Vastgesteld 27 maart 2018
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft op 22 februari 2018 overleg gevoerd met mevrouw Ollongren, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Vice-Minister-President, over:
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Vice-Minister-President d.d. 13 februari 2018 met de beantwoording van een aanvullende vraag commissie over energiebesparende maatregelen (Kamerstuk 32 847, nr. 330);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Vice-Minister-President d.d. 13 februari 2018 over de stand van zaken herziening Europese richtlijn energieprestatie van gebouwen (2010/31/EU) (Kamerstuk 34 636, nr. 3);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Vice-Minister-President d.d. 12 februari 2018 met de reactie op het verzoek van het lid Krol, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 6 februari 2018, over het bericht «Complexen met senioren niet brandveilig» (Kamerstuk 28 325, nr. 170);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Vice-Minister-President d.d. 18 januari 2018 over het actieplan Toegankelijkheid voor de bouw (uitvoering motie-Volp over een actieplan voor de bouw conform het VN-verdrag (Kamerstuk 24 170, nr. 155)) (Kamerstuk 33 990, nr. 63);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Vice-Minister-President d.d. 18 december 2017 over de voortgang herziening van de richtlijn energieprestatie van gebouwen (Kamerstuk 21 501-33, nr. 688);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Vice-Minister-President d.d. 18 december 2017 over de voortgang van de in ontwikkeling zijnde wettelijke verplichting voor installateurs (Kamerstukken 28 325 en 29 304, nr. 168);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Vice-Minister-President d.d. 11 december 2017 met de reactie op het verzoek van het lid Wassenberg, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 28 november 2017, over de energierekening van huurders (Kamerstuk 34 762, nr. 14);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Vice-Minister-President d.d. 8 december 2017 met de reactie op het verzoek commissie om erkenning aan wand vastgemonteerde elektrische verwarming in huurwaarde puntenstelsel (Kamerstukken 32 847 en 27 926, nr. 310);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Vice-Minister-President d.d. 8 december 2017 over de stand van zaken op het gebied van energiebesparing gebouwde omgeving (Kamerstuk 30 196, nr. 563);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Vice-Minister-President d.d. 7 december 2017 over energiezuinige nieuwbouw per 2020 (BENG) (Kamerstuk 30 196, nr. 562);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 23 oktober 2017 met de reactie op het rapport «Hijsen in het hart van de stad: ongeval bouwplaats Rijnstraat» (Kamerstuk 28 325, nr. 167);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 5 oktober 2017 over de toezeggingen uit het debat van 14 september 2017 over energiedoelen corporaties (Kamerstuk 29 453, nr. 458);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 29 september 2017 met de reactie op aanvullende ingebrekestelling richtlijn energieprestatie van gebouwen 2010/31/EU (Kamerstuk 30 196, nr. 557);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 26 september 2017 over het instorten parkeergarage Eindhoven Airport (Kamerstuk 28 325, nr. 166);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 14 juli 2017 met de reactie op het verzoek van het lid Beckerman, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 22 juni 2017, over energiedoelen van woningcorporaties (Kamerstuk 29 453, nr. 450);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 11 juli 2017 met de reactie op het verzoek van de commissie over het energielabel voor woningen;
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 15 juni 2017 over de stand van zaken met betrekking tot diverse moties en toezeggingen, vooral op het gebied van energiebesparing (Kamerstuk 30 196, nr. 548);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 7 april 2017 inzake oprichting van de stichting Fonds Duurzaam Funderingsherstel en de benoeming van de voorzitter van de raad van toezicht (Kamerstuk 34 645, nr. 2);
– de verzamelbrief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 8 maart 2017 naar aanleiding van het AO Bouwregelgeving en afdoening commissiebrief over de Stichting Fonds Duurzaam funderingsherstel (Kamerstuk 28 325, nr. 164);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 28 februari 2017 met de reactie op de motie van het lid Voortman over instelling van een werkgroep voor gebouwgebonden financiering van energiebesparingsrenovaties (Kamerstuk 30 196, nr. 540);
– de brief van de Minister voor Wonen en Rijksdienst d.d. 13 oktober 2016 over de onderzoeksplicht roestvaststaal in zwembaden (Kamerstuk 28 325, nr. 159).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De waarnemend griffier van de commissie, Hendrickx
Voorzitter: Ziengs
Griffier: Roovers
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Becker, Dik-Faber, Van Eijs, Grashoff, Koerhuis, Kops, Krol, Ronnes en Ziengs,
en mevrouw Ollongren, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Vice-Minister-President.
Aanvang 14.05 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag en hartelijk welkom bij het algemeen overleg van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken met als onderwerp bouwregelgeving en energiebesparing. Ter rechterzijde hebben inmiddels de leden plaatsgenomen, achtereenvolgens: de heer Koerhuis namens de VVD, mevrouw Dik-Faber namens de ChristenUnie, de heer Kops namens de PVV, mevrouw Van Eijs namens D66, mevrouw Beckerman namens de SP, de heer Krol namens 50PLUS en de heer Ronnes namens het CDA. Ter linkerzijde van mij ziet u de Minister met haar staf. En natuurlijk ook hartelijk welkom aan alle belangstellenden.
De spreektijd stellen we vast op vijf minuten. De heer Grashoff van GroenLinks is inmiddels ook aangeschoven. Het wordt allemaal erg krap, moet ik er wel even bij zeggen, want we hebben om 14.30 uur nog de herdenking van voormalig premier Lubbers in de plenaire zaal. Daarvoor zullen we schorsen tot 15.00 uur. Verder hebben we rond de klok van 16.30 uur stemmingen. Ik zal toch proberen om binnen dat tijdsbestek dit te gaan vervolmaken. Daar ligt natuurlijk wel een uitdaging voor ons allen en daarom stel ik voor om nu gelijk te beginnen met de eerste spreker, de heer Ronnes namens het CDA. Overigens doen we twee interrupties. Ik had het nog niet gezegd, maar bij dezen.
De heer Ronnes (CDA):
Dag aanwezigen. Dank voorzitter. Dit AO is een aantal keer uitgesteld en daarom is de agenda ook veel langer geworden. Omwille van de tijd wil ik meteen met een aantal inhoudelijke punten beginnen. Ik heb er nogal wat en vandaar dat ik rechtstreeks doorga naar de inhoud van de zaken die op de agenda staan.
Allereest de Woningwet en de verduurzaming, voorzitter. De corporaties klagen dat de Woningwet niet een wet is die bijdraagt aan de energietransitie. De Woningwet begrenst de activiteiten van corporaties tot hun kerntaken waardoor een groot aantal activiteiten op het gebied van duurzaamheid niet zijn toegestaan. Hierdoor worden kansen gemist, bijvoorbeeld doordat zonnepanelen gebouwgebonden moeten zijn. Maar er zijn natuurlijk situaties waar dat beter geregeld kan worden, soms ook zodat het meer opbrengst kan bieden. Wil de Minister bezien of die stelling van de corporaties klopt en als dat waar is, moeten we de corporaties die helpen bij het uitvoeren van de energietransitie, dan niet snel meer armslag geven?
Dan de evaluatie van de Woningwet. Hoe staat het met de evaluatie van de Woningwet? Wat kunnen we verwachten van de evaluatie? Gaat die ons ook echt vertellen of de corporaties de grote maatschappelijke opgaven die er liggen, met deze Woningwet aankunnen of dat er veranderingen moeten worden doorgevoerd? En wanneer kunnen we die evaluatie verwachten?
De aftrekregeling voor betaalbare nieuwbouw. Ook daar zit een belangrijk element voor de verduurzaming van de gebouwde omgeving. Kunnen we al iets zeggen over waar die aftrekregeling voor nieuwe goedkope woningen terechtkomt? Wij zien op de website dat de bodem van die pot al in zicht komt. Hoe gaan we daarmee verder? Het is een succesvol instrument en we moeten wat het CDA betreft doorgaan met dat stimuleren van die goedkope woningbouw. Is het denkbaar dat dit meegenomen wordt in de discussie rondom de meeropbrengsten van de verhuurderheffing waar eerder door deze Kamer een motie (34 775-XVIII, nr. 21) over is aangenomen?
Dan de woonlasten versus huurlasten. De corporaties doen de suggestie om de woonlasten als uitgangspunt te nemen en niet de huurlasten, zoals de wettelijke regels nu voorschrijven. Corporaties zouden dan misschien makkelijker investeren in duurzaamheid. Huurders krijgen meer comfort en lagere woonlasten en energielasten worden gestimuleerd. Wat vindt de Minister van die suggestie en zou ze dit willen oppakken?
Dan kom ik bij het punt van de brandveiligheid en dan met name die van de seniorenhuisvesting. Onderzoeken van de Brandweeracademie hebben laten zien dat de eisen die het Bouwbesluit aan woningen stelt onvoldoende zijn om de brand- en vluchtveiligheid in seniorencomplexen op een aanvaardbaar niveau te brengen. Het CDA en ook andere partijen in deze Kamer hebben daarom al vaker gepleit voor het opnemen van seniorencomplexen als aparte gebouwfunctie in het Bouwbesluit. Daar wil Binnenlandse Zaken, deze Minister, niet aan. In de brief van 12 februari 2018 geeft de Minister aan voor nieuwbouw wijzigingen van het Bbl (Besluit Bouwwerken leefomgeving) te overwegen. Dat gaat vooral over nieuwbouw, maar wat te denken van verbouw en de transitie van gebouwen? Wij snappen niet waarom alleen bij nieuwbouw. Kan de Minister ons dat duidelijk maken? We willen dat er echt goed gekeken gaat worden naar de noodzakelijke ontvluchtingsvoorzieningen voor senioren. Dat is nu volgens de Brandweeracademie niet op orde. Met name de rookverspreiding en de keuzes die senioren moeten maken rond de «stay in place» en liftgebruik zijn niet goed geregeld. Het CDA zou graag willen dat de Minister zorgt voor betere brandveiligheidsmaatregelen in seniorencomplexen.
Dan kom ik bij een brief die wij ontvangen hebben over de toegankelijkheidsvoorschriften voor nieuwbouwappartementen. Dat is een brief van een aantal organisaties waarin wordt gevraagd om de toegankelijkheidsvoorschriften voor nieuwbouwappartementen aan te passen conform een advies van het adviesbureau RIGO. Wij hebben daar al eerder over gesproken in deze Kamer en toch willen dit nog eens opnieuw opbrengen.
RIGO heeft in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken berekend dat het verbeteren van toegankelijkheidseisen voor nieuwbouwappartementen haalbaar is en met beperkte kosten gepaard gaat. We willen aan die oproep van onder andere Ieder(in) het volgende koppelen. Hoe denkt de Minister over levensloopbestendig bouwen? We zijn daar een warm voorstander van maar wel onder de nadrukkelijke voorwaarde dat het niet tot meer regels leidt. Wat gaat de Minister doen met de adviezen van RIGO? Wil de Minister met ons meedenken over hoe we levensloopbestendig bouwen verder kunnen stimuleren?
De voorzitter:
Wilt u afronden?
De heer Ronnes (CDA):
Ja, dat doe ik. Ik heb nog een opmerking over legionellabesmetting. De cijfers zijn zorgelijk. De laatste die ik heb gezien, stammen uit 2016 en laten zien dat het aantal besmettingen enorm toeneemt. Over legionellabesmetting heeft het ISSO, het Instituut voor Studie en Stimulering van Onderzoek op het gebied van gebouwinstallaties, nadrukkelijke aanbevelingen gedaan richting het ministerie. Is de Minister ook bereid werk te maken van die actiepunten, te weten voorlichting en bewustwording in de bouwsector, de verantwoordelijkheden helder schetsen aan de bouwpartijen en aandacht voor gemeentelijk toezicht op het terrein van legionellabesmetting?
Tot zover mijn eerste termijn, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Krol namens 50PLUS. Wilt u de microfoon even aanzetten?
De heer Krol (50PLUS):
Ik had gehoopt dat die al werkte, voorzitter. Bij dezen. Dank u, voorzitter.
De brandveiligheid in seniorencomplexen. Het punt stond aanvankelijk niet op de agenda, maar mij werd de suggestie gedaan om het onderwerp in dit AO aan de orde te stellen. Hartelijk dank daarvoor en ook mijn hartelijke dank voor de brief van de Minister. Die brief heb ik eerlijk gezegd twee keer moeten lezen. Het is bijna niet te geloven: er gaat nu eindelijk iets gebeuren. En dat nadat 50PLUS jarenlang dit probleem heeft aangekaart. We voelden ons zo langzamerhand een roepende in de woestijn. Er gaat nu iets gebeuren, maar het is nog niet genoeg. Wat dat betreft ben ik het geheel eens met mijn collega van het CDA.
Het gaat echt om een ernstig probleem. Uit onderzoek van de Brandweeracademie blijkt dat senioren bij brand niet zelfredzaam zijn en dat senioren niet binnen één minuut na het ontdekken van de brand hun appartementen verlaten. De helft van de dodelijke slachtoffers door brand is 60-plusser. Dat cijfer is een gemiddelde over acht jaar en het gaat dus niet om een enkele uitschieter. Het is een structureel gegeven en het zijn werkelijk schrikbarende cijfers. De Minister kondigt nu in haar brief aan het Besluit bouwwerken leefomgeving aan te passen zodat ook bij verbouw en transformatie van een gebouw de nieuwbouweisen voor brandveiligheid gaan gelden en tevens worden er strengere eisen gesteld om rookverspreiding tegen te gaan.
Graag geef ik de Minister nog een aantal punten mee. Het is aan gemeenten om gebouweigenaren te manen tot het brandveiliger maken van een gebouw. De gemeente heeft er ook instrumenten voor, maar hoe vaak doen gemeenten dat? Wij krijgen daar toch niet zulke vrolijke berichten over. Is de Minister bereid om samen met de VNG die mogelijkheden nogmaals onder de aandacht te brengen bij de gemeenten en is het ook mogelijk om de urgentie ervan te benadrukken? Tevens ter overweging, zou zo'n gemeentelijke aanschrijving niet standaard moeten gebeuren als een bepaald percentage senioren in een gebouw woont? En in het verlengde daarvan, ziet de Minister kans om in gebouwen waar senioren wonen het houden van brandweeroefeningen te stimuleren?
Ten slotte. In wooncomplexen met veel senioren zijn ook veel scootmobielen. Ruimte om de voertuigen veilig te parkeren ontbreekt; bij de bouw is logischerwijs geen rekening gehouden met het parkeren ervan. Als gevolg daarvan worden de uitgangen, de galerijen en de gangen onbedoeld geblokkeerd en bij brand kan dat fataal zijn. Het aantal scootmobielen zal naar verwachting binnen een paar jaar groeien van nu 300.000 naar 600.000. Kan de Minister aangeven of zij dit probleem erkent en aan welke oplossingen ze denkt en werkt?
Ik dank u zeer.
De heer Ronnes (CDA):
Ik hoor dat de heer Krol dezelfde zorgen heeft als wij. Dat wisten we ook van elkaar. U grijpt vooral terug op de brief die wij van de Minister hebben ontvangen en waarin vooral ingegaan wordt op de regelgeving voor de nieuwbouw. Bent u het met mij eens dat we ook nog eens heel goed moeten kijken naar de bestaande bouwomgeving en de transitie van gebouwen naar een woonfunctie?
De heer Krol (50PLUS):
Absoluut. Ook dat weten we van elkaar, want we ijveren daar al jaren samen voor. Laten we dat vooral blijven doen. Het is heel belangrijk, maar ik ben toch ook heel blij dat er eindelijk, na al die jaren waarin wij daarop hebben aangedrongen, een lichtpuntje zit aan te komen. Ik wil ook weleens een compliment maken aan deze Minister. Maar nu graag doorpakken, dat onderschrijf ik geheel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Beckerman namens de SP.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel, voorzitter. Vanwege de tijd val ik gewoon meteen met de deur in huis.
Sinds 2006 wijst de Onderzoeksraad voor Veiligheid op zwakke plekken in het bouwproces van tientallen aannemers en onderaannemers. Steeds weer concluderen deze onafhankelijke onderzoekers dat regie op de bouwplaats ontbreekt. Grote incidenten en ongevallen vinden met enige regelmaat plaats, soms zelfs met dodelijke afloop. De aanbeveling van de raad is helder: benoem een hoofdconstructeur en maak één iemand verantwoordelijk voor de constructieve veiligheid en het gehele ontwerp. Hoe gaat de Minister de regie op de bouwplaats verbeteren?
Er is al jaren onduidelijkheid over het toezicht op de bouw. Er kwam een wet die het bouwtoezicht zou privatiseren, een wet die eigenlijk niemand wilde. De Eerste Kamer wilde die wet ook niet en er is nu dus weer onduidelijkheid. Wat doet het kabinet hieraan? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de bouwconsument beter wordt beschermd maar dat niet tegelijkertijd het toezicht wordt geprivatiseerd? Komt de Minister met een aanpassing van de wet? Wanneer weet de bouwwereld waar ze aan toe is, want de wereld staat niet stil? Denk bijvoorbeeld aan de ingestorte parkeergarage bij vliegveld Eindhoven: het is nog niet duidelijk waar dat aan lag. Heeft het toezicht gefaald? Is er een uitvoeringsfout of een constructiefout gemaakt? Waar kunnen mensen nu heen als er fouten worden gemaakt?
Ik vernam via de Vereniging Eigen Huis dat nutsvoorzieningen bij nieuwbouwwoningen vaak te laat worden aangesloten. Het kan toch niet zo zijn dat mensen letterlijk in de kou zitten? Wie is er verantwoordelijk voor de vertraging? Waar kan een huiseigenaar terecht met klachten hierover?
Voorzitter. Mijn derde punt. De laatste tijd heb ik regelmatig aan de bel getrokken over de veiligheid van bouwvakkers en bewoners, bijvoorbeeld over onveilige cv-ketels die voor branden en mogelijk ook voor koolmonoxidevergiftiging kunnen zorgen, zo berichtte RTL. Wat is de stand van zaken van het onafhankelijke onderzoek naar koolmonoxidevergiftiging? Wanneer kan ik ervan uitgaan dat er geen onveilige cv-ketels meer zijn? Ook is er onduidelijkheid over de risico's van gespoten purschuim. De volksgezondheid is mogelijk in het geding en daarom ben ik blij dat de Minister naar aanleiding van vragen van de SP de toezegging heeft gedaan dat het Bouwbesluit wordt aangepast. Ik vraag me wel af of die aanpassingen voldoende zullen zijn. Welke veilige alternatieven zijn er voor gespoten purschuim en kan de Minister die alternatieven stimuleren?
Voorzitter. Gisteren was er een verontrustende uitzending van Zembla over grootschalige renovaties. Daarbij gaat het regelmatig mis tussen de bewoners en de woningbouwcorporaties. Huurders die maanden in het stof en het lawaai zitten, worden gek van het renoveren van hun bewoonde straat. De overlast, de onveilige situaties, het gebrek aan inspraak en de afwikkeling van schade zorgen voor ongerustheid en boosheid. Wat gaat de Minister daaraan doen, met name wanneer er asbest wordt aangetroffen? Hoe kunnen huurders beter worden beschermd?
De komende jaren gaan in het hele land miljoenen huurwoningen op de schop om duurzaam te worden. Hoe worden huurders daarbij betrokken? Welke zeggenschap hebben zij en in hoeverre houden corporaties daar rekening mee? Hebben huurders altijd recht op een vervangend huurhuis? Waarom moet er een medisch document worden overlegd, zoals uit de uitzending bleek? Dat kan toch niet waar zijn?
Om te verduurzamen zijn grote investeringen nodig, maar voor een groot deel van de corporaties is dat financieel niet mogelijk. Volgens het Waarborgfonds Sociale Woningbouw gaat het om 40% van de corporaties en om 128 van de 329 van de corporaties in vooral de Randstad en Limburg. Als het energiezuinig maken van woningen de Minister iets waard is, moet ze gaan leveren. Inclusief de maatregelen in het regeerakkoord stijgt de gemiddelde energierekening voor huishoudens in 2021 met circa € 175 ten opzichte van 2017. Dat stelt de Minister zelf in haar brief. De NOS berichtte met de kop «Armste Nederlanders draaien op voor het klimaatbeleid». Het kabinet zet vraagtekens bij de getallen, maar de inhoud staat, zou ik zeggen. Ik hoop op een reactie van de Minister op hoe we dit betaalbaar voor huurders gaan regelen. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van Eijs namens D66.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Voorzitter, dank u wel. Er staan vandaag een heleboel onderwerpen op de agenda. Ik zou er vandaag graag drie willen uitlichten: verduurzaming, toegankelijke woningen en het grote tekort aan woningen.
Op het gebied van de verduurzaming ligt een enorme opgave, onder andere de operatie om Nederlandse woningen van het gas af te krijgen. De studies voorzien dat in Nederland op termijn 30% tot 60% van de warmtevraag door collectieve warmtenetten zal worden ingevuld. Nu is dat ongeveer 5%. Warmtebronnen moeten dan net als duurzame elektriciteitsbronnen kunnen worden gealloceerd aan specifieke afnemers. Hiervoor is er een norm, de NEN 7125, en de Minister stelde eerder voor om die nieuwe norm pas aan te wijzen bij de introductie van de nieuwe BENG-normen en ook dan pas duidelijkheid te geven over het toestaan van allocatie van warmtebronnen. Hierdoor is er nog tot 2020 onzekerheid voor investeerders. Onze vraag is dan ook: kunnen we niet nu al aangeven of we deze NEN-norm wel of niet gaan invoeren?
Naast dit soort regelgeving ligt er een knelpunt bij de financiering. Op dit aspect wil D66 de Minister vragen te kijken naar drie punten om te zorgen dat het verduurzamen van woningen sneller gaat. D66 wil weten of het Nationaal Energiebesparingsfonds beter benut zou worden als het voor meer vve's geschikt wordt gemaakt door de financieringstermijn van 15 naar 20 jaar te verlengen en het minimumaantal woningen in een vve te verlagen naar vijf. D66 vraagt zich af of het ongebruikte geld uit de FEH-regeling, dat corporaties niet nodig hebben, kan worden toegevoegd aan het geld voor de STEP-subsidie. D66 vraagt de Minister om een reactie op de brief van verschillende wethouders die het middel baatbelasting willen inzetten om de verduurzaming van woningen te financieren. Wij roepen haar op dit experiment te steunen en te kijken of dit kan worden uitgebreid naar funderingsherstel.
Naast voor iedereen een duurzame woning streeft D66 naar een passende woning voor iedereen, maar in Nederland zijn nog te weinig goed toegankelijke woningen voor mensen met een beperking. We zijn dan ook blij met de plannen die de Minister naar ons gestuurd heeft. Maar we weten ook dat de woningvoorraad zich nog maar heel langzaam vernieuwt en in de toekomst gaan we waarschijnlijk meer toegankelijke woningen nodig hebben. Verschillende organisaties wezen op het advies van RIGO Research en Advies over toegankelijkheid waarin eisen worden beschreven voor appartementen boven de 70 vierkante meter, bijvoorbeeld een lift, drempelvrij en met minimale afmetingen. Is het een idee om dit op projectniveau voor een bepaald percentage van de appartementen te verplichten? Wat zijn daarvan de voor- en de nadelen?
Een ander punt bij dit onderwerp: de buitenruimte. Een balkon of een tuin is verplicht voor nieuwbouwwoningen, behalve voor zorgwoningen. Waarom? Juist voor mensen die minder mobiel zijn is buitenruimte thuis extra belangrijk. Zij kunnen minder makkelijk naar het park of het strand. Waarom hebben mensen in een zorgwoning geen recht op die buitenruimte? Kan dit niet aangepast worden in de bouwregelgeving?
Brandveiligheid voor zorgwoningen is ook een belangrijk punt; het is ook al eerder door twee collega's aangestipt. Een ander punt dat ik daarbij naar voren zou willen brengen, is dat uit cijfers van verzekeraars blijkt dat het aantal branden in zorginstellingen en seniorencomplexen toeneemt. Herkent de Minister dit en, zo ja, kan zij onderzoeken hoe dit in elkaar zit?
Naast te weinig toegankelijke woningen zijn er natuurlijk in het algemeen niet voldoende woningen. We bouwen nog steeds te weinig woningen en de vraag neemt nog steeds toe. Wij vragen ons af in hoeverre tijdelijke woningen hier een rol kunnen spelen. Wat zorgt ervoor dat er nu geen tijdelijke woningen worden neergezet? Zijn dat regels of is dat onzekerheid? Is dat onzekerheid of tijdelijk wel echt tijdelijk blijkt of is het lastig om ze te plaatsen? Is hier inzicht in?
Afsluitend, voorzitter. Voor D66 is bouwregelgeving er niet voor niets. Bouwregels geven de kaders aan waarbinnen we hard werken aan duurzame, passende, veilige woningen voor iedereen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Kops namens de PVV.
De heer Kops (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Volgens het Nibud heeft zo'n 37% van de Nederlandse huishoudens financiële problemen, betalingsachterstanden. En de belangrijkste oorzaak daarvan zijn de te hoge lasten, niet in staat zijn om de rekeningen te betalen. En dit soort betalingsproblemen zijn maar moeilijk op te lossen als de rekeningen almaar verder stijgen. Neem nu de huurprijzen. Sinds 2012 zijn de huurprijzen met gemiddeld zo'n 15% gestegen en een PVV-motie (34 775-XVIII, nr. 7) om aan de huurders terug te geven wat het kabinet van hen heeft afgepakt, door de huren met 15% te verlagen, werd door de Kamer weggestemd. Het is maar even dat u het weet!
Neem de energierekening die voor meer dan de helft uit belastingen bestaat. Die stijgt en stijgt. Een miljoen huishoudens – dat is één op de acht – verkeert momenteel in energiearmoede. Vooral de lagere inkomens worden daardoor getroffen. Lagere inkomens zijn een steeds groter deel van hun inkomen kwijt aan de energierekening en een PVV-motie (32 637, nr. 110) om die energierekening te verlagen werd eveneens door de Kamer verworpen. Onthoud dat goed!
Ondertussen staan er op de agenda van dit algemeen overleg heel veel wezenloze zaken, zoals herziening van de Europese richtlijn energieprestatie van gebouwen en een brief over de stichting Fonds Duurzaam Funderingsherstel. Het is geneuzel, geklungel in de marge, terwijl burgers zich iedere maand opnieuw afvragen: kan ik de rekeningen wel betalen? Want ja, voorzitter, je kunt natuurlijk woningen energiezuinig maken wat je wilt, maar als vervolgens de kosten van die energiebesparende maatregelen doodleuk worden doorberekend in de huurprijzen, dan schieten de huurders er per saldo nog niks mee op. En aangezien de energiebelasting en de opslag duurzame energie steeds verder stijgen, gaan burgers in de praktijk alleen maar meer betalen. Dat is de realiteit, alle energiebesparing ten spijt.
De sociale huursector. Is de Minister bereid om ervoor te zorgen dat alle energiebesparende maatregelen die daar worden genomen, op geen enkele wijze worden doorberekend aan de huurders? Graag een reactie. Nu staan mensen met hun rug tegen de muur lijdzaam toe te kijken hoe hun rekening steeds verder stijgt. En als huishoudens in hun huidige situatie een lagere energierekening willen, kunnen ze feitelijk niets anders doen dan de kachel lager zetten of zelfs helemaal uitzetten. En dat is ook wat er gebeurt, letterlijk! Onlangs nog werd bekend dat bewoners van een seniorencomplex in Veenendaal honderden euro's méér kwijt zijn aan stookkosten. Er zijn ouderen die de rekening letterlijk niet meer kunnen betalen. 's Winters leven deze ouderen in de keuken, zodat ze de verwarming in de woonkamer niet aan hoeven te zetten. En ook gaan ze eerder dan gewenst naar bed ...
De voorzitter:
Mag ik? Een interruptie van mevrouw Van Eijs. Ik probeerde al even de aandacht te krijgen. Mevrouw Van Eijs, gaat uw gang.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Ik ga even een stukje terug, want u bent inmiddels al verder in uw betoog. U gaf aan dat u vindt, en dat ben ik met u eens, dat de huurder uiteindelijk niet meer kwijt moet zijn aan woonlasten als zijn woning wordt geïsoleerd. U gaf net één voorbeeld, maar heeft u aanwijzingen dat dit op grote schaal gebeurt? Als een woning of een complex wordt gerenoveerd, is de bewoner dan altijd meer geld kwijt of is hij evenveel geld kwijt als voorheen?
De heer Kops (PVV):
Het is precies zo gegaan met de verhuurderheffing. Die is gewoon doorberekend en dat gaat hier gewoon ook gebeuren. De 100 miljoen die het kabinet beschikbaar stelt voor de verduurzaming, is natuurlijk lang niet genoeg, als je dat al zou willen natuurlijk. Er is dus geen enkele reden om aan te nemen dat de verhuurders van corporaties dat niet gaan doorberekenen.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Ik kom uit die wereld, dus ik kan u wel wat voorbeelden geven van woningcorporaties die soms niets of maar zeer weinig van de kosten die ze maken voor de verduurzaming, doorberekenen aan hun huurders. Die huurders zit dus aan het eind van de verbouwing in een woning die weer op orde is – geïsoleerd, comfortabel, kinderen die niet met enkel glas slapen en geen schimmel in de woning – én in een woning waarvoor er uiteindelijk, gecombineerd, minder uit de portemonnee gaat aan energielasten en huur. Ik zou u daar graag voorbeelden van laten zien.
De heer Kops (PVV):
Dat laatste klopt natuurlijk niet helemaal, want je kunt natuurlijk wel leuk – we zijn daar natuurlijk ook voorstander van – gaan isoleren, maar als aan de andere kant de energiebelasting ontzettend omhoog gaat, kun je daar niet tegenop besparen. De energierekening gáát voor de huishoudens omhoog. Zo simpel is het. En dan het volgende: op 26 september 2017 hebben wij een motie (29 453, nr. 456) ingediend waarin we oproepen om ervoor te zorgen dat de kosten van energiebesparende maatregelen, niet worden doorberekend. En wat doet D66 dan? Die stemt tegen. Dat is natuurlijk wel heel raar, voorzitter.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u doorgaat met uw betoog. Een interruptie in twee keer.
De heer Kops (PVV):
Voorzitter, ik had het over de senioren die 's winters in de keuken leven, zodat ze de verwarming niet hoeven aan te zetten in de woonkamer. Ook gaan ze vroeger naar bed, omdat het daar warmer is. Hoe schrijnend wil je het hebben? We hebben hier dan een algemeen overleg met de Minister verantwoordelijk voor Wonen. Deelt u, Minister, de mening dat het van de zotte is dat ouderen vanwege te hoge stookkosten in de keuken wonen? Dat is nu de schrijnende realiteit in Nederland.
Voorzitter. In de aanloop naar dit AO vroeg de heer Koerhuis van de VVD mij of ik het nog zou gaan hebben over statushouders en dat is haast een soort oproep. Nou, meneer Koerhuis, statushouders zitten er, in tegenstelling tot onze ouderen, wél warmpjes bij. Zolang uw partij, de VVD, daar niets aan doet en de statushouders in de watten blijft leggen, zal de PVV dat iedere keer weer opnieuw ter sprake brengen.
In Rotterdam heeft miljardairsfamilie Van der Vorm via een stichting 200 woningen gekocht met een gemiddelde koopprijs van € 100.000. Prima, tot zover is dat oké. Maar aan wie worden deze woningen verhuurd? Aan Syrische statushouders! Niet aan Nederlanders, ...
De voorzitter:
Wilt u afronden?
De heer Kops (PVV):
..., nee, alleen aan Syrische statushouders. Ook andere statushouders dan de Syriërs komen niet in aanmerking. Nee, alleen de Syriërs. En de gemeente Rotterdam is hier doodleuk mee akkoord gegaan. Dat de woningen alleen voor de Syriërs beschikbaar zijn en de Nederlanders voor de zoveelste keer worden gediscrimineerd, is voor de gemeente geen enkel probleem.
De voorzitter:
En uw laatste zin.
De heer Kops (PVV):
De Nederlanders die worden gediscrimineerd, diezelfde Nederlanders, betalen nog mee aan deze woningen ook. Dan is mijn vraag aan de Minister: wat gaat zij hier nu eens aan doen? Voorzitter, afrondend, echt mijn laatste zin. Dit is dus Nederland anno 2018! Vanwege de te hoge stookkosten zitten de ouderen letterlijk in de kou, terwijl de statushouders in de watten worden gelegd. Schaamt de Minister zich hier niet voor?
De voorzitter:
Dank u wel. Ik wacht even met het woord geven aan de heer Koerhuis, want er wordt even gekeken hoever men in de plenaire zaal is met de herdenking van de heer Lubbers. Ik verwacht dat elk moment te horen, want onze griffier is net weggelopen om te gaan kijken. Ik weet dat hij heel snel kan lopen en ik verwacht dat hij binnen een minuut met gezwinde pas weer bij ons terug is. Ik doe het zo, omdat ik het ook een beetje lastig vind om de heer Koerhuis hiervoor zo te moeten onderbreken. Ik kijk even of ik beweging zie. Ik zie geen beweging en ik gok er dan maar op. Meneer Koerhuis, het kan zijn dat u straks onderbroken moet worden omdat we richting plenaire zaal moeten. O, wacht even, de griffier komt eraan. Hij zegt me dat we tot 15.15 uur de tijd hebben en ik kan de heer Koerhuis dan ook het woord geven namens de VVD.
De heer Koerhuis (VVD):
Voorzitter, ik begin eigenlijk elk debat hetzelfde. Ik vind onze commissie belangrijk want ik vind een goed en betaalbaar huis voor iedereen belangrijk. Of je nu koopt of huurt, je eigen huis is de plek waar je thuiskomt na een dag hard werken. Om huizen betaalbaarder te maken moeten we veel bouwen en om huizen beter te maken moeten we veel verduurzamen. Dat dat nou precies de twee blokjes zijn die we vandaag bespreken!
Ten eerste het blokje bouwregelgeving. Een goed huis betekent voor mij in de eerste plaats dat je huis veilig is. Ik vind het jammer dat de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen in de Eerste Kamer is blijven liggen. Er zijn de afgelopen maanden een aantal verontrustende berichten geweest: in Engeland een afgebrande flat, in Eindhoven een ingestorte parkeergarage en deze maand nog brandgevaarlijke gevelplaten op flats. Is de Minister het met ons eens dat we zo snel mogelijk de wet aangenomen zouden moeten krijgen? Ik heb hier ook schriftelijke vragen over gesteld. Wat gaat de Minister hieraan doen?
Het regeerakkoord vraagt de Minister om de bouwregelgeving van de gemeenten te verminderen. Wat heeft zij al gedaan en wat gaat zij nog doen? In de gemeente De Wolden kan je bijvoorbeeld binnen een halfuur een vergunning krijgen voor het bouwen en verbouwen van je eigen woning. Wat gaat de Minister doen om ervoor te zorgen dat het in de toekomst in elke gemeente zo gaat?
De hele Kamer is er nu wel van overtuigd dat we 1 miljoen huizen moeten bouwen. Ik ben dan ook een beetje geschrokken van de brief die de Minister vandaag om 12.00 uur naar de Kamer heeft gestuurd over de uitvoering van verschillende moties. In de motie-Ronnes/Koerhuis (34 775-XVIII, nr. 19) heeft de Kamer de Minister opgeroepen om de harde plancapaciteit en de middellange- en langetermijnprognose op gemeenteniveau voor 1 april naar de Kamer te sturen. Ik wil graag de toezegging dat we die op gemeenteniveau krijgen en dat die langetermijnprognose echt optelt tot 1 miljoen en die harde plancapaciteit voor de komende twee jaar tot 200.000. Om de woorden van mijn collega Ronnes te gebruiken: locaties en aantallen. Per provincie en van de tien grootste gemeenten kennen we de cijfers al gewoon uit de Primos-prognose en ik wil niet een uitdraaitje van de cijfers die we al hebben. Dat is ook niet waar de motie toe oproept. Ik wil dus de toezegging dat de Minister de motie gaat uitvoeren. Die 1 miljoen huizen staan er echter niet van vandaag op morgen, terwijl we nu wel een groot tekort van ongeveer 200.000 huizen hebben. De gevolgen daarvan zien we buiten. Studenten kunnen geen studentenhuis vinden. Starters moeten langer thuis of in hun studentenhuis blijven wonen en senioren kunnen niet naar een passend huis doorstromen. De opvangen puilen uit: daklozenopvang, vrouwenopvang, ggz-opvang. Voor al die mensen moeten we het grote tekort aan woningen zo snel mogelijk oplossen. Ik heb begrepen dat je met dezelfde tijd en moeite meer tijdelijke dan vaste woningen kunt bouwen. Daarmee kunnen die mensen die daar nu op zitten te wachten sneller een eigen huis vinden. Graag een reactie van de Minister.
Voorzitter, ten tweede het blokje energiebesparing. Het klimaat is belangrijk. Volgens de Staat van de Woningmarkt is betaalbaarheid de belangrijkste reden voor mensen om hun huis energiezuinig te maken. Het is daarom belangrijk dat mensen hiervoor de financiële middelen krijgen. Ten eerste is het dan mogelijk om 5% extra hypotheek te nemen, ofwel als je je huis koopt of als tweede hypotheek. Een andere mogelijkheid is gebouwgebonden financiering. Het regeerakkoord vraagt de Minister dit instrument te ontwikkelen. Wat heeft zij al gedaan en wat gaat zij nog doen?
De corporaties houden zich te weinig aan de afspraken. Het geld is hier geen probleem; er is meer dan genoeg. Dat verschilt wel per corporatie. Er zijn rijkere en er zijn armere. Daarom wil ik dat het mogelijk wordt dat rijkere corporaties de armere gaan helpen, ook buiten hun eigen woningmarktregio. Corporaties moeten wat de VVD betreft bedrijfsmatiger gaan werken en bijvoorbeeld investeren in andere corporaties als die te weinig investeringsruimte hebben. Kan de Minister hierop ingaan? Welke prikkels kan de Minister aanbrengen voor corporaties?
Een eerste prikkel is de afspraak in het regeerakkoord dat we een korting geven op de verhuurderheffing als corporaties verduurzamen. Een tweede prikkel zit in het puntenstelsel. Ik zie echter dat infraroodpanelen niet meetellen in de punten van een onzelfstandige woonruimte en een cv wel, ongeacht of die op gas of niet op gas is. Kan de Minister infraroodpanelen laten meetellen en bijvoorbeeld een cv op gas niet? Het schijnt dat het al kan bij zelfstandige woonruimten en het zou mooi zijn als dat ook zou kunnen bij onzelfstandige woonruimten. Een derde prikkel is dat corporaties kosten van verduurzamen kunnen doorberekenen in hun servicekosten. Ik zie echter dat er onduidelijkheid is over waterlevering. Ik wil daarom dat de Minister afschrijvings- en onderhoudskosten van warmteleveringsinstallaties expliciet opneemt in het Besluit servicekosten. Wanneer kan de Minister dit in een AMvB geregeld hebben?
De voorzitter:
Wilt u afronden?
De heer Koerhuis (VVD):
Ik rond af. Tot slot: hoever zijn corporaties nu op weg naar een gemiddeld energielabel B? De eerste afspraken hierover zijn al in 2012 gemaakt. Er wordt elk jaar weer uitgesteld. De tijd glipt door onze handen heen. Kan de Minister zich ervoor inzetten dat we dit jaar die deadline van nu 2021 niet weer een jaar uitstellen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Dik-Faber namens de ChristenUnie.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ook van mij een puntsgewijze inbreng, want ik had gerekend op een nog kortere spreektijd dan vijf minuten. Dus ik ga erdoorheen.
Ik begin met het VN-Gehandicaptenverdrag dat een paar jaar geleden door deze Kamer geratificeerd is, wat natuurlijk gevolgen heeft voor de bouw en voor de inrichting van de openbare ruimte. Ik denk dat het echt beter kan. Denk aan mensen die slechtziend zijn of mensen die minder mobiel zijn. Daarom juichen wij het actieplan Toegankelijkheid voor de bouw erg toe. Meerdere organisaties zoals Ieder(in), Wij Staan Op! en de Oogvereniging pleiten nu voor een snelle start van het actieplan voor de openbare ruimte. Is de Minister daartoe bereid?
Ook pleiten deze organisaties voor toegankelijkheidsvoorschriften voor nieuwbouw van appartementen. Het actieplan Toegankelijkheid voor de bouw heeft een vrijwillige karakter, terwijl in de bouwregelgeving nog veel te verbeteren is. Het gaat dan bijvoorbeeld om het plaatsen van liften, drempelvrije toegang tot ruimten en een minimale grootte van toilet en badkamer. Adviesbureau RIGO heeft hierover een goed rapport geschreven. Ik vraag de Minister of hij deze toegankelijkheidsvoorschriften voor appartementen overneemt.
Ook is in de bouwregels aandacht nodig voor mensen die slechtziend of blind zijn. In het bouwbesluit is hiervoor weinig geregeld. Denk aan leuningen en markeringen bij trappen. Is de Minister bereid om te onderzoeken hoe de toegankelijkheid voor mensen met een visuele beperking beter geregeld kan worden in het bouwbesluit?
Verder, voorzitter, wil ik nog aandacht vragen voor de seniorencomplexen, in het bijzonder voor de brandveiligheid. Dan gaat het mij niet alleen om seniorencomplexen maar ook om woningen voor mensen met een beperking. Ik kan me eigenlijk wel aansluiten bij vragen die door onder andere de 50PLUS- en de CDA-fractie zijn gesteld.
Tot slot, in 2015 is de verplichte buitenruimte voor de functie wonen met zorg uit het bouwbesluit geschrapt. Ook anderen hoorde ik hier zojuist over spreken. Waarom, vraag ik de Minister. Mensen met een zorgvraag hebben namelijk ook veel behoefte aan een tuin of balkon. Is de Minister bereid om de uitzonderingsbepaling in artikel 4.34 te schrappen?
Dan kom ik bij de verduurzaming van woningen. Echt mijn grote complimenten voor deze Minister dat zij in vier Groningse gemeenten is gestart met het versterken, verduurzamen en gasloos maken van woningen. Groningen moet koploper worden in de energietransitie, in het bijzonder ook de warmtetransitie. Ook in de rest van Nederland is een stimulans nodig. Huiseigenaren hebben vaak onvoldoende financiële armslag om forse verduurzaming te kunnen betalen. Door gebouwgebonden financiering, wat ook in het regeerakkoord is opgenomen, kunnen woningeigenaren die stap wel zetten, omdat het direct via de energierekening wordt gecompenseerd. Vorig jaar nog werd de motie van ChristenUnie en GroenLinks aangenomen om experimenten te starten met de gebouwgebonden financiering bij woningen en bij verenigingen van eigenaren. Helaas is er nog steeds geen start gemaakt, terwijl er wel kansen genoeg zijn om pilots te beginnen. De Kamer heeft onlangs de Wet voortgang energietransitie behandeld. Dit jaar starten ook de proeftuinen voor gebiedsgerichte verduurzaming. Wanneer gaan de experimenten met gebouwgebonden financiering van start?
Ook bij de verenigingen van eigenaren kan gebouwgebonden financiering een oplossing zijn. Ik ken een mooi voorbeeld in Assen, waar een pilot is uitgevoerd. Bewoners en de provincie hebben daar de handen ineengeslagen om het gebouw te verduurzamen, waardoor hun energierekening omlaag is gegaan. Gekozen is voor het serverkostenmodel in combinatie met de garant- c.q. borgstelling door de overheid. Dat was in dit geval de provincie Drenthe en een lening met een looptijd van 30 jaar. Nou, dat zijn echt de mooie voorbeelden. Maar er is echt nog een wereld te winnen. Ik heb begrepen dat verenigingen van eigenaren de bestaande subsidie energiebesparing eigen huis niet kunnen inzetten voor besluitvorming rond verduurzaming. Ziet de Minister mogelijkheden om dit te veranderen?
Ook in de huursector zijn de ambities voor verduurzaming van woningen groot. Ik verwijs daarvoor naar mooie passages in het regeerakkoord. Woningcorporaties zien echter wettelijke belemmeringen, bijvoorbeeld in de Woningwet, waarin een begrenzing is van activiteiten op het gebied van duurzaamheid. Is hier meer ruimte mogelijk? Wordt dit ook betrokken bij de evaluatie van de Woningwet dit jaar? Ik kan aansluiten bij vragen van de CDA-fractie en mogelijk ook van anderen die hierover zijn gesteld.
Voorzitter, tot slot de woningisolatie. Er zijn ook eenvoudige maatregelen voor isolatie die snel terugverdiend kunnen worden, zoals spouwmuurisolatie, maar in Nederland zijn nog zo'n 1 miljoen niet geïsoleerde spouwmuren. Ziet de Minister kansen om isolatie van spouwmuren te versnellen? Zou dit op termijn niet moeten worden verplicht?
Dat waren mijn vragen. Ik zie uit naar de beantwoording. Dank u wel.
De voorzitter:
Een interruptie van de heer Ronnes.
De heer Ronnes (CDA):
Voorzitter, ik ben even op zoek hoever de ChristenUnie wil gaan met de mogelijkheden om de lat hoger te leggen voor de toegankelijkheidseisen. Er is tijdens de vaststelling van het Bbl in relatie tot de nieuwe Omgevingswet een motie door de Kamer aangenomen waarin gezegd is dat voor gemeenten het verdrag voor de toegankelijkheid als minimale basis moet gelden. Dus we kunnen niet onder die grens zakken. Wil de ChristenUnie nog verder gaan? Wilt u de lat hoger leggen dan wat eigenlijk afgesproken is in dat verdrag? Dat is eigenlijk wat ik u hoor zeggen, omdat de grens van het verdrag al geregeld is in het bouwbesluit.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter, ik zit even te zoeken. Natuurlijk, het VN-Gehandicaptenverdrag is verankerd. We hebben dat met elkaar omarmd en het is overgenomen in bouwregelgeving. Dat vind ik goed; daar ben ik blij mee. Tegelijkertijd krijg ik nog signalen dat er in de praktijk nog veel te winnen is. Ik denk dat het allebei waar is. Dus ik zit te zoeken en ik hoop dat het CDA mij wil steunen in die zoektocht. Waar kunnen we zonder weer regels op regels op regels te stapelen er toch voor zorgen dat die toegankelijkheid goed geïmplementeerd wordt? Aan de ene kant hebben we het op papier allemaal goed geregeld – daar ben ik ook van overtuigd – en tegelijkertijd zie ik het in de praktijk nog niet goed genoeg gaan. Mijn vraag aan de Minister is: moeten dingen dan toch niet anders? Het is voor mij echt een zoektocht. Deze Kamer heeft het VN-Gehandicaptenverdrag omarmd. Ik hoop dat we daarnaar blijven zoeken.
De heer Ronnes (CDA):
Ik wil hier even aanvullend op reageren met de opmerking dat ik blij ben dat we het doel delen om de situatie op de werkvloer te verbeteren, zonder dat we aan de voorkant meteen zeggen dat er extra regels moeten komen of dat de lat hoger moet komen te liggen. Daar ben ik blij om en ik deel de zorg die u uitte.
De voorzitter:
Daar hoeft verder geen antwoord meer op te worden gegeven. Dat is een vaststelling. Dank u wel.
Dan geef ik nu het woord aan de heer Grashoff namens GroenLinks.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Voorzitter. We staan voor een enorme opgave op het gebied van klimaat: het invullen van het klimaatakkoord van Parijs op alle sectoren en dus ook in de woningbouw. Die woningbouw staat bij elkaar voor zo'n 20% van ons totale energiegebruik. Het is een heel grote component. De kansen daarin zijn ook heel groot. Het gaat voor een belangrijk deel om het voorzien in wat we noemen laagwaardige warmte. Het is technologisch gezien eigenlijk een van de best mogelijke sectoren om energieneutraal te krijgen.
Met de verduurzaming in de woningbouw vlot het nog niet zo heel erg. Er is voortgang maar het gaat eigenlijk langzaam. Het gaat ook langzamer dan we wilden en dan we hadden afgesproken. Er moet dus een enorme versnelling in komen. Maar als wij kijken naar het totaalbeeld, dan zien wij een kabinet dat voornemens is de STEP-subsidie te laten aflopen eind dit jaar – dat is een subsidie voor woningbouwverenigingen voor verduurzaming – en dat voornemens is een heel klein stukje in de verhuurderheffing terug te laten keren, een veel kleiner deel in financieel volume. We zien dat woningcorporaties een lastenverzwaring van rond 1 miljard boven het hoofd hangt. In casu de slagkracht van onze corporaties neemt af en niet toe. Tegelijkertijd zien we een kabinet dat voornemens is de salderingsregeling voor duurzame energie, die door particuliere eigenaren heel veel gebruikt wordt, af te schaffen. Dat is een heel effectieve regeling als het gaat om verduurzaming van energiegebruik, maar het kabinet wil ervanaf.
Voorzitter, dat alles bij elkaar leidt tot de volgende centrale vraag aan deze Minister. Hoe gaat zij ervoor zorgen dat de ambities die het kabinet heeft op het gebied van verduurzaming en het naleven van het klimaatakkoord ook vertaald worden voor de woningbouwsector in een daadwerkelijke versnelling van die verduurzaming in plaats van dat de optelsom van het kabinetsbeleid is dat het stagneert, dat het nog langzamer verdergaat dan de afgelopen jaren? Dat risico zit er echt in. Dat kan deze Minister natuurlijk keren. We zijn nog aan het begin van de kabinetsperiode. Daar zijn allerlei mogelijkheden voor. Zou de Minister bereid zijn de STEP-subsidie te verlengen? Dat zou een belangrijke stap kunnen zijn. Zou de Minister bereid zijn om met haar collega van Financiën na te denken over betere, sterkere fiscale prikkels om te zorgen dat de verduurzaming tot stand komt? Zou de Minister, zoals door andere woordvoerders naar voren is gebracht, de NEV-regeling willen verruimen zodat ook kleinere vve's daar gebruik van kunnen maken? Is de Minister bereid om af te zien van het onzalige plan om de salderingsregeling af te schaffen, dan wel tijdig een volwaardig alternatief daartegenover te zetten? Dat is vervelend, want in Nederland worden we gek van de om de drie jaar veranderende regels, maar als het dan per se moet van het kabinet, zorg dan voor een volwaardig alternatief. Kan de Minister vaart maken met die experimenten en misschien structureel inbedden van de mogelijkheden voor gebouwgebonden financiering? Mevrouw Dik-Faber heeft daar ook aan gerefereerd.
Voorzitter, dit alles bij elkaar is eigenlijk voor deze Minister een hele grote, maar ook een hele interessante opgave. Is de Minister bereid om de NEN 7125, waarbij we gebiedsgerichte maatregelen ook in de energieprestatie van gebouwen krijgen, wel degelijk snel in te voeren, zodat we op dat vlak ook echt stappen vooruit zouden maken? Dat zou ook al helpen.
Voorzitter, een wereld aan mogelijkheden. Ik hoop dat deze Minister er echt iets van maakt. Ik ben buitengewoon benieuwd naar haar antwoord.
Voorzitter, tot slot: mijn fractie vindt toegankelijkheid een buitengewoon belangrijk punt. De Minister heeft een uitgebreide brief gestuurd over de toegankelijkheid van gebouwen. Het valt me op dat daarbij heel sterk de nadruk ligt op de fysieke toegankelijkheid. Dat lijkt ook wel logisch, maar we hebben ook in toenemende mate het besef dat er sprake is van het aspect van toegankelijkheid waar het gaat om psychische vraagstukken, zoals autisme. Daar is weinig aandacht voor. Zou de Minister daar nog op in kunnen gaan?
Overall, vraag ik mij af of het nu echt snel beter wordt of dat het met die brief toch zo is dat er uiteindelijk veel aan de markt wordt overgelaten en er niet zo heel veel voortgang geboekt wordt? Is het papier niet wat geduldig?
Voorzitter, daar wil ik het voor dit moment bij laten. Ik ben buitengewoon benieuwd naar het antwoord van de Minister.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Ik zie verder geen interrupties. Hoeveel tijd denkt de Minister nodig te hebben? Een kwartier? We lopen de kans dat we tussendoor naar de plenaire zaal moeten, maar we schorsen in ieder geval voor een kwartier.
De vergadering wordt van 14.50 uur tot 15.05 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan verder met het algemeen overleg over de bouwregelgeving en energiebesparing. Het kan zijn dat we straks moeten schorsen, zoals reeds aangekondigd. Ik stel maximaal twee interrupties per fractie voor. Het woord is aan de Minister voor de beantwoording.
Minister Ollongren:
Dank u wel, voorzitter. Er zijn vandaag veel verschillende onderwerpen geagendeerd. Ik zal proberen om ze in een logische volgorde te behandelen, te beginnen met verduurzaming, in eerste instantie van de huursector. Overigens dank voor de veelheid aan vragen die in korte tijd zijn gesteld.
Er is bij corporaties veel aandacht voor verduurzaming. Hoe kunnen de corporaties verder gestimuleerd worden om sneller vooruitgang te boeken bij de verduurzaming van hun bezit? Is er voldoende budget voor? Zijn er nog andere maatregelen denkbaar? Terecht is geconstateerd dat corporaties in het verleden achterbleven bij het realiseren van de doelstellingen. Dat was aanleiding voor verdergaande maatregelen in de vorm van verplichtingen, althans om daarover na te denken. De Kamer heeft er met mijn voorganger over gesproken naar aanleiding van de verschillende scenario's en financiële effecten die hij in juli van het vorige jaar naar de Kamer stuurde. Inmiddels is Aedes met een aanvullend pakket gekomen, en daar ben ik blij om. Het pakket is door de borgingscommissie geaccepteerd. Natuurlijk blijf ik met Aedes in gesprek over de voortgang. Ik kijk ook uit naar de resultaten van de Woonagenda, waarin is afgesproken dat de corporaties in 2018 plannen maken voor een CO2-neutrale voorraad, op termijn natuurlijk. We spreken echt over een wat langere periode, want geheel CO2-neutraal zou pas in 2050 gerealiseerd kunnen worden.
Parallel starten wij, conform de kabinetsambitie, de komende maanden gesprekken over het nieuwe klimaatakkoord. En daar zal de corporatiesector natuurlijk ook voor worden uitgenodigd. Ik heb er alle vertrouwen in dat ze die uitnodiging zullen accepteren. We zullen aan verschillende tafels met verschillende belanghebbenden en betrokkenen bekijken hoe we de heel ambitieuze doelstellingen uit het regeerakkoord kunnen gaan realiseren. Een instrument als verevening tussen de rijkere en armere corporaties is iets wat daar kan worden besproken, zeg ik tegen de heer Koerhuis. Naar verwachting zal daar ook aan de orde zijn welk flankerend beleid wenselijk of nodig is, of er verplichtingen nodig zijn en wat financieel haalbaar is. U zult op korte termijn worden geïnformeerd over de kabinetsinzet voor het akkoord. Er zal ook een tafel, een commissie of hoe het precies ook heet voor de gebouwde omgeving komen. Ik denk dat we ons allemaal realiseren dat daar heel veel resultaat kan worden behaald, hoewel het tot nu toe weerbarstig is gebleven. Laten we eerst zien dat ze aan de slag gaan. De ambities die in het regeerakkoord staan, zullen we via de betrokkenheid van al die partijen proberen te realiseren. Volgens mij verschillen we daarover niet van mening, maar het moet wel gebeuren. Dat ben ik met iedereen eens die daarover gesproken heeft.
Er zijn van diverse kanten vragen gesteld over het FEH en de STEP voor de financiering. Een van de vragen was of STEP kan worden verlengd en of FEH voor STEP kan worden ingezet. Zoals u weet, is FEH wat ongebruikt gebleven. Ik kijk op dit moment naar een alternatieve aanwending. Het besluit daarover kan pas vallen bij de Voorjaarsnota, dus daar zal ik later op moeten terugkomen. Daarnaast werk ik aan de vormgeving van de vermindering van de verhuurderheffing voor verduurzaming, zoals aangekondigd in het regeerakkoord. De uitwerking daarvan loopt normaliter gewoon mee in het Belastingplan. Dat ziet de Kamer tegen die tijd tegemoet. Ik denk dat er een soepele overgang van de STEP naar de aftrekmogelijkheid in de verhuurderheffing kan worden gerealiseerd. Daarmee is verlenging niet nodig, want dan zouden instrumenten elkaar gaan overlappen.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Als ik het goed begrijp, behelst de totale financiële omvang van de beperking van de verhuurderheffing naar schatting een bedrag in de ordegrootte van 150 miljoen. De vorige periode was met STEP een bedrag van 400 miljoen gemoeid. Kloppen die cijfers of zit ik ernaast? Dit zou betekenen dat de financiële ambitie nadrukkelijk naar beneden gaat in plaats van omhoog. Hoe verhoudt zich dat tot de lastenverzwaring waar Aedes ons in een brief op wijst? Daarin verklaart Aedes dat zijn financiële armslag verder beperkt wordt.
Minister Ollongren:
Ik realiseer me dat er meer kwesties spelen die de ruimte bepalen voor de corporaties voor verduurzaming, maar staat u mij toe dat ik dat allemaal op een rijtje zet, ook in overleg met de corporaties. Als u het voorstel van het kabinet kent, kunt u daarover met een eindoordeel komen.
De voorzitter:
Ik zie nog een aanvullende interruptie van de heer Ronnes.
De heer Ronnes (CDA):
Ik hoor dit even aan. De Minister zegt: de STEP-regeling wordt afgebouwd waar tegenover staat dat er ter financiering een aftrek in de verhuurderheffing komt. Kijk, de STEP-regeling wordt op een bepaalde manier gevuld. Daarnaast is er een bedrag voor de verhuurderheffing. Het is dus wel relevant om te weten wat er achter dat verhaal schuilgaat: hoe is het bedrag waarvan de aftrek plaatsvindt, opgebouwd? Is dat een sigaar uit eigen doos van de corporaties of betekent het dat het op een andere manier wordt neergezet?
Minister Ollongren:
Ik heb al toegezegd dat ik het natuurlijk allemaal op een rijtje moet zetten. Wat we uiteindelijk graag willen, is dat de corporatiesector flink gaat verduurzamen. Wat in overleg met de corporaties en met de vormgeving straks moet worden bekeken, is of daar dan voldoende armslag voor is. Op het totaalplaatje kom ik graag terug als we dat hebben uitgewerkt.
De voorzitter:
Ik zie ook nog een interruptie van mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dit AO heet Bouwregelgeving en energiebesparing, maar eigenlijk krijgen we op alle vragen over energiebesparing bij de corporaties maar één antwoord: wacht u nog maar even af. Dat vind ik een beetje gek, gezien het feit dat we nu een vergadering over die energiebesparing hebben. Een van mijn vragen ging over het Waarborgfonds Sociale Woningbouw en daar zou ik graag een antwoord op krijgen. Het WSW heeft verklaard dat het voor 40% van de corporaties financieel onmogelijk is om hierin te investeren. 128 van de 329 corporaties in vooral de Randstad en in Limburg zouden financieel in de problemen komen. Als we naar de Woningwet en het BTIV kijken, dan zien wij de mogelijkheid om niet-DAEB-activiteiten subsidie te geven. Ziet de Minister ook het probleem dat corporaties de ruimte niet hebben? Is zij bereid om aanvullend op wat er nu gereserveerd is als beperking van de verhuurderheffing te kijken naar mogelijkheden om corporaties meer ruimte te geven voor verduurzaming?
Minister Ollongren:
Het allerbelangrijkste voor mij is de verduurzaming. Volgens mij verschillen mevrouw Beckerman en ik daarover niet van mening. De corporaties hebben zich ook verplicht om te verduurzamen. Er zijn met hen gewoon afspraken gemaakt. Ik leg de bal voor een deel dus ook wel bij de corporaties. Tegelijkertijd erken ik ook dat er natuurlijk knelpunten zijn die wij moeten oplossen. Bovendien zitten wij in een transitie van een instrument dat er nu is naar een instrument dat we aan het inregelen zijn en waarvan ik zei: dat komt bij het Belastingplan. De afspraken staan, de ambities staan, maar voor de uitwerking vraag ik u om even te wachten totdat we datgene wat in het regeerakkoord is afgesproken, ook kunnen meenemen. Ik heb u goed gehoord. U zegt: wij zien dat er nu een bepaalde financiële ruimte is en wij maken ons zorgen dat die straks misschien beperkter is. Staat u mij toe dat ik in overleg met de corporaties bekijk welke knelpunten er zijn. En daar kom ik op terug.
De voorzitter:
Dat lijkt me helder. Ik stel voor dat u uw beantwoording voortzet.
Minister Ollongren:
Ja, dank u wel. Mevrouw Beckerman, maar ook de heer Kops van de PVV vroeg naar de lagere inkomens in relatie tot de stijgende energiebelasting voor huurders. Bij de behandeling van de begroting van BZK heb ik daarover het een en ander gezegd. We hebben gezegd dat in het regeerakkoord is gekeken naar het totaalbeeld in de koopkrachtontwikkeling. Er is niet naar de energiekosten en apart naar een andere plus of min gekeken. Het gaat om de totale koopkracht. Aan de ene kant zit er een plusje en aan de andere kant een min, maar over de hele linie is er een plus geconstateerd. Dat is het allerbelangrijkste. Eind oktober van dit jaar krijgt de Kamer meer informatie van mijn collega Wiebes, die naast het gemiddelde beeld voor huishoudens ook zal kijken naar de ontwikkeling van de energierekening voor specifieke inkomensgroepen en huishoudens. Wiebes heeft dat al aan de Kamer toegezegd. Wat relevant is voor hier, is dat hogere woonlasten ook kunnen worden bestreden met energiebesparing. Een duurzame en voor mensen zo comfortabel mogelijke woning zou je kunnen doorberekenen. Dat doen niet alle corporaties. Het Woningwaarderingsstelsel beperkt ook de mate waarin dat kan gebeuren.
Voorzitter. Er is gevraagd naar de evaluatie van de Woningwet, die er in de eerste helft van dit jaar aankomt. Misschien moeten we die evaluatie gewoon afwachten om te kijken wat de relevante elementen daarin zijn.
De heer Ronnes (CDA):
Het is wel de uitdrukkelijke wens van het CDA om het een evaluatie te laten zijn die breder gaat dan alleen: wordt er gedaan wat is afgesproken? Het moet ook gaan om de uitdagingen die we met elkaar op die woningmarkt hebben. Worden die opgepakt? Mijn verzoek aan de Minister is om bij die evaluatie dat aspect duidelijk mee te wegen.
Minister Ollongren:
Als ik tegen de heer Ronnes zeg dat de evaluatie van de herziening van de Woningwet zich vooral richt op effecten en praktijkervaringen van de wet, stel ik hem daarmee dan gerust?
De heer Ronnes (CDA):
Voor een deel wel. Maar het gaat mij ook om het volgende. De verduurzaming is een aspect dat er anders voorstaat dan ten tijde van de vaststelling van de Woningwet. We hebben ook de huisvesting van de zorgvoorzieningen. Daar is een behoorlijke wijziging in geweest. Er is een rol voor corporaties om te voorzien in dat type woningen. Kunnen de uitdagingen die daar liggen, worden gerealiseerd met de Woningwet die toen is vastgesteld? Als dat punt erin verankerd zit, ben ik tevredengesteld.
Minister Ollongren:
Ja. Er is goed genoteerd wat de heer Ronnes zegt. We zullen kijken of de evaluatie daaraan voldoet.
De heren Ronnes en Koerhuis vroegen naar de mogelijkheid om het Besluit servicekosten aan te passen, zodat duidelijk wordt dat de kosten van warmteleveringsinstallaties via de servicekosten in rekening kunnen worden gebracht. Dit is een bekend probleem. Ook ik vind het belangrijk dat daar duidelijkheid over komt. Ik ben bereid dat in het Besluit servicekosten aan te passen.
Voorzitter. Diverse leden hebben gesproken over de gebouwgebonden financiering. Dat is inderdaad een voornemen dat in het regeerakkoord staat. Het is iets wat al langer wordt bekeken en bestudeerd. Ik proef enig ongeduld bij sommige leden en ik kan me dat ongeduld ook wel voorstellen, ook omdat er van de kant van de Kamer al meermalen aandacht voor is gevraagd. Er is natuurlijk al het een en ander in het land gedaan, ook experimenteel. We kennen Stroomversnelling. De VNG en de banken hebben zich erover gebogen. Ik denk dat we nu op een moment zijn aangekomen om te bekijken hoe we het op grotere schaal in de praktijk kunnen gaan brengen en gaan toepassen.
Namens de ChristenUnie werden voorbeelden genoemd. Ik denk dat het belangrijk is dat we die voorbeelden kennen, maar de crux van de gebouwgebonden financiering zit natuurlijk in die overdraagbaarheid. Wat gebeurt er als een woning wordt verkocht? Dat is juridisch wel ingewikkeld. Hoewel er goede voorbeelden zijn, blijkt het best complex. Er zijn ook andere ideeën. Daarnet werd de zogenaamde baatbelasting genoemd. Al dat soort voorbeelden en initiatieven draagt bij aan de denkkracht en de creativiteit die nodig is om de transitie te maken naar een situatie waarin gebouwgebonden financiering op wat grotere schaal gaat gebeuren. Aan die baatbelasting zitten overigens haken en ogen, want de Gemeentewet biedt eigenlijk geen ruimte om baatbelasting te benutten als vorm van gebouwgebonden financiering. Zolang dat zo is, is het gewoon juridisch onmogelijk om het instrument op die manier toe te passen. Dat zou dus een wetswijziging vereisen.
De voorzitter:
Toch een interruptie van mevrouw Dik-Faber.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik ben blij om te horen dat de gebouwgebonden financiering de aandacht heeft van deze Minister. Ik kan verklappen dat er bij een andere commissie intussen een fanclub is ontstaan van Minister Wiebes, mijzelf en collega Agnes Mulder. Het is goed dat het ook in deze commissie aan de orde wordt gesteld. De Minister zegt: wij staan op het punt om op te schalen. Ook in de commissie EZK is dit een belangrijk punt, maar ik zoek naar het moment. Wat heeft de Minister vanuit de Kamer en andere partijen nodig om tot die opschaling te komen? Ik noemde het voorbeeld van de vereniging van eigenaren in Assen, die een fantastisch model heeft ontwikkeld. Als alle verenigingen van eigenaren dat zouden doen – volgens mij zijn er geen wettelijke belemmeringen – dan hebben we echt al een enorme stap gezet.
De voorzitter:
En uw vraag?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Mijn vraag is: mooie woorden van de Minister, sluit u aan bij de fanclub. Wanneer gaat die opschaling er komen? Hoe gaan we dat doen?
Minister Ollongren:
Dan verwijs ik terug naar mijn eerste woorden. Ik voel uw ongeduld, dat ik deel met collega Wiebes, met wie ik hierover gesproken heb. We trekken echt aan dezelfde kant van het touw. Volgens mij heb ik al eerder toegezegd dat ik de Kamer voor 1 juni een brief zal sturen. Wat mij betreft is dat de opmaat voor hoe we het dan ook echt gaan doen. Nogmaals, we komen ook juridische haken en ogen tegen, die ongetwijfeld ook onderdeel van de brief zullen zijn. Het komt uw kant op.
Dan de vraag die mevrouw Dik-Faber zonet herhaalde over de Subsidie energiebesparing eigen huis. Zijn er mogelijkheden om het te veranderen dat die subsidie niet kan worden ingezet voor verduurzaming? Het is een subsidie voor vve's die twee of meer isolerende maatregelen nemen. Daarnaast biedt de regeling subsidie voor advies- en proceskosten voor energiebesparing voor vve's. Verder is er subsidie voor een nul-op-de-meterverbouwing of verbouwing die verdergaat richting aardgasvrij. We zijn bezig om de regeling te vereenvoudigen, zodat vve's met alleen een energieadvies al subsidie kunnen krijgen. Die dubbeling gaat eruit. De vereenvoudiging voor subsidie voor advies gaat volgens de planning al in april van dit jaar in.
Van de kant van de ChristenUnie werd ook gevraagd of er andere, eenvoudige maatregelen voor isolatie zijn die snel terugverdiend kunnen worden. Ik meen dat mevrouw Dik-Faber de spouwmuurisolatie noemde. Er zijn veel woningen die dat nog niet hebben. Ik versnel de isolatie van spouwmuren en andere goede maatregelen op dit moment al. Verder wil ik dit ook betrekken bij het klimaatakkoord om te kijken hoe wij kunnen zorgen voor verdere versnelling van isolatie.
Er is een aantal vragen gesteld over de woningbouwproductie. Het staat misschien formeel niet op de agenda, maar er zijn een paar vragen over gesteld, dus ik wil er wel wat woorden aan wijden.
De voorzitter:
Wij moeten deze vergadering even schorsen vanwege verplichtingen elders.
De vergadering wordt van 15.25 uur tot 15.51 uur geschorst.
De voorzitter:
Hoewel de schorsing iets korter duurde dan verwacht en nog niet alle leden aangeschoven zijn, stel ik voor om toch maar te hervatten, ook gezien de plenaire stemming die straks nog zal plaatsvinden. Ik geef de Minister graag het woord voor de voortzetting van haar beantwoording.
Minister Ollongren:
Voorzitter. Ik ga graag door. Ik heb nog een paar vragen over verduurzaming niet beantwoord. Daarna wil ik het blokje «brandveiligheid» behandelen, gevolgd door een blokje met een aantal andere thema's.
Ik had nog geen antwoord gegeven op de vraag van de heer Grashoff over de salderingsregeling voor zonnepanelen. Dat is overigens een verantwoordelijkheid van mijn collega van EZK. In het regeerakkoord is opgenomen dat de regeling moet worden omgevormd tot een nieuwe regeling. Die nieuwe regeling moet ervoor zorgen dat zonnepanelen in voldoende mate worden gestimuleerd. Het is dus niet een kwestie van een stopzetting, maar van een transitie. Ik verwijs naar de uitwerking door de Minister van EZK.
De heer Koerhuis vroeg of infraroodpanelen kunnen worden meegeteld in het woningwaarderingsstelsel. Ze kunnen meetellen bij zelfstandige woningen, maar niet bij onzelfstandige woningen. Er wordt gewerkt aan een nieuwe bepalingsmethode in verband met de invoering van een norm voor bijna-energieneutrale gebouwen. Die moet gereed zijn in het jaar 2020. Op basis van de nieuwe methode en de hiermee bepaalde energieprestatie zal worden bepaald wat de relatie is met het woningwaarderingsstelsel. Met andere woorden, we gaan ernaar kijken, meneer Koerhuis.
Mevrouw Van Eijs van D66 heeft geïnformeerd naar het NEF, het Nationaal Energiebesparingsfonds. Met leningen en een subsidieregeling is er nog geld beschikbaar voor de verduurzaming van vve's. Met het NEF kijk ik graag in hoeverre de leningen voor vve's verder verbeterd kunnen worden, bijvoorbeeld door langere looptijden.
Tot slot in het blokje «verduurzaming» beantwoord ik de vraag van de heer Grashoff en mevrouw Van Eijs over de NEN-norm 7125. De vraag was of we die norm niet nu al zouden kunnen invoeren. Ik zou de norm snel willen invoeren, maar het moet natuurlijk ook wel zorgvuldig gebeuren. Bij de NEN 7125 zijn alle beleidsregels ten aanzien van allocatie uit de methode gehaald, zodat de norm niet voldoet aan het nu geldende locatiebeleid. In deze norm kan verduurzaming van landelijke en lokale gas-, elektriciteits- en warmtenetten worden gealloceerd aan specifieke gebouwen zonder afstandslimiet. Ik ben voornemens om alle beleidsregels over energieprestatie, dus ook over het allocatiebeleid in de bouwregelgeving op te nemen. Ik wil daar in overleg met mijn collega van EZK dit voorjaar een besluit over nemen, zodat dan duidelijk wordt welk allocatiebeleid zal gelden vanaf 2020. Dat betekent, zoals ik ook in de Kamerbrief heb opgenomen, dat het beleid ten aanzien van allocatie tot dan ongewijzigd blijft. Ja, het moet veranderen, maar het moet wel zorgvuldig gebeuren. Vandaar dat het ook tijd kost.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik snap dat de Minister hier in het voorjaar nog op terug wil komen in het kader van de samenhangende bouwregelgeving, maar wat kan het probleem zijn om dat vervolgens in 2019 te laten ingaan in plaats van nog weer een jaar later, waarbij je weer een halve kabinetsperiode verder bent?
Minister Ollongren:
Het gaat over zorgvuldigheid, het gaat erom dat je de markt niet te vaak met forse wijzigingen wilt confronteren, want dat zou dan ook het geval zijn. In verband met de invoering van nieuwe BENG-eisen wordt een nieuwe bepalingsmethode voor de energieprestatie van gebouwen ontwikkeld. Die geldt ook per 1 januari 2020. Je wilt niet met periodes van één jaar tussentijds normen wijzigen. Dat levert in de praktijk heel veel problemen op. Het argument van niet te veel wijzigingen voor korte periodes is aan de orde, maar het belangrijkste is dat de veranderingen en verbeteringen in zowel de gewijzigde norm als de huidige norm moeten worden gebundeld en meegenomen in de nieuwe bepalingsmethode NTA 8800. De afkortingen vliegen je hier om de oren.
Voorzitter. Ik kom op vragen die onder anderen door de heer Krol van 50PLUS zijn gesteld over de brandveiligheid van seniorengebouwen en andere gebouwen. De heer Krol suggereerde dat gemeenten gebouweigenaren moeten manen en veel meer aandacht moeten hebben voor de brandveiligheid, vooral bij seniorencomplexen. Hij vroeg mij om dat bij de VNG te benadrukken. Dat vind ik een goed idee: ik wil dat graag bij de VNG bespreken. De gemeenten moeten natuurlijk zelf bepalen hoe ze dat doen, maar ik zal het bij de VNG neerleggen en het vervolgens aan de gemeenten overlaten hoe ze daar vorm aan willen geven.
Hij vroeg ook aandacht voor de kwestie van de scootmobielen in de vve's. In het actieplan Toegankelijkheid heb ik daar aandacht aan besteed en ik weet dat de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie in haar nieuwe modelreglement er specifiek aandacht voor heeft. Een vve is in principe verplicht om toestemming voor plaatsing van een scootmobiel in de gemeenschappelijke ruimte te geven, maar er kunnen ook andere belangen spelen, bijvoorbeeld dat er vrije vluchtroutes moeten zijn bij brand. En dan kan zo'n vve-bestuur zeggen: dit kan helaas niet. Met de aandacht in het nieuwe modelreglement dat in het begin van dit jaar is gepubliceerd, verwacht ik dat er meer aandacht en meer begrip en daarmee praktische oplossingen voor deze kwestie zullen komen.
Een andere suggestie van de heer Krol was om verplichte brandoefeningen te houden in seniorencomplexen. Het is natuurlijk ontzettend goed en heel belangrijk dat er brandoefeningen worden gehouden. Ik zou dat niet direct verplicht willen stellen, maar wel willen stimuleren en dat met partijen willen bespreken.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Krol. Ik vraag de Minister om haar microfoon uit te zetten tijdens interrupties, opdat de camera's goed gericht worden.
De heer Krol (50PLUS):
Dank voor alles wat de Minister nu zegt. Zou zij ons op de hoogte willen houden? Die scootmobielen zijn natuurlijk een relatief nieuw probleem en het worden er steeds meer. In een paar jaar gaat het van 300.000 naar 600.000. Ik ben geïnteresseerd in hoe de besprekingen van de Minister vorderen. Kan zij ons daarvan op de hoogte blijven houden?
Minister Ollongren:
Misschien is het dan goed om af te spreken dat ik terugkom op het hele complex van brandveiligheid in seniorencomplexen. Dat moet natuurlijk niet te snel, want we moeten er goed zicht op hebben. Ik kom erop terug; prima.
Mevrouw Dik-Faber vroeg meer in het algemeen aandacht voor brandveiligheid, ook bij woningen voor mensen met een beperking. De brief en het actieplan daarover gaan aan de ene kant over bouwkundige kwaliteit en aan de andere kant over maatregelen voor mensen met een zelfredzaamheidsbeperking. Het gaat dan om maatregelen die mensen zelf kunnen nemen in hun eigen woning. Het is belangrijk dat er zwaardere eisen zijn voor bijvoorbeeld rookdoorgangen in nieuwbouw, zelfsluitende deuren en rookmelders. Dat zijn echt zware eisen, die ook echt verplichtend zijn. Het zijn belangrijke stappen.
Daarnaast hebben Aedes en ActiZ een checklist ontwikkeld voor zelfstandig wonen en brandveiligheid. Die kunnen gebouweigenaren gebruiken om zelf maatregelen te nemen, gericht op de specifieke doelgroep in het gebouw. Het Ministerie van BZK werkt samen met betrokken organisaties, zodat ook de voorlichting, de kennisverspreiding en een nadere studie naar eventuele risico's en gedragsinterventies op orde zijn. We werken ook samen met het Ministerie van VWS om ook de gemeenten te bereiken. Het moet natuurlijk allemaal lokaal gebeuren. Ook de gemeentemedewerkers moeten weten wat ouderen en zelfstandig wonende mensen met een beperking nodig hebben op het gebied van brandveiligheid en bijvoorbeeld valpreventie. Dit najaar zal er samen met Brandweer Nederland een bijeenkomst worden georganiseerd om dit soort dingen met elkaar te bespreken.
Mevrouw Beckerman vroeg of ik herkende dat er een toename is, die de verzekeraars zouden hebben geconstateerd. Dat klopt. Dat is ook precies de reden dat ook het Ministerie van BZK samen met de partijen die ik net noemde aan de slag is gegaan. Dat is ook opgenomen in het actieplan Toegankelijkheid.
De heer Ronnes zei dat er bij seniorencomplexen wel eisen worden gesteld bij nieuwbouw, maar hij vroeg zich af hoe het zit bij verbouw, bij transformatie. Een gemeente kan nu al zwaardere eisen stellen. Als een gemeente van oordeel is dat een bestaand seniorencomplex niet brandveilig genoeg is, dan kan de gemeente daaraan eisen stellen. Dat kan met een aanschrijving op basis van artikel 13 van de Woningwet. Samen met de brandweer en de gemeenten bezie ik nog hoe deze wettelijke mogelijkheid nader vorm kan worden gegeven in het toekomstige Besluit bouwwerken leefomgeving onder de Omgevingswet. Dat geldt dan ook voor verbouwingen en transformaties. Daarnaast kunnen de gemeenten in hun woonvisies een hogere urgentie benoemen voor het brandveilig maken van sociale huurwoningen, verzorgingshuizen, voormalige tehuizen, enz. Onder andere met de gemeente Rotterdam voer ik hier een gesprek over.
De voorzitter:
Meneer Ronnes, ik meen dat u al twee keer geïnterrumpeerd hebt. Is het een aanvullende vraag?
De heer Ronnes (CDA):
Het gaat om een aanvullende vraag. De Brandweeracademie heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar wat de oorzaken en mogelijke oplossingen kunnen zijn. Is er ook gekeken naar datgene waar de Minister mee bezig is? Zijn de ervaringen die in die onderzoeken naar voren zijn gekomen, voldoende verwerkt in de oplossingsrichtingen die de Minister voorstaat met nieuwe regelgeving?
Minister Ollongren:
Ik ga daarvan uit. Maar u stelt de vraag, dus ik zal voor de zekerheid laten nagaan of dat het geval is. We werken heel intensief samen met partijen, dus ik ga ervan uit dat dit erbij betrokken is.
De heer Ronnes (CDA):
Dit is best wel urgent, omdat het de veiligheid van mensen betreft. Heel veel van wat we nu bespreken, voorzien we in het nieuwe Bbl, de vervanger van het Bouwbesluit. Maar dan spreken we over 2021. Tussen 2021 en nu zit nog wel wat tijd. Ik zou in overweging willen geven of in het licht van de noodwet waar we het ooit over gehad hebben of op een andere wijze vooruitgelopen kan worden op die Omgevingswet. Ik weet dat het ingewikkeld en moeilijk is, ook qua timing, maar sommige dingen zijn nu eenmaal urgent. 2021 lijkt dichtbij, maar is toch ook wel weer ver weg als het over veiligheid gaat.
Minister Ollongren:
Misschien mag ik dan nu in de rebound op de vorige interruptie van de heer Ronnes zeggen dat het onderzoek betrokken is bij deze uitwerking en voorstellen. Zijn tweede punt begrijp ik heel goed, maar we komen nog met elkaar te spreken over hoe we dit in wetgeving willen vastleggen. Kenmerk van de wetgeving waar we gezamenlijk aan denken, is dat zij snel moet kunnen. Ik ben zeker bereid om te kijken of dit daarbij kan worden betrokken als het toegevoegde waarde heeft.
De heer Ronnes heeft ook gevraagd naar legionellabesmetting. Ik dacht dat hij in zijn vraag zei dat er door ISSO aanbevelingen aan de Minister zijn gedaan. Dan moeten wij toch even contact opnemen met ISSO, want ik ben me niet bewust van specifieke aanbevelingen op dit punt. Ik neem de vraag van de heer Ronnes mee om te kijken of dat het geval is of niet.
Ik kom terug bij het punt waar ik daarnet mee wilde beginnen, namelijk de versnelling van de woningbouwproductie. Het is misschien een zijpad voor dit AO, maar het is wel een belangrijk onderwerp. Ik hecht eraan om de hierover gestelde vragen toch te beantwoorden. De heer Koerhuis had het over de toezegging die ik in een vorig AO heb gedaan over de plancapaciteit en de aantallen. Er ligt een motie-Ronnes/Koerhuis voor, waarin mij wordt verzocht de Kamer te informeren over de plancapaciteit en de afspraken die hierover worden gemaakt. We hebben er al eerder over gesproken. Ik ga met de woningbouwregio's in gesprek, want ik wil graag weten of de plancapaciteit voldoende is of niet. De manier waarop ik dat doe, is aan de provincies vragen hoe het zit met de plancapaciteit. Vooral in de gespannen woningregio's praat ik ook met de gemeenten over hun plancapaciteit en hun woningbehoefte. Ik denk dat ik daarmee de heer Koerhuis gerust kan stellen op het punt van de aantallen en de gesprekken met zowel de regio's als de gemeenten waar de woningmarkt zeer gespannen is. Uiteindelijk is het niet een plan dat wij hier vanuit Den Haag over het land heen leggen. Het plan komt in overleg tot stand en moet in totaal tot voldoende woningbouw leiden, ook op basis van de regionale inzichten en behoefte.
De heer Koerhuis (VVD):
In de brief van vandaag staat dat dat eind april in het rapport over de staat van de volkshuisvesting zal worden opgenomen. Ik gaf aan dat de motie toch echt meer vraagt. Kunnen we nog voor 1 april een aparte rapportage van de Minister verwachten naar aanleiding van de motie van collega Ronnes en mijzelf?
Minister Ollongren:
Er wordt aan gewerkt, maar we gaan het niet voor 1 april voor elkaar krijgen om al die gegevens op te halen vanuit de provincies en een flink aantal gemeenten waar die woningmarkt zo gespannen is.
De heer Koerhuis (VVD):
De kleine aanvullende vraag is dan meteen: wanneer wel? De staat van de volkshuisvesting ken ik, dus ik hoop dat de uitvoering van onze motie wel iets meer behelst. Ik hoop dat dat redelijk snel na 1 april komt.
Minister Ollongren:
Ik heb zonet al gezegd dat de motie wordt uitgevoerd. Ik heb ook gezegd hoe die wordt uitgevoerd. Het belangrijkste is dat wij grip krijgen op de plancapaciteit. Waar knelt het echt? Welke oplossingen moeten wij in welke regio en welke gemeente vinden? Ik kom erop terug, want ik weet dat u er grote belangstelling voor heeft, en dat snap ik ook heel goed.
Er zijn een paar vragen over tijdelijke woningen gesteld door mevrouw Van Eijs en de heer Koerhuis. We hebben al vaker met elkaar gezegd dat we moeten zorgen dat die knelpunten, die tekorten in de woningmarkt worden opgelost. Met name in de grote stedelijke regio's is die opgave heel groot. En het kan best wenselijk zijn om naast reguliere woningbouw ook tijdelijke woningen te realiseren. We kennen dat ook uit de praktijk in de steden. Het wordt voor specifieke groepen gedaan. Ik denk aan studenten en mensen die met spoed een woning zoeken. Ik denk ook aan pieken die tijdelijk van aard zijn. Het gebeurt dus wel. Gemeenten, corporaties en huurdersorganisaties kunnen daar onderling ook afspraken over maken. Er zijn dus voorbeelden in het land, bijvoorbeeld in Limburg en Leiden, waar dat gebeurt. Via de bouwregelgeving kan dit verder geregeld worden. Je kunt op onderdelen specifieke eisen stellen die anders en lager zijn dan nieuwbouweisen. Het gaat dan over tijdelijke gebouwen die maximaal vijftien jaar op één plaats staan.
Kortom, ik wil doorgaan met de gesprekken met diverse partijen om te kijken hoe via tijdelijke en flexibele woonoplossingen de druk op de woningmarkt kan worden verlicht. Er zijn natuurlijk ook andere vormen om die druk op de woningmarkt te verlichten door meer aan woonruimtedeling te doen. Ik noem andere huur- en woonvormen, de woonbehoefte van specifieke doelgroepen en die piekmomenten. Ik vind het een goede gedachte en ik zie ook in het land dat het al gebeurt.
De heer Koerhuis (VVD):
Ik begrijp dat het lastig is voor de Minister om aantallen te noemen, maar iedereen is het erover eens dat we één miljoen huizen moeten bouwen en dat het tekort nu rond die 200.000 ligt. Ik zou graag zien dat we er zo snel mogelijk wat aan gaan doen.
Minister Ollongren:
Wij zijn het helemaal eens. Dat moet ook zo snel mogelijk. Het lastige is dat de verschillen heel erg groot zijn. We kennen allemaal de situatie in Amsterdam, die ontzettend knellend is. Daar is eigenlijk een tekort op alle fronten. Daar moet echt wat gebeuren. Hetzelfde geldt voor Rotterdam, maar de problemen zijn totaal verschillend, dus de oplossingen zullen waarschijnlijk ook verschillend zijn. Tegelijkertijd moeten we ook niet uit het oog verliezen dat er ook regio's in Nederland zijn die met een heel andere problematiek zitten. Ik ben net in Groningen geweest. Een heel deel van Groningen, natuurlijk in het bijzonder het aardbevingsgebied, heeft te kampen met leegloop. Ook andere gebieden in het land kampen met bevolkingskrimp. Dat moeten we ook niet vergeten. Ja, het is een heel urgent probleem dat mijn volle aandacht heeft. Ik ga naar al die regio's om te praten over de tekorten en ik zal de Kamer op de hoogte houden van hoe we dat gaan aanpakken, maar het moet echt lokaal en regionaal gebeuren.
De voorzitter:
Ik stel voor dat de Minister doorgaat met de beantwoording. Dit is een onderwerp dat ook al in een vorig AO aan de orde is geweest. Het lijkt me beter om door te gaan met de beantwoording van de gestelde vragen.
Minister Ollongren:
Heel goed dat u mij bij de les houdt, voorzitter. Dank u wel.
De heer Koerhuis vroeg naar de vergunningen en gaf een voorbeeld van een gemeente waar dat allemaal razendsnel gaat. In Nederland is het zo geregeld dat we landelijk weten wat vergunningvrij is. Als het gaat over kleine vergunningen, kunnen gemeenten natuurlijk zelf regelen dat die heel snel worden verstrekt. Als je dat goed en slim doet, is dat een service van de gemeente aan de burger, aan de inwoner. Dat vind ik heel erg goed. Als je op een hoger abstractieniveau naar de landelijke wet- en regelgeving kijkt, dan is het versnellen van procedures van vergunningen onderdeel van de Omgevingswet en van experimenten in het kader van de Crisis- en herstelwet. Op weg – daar is-ie weer, zeg ik tegen de heer Ronnes – in de transitie van de Crisis- en herstelwet naar de Omgevingswet gaan we kijken naar wetgeving om woningbouw te versnellen en te stimuleren. Ik vind ook dat we vooruitlopend op de Omgevingswet moeten kijken of we manieren kunnen vinden om dat inderdaad sneller te doen en daarmee te experimenteren tot het moment waarop die Omgevingswet er ook daadwerkelijk is. Nogmaals, het is uiteindelijk vooral de gemeente die moet zorgen voor een zo efficiënt mogelijke procedure in de richting van haar inwoners.
Voorzitter. Er is een aantal vragen gesteld over het onderwerp «toegankelijkheid». Verschillende sprekers, in ieder geval mevrouw Van Eijs en de heer Ronnes, hebben gevraagd naar het RIGO-advies. In dat advies worden eisen voor appartementen boven de 70 m2 beschreven. Dan gaat het over heel concrete zaken als lift, drempels en afmetingen van ruimtes. Als ik het goed heb begrepen, was de vraag of er voor- en nadelen zitten aan het op projectniveau voor een bepaald percentage van de appartementen verplichten hiervan. Ik zie mevrouw Van Eijs gelukkig knikken. Een belangrijk uitgangspunt van de bouwregelgeving is dat zij landelijk uniform is. Hierdoor weet iedereen vooraf waaraan een bouwplan moet voldoen en wanneer er een vergunning voor wordt verleend. Dat creëert rechtszekerheid voor de initiatiefnemers en het stimuleert de standaardisering en schaal in het bouwproces. Het is natuurlijk heel lastig als je per bouwproject moet afwachten welke eisen, percentages etc. er gelden. Dat zou ook behoorlijk in de kosten gaan lopen. Het is ook heel lastig, gegeven de huidige Woningwet en het huidige Bouwbesluit, om per project door de gemeente te laten vaststellen dat een bepaald percentage aan andere eisen moet voldoen. Dat is juridisch ingewikkeld, om niet te zeggen dat het juridisch gewoon niet kan. U proeft mijn aarzeling om hierin iets te veranderen. Wel wil ik u toezeggen om nog eens goed te kijken naar de door de cliëntenorganisaties genoemde punten. Ik zal de Kamer daarover nog informeren.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik ben heel blij met deze toezegging van de Minister. Zij geeft aan dat zij in gesprek gaat met de organisaties die aan de bel hebben getrokken. Wanneer zal zij de Kamer hierover informeren?
Minister Ollongren:
Ik kan u toezeggen om dat voor de zomer te doen.
Er is door D66, ChristenUnie, CDA en anderen gevraagd naar de toegankelijkheid en openbare ruimte. In de Omgevingswet, die in 2021 in werking treedt, zijn instructieregels voor gemeenten opgenomen. Gemeenten zullen in hun plannen voor de openbare ruimte goed rekening moeten houden met de toegankelijkheid. Het is wel zo dat de gemeenten ook nu in het kader van een goede ruimtelijke ordening aandacht moeten hebben voor de toegankelijkheid van de openbare ruimte. Dus het wordt expliciet geregeld in de Omgevingswet. Dat is nu niet het geval, maar het is, vind ik, wel een lokale verantwoordelijkheid. Ook hiervan zouden we kunnen afspreken dat ik het met de VNG opneem. De VNG is in het kader van de toegankelijkheid een belangrijke bestuurlijke partner.
Er is ook aandacht gevraagd voor de veiligheid van mensen met een visuele beperking. Ik dacht dat het mevrouw Dik-Faber was die vroeg of we juist voor deze mensen ook regels in het Bouwbesluit zouden kunnen opnemen. In het actieplan Toegankelijkheid voor de bouw is afgesproken dat er onderzoek komt naar de knelpunten die het meest worden ervaren. Dat geldt natuurlijk ook voor mensen met een visuele beperking. Afhankelijk van wat het onderzoek oplevert, kunnen we kijken welke oplossingen er nodig zijn. Dan moet je aanpassingen in de regelgeving ook zeker niet uitsluiten.
Dan de buitenruimte bij wonen met zorg. Mevrouw Van Eijs en mevrouw Dik-Faber hebben daar een aantal vragen over gesteld. Ik begrijp dat in 2015 de verplichte buitenruimte bij de woonfunctie in zorg in overleg met de Kamer uit het Bouwbesluit is gehaald. De overweging daarbij was dat er niet bij alle woningen met zorg behoefte is aan zelfstandig gebruik van de buitenruimte. Vandaar dat toen is gezegd: laten we de verplichting tot het altijd realiseren van die buitenruimte schrappen, zodat initiatiefnemers zelf kunnen besluiten of hier wel of geen behoefte aan is en of er wel of niet in moet worden voorzien. Ik ben best bereid om nog eens goed te bekijken of het nodig is om buitenruimte verplicht te stellen, of het uit het Bouwbesluit halen ertoe heeft geleid dat ook in andere gevallen geen buitenruimte beschikbaar is. Soms is er een goede reden voor dat het niet nodig is, maar als uit het overleg blijkt dat het leidt tot minder buitenruimte in gevallen waarin die wel nodig is, dan is dat een ongewenst effect van deze maatregel. Ik ga ermee aan de slag.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Ik ben blij dat de Minister de meerwaarde ervan ziet voor die grote groep die misschien wel behoefte heeft aan een buitenruimte. In hoeverre denkt de Minister dat de enorme druk op de woningmarkt, ook qua geld en vierkante meters, een rol speelt? Wil zij bekijken of er wel voldoende buitenruimte beschikbaar is voor mensen die midden in de stad juist behoefte hebben aan een balkon of een tuintje?
Minister Ollongren:
Ik kan er geen antwoord op geven, dus het lijkt me goed om het mee te nemen. Nogmaals, de intentie was om te kunnen beredeneren wanneer het wel en niet nodig is. De intentie was niet om het gewoon niet meer te doen. Ik neem het mee in de vragen die we gaan stellen.
De heer Grashoff van GroenLinks vroeg of er ook aandacht was voor psychisch beperkten. Hij noemde in dat kader mensen met autisme. Het actieplan betreft inderdaad vooral de fysieke toegankelijkheid van gebouwen, inclusief woningen. Die moet voor alle mensen met een beperking helpen, ook voor mensen met een psychische beperking. Ik begrijp heel goed wat de heer Grashoff zegt: het kan zijn dat daar ook specifieke maatregelen voor nodig zijn. Die groep is wat mij betreft inbegrepen in het actieplan. Ook hier geldt dat ik samen met de collega van VWS, die aan die kant de verantwoordelijke bewindspersoon is, aan de hand van het actieplan ga bekijken of meer specifieke maatregelen nodig zijn.
Een aantal leden heeft gevraagd naar de Wet kwaliteitsborging, die in de Eerste Kamer ligt. In die Eerste Kamer zijn er nog vragen over gesteld. Ik ben goed aan het kijken hoe het beste met die vragen kan worden omgegaan. Ik hoop daarover binnenkort een brief naar de Eerste Kamer te kunnen sturen. Uiteraard wordt u dan ook geïnformeerd.
Voorzitter. Mevrouw Beckerman van de SP vroeg zich af waar mensen heen kunnen als bouwbedrijven fouten maken. Hoe wordt de bouwconsument dan geacht te handelen? Het is natuurlijk een privaatrechtelijke aangelegenheid als er een conflict of een klacht is. Ik noemde net al de Wet kwaliteitsborging, die in de Eerste Kamer ligt. Met die wet wordt de privaatrechtelijke aansprakelijkheid vergroot. Dat betekent dat de bouwconsument via die route zijn of haar gelijk moet halen, om het maar even zo te zeggen.
Mevrouw Beckerman vroeg ook naar de veiligheid van de bouwplaats, naar ik aanneem ook naar aanleiding van een heel betreurenswaardig incident hier in Den Haag. Als het gaat om de veiligheid voor de omgeving tijdens het bouwen wordt op dit moment nagegaan hoe je één centrale partij verantwoordelijk kunt maken voor de veiligheid van en rondom de bouwplaats. Als het gaat om het uiteindelijk realiseren van een gebouw dat voldoet aan de bouwvoorschriften, dan wordt met de Wet kwaliteitsborging ingezet op een betere en helderder verdeling van de verantwoordelijkheid. Het idee is dat een onafhankelijke kwaliteitsborger als centrale figuur de bouwkwaliteit beoordeelt. Aan het eind kan hij verklaren dat voldaan is aan de bouwvoorschriften. Er is dus een betere beoordeling van het ontwerp en van het hele proces.
Mevrouw Beckerman (SP):
Even iets scherper, als het mag. Wat is eigenlijk de aanbeveling van de OVV? Sinds 2006 heeft de raad in verschillende rapporten gezegd: benoem een hoofdconstructeur, maak één iemand verantwoordelijk. De Minister zegt nu – dat is een mooie toezegging – dat daar nu naar wordt gekeken. Komt u daarop terug en, zo ja, wanneer? Wij vinden dit een belangrijk punt.
Minister Ollongren:
Het is, denk ik, het beste om te zeggen dat dit onderdeel uitmaakt van de brief aan de Eerste Kamer, waar ik momenteel aan werk, in antwoord op de vragen en zorgen die daar leefden. Vanaf het moment dat die brief er is, kunnen we hier concreet verder praten over deze vraag.
De voorzitter:
Helder, de Minister gaat door met de beantwoording.
Minister Ollongren:
Voorzitter. Dan de kwestie van het purschuim, waar mevrouw Beckerman zeer terecht aandacht voor vroeg. Zijn er alternatieve isolatiematerialen? Die zijn inderdaad op de markt beschikbaar. Ieder materiaal heeft natuurlijk specifieke producteigenschappen met voor- en nadelen. Ik denk dat het erg belangrijk is dat mensen zich ervan vergewissen welk materiaal ze gebruiken of welk materiaal gebruikt wordt bij de isolatie van hun huis. Op de website van Milieu Centraal kunnen consumenten gemakkelijk dat soort informatie inwinnen, zodat ze een keuze kunnen maken voor het meest geschikte materiaal.
Mevrouw Beckerman (SP):
U heeft vragen over purschuim van mijn fractie gekregen en u heeft daar heel mooi op geantwoord. Ik was daar blij mee. U zei: ik neem het op in het Bouwbesluit, want zoals het nu gaat, gaat het niet goed. Ik vind dat mooi, want dat is echt een zorg die bij ons leeft. Ik heb er vervolgvragen over gesteld. Hoe gaan we om met oudere gevallen, met mensen die al gezondheidsschade hebben opgelopen? Ik heb ook gevraagd hoe wij er in de toekomst voor kunnen zorgen dat beter gehandhaafd wordt. Hoe blij ik ook was met uw toezegging, vind ik dit toch een beetje mager. We maken ons echt zorgen over de veiligheid van dat purschuim. Kan de Minister stimuleren dat er veiliger materialen gaan worden gebruikt? Voor heel veel consumenten is dit een onoverzichtelijke wereld, waarin ze worden geconfronteerd met onveiligheid. Kan de Minister daar zelf actiever op gaan inzetten?
Minister Ollongren:
Ik ben op mijn beurt weer heel blij dat mevrouw Beckerman zoveel aandacht heeft voor deze kwestie. Ik denk dat dat heel goed is, ook voor de mensen die hier last van hebben ondervonden. De wijzigingen in het Bouwbesluit helpen voor de toekomst en dat vind ik heel belangrijk. Wat we gezamenlijk hieraan kunnen doen, is het onderwerp bekendheid geven. Voordat de werkzaamheden worden gestart, moeten consumenten ervan doordrongen worden dat er verschillende opties zijn met voor- en nadelen. Het enige waar ik wel voor waarschuw, is dat ieder materiaal voor- en nadelen heeft. Ik zou niet de suggestie willen wekken dat de andere materialen per definitie beter zijn en geen bijeffecten hebben. Ik vind het het allerbelangrijkst dat er transparantie over is, dat er een beredeneerde keuze is en dat het vervolgens, als er toch voor purschuim wordt gekozen, volgens de in het Bouwbesluit opgenomen regels wordt toegepast. Het gaat erom dat het voldoende bekend is bij de consument en bij de mensen die ermee werken. Daar moeten we samen voor zorgen. En zo'n website als ik net noemde, is daarin belangrijk.
Mevrouw Beckerman heeft gevraagd naar de cv-ketels. 18 december 2017 heb ik de Kamer geïnformeerd over de voortgang van de wettelijke verplichting voor de installateurs. Inmiddels is het wetsontwerp ter consultatie voorgelegd. Ik verwacht dat het in het tweede kwartaal van dit jaar hier bij de Kamer kan worden ingediend. Over de veiligheid van gastoestellen zijn schriftelijke vragen gesteld, die nog door mij en mijn collega voor Medische Zorg en Sport beantwoord zullen worden.
Verdere vragen over de veiligheid van toestellen en het toezicht daarop door de NVWA vallen onder de verantwoordelijkheid van mijn collega voor Medische Zorg en Sport, dus die zijn of worden naar hem doorgeleid.
Mevrouw Beckerman vroeg ook nog naar een uitzending van ZEMBLA over overlast, stof en dergelijke. De uitzending laat wat mij betreft zien dat het heel belangrijk is dat er goed gecommuniceerd wordt en dat een realistische planning wordt gehanteerd als er in woningen wordt ingegrepen. De woningbouwcorporatie die het betrof, heeft achteraf aangegeven dat het beter had gekund. In de wetgeving staan in ieder geval waarborgen voor huurders. Er is een instemmingsvereiste van 70% van de huurders en er is de mogelijkheid van het indienen van een klacht. Het is vervelend en betreurenswaardig. De woningcorporatie heeft toegegeven dat zij het beter had moeten doen. Daar moeten wij en zij van leren.
Mevrouw Beckerman vroeg mij of ik het probleem ken dat nieuwbouwwoningen te laat worden aangesloten op nutsvoorzieningen als gas en elektriciteit. Het valt onder het Ministerie van EZK, maar er zijn wel regels voor. Nutsvoorzieningen als gas en elektriciteit moeten achttien weken na aanvraag door de netbeheerder worden aangesloten. Ik denk dat de kwestie is dat er heel druk wordt gebouwd. We willen nog meer, maar er wordt nu al heel intensief gebouwd. Vermoedelijk gebeurt het dan soms dat die achttienwekentermijn niet wordt gehaald. Dat is ongelofelijk vervelend. De Autoriteit Consument & Markt houdt toezicht op de netbeheerders en ik heb begrepen dat zij een verkennend onderzoek naar de problemen gaat doen.
De heer Ronnes (CDA):
Voorzitter, even een punt van orde als het mag. Het is nu half vijf, het tijdstip tot waarop dit overleg gepland stond. We zitten hier met drie Kamerleden die nu naar een ander overleg moeten. De Minister heeft een aantal punten genoemd waarover ik graag zou doorspreken. Ik stel voor om sowieso een VAO in te plannen. Het is heel rommelig verlopen door externe omstandigheden waar we niks aan kunnen doen. Een volgende keer moeten we toch proberen om de agenda wat beter in te richten. Dat is een oproep aan onszelf.
De voorzitter:
Ik geef als suggestie mee dat we wellicht op een ander moment een tweede termijn kunnen houden. Optie twee is een schriftelijke beantwoording van de openstaande vragen.
De heer Koerhuis (VVD):
Ik stel voor toch een tweede termijn te houden. Als het nu niet kan, dan een keer na het krokusreces.
De voorzitter:
Ik kijk even rond. Het lijkt mij het het beste om in de week na het reces een tweede termijn in te plannen. Het is inderdaad wat rommelig verlopen, maar dat had puur te maken met de plenaire agenda. We kunnen misschien beter nu tot een einde komen van de eerste termijn. Er liggen nog een paar openstaande vragen die we in tweede termijn kunnen meenemen. Zullen we het op die manier doen?
Minister Ollongren:
Prima.
De voorzitter:
Dan gaan we het zo doen. De week na het reces gaan we de tweede termijn in. Ik dank de Minister voor de beantwoording en sluit het algemeen overleg.
Sluiting 16.34 uur.