeijer heeft ook veel gezag bij de Raad voor de rechtspraak en bij het OM. Dat is belangrijk.

De heer Van der Staaij heeft gevraagd om mensen die gebruikmaken van minderjarigen, nog actiever te vervolgen. Nadrukkelijk wordt ingezet op minderjarige slachtoffers, want dat is het ergste wat je kunt bedenken. Ik heb de campagne Schijn bedriegt van de Stichting M. al genoemd. Daarbij komen verhoudingsgewijs veel minderjarigen in beeld. Die meldingen leiden in het merendeel van de gevallen tot concrete onderzoeken en acties, gericht op zowel slachtoffers als daders. Er wordt bezien of er in de derde termijn van de Task Force Aanpak Mensenhandel nog meer aandacht kan uitgaan naar minderjarigen.

Mijn laatste opmerking, die beknopt is, omdat de Staatssecretaris dit grotendeels voor zijn rekening neemt, betreft slachtoffers. We moeten alert zijn op loverboys en dit punt meenemen bij agogische opleidingen, zoals mevrouw Kooiman zei. Ik zal dit opnemen met collega Bussemaker, want dit is een onderwerp dat thuishoort bij Onderwijs. In de vorige periode heb ik samen met de Minister van Onderwijs de hele loverboy-aanpak besproken en daarvoor een programma gemaakt. De vraag over de meldplicht was ook gericht aan de Staatssecretaris, dus ik geef het papier waarop het antwoord staat op dit moment aan hem door.

De heer Oskam heeft gevraagd naar de liaisons in Polen en Bulgarije. Dat zou maandag in de vergadering over de politie aan de orde kunnen komen, maar het kan ook nu. Er is een nieuwe liaisonofficier van de politie in Roemenië geplaatst. Net als zijn voorganger is deze geaccrediteerd voor Roemenië, Bulgarije en Hongarije, omdat deze landen dicht bij elkaar liggen. Er is goed naar gekeken en er valt geen gat. Inzake Polen werkt de KMar reeds met een flexibel inzetbare liaison officer (FILO). De inzet daarvan laat reeds positieve resultaten zien. Er zijn een paar keer per jaar bezoeken over en weer bij Roemenië, Bulgarije en Hongarije van het Openbaar Ministerie en de opsporingsdiensten. Toevallig heb ik daarover en marge van de laatste JBZ-Raad gesproken met mijn drie collega's.

Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Dank aan de leden voor hun opmerkingen. Ik zal de vragen die het beleid van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport regarderen, ook beantwoorden.

Mevrouw Rebel heeft gevraagd naar de specifieke expertise in de jeugdzorg met betrekking tot slachtoffers van loverboys. Er is zowel categorale als algemene opvang beschikbaar. Per situatie wordt bekeken welke opvang het meest geschikt is. Er vinden binnen Bureaus Jeugdzorg ook interventies plaats om de weerbaarheid te vergroten. Omdat er nog te weinig bekend is over de effectiviteit van die interventies, is er onderzoek nodig. De Kamer is in de brief van 4 juli geïnformeerd over de onderzoeken die in gang zijn gezet. Het Verwey-Jonker Instituut is bezig met een quickscan van de werkzame elementen in de bekende en veelbelovende interventies. De resultaten van dat onderzoek hoopt het kabinet eind 2013 naar de Kamer te kunnen sturen.

Daarnaast is er nog onderzoek nodig naar de effecten op lange termijn van de gebruikte interventies. ZonMw is bereid gevonden onderzoek te doen naar de effectiviteit van opvang en behandeling van slachtoffers van loverboys. Op basis van de resultaten daarvan zal het kabinet bezien hoe de opvang en de behandeling kunnen worden verbeterd.

Mevrouw Rebel (PvdA): Ik dank de Staatssecretaris voor zijn reactie. In het rapport van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel wordt ingegaan op een aantal tekortkomingen. Wordt daar specifiek naar gekeken in de onderzoeken die de Staatssecretaris nu noemt?

Staatssecretaris Teeven: Bij de onderzoeken die nu lopen, hebben wij de opdracht gegeven om hieraan specifiek aandacht te besteden. Dat geldt vooral voor het onderzoek dat eind 2013 komt. Daarin staat dat ook vermeld.

Mevrouw Kooiman heeft gevraagd naar de verplichte meldplicht. Jeugdzorg meldt niet altijd bij CoMensha. Moet dat wel of niet in de meldcode kindermishandeling? Het is belangrijk dat we de registratie verbeteren, want dan is ook duidelijk hoeveel slachtoffers er zijn. We zullen bezien of we de registratie van slachtoffers van loverboys kunnen opnemen in de verplichte meldcode. Ik neem aan dat het mevrouw Kooiman bekend is dat Jeugdzorg Nederland samen met de Nationaal Rapporteur zal bezien hoe de registratie van slachtoffers van loverboys binnen de jeugdzorg vorm kan krijgen. Een goede registratie betekent ook een betere waarborg voor het signaleren van slachtoffers. Binnenkort vinden de eerste gesprekken tussen de jeugdzorg en de Nationaal Rapporteur hierover plaats.

Wat betreft het onderzoek dat eind 2013 beschikbaar is, kan ik nog melden dat de voogdijinstelling Nidos afspraken heeft gemaakt met CoMensha over het melden van slachtoffers onder minderjarige vreemdelingen.

Mevrouw Kooiman heeft ook een vraag gesteld over de opvang van minderjarigen door particulieren. Kan worden geregeld dat zij altijd door professionals worden opgevangen? Het is nu al zo dat vrijwel alle minderjarige slachtoffers bij een Bureau Jeugdzorg terechtkomen, al dan niet via de politie. Het Bureau Jeugdzorg verwijst de slachtoffers altijd door naar professionele hulp. Soms kiezen ouders ervoor om voor hun kind elders hulp te zoeken, op eigen kosten, te weten bij een particuliere organisatie. Ik denk dat het ouders vrijstaat om die keuze te maken. Dat is het standpunt van het kabinet. Het gaat om een heel kleine minderheid, maar het komt wel voor.

Mevrouw Kooiman (SP): Dat snap ik. Ik heb er vooral moeite mee dat er in dat soort opvangsituaties vaak geen toezicht is van de inspectie. Als een minderjarige ergens zit, wil ik dat deze veilig is. Wanneer er geen toezicht is, kunnen we dat niet toetsen. Het Bureau Jeugdzorg, of straks de gemeente, heeft dan de verantwoordelijkheid voor zo'n kind. Dan moet ervoor worden gezorgd dat er toezicht is of het kind veilig is, of het nu een particuliere organisatie verblijft of niet. Dat geldt zeker voor kinderen die onder de verantwoordelijkheid vallen van Bureau Jeugdzorg of een voogdijinstelling.

Staatssecretaris Teeven: Dit is ook besproken bij de behandeling van de Jeugdwet, zoals een aantal woordvoerders zich zal herinneren. Collega Van Rijn en ik zijn daarvoor onlangs in de Kamer geweest. Toen heeft mevrouw Leijten, fractiegenote van mevrouw Kooiman, ook aandacht gevraagd voor dit onderwerp. Zij vond dat er wetgeving moest komen. Er is zelfs een amendement over besproken. Er zou controle moeten plaatsvinden bij mensen die professionele jeugdhulp verstrekken. Er was discussie over de vraag of dat in het huis van de ouders is. Bij een meerderheid van de Kamer was er weerstand tegen om de inspectie daartoe de bevoegdheid te geven. Dat is niet de bedoeling.

In de gedachtewisseling tussen het kabinet en de Kamer kwam naar voren dat de inspectie wel toegang tot de woning kan verkrijgen bij mensen die jeugdhulp verlenen, om te onderzoeken of deze wel voldoende professioneel plaatsvindt. Die mogelijkheid was er niet onder de vigerende wetgeving. Wij hopen dat de Jeugdwet voor het eind van het jaar in de senaat kan worden behandeld. Het kabinet is buitengewoon verheugd dat de SP-fractie nu aandringt op spoedige behandeling van de Jeugdwet, want dan kunnen we dat snel regelen. Dank daarvoor.

De voorzitter: Ik begrijp dat mevrouw Kooiman hierop wil reageren.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik hoop dat de Staatssecretaris het ermee eens is dat zorgvuldigheid boven alles gaat, ook in de Eerste Kamer. Mogelijk gaat het langer duren. Dan is dat maar zo. Mijn vraag is voornamelijk gericht op het toezicht door de inspectie. De beantwoording was dat random inspectietoezicht mogelijk is. Wanneer een kind onder toezicht staat, en zeker wanneer er een rechterlijke machtiging is, vind ik dat er sprake is van een verantwoordelijkheid van de overheid. Ik hoop dat de Staatssecretaris het met mij eens is dat er altijd zicht op moet zijn of de geleverde zorg, al dan niet particulier, veilig is. Kan de Staatssecretaris garanderen dat zo'n instelling altijd wordt gecontroleerd door een inspectie?

Staatssecretaris Teeven: Daarmee heeft het kabinet ook rekening gehouden. In de gedwongen jeugdzorg moet er sprake zijn van gecertificeerde instellingen. Het kan niet zo zijn dat er in de gedwongen jeugdzorg hulp wordt verleend door mensen die niet gecertificeerd zijn. Juist om die reden wordt in de Jeugdwet veel waarde gehecht aan certificering. Dat is geborgd. Het mes snijdt aan twee kanten, als het gaat om meer mogelijkheden voor de inspectie bij vrijwillige jeugdzorg, zoals mevrouw Kooiman vraagt. Als ouders particulieren inschakelen voor jeugdhulp, is er straks ook toezicht mogelijk in de woning of het kantoor waar die jeugdhulpverlening plaatsvindt. Als het gaat om gedwongen jeugdzorg, hebben we controle omdat er certificering van de instellingen plaatsvindt. Ik ben blij dat mevrouw Kooiman er aandacht voor vraagt om deze omissie in de nieuwe Jeugdwet te verhelpen. Ik ben het met haar eens dat zorgvuldigheid boven haast gaat, dat is zeker zo, maar er zijn wel enkele omissies in het huidige stelsel die we nu kunnen repareren.

Mevrouw Berndsen heeft gevraagd waarom we geen automatisch verblijfsrecht hebben voor minderjarige slachtoffers. Voor de alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv's) die mogelijk slachtoffer zijn van mensenhandel, of waarbij het risico bestaat dat zij dit worden, is de speciale beschermde opvang beschikbaar, waar werkbezoeken zijn geweest van verschillende Kamerleden en ik ben er zelf onlangs ook geweest, onder meer in Beilen. Die kinderen worden dus niet op straat gezet. Medewerking is hiervoor niet vereist. Voor de verstrekking van een verblijfsvergunning is medewerking wel een voorwaarde, omdat het ontzettend belangrijk is dat slachtoffers aangifte doen van mensenhandel of op andere wijze medewerking verlenen, ook als zij minderjarig zijn. Zonder medewerking van de slachtoffers is het erg moeilijk om de daders veroordeeld te krijgen. Daarmee kan ook worden voorkomen dat vele anderen slachtoffer worden.

Ik geef mevrouw Berndsen graag toe dat er altijd personen zijn van wie je niet kunt verwachten dat zij medewerking verlenen, wegens medische of psychische omstandigheden of een grote dreiging van de daders. Dat kan zo zijn, maar daar is ook een regeling voor. Zij komen ook in aanmerking voor een verblijfsvergunning, als dat kan worden getoetst. Ik denk dat wij wel voldoende zorgvuldigheid betrachten.

Mevrouw Berndsen heeft ook gevraagd naar concrete maatregelen om de registratie te verbeteren. Zij vroeg wat er nog kan gebeuren op het gebied van registratie, signalering en specialistische behandeling. Zoals ik al zei in antwoord op de vraag van mevrouw Kooiman, gaan de gesprekken tussen Jeugdzorg Nederland en de Nationaal Rapporteur over verbetering van de registratie zeer binnenkort van start. Er is een gevarieerd aanbod beschikbaar voor opvang in de jeugdzorg. Door de fracties van D66 en de SP is bij herhaling aandacht gevraagd voor het aanbod van de vrouwenopvang, onder meer via Friesland. Ik heb al gezegd dat onderzoek naar de effectiviteit van interventies plaatsvindt door het Verwey-Jonker Instituut en ZonMw. Dat zijn de paden die wij nu aflopen.

Mevrouw Berndsen heeft gevraagd of de opvang van slachtoffers in het gedrang komt door de decentralisatie van de jeugdzorg. Dat is ook aan de orde geweest bij de behandeling van de Jeugdwet. Het kabinet denkt van niet, want met de jeugdhulpplicht worden gemeenten verantwoordelijk om te assisteren als dat nodig is in verband met opvoedproblemen bij de ouders of opgroeiproblemen, psychische problemen en stoornissen bij jeugdigen. Die plicht is er al. Wanneer een jeugdige zorg, ondersteuning of begeleiding nodig heeft, is de essentie van de nieuwe Jeugdwet dat de gemeente nog steeds verplicht is om die te bieden, ook in de decentralisatievariant. Hiermee garanderen wij dat jeugdigen de hulp kunnen krijgen die zij nodig hebben, ook als het slachtoffers van loverboys betreft.

Tot slot heeft de heer Van der Steur mij gevraagd wat wij doen aan het tegengaan van mensenhandel die plaatsvindt via de verblijfsregeling voor studenten. Hierover heeft hij op 29 november 2011 ook al een motie ingediend, samen met mevrouw Van Toorenburg en mevrouw Arib. Hoe heeft het kabinet uitvoering gegeven aan die motie, zo begrijp ik zijn vraag. De IND heeft deelgenomen aan een onderzoek naar mogelijk misbruik door Chinese vreemdelingen van de verblijfsregeling voor studenten. Dat onderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd dat de regeling voor mensenhandel zou worden gebruikt. Wij hebben in dat programma samengewerkt met het Openbaar Ministerie, het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel (EMM) – de Minister noemde het al – de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Belastingdienst en andere organisaties. Die intensieve samenwerking hebben we thans voortgezet met het onderwijsveld.

In de laatste jaren, van 2006 tot en met nu, is ook een aantal maatregelen genomen om het oneigenlijk gebruik van studentenvisa te voorkomen. Zo is in 2006 de gedragscode hoger onderwijs in werking getreden. In die code is vastgelegd aan welke eisen internationale studenten moeten voldoen. Er is een extra check specifiek voor studenten uit China ontwikkeld met betrekking tot het Nuffic-certificaat. Daarmee kan de authenticiteit van Chinese diploma's worden gecontroleerd en wordt een Engelse taaltoets bevestigd. Zonder dat certificaat kan een Nederlandse onderwijsinstelling op dit moment geen verblijfsvergunning aanvragen voor een student uit China. Met de inwerkingtreding van de Wet modern migratiebeleid per 1 juli jl. is vastgelegd dat internationale studenten per studiejaar minimaal de helft van hun studiepunten moeten halen. Het kabinet is erg blij met de inwerkingtreding van die wet. Het is de plicht van de onderwijsinstelling om over de studievoortgang van niet-EU-studenten te rapporteren aan de IND.

Ik zou verder tegen de heer Van der Steur willen zeggen dat het uitbuiten van mensen in relatie tot het vreemdelingenbeleid sowieso de aandacht van het kabinet heeft. Ik wijs op bijvoorbeeld de maatregelen van het kabinet die zijn gericht op de au pairs. Er zijn strengere richtlijnen en er geldt strengere wetgeving op dat terrein, omdat er aanwijzingen bestonden dat er op dat punt ook sprake was van uitbuiting en mensenhandel. Ook op dat vlak zijn dus, laat ik zeggen, de touwtjes aangetrokken. Overigens begrijp ik heel goed dat dit voor goedwillende ondernemers op het vlak van de au pairs belemmeringen oplevert. Dit was echter nodig, juist om de zorgen weg te nemen die hierover bij de VVD-fractie bestaan.

De heer Van der Steur (VVD): Ik dank de Staatssecretaris voor zijn reactie en ik ben heel blij met de maatregelen die hij neemt. Ondanks het feit dat dit in 2006 al op het netvlies stond van de instanties, moeten we vaststellen dat uit het rapport dat in november 2012 is verschenen, blijkt dat een behoorlijk aantal Chinese massagewerkers die men heeft gesproken inderdaad op een studievisum werkzaam was. Dat was dus nog de situatie in 2012. Ik ben echter heel blij dat deze maatregelen nu worden aangekondigd. Naar ik aanneem, zal de Staatssecretaris in de loop van de tijd de Kamer informeren over de effectiviteit van deze maatregelen. Ik ben bijvoorbeeld zeer geïnteresseerd in een antwoord op de vraag hoeveel studievisa daadwerkelijk worden ingetrokken als gevolg van uitblijvende studieresultaten. Immers, voor iemand die in Amsterdam in een massagesalon werkt, is het lastig om in Groningen studiepunten te halen.

Staatssecretaris Teeven: Ik ben zeker bereid om de Kamer daarover te informeren. Dit gaat overigens niet alleen over studentenvisa, maar ook over de andere sector die ik zojuist noemde, namelijk die van de au pairs. Daar speelt dat probleem ook. Gezien de eisen waaraan Chinese studenten nu moeten voldoen, wordt het erg moeilijk voor een student die in Groningen studeert en in Amsterdam werkt. Maar het is volgens mij ook heel ingewikkeld voor een student die in Amsterdam werkt en in Amsterdam studeert. De druk op de studenten is namelijk wel opgevoerd in de laatste anderhalf jaar. Zij moeten bepaalde verplichtingen daadwerkelijk nakomen. De controle daarop is streng. We zullen de Kamer hierover dus rapporteren.

De voorzitter: Is er behoefte bij de leden aan het houden van een tweede termijn? Ik zie dat dit het geval is. Iedere woordvoerder krijgt daarin twee minuten spreektijd en mag één keer interrumperen.

Mevrouw Rebel (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Minister en de Staatssecretaris voor hun uitgebreide beantwoording. Ik zeg nogmaals dat we hiermee eigenlijk geen recht doen aan de hoeveelheid stukken die op de agenda staat en aan de mensen die daaraan heel hard hebben gewerkt. In ieder geval is nu een deel van de vragen beantwoord die we hierover hadden. Ik zeg nogmaals dat mijn dank aan alle schrijvers van de stukken groot is.

Laat ik beginnen met de vele goede zaken die ik heb gehoord. Ik ben uitermate verheugd met de oplossingen waarmee de Minister van Economische Zaken komt en die door de Minister van Veiligheid en Justitie zijn aangekondigd. In een brief zal worden teruggekomen op de mogelijkheid om tot een aparte inschrijving bij de Kamer van Koophandel te komen. Volgens mij is dat voor de rechtspositie van prostituees uitermate belangrijk. Ik kan mij voorstellen dat dit ook voor de heer Van der Steur een belangrijk punt is. Dit is dus goed nieuws.

Ik ben ook blij met het enthousiasme van de Minister over de specifieke verhoorstudio's bij de opvanglocaties. Op welke termijn kan hij ons van vorderingen op dit gebied op de hoogte stellen?

Ook de Staatssecretaris zeg ik dank. Ik wacht de onderzoeksresultaten af. Ik hoop dat we met name zicht kunnen krijgen op oplossingsrichtingen voor de door de Nationaal Rapporteur genoemde tekortkomingen in de Jeugdzorg.

Mijn vraag over de onafhankelijke quickscan is overgebleven. Volgens de Minister zitten er haken en ogen aan de handhaafbaarheid van het voorstel van de heer Segers. Hij wil een en ander laten bekijken en ter sprake laten komen tijdens de behandeling van de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche. Ik vind dat toch wat te vrijblijvend. Mijn fractie wil graag goed worden geïnformeerd over het mogelijke nut van wetgeving. Wij willen een juridische quickscan, uitgevoerd door een onafhankelijke commissie, waarin wordt onderzocht of het huidige mensenhandelartikel volstaat bij de aanpak van klanten die gebruikmaken van de diensten van slachtoffers van mensenhandel. Ik overweeg op dit punt een motie in te dienen, want het gaat mij inderdaad ook om de snelheid en de onafhankelijkheid.

Ook op mijn vraag welke mogelijkheden de Minister ziet om ingezetenen van de Europese Unie die in Nederland in de prostitutie willen werken, een taaltoets te laten afleggen, heb ik nog geen antwoord gekregen. Hij heeft wel iets gezegd over mogelijkheden op gemeentelijk niveau, maar misschien kan hij dit ook nog eens bekijken.

De heer Oskam (CDA): Voorzitter. Er zijn drie puntjes van mij blijven liggen. We hebben gesproken over de repressieve aanpak van mensenhandel, maar uiteraard is preventie op dit vlak ook belangrijk. Ook daarmee kan mensenhandel worden tegengegaan. Nederland en Europa hebben veel geld, tijd en energie gestoken in voorlichting en trainingen in landen als Bulgarije, Hongarije en Roemenië. In Het Parool van afgelopen dinsdag staat echter dat uit een onderzoek is gebleken dat met name Hongaarse prostituees eigenlijk geen vertrouwen in de Nederlandse politie hebben. Dat komt niet zozeer door het optreden van de Nederlandse politie, als wel door de cultuur in Hongarije. Daarin wordt dit niet serieus genomen. Ik vraag de bewindslieden daarom welke resultaten onze inspanningen concreet hebben opgeleverd. Is er sprake van een afname van de instroom van prostituees uit dergelijke landen? Is er ook sprake van een toename van het aantal mensen dat is opgepakt voor mensenhandel in de thuislanden?

Mijn tweede vraag sluit aan bij wat mevrouw Rebel en mevrouw Kooiman hebben gevraagd over de politie en de hulpverleners. Er zit nog een dimensie onder. Vaak melden de vrouwen die uit de prostitutie willen zich bij hulpverleners. Dan is er een soort vertrouwelijk gesprek. In het kader van het ketenoverleg deelt de hulpverlener een en ander met de politie. Die zegt dan: wij hebben kennisgenomen van een strafbaar feit, dus we gaan er volop in. In ieder geval in Eindhoven gaat het zo. Dat zet de relatie tussen enerzijds de vrouw die wil uitstappen, en anderzijds de hulpverlener onder druk. Dat heeft mogelijk ook consequenties voor vrouwen die in de toekomst willen uitstappen. Zij zouden hierdoor kunnen afhaken. Kan de Minister hierbij een rol spelen en dit met de politie bespreken?

Mijn derde vraag heeft te maken met de douane. Ik neem de Minister even mee naar Schiphol. Stel, een mensenhandelaar of een slachtoffer van mensenhandel loopt op Schiphol bij de Marechaussee langs. Die heeft niets in de gaten. Soms heeft de douane daarna wel iets in de gaten. Bij een controle vangen de mensen van de douane soms aanwijzingen op dat mensen in zo'n circuit zitten. Dat wordt off the record weleens gedeeld met de Marechaussee, maar on the record niet, omdat daarbij verschillende wetgeving en verschillende ministeries een rol spelen. Herkent de Minister dit? Als dat niet zo is, wil hij dan navragen bij de Marechaussee en bij Staatssecretaris Weekers of dit vaker voorkomt? Wil hij ook de Kamer informeren over de vraag hoe wij dit kunnen tackelen in het kader van de aanpak van mensenhandel?

Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Er is veel besproken. Ik wil mijn tweede termijn beginnen met de taaltoets, waarover mevrouw Rebel ook al heeft gesproken. Ik heb begrepen dat de Minister wil bekijken of het mogelijk is die wat breder uit te zetten. De heer Van der Staaij zei terecht dat we de vaart er wel in moeten houden. Het is belangrijk dat we dit goed kunnen volgen. Wanneer kan de Minister ons hierover informeren?

De Staatssecretaris sprak over de meldplicht en wil daarover in gesprek gaan met Jeugdzorg Nederland. Hij wil bekijken of we dit kunnen opnemen in de verplichte meldcode. Wanneer wil hij de Kamer hierover informeren?

Er is ook gesproken over de pabo's. Men wil daar werken aan meer alertheid op mensenhandel. Dit moet echter eigenlijk gelden voor alle agogische opleidingen, dus ook voor de jeugdzorgopleidingen. Ik ben blij dat de Minister heeft toegezegd om aan Minister Bussemaker te vragen of zij dat een goed idee vindt. Uiteraard ben ik heel nieuwsgierig naar de uitkomst van dat gesprek. Ik zie de Minister op dit moment bedenkelijk naar me kijken en hij duidt mij aan dat ik daarover niet ongerust hoef te zijn, maar ik hoor toch graag ook een datum op dit punt. Wanneer gaat hij de Kamer hierover informeren?

Ik kom tot slot terug op de opvang van slachtoffers. Dat moet gebeuren door professionele zorginstellingen. Mogelijk komt er straks een meldplicht die wordt opgenomen in de verplichte meldcode. Dan is het al gemakkelijker om opvang bij een professionele zorginstelling te realiseren, omdat er dan bij CoMensha wordt gemeld, waarmee er professionele zorg kan worden ingeschakeld. Ik blijf zorg houden over het feit dat een gecertificeerde instelling ook kan plaatsen bij een niet-gecertificeerde instelling. Een gezinsvoogd kan immers in principe ook plaatsen bij een particuliere zorginstelling. Dat gebeurt nu, en dat kan straks mogelijk ook nog. Ik zeg nogmaals dat ik hoop dat de Staatssecretaris mijn zorgen hierover weg kan nemen. Zorg voor deze doelgroep moet volgens mij altijd professionele zorg zijn.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. Ik dank de Minister en de Staatssecretaris voor de beantwoording. We kunnen volgens mij uit de nu voorliggende negende monitor constateren dat er behoorlijk wat resultaten zijn bereikt. Het kabinet is goed op weg, zeker bij de bestrijding van mensenhandel. Laat ik het kabinet ook eens een compliment geven!

Ik heb echter nog wel een paar vragen. In de eerste plaats vind ik dat de Minister wel heel gemakkelijk zegt dat de verhoorruimten eventueel wel in opvangvoorzieningen kunnen worden gerealiseerd. Volgens mij zou het goed zijn als hij zich eerst, samen met mensen van de opvangvoorzieningen, zou oriënteren op de vraag of dat wel gewenst is. Creëren wij hiermee niet een soort politieomgeving in een opvangvoorziening? Ik vraag mij af of dat wel wenselijk is. Een toezegging is dus mooi, maar ik denk dat eerst een oriëntatie op dit punt, zowel bij de opvangvoorzieningen als bij de politie, wel nuttig zou zijn.

Mijn tweede vraag gaat over gemeenten. Er komen steeds meer taken bij gemeenten te liggen. De grote gemeenten zullen die taken allemaal goed kunnen oppakken en zij zullen ook het prostitutiebeleid goed kunnen vormgeven. Lopen we echter niet het gevaar dat de mensenhandel zich verschuift naar de kleinere gemeenten, juist doordat er door grotere gemeenten adequaat kan worden opgetreden en goed beleid kan worden geformuleerd? Mensenhandelaren zouden hun slachtoffers kunnen gaan onderbrengen in gemeenten die dit nog niet zo goed onder de knie hebben. Ik vraag de Minister daarom om met de VNG te monitoren of gemeenten in staat zijn om die taken allemaal even adequaat uit te voeren.

Daarbij gaat het ook over de RIECs en de verbinding met de Veiligheidshuizen. Die is heel belangrijk, omdat de gemeenten volop participeren in de RIECs. Ik maak mij steeds meer zorgen over de Veiligheidshuizen, ook al omdat ik toch verneem dat het Openbaar Ministerie zich er wat uit terugtrekt. De Minister zegt steeds dat dit niet zo is, maar ik krijg toch andere signalen. Volgens mij is dus een ketenaanpak buitengewoon belangrijk. Ik vraag daarvoor daarom nogmaals aandacht.

De Minister noemde een lange rij namen van specialistische eenheden die bij de politie verantwoordelijk zijn voor de aanpak van mensenhandel, maar ik heb hem daarbij de zedenrechercheurs niet horen noemen. In een vorig overleg heeft de Minister met nadruk gezegd dat de zedenrechercheurs nu zo zijn opgeleid dat zij ook goed kunnen omgaan met mensen die een behoorlijk traumatisch verleden hebben. Als wij die er nu uit gaan slopen, ga ik de Minister toch vragen om echte specialisten bij de verhoren te betrekken, opdat mensen met een traumatische ervaring wél heel goed kunnen worden verhoord.

De heer Segers (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de antwoorden en de toezeggingen. Er zijn nog een paar dingen van mij blijven liggen.

In de eerste plaats kom ik op een vraag die ik in de eerste termijn niet heb kunnen stellen en die ik nu aan de Staatssecretaris wil stellen. Hij gaat over de beperkingen die het Verdrag van Schengen oplegt aan de Marechaussee bij de mobiele grenscontrole en bij het houden van controles in treinen. Ik ken de frustratie daarover bij de Marechaussee. Men wordt daarbij zeer beperkt, terwijl men bij de Marechaussee meer ruimte voor die mobiele grenscontroles zou willen hebben. Kunnen die mogelijkheden op de een of andere manier worden opgerekt?

Ik dank de Minister voor zijn toezegging dat hij over de tippelzones in gesprek wil gaan met de gemeenten waar die zones nog zijn. Ik begrijp dat daarbij de gemeentelijke vrijheid een rol speelt en dat de Minister daarmee te maken heeft. Het kan echter helpen als de hulp die wordt geboden in bijvoorbeeld Amsterdam en Rotterdam, en de ervaringen die daar worden opgedaan, worden gedeeld. Dat aanbod moet worden gedaan. Het kan ook helpen als er misschien geen dwang, maar wel zachte drang wordt uitgeoefend. Ik hoor daarop graag een reactie.

Ook over de «one strike and you're out»-benadering wil de Minister overleggen. Wanneer krijgt de Kamer daarover meer informatie?

De Minister heeft helder gezegd dat hij geen pooierverbod wil instellen. Hij heeft echter ook gezegd dat hij niet bereid is om de mogelijkheden daarvoor te laten onderzoeken. Hij zegt: een pooierverbod voegt niets toe. Hoe weet hij dat zo zeker? Daarvoor is volgens mij juist een onderzoek nodig. Er is een raadsheer in de Kamer geweest die omstandig en gedetailleerd uitlegde dat zo'n verbod wél iets toevoegt en dat hij zo'n verbod nodig heeft. Ik wil dus dat dat in ieder geval wordt onderzocht. Ik overweeg om op dat punt een motie in te dienen. Daarom vraag ik bij dezen een VAO aan.

De Minister heeft geen antwoord gegeven op mijn vraag over het OM en de bezuiniging. In hoeverre leidt de prioriteit die wordt gelegd bij de bestrijding van mensenhandel, tot het bij deze bezuinigingen ontzien van het deel van het OM dat zich met de bestrijding van mensenhandel bezighoudt?

Hij heeft ook niet gereageerd op mijn vraag over het WODC-onderzoek. Leidt bijvoorbeeld de legalisering van prostitutie tot meer mensenhandel? De Nationaal Rapporteur heeft gezegd dat er meer data nodig zijn en dat er meer onderzoek moet plaatsvinden. Kan het WODC een internationale vergelijking opstellen? Daarbij moeten het Nederlandse prostitutiebeleid en de effecten ervan worden vergeleken met het beleid in de ons omringende landen.

Het woord «moralisme» viel in het interruptiedebatje met mevrouw Berndsen. Wat mij betreft is er geen ruimte voor moralisme in dit debat, maar wel voor moraal. Ik heb al eerder gezegd dat hierbij menselijke waardigheid en menselijke vrijheid op het spel staan. Dat zijn fundamentele waarden en noties. Ik wens de Minister en alle hier aanwezige Kamerleden de bereidheid toe om alles wat nu nog heilig lijkt, op te geven als dat kan leiden tot minder slachtoffers van mensenhandel, tot minder pijn en minder verdriet. Ik hoop dat mijn collega's en de Minister hiernaar luisteren, zeker als de ChristenUnie pleit voor het opgeven van wat nu nog heilig lijkt. Ik hoop dat we met die openheid het debat hierover kunnen blijven aangaan.

De heer Van der Steur (VVD): Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de antwoorden op de vele vragen die zijn gesteld. Vandaag wordt weer duidelijk dat mensenhandel een veelkoppig monster is. Eigenlijk is voor het effectief afhakken van elke kop steeds een ander instrument nodig. Daarmee moet er ook voor worden gezorgd dat die kop niet opnieuw aangroeit. We hebben vandaag gesproken over de Marechaussee, over de politie, over gemeenten, over alle mensen in het maatschappelijk veld die hiermee te maken hebben, over de ketenaanpak, maar natuurlijk ook over de rol die het Rijk hierbij speelt. Iedereen kan en moet hieraan een bijdrage leveren. Wij moeten ervoor zorgen dat slachtoffers van mensenhandel worden geholpen en dat daders worden gepakt. Tegelijkertijd moeten wij ervoor zorgen dat mannen en vrouwen die er volledig vrijwillig voor kiezen om door middel van prostitutie in hun inkomen te voorzien, dit op een normale manier kunnen doen. Dat is de insteek van de VVD-fractie. Het is belangrijk om ons daarbij te realiseren dat de lichamelijke integriteit, het zelf kunnen beschikken over het eigen lichaam, een van de belangrijkste menselijke waarden is. Ik zei dat in de eerste termijn ook al. Elke inbreuk die daarop wordt gedaan, is voor een liberaal, maar ook voor anderen, onacceptabel.

De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de beantwoording. Kortheidshalve sluit ik mij aan bij wat mevrouw Kooiman heeft gezegd over de taaltoets, bij de vraag van de heer Segers om onderzoek naar de mogelijkheden voor een pooierverbod en voor het overige bij alle verstandige opmerkingen die andere collega's hebben gemaakt.

Over één punt hebben we het nog niet gehad. Ik doel op de brief over gedwongen commercieel draagmoederschap. In eerste instantie dacht ik: hoort die brief wel bij dit algemeen overleg? Ik vond het opvallend dat inderdaad ook de Nationaal Rapporteur Mensenhandel heeft gezegd dat door internet, mondialisering en voortschrijdende voortplantingstechnieken er steeds meer risico ontstaat dat vrouwen worden uitgebuit voor het krijgen van een kind voor de internationale babymarkt. De Nationaal Rapporteur heeft in haar rapport geschreven dat de overheid wensouders over deze risico's zou moeten voorlichten. In de brief van de Minister van november 2012 staat geschreven dat men deze aanbeveling van de Nationaal Rapporteur gaat oppakken, bijvoorbeeld via de website die daarvoor bestaat. Ik heb daar zojuist even op gekeken, maar ik heb de informatie niet onmiddellijk kunnen vinden. Ik heb er dus naar gezocht, maar kon het niet vinden. Ik vraag me af of mensen die er níet naar zoeken, die informatie dan wél zullen vinden. Met andere woorden: is die informatie al voldoende beschikbaar?

Schorsing 18.12 uur tot 18.18 uur.

Minister Opstelten: Voorzitter. Ik dank de geachte afgevaardigden voor hun bijdragen in de tweede termijn.

Mevrouw Rebel en mevrouw Berndsen hebben vragen gesteld over de verhoorstudio's. Begin 2014 zal ik de Kamer daarover nader informeren. We zullen daarbij ook de vraag meenemen die mevrouw Berndsen daarover terecht heeft gesteld. Ik wil trouwens voorstellen dat wij alle nadere rapportages die wij tijdens dit overleg hebben toegezegd, in die ene brief verzamelen. Dat is voor ons, en ook voor de commissie het meest overzichtelijk.

Mevrouw Rebel heeft ook gevraagd naar een onafhankelijke juridische quickscan. Ik ben bereid om aan haar wens tegemoet te komen. De resultaten van zo'n onafhankelijke scan zal ik de Kamer toesturen bij de indiening van de novelle.

De voorzitter: De heer Van der Steur heeft een interruptie. Overigens mag elke woordvoerder de Minister of de Staatssecretaris in de tweede termijn één keer interrumperen.

De heer Van der Steur (VVD): Ik heb in mijn eerste termijn al gezegd dat ik het op prijs zou stellen als bij die quickscan ook wordt betrokken wat de ervaringen zijn in landen waarin zulke strafbaarstellingen bestaan, en wat de effectiviteit ervan is. Ik doel daarbij met name op de bewijslast. Daarover maak ik mijn namelijk grote zorgen.

Minister Opstelten: Ja, die punten zullen we daarbij meenemen. Dit zullen we niet alleen laten doen door de mensen van het ministerie die ik heb genoemd, maar ook door de mensen in de keten en door onafhankelijke partijen.

Mevrouw Rebel heeft ook gevraagd naar de voortgang met de taaltoets. Hierbij speelt natuurlijk het overleg een rol dat wij hierover voeren met Amsterdam. Mevrouw Kooiman heeft daar ook naar gevraagd. Bij de inwerkingtreding in juli 2014 of januari 2015 zullen we de taaltoets voor EU-burgers ook meenemen. Daarbij zullen we letten op de ervaringen met de toetsing in Amsterdam. Dit wordt ook meegenomen in de zojuist genoemde brief die we de Kamer begin 2014 zullen sturen.

De heer Oskam vraagt naar de cijfers uit Hongarije, Roemenië en Bulgarije. Ik moet hem zeggen dat ik hier niet beschik over cijfers over opsporing en vervolging van mensenhandel in Bulgarije, Hongarije en Roemenië. Onze investeringen in contact en samenwerking met deze landen leiden zeker tot resultaten. Zo heeft een bezoek aan Hongarije in december 2012 concrete afspraken opgeleverd, in de eerste plaats in de vorm van een bilateraal operationeel actieplan voor politiesamenwerking, en in de tweede plaats in de vorm van EU-subsidie voor een project om een transnationaal «referral mechanism» op te zetten. De Belgische ngo is daarbij betrokken geweest. Met Bulgarije en Roemenië wordt al langer intensief samengewerkt. Omdat er geen registratie van prostituees bestaat, is ook niet bekend of de instroom van prostituees uit de genoemde landen afneemt. Ik kan wel nog eens bekijken welke indruk men hierover heeft, gebaseerd op concrete situaties. Ik kan bij de politie en bij de Task Force Aanpak Mensenhandel daar nog eens even naar vragen. Dat kan ik verwerken in de genoemde brief die ik de Kamer begin 2014 zal sturen. Ik benadruk echter dus dat dit niet wordt geregistreerd.

De heer Oskam heeft gevraagd naar de samenwerking tussen de douane en de Koninklijke Marechaussee. In het kader van de samenwerking tussen de KMar en de douane is er in het afgelopen jaar een convenant gesloten. Op grond daarvan wordt het delen van informatie geregeld. Mij zijn op dit moment geen signalen bekend over het niet meer mogelijk zijn van informatiedeling op dit terrein op Schiphol. Volgens mij loopt die informatiedeling voortreffelijk. Ik zal bij de betrokken diensten en bij Staatssecretaris Weekers nagaan of er inderdaad problemen zijn met de informatiedeling. De uitkomst daarvan zal ik in de genoemde brief van begin 2014 opnemen.

De heer Oskam (CDA): Ik kan ermee instemmen dat dit allemaal in de brief wordt verzameld, maar die komt pas aan het einde van dit jaar. Over de kwestie van de uitbuiting in de schoonmaakbranche waar de KLM bij betrokken is, de zaak die ik zojuist noemde, wil ik eerder een reactie van de Minister ontvangen, namelijk binnen twee weken.

Minister Opstelten: Ik zal proberen dat voor elkaar te krijgen; dat moet lukken.

Mevrouw Kooiman is teruggekomen op de pabo's en het agogisch onderwijs. Wat betreft de jeugdzorg zal de Staatssecretaris bereid zijn om op dat vlak zijn diensten te verlenen.

Mevrouw Berndsen sprak over een dreigend waterbedeffect als wij taken naar de gemeenten verschuiven. Dat gaan we monitoren, ook in het lopende WODC-onderzoek. Ik zal dit ook in het gesprek met de VNG aankaarten.

Mevrouw Berndsen heeft ook gesproken over de RIECs en de Veiligheidshuizen. Zij stelt dat het OM zich uit de Veiligheidshuizen zou terugtrekken. Hierover hebben wij al een aantal malen gesproken in sessies over de Veiligheidshuizen. Het is een hardnekkig gerucht dat het OM zich uit de Veiligheidshuizen zou terugtrekken. Het OM trekt zich daar niet uit terug. Ik moet dat hier ook weer tegenspreken. Omdat mevrouw Berndsen dit echter zegt, zal ik het continu blijven volgen, want het moet niet gebeuren. Het OM is absoluut een belangrijke en onmisbare partner bij de Veiligheidshuizen.

De zedenrechercheurs zijn inderdaad goed opgeleid en dat blijft ook zo. Ook dit punt van mevrouw Berndsen zal ik meenemen in het kader van de toezegging die ik aan mevrouw Kooiman heb gedaan over de monitor. Mij zijn geen zorgen over dat punt bekend. We hebben veel aandacht geschonken aan de zedenrechercheurs, ook in eerdere overleggen. Dat moet worden vastgehouden en mag niet worden afgebroken. Het moet zelfs worden versterkt. Daarmee ben ik het absoluut eens. Daarom neem ik dit punt mee. Ik zal hierover ook rapporteren in de brief die ik de Kamer in het voorjaar van 2014 zal sturen.

De heer Segers zeg ik dat het zichtbaar is dat het OM in alle geledingen mensenhandel als prioriteit heeft. Dit geldt voor de top, maar ook voor de officieren van justitie en de werkvloer. Ik zeg nogmaals wat ik ook afgelopen dinsdag bij het vragenuur in de Kamer heb gezegd. Er is een taakstelling voor het OM. In 2013 wordt er niets bezuinigd bij het OM. In 2014 wordt er niets bezuinigd bij het OM. In 2015 wordt er niets bezuinigd bij het OM. In 2016 wordt er 20 miljoen bezuinigd bij het OM. In 2017 wordt er 20 miljoen bezuinigd en in 2018 12 miljoen. Daarover hebben we afspraken gemaakt met het OM. Men heeft mij daar verzekerd dat een en ander uitvoerbaar zal zijn met inachtneming van wat we hebben afgesproken, namelijk dat dit niet ten koste zal gaan van de prioriteiten die zijn gesteld. Als dat wel gebeurt en er een probleem ontstaat, dan zal ik de hand uitsteken en zullen we de zaak oplossen. Ik vraag de leden om dit nu voor waar aan te nemen en af te wachten hoe dit loopt. Dit heeft natuurlijk mijn continue belangstelling.

Ik was inderdaad de vraag van de heer Segers over het betrekken van het internationale perspectief bij het onderzoek vergeten te beantwoorden. Hij vraagt of ik bereid ben om onderzoek te laten doen naar de relatie tussen legalisering van prostitutie en het bestaan van mensenhandel. Wij zullen dit meenemen. Ik ga hiernaar geen apart onderzoek laten doen. In het lopende onderzoek van het WODC zullen we gaarne dit aspect meenemen. Daarover wordt dan ook gerapporteerd. We gaan daarbij uitsluitend in op de situatie in de ons omringende landen.

Er is ook nog teruggekomen op een onderzoek naar mogelijkheden voor een pooierverbod. Ik houd vast aan wat ik in de eerste termijn hierover heb gezegd. Ik ben wel bereid om in de brief die ik begin 2014 naar de Kamer zal sturen, nog eens even uitgebreid in te gaan op de mogelijkheden voor zo'n pooierverbod. Dat zal ik doen met de kennis van dan, want er gaat natuurlijk heel veel gebeuren. Ik zal bezien of ik in die brief de heer Segers nog meer kan informeren en of ik hem op dat punt kan overtuigen, iets wat kennelijk nu nog niet is gelukt. Ik zal hierop dus met nadruk en zeer inhoudelijk ingaan in de toegezegde brief.

De heer Van der Steur heeft in zijn tweede termijn geen vragen gesteld. De heer Van der Staaij heeft een vraag gesteld die op het terrein van de Staatssecretaris ligt.

Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Mevrouw Rebel vroeg aandacht voor zicht op de oplossingsrichtingen. Dat zullen we zeker meenemen als het toegezegde rapport van het WODC binnen is.

De vraag van mevrouw Kooiman over de opleidingen was blijven liggen. Ik zal samen met Staatssecretaris Van Rijn aan de Minister van Onderwijs vragen of er in alle opleidingen voor beroepen met kinderen aandacht kan worden besteed aan het onderwerp loverboys. Op die manier kunnen wij ervoor zorgen dat de kwalificaties en vaardigheden die mensen moeten hebben om problemen op dat vlak te herkennen, de nodige aandacht krijgen.

Er is gevraagd wanneer de uitkomsten beschikbaar komen over het opnemen van de meldplicht in de meldcode. Wij denken dat wij de Kamer daarover begin volgend jaar meer kunnen melden.

Mevrouw Kooiman zei nog dat alle slachtoffers professionele hulp dienen te krijgen. Het vrijwillig kader valt onder de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Ik benadruk dat als mensen op een bepaald moment worden doorverwezen naar dat vrijwillig kader, er in die constellatie altijd sprake is van een hoofd- en een onderaannemer. Op die manier is er ook altijd toezicht van de inspecties. De zorg die mevrouw Kooiman heeft, is ook de zorg van het kabinet.

De heer Segers heeft nog een nieuwe vraag gesteld, die ik eigenlijk al een beetje had gemist in de eerste termijn. Die vraag gaat over het Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV) door de Koninklijke Marechaussee. Het vorige kabinet, en ook het huidige kabinet is erg ongelukkig met het Melki-arrest van het Europese Hof van Justitie van 22 juni 2010. Met die uitspraak en de nationale jurisprudentie zijn de MTV-controles wettelijk ingekaderd. De beperkingen gelden duur, tijdstip en frequentie. Met name het laatste doet pijn. Er zijn inderdaad heel vervelende voorbeelden van. De heer Segers noemde controles in treinen, maar dit geldt ook voor controles op de luchthavens. Hoe vaak kun je vluchten controleren? Mag je dat maar één keer doen, of mag je dat, als het nodig is, ook zes keer doen? Ik heb de Kamer naar aanleiding van de behandeling van de vorige begroting van Justitie in een brief op 4 april jl. geïnformeerd over mogelijke uitbreiding van het Mobiel Toezicht Veiligheid. Ik heb daarin ook geschreven dat de mogelijkheden beperkt zijn, wat ik later nog eens in een algemeen overleg over de vreemdelingenketen heb herhaald. Ik moet zeggen dat ze heel beperkt zijn. Daarbij gaat het over knelpunten die de Koninklijke Marechaussee terecht meldt. Ik ben wel gebonden aan het Melki-arrest van het Europese Hof van Justitie. Desalniettemin wil ik de commissie toezeggen om te onderzoeken of er toch nog een aantal muizengaatjes te ontdekken zijn waardoor de Koninklijke Marechaussee de grenzen nog wat meer kan opzoeken, met name op het vlak van frequentie. Voor het vreemdelingentoezicht is dit ook van belang. Ik zeg er echter bij dat we juridisch aan de grenzen van de mogelijkheden zitten. Ik begrijp de frustratie die er leeft bij de Koninklijke Marechaussee heel goed. Ik heb die zelf ook ervaren bij werkbezoeken. Tegelijkertijd zal het kabinet moeten respecteren wat er in Europese jurisprudentie wordt vastgelegd.

De heer Van der Staaij stelde een vraag over het plaatsen van informatie over draagmoederschap op de website van de rijksoverheid. Die informatie is op de website geplaatst. Ik heb het zojuist nog even nagekeken. De informatie staat op www.rijksoverheid.nl . Daarop staat bijvoorbeeld een mededeling over commercieel draagmoederschap, over strafbaarheid daarvan en wat daaraan strafbaar kan zijn. Er staat hoe bij draagmoederschap iemand via adoptie ouder kan worden. Het onderwerp commercieel draagmoederschap is uiteraard weerbarstige materie. Er is vorige week in de media veel aandacht voor geweest. Het kabinet beraadt zich op een standpunt, ook in het licht van de discussies die op dit moment worden gevoerd over bijvoorbeeld het meervoudig ouderschap en het meervoudig gezag. Wellicht is het nodig dat een commissie daarnaar in de volle omvang gaat kijken. Het kabinet komt hierop zo snel mogelijk terug.

De voorzitter: Dank u wel.

Er is een VAO aangevraagd. De eerste spreker zal de heer Segers zijn.

Er is een groot aantal toezeggingen gedaan. Het zijn er zo veel dat ik ze hier nu niet allemaal kan opnoemen. Ze zijn te raadplegen in de toezeggingenregistratie. Tegen de mensen op de publieke tribune zeg ik dat ze ook allemaal in het verslag staan genoemd.

Ik dank iedereen voor zijn of haar aanwezigheid.

Staatssecretaris Teeven: Ik heb er uiteraard alle begrip voor dat u de toezeggingen niet allemaal opdreunt, voorzitter, maar het lijkt mij handig als het kabinet op korte termijn een inventarisatie krijgt.

Minister Opstelten: We hebben ze overigens goed genoteerd.

De voorzitter: Ja, prima, dit is een goede aanvulling van de Staatssecretaris. Uiteraard zorgen wij ervoor dat de bewindslieden een overzicht van de toezeggingen krijgen.

Sluiting 19.00 uur.

Volledige agenda

1. EU-voorstel: Mededeling EU strategie bestrijden mensenhandel 2012–2016 – COM(2012)286.

EU-voorstel d.d. 21-06-2012

Organisatie, Europese Commissie.

2. Toezeggingen tijdens het debat mensenhandel 12 juni 2012 over categorale opvang, registratie van minderjarige slachtoffers, uitstapprogramma Rotterdam, veiligheid van opvanginstellingen en terugvorderen van loonderving

Kamerstuk 28 638, nr. 90 – Brief regering d.d. 03-07-2012

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

3. Pilot loverboys en afspraken met bedrijfstakken

Kamerstuk 31 839, nr. 234 – Brief regering d.d. 10-07-2012

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

4. Fiche: mededeling EU strategie uitroeiing mensenhandel 2012–2016

Kamerstuk 22 112, nr. 1443 – Brief regering d.d. 13-07-2012

Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen

5. Doorstroming van slachtoffers van mensenhandel in de opvang

Kamerstuk 28 638, nr. 92 – Brief regering d.d. 08-10-2012

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

6. Onderzoek naar Chinese beautybranche

Kamerstuk 28 638, nr. 93 – Brief regering d.d. 26-11-2012

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

7. Onderzoek Nationaal Rapporteur Mensenhandel naar orgaanverwijdering en commercieel draagmoederschap

Kamerstuk 28 638, nr. 94 – Brief regering d.d. 28-11-2012

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

8. Publicaties Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen

Kamerstuk 28 638, nr. 96 – Brief regering d.d. 26-02-2013

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

9. Mensenhandel en herbezinning wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche

Kamerstuk 28 638, nr. 97 – Brief regering d.d. 08-03-2013

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

10. Beleidsdoorlichting naar de inzet van de Koninklijke Marechaussee (KMar) bij de bestrijding van mensenhandel en mensensmokkel

Kamerstuk 31 516, nr. 3 – Brief regering d.d. 15-03-2013

Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

11. Aanbieding van het rapport «Mensenhandel in en uit beeld. Cijfers vervolging en berechting 2008–2012»

Kamerstuk 28 638, nr. 98 – Brief regering d.d. 10-06-2013

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

12. Rijksbrede aanpak loverboyproblematiek

Kamerstuk 31 839, nr. 306 – Brief regering d.d. 04-07-2013

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

13. Reactie op motie Segers c.s. over bij vermoedens van mensenhandel niet inschrijven bij de Kamers van Koophandel

Kamerstuk 28 638, nr. 99 – Brief regering d.d. 03-07-2013

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

14. Negende rapportage van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen

Kamerstuk 28 638, nr. 102 – Brief regering d.d. 10-09-2013

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

15. Aanbieding en beleidsreactie Korpsmonitor Mensenhandel en Prostitutie 2011–2012

28 638, nr. 103 – Brief regering d.d. 24-10-2013

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

16. Beleidsreactie op de Negende rapportage van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen

Kamerstuk 28 638, nr. 104 – Brief regering d.d. 24-10-2013

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

17. Gevolgen behandeling Wrp voor beleid op prostitutie en mensenhandel en toezeggingen over uitstapprogramma's

Kamerstuk 28 638, nr. 105 – Brief regering d.d. 24-10-2013

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten